20 2014 nr. perspectief Afscheidssymposium Meindert Krijnsen: Tineke Arends, nieuwe directeur RBO: Gemeenten Rotterdam en Utrecht: Bas Haring en Martin De arbeidsmarkt is rijp Zij vertrouwen inkoop Sitalsing over ‘Meedoen voor RBO 2.0 scholing al jaren aan is een recht!’ RBO toe 2 Inhoud 3Vooraf 4 Nieuwe RBO-directeur Tineke Arends: De arbeidsmarkt is rijp voor RBO 2.0 7 Nieuwe leden Raad van Toezicht RBO 8 Grote steden Rotterdam en Utrecht vertrouwen inkoop scholing al jaren aan RBO toe 10 RBO-directeur Meindert Krijnsen neemt afscheid: Meedoen is een recht waar ik altijd voor zal blijven opkomen Colofon: Perspectief is een uitgave van RBO 12 Afscheidssymposium Meindert Krijnsen: RBO Postbus 351 9700 AJ Groningen t (050) 526 29 00 f (050) 525 97 77 [email protected] www.rbo.nl Sprekers Bas Haring en Martin Sitalsing over ‘Meedoen is een recht’ Eindredactie: Berbel Kremer (RBO) Tekst: Touché concept & copy Fotografie: Jan Buwalda Opmaak: Xsample mediavormgeving Druk: Koninklijke Van Gorcum, Assen Volg ons op: www.twitter.com/RBOscholing www.linkedin.com/company/rbo 3 Vooraf Maar liefst 25 jaar heeft Meindert Krijnsen aan het roer gestaan van RBO. Woelige baren, rustig vaarwater; hij maakte het allemaal mee en hield het schip op koers. Een prestatie van formaat. Op 1 april hebben we afscheid van hem genomen. Meindert heeft van de gelegenheid tot vervroegd pensioen gebruik gemaakt. Hem kennende, zal dat overigens niet betekenen dat het werkende leven hier ophoudt. Zijn motto ‘Meedoen is een recht’ houdt hem ongetwijfeld nog vele jaren in beweging. ‘Meedoen is een recht’ was eveneens het thema van het aan zijn afscheid verbonden symposium, waar filosoof en hoogleraar Bas Haring en Martin Sitalsing, directeur Bureau Jeugdzorg Groningen, als gastsprekers optraden. Verderop in dit magazine vindt u een impressie van hun betoog. Ook maakt u kennis met de nieuwe RBO-directeur, Tineke Arends. Zo nieuw is zij trouwens niet. De afgelopen zeven jaar bekleedde zij diverse functies binnen de organisatie. Inwerktijd is dus niet nodig; zij kan haar aandacht volledig op de toekomst richten. Een toekomst, waarin zij voor RBO een mooie rol ziet weggelegd in de omvangrijke scholings- en personele vraagstukken waar organisaties in de publieke en private sector mee te maken hebben of krijgen. RBO 2.0 staat eraan te komen. Mede met het oog op uitbreiding van het RBO-werkveld is het team per 1 april versterkt met commercieel directeur Marieke Abbink. Bedrijfsleven en human resources zijn voor haar vertrouwd terrein. Twee opdrachtgevers die de weg naar RBO al jaren weten te vinden, de gemeenten Rotterdam en Utrecht, geven in dit magazine uitleg over hun beleid en de wijze waarop RBO daaraan bijdraagt. Ten slotte stellen wij twee nieuwe leden van onze Raad van Toezicht aan uw voor: Louise van Weerden en Murk de Jong. Ook uit hun visie op de toekomst mag duidelijk zijn dat de tijd rijp is voor RBO 2.0. • RBO Perspectief, nummer 20, 2014 4 Nieuwe RBO-directeur Tineke Arends De arbeidsmarkt is rijp voor RBO 2.0 RBO Perspectief, nummer 20, 2014 • 5 Sinds 1 april is Tineke Arends de nieuwe directeur van RBO. Zeven jaar geleden trad ze hier in dienst als controller, met de opdracht om aan de gewenste verzakelijking van de organisatie te werken. Na een half jaar werd haar functie uitgebreid met de leiding van een van de uitvoerende teams. Weer even later werd ze manager bedrijfsvoering, waarmee ze alle uitvoerende teams onder haar hoede kreeg. In 2010 volgde de benoeming tot adjunct-directeur en kwam ook de commerciële verantwoordelijkheid steeds meer bij haar te liggen. Het directeurschap is een mooi vervolg. “Ik heb de organisatie en de markt goed leren kennen en ik heb er veel zin in om me voor een gezonde toekomst van RBO in te zetten.” Wat maakt RBO tot een interessante organisatie voor jou? “Ik herken mij in waar RBO voor staat, namelijk de ontwikkeling van mensen en het investeren in kennis. Dat zijn altijd belangrijke drijfveren voor mij persoonlijk geweest. Voor ik bij RBO kwam, heb ik financiële functies bij verschillende organisaties vervuld, zoals op het agrarisch bedrijf dat ik samen met mijn man in Denemarken heb gerund en daarna bij een accountantskantoor, de KNVB afdeling Drenthe en de Faber Halbertsma Groep, producent van pallets en kisten. Gedurende heel wat jaren heb ik mijn werk en mijn gezin gecombineerd met de studies Bedrijfseconomie en Financial Controller aan de Hanzehogeschool. Ik heb het nodig om in beweging te zijn, om kennis en ervaringen te stapelen. Toen er dus zeven jaar geleden een vacature voorbij kwam bij een organisatie die dat faciliteert, heb ik onmiddellijk gesolliciteerd.” Wat voor manager ben je? “Ik ben sterk resultaatgericht. Het geeft mij een geweldige kick als ingezette veranderingen op een gegeven moment tot het beoogde resultaat leiden en het hele team voor hard werken wordt beloond. Verder vind ik het belangrijk dat medewerkers en managers zich blijven ontwikkelen en initiatief durven