Starweg - Water Acker - Ruimtelijkeplannen.nl

Bestemmingsplan
Starweg - Water Acker
Gemeente Heemskerk
Datum: 12 augustus 2014
Projectnummer: 100483
IMRO-code: NL.IMRO.0396.BPWateracker2014-OW01
Toelichting
INHOUD
1
Inleiding
3
1.1
1.2
1.3
1.4
Aanleiding
Het plangebied
Te vervangen bestemmingsplan en doelstelling
Leeswijzer
3
4
5
5
2
Planbeschrijving
7
2.1 Huidige situatie
2.2 Het plan
2.3 Motivatie geschiktheid locatie en functioneel programma
7
10
12
3
Beleidskader
16
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal beleid
3.3 Gemeentelijk beleid
16
17
19
4
27
Milieu- en omgevingsaspecten
4.1 Milieu-aspecten
4.2 Omgevingsaspecten
27
39
5
47
Economische uitvoerbaarheid
5.1 Inleiding
5.2 Beoordeling plan
5.3 Conclusie
47
47
47
6
48
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
6.1 Overleg
6.2 Zienswijzen
6.3 Conclusie
48
48
48
7
49
Wijze van bestemmen
7.1 Inleiding
7.2 Algemene methodiek
7.3 Specifieke regeling dit bestemmingsplan
49
49
50
Bijlagen
1 Verkennend bodemonderzoek op een perceel aan de Water Acker te Heemskerk,
HB Adviesbureau, 7 juni 2010
2 Akoestisch onderzoek wegverkeer Starweg - Water Acker, SAB, 18 juni 2014
1
1.1
Inleiding
Aanleiding
Op de hoek van de Starweg - Water Acker ligt een thans onbebouwd terrein. Het
terrein maakt onderdeel uit van de bedrijvenstrook Waterwegen en ligt nabij de
woonwijk Waterakkers-Lunetten, een voormalig tuindersgebied van ca. 56 ha. in het
westen van Heemskerk. Dit gebied is vanaf de jaren ’90 van de vorige eeuw
geleidelijk ontwikkeld tot woonwijk. De hoek Starweg -Water Acker is één van de
laatste percelen die nog niet ontwikkeld is. De reden hiervoor is gelegen in de lastig te
realiseren bestemming die aan het terrein is toegekend. Er was een maatschappelijke
functie voorzien, in een geconcentreerd bouwvolume van aanzienlijke oppervlakte en
hoogte. Oorspronkelijk was het kavel bestemd voor Uit te werken kantoren en
bedrijven. De gedachte bij deze uitwerking was dat er een “organische” overgang van
het zware bedrijventerrein De Houtwegen – via een meer gematigde vorm van
bedrijvigheid aan de Rijkstraatweg (waaronder de waterwegen)- met een bufferstrook
aan de oostzijde van de expeditieweg met Horeca/ Kantoren en Woon-werk-woningen
– en een groen- en waterpartij- naar uiteindelijk het woongebied De Waterakkers.
Er zijn echter sinds de oorspronkelijke planvorming geen (reële) initiatieven geweest
ter realisatie van de bestemming. Het gedachte programma -een omvangrijk gebouw
met een maatschappelijke bestemming- is gegeven de economische omstandigheden
een moeilijk te realiseren bestemming gebleken. Het perceel ligt al enige tijd braak en
geeft een ietwat verwaarloosde indruk.
De Maatschap KHS heeft daarom thans het initiatief opgevat om het gebied te
herontwikkelen in de lijn van de rest van de woonwijk, ofwel met woningbouw in een
verzorgde, dorpse setting. Het idee is om 4 vrijstaande woningen te realiseren.
Daarnaast komen er twee blokken van elk 5 rijenwoningen. Omdat de hoek van dit
perceel de entree vormt van de wijk, wordt wel de mogelijkheid opgenomen
maatschappelijke voorzieningen te realiseren, maar op een kleinschaliger niveau,
namelijk enkel in de plint van het eerste bebouwingsblok komend vanaf de Starweg.
Een dergelijk bescheiden programma zal naar verwachting wel realiseerbaar zijn en
zal een levendige en herkenbare entree van de wijk opleveren. Tevens wordt dan een
bijdrage geleverd aan het voorzieningenniveau van Heemskerk.
Met deze ontwikkeling wordt dit deel aan de woonwijk toegevoegd en het gebied als
geheel op een stedenbouwkundig nette manier afgerond. Het perceel ligt zoals
aangegeven nu braak en heeft nu een onverzorgd en kaal uiterlijk. Deze negatieve
aanblik straalt uit naar de omgeving. Door enkele woningen te realiseren, al dan niet
in combinatie met maatschappelijke voorzieningen, vindt een ruimtelijke verbetering
plaats en wordt een bijdrage geleverd aan het woningaanbod in de gemeente. De
bufferwerking tussen bedrijvigheid aan de Rijksstraatweg en de woonwijk blijft in
zoverre in stand, door de aanwezigheid van een aarde (geluid) wal. Om deze redenen
is het gerechtvaardigd het oorspronkelijk idee achter de strook te verlaten, en op
bescheiden schaal woningbouw toe te staan.
SAB
3
1.2
Het plangebied
Het plangebied bevindt zich in het westen van Heemskerk op de hoek van de Starweg
en Water Acker, nabij de Rijksstraatweg. Zie navolgende luchtfoto’s. Het perceel heeft
2
een oppervlakte van ca. 4.440 m en wordt aan de westzijde begrensd door de Water
Acker, aan de zuidzijde door de Ruyn Acker en aan de noord- en oostzijde door water.
Globale ligging plangebied (ster, links) / omkaderd (rechts) Bron: Google Earth
Waterakkers –in ontwikkeling
SAB
4
1.3
Te vervangen bestemmingsplan en doelstelling
Voorafgaand aan dit bestemmingsplan gold het bestemmingsplan Woongebied II. Ter
plaatse zijn de bestemmingen Maatschappelijk en Verkeer-Verblijfsgebied
opgenomen. Tevens geldt een archeologische dubbelbestemming. Binnen de
bestemming Maatschappelijk is het binnen het aangeduide bouwvlak mogelijk een
gebouw te realiseren ten behoeve van de bestemming, met een maximale
bouwhoogte van 12 meter. Het gebruik van de gronden voor wonen is op basis van
beide bestemmingen niet toegestaan.
Om op deze locatie de gewenste woningbouw mogelijk te maken, dient een nieuw
bestemmingsplan met een nieuw planologisch regime te worden opgesteld. Dit
voorliggend bestemmingsplan heeft tot doelstelling daarin te voorzien. Het voorliggend
bestemmingsplan vervangt, nadat het van kracht is geworden, de vigerende regeling
voor deze locatie.
Uitsnede bestemmingsplan Woongebied II
1.4
Leeswijzer
Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, de planregels en een verbeelding.
De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het
bestemmingsplan. De toelichting geeft aan waaruit het plan bestaat, hoe en wat met
het plan juridisch-planologisch wordt geregeld en geeft de resultaten van het
onderzoek naar de uitvoerbaarheid weer. De toelichting zoals bedoeld in artikel 3.1.6
van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is in navolging hiervan als volgt opgebouwd:
Hoofdstuk 1 is de inleiding. Na de beschrijving van het plan, het plangebied en de
onderbouwing staat in hoofdstuk 2 de onderbouwing van het plan beschreven. In dit
hoofdstuk is tevens een beeldkwaliteitsparagraaf opgenomen. Hiermee wordt
aangetoond hoe het initiatief ruimtelijk ingepast wordt in de omgeving en ook blijkt
hieruit dat de kernwaarden van het gebied niet onevenredig worden aangetast.
Tevens worden er spelregels geformuleerd om te borgen dat een goede ruimtelijke
inpassing ook daadwerkelijk plaatsvindt. In de navolgende hoofdstukken wordt
SAB
5
getoetst of het initiatief uitvoerbaar is. Onderscheiden worden achtereenvolgens een
toets aan het relevante ruimtelijke beleid van diverse overheden, milieu- en
omgevingsaspecten, financieel-economische en tot slot maatschappelijke
uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 7 is een toelichting op de wijze van bestemmen (wat
wordt er geregeld en hoe wordt het geregeld).
SAB
6
2
2.1
Planbeschrijving
Huidige situatie
De woonwijk Waterakkers-Lunetten (in de volksmond Waterakkers) is een voormalig
tuindersgebied in het westen van Heemskerk. De gemeente Heemskerk heeft begin
jaren ’90 een uitbreidingsplan vastgesteld om tot (gefaseerde) transformatie van het
gebied te komen. Het tuindersgebied lag tussen Rijksstraatweg en het centrum van
Heemskerk en werd grotendeels omringd door bebouwing; deze plek was daarom
geschikt voor een meer stedelijke functie.
In 1995 kwam er een plan van Architectenbureau Alberts en Van Huut voor de nieuwe
woonwijk. De voor dit architectenbureau typische ontwerperstaal, waarbij wordt
gewerkt met organische vormen waarbij de mens en zijn leefomgeving uitgangspunt
zijn, lag ook aan Waterakkers-Lunetten ten grondslag. De kozijnkleuren van de
woonwijk stammen af van de elementen vuur, lucht en water. Helaas zijn deze kleuren
voor een deel door bewoners in andere kleuren geverfd. Volgens de architecten is het
element aarde terug te vinden in de vele natuur in Waterakkers-Lunetten. Er kwamen
ook speciale 'klimaathuizen' aan de Pad Acker, met dank aan het WNF. Waterakkers
is een organische wijk geworden met een grillig verloop van zowel gevels als
stratenpatroon. Het grootste deel van de bebouwing bestaat uit laagbouwwoningen,
zowel in de vorm van rijwoningen, twee-onder-één-kapwoningen als geschakelde
patiowoningen en vrijstaande woningen. Omdat er veel overeenkomsten zijn
gerealiseerd in zowel vormgeving, materialisatie, kleur en techniek, ademt
Waterakkers een stedenbouwkundige en architectonische eenheid uit. Met name door
de verbindende waterelementen is er ook ruimtelijke samenhang.
Tegenwoordig is er één huis overgebleven van de oorspronkelijke bebouwing. Dit huis
aan de Pieter Acker is dus het enige niet-organische gebouw in de wijk. Daarnaast
verwijzen ook de straatnamen naar het tuinbouwverleden.
Ontstaansgeschiedenis landschap
Het plangebied ligt op de oostelijke rand van het Hollandse duingebied. Dit duingebied
omvat het huidige strand, alle strandwallen en -vlakten en de duinen die aan de
oostzijde van het strand in Noord- en Zuid-Holland voorkomen (Berendsen 2005). Een
strandwal is een hoger gelegen zandbank en daardoor van oudsher geschikt voor
nederzettingen
Het ontstaan van het duingebied is sterk gerelateerd aan de zeespiegelstijging
gedurende het Holoceen (vanaf circa 9500 voor Chr.). Tijdens een periode van
relatief snelle zeespiegelstijging die tot circa 4500-4000 voor Chr. duurde, bestond de
kust van Nederland uit een uitgebreid waddengebied met zandbanken en -platen die
gescheiden werden door grote getijdegeulen. Dit waddengebied werd gedeeltelijk
afgeschermd van de open zee door een reeks eilanden. Deze eilanden en het
waddengebied werden als gevolg van de alsmaar stijgende zeespiegel geleidelijk
omgewerkt en steeds verder naar het oosten verplaatst.
Vanaf 4500-4000 voor Chr. nam de stijging van de zeespiegelstand sterk af en kwam
de oostwaartse verplaatsing van de eilanden tot stilstand. Vanuit de Noordzee en de
grote rivieren werden grote hoeveelheden zand aangevoerd, waardoor de
getijdengeulen geleidelijk verzandden en de reeks eilanden aan elkaar groeide tot een
SAB
7
strandwal. Achter de strandwallen vond grootschalige veenvorming plaats, waarbij het
Hollandveen Laagpakket werd gevormd (de Mulder et al. 2003). Tot ongeveer 0-100
na Chr. bleef de grote aanvoer van zand in stand waardoor de kustlijn steeds
verder westwaarts uitbreidde. Bij die uitbreiding werden afwisselend strandvlaktes en
strandwallen gevormd. Strandvlakten werden gevormd gedurende perioden (van
tientallen tot honderden jaren) met gemiddeld een kleiner aantal of minder hevige
stormen. Het strand werd langzaam breder en op de hogere delen die alleen tijdens
springvloed en zware storm onder water stonden kon zich vegetatie (gras en struiken)
vestigen en vormden zich kleine solitaire duinen. In perioden met meer en/of hevigere
stormen werd het door de zee aangevoerde zand boven de vloedlijn op het strand
hoog opgeworpen in een rug, een strandwal. De gebieden tussen de strandwallen
waren natter en minder geschikt voor nederzettingen.
Het dorp Heemskerk is gelegen in de regio Midden Kennemerland en vermoedelijk
e
ontstaan in de 10 eeuw (mogelijk eerder) op de zuidzijde van zo’n strandwal. Het
gaat om een ovaal gebied dat geflankeerd wordt door twee wegen, die in het zuiden
uiteen gaan en noordelijker weer tezamen komen. De wegen die het oorspronkelijke
gebied ontsloten zijn respectievelijk de Kerkweg (zuidwest) en de Oosterweg
(noordoost). Heemskerk was oorspronkelijk in feite een kerkbuurt waaromheen
diverse buurtschappen lagen, zoals Molenbuurt, Hoogdorp, Oosterzijde, etcetera.
Deze zijn in de loop der tijd aan elkaar gegroeid tot het huidige Heemskerk.
Van oorsprong is Heemskerk (lees de verschillende buurtschappen en kerkbuurt) een
e
agrarische nederzetting, waar later (begin 20 eeuw) de bloembollen - en
aardbeienteelt tot ontwikkeling zijn gekomen. De veldvruchten werden veelal
verhandeld op de veiling in Beverwijk, van waar de goederen werden getransporteerd
naar steden als Amsterdam en Haarlem. De ontwikkeling van Heemskerk en
omgeving is sterk beïnvloed door de aanleg van het Noordzeekanaal, tussen 1865 en
1872. Doel van het kanaal was Amsterdam een betere verbinding te geven met de
Noordzee. Ook werd een spoorwegverbinding tussen Amsterdam en Alkmaar
aangelegd waardoor de wijde omgeving beter wordt ontsloten. Van ‘tuindersdorp’ is
e
Heemskerk in de 2 helft van de twintigste eeuw gegroeid tot een woongemeente met
veel forenzen. Het dorp is dan aan Beverwijk vastgegroeid en is met name functioneel
een eenheid met Beverwijk gaan vormen.
SAB
8
De “Waterakkers” is een voorbeeld van zo’n tuinderijgebied dat nog vrij recent als
zodanig in gebruik was. Dit is af te lezen aan navolgende (historische) kaartbeelden.
Ruimtelijke beschrijving
Het plangebied ligt thans geheel braak en wordt voornamelijk gebruikt als honden
uitlaat gebied. Ten noorden ligt een kleinschalig winkelcomplex in een half ronde open
vorm, met een Vomar, een fitnesscentrum en enige kleinere detailhandel en horeca.
