Trends in epidemiologie en incidentie longcarcinoom

Longcarcinoom
Joop van den Brand, longarts
Meander Medisch Centrum
14 april 2014
Meest voorkomende kankersoorten
in Nederland 2008
Sterftecijfers door kanker in
Nederland
Sterfte in 2010 naar ICD
hoofdgroep
Bron: CBS
Sterfte naar afzonderlijke
doodsoorzaken 2010
ONCOLOGY
Epidemiology
Rate per 100,000 Male Population
Evolution of cancer death rates, males
Pancreas
Liver
Prostate
Stomach
Lung & bronchus
Colon & rectum
Leukemia
70
60
50
40
30
20
10
1930
1940
1950
1960
1970
1980
1990
Year
Adapted from Greenlee RT, et al. CA Cancer J Clin. 2000;50:27.
ONCOLOGY
Epidemiology
Evolution of cancer death rates, females
Rate per 100,000 Female Population
40
Uterus†
Breast
Pancreas
Ovary
Stomach
Lung & bronchus
Colon & rectum
30
20
10
0
1930
1940
1950
1960
1970
1980
1990
Year
Adapted from Greenlee RT, et al. CA Cancer J Clin. 2000;50:26.
Incidentie in Nederland
11500 nieuwe patienten per jaar, 10500
sterfgevallen per jaar.
80% man
Mediane overleving 8 maanden
Wat is (long)kanker?
Normale celgroei:
• In evenwicht
• Gereguleerd
Abnormale celgroei:
• Autonome celgroei
• Geen reactie op regulering
• Veroorzaakt door afwijking in het genoom
Mutatie
Repair
Oncogenen (k-Ras, EGFR)
Tumor suppressor genen (p53)
Kenmerk
Benigne (goed)
Maligne (slecht)
Scherp
Onscherp, onregelmatig
(Pseudo-)kapsel
Frequent
Zelden
Groeiwijze
Expansief
Infiltratief
Laag
Hoog
Zelden
Frequent
Hoog
Matig tot slecht
Cel/kernatypie
Gering
Sterk
Mitotische activiteit
Gering
Hoog
Begrenzing
Groeisnelheid
Necrose
Differentiatie
Risicofactoren
risico factoren
Wayne McLaren
51 jaar
“Marlboro Cowboy”
Carcinogene factoren
• Chemicaliën: (passief) roken, chroom,
nikkel,
cadmium, cyclische
koolwaterstoffen,
milieuverontreiniging
• Asbestvezels
• Ioniserende straling
Genetische predispositie
COPD, longfibrose,
littekencarcinoom
Aan roken gerelateerde
kankersoorten
Aan roken gerelateerde
kankersoorten
Belangrijkste factor