te nemen. Ik doe graag een beroep op de eigen verantwoordelijkheid en zie het als mijn taak om de collega’s daarin te stimuleren en ze die ruimte te bieden. RBO heeft een stichtingsvorm, maar wat mij betreft betekent dit dat we als team onze eigen aandeelhouders zijn. We zijn in feite co-ondernemers op grond van ons collectieve belang bij de continuïteit en groei van het bedrijf. Ik besef dat niet iedereen zich prettig voelt bij verhoogde zelfstandigheid en verantwoordelijkheid, maar daarom zijn we ook een team en zorgen we voor elkaar. Het gaat mij erom dat mensen het beste uit zichzelf halen en niet bang zijn om uit hun comfort zone te stappen.” “Mijn valkuil is dat ik na een behaald succes direct weer verder wil en soms vergeet om het feestje met de collega’s te vieren. Gelukkig weten de andere MT-leden mij dan even tot stilstand te brengen. Ik vind het belangrijk om naar de mensen om me heen te luisteren en hecht er grote waarde aan als de meerderheid achter gemaakte keuzes staat. Ik draag weliswaar de eindverantwoordelijkheid, maar daar heb ik wel het commitment van medewerkers en managementteam bij nodig.” Waar wil je met RBO naartoe? “We hebben mooie opdrachtgevers, waaronder een aantal grote. Die koesteren we. Daarnaast is het belangrijk om het pakket uit te breiden, om aldus een bredere en solidere basis te creëren. Kansen en risico’s moeten beter worden gespreid en dat betekent dat we op meer sectoren moeten inzetten. Het accent ligt nu op gemeenten. Ik zie in de eerste plaats kansen om onze dienstverlening binnen de zorgsector, het onderwijs en het bedrijfsleven te verruimen. We doen daar al een beetje, maar er valt beslist meer te doen. De eerste stappen zijn inmiddels gezet. Inderdaad, ook RBO treedt uit de comfort zone. In de tweede plaats gaan we beter gebruik maken van de mogelijkheden die samenwerking biedt. Op projectbasis werken wij al wel samen met andere partijen, maar het mag wat minder ad hoc. Ik denk bijvoorbeeld aan krachtenbundeling met een dienstverlener op het gebied van P&O-advisering. Het komt namelijk voor dat onze opdrachtgevers vragen of wij ze ook op dat terrein kunnen ondersteunen. We hoeven de P&O-deskundigheid niet per se in eigen huis te hebben. Ik zie veel meer in het samen met een vaste partner ontwikkelen van een sterke marktpropositie.” Ook RBO was de afgelopen jaren onderhevig aan het economisch slechte klimaat. Hoe gaat de markt zich volgens jou ontwikkelen? “We zien nu tekenen van herstel, de voorspellingen zijn voorzichtig optimistisch. En het lijdt geen enkele twijfel dat de arbeidsmarkt flink in beweging gaat komen. Iedereen die nu zonder werk thuis zit, moet straks weer aan de slag en zal daartoe een kleine of grotere achterstand moeten wegwerken. Ook zal binnen organisaties steeds meer aandacht uitgaan naar de mobiliteit van medewerkers. Veranderingen volgen elkaar in hoog tempo op. Denk aan nieuwe technologie, reorganisaties, nieuwe producten en markten, vergrijzing, verscherpte wet- en regelgeving, complexere zorgvraag in de ouderenzorg. De ontwikkelingsbehoefte van personeel is aan diezelfde dynamiek onderhevig. Ook de flexibilisering op de arbeidsmarkt zet verder door. Van werkgevers en werknemers vraagt dat om consistent voorsorteren op de toekomst. Daar ligt de kracht van RBO. Wij hebben de visie, kennis, slagkracht en - digitale - middelen in huis om partijen in beweging te brengen en te houden. Over Tineke Arends Tineke Arends (47) heeft diverse opleidingen gevolgd op het gebied van bedrijfsadministratie en bedrijfseconomie, onder andere aan de Hanzehogeschool in Groningen. In 2008 heeft zij de post-hbo opleiding Financial Controller afgerond. Ze begon haar loopbaan als assistent-accountant bij de Noordelijke Accountantsunie en administrateur bij de KNVB afdeling Drenthe. Van 1995 tot 2000 woonde zij met haar man in Denemarken, waar zij een agrarisch bedrijf runden. In 2002 trad zij in dienst bij Faber Halbertsma Groep als financial controller, waarna ze in 2007 de overstap maakte naar RBO. Bij RBO heeft ze achtereenvolgens de functies bekleed van controller/hoofd afdeling financiën, manager bedrijfsvoering en adjunct-directeur. Sinds 1 april is zij directeur-bestuurder van RBO. Daarnaast is zij actief als directielid van netwerkorganisatie Advitmo Drenthe en als bestuurslid van een sportvereniging. • RBO Perspectief, nummer 20, 2014 6 Marieke Abbink nieuwe commercieel directeur bij RBO Sinds 1 april versterkt Marieke Abbink het managementteam van RBO. Zij vervult de functie van commercieel directeur en geeft leiding aan het acht medewerkers sterke salesteam. Marieke is afkomstig van Aob Compaz, waar zij landelijk manager selectie en loopbaanbegeleiding was. Daarvoor heeft ze gewerkt bij Tempo Team Professionals Medisch, Noordelijke Accountantsunie en Randstad. Gevraagd naar haar belangstelling voor RBO, antwoordt ze: “De ontwikkeling van mensen heeft altijd als rode draad door mijn werk gelopen. Ik was personeelsadviseur, opleidingsadviseur en