Midden-Delfkrant - Midden

Midden-Delfkrant
Midden-Delfkrant nr. 82, extra editie
verschijnt viermaal per jaar
losse nummers f 5,--
achttiende jaargang nr. 2, 12 mei 1994
Zevenhonderd jaar kerkelijk leven in Schipluiden
].W Moerman
2
M idden-Delfkrant
Midden-Delfkrant Redactioneel
De Midden-Delfkrant verschijnt viermaal
per jaar
Redactie:
Arie van den Berg
Okke Dorenbos
Arie Olsthoorn
Marika van Ooststroom
Frits van Ooststroom (eindredactie)
Henk Tetteroo
Rita Woudstra (coördinatie)
Op 12 mei 1294 wordt voor het eerst
melding gemaakt van de parochie
Schipluiden. Dit feit vormt de aanleiding voor een aantal activiteiten waarin aandacht wordt besteed aan
700-jaar kerkelijk leven in Schipluiden.
In 1983 verscheen een themanummer
van de Midden-Delfkrant over 'De kerken van Midden-Delfland : Nu ligt voor
u een speciale aflevering over de kerkgeschiedenis van Schipluiden.
Hierin wordt niet alleen stilgestaan bij
de historie van de verschillende kerkgebouwen, maar ook bij het wel en wee
van de leden van de diverse geloofsgemeenschappen. Tevens vormt het een
bijdrage aan de streekhistorie.
Midden-Delfland
Vereniging
Tekstverwerking:
Sjaan van Winden
Fotografie:
Fred Hess, 's-Gravenhage
Frits van Ooststroom
Lay-out:
Frits van Ooststroom
Productie en druk:
B.V. Drukkerij De Jong Offset, Den Hoorn
Zevenhonderd jaar kerkelijk leven in Schipluiden
J.W Moerman
Inhoudsopgave
1.
Overname van artikelen is in vele gevallen mogelijk in overleg met de redactie.
Kopij en suggesties voor kopij zijn van
harte welkom bij de redactie.
Verantwoording
Publicatie van artikelen behoeft niet te
betekenen dat de daarin vervatte m eningen het inzicht van de Midden-Delfland
Vereniging weergeven.
2.
3.
Redactie-adres:
Londenweg 123, 3137 LV Vlaardingen
Uitgave
De Midden-Delfkrant is een uitgave van
de Midden-Delfland Vereniging en van de
Stichting Bezoekerscentrum MiddenDelfland.
4.
Abonnementen op de Midden-Delfkrant
zij n alleen mogelijk door lid te worden
van de Midden-Delfland Vereniging. De
minimum contributie bedraagt f 30,-- per
jaar.
Aanmelding door storting op postrekening 3928463 ten name van de MiddenDelfland Vereniging te Vlaardingen, onder
vermelding van 'nieuw lid'.
U kunt ook bellen: (010)4 74 25 98
('s avonds) of schrijven: Secretariaat Midden-Delfland Vereniging, Londenweg 123,
3137 LV Vlaardingen.
Opzegging van het lidmaatschap/abonnement uitsluitend schriftelijk aan het
secretariaat. Opzegging kan slechts geschieden tegen het einde van het verenigingsjaar en met inachtneming van een
opzegtermijn van vier weken.
blz.
De middeleeuwse parochie 3
Inleiding
Duitse Orde
Voorrang in de kerk
Kerk en parochianen
De schulden van pastoor
Andries, 1526
De gereformeerde kerk
direct na de Reformatie
De eerste decennia
Kerk en staat
Kerkelijke tucht
6
De brand van de kerk in
1616 en de wederopbouw 7
Omvang van de ramp
Herbouw van de kerk
Inzamelingsacties
Accijnzen
Dominee Antonius Hambroeck,
1607-1661
De kerk en het onderwijs 10
Lezen als hulpmiddel
Condities waarop Adriaenjorisz.
van der Gaech tot schoolmeester
van Schipluiden is aangenomen,
1655
Katholieke kinderen in Zouteveen
Latijnse school
Fragment van en gedicht van
Daniël van Lis, 1702
5. De kerk en de rederijkers 13
Bestrijding van de rederijkers
Kerkeraad tegenover Keenenburg
Hubert Korneliszoon Poot
6.