Deze functies bevinden zich allen op de plint; daarboven wordt in drie lagen gewoond
(appartementen). Ten westen ligt de Rijksstraatweg met diverse bedrijfsbebouwing,
alsmede in de zuidhoek een filiaal van Albert Heijn. Het gaat o.a. om autoshowrooms
en een dierenspeciaalzaak. Ten oosten ligt het reeds ontwikkelde deel van de
Waterakkers. Langs Water Acker staan auto’s maar ook vrachtwagens ten dienste
van de aangrenzende bedrijven en de Albert Heijn (laden/lossen). De bedrijven zijn uit
het zicht onttrokken door een aarden wal die hier is opgeworpen. Alleen de in- en
uitgang van de bedrijven is zichtbaar. De Starweg is aan de westzijde van Heemskerk
de belangrijkste toegang tot het centrum.
De woonwijk wordt van de Rijksstraatweg gescheiden door een strook bedrijven,
welke onder andere bestaan uit autoshowrooms, dierenspeciaalzaak en een AH.
Deze strook bebouwing behoort qua lay-out tot de wijk de Waterakkers, maar is
expliciet ruimtelijk gescheiden door een groen talud (groene buffer). Ook de
karakteristieke Alberts & Van Huut bouwstijl is - behoudens AH - niet doorgezet in
deze bedrijvenstrook. De zichtbaarheid en toegang van de bedrijfspercelen is
hoofdzakelijk aan de Rijksstraatweg gelegen. Door middel van de poortconstructies in
het groene talud zijn de bedrijven ook bereikbaar via de ontsluitingsweg Water Acker.
SAB
9
De Rijksstraatweg heeft zowel in de structuurvisie als in het bestemmingsplan (dit is
een separaat plan) de typering Bedrijvengebied. Het plangebied is in de structuurvisie
als buurtgroen gemarkeerd.
Foto’s plangebied en omgeving
Ruimtelijke analyse
Het plangebied bestaat uit gras, lage struiken, zand en spontaan ontstane
wandelpaden en geeft door het niet onderhouden karakter een verwaarloosde indruk.
Het gebied vormt echter wel de entree van dit deel van Heemskerk en kent door de
aanwezige bedrijvigheid en detailhandel in de directe omgeving de nodige
levendigheid. De waterpartij ten oosten van het gebied vorm een sterk ruimtelijk
verbindend element in de woonwijk. De ontsluiting is ronduit gunstig te noemen: de
Starweg sluit direct aan op de Rijksstraatweg, van waaruit (grote delen van)
Heemskerk ontsloten worden.
2.2
Het plan
Zoals aangegeven, bestaat het initiatief het plangebied toe te voegen aan de woonwijk
Waterakkers door woningbouw te ontwikkelen. Aansluiting is dan ook gezocht bij de
verschijningsvorm, verkaveling en gekozen woningtype in de rest van de woonwijk.
Het idee is 10 stuks rijwoningen, in twee blokken van vijf te realiseren, evenals 4
grondgebonden vrijstaande woningen. Voor alle woningen geldt dat de bouwhoogte
maximaal 10 m zal bedragen en de goothoogte maximaal 7. De kavelbreedte
bedraagt ca. 17,5 m. Zie navolgende kavelschets.
SAB
10
Nieuwe situatie, Jan de Wit
Uitgangspunt is om het noordelijke blok evenwijdig langs Water Acker te realiseren, in
een strakke rooilijn. Op de zuidelijkste van de 5 percelen komen gemeenschappelijke
bergingen. Dan volgt een strook grond voor parkeervoorzieningen, waar
parkeercapaciteit is voor beide stroken met rijenwoningen evenals bezoek. Het gaat
om 20 parkeerplaatsen. Op deze wijze wordt het parkeren –vanuit de Starweg gezien
-deels aan het zicht onttrokken. De parkeerstrook is 16 m, met aan beide zijden een
stoep van 1,5 m breed. De parkeervakken zullen minimaal 5*2,5 m worden
uitgevoerd, waardoor de rijstrook 6 m breed kan worden uitgevoerd. De inritten zullen
de stoep kruisen, maar blijven door de breedte ervan voldoende veilig en overzichtelijk
voor voetgangers.
e
De 2 strook rijwoningen wordt juist haaks op Water Acker geprojecteerd. De vier
vrijstaande woningen staan op regelmatige afstand van elkaar in een ruime setting.
Hier kan de voorgevellijn iets verspringen om een levendig beeld te krijgen. Ook kan
de verschijningsvorm op onderdelen verschillen. De vier vrijstaande woningen krijgen
allen hun eigen inrit op Water Acker. Aan de achterzijde zal de tuin grenzen aan de
reeds aanwezige waterpartij. De oever kent een vrij flauw talud, waardoor deze
natuurvriendelijk aandoet. Dit zal in de nieuwe situatie zo blijven. De gekozen
verkaveling zal tot een aangenaam straat- en bebouwingsbeeld leiden. Langs de weg
worden enkele bomen geplant die het straat- en bebouwingsbeeld verder verfraaien.
Ook komen hier enkele langsparkeervakken. Het totaal aantal parkeerplaatsen komt
daarmee op 36.
Het meest noordelijke bouwblok zal de entree gaan vormen van de woonwijk de
Waterakkers. Hiervoor was het idee deze locatie extra te benadrukken door hier een
maatschappelijke voorziening te realiseren in een gebouw van een relatief forse
omvang. De locatie zou als het ware een ‘landmark’ vormen en het begin van de wijk
markeren en functioneel als buffer fungeren tussen bedrijventerrein van de
Rijksstraatweg en woonwijk. Hoewel dit idee niet realiseerbaar is gebleken, is in dit
bestemmingsplan wel de mogelijkheid opgenomen om (na toepassen binnenplanse
afwijkingsmogelijkheid) in het meest noordelijke bouwblok maatschappelijke
voorzieningen te realiseren. Deze kunnen in de plint gerealiseerd worden; daarboven
komen dan 5 appartementen. Er is dus ten aanzien van dit blok enige flexibiliteit
opgenomen ten aanzien van de exacte functionele invulling. Stedenbouwkundig
SAB
11
gezien zijn beide mogelijkheden vergelijkbaar (de bouwmassa, de goot- en
bouwhoogte blijven gelijk). De goot- en bouwhoogte zijn iets groter dan bij de
vrijstaande woningen (8 om 11) om het idee ‘landmark’ in te kunnen vullen.
De invulling wordt zoveel mogelijk groen ingericht. Eventueel wordt op kopzijde
(tussen parkeren en WaterAcker) een lage groene scheiding geplaatst (Laag ivm zicht
in- en uitrijden) en zal gezocht worden naar mogelijkheden de parkeerstromen groen
te omzoomen. In de uitvoering wordt bepaald of en in hoeverre dit mogelijk is. Er dient
namelijk anderzijds voldoende parkeergelegenheid te zijn, gegeven het programma
dat gerealiseerd wordt (Wonen of Wonen met Maatschappelijk). Om die reden is een
brede bestemming Verkeer-Verblijfsgebied opgenomen waarbinnen zowel Groen als
Verkeersvoorzieningen mogelijk zijn.
Zorgvuldige uitwerking
Bij de uitvoering dienen zowel de woningen als de erfscheidingen en steigers voor
zover grenzend aan openbaar gebied te voldoen aan de kenmerkende stijl van Albert
& Van Huut. Indien de erfscheidingen niet gebouwd worden moeten ze worden
uitgevoerd worden als beukenhaag, bij wijze van cultuurhistorische referentie. Verder
wordt bij de uitvoering ook het kleurenschema van Alberts & Van Huut gevolgd
volgens de thema’s aarde, lucht en water (gezien de ligging aan het water is dat het
meest logische thema).
Om eenheid met de rest van de woonwijk Waterakkers te krijgen is het van belang dat
het openbaar toegankelijk gebied in gelijksoortig kleur en materiaal wordt uitgevoerd
overeenkomstig de rest van het openbaar gebied van deze wijk. In dit kader zijn de
bomen langs Water Acker van belang. Waarschijnlijk als gevolg van kabels en
leidingen in de langsparkeerstrook zijn deze bomen afwijkend van de rest van de wijk
Waterakkers gesitueerd op de grens van parkeervakken. Dit is stedenbouwkundig
akkoord als door middel van boomroosters (passend in de stijl van de wijk) de
voetpaden beloopbaar blijven. Ook het ontwerpprincipe van deze wijk, met zoveel
mogelijk om de twee langsparkeervakken of vier haaksparkeervakken een lichtmast of
een plantvak met een boom,, zal moeten worden gevolgd. In verband met de sociale
veiligheid dient er aandacht te zijn voor het aanbrengen van verlichting volgens van
het openbaar toegankelijk gebied geldende richtlijnen (keurmerk veilig wonen is o.a.
uitgangspunt). Verder is er nog aandacht nodig voor de afvalverzameling. In de wijk
Waterakkers is hier het uitgangspunt ondergrondse afvalcontainers te realiseren.
Voornoemde aandachtspunten en maatregelen bevinden zich op het niveau van
uitvoering. Voor het bestemmingsplan volstaat te constateren dat de punten aandacht
hebben en de genoemde maatregelen mogelijk zijn op basis van het
bestemmingsplan.
2.3
Motivatie geschiktheid locatie en functioneel programma
Gelet op het functionele beeld, is een woonfunctie ter plaatse goed denkbaar. Het
begin van de woonwijk krijgt nu een duidelijke markering. Er wordt zodoende een
fraaie, herkenbare entree van de woonwijk gerealiseerd. De bebouwing op deze
locatie sluit aan op het hiervoor omschreven cultuurhistorisch gegroeide
occupatiepatroon van het strandwallenlandschap. Het plangebied ligt namelijk op de
strandwal, waar altijd een hogere bebouwingsdichtheid is geweest dan het duingebied
of de veenweidegebieden. De Rijksstraatweg (verder naar het noorden Herenweg of
SAB
12
Heereweg geheten) is van oudsher de belangrijkste doorgaande route naar Castricum
en markeert grofweg de grens strandwal – duingebied. Alle kernen liggen dan ook
voornamelijk ten oosten van deze route (Heemskerk, Castricum, Egmond Binnen,
Egmond aan de Hoef, Bergen). De locatie kan goed ontsloten worden en de woningen
krijgen aan de achterzijde een fraai zicht op de aanwezige waterpartij. Bovendien zijn
in de onmiddellijke nabijheid dagelijkse voorzieningen aanwezig (Vomar en Albert
Heijn) en liggen ook duin en zee vlakbij.
Het stedenbouwkundige programma stelt zich bescheiden op naar de omgeving.
Zowel functioneel als ruimtelijk sluit de ontwikkeling goed aan bij het bestaande straaten bebouwingsbeeld.
Het woningbouwprogramma voorziet in de leniging van een (lokale) behoefte. Bij de
koopstarter is een concrete behoefte om groter te gaan wonen vanwege bijvoorbeeld
gezinsuitbreiding. Het is dan wel zaak om de prijzen van het project zodanig vast te
stellen dat ze binnen de regels van de geldende starterslening vallen.
e
e
De groep doorstromers is te onderscheiden in 1 en 2 doorstromers. De 1e
doorstromers hebben reeds een investering in een kleine koopwoning gedaan en
kunnen door de overwaarde op hun huis in het verleden een iets grotere stap maken.
Dit zijn vaak stellen met kinderplannen of jonge gezinnen. Doordat de
transactieprijzen de laatste 7 à 8 jaar nauwelijks zijn gestegen, heeft deze groep
tegenwoordig vrijwel geen overwaarde opgebouwd om een substantiële stap te
maken. De 2e doorstromers zijn tegenwoordig minder actief door de economische
crisis.
Verder liggen er kansen voor doelgroep 55+ers (de zogenaamde empty nesters);zij
kopen in een enkel geval nog een andere eengezinswoning.
Speerpunten woonvisie 2015+ Heemskerk
In de woonvisie 2015+ zijn 2 specifieke aandachtsgebieden benoemd, te weten
starters en ouderen. De kavel leent zich in mindere mate voor een invulling met
starters. De ligging is iets te decentraal ten opzichte van zaken als
uitgaansgelegenheden en centrum van Heemskerk. Dat neemt niet weg dat een
kleinschalige invulling voor (koop)starters wel tot de mogelijkheden behoort, zie
eerder.
Een invulling voor ouderen is ook een mogelijkheid. Het voorzieningenniveau is hoog
genoeg en bijkomend voordeel is dat er mogelijk een samenwerking met het nabij
gelegen verzorgingshuis Heemswijk realiseerbaar is. Gedacht wordt aan
huurappartementen in de vrije sector met een zorgcomponent. Hiervoor zou een
zorginvesteerder gezocht moeten worden.
Doelgroepen voor deze kavel
De bewoners van woningen op deze kavel zullen voor het grootste gedeelte uit
Heemskerk of Beverwijk komen. Heemskerk heeft een beperkte aantrekkingskracht
op mensen die afkomstig zijn van buiten de gemeente. Dit betekent voor deze kavels
dat circa 80% van de kopers uit Heemskerk en Beverwijk zullen komen. Een
ontwikkeling van vrije kavels in het middensegment zou daarbij kunnen. Deze groep
wil zich verbeteren met een groter huis en zullen de kwaliteit van de kavel als
voldoende beschouwen.
SAB
13
Vanuit de woonvisie zou een invulling voor starters en of ouderen voor de hand liggen.
Een invulling voor ouderen zou passen op deze locatie in combinatie met een
zorgcomponent. Ouderen zijn beperkt in de markt voor een verhuizing. Geheel
inzetten op deze groep is niet wenselijk, te meer omdat de concurrentie groot is van
vergelijkbare ontwikkelingen.
Voor starters zouden het middelgrote eengezinswoningen kunnen zijn en voor
ouderen een vrije sector huurappartement met een zorgcomponent.
Het is dan ook raadzaam om de locatie in te vullen met een gemengd programma van
rijwoningen en vrije kavels.
Indien voor het meest noordelijke bouwblok gekozen wordt voor de optie
maatschappelijke voorzieningen in de plint met appartementen daarboven, zal de
focus ten aanzien van deze wooneenheden iets verschuiven. Een doelgroep als
starters komt dan voor deze appartementen in beeld.
Er zijn verder concrete aanwijzingen dat de optie maatschappelijke voorzieningen in
de plint vermarktbaar is. In Heemskerk is voldoende vraag naar moderne
maatschappelijke faciliteiten. De wijk Woonakkers is een door de woonfunctie
gedomineerde wijk waar maar beperkt maatschappelijke voorzieningen aanwezig zijn.
Zo is er geen kinderdagverblijf, buurthuis, of (tandartsen, fysio) praktijkruimten.
Echter, gegeven de economische omstandigheden, dient de schaal van de bebouwing
niet te groot te zijn. De huurlasten dienen immers niet te zwaar te drukken om de
bedrijfsvoering financieel sluitend te krijgen. Door de maatschappelijke voorzieningen
te beperken tot de plint, die bovendien in meerdere eenheden opgedeeld kan worden,
wordt dit doel bereikt.