manager bij een loopbaanadviesbureau. Scholing is een van de instrumenten bij loopbaanontwikkeling, zeker nu flexibiliteit en brede inzetbaarheid een must zijn om voor werkgevers of opdrachtgevers interessant te blijven.” RBO Perspectief, nummer 20, 2014 • Over haar functie bij RBO: “Er liggen prachtige kansen om RBO breder te verbinden aan de grote transities die in de samenleving plaatsvinden. In alle sectoren en op alle niveaus. Voor RBO zie ik bijvoorbeeld een ondersteunende rol weggelegd in de omvangrijke reorganisaties die nu in het bedrijfsleven gaande zijn. Mijn ervaring en netwerk uit vorige banen kan ik goed gebruiken bij het aanboren van dit potentieel. Bedrijven en werkenden moeten naar nieuwe verdienmodellen en voor RBO geldt precies hetzelfde. De kansen liggen er en ik heb er zin in om samen met het salesteam actief de markt op te gaan.” Marieke is 42 jaar, getrouwd, heeft twee dochters, woont in Grijpskerk, is hardloper en vindt het belangrijk om ook via vrijwilligerswerk een maatschappelijke bijdrage te leveren. 7 Van links naar rechts: Ed van de Beek, Louise van Weerden, Hein Visser en Murk de Jong Nieuwe leden Raad van Toezicht RBO Met ingang van 2014 is de Raad van Toezicht van RBO deels van samenstelling veranderd. Wij hebben afscheid genomen van voorzitter Bert Middel (dijkgraaf van het waterschap Noorderzijlvest) en Tonnie Plas (advocaat bij PlasBossinade advocaten en notarissen). Bert Middel en Tonnie Plas maakten sinds respectievelijk 2006 en 2001 deel uit van de Raad van Toezicht. Huidige leden De huidige voorzitter is Ed van de Beek, voormalig adjunct-directeur en directeur Gebiedsontwikkeling bij de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM). Hein Visser, directeur KPN Noord Oost Nederland, heeft sinds 2003 zitting in de Raad van Toezicht. Nieuwe leden Louise van Weerden is sinds 2009 als lector ‘Internationale Handel voor het MKB’ verbonden aan de Hogeschool Saxion in Enschede/Deventer. Daarvoor was zij acht jaar werkzaam bij de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen als lector in hetzelfde vakgebied. Zij studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen en Communications aan de Concordia University in het Canadese Montreal. Vervolgens werkte zij bij de Verenigde Naties in New York en deed zij in Tokio onderzoek naar verschillen tussen Japans en Europees management. In 1997 richtte zij het exportbureau Top Trade Matching BV op, gericht op het aanboren van nieuwe internationale handelskanalen voor Nederlandse en Duitse bedrijven. In 1998 won ze de prestigieuze European Challenge Award van de Europese Commissie voor de innovatieve manier waarop ze internationaal ondernemerschap bevorderde. Wat verbindt u met RBO? “De combinatie samenwerking met de arbeidsmarkt en het bedrijfsleven. Vanuit mijn lectoraat breng ik studenten en bedrijfsleven eveneens bij elkaar. Die verbinding heeft mijn interesse en ik hoop daarmee te kunnen bijdragen aan RBO.” Hoe verwacht of hoopt u dat RBO zich ontwikkelt de komende jaren? “Ik zie voor RBO een belangrijke brugfunctie weggelegd in het gat dat nu nog bestaat tussen arbeidsmarkt en bedrijfsleven. Er liggen beslist kansen om de dienstverlening van RBO aan het bedrijfsleven te koppelen, onder andere op basis van projecten. Daar is behoefte aan.” Murk de Jong biedt als zelfstandig interim-manager, adviseur en coach ondersteuning bij strategische heroriëntatie, bedrijfsopvolging en bedrijfsovername. Hij studeerde HBO-Personeel in Hengelo en Bedrijfskunde in Utrecht en doorliep het Baak Leiderschapsprogramma. In het verleden vervulde hij (interim-)managementfuncties bij economische diensten van diverse gemeenten, zoals Groningen, Leeuwarden en Den Helder, en bij bedrijven als Kluwer in Deventer en de Staatsdrukkerij in Wenen. Van 2005 tot 2010 was hij directeur van Harlingen Seaports. Bij wijze van sabbatical verleende hij van 2010 tot 2013 advies aan ondernemers en vrijwilligersorganisaties in Suriname. Wat verbindt u met RBO? “De combinatie van onderwijs en arbeidsmarkt is een altijd terugkerend thema in mijn werk geweest. Als je de aansluiting kunt maken tussen de behoefte aan goedgeschoolde mensen en mensen die daartoe van extra bagage moeten worden voorzien, lever je een nuttig bijdrage.” Hoe verwacht of hoopt u dat RBO zich ontwikkelt de komende jaren? “Ik denk dat de dienstverlening zich meer gaat bewegen richting het MKB, de motor van de economie en de werkgelegenheid. Een adequaat opleidingsniveau en ervaring worden een steeds belangrijker punt van aandacht in het bedrijfsleven. Ook de noodzaak tot het up-to-date houden van de persoonlijke gereedschapskist van werkenden, onder andere via opleiding, dringt steeds breder door. De eerste tekenen van economisch herstel zijn er en ik voorspel een zonnige toekomst voor RBO.” • RBO Perspectief, nummer 20, 2014 8 Grote steden Rotterdam en vertrouwen inkoop scholing aan RBO toe De diensten Werk en Inkomen van Rotterdam en Utrecht doen sinds respectievelijk 2007 