Grondontsmetting

TECHNISCHE INFORMATIE
Rotterdam, 5 september 2014
Grondontsmetting
Inhoud
INLEIDING ................................................................................................................................................ 2
ACTUEEL .................................................................................................................................................. 3
Regelgeving grondontsmetting ........................................................................................................... 3
Extra ontsmetting in verband met stengelaaltje................................................................................. 3
Basamid niet meer toegelaten ............................................................................................................ 3
ADVIES KORT ........................................................................................................................................... 4
Procedure: ........................................................................................................................................... 4
Doseringen en toepassing Monam: .................................................................................................... 4
Procedure melding grondontsmetting, van vergunning naar melding ................................................... 4
Opheffing besmetverklaringen Ditylenchus dipsaci (tulpenstengelaaltje) in de bollenteelt:............. 5
Ervaringen bestrijding knolcyperus ..................................................................................................... 6
MONAM (metam-natrium 510 g/l) ........................................................................................................ 7
HOE WERKT MONAM .......................................................................................................................... 7
WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT: TOEPASSING EN DOSERING/HA ............................................... 8
WIJZE VAN TOEDIENING ...................................................................................................................... 8
Afdekken met VIF .............................................................................................................................. 11
WETTELIJKE GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN ........................................................................................... 12
GEBRUIKSAANWIJZING...................................................................................................................... 13
VOORWAARDEN VOOR VERNIETIGING GRASLAND .......................................................................... 14
Waarom deze regels? ........................................................................................................................ 15
Alternatieven? .............................................................................. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
INLEIDING
Grondontsmetting is een teeltmaatregel die nodig is om in bepaalde teelten de ziektedruk zodanig
onder controle te krijgen, dat de teelt een grote kans van slagen heeft. Het wordt gebruikt tegen:
aaltjes, schimmels en onkruiden.
Teelten waarin grondontsmetting wordt toegepast zijn: aardappelen, suiker- en voederbieten,
aardbeien, uien, vaste planten, groenten, bloembollen, bloemisterij, boomkwekerij en bij de her
inplant van boomgaarden.
Onderstaand een overzicht van met metam-natrium ontsmette arealen in Nederland:
Jaar:
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Totaal areaal (ha):
5.637
5.487
4.650
5.642
5.603
nog niet bekend
Waarvan bloembollen(ha):
2.845
2.614
2.693
3.203
3.306
Bron: Ministerie van Economische zaken.
Waarvan tbv stengelaal (ha):
niet bekend
niet bekend
16,1
9,2
9,4
3,5
ACTUEEL
Regelgeving grondontsmetting
Onder invloed van politieke druk is er een tijdelijk verbod (moratorium) geweest van 28 mei tot 15
augustus 2014. De toelating van Monam is daarna weer (ongewijzigd) vrijgegeven, echter met
inachtneming van aanvullende toepassingsvoorwaarden, te weten:
1. Maximale oppervlakte van 1 ha behandelen, met minimaal 150 meter afstand tussen
behandelde velden. (tussenstukken zijn na 14 dagen te behandelen)
2. Dek de grond direct na toepassing af met VIF (= Virtually Impermeable Film ofwel gasdichte
folie) gedurende tenminste 14 dagen.
3. Een bufferzone van 150 meter tussen de te behandelen velden en de kadastrale grens van
woningen en overige verblijfplaatsen waar mensen langere tijd verblijven, zoals scholen,
winkels, bedrijven en kantoren.
4. Het middel dient op ten minste 20cm diepte ingebracht te worden.
Ter verduidelijking: de aanvullende voorwaarden gelden voor het huidige etiket:
 Dosering 300 – 750 l/ha (dosering van 750 l/ha is dus nog behouden! Evenals 1.000 l/ha voor
droogrotbestrijding in kleinbloemige gladiolen). De kans bestaat dat na 1 januari 2015 de
maximale dosering 300 l/ha wordt. Mocht dat het geval zijn, dan wordt geprobeerd om op
termijn toch weer een hogere dosering op het etiket te krijgen.
 Toepassen 1x per 5 jaar (extra grondontsmetting t.b.v. stengelaal is komen te vervallen.)