De locatie leent zich daarnaast goed voor maatschappelijke voorzieningen; met name
zorgfuncties of een kinderdagverblijf. Er zijn diverse dagelijkse voorzieningen in de
nabijheid aanwezig in het winkelcentrum aan de overzijde van de straat. Echter,
gedacht kan ook worden aan dienstverlening op het gebied van zorg. De trend van
extramuralisering in de zorg, waarbij mensen steeds langer zelfstandig blijven wonen,
zet zich nog steeds voort. De zorg voor kwetsbare mensen komt steeds meer terecht
bij de lokale samenleving en er wordt meer en meer een beroep gedaan op de eigen
verantwoordelijkheid, het eigen netwerk en de informele zorg (mantelzorgers en
vrijwilligers). Dit heeft verschillende gevolgen op het gebied van wonen, zorg en
voorzieningen. Wanneer mensen langer zelfstandig thuis blijven wonen en wanneer
zij (meer) zorg nodig hebben dan dienen daarvoor geschikte (levensloopbestendige)
woningen aanwezig te zijn in een daarbij passende fysieke woonomgeving.
Maar daarnaast moeten zorg, voorzieningen en maatschappelijke en commerciële
dienstverlening thuis geleverd kunnen worden, in de nabijheid aanwezig of goed
bereikbaar zijn. Deze vraagt creëert de noodzaak tot kleine, flexibele ruimtes waar
zorg goed aangeboden kan worden.
Bijkomend voordeel is dat de locatie erg goed ontsloten door de ligging nabij de
westelijke randweg van Heemskerk. Tot slot is de ernaast gelegen parkeervoorziening
voldoende overcapaciteit om de extra parkeervraag die gepaard gaat met de
maatschappelijke voorzieningen op te vangen.
SAB
14
Indien er maatschappelijke voorzieningen in de plint komen, zal dit leiden tot een
levendig beeld. Dit in combinatie met het levendige winkelcentrum aan de overzijde
versterkt het beeld dat de wijk Waterakkers hier begint. De entree van de wijk wordt
benadrukt.
De conclusie luidt dat de ontwikkeling van met het benoemde programma gewenst is.
In navolgende hoofdstukken wordt getoetst of het plan ook haalbaar is vanwege
milieu- en omgevingsaspecten en relevant ruimtelijk beleid van diverse overheden.
SAB
15
3
3.1
Beleidskader
Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld.
Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en
mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De visie is vernieuwend in de zin dat ruimtelijke
ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden worden.
De structuurvisie vervangt daarvoor de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad
2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak, de Structuurvisie voor de
Snelwegomgeving en de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede
structuurschema Militaire terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal
Platteland en Pieken in de Delta. In de structuurvisie schetst het Rijk de ambities voor
concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn)
en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn).
De centrale visie wordt uiteengezet in drie hoofddoelstellingen voor de middellange
termijn (2028), namelijk “concurrerend, bereikbaar en leefbaar&veilig”. Voor de drie
rijksdoelen zijn de onderwerpen van nationaal belang benoemd waarmee het Rijk
aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. De
drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die
regionaal neerslaan. Voor alle nationale opgaven worden rijksinstrumenten ingezet,
waarbij financiering slechts één van de instrumenten is. Ook decentrale overheden en
marktpartijen dragen bij aan de realisatie van nationale opgaven. In de structuurvisie
worden daartoe het land opgedeeld in verschillende regio’s (MIRT –regio’s) waaraan
gebiedsgerichte agenda’s van Rijk en regio, gekoppeld aan het Meerjarenprogramma
Infrastructuur, Ruimte en Transport worden gekoppeld, waarin een gedeeld beeld van
de samenhang tussen de verschillende opgaven in het betreffende ruimtelijk domein
wordt geschetst. Zo kunnen ruimtelijke investeringen van Rijk en regio goed op elkaar
worden afgestemd en geoptimaliseerd.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011, 2012)
Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt
aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten
worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen,
Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee
en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van
uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen,
Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van
gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en
IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).
De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze
bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke
besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging
door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Die uitspraken
onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd
om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus
concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, d.w.z. door
SAB
16
tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale
besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die
kaderstellende uitspraken. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is,
bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro
toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde is gekozen
voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Voor één onderwerp geregeld
in dit besluit, voorziet het besluit niet in de (definitieve) begrenzing. Dit betreft de EHS.
Ten aanzien van deze begrenzing is bepaald dat de provincies die grenzen (nader)
bepalen.
Een deel van het Barro is gebaseerd is op eerdere pkb’s en beleidsnota’s die in de
SVIR worden herbevestigd. Deze onderdelen kunnen na vaststelling van de
structuurvisie de procedure volgen en zijn in werking getreden op 30 december 2011.
Het betreft de volgende onderdelen:
2. Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
3. Kustfundament;
4. Grote rivieren;
5. Waddenzee en waddengebied;
6. Defensie;
7. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Op 28 augustus 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de
onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur,
de elektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van
primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en
maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. Ook is het onderwerp
duurzame verstedelijking in regelgeving worden opgenomen.
Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie
Infrastructuur en Ruimte. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen
te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij
ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
In het Barro zijn geen regels opgenomen die van belang zijn voor het onderhavige
plangebied.
Beoordeling plan en conclusie
Het plan is van dien aard dat nationale belangen zoals gedefinieerd in de
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Barro niet worden geschaad. Ook
maakt het plangebied geen deel uit van een “MIRT-gebied” waarvoor het realiseren
van nationale opgaven is beoogd.
3.2
Provinciaal beleid
Provinciale structuurvisie (2010)
De structuurvisie geeft de ruimtelijke ambities weer van de provincie Noord-Holland.
De provincie heeft drie hoofdbelangen die samen de ruimtelijke hoofddoelstelling
vormen van de provincie Noord-Holland. Deze drie hoofdbelangen zijn: Ruimtelijke
SAB
17
kwaliteit, Duurzaam Ruimtegebruik en Klimaatbestendigheid. Onder deze
hoofdbelangen vallen een twaalftal onderliggende provinciale ruimtelijke belangen.
Deze belangen zijn uitgewerkt en hieraan zijn instrumenten gekoppeld die door de
provincie worden ingezet om deze tot uitvoering te brengen. De volgende belangen
zijn onderscheiden:
 Ruimtelijke kwaliteit: Behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse
cultuurlandschap, Behoud en ontwikkeling van natuurgebieden, Behoud en
ontwikkeling van groen om de stad;
 Duurzaam ruimtegebruik: Milieukwaliteiten, Behoud en ontwikkeling van verkeersen vervoersnetwerken, Voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting,
Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten en
Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor recreatieve en toeristische
voorzieningen;
 Klimaatbestendigheid: Voldoende bescherming tegen overstroming en
wateroverlast, Voldoende en schoon drink-, grond- en oppervlaktewater en
Voldoende ruimte voor het opwekken van duurzame energie.
Beoordeling plan en conclusie
Met dit plan wordt een bijdrage geleverd aan de verbetering van de ruimtelijke
kwaliteit. Voor het overige staat het plan de wensen uit provinciale structuurvisie niet
in de weg.
Provinciale ruimtelijke verordening Noord-Holland (2010)
In het kader van de invoering, per 1 juli 2008, van de Wro heeft de provincie een
ruimtelijke verordening opgesteld met hierin de algemene regels waaraan
bestemmingsplannen moeten voldoen. Deze regels zijn gebaseerd op het bestaande
provinciale beleid, zoals vastgelegd in de streekplannen en de Leidraad provinciaal
ruimtelijke beleid. Hierbij dient aangetekend te worden dat er geen nieuw beleid is
opgenomen in de Provinciale ruimtelijke verordening. In het belang van een goede
ruimtelijke ordening in de provincie is het noodzakelijk algemene regels vast te stellen
betreffende de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over
onderwerpen in zowel het landelijke als het stedelijke gebied van Noord-Holland waar
een provinciaal belang mee gemoeid is. Hierbij worden de volgende
hoofddoelstellingen in acht genomen:
 een samenhangend geheel van waardevolle gebieden te behouden en versterken;
 belangrijke cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten bij nieuwe
ontwikkelingen te behouden en versterken en deze vast te leggen in een
beeldkwaliteitplan;
 sturing te hebben op het woonbeleid;
 stedelijke ontwikkelingen te reguleren;
 een vitaal platteland te hebben;
 over goede infrastructuur te beschikken, waardoor de mobiliteit en bereikbaarheid
van wonen, werken en voorzieningen is gewaarborgd;
 windenergie op landschappelijke aanvaardbare wijze mogelijke te maken;
 de winning van delfstoffen uitsluitend op de daarvoor geschikte plaatsen toe te
staan;
 de toeristische aantrekkelijkheid van de Noordzee te vergroten door jaarrond
strandpaviljoens toe te staan, maar uitsluitend op daarvoor geschikte plaatsen.
SAB
18
Beoordeling plan en conclusie
Het plangebied maakt zoals aangegeven onderdeel uit van het Bestaand Bebouwd
Gebied. Van negatieve effecten op de aanwezige kwaliteiten op het gebied is geen
sprake. Geconcludeerd wordt daarom dat het initiatief binnen de Provinciale
Ruimtelijke Verordening Structuurvisie past.
Uitsnede Provinciale Ruimtelijke Verordening Ruimte (Bestaand Bebouwd Gebied is roze
gemarkeerd)
3.3
Gemeentelijk beleid
Structuurvisie 'Kiezen voor Kwaliteit’ (2003)
Op 27 november 2003 heeft de gemeenteraad de structuurvisie 'Kiezen voor Kwaliteit'
vastgesteld. De structuurvisie is als ruimtelijk ontwikkelingsperspectief tot 2015
vastgesteld en wordt als richtinggevend document gebruikt voor de actualisatie van
bestemmingsplannen. De structuurvisie is gebaseerd op een analyse van de
gemeente Heemskerk zodat vanuit de kwaliteiten, wensen en mogelijkheden
gereageerd kan worden op de regionale vraagstelling. Uitgangspunt binnen de
structuurvisie is behoud en versterking van haar bestaande kwaliteiten. Dit betekent
dat bestaande functies behouden blijven en dat alleen beperkte ingrepen worden
voorgesteld die tot doel hebben de bestaande kwaliteiten in een gebied te verhogen.
Deze kwaliteiten worden gesymboliseerd door de indeling in de vier landschappen:
het stedelijk gebied, de duinen en de zee, het open weidegebied en het
tuinbouwgebied.
Binnen het stedelijk gebied wordt een aantal grote groen elementen van waarde
onderscheiden. De grote groenelementen zijn het nieuwe park Assumburg/Oud
Haerlem en Kasteel Marquette inclusief de omliggende bospartij. Rondom het centrum
loopt in een haakvorm vanaf de Heemskerkerpolder naar de uitloper van het
duingebied bij Heemskerkerduin toe, een bovenwijkse groenstructuur. De
aaneengesloten groenstructuur is te beschouwen als een langgerekt park. De
2
hoeveelheid groen in Heemskerk is veel groter dan de gebruikelijke 1 m per inwoner
2
aan buurtgroen en 4 m per inwoner aan bovenwijks groen.
Heemskerk kent vooral een regionale markt voor wonen, werken en deels
voorzieningen. De opgaven vragen vooral aanpassingen of ontwikkelingen binnen het
SAB
19
kader van de kern Heemskerk. Het belangrijkste doel is het maken van een
kwaliteitsslag door behoud, verbeteren of veranderen. De komende jaren is geen
behoefte aan nieuwe uitleglocaties. De vraag naar ruimte zal de komende jaren vooral
het gevolg zijn van de vraag naar woningen. Heemskerk richt zich daarbij op het
faciliteren van de autonome bevolkingsgroei. Om beter aan te sluiten op de
toekomstige vraag van bewoners dient er binnen de mogelijkheden te worden
gestreefd naar meer grondgebonden woningen ten koste van appartementen.
Structuurvisie Heemskerk 2020, Kiezen voor Kwaliteit (2012)
Conform de Wet ruimtelijke ordening dient de structuurvisie digitaal raadpleegbaar te
zijn. Om deze reden en de gewijzigde ruimtelijke inzichten binnen de gemeente is de
structuurvisie uit 2003 geactualiseerd. De structuurvisie is op 26 januari 2012 door de
gemeenteraad vastgesteld. Ten opzichte van de huidige structuurvisie zijn geen
wijzigingen voorzien binnen het plangebied.
Het plangebied is aangeduid als bebouwde kom. Het maakt onderdeel uit van zowel
'van Acker tot Burcht' als 'Duin tot Dorp'. De uitbreidingswijken zijn vrijwel voltooid.
Woningbouw en de realisatie van voorzieningen zullen in de toekomst vooral
binnenstedelijk en op herstructureringslocaties moeten plaatsvinden.
Daarnaast zet de gemeente op het realiseren van voldoende voorzieningen. Dit wordt
afgeleid uit de trends in bevolkingssamenstelling en –ontwikkeling. In de
Toekomstvisie 2040 wordt de ambitie uitgesproken om het inwonertal ook op langere
termijn rond de 40.000 te houden en qua voorzieningen en woonbeleid in te spelen op
de vergrijzing.
Structuurvisiekaart
SAB
20
Op voornoemde kaart ligt het plan binnen Van Acker tot Burcht. Hier moet de nuance
opgemaakt worden dat oorspronkelijk het plangebied binnen bedrijventerrein lag. De
achterliggende reden zijn reeds eerder geschetst. Het terrein zou als
overgangsgebied fungeren van de Rijksstraatweg naar het woongebied. De gedachte
bij deze uitwerking was dat er een “organische” overgang van het zware
bedrijventerrein De Houtwegen – via een meer gematigde vorm van bedrijvigheid aan
de Rijkstraatweg (waaronder de waterwegen)- met een bufferstrook aan de oostzijde
van de expeditieweg met Horeca/ Kantoren en Woon-werk-woningen – en een groenen waterpartij- naar uiteindelijk het woongebied De Waterakkers. Dit idee wordt thans
verlaten; de redenen hiervoor zijn uiteengezet.
Niet alleen woningbouw, maar ook voorzieningen en infrastructuur zijn de laatste
decennia ingericht op een diverse bevolking. Voorzieningen zijn gericht op alle
leeftijdscategorieën, al ligt het accent op de ‘oudere, maar vitale Heemskerker’ (60plussers). De infrastructuur van Heemskerk is ‘ouderenproof’, en zeer geschikt voor
toerisme en recreatie. Qua voorzieningen staan gezondheid, wellness en sport
centraal. Dit biedt aantrekkelijke mogelijkheden voor het bedrijfsleven en houdt
bovendien de bevolking fit. Vanuit de hele regio IJmond komen mensen naar
Heemskerk om gebruik te maken van de wellness- en sportfaciliteiten. Met name
vanuit deze leeftijdsgroep zal de vraag naar bijzondere woonvormen en woon/zorgvoorzieningen toenemen. Voornoemde voorzieningen zijn mogelijk indien de
maatschappelijke voorzieningen gerealiseerd worden. Ook op dit punt is het initiatief
dus in overeenstemming met de structuurvisie.
Beoordeling plan en conclusie
Het plan draagt bij aan de woningvoorraad in Heemskerk waarmee de autonome
bevolkingsgroei opgevangen kan worden. Het gaat bovendien om een
binnenstedelijke locatie. Ook wordt de ruimtelijke kwaliteit verbeterd. Indien de
maatschappelijke voorzieningen gerealiseerd worden, wordt ook een bijdrage
geleverd aan het voorzieningenniveau van Heemskerk. Het initiatief past daarmee
binnen de structuurvisie.