en 2008 een beroep op RBO voor de inkoop van scholing voor mensen in de bijstand. Scholing, (taal-) trainingen en ervaringscertificaten maken deel uit van het instrumentarium om werkzoekenden zo snel mogelijk aan werk te helpen. Beide grote steden hebben de werkloosheid de afgelopen jaren sterk zien oplopen, niet alleen onder jongeren, allochtonen en laagopgeleiden, maar ook onder hoger opgeleiden. Zij kregen bovendien met een forse bezuinigingsopgaaf te maken. De druk op arbeidsmarktgerichte scholing nam daarmee toe en daarom nemen de diensten Werk en Inkomen de vraag van werkgevers als vertrekpunt. Kennis van het brede scholingsaanbod is voor beide gemeenten daarom alvast één argument om RBO in te schakelen. In maart brachten Lieke de Jong, senior beleidsadviseur Werk en Inkomen gemeente Rotterdam, en Jessica Jousma, contractmanager bij Werk en Inkomen van de gemeente Utrecht, een bezoek aan RBO. Een mooie gelegenheid om ze te vragen naar het in hun gemeenten gevoerde beleid en de keuze voor samenwerking met RBO. Gestapelde problematiek in Rotterdam Ondanks dat in Rotterdam de werkloosheid de afgelopen jaren minder sterk is gestegen dan in de andere grote steden, telt de gemeente toch een bovengemiddeld aantal werkzoekenden. Ruim 37.000 mensen hebben daar een bijstandsuitkering. “Wij hebben te maken met gestapelde problematiek”, legt Lieke de Jong uit. “Waar wij vooral tegenaan lopen, is het lage opleidingsniveau van een groot deel van de werkzoekenden. Als internationale havenstad bruist Rotterdam natuurlijk van de economische dynamiek, maar veel mensen beschikken niet over een startkwalificatie of zijn de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig. Daarnaast kennen we een oplopende jeugdwerkloosheid, ook onder hoogopgeleiden. Volgens het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid begint de arbeidsmarkt weer aan te trekken, maar in welke mate en wanneer we dat in Rotterdam gaan merken, is moeilijk te zeggen. Het is bijvoorbeeld lastig te voorspellen hoe de landelijke bezuinigingen in de zorgsector gaan uitpakken.” Utrecht terug bij af In Utrecht, de kleinste van de G4 - vier grote steden - staat de teller op circa 10.000 bijstandsgerechtigden. Ook hier viel de laatste twee, drie jaar een toename waar te nemen. “We waren net zo mooi op weg”, zegt Jessica Jousma. “In de jaren daarvoor hebben we veel mensen duurzaam naar werk kunnen begeleiden en kon het bijstandsvolume worden teruggebracht. Nu zijn we terug bij af, om het maar zo te zeggen. Heel jammer. Wat opvalt, is het relatief grote segment werkloze hoger opgeleiden. Toen de markt nog goed was, bleef deze RBO Perspectief, nummer 20, 2014 • Van links naar rechts: Gerrita Otten en Mark Boerema (projectleiders RBO), Tineke gemeente Rotterdam), Jessica Jousma (contractmanager W&I gemeente Utrecht) en categorie buiten ons gezichtsveld. Maar nu ervaren wij dat het ook voor hen moeilijker is geworden om werk te vinden. De economie trekt weliswaar weer aan, maar het duurt altijd even voor je dat in de werkgelegenheidscijfers terugziet. Toch is het ons tot nu toe redelijk gelukt om vacatures via ons werkzoekendenbestand te laten vervullen, met name in zakelijke dienstverlening, infra, transport, bouw en zorg. Wat die laatste sector betreft, is het inderdaad afwachten wat de toekomst brengt.” Kortste weg naar duurzaam werk In beide steden wordt MBO-2 als maximumniveau van de in te kopen scholing gehanteerd. In Utrecht wordt scholing maximaal twee jaar vergoed, in Rotterdam één jaar, met eventueel een vervolgtraject van nog eens maximaal een jaar. Jessica Jousma: “Ons uitgangspunt is dat scholing de kortste weg naar duurzaam werk moet zijn. Wanneer scholing op basis van eerdere opleidingen of een EVC-traject kan worden ingekort, heeft dat onze voorkeur. Daarnaast kijken wij altijd eerst of MBO-1 voldoende is om iemand aan het werk te krijgen. Zodra er een baan op dat niveau beschikbaar komt, wordt van de kandidaat verwacht dat hij of zij deze aanneemt. Eventueel kan dan via de werkgever een vervolgopleiding naar niveau 2 of 3 worden gevolgd. 9 Utrecht al jaren kandidaat. Het behalen van een diploma of certificaat moet dus direct worden gevolgd door een vorm van overeenkomst. Via het WerkgeversServicepunt Rijnmond hebben we regelmatig contact met tientallen grote en kleine werkgevers.” “Natuurlijk hebben we ook in Rotterdam te maken met klanten voor wie uitstroom uit de bijstand niet direct met scholing valt te realiseren. Voor hen kunnen trainingen gericht op de ‘soft skills’ en taal bij RBO worden ingekocht. En dan is er nog een groep bijstandsgerechtigden voor wie regulier werk geen reëel doel is, maar waar in eerste instantie wordt gewerkt aan het oplossen van (multi-)problematiek op verschillende leefgebieden. Van hen wordt wel een tegenprestatie verlangd, bijvoorbeeld in de vorm van vrijwilligerswerk.” Anticiperen op toekomstige vraag “Ook in Utrecht is het accent naar werkgeversdienstverlening verschoven”, zegt Jessica