Thema co py rig ht Pro eft uin nie uw s Bestrijding van Botrytis: mogelijkheden voor biocontrole? set richtlijnen voor de landbouwsector waarbij er wordt gestreefd naar minimaal gebruik van pesticiden, richtlijnen die vanaf 2014 in de EUlidstaten moeten worden geïmplementeerd. Biocontrole kan binnen dit IPM-kader passen. Daarom bestuderen we in dit artikel de verschillende bestrijdingsmethoden voor Botrytis en onderzoeken we het toekomstperspectief voor biocontrole. Hoewel Botrytis niet meteen het meest actuele probleem is, komt het wel jaarlijks terug. Daarom volgt hieronder een samenvatting van een literatuurstudie, waarin reeds gekende adviezen worden opgefrist en verrijkt met nieuwe inzichten. In het kader van hun afstudeerproject voor de bacheloropleiding Bio-ingenieurswetenschappen voerden Bieke Camps, Jolien Mennens, Caroline Struyfs, Elisabeth Vandekerckhove en Eline Willems onderzoek uit naar de mogelijkheden van een Trichoderma-stam voor de bestrijding van Botrytis cinerea in tomaat. Ze konden daarvoor rekenen op de hulp van studente master in de Bio-ingenieurswetenschappen Katrijn Raymaekers en begeleiding door dr. Christine Vos en prof. Bruno Cammue van de groep plant-fungus interacties van het centrum voor microbiële en plantengenetica van de KU Leuven. Als onderdeel van hun project maakten zij ook een bredere literatuurstudie over de mogelijkheden van biocontrole van Botrytis in de tomatenteelt, waarvan hierna een samenvatting volgt. Om een praktijkgetrouw beeld te krijgen van de Vlaamse tomatenteelt bezochten de studenten onder andere de praktijkcentra PSKW (Sint-KatelijneWaver) en PCG (Kruishoutem). IPM Nagenoeg alle tomaten in België worden in serres op substraat geteeld, zodat de omgevingsfactoren goed regelbaar zijn. Toch kent de tomatenteelt zijn problemen. Eén van de belangrijkste pathogenen is de grauwe schimmel Botrytis cinerea. Deze kan bij tomatenplanten zowel bloemen, bladeren, stengels als vruchten aantasten. Traditioneel wordt deze pathogeen chemisch bestreden wanneer zich infecties voordoen. Aan chemische gewasbescherming zijn echter de gekende nadelen gekoppeld. Sommige middelen zijn potentieel schadelijk voor het milieu, en Botrytis kan vrij snel resistentie ontwikkelen. Mede daardoor verloren een aantal Botrytis-middelen in het verleden hun erkenning. Om die problemen op grote schaal aan te pakken heeft de Europese Unie geïntegreerde gewasbestrijding of ‘Integrated pest management’ (IPM) als referentiekader opgesteld. IPM omvat een brede Preventieve maatregelen Allereerst wordt preventief gewerkt om de Botrytis-infectiekans en -druk te verlagen. Door middel van preventieve maatregelen reduceert het aantal geïnfecteerde tomatenplanten, waardoor er minder chemische bestrijdingsmiddelen moeten worden gebruikt. Wonden kunnen ontstaan bij noodzakelijke teelthandelingen zoals het verwijderen van bladeren, zijscheuten of trossen, en vormen een ideale infectieplaats voor de pathogeen. Onderzoek toonde aan dat tomatenplanten minder gevoelig zijn voor B. cinerea-infectie bij het maken van vlakke stengelwonden dan wanneer er stengelstompjes achterblijven (Figuur 1). Deze infectiegevoelige stengelstompjes zijn vaak het resultaat van tijdsdruk of onvoldoende opgeleid personeel. De juiste snoeimethode is dus een belangrijke preventieve maatregel. Een goede controle van de klimatologische omstandigheden is een tweede belangrijke preventiestrategie. De relatieve luchtvochtigheid moet goed onder controle worden gehouden en er moet een goede luchtcirculatie zijn. De bovenstaande adviezen verschenen reeds in eerdere num- Figuur 1. - Links: vlakke stamwonden worden niet geïnfecteerd door Botrytis; Midden: stengelstompje achtergelaten bij bladsnoei; Rechts: afgestoten stengelstompje geïnfecteerd door Botrytis. Het afstoten van geïnfecteerde stengelstompjes verloopt meestal te traag om voortgang van de pathogeen te kunnen stoppen. Een donkere verkleuring van de wonde op de stam is reeds zichtbaar. | 42 | Proeftuinnieuws 15 | 5 september 2014 co py rig ht Pro eft uin nie uw s A B C D Figuur 2. - Infectietesten met Botrytis op tomaatzaailingen op hydrocultuur, behandeld met Trichoderma. Linkse foto’s: duidelijk verschil in uitzicht van controleplanten (A) en met Trichoderma behandelde tomatenplanten (B) qua chlorose en verspreiding van infectie doorheen de planten. Rechtse foto’s: zoom op bladinfectie door Botrytis in controleplanten (C) en met