Welstandsnota Heemskerk (2010)
De Welstandsnota Heemskerk is door de gemeenteraad vastgesteld in 2010. Een
belangrijke pijler van de welstandnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. Het
gemeentelijk grondgebied is daartoe onderverdeeld in gebieden met een grote
samenhang en gelijkenis in bebouwing, functie en openbaarheid. WaterakkersLunetten is een onderscheidenlijke eenheid in Heemskerk. Door de jonge leeftijd van
de bebouwing zijn voornamelijk ontwikkelingen te verwachten in de categorie kleine
bouwwerken. Grootschalige ingrepen zijn op korte termijn niet te verwachten. Het
welstandstoezicht is gericht op het handhaven van de basiskwaliteit van deze buurten.
Als basiskwaliteit voor de wijk Waterakkers geldt aanvullend het behoud van de
kleurstelling.
Beeldkwaliteitsplan Waterakkers
Door architectenbureau Alberts & Van Huut zijn richtlijnen ten aanzien van
beeldkwaliteit opgesteld. De gemeente heeft deze bij de ontwikkeling gehanteerd als
toetsingskader. Het plangebied ligt in dit plan binnen de bedrijvenzone “waterwegen”.
Deze zone maakt onderdeel uit van Waterakkers-Lunetten, maar onderscheidt zich
door het programma, dat meer gericht is op bedrijven, kantoren en hoogwaardige
SAB
21
restauratieve functies. Het is een zone die is gelegen langs der westelijke rand langs
de Rijksstraatweg en is een voortzetting van ideeën van het reeds ontwikkelde
plandeel. Direct ten oosten van het plangebied ligt een ecologische zone die een
grens vormt tussen Waterwegen en de rest van Waterakkers (het “woongebied”). Voor
wat betreft het plangebied zelf is gedacht aan een horecafunctie (restaurant) op de
hoek Starweg – Water Acker; het gebied ten zuiden daarvan biedt gelegenheid tot
parkeren.
Deze concrete invulling is thans niet meer actueel. Wel voldoet het initiatief aan de
idee van het beeldkwaliteitsplan. Met de invulling van het perceel met woningbouw
wordt een duidelijk begin van de woonwijk gemarkeerd. Op de hoek Starweg – Water
Acker wordt bovendien indien mogelijk een functioneel accent aangebracht in de vorm
van maatschappelijke voorzieningen. Hier komt bij dat zowel de ecologische zone als
de bedrijven aan de Rijksstraatweg al zijn gerealiseerd. Ook is direct ten oosten van
de bedrijven een aarden wal opgeworpen waardoor er een fysieke scheiding is tussen
de bedrijven en de wijk. De stedenbouwkundige gedachte achter het plan is derhalve
ontwikkeld en blijft als gevolg van dit plan in stand. Verder zullen bij de uitvoering
zowel de woningen als de erfscheidingen en steigers voor zover grenzend aan
openbaar gebied voldoen aan de kenmerkende stijl van Albert & Van Huut. Indien de
erfscheidingen niet gebouwd worden, dienen ze te worden uitgevoerd als
beukenhaag, bij wijze een cultuurhistorische referentie. Verder wordt bij de uitvoering
ook het kleurenschema van Alberts & Van Huut gevolgd volgens de thema’s aarde,
lucht en water (gezien de ligging aan het water is dat het meest logische thema).
Groenbeleidsplan Heemskerk 2013-2017 (2013)
Het groenbeleidsplan Heemskerk 2013-2017 is door de gemeenteraad van
Heemskerk is in 2013 vastgesteld en betreft een update van het groenbeleidsplan uit
2009. Gemeente Heemskerk heeft het credo: 'Heemskerk, mooi groen in de IJmond'.
Heemskerk is een groene gemeente. De gemeenteraad heeft dan ook uitgesproken
dat ze dit zo wil houden. De gemeente Heemskerk geeft in haar beleidsplan aan dat
ten aanzien van het weghalen van openbaar groen binnen het stedelijk gebied,
bijvoorbeeld voor het realiseren van bebouwing, wegen of parkeerplaatsen, het
uitgangspunt is dat dit op of in de directe nabijheid van de locatie gecompenseerd
moet worden.
Beoordeling plan en conclusie
Hoewel het groen in het plangebied plaats maakt voor woningbouw, valt dit buiten de
reikwijdte van het groenbeleidsplan. Immers, in de oorspronkelijke plannen van
Waterakkers-Lunetten was op deze plek reeds bebouwing en verharding voorzien.
Parkeerbeleidsplan (2010)
Op 23 september 2010 heeft de gemeenteraad van Heemskerk het
parkeerbeleidsplan vastgesteld. Het plan kent een aantal gebiedstypen, waarvoor
afzonderlijk beleid is ontwikkeld. In het parkeerbeleid worden de volgende gebieden
onderscheiden:
 nieuwe woongebieden;
 bestaande woongebieden;
 bedrijventerreinen;
 winkelgebied: centrum en wijk winkelcentra;
 overige voorzieningen.
SAB
22
Voor de nog aanwezige inbreidingslocaties zal goed gekeken worden naar de
parkeerbehoefte op basis van de meest recente parkeernormen.
Beoordeling plan en conclusie
Voor de berekening van de parkeerbehoefte is gebruik gemaakt van de nu geldende
parkeernormen, zoals opgenomen in het bestemmingsplan woongebied II (zie
paragraaf 4.2).
Verkeersstructuurplan 2009-2015 (2009)
In 2009 is het Heemskerks Verkeersstructuurplan 2009-2015 opgesteld. De
doelstelling van dit verkeersstructuurplan is het optimaliseren van het verkeersnetwerk
ten behoeve van een goede leefbaarheid, verkeersveiligheid en bereikbaarheid. Er
wordt ingegaan op de huidige en toekomstige situatie en het vigerend beleid ten
aanzien van verkeer. Er wordt uitgebreid ingegaan op het principe Duurzaam Veilig.
Dit principe staat centraal bij de aanpak van de verkeersonveiligheid. In dat kader is
de categorisering van wegen in erftoegangswegen, gebiedsontsluitingswegen en
stroomwegen van belang. De (veilige) inrichting van wegen wordt afgestemd op de
categorie van een weg.
Voor de diverse wegen in Heemskerk is de categorisering uitgewerkt. Hierin is
rekening gehouden met de verwachte mobiliteitsgroei en de mogelijke aanleg van de
verbinding A8-A9.
Vervolgens is een visie op de verkeersstructuur gegeven die gevisualiseerd is in een
visiekaart (zie navolgende afbeelding). Voor het plangebied betekent dit dat de Jan
Ligthartstraat Zuid, Starweg en Rijksstraatweg gezien worden als wegen die van
belang zijn voor de hoofdstructuur voor autoverkeer. De Rijksstraatweg is tevens
belangrijk als onderdeel van het Sternet voor fietsverkeer. De Jan Ligthartstraat Zuid
maakt deel uit van het Regionet. Regionet heeft voorrang op alle andere
verkeersstromen in de gemeente Heemskerk. Dit om de dienstverlening van Regionet
de mogelijkheid te geven zo snel en comfortabel mogelijk het hoogwaardig openbaar
vervoer in Heemskerk te faciliteren.
De uitvoering van het beleidskader uit het Verkeersstructuurplan is geregeld in het
Uitvoeringsprogramma Verkeersstructuurplan Heemskerk, dat als afzonderlijk rapport
is opgesteld (januari 2010). In het Uitvoeringsprogramma zijn bijvoorbeeld de
herinrichting van de Rijksstraatweg Zuid, de Starweg, de Jan Ligthartstraat Zuid en de
Jonkheer Geverslaan genoemd als relevante projecten voor het plangebied
Woongebied II.
SAB
23
Visiekaart verkeersstructuur
Beoordeling plan en conclusie
Hoewel het initiatief enige extra verkeersbewegingen met zich meebrengt, zal dit het
functioneren van de doorstroomfunctie van de Starweg en de Rijkssstraatweg niet
significant beïnvloeden.
Milieubeleidsplan gemeente Heemskerk 2014-2018 (2013)
De gemeente Heemskerk heeft in samenwerking met Milieudienst IJmond een
meerjaren milieubeleidsplan opgesteld. In dit milieubeleidsplan is voor de periode
2014-2018 het gemeentelijk milieubeleid opgesteld en vertaald in concrete
doelstellingen. Er is gekozen voor een indeling in twee thema’s met daarbij horende
onderwerpen.
1. het bevorderen van duurzame ontwikkeling. Hieronder vallen de onderwerpen:
voorbeeldfunctie gemeentelijke organisatie, stimuleringsbeleid duurzame
ontwikkeling, het nieuwe wonen, maatschappelijk verantwoord ondernemen en
natuur en milieueducatie.
2. leefomgevingkwaliteit. Hieronder vallen de onderwerpen: natuur en biodiversiteit,
externe veiligheid, bodem, luchtkwaliteit, geluidhinder, vliegverkeer Schiphol,
milieuvergunningen en handhaving.
Het milieubeleidsplan formuleert vervolgens per onderwerp een doelstelling en koppelt
daaraan een uitvoeringsprogramma. Van belang voor onderhavig bestemmingsplan
zijn met name de onderwerpen bodem, geluid en luchtkwaliteit.
Doelstellingen bodem
− De bodemkwaliteit en de functie die de bodem heeft worden op elkaar afgestemd.
Schone grond moet schoon blijven, licht verontreinigde grond moet worden
beheerd en ernstig verontreinigde grond moet worden gesaneerd conform de
vigerende wetgeving;
SAB
24
−
De bodemkwaliteitskaarten en bodembeheersplannen worden voor het totale
grondgebied van de gemeente Heemskerk geoptimaliseerd. Op deze wijze
kunnen grondstromen en het toepassen van grond in werken en projecten beter
worden gereguleerd en beheerd.
Doelstellingen geluid
− In de leefomgeving vindt geen toename plaats van de geluidbelasting;
− Op basis van de vastgestelde geluidskaarten wordt een actieplan
lawaaibeheersing opgesteld en uitgevoerd;
− Een onderzoek wordt uitgevoerd om te achterhalen of de geluidbelasting van
Industrieterreinen kunnen worden verlaagd. Het gaat hierbij met name om de
“kleine lawaaimakers”.
Doelstellingen luchtkwaliteit
- -Voldoen aan de normen van het Besluit luchtkwaliteit;
- Deelnemen aan het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
- Uitvoeren van de acties van het Regionaal Actieprogramma Luchtkwaliteit;
- Continueren van de meetpunten voor luchtkwaliteit rond industrieterrein IJmond.
Beoordeling plan en conclusie
In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op de aspecten bodem, geluid en luchtkwaliteit.
Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan wat betreft de uitvoering van
voornoemde doelstellingen in ieder geval niet in de weg staat.
Speelruimtebeleidsplan 2011-2015 (2011)
De gemeente Heemskerk vindt het belangrijk dat er voldoende speelgelegenheden
zijn binnen de gemeente. Dit omdat buitenspelen een zinvolle vrijetijdsbesteding is,
goed is voor de ontwikkeling van kinderen, de gezondheid bevorderd en de
aantrekkingskracht van Heemskerk als aantrekkelijke kindvriendelijke woongemeente
vergroot. Heemskerk wil daarvoor veilige, gevarieerde en inspirerende
speelplekken/speelaanleidingen aanbieden die aansluiten bij de vraag uit de
samenleving.
Beoordeling plan en conclusie
Het bestemmingsplan laat het toe binnen de bestemming ‘Groen’ speeltoestellen te
realiseren; dit is niet aan een specifieke plek gebonden (zolang deze binnen de
bestemming ‘Groen’ gerealiseerd wordt). Het bestemmingsplan staat daarmee de
geformuleerde doelstellingen van het speelruimteplan niet in de weg.
Woonvisie 2015+ (2010)
In januari 2010 is de Woonvisie 2015 + vastgesteld door beide gemeenten
(Heemskerk en Beverwijk). Heemskerk en Beverwijk vormen binnen de IJmond één
stedelijk gebied met een hechte woningmarktrelatie. Woningzoekenden oriënteren
zich op het stedelijk gebied Heemskerk - Beverwijk en veelal niet op de afzonderlijke
gemeenten. Ontwikkelingen in de woningvoorraad in de ene gemeente beïnvloeden
ook de vraag-aanbodverhouding in de andere gemeente. Reden waarom door beiden
gemeenten één 'Woonvisie' is opgesteld om zodoende het gemeentelijk beleid van
beiden gemeenten op elkaar af te stemmen.
De woonvisie moet worden gezien als een Beverwijks - Heemskerks document waarin
op de onderscheiden deelterreinen een visie wordt weergegeven, in een aantal
SAB
25
gevallen aangevuld met meer concrete doelstellingen. Het is geen uitgewerkt
'gemeentelijk activiteitenprogramma' maar fungeert als toetsingskader voor eigen
beleidsvoering op het terrein van de leefbaarheid binnen het stedelijk gebied waarin
de lokale ingezetene zijn of haar (woon)plekje kan vinden. Het dient als basis voor het
aangaan van meetbare prestatieafspraken met de beide woningcorporaties. De
woonvisie mag deels worden beschouwd als een nadere uitwerking van regionaal
vastgesteld beleid: De regiovisie wonen en de strategische visie IJmond, onderdeel
wonen en de in beide gemeenten vastgestelde ontwikkelingsprogramma's stedelijke
vernieuwing 2005-2009 (ISV nota's).
Hoofddoelstelling van beleid is het in voorwaardenscheppende zin stimuleren van
partijen op de woningmarkt om te komen tot een aanbod van voldoende en kwalitatief
adequate woonmogelijkheden voor de inwoners van het stedelijk gebied Beverwijk Heemskerk. Gestreefd wordt naar optimale keuzemogelijkheden in woningen en
woonmilieus voor de te onderscheiden woonwensen van woonconsumenten.
Bijzondere aandacht wordt hierbij besteed aan die woningzoekenden die om
financiële of andere redenen niet zelf in staat zijn woonruimte te verwerven.
In het gemeentelijk streven naar een evenwichtige woningmarkt waarin alle
woningtypologieën en prijsklassen vertegenwoordigd zijn en doorstroomketens
ongehinderd kunnen ontstaan, zal de nadruk dus moeten liggen op die woningen
waarin de tekorten het grootst zijn of waarvan het grootste doorstroomeffect mag
worden verwacht. Aangezien na 2010 capaciteitsproblemen worden verwacht op
uitleglocaties zal vanaf dan binnenstedelijk moeten worden verdicht (ruimtelijke
intensivering, concentratie en transformatie, kortweg ICT).
Op hoofdlijnen kan worden gesteld dat bij het streven naar meer evenwicht op de
woningmarkt een zekere terughoudendheid op z'n plaats is voor wat betreft het
realiseren van dure eengezinskoopwoningen. Het bouwen van middeldure en dure
huurwoningen, vooral in de appartementensfeer, moet extra gestimuleerd worden.
In het stedelijk gebied Heemskerk - Beverwijk een aantal woonmilieus onderscheiden
ieder met hun eigen kenmerk en dynamiek. Het beleid is in algemene zin erop gericht
de gewaardeerde eigenschappen per woonmilieu te handhaven en waar mogelijk te
versterken. Voor het plangebied wordt het in de woonvisie gewenst geacht het
woonmilieu te versterken door de hoogwaardige gestapelde woningen.