Jousma. “Ik verwacht dat wij op grond van de Participatiewet steeds vraaggerichter gaan opereren. Het zal steeds meer de werkgeversbehoefte zijn die bepaalt welke scholing wij onze klanten eventueel aanbieden. Daarnaast zullen we ook bij werkgevers steeds scherper toezien op de kwaliteit, marktconforme prijzen en arbeidsmarktrelevantie van scholingstrajecten. Als er bijvoorbeeld geen vakgerichte opleiding bestaat, maar scholing binnen het bedrijf zelf wordt verzorgd, dan bekostigen wij dat alleen indien daar een branche-erkend certificaat aan verbonden is.” Lieke de Jong: “Afhankelijk van hoe de arbeidsmarkt zich ontwikkelt, sluit ik niet uit dat wij in Rotterdam op termijn wat soepeler zullen omgaan met de eis dat er een werkgever in beeld is. Dan kiezen we er bij scholing van klanten wellicht voor om te anticiperen op groei in bepaalde sectoren of op een grootschalig project dat eraan staat te komen, bijvoorbeeld in de bouw. Als je weet naar welke bekwaamheden een toenemende vraag gaat ontstaan, kun je mensen daar met scholing op voorbereiden.” Arends (directeur RBO), Lieke de Jong (senior beleidsadviseur W&I Saskia van Oostenbrugge (senior adviseur RBO) Wij zien het liefst dat werkervaring en scholing gelijk opgaan. Overigens is werken natuurlijk niet voor iedereen direct haalbaar; soms moet eerst de afstand tot de arbeidsmarkt worden verkleind door middel van korte vakgerichte scholing en /of trainingen in bijvoorbeeld werknemersvaardigheden, werkhouding of taalvaardigheid.” Er moet een werkgever in beeld zijn Bij de inkoop van scholing hanteert Utrecht als criterium dat een traject arbeidsmarktgericht en -relevant moet zijn. Er moet regelmatig sprake zijn van vacatures voor de functies waarop klanten worden geschoold of van reële mogelijkheden tot zelfstandig ondernemerschap. Een concrete vacature of baangarantie is wenselijk, maar niet noodzakelijk. Rotterdam, waar de werkloosheid onder de beroepsbevolking in 2013 13,9% bedroeg (5,5% hoger dan in Utrecht), gaat wat dat betreft een stap verder. Daar wordt scholing pas ingezet als er daadwerkelijk een werkgever in beeld is. Lieke de Jong: “Toen de banen nog voor het oprapen lagen, gingen wij bij scholing uit van de werkzoekende. Het instorten van de arbeidsmarkt in combinatie met Rijksbezuinigingen hebben ons doen besluiten om scholing alleen in te zetten indien een werkgever dat als voorwaarde verbindt aan het aannemen van een RBO neemt bergen werk uit handen en is sparringpartner Waarom kiezen Rotterdam en Utrecht voor uitbesteding van de inkoop van scholing? “Om meerdere redenen”, zegt Jessica Jousma. “RBO heeft het complete aanbod van landelijke opleidingen en trainingen in beeld en weet hoe instituten functioneren en presteren. Mede dankzij de drie-offertevergelijking die RBO standaard uitvoert, ook bij werkarrangementen met scholing die het WerkgeversServicePunt Utrecht-Midden met werkgevers afsluit, zijn marktconformiteit en kwaliteit gewaarborgd. RBO adviseert op basis van prijs en kwaliteit. Wij hebben de daarvoor benodigde expertise niet in huis. Zij nemen ons bergen werk uit handen. Niet alleen inkoop, maar ook het beheer van klantdossiers, helpdesk voor klanten, verzuimregistratie, contact met opleidingsinstituten en de hele administratieve afwikkeling. Met al die lastige dingen als BTW en facturatie hebben wij niks te maken. De afspraken met RBO zijn uiteraard contractueel vastgelegd, maar wij ervaren veel toegevoegde waarde. Onze contactpersonen bij RBO zijn echte sparringpartners, die graag met ons meedenken over verbeteringen of een innovatieve aanpak.” Lieke de Jong benoemt dezelfde voordelen en voegt daaraan toe: “Kleine gemeenten kunnen de inkoop van scholing misschien zelf verrichten, maar voor grote steden is dat praktisch onmogelijk. Doordat inkooptrajecten via RBO verlopen, zijn wij bovendien gevrijwaard van de aanbestedingsplicht wanneer we scholing voor grote groepen inkopen. Dat RBO vanuit Groningen opereert, is geen enkel probleem. Wij werken met een digitaal aanmeldsysteem, onze vaste contactpersonen komen regelmatig naar ons toe en daarnaast zijn de mail en de telefoon gewillig. Het serviceniveau is hoger dan waar we op grond van het contract aanspraak op kunnen maken. Heb ik bijvoorbeeld input nodig voor een notitie, dan leveren zij dat altijd heel snel aan. RBO is niet reactief, maar doet uit zichzelf goede suggesties, waardoor we samen tot een steeds beter product komen.” • RBO Perspectief, nummer 20, 2014 10 RBO-directeur Meindert Krijnsen neemt afscheid Meedoen is een recht waar ik altijd voor zal blijven opkomen 11 Per 1 april heeft RBO een nieuwe directeur. Meindert Krijnsen heeft het stokje overgedragen aan Tineke Arends. Onder Krijnsens leiding ontwikkelde RBO zich van gesubsidieerde stichting tot zelfstandige maatschappelijke onderneming en werd het werkgebied uitgebreid van provinciaal tot landelijk. Jaren van groei werden afgewisseld door jaren van krimp. Maar waar alle andere RBO’s die Nederland eens rijk