Trichoderma behandelde planten (D), waarbij de symptomen op de controlebladeren (rood omcirkeld) duidelijk groter zijn. mers van Proeftuinnieuws (nummer 4 (2008); nummer 14 (2009)) in het kader van projecten van Thomas More Geel (de toenmalige Katholieke Hogeschool Kempen), PCH en PSKW en zijn ook terug te vinden op de website www. botrytis.be. Het gebruik van resistente rassen biedt voor een aantal andere plantenziekten een oplossing, maar tegen B. cinerea zijn geen resistente tomatenrassen beschikbaar. Chemische bestrijding Chemische gewasbescherming is nog steeds de meest gebruikte bestrijdingsmethode in de landbouw. Het gebruik ervan bij de tomatenteelt op hydrocultuur blijft echter vrij beperkt, omdat de teelt in serres gebeurt en hierbij goed kan worden ingespeeld op het klimaat. Wanneer toch fungiciden worden toegepast, worden verschillende maatregelen genomen om resistentieontwikkeling bij de pathogeen zoveel mogelijk af te remmen. Zo is er een maximaal aantal behandelingen, en moet er voldoende afwisseling zijn tussen de verschillende bestrijdingsmiddelen. Preventieve kalenderbespuitingen zijn uit den boze, aangezien de kans op resistentieontwikkeling hiermee verhoogt. In een eerste fase, wanneer het aantal Botrytisinfecties in het gewas beperkt is, is het aan te raden om de aangetaste bladeren of stengeldelen te verwijderden. De achterblijvende wonde wordt dan bedekt met een papje van een middel op basis van thiram. Dit werk is effectief, maar zeer arbeidsintensief en bijgevolg ook duur. In een volgende fase, wanneer het wegsnijden van infecties onvoldoende zou zijn gebleken, kunnen middelen worden ingezet om nietaangetaste planten preventief te beschermen of infecties in een vroeg stadium curatief een halt toe te roepen. Zowel bij preventieve als curatieve behandelingen is het toepassings- tijdstip belangrijk. Naarmate de tijd tussen de infectie en de behandeling groter is, neemt de effectiviteit van de fungicidebehandeling af. Indien de telers een chemische behandeling uitvoeren, moet dit dus kort na infectie gebeuren, wat niet eenvoudig is aangezien de infectie niet onmiddellijk zichtbaar is. Biocontrole De term biocontrole dekt zowel het inzetten van een bepaald organisme (biocontroleorganisme of BCO) als het gebruik van specifieke metabolieten. Microbiële genera die biocontrole-potentieel hebben tegen Botrytis zijn bijvoorbeeld de bacteriën Bacillus en Pseudomonas, de gisten Pichia en Candida, en de schimmels Gliocladium, Ulocladium en Trichoderma (Figuur 2). Recent werden bijvoorbeeld goede onderzoeksresultaten gehaald met Gliocladium catenulatum (Prestop) tegen Botrytis in tomaat, en er is ook een Trichoderma-formulering op de Belgische markt voor gebruik in tomaat: Trianum-P, een middel dat erkend is voor de bestrijding van wortelziekten zoals Fusarium en Rhizoctonia. Vele BCO’s beschikken over verschillende mechanismen om Botrytis-infecties te onderdrukken. Dankzij een complexe combinatie van werkingsmechanismen is het risico op resistentieontwikkeling kleiner in vergelijking met chemische bestrijding. Verschillende werkingsmechanismen zijn bekend voor BCO’s, waarbij men een onderscheid kan maken tussen directe en indirecte mechanismen. De directe mechanismen omvatten alle activiteiten van het BCO die een directe impact hebben op de pathogeen, namelijk parasitisme, competitie en antibiose. Zo zijn vele Trichodermastammen bijvoorbeeld in staat om Botrytis te parasiteren. Bij dit proces produceert het BCO eerst enzymen die de celwand van de pathogeen afbreken, waarna het BCO zich rond de pathogeen wikkelt en deze vervolgens binnendringt. Daarnaast kan er competitie voor nutriënten optreden tussen het BCO en Botrytis, aangezien de pathogeen afhankelijk is van een externe voorziening van nutriënten voor zijn kieming, kiembuisgroei en infectie. Tot slot is er antibiose oftewel de productie van antifungale componenten zoals enzymen en secundaire metabolieten. BCO’s zoals Trichoderma produceren een groot aantal secundaire metabolieten met antimicrobiële activiteit. De productie van deze secundaire metabolieten is tot op zekere hoogte wel isolaatafhankelijk, waardoor niet elk isolaat een vergelijkbaar biocontrole-potentieel heeft. Daarnaast kunnen BCO’s ook een biocontroleeffect hebben op Botrytis via een indirecte weg, namelijk door inductie van de verdedigingsmechanismen in de lokale of systemische delen van de plant. Oorspronkelijk werden van