Beoordeling plan en conclusie
Onderhavig bouwplan levert een bijdrage aan de woningbehoefte (autonome
bevolkingsgroei) en is in overeenstemming met de noodzakelijke verdichting in
(binnen)stedelijk gebied. De rijenwoningen zullen in de goedkope/ middeldure sector
terecht komen. De vrijstaande woningen zullen naar verwachting ook niet in de dure
sector komen; maar dit hangt af van de marktsituatie op het moment van uitgave van
de kavels. Indien voor het meest noordelijke bouwblok gekozen wordt voor een
invulling met maatschappelijke voorzieningen in de plint met appartementen
daarboven, is het mogelijk in de doelgroep goedkoop te realiseren.
Eindconclusie
Uit vorenstaande blijkt, een en ander voor zover niet reeds aangegeven, dat het
initiatief in overeenstemming is met Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.
SAB
26
4
4.1
Milieu- en omgevingsaspecten
Milieu-aspecten
Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.)
In het Besluit milieueffectrapportage is bepaald dat een milieueffectbeoordeling ook
uitgevoerd moet worden als een project, dat wordt genoemd in de bijlage onder D van
het Besluit m.e.r., nadelige gevolgen heeft voor het milieu. Het bestemmingsplan
voorziet in de mogelijkheid tot het bouwen van een woning. Dit is een activiteit die is
genoemd in de D lijst (categorie D 11.2 Stedelijk vernieuwingsproject). Daarom moet
worden beoordeeld of het plan belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu heeft.
Gelet op de geringe omvang van het plan, ruim onder de drempelwaarde en de ligging
van het plan, worden geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu verwacht.
Het milieubelang wordt in het kader van het bestemmingsplan in navolgende
paragrafen voldoende mate afgewogen. Een nadere beoordeling in een m.e.rbeoordeling of plan-m.e.r. is niet noodzakelijk.
Milieuzonering
Bij het realiseren van een nieuwe functie dient vanuit het oogpunt van goede
ruimtelijke ordening, gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe functies
worden gerealiseerd. Hierbij spelen twee vragen:
1. Past de nieuwe functie in de omgeving?
2. Laat de omgeving de nieuwe functie toe?
Ad1. Past de nieuwe functie in de omgeving?
Voorliggend plan ziet toe op het realiseren van enkele woningen. Wonen is een
milieugevoelige functie. Op basis van de VNG publicatie “Bedrijven en milieuzonering
2009” kan worden bepaald of er in de omgeving bedrijvigheid aanwezig is die een
belemmering vormt voor een acceptabel woon- en leefklimaat voor de nieuwe woning.
Richtafstandenlijsten
De twee belangrijkste bouwstenen voor milieuzonering zijn de twee
richtafstandenlijsten in bijlage 1 van de VNG-brochure. Voor een scala aan
milieubelastende activiteiten (lijst 1) en opslagen en installaties (lijst 2) zijn
richtafstanden aangegeven ten opzichte van een rustige woonwijk. In de lijsten wordt
onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten
geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor
de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarbij omvat categorie 1 de
lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen van bedrijvigheid. De richtafstanden gaan
uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet
worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de
daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).
Twee omgevingstypen: rustige woonwijk en gemengd gebied
De richtafstanden in bijlage 1 van de VNG-brochure zijn afgestemd op de
omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een
vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een
natuurgebied). Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het
principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen
vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor.
SAB
27
Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere
richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype gemengd gebied, dat
gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere
milieubelasting kent. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke
functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels,
dienstverlening, horeca en/of kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de
hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied.
De richtafstanden uit bijlage 1 van de VNG-brochure gelden ten opzichte van een
rustige woonwijk. De afstanden kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woonen leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van
omgevingstype gemengd gebied.
Milieucategorie Richtafstand tot omgevingstype
Richtafstand tot
rustige woonwijk en rustig
omgevingstype gemengd
buitengebied
gebied
1
10 m
0m
2
30 m
10 m
3.1
50 m
30 m
3.2
100 m
50 m
4.1
200 m
100 m
4.2
300 m
200 m
5.1
500 m
300 m
5.2
700 m
500 m
5.3
1.000 m
700 m
6
1.500 m
1.000 m
Het plangebied ligt in een gebied is gelet hierop als gemengd gebied te typeren. Er
komen naast woningen diverse kleine en grote bedrijven voor, dienstverlening, horeca
en detailhandel. In het plangebied is al sprake van een verhoogde milieubelasting. En
kan gemotiveerd uitgegaan worden van een kleinere afstandsstap.
Aan de Rijksstraatweg zijn diverse bedrijven en een Albert Heijn gevestigd. De
bedrijven zijn qua milieu-uitstraling te typeren als milieucategorie 2. Dit is ook de
maximale categorie die is toegestaan op basis van het bestemmingsplan (ter plaatse
van de Albert Heijn is tevens grootschalige detailhandel toegestaan).
Er dient op basis van de richtafstanden een afstand van 10 meter te worden
aangehouden tot de geplande woningen. De bepalende milieufactor is in deze geluid
(van stof-, gevaar of geuroverlast is vanwege de aanwezige de bedrijven geen
sprake). Aan deze afstand wordt aan voldaan. Daar komt bij, dat de bedrijven van het
plangebied zijn afgescheiden door een aarden geluidwal. Alleen de in-en uitritten zijn
zichtbaar vanaf Water Acker; alleen op deze plaatsen kan dus sprake zijn van
uitstralingseffecten vanwege geluid. De aanwezige bedrijvigheid levert daardoor geen
belemmeringen op; er is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.
SAB
28
Ad2. Laat de omgeving de nieuwe functie toe?
De activiteit wonen brengt geen belemmeringen met zich mee voor omliggende
hindergevoelige functies. Dit geldt ook voor de maatschappelijke voorzieningen.
Geconcludeerd wordt dat de nieuwe woning geen belemmering is voor het woon- en
leefklimaat in de omgeving.
Omdat de bedrijven op een grotere afstand van de woningen liggen dan de
richtafstand, er bovendien een aarden geluidwal tussen ligt, kan op voorhand
geconcludeerd worden dat de bedrijven niet belemmerd worden in hun
bedrijfsvoering.
Conclusie
Het aspect milieuzonering is geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het
bestemmingsplan.
Externe veiligheid
Wettelijk kader
Veiligheidsafstanden tussen activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare
objecten, zoals woningen, moeten ervoor zorgen dat bij een eventuele calamiteit het
aantal dodelijke slachtoffers beperkt blijft. Het Vuurwerkbesluit en het Besluit externe
veiligheid inrichtingen (Bevi) stellen afstandseisen aan risicovolle bedrijfsactiviteiten.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) ziet toe op transportroutes met
gevaarlijke stoffen en op transport via buisleidingen. Vervoer van gevaarlijke stoffen
over weg, water en spoor wordt geregeld via het Besluit externe veiligheid
transportroutes (Bevt). Dit besluit is nog niet in werking getreden- dit gebeurt bij een
nader te nemen Kroonbesluit- maar al wel gepubliceerd. Er kan dus al rekening mee
gehouden worden.
In het wettelijk kader en externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in twee
soorten risico’s, namelijk plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). PR en het
GR dienen elk een andere doelstelling. Het PR heeft te maken met de veiligheid van
de risicobron (technisch systeem) en is bedoeld voor de burger / gebruiker als
individu. Het GR zegt iets over de inrichting van de ruimte rond de risicobron en is
bedoeld voor de bestuurder.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woon-, werk- of verblijfsomgeving een
minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico is
de kans dat een persoon die een jaar lang permanent op een plaats aanwezig is,
overlijdt als gevolg van een ongeluk. Deze basisnorm bepaalt dat het risico om te
overlijden aan een ongeluk met een gevaarlijke stof voor omwonenden niet hoger mag
-6
zijn dan één op de miljoen (10 ).
Groepsrisico
Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke
slachtoffers. Het risico geeft aan hoe groot de kans is dat bij een ongeval bij een
risicolocatie 10, 100 of 1000 slachtoffers tegelijk vallen. Dit risico is daardoor een
maatstaf voor de verwachte omvang van een ramp. Voor het groepsrisico geldt een
SAB
29
oriëntatiewaarde. Dit is geen norm, maar een ijkpunt. De oriëntatiewaarde wordt
uitgedrukt in een risicocurve. De oriëntatiewaarde houdt in dat het bevoegd gezag in
situaties daarboven gemotiveerd kan afwijken. Er kunnen redenen zijn dat een
gemeente meer of juist minder risico’s accepteert. De gemeente is verplicht om een
belangenafweging te maken. Dit is de verantwoording van het groepsrisico. Daarbij
spelen onder de zelfredzaamheid, vluchtwegen, economische en maatschappelijke
belangen een rol.
Situatie plangebied
Uit de beoordeling van de risicokaart van de provincie Noord-Holland blijkt dat er geen
vuurwerkbedrijven in de nabijheid van het plangebied aanwezig zijn en dat het
plangebied niet binnen een invloedsgebied ligt van aangewezen routes voor transport
van gevaarlijke stoffen over weg of spoorweg.
De dichtstbijzijnde risicovolle activiteiten vinden plaats aan de “overkant” van de
Rijksstraatweg. Hier is een grafisch centrum gevestigd, waar onder meer verf, vernis
-06
en lak wordt vervaardigd. Het plangebied bevindt zich niet binnen het PR 10 contour
of invloedsgebied van dit bedrijf. Meer naar het noorden is aan de Rijksstraatweg 82
tankstation Welp gevestigd. Hier is sprake van LPG opslag en vulpunt. Het PR
vanwege dit station (vulpunt) bedraagt 45 m en het invloedsgebied (GR) bedraagt 150
3
m. De vergunde doorzet bedraagt 498 m . Zie navolgende uitsnede van de provinciale
risicokaart. Het is regelmatig gebleken dat de risicokaart niet volledig is. In ieder geval
kan beredeneerd worden dat over de Rijksstraatweg transport van LPG plaatsvindt,
ter bevoorrading van het voornoemde LPG-station. Uit een reactie van de Milieudienst
blijtk dat deze aanname klopt: het plangebied ligt wel binnen het invloedsgebied voor
een weg voor vervoer van gevaarlijke stoffen.
De risico’s met betrekking tot vervoer van brandbaar gas (GF3) en brandbare vloeistof
(LF1 en F2) zijn in dit soort situaties echter zeer gering.
Eerdere onderzoeken bevestigen dit beeld. Wanneer sprake is van een provinciale
weg waarover bevoorrading plaatsvindt van een LPG station met een doorzet van
3
1000 m /jr blijkt uit ander onderzoek dat –bij vergelijkbare dichtheden van personende oriënterende waarde ruimschoots niet wordt overschreden. De aanname dat het
groepsrisico minder dan 10% toeneemt en minder dan 0,1 maal de oriënterende
waarde bedraagt, kan gelet hierop gemotiveerd als conclusie en verantwoording
worden aanvaard.
SAB
30
Uitsnede Provinciale risicokaart
Verder ligt het Eye Film Instituut nabij, aan de Achterweg in het Heemskerkerduin. In
een voormalige bunker worden, onder geconditioneerde omstandigheden, oude
nitrocellulose films opgeslagen. In geval van een calamiteit kan een toxische wolk
ontstaan. De 1% letaliteitscontour van dit scenario ligt over het plangebied.
Plaatsgebonden risico
Het plangebied valt buiten de 10-6/jaar contour. Het plan voldoet hiermee aan het
Bevi.
Groepsrisico
De overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico is een factor twee.
Maatregelen
Bij de verlening van de revisievergunning (12-2010) voor Eye Film Instituut is
onderzocht of er risicoreducerende alternatieven realiseerbaar zijn. De onderzochte
maatregelen zijn om diverse redenen niet haalbaar gebleken. De mogelijkheden om
het risico aan de bron te beperken zijn zeer divers en tegelijk weer zeer beperkt. In de
door TNO opgestelde reportages zijn naar mening van het bevoegd gezag alle
SAB
31
redelijke en relevante mogelijkheden onderzocht. Bij het verlenen van de
revisievergunning in december 2010 is gemotiveerd besloten een overschrijding van
het groepsrisico toe te staan.
De voorgestelde risicoreducerende maatregelen en de door de regionale brandweer
geformuleerde adviezen zijn als voorschriften aan de vergunning verbonden.
De hoogte van het groepsrisico wordt niet in betekenende mate beïnvloed aangezien
het aantal personen binnen de 1% letaliteitscontour met minder dan 10% toeneemt.
De ontwikkeling wordt aanvaardbaar geacht.
Conclusie
Gelet op bovenstaande, bestaan er geen belemmeringen op het gebied van externe
veiligheid. Het groepsrisico zoals dat bestaat nadat het plan is gerealiseerd, wordt
verantwoord beschouwd.
Bodem
Inleiding
Bij functiewijzigingen die leiden tot een verandering van de bestaande bestemming zal
moeten worden aangetoond dat de kwaliteit van de bodem de realisatie van de
gewenste functie ook toestaat. Daarnaast geldt dat de bodemkwaliteit invloed kan
hebben op de financiële haalbaarheid als blijkt dat de bodem gesaneerd moet worden.
In de gemeente Heemskerk is het generieke beleid vanuit het Besluit bodemkwaliteit
van kracht. Op basis van het Besluit bodemkwaliteit is een bodemfunctieklassenkaart
vastgesteld. Het plangebied valt geheel in de klasse Wonen. Bij grondverzet dient de
kwaliteit van de bodem te worden vastgesteld door middel van partijkeuringen. Dit
geldt zowel voor de kwaliteit van de toe te passen grond als van de ontvangende
bodem. Om een partij grond te mogen toepassen moet de partij worden getoetst aan
zowel de bodemkwaliteit van de ontvangende bodem als aan de bodemfunctieklasse
van de ontvangende bodem. Bij deze dubbele toets geldt dat de kwaliteitsklasse van
de toe te passen partij grond moet voldoen aan de strengste norm.
Om inzicht te krijgen in de vraag of de bodem geschikt is voor de beoogde functie
1
(wonen) is verkennend bodemonderzoek NEN 5740 verricht . Het onderzoek is als
bijlage opgenomen bij dit bestemmingsplan.
In de grond zijn geen verhoogde gehaltes aangetroffen. In het grondwater is een licht
verhoogd gehalte molybdeen aangetroffen. De resultaten geven geen aanleiding om
een nieuw onderzoek uit te voeren. Het bodemonderzoek heeft een beperkte
geldigheidstermijn. Indien een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor de
bouw van een aantal woningen zal opnieuw bekeken moeten worden of een
bodemonderzoek noodzakelijk is.
1
Verkennend bodemonderzoek op een perceel aan de Water Acker te Heemskerk,
HB Adviesbureau, 7 juni 2010.
SAB
32
Conclusie
Er worden geen slootdempingen voorzien. Bij afvoer van de grond zal rekening
worden gehouden met de bodemkwaliteit en de regels ten aanzien van afvoer. Het
aspect bodem werpt gelet hierop geen belemmering op voor de uitvoering van het
bestemmingsplan.
Geluid
Wettelijk kader
De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door inrichtingen,
het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. Langs wegen en
spoorwegen liggen zones. Binnen deze zones moet voor de realisatie van
geluidsgevoelige bestemmingen akoestisch onderzoek worden uitgevoerd.