 Niet toepassen in de winterperiode (tussen 15 november en 15 maart), uitgezonderd diverse
gewassen zoals: lelies, gladiolen en Canna, Eremurus, Liatris, Montbretia, Nerine, Paeonia,
Ranunculus, Tigridia of herinplant van boomgaarden.)
Extra ontsmetting in verband met stengelaaltje
De afgelopen jaren was er de mogelijkheid tot extra ontsmetten in geval van een besmetverklaring
van Ditylenchus dipsaci (stengelaaltje) in bloembollen. Deze vrijstelling is niet meer afgegeven (en
wordt waarschijnlijk ook niet meer afgegeven).
Basamid niet meer toegelaten
Per 10 juni 2014, tijdens het moratorium op Monam, is de toelating voor Basamid ingetrokken. Dit
middel kunnen we dan ook niet meer gebruiken in combinatie met of als alternatief voor Monam!
ADVIES KORT
Procedure:
1.
2.
3.
4.
5.
3 weken voor ontsmetting insturen meldingsformulier naar de Dienst Regelingen te Assen.
Na maximaal 2 weken ontvangst bewijs.
Op vertoon van en na aftekening van het ontvangstbewijs mag leverancier leveren.
Toepassing 3 maanden geldig.
Geen ontsmetting uitgevoerd, ontvangstbewijs binnen 4 maanden, na aftekening, retourneren.
Doseringen en toepassing Monam:
Bestrijding:
In teelt van
l/ha
Aaltjes
Aardappelen (niet voorafgaand aan, in kalenderjaar), bieten, uien 300
Aaltjes
Vaste planten, aardbeien
600 - 750
Aaltjes en schimmels Bloembollen, bolbloemen, bloemisterijgewassen,
herinplant boomgaarden boomkwekerijgewassen
Onkruid knolcyperus Geen
600 - 750
700
Procedure melding grondontsmetting, van vergunning naar
melding
1. Tijdige melding bij de NVWA (minimaal 3 weken van tevoren)
U meldt een grondontsmetting met het formulier Melding Grondontsmetting. Stuur ook een kaart
mee waarop u het perceel of de delen die u gaat ontsmetten intekent. Dit kan de kaart zijn die u
gebruikt bij de gecombineerde opgave. Een andere ingetekende kaart mag ook, zolang:
 de kaart actueel is
 de Nederlandse x- en y-coördinaten er op staan
 de maten worden aangegeven in meters
 het te ontsmetten perceel (of deel daarvan) duidelijk zichtbaar is
Bellen kan ook voor een kaart: 088 042 42 42. Dan wordt gezamenlijk het juiste percelen opgezocht.
Stuur het formulier minimaal drie weken voordat u de grond gaat ontsmetten naar de NVWA,
Postbus 9102, 6700 HC in Wageningen.
Het formulier faxen is niet mogelijk, de NVWA heeft het originele formulier nodig.
Als het formulier compleet is, krijgt u binnen twee weken een ontvangstbevestiging. Is de melding
niet compleet, dan krijgt u daarvan bericht.
2. Ontvangstbewijs, na max 2 weken, zonder kosten
De ontvangstbevestiging is drie maanden geldig. Lukt het niet uw grond in deze periode te
ontsmetten? Dan kunt u het recht op grondontsmetting houden, maar daarvoor moet u de originele
ontvangstbevestiging binnen één maand nadat die is verlopen, indienen bij de NVWA. Het adres
vindt u op de ontvangstbevestiging.
De NVWA tekent het perceel digitaal in en op dat moment wordt de exacte oppervlakte van het
perceel(gedeelte) uitgerekend. Deze oppervlakte vindt u terug op de ontvangstbevestiging en kan
afwijken van de door u opgegeven oppervlakte.
Persoonlijke gegevens (vraag 1 en 2)
De melding van een grondontsmetting wordt gedaan door de gebruiksgerechtigde van het perceel.
Dit is de eigenaar of degene die het (zakelijk) gebruiksrecht heeft volgens een door de Grondkamer
goedgekeurde pachtovereenkomst.
Gegevens van het perceel (vraag 3.1)
Vul voor elk perceel één meldingsformulier in. Meerdere perceelsgedeelten kunnen op één
formulier. De perceelsgedeelten mogen dan niet zijn gescheiden door een pad, sloot of weg. Voeg
een duidelijke kaart toe waarop u het perceel of de delen intekent. De x- en y-coördinaten moeten
een herkenbaar punt van het perceel zijn, bijvoorbeeld een gebouw, watergang, weg of de hoek
linksonder van het perceel.