vele BCO’s alleen de directe mechanismen beschreven, terwijl de inductie van de plantendefensie meer recent werd ontdekt. Dit mechanisme biedt het voordeel dat geen direct contact nodig is tussen het BCO en de pathogeen, en dat kleine hoeveelheden BCO kunnen volstaan om een plant te beschermen. Zo toonde onderzoek bij tomaat aan dat een behandeling van de wortels met Trichoderma het afweersysteem van de plant tegen bladinfectie door Botrytis activeerde. Voor- en nadelen van de verschillende bestrijdingsopties Het voorkomen van Botrytis-infecties door de juiste klimaatinstellingen en extra aandacht bij het bladsnijden is de aan te raden methode. De teler kan zo met enkele eenvoudige handelingen de kans op een uitbraak van B. cinerea drastisch verminderen. Deze methode is echter niet volledig waterdicht. Een tweede nadeel is dat correct bladsnijden zeer arbeidsintensief Proeftuinnieuws 15 | 5 september 2014 | 43 | dure inhoudt. Ten tweede hangt de werking van BCO’s vaak in zekere mate af van de omgevingsfactoren, wat zorgt voor wisselvallige resultaten. Een derde probleem is de momenteel nog hoge kostprijs van biocontrole. co py rig ht Pro eft uin nie uw s De toekomst Botrytis, een steeds weerkerend probleem is. Bovendien maken de stijgende energieprijzen het moeilijker om de luchtvochtigheid in de kas te allen tijde onder controle te houden. Bijkomende maatregelen zijn dus vaak nodig. Chemische bestrijding biedt het voordeel van een goede efficiëntie onder verschillende klimatologische omstandigheden. Dit is een zekerheid waar veel telers wegens de lage winstmarges voor moeten kiezen. Een tweede voordeel is dat de kostprijs van chemische gewasbescherming momenteel lager is dan die van biocontrole. Chemische fungiciden staan vaak ter discussie vanwege hun nadelige impact op het milieu. Voor de substraatteelt van tomaten kan echter worden geargumenteerd dat het een grotendeels gesloten systeem is, waardoor het risico op contaminatie van het milieu buiten de kas sterk beperkt is. Bovendien zijn alle actieve stoffen van de vandaag toegelaten fungiciden niet-persistent. Andere problemen die wel relevant blijven met betrekking tot het gebruik van fungiciden zijn: | 44 | Proeftuinnieuws 15 | 5 september 2014 het achterblijven van residu’s op de vruchten, gezondheidsrisico’s voor arbeiders in de serres en problemen voor compatibiliteit met biologische bestrijding met insecten. Het grootste nadeel echter voor het gebruik van chemische fungiciden in de tomatenteelt is dat B. cinerea in staat is om zeer snel resistentie te ontwikkelen. Bij biocontrole is het risico op resistentieontwikkeling veel kleiner wegens de combinatie van verschillende werkingsmechanismen van een BCO, waardoor Botrytis op meerdere vlakken tegelijkertijd resistentie zou moeten ontwikkelen. Indien dit toch zou gebeuren, kan een BCO ook nog altijd mee-evolueren aangezien het zelf een levend organisme is. Daarenboven is biocontrole ook milieuvriendelijker dan het toepassen van chemische fungiciden, en wordt deze methode gepromoot binnen het kader van IPM. Toch heeft biocontrole ook nog belangrijke hindernissen te overwinnen. Vooraleer een organisme mag worden gebruikt, moet het geregistreerd worden als BCO, wat een lange en zeer kostelijke proce- Eens aanwezig in de serre, is het moeilijk, arbeidsintensief en duur om Botrytis onder controle te krijgen. Daarom doen telers er alles aan om de infectiedruk van deze pathogeen zo laag mogelijk te houden via preventieve maatregelen. Indien nodig wordt chemische bestrijding toegepast, met mogelijke resistentieontwikkeling als belangrijkste risico. Om een optimaal resultaat te bekomen kan biocontrole een waardevolle complementaire aanpak vormen, die perfect past binnen het IPM-kader dat wordt opgelegd door de Europese Unie. De markt van biocontroleproducten is op dit moment nog voornamelijk een nichemarkt, maar de kostprijs van deze producten zal in de nabije toekomst waarschijnlijk dalen. Daarnaast wordt er verwacht dat verder onderzoek naar de identificatie van beloftevolle BCO’s en verhoging van hun performantie in de volgende jaren zal leiden tot een stijgend marktaandeel voor biocontrole. B. Camps, J. Mennens, C. Struyfs, E. Vandekerckhove, E. Willems, K. Raymaekers, B. Cammue & C. Vos KU Leuven, Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen T. Beyers Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt, Kruishoutem
© Copyright 2024 ExpyDoc