Het plangebied ligt niet binnen de geluidszone vanwege een spoorlijn, een in het
kader van de Wet geluidhinder gezoneerd industrieterrein en wettelijke zones in
verband met de luchthaven Schiphol
Wegverkeer
De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de
weg: stedelijk of buitenstedelijk. De zone ligt aan weerszijden van de weg en is
gemeten vanuit de rand van de weg. De zones, zoals beschreven in artikel 74 van de
Wgh, zijn weergegeven in de onderstaande tabel.
Aantal rijstroken
1 of 2 rijstroken
3 of 4 rijstroken
5 of meer rijstroken
Zones langs wegen
Stedelijk gebied
200 meter
350 meter
350 meter
Buitenstedelijk gebied
250 meter
400 meter
600 meter
Overzicht van de zones langs wegen
Artikel 74 lid 2 van de Wgh maakt een uitzondering voor wegen met een
30 km-regime en woonerven. Deze wegen hebben geen zone en zijn daarmee niet
onderzoeksplichtig.
De grenswaarden waaraan nieuwe geluidgevoelige functies (zoals woningen) dienen
te voldoen, zijn onder andere afhankelijk van de geluidsbron (weg- of railverkeer), de
ligging van de geluidsgevoelige bebouwing (stedelijk of buitenstedelijk gebied) en het
type geluidsgevoelige bebouwing. In de onderstaande tabel zijn voor woningen de
voorkeursgrenswaarden en de meest voorkomende hoogste toelaatbare
geluidsbelastingen uit de Wgh voor wegverkeer en uit het Bgh voor railverkeer
weergeven.
SAB
33
Stedelijk gebied
Voorkeursgrenswaarde
Hoogste toelaatbare
geluidsbelasting
Buitenstedelijk gebied
Voorkeursgrenswaarde
Hoogste toelaatbare
geluidsbelasting
Hoogste toelaatbare
geluidsbelasting
bij een agrarische bedrijfswoning
Wegverkeer
Railverkeer
48 dB (art. 82)
63 dB (art. 83 lid 2)
55 dB (art. 4.9 lid 1)
68 dB (art. 4.10)
48 dB (art. 82)
53 dB (art. 83 lid 1)
55 dB (art. 4.9 lid 1)
68 dB (art. 4.10)
58 dB (art. 83 lid 4)
n.v.t.
Overzicht van de grenswaarden uit de Wgh en het Bgh
Gezien de voorkeursgrenswaarde en de hoogste toelaatbare geluidsbelasting kunnen
zich drie situaties voordoen:
Een geluidsbelasting lager dan de voorkeursgrenswaarde
In deze situatie zijn volgens de Wgh geen nadere acties nodig om de geluidsgevoelige
bebouwing te realiseren.
Een geluidsbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de hoogste
toelaatbare geluidsbelasting
In deze situatie dienen bij voorkeur maatregelen te worden getroffen om de
geluidsbelasting terug te brengen tot een waarde die lager is dan de
voorkeursgrenswaarde. Wanneer er overwegende bezwaren zijn vanuit
stedenbouwkundig, verkeerskundig, landschappelijk of financieel oogpunt, kan voor
de geluidsgevoelige bebouwing een hogere waarde worden aangevraagd. Voor het
verlenen van hogere waarden kan de gemeente een gemeentelijk geluidsbeleid
vaststellen.
Een geluidsbelasting hoger dan de hoogste toelaatbare geluidsbelasting
In deze situatie is de realisatie van geluidsgevoelige bebouwing in principe niet
mogelijk, tenzij geluidsbeperkende maatregelen worden getroffen waardoor de
geluidsbelasting daalt tot een waarde lager dan de voorkeursgrenswaarde of de
hoogste toelaatbare geluidsbelasting. Een andere oplossing is het realiseren van een
zogenaamde ‘dove gevel’. Een dove gevel is namelijk geen gevel in de zin van de
Wgh, hierdoor hoeft deze niet te worden getoetst aan de normen uit de Wgh.
Het plangebied ligt in de onderzoekszone van enkele wegen. Er is daarom akoestisch
2
onderzoek uitgevoerd om vast te stellen wat de geluidbelasting op de gevels van de
te realiseren woningen. Het onderzoek is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.
2
Akoestisch onderzoek wegverkeer Starweg – Water Acker, SAB, 18 juni 2014.
SAB
34
Rijksstraatweg
Uit dit onderzoek blijkt dat bij geen van de woningen de voorkeursgrenswaarde van
48 dB wordt overschreden. De hoogste geluidsbelasting ten gevolge van de
Rijksstraatweg bedraagt 47 dB, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh.
Starweg
Uit dit onderzoek blijkt dat bij de tien rijwoningen woningen de voorkeursgrenswaarde
van 48 dB wordt overschreden. De hoogste geluidsbelasting ten gevolge van de
Starweg bedraagt 56 dB, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh.
De hoogste toelaatbare geluidsbelasting voor nieuw te bouwen woningen langs een
bestaande weg in stedelijk gebied bedraagt 63 dB (artikel 83 lid 2 van de Wgh). De
optredende geluidsbelastingen zijn hiermee lager dan de hoogste toelaatbare
geluidsbelasting. Zie navolgende tabel.
Woning
Hoogste geluidsbelastingen in dB
R01
R02
R03
R04
R05
R06
R07
R08
R09
R10
T01
T02
V01
V02
V03
incl. aftrek ex art. 110g Wgh
56
54
54
54
53
51
51
52
52
53
44
44
48
47
46
Op navolgende afbeelding is weergegeven welke woning welk nummer
voorstelt.
Water Acker
Uit dit onderzoek blijkt dat bij 14 woningen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt
overschreden. De hoogste geluidsbelasting ten gevolge van de Water Acker bedraagt
59 dB, exclusief aftrek ex artikel 110g Wgh.
SAB
35
Omdat de Water Acker een 30 km-regime heeft, is deze weg niet onderzoeksplichtig
voor de Wgh en daardoor zijn er ook geen normen opgenomen voor 30 km-wegen in
de Wgh. Ter vergelijk is de hoogste toelaatbare geluidsbelasting uit de Wgh voor een
vergelijkbare 50 km-weg gebruikt voor de toetsing in het kader van een goede
ruimtelijke ordening, alsmede voor de cumulatieve berekening. In navolgende tabel is
de cumulatieve geluidsbelasting weergegeven.
Woning
Hoogste cumulatieve
Minimaal benodigde
geluidsbelastingen in dB
gevelwering in dB
excl. aftrek ex art. 110g Wgh
R01
R02
R03
R04
R05
R06
R07
R08
R09
R10
T01
T02
V01
V02
V03
62
61
60
60
60
59
58
58
58
58
58
58
59
58
58
29
28
27
27
27
26
25
25
25
25
25
25
26
25
25
Omdat de maximale geluidwaarde (63) vanwege een weg niet wordt overschreden, is
de conclusie dat er vanuit goede ruimtelijke ordening geen bezwaren zijn.
Hogere waarde
De hoogste toelaatbare geluidsbelasting voor nieuw te bouwen woningen langs een
bestaande weg in stedelijk gebied bedraagt 63 dB (artikel 83 lid 2 van de Wgh). De
optredende geluidsbelastingen vanwege de Starweg lager dan de hoogste toelaatbare
geluidsbelasting. Het doel van de Wgh is om geluidhinder te voorkomen en te
beperken. Een geluidsbelasting tot met de voorkeursgrenswaarde garandeert een
goed woon-/leefklimaat.
De Starweg en de Water Acker zorgen voor een overschrijding van de
voorkeursgrenswaarde. In artikel 77 lid 1b van de Wgh staat dat er onderzoek moet
plaatsvinden of, en zo ja, welke doeltreffende maatregelen mogelijk zijn om de
geluidsbelasting terug te brengen tot een waarde die lager of gelijk is aan de
voorkeursgrenswaarde. Wanneer de geluidsbelasting niet terug te brengen is tot de
voorkeursgrenswaarde, dan kan een hogere waarde ten gevolge van de Starweg
worden verleend door de gemeente. Voor de Water Acker kan geen hogere waarde
worden aangevraagd, omdat deze weg een 30 km-regime heeft.
Bij het treffen van maatregelen geldt een voorkeursvolgorde: bron, overdracht en
ontvanger.
Bronmaatregelen
Het vervangen van het referentiewegdek (dicht asfaltbeton) op de Starweg en de
elementenverharding in keperverband op de Water Acker door een stiller wegdek is
gezien het beperkte aantal woningen niet alleen financieel onrendabel, ook zal een
dergelijk stiller (en dus ook opener) wegdek problemen opleveren bij het beheer (de
levensduur van deze stillere wegdekken is naar verwachting korter).
SAB
36
Ten opzichte van het bestaande dichte asfaltbeton is een geluidsreductie van 3,7 dB
haalbaar door het toepassen van een dunne deklaag (type B) op de Starweg. De
hoogste geluidsbelastingen, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh, bedraagt 52 dB.
Door het toepassen van dit wegdek wordt de voorkeursgrenswaarde nog op 7
woningen overschreden.
Ten opzichte van het bestaande elementenverharding in keperverband is een
geluidsreductie van 2,6 dB haalbaar door het toepassen van een dicht asfaltbeton
(referentiewegdek) op de Water Acker. De hoogste geluidsbelastingen, inclusief aftrek
ex artikel 110g Wgh, bedraagt 57 dB. Door het toepassen van dit wegdek wordt de
voorkeursgrenswaarde nog op 12 woningen overschreden.
Overdrachtsmaatregelen
Het vergroten van de afstand tussen de Starweg en de Water Acker en de woningen
in het plangebied, zodanig dat de geluidsbelasting wel voldoet aan de
voorkeursgrenswaarde, zorgt voor een dusdanig grote afstand dat dit niet wenselijk is.
Het plaatsen van een effectief geluidsscherm langs de Starweg en de Water Acker is
niet gewenst vanuit stedenbouwkundig oogpunt.
Tevens zullen de kosten voor het plaatsen van een scherm dusdanig hoog zijn dat dit
vanuit financieel oogpunt niet rendabel is voor het plan. Het aanleggen van een
geluidswal is niet gewenst gezien het ruimtebeslag hiervan.
Maatregelen bij de ontvanger
De maatregelen die kunnen worden genomen bij de ontvanger (woning) zijn erop
gericht om te voldoen aan de binnenwaarde van 33 dB. Mogelijk moeten voor de
woningen met een hogere geluidsbelasting dan de voorkeursgrenswaarde
aanvullende isolerende voorzieningen worden getroffen om de akoestische
binnenwaarde te halen.
Gevels die een te hoge geluidsbelasting hebben kunnen uitgevoerd worden als dove
gevel. Een dove gevel is een gevel zonder te openen ramen en deuren. Conform artikel
1b lid 5 van de Wgh wordt dit niet gezien als gevel. Doordat het geen gevel is in de zin
van de Wgh hoeft voor een dove gevel geen geluidsbelasting te worden bepaald en is
het niet mogelijk om hiervoor een hogere waarde aan te vragen.
Omdat er geen te openen ramen en/of deuren in een dove gevel zitten is
terughoudendheid gewenst bij het toepassen hiervan. Met oog op het leefcomfort is
het toepassen van een dove gevel op deze locatie ongewenst.
Conclusie
Gezien de beperkte schaal van dit plan is het niet mogelijk of wenselijk om effectieve
maatregelen te treffen die de geluidsbelastingen terugbrengen tot waarden die lager
zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Om die reden wordt voor de
voornoemde woningen een hogere waarde vastgesteld. Het ontwerp besluit hiertoe
ligt tegelijk met dit ontwerp bestemmingsplan ter inzage.
Conclusie
Het aspect geluid werpt geen belemmeringen op ten aanzien van de uitvoerbaarheid
van het initiatief.
SAB
37
Luchtkwaliteit
Wettelijk kader
Het aspect luchtkwaliteit is verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2 en
is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin
onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld
ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO 2) en
zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waarvan de
concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de
grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.
NSL en Besluit NIBM
Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd, kan Nederland niet
voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die sinds 2010 van kracht zijn. De EU heeft
Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal
Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke
aanpak van het Rijk en diversie regio’s om samen te werken aan een schonere lucht
waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten
die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het
NSL in de provincies c.q. regio’s waar overschrijdingen plaatsvinden. Het
maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de
luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Projecten die ‘niet in
betekenende mate’ (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer
individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden, aangezien deze niet
leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de
AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO 2 en PM10
betekent dit en maximaal toegestane verslechtering van 1,2 ųg/m³. Voor een aantal
functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de
ministeriële regeling NIBM. Voor woningen gaat het om maximaal 1.500 bij één
ontsluitingsweg. Aangezien dit plan daar ruimschoots onder blijft, draagt het initiatief
met zekerheid “Niet in Betekende Mate”(NIBM) bij aan een verslechtering van de
luchtkwaliteit.
Indien in het meest noordelijke bouwblok maatschappelijke voorzieningen in de plint
gerealiseerd worden, zal dit enige verkeersaantrekkende bewegingen tot gevolg
hebben. De NIBM< tool van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu geeft echter
voldoende onderbouwing om te concluderen dat het initiatief ook in dat geval niet in
betekende mate leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Daarnaast blijkt uit de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten van het RIVM
dat de luchtkwaliteit ter plaatse goed is; er worden geen grenswaarden overschreden
(2012).
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het
bestemmingsplan.
SAB
38
4.2
Omgevingsaspecten
Water
Beleid
In het kader van het verkrijgen van een duurzaam watersysteem hebben Rijk,
provincies, gemeenten en waterschappen in 2001 de Startovereenkomst waterbeleid
e
21 eeuw (WB’21) ondertekend. Onderdeel van het nieuwe waterbeleid is de
“watertoets” de check van ruimtelijke plannen aan de gevolgen voor het
watersysteem.
Europees beleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is gericht op het bereiken van een goede
ecologische waterkwaliteit in alle Europese wateren. In 2015 moet dat gerealiseerd
zijn. De lidstaten moeten in 2009 (inter)nationale stroomgebiedbeheersplannen
vaststellen waarin zij aangeven welke maatregelen ze gaan nemen om de doelstelling
te halen. De provincie Noord-Holland maakt volledig deel uit van het
deelstroomgebied Rijndelta en het daarbinnen begrensde deelstroomgebiedsdistrict
Rijn-West. Binnen Rijn-West werkt Noord-Holland samen met alle betrokken
waterbeheerders (Rijkswaterstaat, buurprovincies, waterschappen en gemeenten) aan
het opstellen van het regionale deel van het genoemde stroomgebiedbeheersplan
Rijndelta.
Rijksbeleid - Nationaal Bestuursakkoord Water
In het Nationaal Bestuursakkoord Water hebben Rijk, provincies, waterschappen en
gemeenten afgesproken dat in 2015 het watersysteem op orde moet zijn en blijven.
Water moet weer de ruimte krijgen en is medesturend voor het ruimtelijk beleid. Als
een van de eerste stappen is afgesproken dat de waterschappen in beeld brengen
hoeveel waterberging er nodig is om aan de zogenaamde werknormen te kunnen
voldoen. Voor stedelijk gebied houdt dit bijvoorbeeld in, de hoeveelheid
wateroppervlak die nodig is om te zorgen dat bij neerslag het waterpeil maar eens in
de 100 jaar tot aan het maaiveld kan stijgen.