Keuze gewasgroep (vraag 3.2)
U kunt kiezen uit: aardappelen, suiker- en voederbieten, uien (inclusief sjalotten),
bloembollen/bolbloemen (specificeren), groenten, aardbeien, herinplant boomgaard, boomkwekerij
(specificeren), bloemkwekerij, vaste planten of ‘anders'.
De maximale dosering metam-natrium per hectare verschilt per gewas. Voor aardappelen geldt
bijvoorbeeld een maximum van 300 l/ha, en voor bloembollen 750 l/ha. Deze normen mag u niet
overschrijden. U vindt ze in het wettelijk gebruiksvoorschrift toelatingnummer 6443 N, op de website
van het CTGB. Doet u een melding voor een ontsmetting met een hoge dosering, dan moet u het
aangegeven gewas hebben geplant binnen een jaar nadat de ontvangstbevestiging is verlopen.
Grondontsmetting als bestrijdingsmaatregel AM (vraag 3.4)
Als u deze vraag met ‘ja' beantwoordt, dan hoeft u geen apart formulier Melding
Bestrijdingsmaatregel aardappelmoeheid naar de NVWA te sturen.
Gegevens toepasser (vraag 4)
Degene die de grondontsmetting uitvoert moet bij de NVWA bekend zijn en moet beschikken over de
vereiste bewijzen van vakbekwaamheid. We vragen de toepassingsdatum (de datum dat de grond
ontsmet wordt) om eventueel een controle uit te voeren.
Opheffing besmetverklaringen Ditylenchus dipsaci (tulpenstengelaaltje) in de
bollenteelt:

Bij een grondbesmetting met stengelaaltjes geldt een teeltverbod voor waardplantbolgewassen.
Om weer een waardplant te mogen telen moet de grond worden vrijgemaakt van stengelaaltjes
door middel van inundatie, grondontsmetting of door een zeer lange periode van zes jaar (op
zand) geen waardplanten telen.






Inundatie gedurende een periode van 12 weken is niet op alle gronden/ percelen mogelijk.
Een chemische grondontsmetting is nog geen garantie dat de stengelaal verdwenen is. In 2009
bleek dat 25% van de percelen na een chemische grondontsmetting nog door de toenmalige PD
werd afgekeurd.
Voor het stengelaaltje geldt een 0-tolerantie.
Bij een besmetverklaring krijgt de teler van de NVWA en BKD een aantal verplichtingen opgelegd
ten aanzien van de partij, belendende partij en het perceel.
De na-controle na een ontsmetting wordt uitgevoerd door de BKD.
o Dit wordt uitgevoerd door het nemen van een standaardmonster van 1600 ml per 14 are,
waarvan een submonster van 200 ml wordt beoordeeld op aaltjes.
o Per hectare wordt zo circa 10 l. grond verzameld, waarvan via submonsters 1400 ml
wordt beoordeeld. Vanwege de lage dichtheden van stengelaaltjes in de grond worden
plantparasitaire aaltjes als indicatorsoorten gebruikt.
Opheffing van het teeltverbod volgt indien in deze na-controle geen enkel stengelaaltje en er
geen of slechts enkele andere indicatoraaltjes (=plantparasitaire aaltjes) meer worden
aangetroffen! Als er van de laatste teveel aanwezig zijn dan wordt er toch vanuit gegaan dat de
grondontsmetting onvoldoende heeft gewerkt en dat er kans is op opleving van stengelaaltjes ;
ook al zijn deze niet aangetroffen!
Ervaringen bestrijding knolcyperus
In Beilen heeft tot 2010 een meerjarig onderzoek plaats gevonden naar de bestrijding van
knolcyperus. Één van de onderzoeksfactoren was de dosering en toepassing van Monam. De
resultaten van het onderzoek zijn te vinden op een apart gedeelte van de site van het productschap
Akkerbouw. Kijk op de site : www.productschapakkerbouw.nl/teelt/knolcyperus
Met alleen Monam is knolcyperus bijna niet te bestrijden. Zodra niet behandelde knolletjes vanuit
diepere grondlagen weer naar boven gehaald worden bij de grondbewerking begint het probleem
zich weer te verspreiden. Voer dus geen diepere grondbewerking uit dan dat de Monam is
doorgedrongen in de grond.