De diaconie
Armenzorg
Uitgaven
Uitgaven van de diaconie,
1635-1675
14
7.
De schuilkerken van de
katholieken
Stalpaert van der Wiele
Schuilkerken
Statie Schipluiden
16
8. Enkele opzienbarende
gebeurtenissen in de kerk 18
Een deftige begrafenis
Een bijzondere doop
9. Een poging tot naasting
van de oude kerk
Nieuwe wetten
Commissie Loncq
19
10. Een nieuwe r.k. kerk op
20
Rodenpijl
Plannen voor een nieuwe
kerk Waterstaatskerk
Parochie Schipluiden
Het kruisteken weert de duivel
van melk en zuivel
11. De afscheiding van de
23
gereformeerden
Ontstaan van gereformeerde
kerk
Kerkgebouwen
Dominee]. de Koning,
1896-1944
12. De restauratie van de
hervormde kerk
Plannen
Restauratie
Gevolgen van restauratie
13. Een nieuwe r.k. kerk in
het dorp Schipluiden
Plannen voor een kerk en
school
Bouw van de kerk
25
26
14. Samen op weg
Eerste activiteiten
Steeds meer samenwerking
27
Literatuur en bronnen
28
Midden-Delfkrant
1. De middeleeuwse parochie
Inleiding
Op 12 mei 1294 gaf het Domkapittel van Utrecht 146 morgen (1 morgen is ruim 4/5 ha) land in erfpacht aan Jan van
Dorp, hoofdbewoner van het adellijke Huis te Dorp, dat ten
westen van Schipluiden heeft gestaan. In de akte wordt vermeld dat het land van het Domkapittel was gelegen in de
parochies van Delft en Schipluiden. Het betreft het latere
ambacht Sint Maartensrecht, een langwerpige strook grond
tussen de Gaag en de Schie. De akte bevat de oudste vermelding van de parochie Schipluiden, een parochie die tussen 1245 en 1294 werd afgesplitst van de parochie Maasland.
Duitse Orde
De parochie Maasland omvatte in
het begin van de dertiende eeuw het
gehele gebied tussen Vlaardingen en
Naaldwijk en vanaf de Maas tot
voorbij Schipluiden. Maasland was
een grafelijke bezitting en had al
vroeg een eigen kerk. In 1241
schonk graaf Willem 11 het patronaatsrecht van deze kerk aan de
Duitse Orde, een geestelijke ridder·
orde die in Utrecht een hoofdvestiging bezat. De reden van de schenking was: 'Opdat wij mogen hopen,
dat wij en onze voorvaderen zalig worden: Willem 11 geloofde, zoals zoveel
middeleeuwers, dat men door goede
daden een plaatsje in het hiernamaals kon verdienen. Door het
patronaatsrecht kreeg de Duitse
Orde het recht om de kerk een naam
te geven en een kerkheilige te kiezen. De Maaslandse kerk kreeg de
naam van de heilige Maria Magdalena. De Duitse Orde mocht in het
vervolg de pastoor benoemen en
kreeg bovendien de inkomsten van
de kerk.
De gelovigen van De Lier en Schipluiden waren aanvankelijk aangewezen op de parochiekerk van Maas-
3
land. Wanneer zij de kerk wilden
bezoeken, moesten ze een behoorlijke afstand afleggen. Vooral in de
winter was het reizen vanwege de
slechte wegen een groot probleem.
In de loop van de dertiende eeuw
groeide de bevolking in deze omgeving. Het is dan ook niet vreemd, dat
de bewoners van De Lier en Schipluiden op een zeker moment de
wens uitspraken om een eigen kerk
te verkrijgen. In 1245 gaf de bisschop van Utrecht de Lierenaars toestemming om een eigen kapel met
doopvont en begraafplaats te stichten. Dit betekende dat de kapel kon
uitgroeien tot een zelfstandige parochiekerk. Niet lang hierna kwam er
ook vanuit Schipluiden een verzoek
om een eigen kerk. De stichtingsakte
van deze kerk is verloren gegaan,
zodat we niet precies weten, wanneer de Schipluidenaren een eigen
kerk verkregen.