Long
 Larynx
 Mondholte
 Slokdarm
Bijdragende factor





Pancreas
Blaas
Nier
Maag
Uterus
Blum A, et al. Cancer: Principles & Practice of Oncology. 5th ed. 1997;545-557.
Asbestos and Lung Cancer
– Synergistisch risicofactor met roken
– Lange latentie periode
– NB: roken is geen risicofactor voor mesothelioom
Asbestos, smoking and Lung CA
Indeling niet-kleincellig
longcarcinoom
Indeling niet-kleincellig longcarcinoom
stadium I; tumor zonder uitzaaiingen of ingroei
stadium II; klieren in aangedane long
stadium III; klieren buiten aangedane long, in mediastinum
stadium IV; uitzaaiingen in andere organen
Niet-kleincellig longcarcinoom
Overleving per stadium in Nederland
Bron: Nederlandse Kankerregistratie, beheerd door IKNL © [maand] 2013
Niet-kleincellig longcarcinoom
Overleving per stadium in
Nederland (2003-2009)
1-jaars overleving (%)
5-jaars overlving (%)
Alle stadia
+/- 40
+/- 15
1A
92
67
1B
77
45
2A
86
47
2B
68
33
3A
58
16
3B
42
10
4
20
2
Bron: Nederlandse Kankerregistratie, beheerd door IKNL © [maand] 2013
NON-SMALL CELL LUNG CANCER
TNM stadia
NON-SMALL CELL LUNG CANCER
lymfklier metastaseringspatroon
NON-SMALL CELL LUNG CANCER
lymfklier metastaseringspatroon
Behandeling stadium I en II
Behandeling stadium I en II
Stadium I: chirurgie
Stadium II: chirurgie, gevolgd door adjuvante
chemotherapie.
onderzoeken voorafgaand aan operatie
longfunctie
ECG
fietstest
ventilatie/perfusie
scintigrafie
operatie
in opzet radicaal
chirurg/longarts beslissen tijdens operatie
Lobectomie, bilobectomie, pneumonectomie eventueel
met thoraxwandresectie of sleeve
Zo mogelijk (meestal) VATS-lobectomie
Nieuw: robotchirurgie.
operatie soorten
weefselsparend (wig/segments resectie)
1-2 kwabsverwijdering ((bi)lobectomie)
totale longverwijdering (pneumonectomie)
Casus, vrouw van 72 jaar
Voorgeschiedenis: hypertensie
Anamnese:
Casus, vrouw van 72 jaar
Voorgeschiedenis: hypertensie
Anamnese:
Sinds september stijfheidsklachten nek en
schouders, geduid als pmr.
Geen longklachten.
Roken stop sinds 30 jaar, 10 pack-years.
Was verkoopter kledingzaak
LO: gb
Casus, 72 jarige vrouw
PA EBUS klier pretracheaal:
Adenocarcinoom
Conclusie?
Behandeling?
Casus, 72 jarige vrouw
PA EBUS klier pretracheaal:
Adenocarcinoom
Conclusie: St IIIA NSCLC
Behandeling: Concurrent chemoradiotherapie
(cisplatinum/ etoposide)
Behandeling stadium III
Chemo-radiotherapie, zo mogelijk concurrent
Afhankelijk van performance en bestralingsveld
Ook na chirurgie met unexpected N2.
Behandeling stadium IV
Palliatieve chemotherapie
chemotherapie
adjuvant
neo-adjuvant
palliatief
voorwaarde chemotherapie
goede conditie; minstens in staat tot zelfverzorging en
meer dan 50% van de dag uit bed
meetbare afwijking
Behalve in adjuvante setting
cave co-morbiditeit
ECOG-score