Verder bleek uit het onderzoek dat geen plekje overgeslagen kan worden. Een toepassing waarbij de
dosering werd gesplitst bij heen-en weer rijden (350 l/ha heen en 350 l/ha terug) was beter dan
ineens een hoge dosering (700 l/ha) waarbij de rijen in de behandeling niet goed aangesloten waren.
MONAM (metam-natrium 510 g/l)
HOE WERKT MONAM

Na inbreng moet het middel onder invloed van een oxidatief proces worden omgezet in de
werkzame stof methyl-iso-thiocyanaat (M.I.T.C.) waarna het in de gasfase overgaat. De
opgebouwde dampspanning ligt op een lager niveau dan van dichloorpropeen.

Voor Monam is een wat drogere grond gewenst, zodat zuurstof het omzettingsproces kan
bevorderen. Onder te vochtige omstandigheden zal het middel geen kans krijgen omgezet te
worden om in zijn dampfase te komen. Effectiviteit op basis van ‘concentratie x tijd’. Vochtigheid
en temperatuur zijn kritische succesfactoren.

De afbraak van M.I.T.C. kan onder invloed van een hogere pH en percentage slib erg snel
verlopen. Zo snel zelfs, dat het in de korte periode nauwelijks een goede werking kan geven. Juist
door het middel overal direct op de plaats te brengen waar het moet werken, kan dit effect
worden opgevangen en zijn ook op deze grondsoorten zeer goede dodingen te bereiken.

Monam zal door de geringere dampspanning en het wat tragere omzettingsproces minder diep
in de bouwvoor werkzaam zijn. Dus nauwelijks werking beneden de circa 25 cm. (inbreng diepte
volgens aanvullende voorwaarden nu verplicht circa 20 cm.)

Monam is vanwege bovengenoemde argumenten uitermate geschikt om via de spitfrees
ingebracht te worden. Het middel wordt direct op zijn plaats gebracht, nog voor de omzetting
van a.i.. Inbreng via een schaarinjecteur geeft slechtere dodingen.

Ook de bovenste laag van de bouwvoor wordt door middel van de spitinjecteur goed ontsmet.

Monam kent in principe de grootste kracht op zand- en dalgronden, maar door de verbeterde
inwerktechniek door middel van de spitfrees kan het middel uitstekende resultaten behalen op
zavel-, en kleigronden tot circa 20 % afslibbaar.
WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT: TOEPASSING EN DOSERING/HA
1. Als grondontsmettingsmiddel ter bestrijding van aaltjes ten behoeve van de teelt in de volle grond:
Aardappelen*
: 300 l/ha
Bieten (suiker,- en voederbieten)
: 300 l/ha
Aardbeien
: 600 – 750 l/ha
Uien (breed)
: 300 l/ha
Vaste planten
: 600 – 750 l/ha
2. Als grondontsmettingsmiddel ter bestrijding van aaltjes en schimmels ten behoeve van de teelt in
de volle grond:
Groenten
: 600 – 750 l/ha
Bloembollen/Bolbloemen
: 600 - 750 l/ha
Bloemisterijgewassen
: 600 - 750 l/ha
Boomkwekerijgewassen
: 600 - 750 l/ha
Herinplant van boomgaarden
: 600 - 750 l/ha
3. Als grondontsmettingsmiddel in de vollegrond ter bestrijding van:
Knolcyperus
: 700 l/ha
*NB: met dien verstande, dat toepassing in een kalender jaar waarin op de betreffende grond
aardappelen worden geteeld niet mag geschieden voor de aanvang van die teelt.
WIJZE VAN TOEDIENING
Aandachtspunten
De toepassing van Monam vraagt de nodige aandacht. Wanneer de techniek niet goed is toegepast
dan faalt eigenlijk de behandeling!
Met de onderstaande foto-reeks willen wij het één en ander duidelijk maken.
 Scharen en doppen: Strookjes land kunnen worden overgeslagen. Bijvoorbeeld als scharen niet
goed staan afgesteld, of doppen niet werken. Op de stroken die worden overgeslagen of waar
onvoldoende middel komt slaan aaltjes direct weer toe, of komt onkruid zoals knolcyperus direct
weer terug.