was, verdwenen, slaagden Krijnsen en zijn team erin om onder telkens wisselende marktomstandigheden nieuwe kansen te signaleren en te benutten. Een knappe prestatie. Is dit het juiste moment om er een punt achter te zetten? “Ja, ik vind van wel. Zowel voor mijzelf als voor RBO. De economische crisis is uiteraard niet aan RBO voorbij gegaan. Vanaf 2009 nam de vraag naar scholing landelijk gezien met meer dan vijftig procent af. UWV en gemeenten investeerden niet tot nauwelijks in de ontwikkeling van mensen zonder werk of startkwalificatie. En ook bedrijven moesten de tering naar de nering zetten, wat vaak ten koste ging van scholing van medewerkers. Ondertussen is de druk op duurzame inzetbaarheid en participatie alleen maar toegenomen en ontstaan er nieuwe kansen. Bij RBO zien we de opdrachtportefeuille nu gestaag groeien en de organisatie heeft een gezonde financiële positie kunnen behouden. Wat mijzelf betreft: ik ben 64, heb op de kop af 25 jaar voor deze club gewerkt, verkeer in goede gezondheid en wil mijn kennis en ervaring graag nog voor andere partijen en projecten in dit veld inzetten.” Welke kansen zie je voor RBO? “Heel interessant zijn bijvoorbeeld de opmars van blended learning en e-learning en het groeiende besef in de samenleving dat een leven lang leren absolute noodzaak is om duurzaam inzetbaar te blijven. In de tweede plaats is het de hoogste tijd om het valideren van bekwaamheden beter te borgen. Daar horen zeer nadrukkelijk ook de kennis en vaardigheden bij die buiten de school zijn aangeleerd. Een bevoegdheid heeft geen eeuwigheidswaarde. RBO kan sectoren en branches uitstekend ondersteunen bij het inrichten en onderhouden van een bekwaamheidsregister.” Jij hebt zakelijkheid altijd gecombineerd met maatschappelijke betrokkenheid. Baart de huidige tijd jou zorgen? “Ja en nee. De zorgen die ik heb, hangen samen met wat mij al die jaren heeft gedreven. Mijn ideaal is dat iedereen die dat kan en wil, een plek op de arbeidsmarkt heeft. Meedoen is een recht. Daar zal ik altijd voor blijven opkomen. Maar terwijl de economie weer aantrekt, groeit de werkloosheid. Kijkend naar de 1,7 miljoen werkenden zonder startkwalificatie die Nederland telt, zie ik een groeiende tweedeling op ons afkomen. Dat hebben we te danken aan de verschuiving in de afgelopen decennia van het Rijnlandse naar het Angelsaksische model. Langetermijndoelen, vakmanschap, solidariteit en werkplezier legden het af tegen winstmaximalisatie, korte termijn, bonus en aandeelhoudersbelang. Natuurlijk moet er geld worden verdiend, maar bedrijfsmatig en maatschappelijk handelen zijn in mijn optiek uitstekend te combineren. Sterker nog, ik denk dat organisaties die worden gedreven door geld, het uiteindelijk niet redden.” “Daarnaast vind ik dat het formele en aanbodgestuurde onderwijs nog veel te dominant is. Dat we nog zoveel werkenden hebben zonder startkwalificatie, zegt wellicht meer over ons formele initiële onderwijs, dan over de talenten van deze mensen. Welk diploma we halen, wordt niet bepaald door de vakken waar we goed in zijn, maar juist door die vakken waar we slecht in zijn. Dat is namelijk het hoogst haalbare. Heel frustrerend, zeker voor mensen die zeer bekwaam zijn op onderdelen, maar dat stukje theorie of dat ene werkproces niet beheersen. Ook wordt er in Nederland nog steeds afgerekend op kwantitatieve in plaats van kwalitatieve uitstroom. Dat is een perverse bekostigingsprikkel, als je het mij vraagt. De arbeidsmarkt heeft dringend behoefte aan ontwikkelingsgericht onderwijs. Mensen moeten zo worden opgeleid dat zij als volwaardig burger kunnen blijven meedraaien in de huidige dynamische samenleving; dat zij leren leren.” En wat stemt je dan hoopvol? “Gelukkig zie ik ook mooie dingen, vooral bij de jonge generatie. Er staan steeds meer jongeren op die een betere, duurzame wereld nastreven, die kennis met elkaar delen, die bruisen van creativiteit, ondernemingszin en vernieuwingsdrang. Het engagement komt terug en dat stemt mij - als echte ‘Rijnlander’ - hoopvol. Ik hoop de komende jaren te kunnen bijdragen aan de transities op de arbeids- en onderwijsmarkt die daarbij passen, onder andere door mijn visie op thema’s als ontwikkelingsgericht onderwijs en duurzame inzetbaarheid met anderen te delen.” Je opvolgster is binnen de eigen gelederen gevonden. Wat vind je daarvan? “Tineke Arends is hier inderdaad al zeven jaar werkzaam, waarvan de laatste jaren als adjunct-directeur. Zij bewees zich meer en meer als waardevolle en inventieve sparringpartner. Zij heeft een mooie ontwikkeling doorgemaakt en is prima thuis in de inhoud en de markt waarin RBO opereert. Klanten kennen en waarderen haar. Zij heeft helder voor ogen waar zij met RBO naartoe wil. Ik moet toegeven dat ik het na 25 jaar heel lastig vind om het roer over te dragen, maar ik vertrouw erop dat het goed is zo.” Over Meindert Krijnsen Meindert Krijnsen is in 1950 geboren in Heerenveen. Na de Pedagogische Academie studeerde hij Andragologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. In tussenliggende jaren, tijdens de studie en na afronding daarvan was hij als leerkracht werkzaam in het basisonderwijs, zowel in Nederland als op het Antilliaanse eiland Sint Eustatius. Op dat eiland was hij bovendien drie jaar als ontwikkelingsmedewerker c.q. projectcoördinator betrokken bij sociaal-maatschappelijke en educatieve projecten. Van 1983 tot 1989 werkte Krijnsen voor de provincie Drenthe, eerst als projectmedewerker en later als ontwikkelingsfunctionaris werkgelegenheidsprojecten. In 1989 trad hij aan als directeur (later directeur-bestuurder) van RBO. Aan deze functie werd in 2007 het directeurschap van het EVC Dienstencentrum toegevoegd. Relevante nevenactiviteiten: voorzitter Ecologische Zorgboerderij De Mikkelhorst in Haren (2001-2013) en voorzitter van de tafel duurzame inzetbaarheid van de vereniging Noorden Duurzaam. • RBO Perspectief, nummer 20, 2014 12 Afscheidssymposium Meindert Krijnsen Meedoen is een recht RBO Perspectief, nummer 20, 2014 Ter gelegenheid van het afscheid van directeur-bestuurder Meindert Krijnsen van RBO vond op 1 april een klein symposium plaats in MartiniPlaza in Groningen. Als thema werd gekozen voor een overtuiging waar Meindert altijd aan heeft vastgehouden: ‘Meedoen is een recht’. Filosoof, hoogleraar en tv-presentator Bas Haring en Martin Sitalsing, directeur van Bureau Jeugdzorg Groningen en voormalig korpschef van de Politie, waren uitgenodigd om hun visie te geven op het recht en de noodzaak om mee te doen in de samenleving, juist voor mensen voor wie dit niet zo vanzelfsprekend is. Een beknopte impressie van hun bijdrage. • 13 Bas Haring Meedoen is in zekere zin een recht, maar geen plicht. Wie ervoor kiest om gebruik te maken van het recht om mee te doen, heeft plichten. Bas Haring begon zijn betoog met het plaatsen van een vraagteken bij het begrip ‘recht’. Waar komt het vandaan en waar is het op gebaseerd? Zich voorbereidend op de RBO-uitnodiging, was zijn eerste intuïtieve reactie geweest dat ‘meedoen is een recht’ niet waar kon zijn. Het bewijs vond hij in zijn lagereschooltijd, toen hij bij een ‘clubje’ hoorde en andere kinderen wel eens vroegen of zij mee mochten doen. “Nee, zeiden wij dan. Toen was meedoen dus geen recht en daarom kan het geen evidente waarheid zijn.” Doorfilosoferend, verving Haring het woord ‘recht’ door ‘leuk’. Meedoen is leuk. “Maar is het leuk als iedereen meedoet?” Wederom keerde Haring terug naar zijn jeugd, naar een softbaltoernooi waar hij als brugklasser aan meedeed. Deelnemende teams konden zich op dag 1 kwalificeren voor de finalerondes op dag 2. Harings klas was groot genoeg om twee teams uit samen te stellen. Maar hoe? Zijn voorstel was om de betere spelers - onder wie hijzelf - over de teams te verdelen. “Dan kan iedereen meedoen en dat is leuk.” Andere goede spelers vonden hem een sukkel met deze suggestie. Zij gaven er de voorkeur aan om alle goede softballers in één team onder te brengen. “Mijn klasgenoten waren van mening dat meedoen niet altijd leuk is. Niet iedereen deelt die opvatting dus.” “Maar als ‘meedoen is leuk’ niet waar is, waarom zou het dan wel een recht zijn?”, vroeg hij zich vervolgens af. “Welke argumenten zouden er kunnen zijn om die uitspraak een ware uitspraak te laten zijn? Het eerste logische antwoord is dan: het is humaan om mensen die moeilijk mee kunnen komen, toch mee te laten doen.” Volgens Haring was aan het humane argument wel een ‘maar’ verbonden, namelijk dat een kosten-batenanalyse van een samenleving waarin iedereen mee mag doen, negatief kan uitpakken. Het helpen van de minder goeden vraagt immers van de goeden dat zij iets inleveren. Er kan een punt komen waarop men vindt dat deze investering te hoog is; dat kosten de humane opbrengst overtreffen. Haring voerde een tweede argument aan. “Het is niet alleen goed voor hen, maar voor mij en ons allemaal om in een maatschappij te leven waarin iedereen meekomt. De makke van dit argument is dat niet iedereen het daarmee eens is. Er zijn er genoeg die zeggen: ‘Van mij hoeft het niet zo nodig’. Mijn gedachte was altijd dat we nu eenmaal leven in een samenleving met verschillende mensen. Heb je mazzel, dan doe je mee; heb je pech, dan niet. Maar moet je daar als samenleving iets mee doen, simpelweg omdat dit nu eenmaal een gegeven is? Dat lijkt mij loze retoriek.” De volgende vraag die Haring opwierp, luidde: “Hoe is het eigenlijk gekomen dat er mensen zijn die moeilijk meekomen?” Hij constateert dat er tegenwoordig meer mensen langs de zijlijn staan dan vroeger en zoekt de verklaring in het feit dat wij ons steeds meer zijn gaan specialiseren en steeds hoger gekwalificeerd werk zijn gaan doen. “Dankzij die specialisatie zijn mijn mogelijkheden enorm toegenomen, ik heb daar profijt van. Op basis van die winst is het legitiem dat ik iets teruggeef aan de mensen die als gevolg van deze ontwikkeling buiten de boot zijn gevallen. Zo maak ik dus een andere kosten-batenanalyse. En ik geloof daarin. Ik