Provinciaal beleid-Provinciaal Waterplan Noord-Holland
In dit provinciaal Waterplan is het Europese en nationale beleid vertaald naar wat er
binnen de provincie moet gebeuren om het water zo goed mogelijk te blijven. Het
Provinciaal Waterplan staat niet op zichzelf. Water heeft met heel veel zaken te
maken, variërend van landbouw tot recreatie en van stadsuitbreidingen tot gezond
drinkwater. Daarom is het Provinciaal Waterplan afgestemd met het beleid op het
gebied van natuur, recreatie, landschap, cultuurhistorie, milieu, landbouw, ruimtelijke
ordening en verkeer en vervoer. In het Provinciaal Waterplan is het waterbeleid
beschreven aan de hand van de thema’s veiligheid, wateroverlast en watertekort,
waterkwaliteit en grond- en drinkwater. Het Provinciaal Waterplan fungeert hierbij als
het kader voor de uitvoering: het is de basis voor allerlei te nemen maatregelen door
de Provincie, waterschappen en gemeenten gedurende de looptijd van het plan. Het is
dus geen uitvoeringsprogramma. Er zal een apart uitvoeringsprogramma worden
opgesteld dat jaarlijks wordt aangepast.
SAB
39
Regionaal beleid- Waterplan Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest (2007)
Het overkoepelend Waterplan uit 2007 geeft de hoofdlijnen weer van wat de
gemeenten Beverwijk, Heemskerk en Uitgeest en Hoogheemraadschap Hollands
Noorderkwartier op het gebied van waterbeheer van plan zijn in de periode tot en met
2017. Hoofddoel van het Waterplan is het realiseren van een veilig, ecologisch
gezond watersysteem met een hoge belevingswaarde en voldoende plaats voor
recreatie. In het Waterplan staan gerichte maatregelen waarmee dit kan worden
bereikt.
Het waterplan kent hierbinnen drie basisdoelstellingen.
1. Waarborgen van een goed functionerend watersysteem in kwantitatief en
kwalitatief opzicht;
2. streven naar een goed functionerend, veilig en ecologisch gezond watersysteem
dat nu en in de toekomst aan de weten regelgeving voldoet en dat aansluit bij de
identiteit; van het unieke landschap binnen het plangebied;
3. daarnaast wordt gestreefd naar het vergroten van de belevingswaarde en het
creëren van voldoende plaats voor recreatie. Hierdoor krijgt het water de
aandacht die het verdient.
De problemen die de gemeenten het liefst opgelost willen zien, zijn wateroverlast
(overstroming vanuit de sloten) en grondwateroverlast (bijv. natte kruipruimtes en
vochtige huizen). Het hoogheemraadschap wil ook graag dat de problemen met
watertekort worden opgelost. Deze problemen vormen de basis voor de te nemen
maatregelen in de planperiode.
Een van de maatregelen is een gebiedsbrede ambitie van circa 42 ha waterberging
voor de gemeenten Heemskerk, Uitgeest en Beverwijk.
Bijzondere aandacht wordt ook besteed aan de belevingswaarde van water. Water
biedt een scala aan mogelijkheden. Deze variëren van water om naar te kijken tot
water dat zich leent voor (intensief) recreatief gebruik. Wonen en spelen aan, op en
om je eigen wijkwater, kikkervisjes vangen langsrijke en gevarieerde slootkanten of
rondvaren door het stedelijke water is nu nog slechts beperkt mogelijk. Hiernaar wordt
echter wel gestreefd. Belangrijk is de aansluiting bij de identiteit van het landschap.
Conclusie
In dit bestemmingsplan bevindt zich geen oppervlaktewater: de
waterbergingscapaciteit van het gebied wordt niet veranderd. De aanwezige
waterpartij die direct grenst aan de woningen blijft in stand en vergroot de recreatieve
beleving van het gebied. Daarmee is het bestemmingsplan in overeenstemming met
het regionaal beleid ten aanzien water.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Door het Hoogheemraadschap wordt gebruik gemaakt van diverse planinstrumenten.
Deze plannen bevatten het door het Hoogheemraadschap te voeren beleid.
Waterbeheersplan
Het Waterbeheersplan heeft de volgende kerndoelen opgenomen:
 het op orde houden van het watersysteem en dit onder dagelijkse omstandigheden
doelmatig en integraal beheren;
SAB
40
 de verontreiniging van het watersysteem door directe en indirecte lozingen
voorkomen en/of beheersbaar houden;
 het op orde houden van de primaire waterkeringen en overige waterkeringen met
een veiligheidsfunctie en deze onder dagelijkse omstandigheden doelmatig
beheren;
 het in stand houden en ontwikkelen van een calamiteitenorganisatie die onder
bijzondere omstandigheden onmiddellijk operationeel is en die beschikt over
actuele calamiteitenbestrijdingsplannen voor veiligheid, wateroverlast en
waterkwantiteit.
Watercompensatie Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Inzake de watercompensatie is in het Waterbeheersplan vastgesteld dat bij de
watertoets het Hoogheemraadschap ook adviseert over maatregelen die nodig zijn om
het watersysteem op orde te houden. Hierbij is het uitgangspunt dat toename van
verhard oppervlak en gedempte watergangen worden gecompenseerd. Als peildatum
voor nieuwe verhardingen wordt 1 november 2003 gehanteerd (datum invoering
watertoets). Voorts heeft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, ten
aanzien van watercompensatie, in de Keur 2009 het volgende artikel opgenomen:
Artikel 4.2 Verbod versnelde afvoer door verhard oppervlak
Het is zonder vergunning van het dagelijks bestuur verboden neerslag versneld tot afvoer te laten komen:
a door bebouwing of verharding van 800 m2 of meer onverharde grond;
b door realisatie van verscheidene min of meer aaneengesloten bouwplannen met een gezamenlijke
oppervlakte van 800 m2 of meer;
c door aanleg van nieuw verhard oppervlak dat meer dan 10% van het oppervlak van het
desbetreffende peilvak beslaat;
d door uitbreiding van het verhard oppervlak met minder dan 800 m 2, indien het desbetreffende
watersysteem de toename van de piekafvoer niet kan verwerken.
In het kader van de ontwikkeling van de woonwijk “Waterakkers-Lunetten” is
uitgegaan van een bepaalde hoeveelheid verharding. Daaraan zijn watermaatregelen
gekoppeld. Deze zijn verspreid over de wijk gerealiseerd. Dit plangebied maakte
onderdeel uit van dat grotere raamwerk. Er werd toen uitgegaan van een nagenoeg
volledige verharding van het gebied; de idee was een tamelijk grootschalig
maatschappelijk gebouw te realiseren; de rest van het terrein zou als parkeergebied
ten dienste van dat gebouw ingericht moeten worden.
Het was gelet daarop toegestaan 50% van het perceel te verharden, zonder dat
2
compensatie nodig was. Dit behelst een oppervlakte van 2280 m .
2
De verharding wordt geschat op 2.130 m (het gaat om 4 vrijstaande woningen van in
2
2
totaal 720 m , 2x5 rijenwoningen van in totaal 600 m , 10 bergingen van in totaal 60
2
2
m en bestrating [parkeren, voetpad, weg] van 150 m ).
In de nieuwe situatie zal het ook niet mogelijk zijn het gebied in zijn geheel te
verharden In het noorden blijft een strook grond onbebouwd. Ditzelfde geldt voor de
voortuinen van de woningen; de zij- en achtererven van de woningen kunnen voor
maximaal 50% bebouwd worden. De situatie verbetert dus ten opzichte van de
oorspronkelijk gedachte situatie.
SAB
41
Verder moeten volgens het Hoogheemraaschap:
 De huizen die direct aan het water grenzen, het regenwater van het perceel lozen
op de vijver (gemeentelijke eis).
 Als er water gedempt gaat worden, moet dat 1-op-1 in dezelfde vijver worden
bijgegraven.
 Het HHNK en de gemeente Heemskerk zijn geen voorstander van het toepassen
van uitlogende bouwmaterialen zoals zink, lood en koper. Het HHNK hanteert een
lozingseis mbt zink < 0,1 mg/liter. Voor de andere materialen gelden andere eisen.
Indien het geloosde water daar niet aan voldoet (nu en in de toekomst) zal er door
de veroorzaker een aanvullende voorziening geplaatst moeten worden.
 Voor de aanleg van steigers moet een watervergunning bij het
hoogheemraadschap worden aangevraagd. De eisen die zijn daaraan stellen zijn
te vinden in de Keur (www.hhnk.nl).
Aan deze voorwaarden kan in de uitvoering worden voldaan. Verder wordt
aangesloten op het reeds aangelegde (gemengde) rioleringssysteem.
Conclusie
Het aspect “water” vormt gelet op bovenstaande een belemmering voor de
uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Ecologie
Wettelijk kader
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebiedsen soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming is er onderscheid gemaakt tussen de
Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). In de
Natuurbeschermingswet 1998 worden Natura 2000-gebieden en beschermde
Natuurmonumenten beschermd. De EHS is niet opgenomen in de natuurwetgeving,
maar dient bij de planologische afweging te worden meegenomen.
Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet. Soortenbescherming is
altijd van toepassing. De Flora- en faunawet is gericht op het duurzaam in stand
houden van soorten in hun natuurlijk leefgebied. Als een ruimtelijke ingreep
rechtstreeks kan leiden tot verstoring of vernietiging van bepaalde beschermde
soorten of hun leefgebied, kan het project in strijd zijn met de Flora- en faunawet.
Situatie plangebied e.o.
Soortenbescherming
Het plangebied is thans onbebouwd. Het perceel uit een grasveldje en enkele
spontaan gevormde wandelpaden. Het is niet waarschijnlijk dat hier vaste rust- en
verblijfplaatsen van (strikt) beschermde soorten aanwezig zijn.
Nadat het plangebied bouwrijp is gemaakt is het in potentie geschikt als winterbiotoop
voor de rugstreeppad. Om te voorkomen dat de rugstreeppad zich gaat vestigen in het
plangebied kan dit worden afgeschermd met een amfibieënscherm. Dit scherm dient
in september te worden geplaatst.
SAB
42
Gebiedsbescherming
Het initiatief is zodanig kleinschalig van aard, dat significant negatieve effecten op
nabij gelegen Natura 2000-gebieden kunnen worden uitgesloten.
Conclusie
Het bestemmingsplan is haalbaar wat betreft flora en fauna.
Duurzaamheid
Duurzaam bouwen
Duurzaam bouwen is het op zodanige manier bouwen dat gedurende de gehele
levensloop van het gebouw en de gebouwde omgeving zo min mogelijk
(milieu)belasting ontstaat. Aandacht voor duurzaamheid betekent expliciete aandacht
voor een gezond, leefbaar binnenmilieu van de woningen, beperkingen van de
negatieve gevolgen voor mens en milieu en beperkingen van de woonlasten op
termijn (energierekening).
Gemeentelijk beleid voor duurzaam bouwen
Gemeente Heemskerk en de Milieudienst IJmond hebben ter ondersteuning en
invulling van deze beleidsdoelstellingen een lokaal beleid geformuleerd in “Kwaliteit en
duurzaam bouwen” en in het Milieubeleidsplan Gemeente Heemskerk 2014-2018,
vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 19 december 2013.
Bouwinitiatieven moeten voldoen aan deze ambities en doelstellingen. Buiten de
bestaande normen vanuit het Bouwbesluit richt het beleid ten aanzien van duurzaam
bouwen zich op een hoger ambitieniveau.
Landelijk beleid
Het werkprogramma van Schoon en Zuinig (VROM, 2007) beschrijft hoe Nederland in
2020 30 procent minder broeikasgassen wil uitstoten ten opzichte van 1990. Op basis
hiervan hebben het Rijk en de gemeenten in 2007 het Klimaatakkoord ondertekend.
Aan energiebesparing en duurzame energie is een belangrijke rol toegekend.
Nederland heeft in het Energierapport 2008 (EZ, 2008) de doelstelling voor
energiebesparing opgehoogd van 1,5 naar 2 procent per jaar in 2020. Onder
duurzame energiebronnen worden hernieuwbare energiebronnen verstaan. Dit wil
zeggen bruikbare energie uit waterkracht, windenergie, zonne-energie,
omgevingsenergie en biomassa. Duurzame energie speelt in Nederland nog een
beperkte rol. De Nederlandse overheid streeft naar 20 procent duurzame energie in
2020 (VROM, 2007). Het kabinet Rutte II hanteert het aandeel duurzame energie van
16 procent in 2020. Om resultaten te boeken en om innovatie te stimuleren is de
energieprestatie-coëfficiënt voor nieuwe woningen in het Bouwbesluit (wettelijk kader)
in 2011 aangescherpt van 0,8 naar 0,6 en wordt deze in 2015 verder verlaagd naar
0,4.
GPR Gebouw
GPR Gebouw is een programma voor het omzetten van ontwerpgegevens van een
gebouw naar prestaties op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid. GPR gebouw
gaat over woonkwaliteit, de toekomstwaarde én de gebruikelijke thema’s van
duurzaam bouwen. Het is een hulpmiddel voor het maken van keuzes bij nieuwbouw
en renovatie van woningen, scholen en andere gebouwen
Om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouwprojecten stimuleert de
gemeente Heemskerk het gebruik van GPR Gebouw. GPR Gebouw is een relatief
SAB
43
eenvoudig instrument waarmee prestaties worden uitgedrukt in rapportcijfers van 1 tot
10.
Keuzemodules geven aan hoe scores zijn te verhogen (tot maximaal een tien) voor de
vijf verschillende onderdelen energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en
toekomstwaarde.
Binnen het ontwerp (of de renovatie) is men vrij om binnen de verschillende modules
voorzieningen naar keuze te realiseren, zolang deze keuzes leiden tot het gewenste
ambitieniveau. Per project wordt door de Milieudienst IJmond (gratis) digitaal een
sublicentie voor het programma GPR Gebouw verstrekt.
De ambitie van de gemeente Heemskerk is minimaal een 8 te scoren voor de thema’s
Energie en Gezondheid en minimaal een 7,5 voor de thema’s Milieu, Gebruikskwaliteit
en Toekomstwaarde. De score wordt afgestemd op het woningtype. Het uitgangspunt
is een rij/hoekwoning; voor vrijstaande woningen wordt de score 0,5 punt lager
gesteld. Dit vooruitlopend op de verscherping van de wetgeving in 2015 (EPC van 0,4)
en naar klimaatneutraal bouwen in 2020.
Archeologie
Landelijk beleid - Verdrag van Malta
Het is in Nederland verplicht om bij ruimtelijke besluitvorming de archeologische
belangen mee te wegen. In 1992 is in Valletta het Verdrag van Malta ondertekend
door Nederland. De belangrijkste uitgangspunten van het Verdrag van Malta zijn het
streven naar behoud in de bodem (behoud in situ), het vroegtijdig betrekken van
archeologie in ruimtelijke ordeningsprocessen en tenslotte, wanneer behoud in situ
niet mogelijk is, het "de verstoorder betaalt" principe. Na het ondertekenen van dit
verdrag werd, in afwachting van de implementatie in de Nederlandse wetgeving,
steeds vaker al "in de geest van Malta" gehandeld.
De Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ, 1 september 2007)
Deze wet vormt de implementatie in de Nederlandse wet van het Verdrag van Malta
inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed. Dit geldt voor iedereen die
bodemingrepen gaat (laten) uitvoeren: zowel particulieren als bedrijven,
projectontwikkelaars en (lokale) overheden.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Heemskerk heeft voor de bescherming van de archeologisch
waardevolle gebieden eigen beleid ontwikkeld, waarbij de (verwachtings)waarde per
locatie inzichtelijk is gemaakt met behulp van een gemeentelijke archeologische
waardenkaart. In navolgend figuur is te zien dat het plangebied van het voorliggend
bestemmingsplan binnen een ‘grijze zone’ is gelegen. Afhankelijk van de omvang van
de werkzaamheden (oppervlak en diepte) is voorafgaand aan werkzaamheden
archeologisch onderzoek en/of een vergunning benodigd:
waardevol gebied van de vierde categorie: indien plan groter dan 2.500 m² en dieper
dan 40 cm, archeologisch onderzoek benodigd.
SAB
44
Globale ligging plangebied
Situatie plangebied
Op basis van het archeologiebeleid van de gemeente, zoals dat is vastgelegd in het
bestemmingsplan, heeft het plangebied een gemiddelde archeologische verwachting.
In dit bestemmingsplan is voor dit perceel een bestemming Waarde - Archeologie 4
2
opgenomen. Dit houdt in dat bij ingrepen groter dan 2.500 m en dieper dan 0,4 m
verkennend archeologisch dient plaats te vinden, en, indien hieruit blijkt dat de kans
op vondsten reëel is, nader inventariserend onderzoek (in het archeologiebeleid wordt
de noodzaak tot onderzoek en de omvang van het plan gerelateerd aan
“grondroerende werkzaamheden”; in het bestemmingsplan gaat het eveneens om
bouwwerken en grondroerende werkzaamheden; het feit dat het plangebied dus
2
groter is dan 2.500 m is niet relevant voor de beoordeling. De verhardingen
(parkeerplaatsen, inritten) zullen nl. niet dieper dan 0,4 m beneden maaiveld
plaatsvinden. Dit geldt wel voor de (funderingen van de) gebouwen. Het totale
oppervlakte van de bouwvlakken (rijenwoningen en vrijstaande woningen) bedraagt
2
2
ca. 1.230 m . Daar kan maximaal ca. 1.000 m bijgebouwen bij komen op basis van
2
2
de erfbebouwingsregeling van Heemskerk (60 m voor de kleine percelen en 90 m
2
2
voor de grote percelen vanaf 600 m ). Het aantal van 2.500 m wordt in dit geval dus
niet gehaald. Er is daarom geen nader onderzoek nodig wat betreft archeologie.
SAB
45
In het kader van de eerdere voorgenomen ontwikkeling voor deze locatie (zie
paragraaf 1.1) is een vrijstellingsbesluit genomen (30 januari 2008); archeologisch
onderzoek was derhalve niet nodig. Daarbij is de volgende overweging in de
ruimtelijke onderbouwing opgenomen:
De Cultuur Historische Waardenkaart van de provincie Noord Holland geeft voor de
betreffende locatie niet aan dat er sprake is van de aanwezigheid van bijzondere
archeologische waarden. Dit geldt eveneens voor Archeologische Monumentenkaart.
Volgens staand beleid van de provincie zoals bevestigd in de Cultuurnota van 2004
van de provincie, is er gezien deze omstandigheden geen reden om op voorhand
archeologisch onderzoek te verrichten. Dit strookt met de opvatting van de gemeente
Conclusie: het aspect archeologie vormt gelet hierop geen belemmering voor het
initiatief.
Verkeer en parkeren
De woningen ontsluiten op Water Acker. Volgens de publicatie 317 “Kencijfers
parkeren en verkeersgeneratie” van het CROW (2012) mag voor een woning van dit
type in binnenstedelijk gebied, matig stedelijk, rest bebouwde kom uitgegaan worden
van een verkeersgeneratie van ca. (maximaal) 7,8 á 8,5 per dag voor de vrijstaande
woningen en 7 á 7,8 voor de rijenwoningen. De verkeersproductie zou dan neerkomen
op circa 120 extra voertuigbewegingen per etmaal (uitgaande van de maximale
cijfers). Aangezien er vlot ontsloten kan worden op de Rijksstraatweg (via de
Starweg), levert dit geen problemen op voor de verkeersstructuur.
Voor de maatschappelijke voorzieningen wordt uitgegaan van ca. 100 extra
2
verkeersbewegingen (uitgaande van maximaal 300 m bvo op de plint van het
noordelijke bouwblok). De goede ontsluiting van dit perceel met de vrijwel directe
aansluiting op de westelijke randweg van Heemskerk, maakt dat dit geen probleem is
voor de huidige verkeersstructuur.
De richtlijn voor de parkeernorm als opgenomen in het onderliggend bestemmingsplan
2
Woongebied II voor een rijwoning als deze (woonoppervlakte minder dan 80 m ) in het
stedelijk gebied bedraagt maximaal 1,6 (incl. 0,3 bezoek) parkeerplaatsen; in totaal
2
derhalve 16. Voor de vrijstaande woningen (woonoppervlakte tussen 80 en 110 m )
geldt een parkeernorm van 2 (incl. 0,3 bezoek); in totaal derhalve 8. In totaal zijn er
dus 24 parkeerplaatsen nodig. De parkeervoorzieningen voor de vrijstaande woningen
kunnen op eigen terrein worden gerealiseerd (8). Voor de rijenwoning is een
parkeervoorziening gepland, waar 20 parkeervakken komen. In totaal komen er dus
28 parkeerplaatsen, meer dan voldoende om te voldoen aan de parkeervraag er is
zelfs sprake van een overcapaciteit. Optioneel is het mogelijk 4 langsvakken ter
hoogte van het zuidelijke rijenblok te realiseren, waardoor de overcapaciteit nog groter
wordt. Indien er maatschappelijke voorzieningen in de plint van het meest noordelijke
bouwblok komen, kan deze overcapaciteit gebruikt worden ten dienste van deze
functie. Ook in die situatie worden er derhalve voldoende parkeerplaatsen
gerealiseerd.
SAB
46
5
5.1
Economische uitvoerbaarheid
Inleiding
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste
lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden naar de
financiële uitvoerbaarheid van het plan. Doorgaans is relevant de vraag of er
gemeentelijke kosten zijn en hoe deze verhaald worden. Deze vraag omhelst tevens
eventuele planschade.
5.2
Beoordeling plan
Sinds de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 is het
onder omstandigheden verplicht om aan het opstellen van een bestemmingsplan een
exploitatieplan te koppelen. Er is sprake van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12,
lid 1 van de Wro als onderdeel van afdeling 6.4 inzake de grondexploitatie. Een
exploitatieplan is niet verplicht indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie
van de in het plan opgenomen gronden op een andere wijze is verzekerd (artikel 6.12,
lid 2 sub a Wro).
De begeleiding van de planologische procedure is door middel van het heffen van
leges gedekt. Tussen de initiatiefnemer en de gemeente zal (voor vaststelling van dit
bestemmingsplan) een overeenkomst zal worden gesloten waarbij de kosten van de
grondexploitatie over de in dit bestemmingsplan begrepen gronden afdoende zullen
worden neergelegd bij de initiatiefnemer (PM).
5.3
Conclusie
De economische uitvoerbaarheid van het bouwplan is voldoende aangetoond.
SAB
47
6
6.1
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Overleg
Het voorontwerp bestemmingsplan is in het kader van artikel 3.1.1 Bro voorgelegd
aan de overleginstanties. Het hoogheemraadschap heeft aangegeven akkoord te zijn
met initiatief, voor het overige zijn er geen reacties ingediend.
6.2
Zienswijzen
Op de bestemmingsplanprocedure is afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van
toepassing. In navolging hiervan zal het ontwerpbestemmingsplan voor zes weken ter
inzage worden gelegd. Een ieder krijgt in deze periode de gelegenheid om
zienswijzen in te dienen. In deze paragraaf, of in een separate bijlage, worden te
zijner tijd de zienswijzen beantwoord. Tevens wordt aangegeven of de zienswijze
aanleiding is het bestemmingsplan te wijzigen.
6.3
Conclusie
PM
SAB
48
7 Wijze van bestemmen
7.1
Inleiding
Dit bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, de planregels en een verbeelding. De
verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het
bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden
bezien en toegepast.
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt
via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak
gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden
gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader
worden ingevuld:
 Via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de verbeelding, bestaande uit
een lijn, een figuur, een lettercode etc.. Via een aanduiding wordt in de planregels
iets specifieks geregeld. Dit kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra
beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken.
Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere
bestemmingsregels en kunnen ook eigen regels hebben.
 Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming betekent dat voor gronden
meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één ‘enkel’ bestemming en soms
gelden er een of meerdere dubbelbestemmingen. In de regels van de
dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt
aan extra regels in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de
onderliggende bestemmingen.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel
van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de
beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het
bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang
voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
7.2
Algemene methodiek
Verbeelding
Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming
gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen worden opgenomen.
Deze aanduidingen hebben alleen een juridische betekenis als in de planregels aan
de betreffende aanduiding een gevolg wordt verbonden. Een aantal aanduidingen
heeft juridisch gezien geen betekenis en is uitsluitend opgenomen ten behoeve van de
leesbaarheid van de verbeelding (bijvoorbeeld topografische gegevens).
Planregels
De planregels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:
1. Inleidende regels.
In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt
(artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te
waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen
van de planregels (artikel 2).
SAB
49
2. Bestemmingsregels.
In dit tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Het betreft
regels voor het toegestane gebruik en bouwregels. Als er dubbelbestemmingen zijn
worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde,
achter de bestemmingsregels.
Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere artikelen
relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden.
Alleen zo ontstaat een volledig beeld.
3. Algemene regels.
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus
voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelregel, algemene
gebruiks-, afwijkings- en wijzigingsregels en uitsluiting inzake de aanvullende werking
van de bouwverordening.
4. Overgangs- en slotregels.
In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk overgangsregels en een slotregel
opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze
vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.
7.3
Specifieke regeling dit bestemmingsplan
De planregels in dit bestemmingsplan zijn opgezet aan de hand van hetgeen in
voorgaande paragraaf beschreven is. Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van
woningen aan de Starweg - Water Acker mogelijk. Er is hierbij zo veel mogelijk
aangesloten bij de uniforme regelingen uit planregels van overige
bestemmingsplannen van Heemskerk, in het bijzonder het bestemmingsplan
Woongebied II. Gebruiksmogelijkheden en bebouwingsmogelijkheden sluiten dus
zoveel mogelijk aan bij bestaande gemeentelijke regelingen.
Het bestemmingsplan kent een aantal bestemmingen, te weten Groen,
Tuin - 2, Verkeer - Verblijfsgebied en Wonen en een dubbelbestemming
Waarde - Archeologie 4.
“Groen”
Het noordelijke strookje groen heeft de bestemming “Groen” gekregen en blijft
daardoor als zodanig in stand.
“Tuin - 2”
De bestemming “Tuin-2” is toegekend aan de voortuinen van de woningen en loopt
door tot 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel. De bedoeling is dat gronden
met de bestemming Tuin-2 onbebouwd blijven om zodoende een open en rustig
bebouwingsbeeld te creëren. De hoofdbebouwing blijft op die manier als meest
prominenten gebouw in het zicht.
“Verkeer - Verblijfsgebied”
De centrale parkeerstrook heeft de bestemming “Verkeer-Verblijfsgebied” gekregen.
SAB
50
“Wonen”
De woningen zoals ingetekend op de kavelschets (zie paragraaf 2.2) zijn allen binnen
een bouwvlak gebracht en dienen op basis van de regels daarbinnen opgericht te
worden. De situering van de bouwvlakken is dus gebaseerd op het initiatief maar hier
wel wat ruimer omheen gelegd zodat enige flexibiliteit bestaat ten aanzien van de
exacte positionering.
De maximaal toegestane goot- en hoofhoogte is op de verbeelding aangegeven. Deze
bedragen in alle gevallen 7 resp. 10 m. tevens is aangeduid om wat voor soort
woningtype het moet gaan (aaneengebouwd, vrijstaand of een vrijstaand dan wel
twee-onder-één-kapper).
De woning moet verplicht van een kap worden voorzien. Een kap bestaat een geheel
van hellende dakvlakken die samenkomen in een nok. De hellingshoek bedraagt
minimaal 15 en maximaal 75 graden.
Binnen de bestemming wonen mag ter plaatse van de aanduiding vrijstaand maximaal
één vrijstaand hoofdgebouw worden gerealiseerd. Ter plaatse van de rijenwoningen is
een maximum aantal opgenomen op de verbeelding.
Voor wat betreft de aan-, uit-, en bijgebouwen sluit voorliggend bestemmingsplan aan
op de “standaardregeling” die ook elders in het stedelijk gebied van Heemskerk wordt
gehanteerd voor woonpercelen.
Voor het meest noordelijke blok is een aanduiding ‘maatschappelijk’ opgenomen.
Deze aanduiding maakt het mogelijk via een binnenplanse afwijking op de plint
maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan, met woningen (appartementen,
maximaal 5) daarboven te realiseren. Indien er onvoldoende vraag naar
maatschappelijke voorzieningen is, kunnen er ook 5 rijenwoningen komen. Het gaat
om een soortgelijk gebouw als het bouwvlak voor de rijenwoningen ten zuiden van de
centrale parkeervoorziening.
Ter plaatse van de aanduiding ‘garage’ zijn in afwijking van de algemene regeling drie
garages/bergingen toegestaan. Het betreft de garages ten behoeve van de woningen
2-4. Deze worden gegroepeerd achter woning 5, langs het parkeerhofje, omdat er in
de achtertuinen van 2-4 niet genoeg ruimte voor is en de bergingen anders ook niet
goed bereikbaar zijn. Bij woning 1 is een aanduiding bijgebouw opgenomen. Het is op
voorhand niet gewenst dat hier bebouwing komt, omdat dit de ‘kop’ van de rij is die
prominent zichtbaar is vanaf de Starweg. Het is van belang dat de kop niet
verrommeld raakt met erfscheidingen (schuttingen) of niet passende aan- en
uitbouwen of bijgebouwen. Echter, wanneer er een goed ontwerp voor gemaakt wordt,
in de stijl van de woonwijk, is een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw toch
denkbaar. Dit is daarom mogelijk na binnenplanse afwijking. Om dezelfde reden is op
deze locatie daar waar de gronden de bestemming Tuin-2 hebben gekregen (zie
onder) een binnenplanse afwijking voor erf- en terreinscheidingen mogelijk (er is
hiervoor een aanduiding ‘erf’ opgenomen, gebouwen zijn niet mogelijk).
“Waarde - Archeologie 4”
Met deze bestemming wordt beoogd eventuele aanwezige archeologische relicten te
2
beschermen. In geval van grote ingrepen (meer dan 2.500 m en dieper dan 0,4 m)
zal archeologisch onderzoek nodig zijn. In onderhavig geval is daar overigens geen
sprake van.
SAB
51