 Afstelling rollen
Afbeelding 1:
Geen goede aansluiting ontsmettingsbanen in gewas lelie. De lichtgele banen geven aan waar niet
ontsmet is. Het gewas staat geler en is besmet met Pratylenchus penetrans.
Afbeelding 2:
Scharen of doppen zijn niet goed afgesteld geweest. Er zijn stroken niet goed behandeld en de
knolcyperus is hier niet gedood en komt onmiddellijk weer terug.
Afbeelding 3:
Zorg dat de rollen goed zijn afgesteld. Wanneer de grond glad ligt (rechtsvoor op de foto) dan is de
grond afgedicht en kan het middel zijn werk doen. Foutief afgestelde rollen geven zogenaamde
‘schollen’ of ‘duintjes’ op de grond (links op de foto). De grond ligt dan niet dicht en de Monam zal
sneller uit de grond verdwenen zijn. Door de afdekverplichting met plastic is dit ‘probleem’ nu
ondervangen.
Afbeelding 4:
Afdekverplichting met VIF folie vraagt aanpassingen aan de machines van de loonwerkers. Het
afdekken moet zo snel mogelijk na injecteren, liefst in één werkgang. Dit laatste zal door de
loonwerkers nog aangepast moeten worden op hun machines.
Afdekken met VIF
De nieuwe aanvullende voorwaarden vereisen dat direct na toepassen van Monam afgedekt wordt
met VIF folie voor een periode van minimaal 14 dagen, bij voorkeur in één werkgang. Deze folie moet
minimaal 14 dagen blijven liggen.
Er zijn verschillende soorten folie op de markt. Dit zijn lang niet allemaal VIF folies. Geschikte folies
zijn er op basis van:
 PA (Polyamide) = VIF ((90-95% reductie doorlaatbaarheid M.I.T.C.)
 EVOH (Ethylene Vinyl Alcohol) = TIF (volledig gasdicht)
VIF folie kan helaas niet gerecycled worden, omdat het bestaat uit meerder lagen van verschillende
soort folie. Een van die lagen folie is hygroscopisch, waardoor het water aantrekt. In het recycling
proces krijg je dan blaasjes, waardoor je geen goed product meer krijgt. Het plastic moet dan ook
afgevoerd worden als bedrijfsafval.
WETTELIJKE GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
Toegestaan is uitsluitend het gebruik
I.
Als grondontsmettingsmiddel ter bestrijding van aaltjes ten behoeve van de teelt in de
vollegrond van:
a.
consumptie-aardappelen, fabrieksaardappelen en pootaardappelen, met dien verstande dat
toepassing in een kalenderjaar waarin op de betreffende grond aardappelen worden geteeld niet
mag geschieden voor de aanvang van die teelt;
b.
suikerbieten en voederbieten;
c.
aardbeien;
d.
zaaiuien, 1e-jaars plantuien, 2e-jaars plantuien, zilveruien, picklers en sjalotten;
e.
vaste planten.
II.
Als grondontsmettingsmiddel ter bestrijding van aaltjes en schimmels ten behoeve van de
teelt in de vollegrond van:
a.
groenten;
b.
bloembollen en bolbloemen;
c.
bloemisterijgewassen;
d.
boomkwekerijgewassen.
III.
Als grondontsmettingsmiddel in de vollegrond ter bestrijding van knolcyperus.
IV.
Als grondontsmettingsmiddel ten behoeve van de herinplant van boomgaarden.
Bij de onder I t/m IV genoemde toepassingen is gebruik in de vollegrond slechts toegestaan in de
periode van 16 maart tot en met 15 november, tenzij de toepassing geschiedt ten behoeve van een
op die toepassing direct volgende teelt van boomkwekerijgewassen, lelies, gladiolen, Canna,
Eremurus, Liatris, Montbretia, Nerine, Paeonia, Ranunculus, Trigidia of een herinplant van
boomgaarden.
Dit middel is schadelijk voor niet-doelwit arthropoden. Vermijd onnodige blootstelling.
Middelen op basis van metam-natrium mogen met ingang van 1 januari 2006 slechts eenmaal in een
periode van 5 jaren op hetzelfde perceel of perceelgedeelte worden toegepast.