ben er voorstander van dat iedereen de gelegenheid krijgt om te doen wat hij kan of wil. De vraag hoe we een investering in mensen die niet meekomen kunnen rechtvaardigen, moet daarom worden gesteld. Doen we dat niet, dan gaat het geld uitsluitend naar hen die mee kunnen komen. In zekere zin kan ik daarom instemmen met de stelling dat meedoen een recht is.” Maar is meedoen ook een plicht? Nee, vond Bas Haring. Hij verwees naar mensen die kiezen voor een kluizenaarsbestaan, die niet mee willen doen aan de samenleving. “Ik vind dat zij daar de gelegenheid toe moeten krijgen. Wie zijn wij om te zeggen dat dit niet goed is.” “Maar wanneer je wél gebruik wilt maken van je recht om mee te doen, dan zijn daar wat mij betreft plichten aan verbonden. Je zult bijvoorbeeld bereid moeten zijn om te verhuizen, om door middel van studie in jezelf te investeren of om je in een nieuw vak te verdiepen. Kortom, meedoen is in zekere zin een recht, maar geen plicht. Maak je gebruik van het recht om mee te doen, dan zijn daar plichten aan verbonden.” Tot besluit wilde Bas Haring nog iets kwijt over onderwijs. “We zijn te veel op zoek naar zekerheid. Volgt iemand wel de juiste opleiding? Beschikt hij wel over de juiste kwalificaties? Met zulke vragen geven we vooral blijk van onze eigen onzekerheid. We willen alles objectief en structureel vastleggen tegenwoordig. Dat overdreven optuigen van kwaliteitssystemen baart mij zorgen. Ik zou graag zien dat mensen weer meer gaan vertrouwen op hun eigen intuïtieve oordeel.” • RBO Perspectief, nummer 20, 2014 14 Martin Sitalsing Het is tijd voor een mentale omslag: meedoen is een plicht. De symposiumdatum viel toevalligerwijs samen met de invoering van het adolescentenstrafrecht. Dat betekent onder andere dat de leeftijdsgrens tot waar de rechter een jongvolwassene kan veroordelen volgens het jeugdstrafrecht is verruimd naar 23 jaar. Sitalsing heeft in zijn vorige en huidige baan veel met jeugdcriminaliteit te maken. In zijn bijdrage aan het symposium wees hij op het verband met de oplopende jeugdwerkloosheid. overwegend het karakter van wraak. Er is onvoldoende oog voor het maatschappelijk effect ervan. Maar het recidivepercentage is zeer hoog. In detentie leren jongeren vooral dingen die leiden tot voortzetting van hun maatschappelijke loopbaan in een onwenselijke richting. Doel van het adolescentenstrafrecht is dat de rechter de mogelijkheid heeft om voor een aanpak te kiezen die aansluit op de ontwikkelingsleeftijd, waardoor de kans op herhaling wordt verkleind. Jongeren, die nog best perspectief hebben, kunnen zo worden behoed voor het ‘hoger beroepsonderwijs’ van de criminele carrière.” “De jeugdwerkloosheid is historisch hoog. Uit internationaal onderzoek zou blijken dat de Nederlandse jeugd het gelukkigst is, maar voor mij staat vast dat jeugdwerkloosheid ongelukkig maakt. Immers, meedoen is een recht.” Het feit dat honderd procent van alle tbs’ers als kind is mishandeld, misbruikt of verwaarloosd, was voor Sitalsing reden om van de Politie over te stappen naar Jeugdzorg. “Ik ben van mening dat bij jeugdcriminaliteit primair moet worden gekozen voor een pedagogisch behandeltraject. In de politiek valt dat geluid gelukkig ook steeds vaker te beluisteren. Toch blijf ik me zorgen maken. Kiest de rechter in concrete gevallen voor jeugd- of volwassenenstrafrecht? Ik ben bang dat er onder druk van maatschappij, politiek en media vaak voor de harde kant zal worden gekozen. Daarom is het tijd voor een mentale omslag. Meedoen moet een plicht zijn en een component in het adolescentenstrafrecht.” “Wat mij betreft, is meedoen een plicht. Als gevolg van automatisering is eenvoudig werk steeds meer aan het verdwijnen. Tegelijkertijd rijzen zorgkosten de pan uit. Van jongeren wordt verwacht dat zij maatschappelijk bewust zijn, dat ze de juiste opleiding kiezen, dat zij zich individueel en cognitief goed ontwikkelen en dat zij meewerken aan een beschaafde en verantwoorde samenleving. De jeugd zelf inclusief mijn eigen kinderen - is echter met heel andere dingen bezig, bijvoorbeeld met de vraag of het na de middelbare school niet eens tijd is voor een tussenjaar, bij voorkeur in een ver land.” Sitalsing gaf aan het de hoogste tijd voor een mentale omslag te vinden. Meedoen als sociale dienstplicht. “Dat onderwerp moet opnieuw op de agenda. Dat hoort bij de participatiemaatschappij. De kenniseconomie droogt op. De zorgkostenproblematiek doet een groot beroep op sociale competenties. Die worden op de exotische bestemming in het tussenjaar niet opgedaan, vrees ik. Daarom moet het leren verantwoordelijkheid nemen een plicht op de weg naar volwassenheid zijn.” Meedoen zou verankerd moeten zijn in het adolescentenstrafrecht, zo betoogde Sitalsing. “Helaas signaleer ik dat er onvoldoende verbinding is tussen de justitiële en de zorgketen. Straf heeft nog altijd RBO Perspectief, nummer 20, 2014 • 15 • RBO Perspectief, nummer 20, 2014 Realiseert Beroepsgerichte Ontwikkeling
© Copyright 2024 ExpyDoc