ONCOLOGIE
bijwerkingen
Mucositis
Alopecia
Long fibrose
Nausea/vomitus
Cardiotoxiciteit
Diarrhee
Cystitis
Steriliteit
Myalgia
Neuropathie
Locale reactie
Nierinsufficientie
Myelosuppressie
Flebitis
Casus, een vrouw van 71 jaar
Voorgeschiedenis: SVT’s
Anamnese:
Geen longklachten
Nooit gerookt.
Bronchoscopie
Geen tumor te zien.
PA spoeling en brush: adenocarcinoom, te
weinig materiaal voor mutatie analyse.
Hoe nu verder?
Hoe nu verder?
VATS met pleurabiopten en cytologie
pleuravocht:
Adenocarcinoom, EGFR mutatie positief
Mutaties bij NSCLC
EGF - receptor
Familie van 4 receptoren: HER 1, 2, 3 en 4.
HER 1 = EGFR
Extracellulair deel: receptor
Intracellulair deel: tyrosine kinase (eiwit dat een ander
eiwit kan fosforyleren)
Rol HER familie
Regulering celprocessen zoals proliferatie, differentiatie,
overleving, apoptose en motiliteit.
Activatie van de receptor vindt plaats door binding van
een ligand (bijv EGF)
30 liganden, 10 types dimeer, monomeren. Daarnaast
second messengers, transcriptiefactoren.
Het type celreactie is afhankelijk van al de
bovengenoemde en nog meer factoren.
Targeted therapy
Zeer veel aangrijpingspunten.
Geregistreerd:
Targeted therapy
Zeer veel aangrijpingspunten.
Geregistreerd:
Erlotinib, gefitinib, afatinib
Crizotinib.
Werkingsmechanisme
Erlotinib en gefitinib binden reversibel aan de ATP
binding site (intracellulair dus), waardoor de
fosforylatie en dus activatie van eiwitten in de
activerende pathways worden voorkomen.
Crizotinib bindt aan de ATP binding site van IGF
receptor.
Een jaar later
TKI resistentie bij EGFR mutatie
T790M mutatie (50%). Mutatie in het egfr die de
affiniteit voor ATP weer herstelt ondanks reversibele
TKI. Wel gevoelig voor irreversibele remming
(afatinib)
Cellijnen met de T790M mutatie die niet door een tki
worden geremd, groeien gewoon door terwijl de egfr
gemuteerde cellijnen wel afnemen. De
karakteristieken van de weer gegroeide tumor zijn
dus anders geworden.
MET-amplificatie (20%). Gen coderend voor HGFR, een
Transmembraan tyrosine kinase (ligand hepatocyte
growth factor), wordt te veel afgeschreven.
Afatinib
Afatinib bindt irreversibel (covalent) aan de ATP binding
site, bovendien wordt naast her-1, ook her-2 en her-4
geremd. Ook wordt de receptor met T790M mutatie
geremd.
Verder beloop casus
Verwezen naar Groningen voor verdere behandeling in
trial verband (afatinib toen nog niet geregistreerd)
Symptomen
klachten bij eerste artsenbezoek
100%
80%
60%
40%
20%
0%
klachten
geen klachten
Niet-kleincellig longcarcinoom
stadium bij presentatie
7%
Stadium II
31%
Stadium III
24%
Stadium I
38%
Stadium IV
Fry WA, et al. Cancer. 1996;77:1949-1995.
aantal cellen
groeisnelheid van tumor
geen klachten
onzichtbaar
klachten
zichtbaar
tijd
Longkanker symptomen
Primaire tumor