De doseringen zoals aangegeven onder ‘B. GEBRUIKSAANWIJZING’ mogen niet worden
overschreden.
I.










Toepassing in de vollegrond
Het middel alleen toepassen met daartoe bestemde injectieapparatuur.
De injectieapparatuur moet voorzien zijn van lekvrije doppen, b.v. roestvrijstalen anti drupdoppen of een systeem t.b.v. onderzoeksdoeleinden dat het nadruppen van de spuitdoppen
voorkomt door middel van het met perslucht doorblazen van vloeistofleidingen voor het lichten
van de scharen (bijv. systeem ”Hartenhof”). De apparatuur laden met een lekvrij systeem (onderof overdrukpomp). Bij het begin van een werkgang dienen eerst de injectiedoppen in de grond
geplaats te worden; pas daarna mag de afgifte worden ingeschakeld.
Het middel op tenminste 10 cm diepte inbrengen.
De afgifte dient tenminste 1 meter voordat de injectiedoppen uit de grond worden gelicht,
gestopt te worden.
Na injectie van het middel de grond onmiddellijk aanrollen.
Tijdens alle werkzaamheden ten behoeve van de grondontsmetting en het uitvoeren van de
eerste grondbewerking na ontsmetting waarbij huidcontact met het middel kan optreden,
doelmatige huid beschermende kleding, handschoenen met lange schachten en rubberen laarzen
dragen.
Verontreinigde kledingstukken onmiddellijk uittrekken.
Handschoenen en laarzen die in contact zijn geweest met het middel altijd direct wassen.
Handschoenen buiten de cabine opbergen.
Bij het gereedmaken van de toedieningsapparatuur, het verhelpen van storingen en het inwendig
schoonmaken van de apparatuur een volgelaatsmasker dragen met B2-P3-filter, bij voorkeur
voorzien van een aanblaaseenheid. Het filter tijdig maar niet later dan 1 maand na
ingebruikname vervangen. Indien het filter als gevolg van een calamiteit aan hoge concentraties
van het middel in de lucht heeft blootgestaan, deze dan direct vervangen.
GEBRUIKSAANWIJZING
Algemeen
 Grondontsmettingsmiddel ter bestrijding van aaltjes, schimmels en knolcyperus. De grond moet
voor of tijdens de behandeling zaai- of plantklaar worden gemaakt en moet dus de daarvoor
geschikte vochtigheid bezitten; ze moet echter vooral niet te nat zijn.
 Het middel bij voorkeur toepassen bij een bodemtemperatuur (gemeten op 15 cm diepte) tussen
ongeveer 7 en 16 ºC. Hoe lager de bodemtemperatuur des te langer het middel in de grond
aanwezig blijft en des te groter de kans op schade door het middel is. Voor toepassing in de
vollegrond geldt een ‘gesloten-periode’, waarin geen grondontsmetting mag worden uitgevoerd.
 Het middel onverdund toepassen.
 De grond na de behandeling 1 tot 3 weken ongestoord laten liggen. Om resten van het middel
sneller te laten verdwijnen de grond vervolgens los maken.
 Alvorens te planten of te zaaien na de besmetting een wachtperiode in acht nemen van 3 tot 6
weken.
Onder ongunstige omstandigheden (b.v. hoog vochtgehalte van de grond, lage temperatuur, sterk
absorberende grondsoort) kan deze periode veel langer zijn. In die situatie verdient het aanbeveling
het einde van de wachtperiode vast te stellen met behulp van de tuinkerstest.
VOORWAARDEN VOOR VERNIETIGING GRASLAND
De regels voor het scheuren van grasland zijn ook te vinden op de site van Dienst Regellingen (DRloket). De overheid hanteert nu de term vernietigen hetgeen ook bijvoorbeeld doodspuiten inhoud.
Bij het ontsmetten van Monam met een spitfrees wordt de zode zodanig bewerkt, dat deze
handeling valt onder de voorwaarden.
Voorwaarden voor vernietigen grasland
•
De regels voor het scheuren van grasland gelden alleen voor grasland dat is bestemd voor
voederproductie.
•
Gras voor graszaad of graszoden, siergrassen, groene braak en gras als vanggewas vallen hier
niet onder.
•
Grasland op natuurterrein en op overige grond valt wel onder deze regels.