Hoest

Dyspnoe

Wheezing

Hemoptoe

Thoracale pijn

Postobstructie pneumonie
Algemeen

Gewichtsverlies/anorexie
 Zwakte
 Koorts
 Anemie
Regionale metastasen

Vena cava superior syndroom

Heesheid

Dysphagie
Metastasen op afstand

Bot pijn

Centraal zenuwstelsel
symptomen (hoofdpijn,
dubbelzien, uitval etc)
Glassberg AB, et al. Everyone’s Guide to Cancer Therapy. 1997;540-544.
Ihde DC, et al. Cancer: Principles & Practice of Oncology. 5th ed. 1997;911-948.
Niet-kleincellig longcarcinoom
metastaseringspatroon
Niet-kleincellig longcarcinoom
metastaseringspatroon
hersenen
lymfklieren
pericard
long
pleura
lever
bijnieren
bot
Ginsberg RJ, et al. Cancer: Principles and Practices of Oncology. 5th ed. 1997;858-911.
Vena cava superior syndroom
Vena cava superior syndroom
Vena cava superior syndroom
Centrale tumor
Atelectase
Pleuravocht
Hersen metastasen
Hersen metastasen
Botmetastasen
Bijniermetastasen
Ribmetastase
Paraneoplastische syndromen
Endocrine
Hematologic
Hypercalcemia
Cushing’s syndrome
Syndrome of inappropriate
antidiuretic hormone
Carcinoid syndrome
Gynecomastia
Anemia
Thrombocytosis
Thrombocytopenia
Disseminated intravascular
coagulation
Cutaneous
Neurologic
Encephalopathy
Peripheral neuropathy
Eaton-Lambert syndrome
Hyperkeratosis
Dermatomyositis
Other
Skeletal
Clubbing of digits
Pulmonary hypertrophic
osteoarthropathy
Nephrotic syndrome
Secretion of vasoactive
intestinal peptide with diarrhea
Anorexia or cachexia
Fever
Fatigue
Adapted from Ginsberg RJ, et al. Cancer: Principles and Practices of Oncology. 5th ed. 1997;868.
Paraneoplatische verschijnselen
ONCOLOGIE
Patienten management
Klinische
bevindingen
Biopsie
Kanker diagnose
Stadieren
Therapeutische
intentie
Therapeutische
beslissing
beeldvorming
Weefseldiagnose/ biopsie
Small cell lungcancer (SCLC)
Non small cell lungcancer (NSCLC)
Mutatie?
Weefseldiagnose
Bronchoscopie
(CT-geleide) longpunctie
long biopt (VATS)
Mediastinoscopie
EBUS
EUS
LUNG CANCER
Bronchoscopy
CT-geleide punctie
VATS
EBUS
EBUS
EBUS
plaveiselcelcarcinoom
adenocarcinoom
IASLC/ ATS/ ERS classification of
lung adenocarcinoma
Adenocarcinoma in situ (premaligne)
Minimaal invasief adenonocarcinoma in situ
(< 5mm)
Invasief adenocarcinoom
Survival van eerste twee is 100% na resectie.
bronchoalveolaircel carcinoma
Beeldvorming
X-thorax
CT-scan
MRI-scan
EUS-FNA
mediastinoscopie
PET
CT/MRI-scan hersenen
CT-scan/echo bovenbuik
Botscan
beenmerg
missed lung cancer
missed lung cancer
Beeldvorming
X-thorax
CT-scan
MRI-scan
EUS-FNA
mediastinoscopie
PET
CT/MRI-scan hersenen
CT-scan/echo bovenbuik
Botscan
beenmerg
Beeldvorming
X-thorax
CT-scan
MRI-scan
EUS-FNA
mediastinoscopie
PET
CT/MRI-scan hersenen
CT-scan/echo bovenbuik
Botscan
beenmerg
Beeldvorming
X-thorax
CT-scan
MRI-scan
EUS/ EBUS
mediastinoscopie
PET
CT/MRI-scan hersenen
CT-scan/echo bovenbuik
Botscan
beenmerg
Beeldvorming
X-thorax
CT-scan
MRI-scan
EUS-FNA
mediastinoscopie
PET
CT/MRI-scan hersenen
CT-scan/echo bovenbuik
Botscan
beenmerg
Beeldvorming
X-thorax
CT-scan
MRI-scan
EUS-FNA
mediastinoscopie
PET
CT/MRI-scan hersenen
CT-scan/echo bovenbuik
Botscan
beenmerg
PET
Activiteit in de laesie ventraal in
de linker bovenkwab. Verdacht voor
maligniteit.
Beeldvorming
X-thorax
CT-scan
MRI-scan
EUS-FNA
mediastinoscopie
PET
CT/MRI-scan hersenen
CT-scan/echo bovenbuik
Botscan
beenmerg
Beeldvorming
X-thorax
CT-scan
MRI-scan
EUS-FNA
mediastinoscopie
PET
CT/MRI-scan hersenen
CT-scan/echo bovenbuik
Botscan
beenmerg
pancreas mass
adrenal mass
Beeldvorming
X-thorax
CT-scan
MRI-scan
EUS-FNA
mediastinoscopie
PET
CT/MRI-scan hersenen
CT-scan/echo bovenbuik
Botscan
beenmerg
Beeldvorming
X-thorax
CT-scan
MRI-scan
EUS-FNA
mediastinoscopie
PET
CT/MRI-scan hersenen
CT-scan/echo bovenbuik
Botscan
beenmerg
Radiotherapie
Primair curatief
Palliatief
Post-operatief, bij positief resectievlak
Primair
Bij St III
Steeds meer bij st I en II.
Palliatief
Bij pijnlijke metastase, bijv. Skeletmetastasen
Bij bedreiging myelum
Bij hersenmetastasen.
radiotherapie
Hyperfractionering
4D
kleincellig carcinoom
incidentie
1800 nieuwe gevallen per jaar
1000 man.
Incidentie daalt.
stadiering

Volgens TNM classificatie

Behandeling volgens onderscheid limited disease cq
extensive disease.
behandeling
Limited disease (st I-III)
Chemotherapie cisplatinum/ etoposide gecombineerd
met 45 Gy radiotherapie. Bij voorkeur gelijktijdig met
2 sessies radiotherapie per dag.
Extensive disease (st IV)
Palliatieve chemotherapie Cisplatinum/ etoposide
SMALL CELL LUNG CANCER
Survival by stage
Limited disease
Extensive disease
Median Survival –
Untreated Patients
(wk)
Median Survival –
Treated Patients
(mo)
5-Year Survival
(%)
12
14-20
10%-20%
5
8-12
3%-5%
Ihde DC, et al. Cancer: Principles & Practice of Oncology. 1997;911-948.
Lassen U, et al. Cancer Treatment. 1995;414-420.
Soriano AF, et al. Current Cancer Therapeutics. 1998;177-191.
Targeted therapy?
Moeilijk, met name mutaties in tumor
suppressorgenen als p53 en RB1, veel
moeilijker te ‘targeten’.
PARP inhibitie
EINDE