•
Ook doodspuiten wordt gezien als vernietiging van grasland.
Vernietigen is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
Vernietigen is toegestaan onder een aantal voorwaarden. Deze vindt u hieronder:
•
De zode van grasland op zand- en lössgrond voor de teelt van lelies en gladiolen mag u
vernietigen van 1 tot en met 15 augustus. Dit mag alleen als er direct na het vernietigen van de
graszode ontsmetting plaatsvindt. Ook moet u uiterlijk 15 september een aangewezen
stikstofbehoeftig gewas telen. Een lijst van stikstofbehoeftige gewassen vindt u onder ‘tabellen’ op
de site van Dienst regelingen.
•
U mag grasland op zand- en lössgrond vernietigen in de periode van 1 februari tot en met 31
mei als u direct na het vernietigen gras inzaait.
•
Grasland op zand- of lössgrond mag u vernietigen in de periode van 1 februari tot en met 10
mei. U moet dan wel direct aansluitend op de vernietiging van de graszode een relatief
stikstofbehoeftig gewas telen.
•
Grasland op klei- of veengrond mag u vernietigen in de periode van 1 februari tot en met 15
september. U moet dan wel direct aansluitend op de vernietiging van de graszode een relatief
stikstofbehoeftig gewas telen.
•
Als u tulpen, krokussen, irissen of blauwe druifjes (muscari) gaat planten, mag u grasland op
alle grondsoorten vernietigen in de periode van 16 september tot en met 30 november. U moet het
bolgewas dan wel direct na het vernietigen planten.
•
Grasland op kleigrond mag u ook vernietigen in de periode van 1 november tot en met 31
december. Het eerstvolgende gewas mag géén gras zijn.
•
Ook mag grasland vernietigd worden als dit nodig is voor kavelinrichtingswerkzaamheden die
worden verricht na vaststelling van een plan van toedeling op basis van:
•
een landinrichtingsplan van de Landinrichtingswet (artikel 73 tot en met 83)
o
een herinrichtingsplan volgens de artikelen 16 tot en met 20 van de Herinrichtingswet OostGroningen en de Gronings-Drentse veenkoloniën
o
een plan van voorzieningen van de Reconstructiewet Midden Delfland (artikelen 39 tot en
met 44)
o
een reconstrutieplan dat is vastgesteld volgens hoofdstuk 2 van de Reconstructiewet
concentratiegebieden. Het plan beschrijft herverkaveling zoals staat in hoofdstuk 3, titel 6 van de
Reconstructiewet concentratiegebieden
o
een inrichtingsplan dat is vastgesteld volgens de artikelen 17 tot en met 20 van de Wet
inrichting landelijk gebied
Waarom deze regels?
De regels voor het scheuren van grasland zijn bedoeld om de uitspoeling van stikstof te beperken. Na
het vernietigen van de graszode hoopt minerale stikstof op in de bodem doordat de wortels
afsterven en door mineralisatie van organische stof in de bodem. Deze minerale stikstof is gevoelig
voor uitspoeling, vooral buiten het groeiseizoen. Hoe langer de periode tussen de vernietiging van de
graszode en de teelt van een nieuw gewas, hoe groter de ophoping van stikstof in de bodem.
Bovendien neemt het volggewas dan minder stikstof op.
Wanneer na het scheuren een stikstofbehoeftig gewas geteeld wordt dan moet de bemesting plaats
vinden aan de hand van een bemestingsadvies. Het advies is gebaseerd op de analyseresultaten van
een representatief bodemmonster van het perceel. Er zijn aan de bodemanalyse diverse eisen
verbonden (meer info op site Rijksdienst voor Ondernemend Nederland)
Alternatieven?
Monam wordt ingezet tegen aaltjes en onkruid, met name van belang als teeltmaatregel.
Mindere tot gelijkwaardige alternatieven voor aaltjesbestrijding kunnen zijn:




Chemisch: Vydate, Mocap en Nemathorin
Zuurstofloos maken van de bodem door inundatie van het perceel met water
Teelt van resistente vang-gewassen
Biofumigatie. Door het onderwerken van groenbemesters of puur organische stof en deze
vervolgens af te dekken, kan eenzelfde effect worden bereikt als bij natte grondontsmetting .
CEBECO AGROCHEMIE (25)