In 1294 was er in ieder geval duidelijk sprake van een parochie Schipluiden met een eigen kerkgebouw.
De eerste kerk van Schipluiden had
een smal schip, een koor en een stenen toren. De kerk werd volgens
oud gebruik georiënteerd. Hierdoor
ligt het koor - het gedeelte waar het
altaar stond - aan de oostzijde. Bij
het opdragen van de mis keerde de
pastoor zijn gelaat dus naar het oosten, naar het land waar Christus
heeft geleefd. Uit de stichtingstijd
van de kerk dateren nu alleen nog de
hergebruikte kloostermoppen in de
onderbouw van het schip en koor.
De kerken van De Lier en Schipluiden waren dochterkerken van Maasland en vielen daarom onder de
Duitse Orde. De kerk van De Lier
kreeg als patroonheilige St. Joris, het
ridderlijke element van de Duitse
Orde. De kerk van -Schipluiden werd
met het priesterlijke element, de
aartsengel St. Michaël, verbonden.
De patrones in Maasland, Maria
Magdalena, symboliseerde de ziekenverzorging, het derde element
van de Duitse Orde.
Tot 1570 viel het dorp Schipluiden
met omgeving onder het ambacht
Maasland. De middeleeuwse parochie Schipluiden omvatte naast
Schipluiden de ambachten Dorp (dat
zich uitstrekte van de Oostbuurt tot
de Tanthofkade) , Bodenpijl en St.
Gezicht op de kerk van Schipluiden, met
links het kasteel Keenenburg en de pastorie,
rechts het schoolhuis. Prentenatlas G. van
Giessen, 1729. Gemeente-archief 's-Gravenhage.
achttiende iaanzam: nr. 2. 12 mei 1994
Midden-Delfkrant
4
1
2
3
4
5
10
Maartensrecht, het gebied Abtswoude en een deel van Maasland (langs
de Oostgaag). De huidige kerken van
Schipluiden hanteren nog steeds
deze oude grenzen. Wel hebben de
stadsuitbreidingen van Delft het verzorgingsgebied Abtswoude sterk verkleind.
Voorrang in de kerk
Er is weinig bekend over Schipluiden in de Middeleeuwen. Slechts
enkele archiefstukken vertellen ons
het een en ander over de parochie.
Een bijzonder verhaal uit 1323
betreft een geschil tussen twee voorname families over de voorrang in
de kerk. Hoofdrolspelers waren
Arnoud van Bodenpijl met zijn broederstegenoverJanCoppaerdszoon
van Scipleyde. Arnoud van Bodenpijl woonde op het Huis Hodenpijl,
direct ten noorden van Schipluiden.
Hij was gehuwd met Meyna van der
Doirtoghe en behoorde tot de lage
landadel. Van hem zijn drie broers
bekend, namelijk Jan, Willemen
Floris van Hodenpijl, die alle drie
bezittingen hadden in de omgeving
van Schipluiden. Jan Coppaerdszoon
van Scipleyde had een woning in de
nabijheid van het dorp Schipluiden.
Hij was gehuwd met jonkvrouwe
Sophie Boudijnsdochter van Naaldwijk en bezat verschillende landerijen.
Deze adellijke parochianen streden
om het recht van 'voor offeren ende
--l-.1...1..! - - ...l -
= ~ ~--
........ ,_ -- ...,
1 ") ................. : 1 0 0 ..1
pais nemen: Wie trad bij de mis als
eerste naar voren om een gift (een
offer) te doen en mocht aan het eind
van de mis als eerste het kruis- of
Christusbeeld kussen (de pais- of
vredeskus)? De graaf verdiepte zich
in deze zaak en gunde op 30 december 1323 een andere persoon het
recht van voorrang, namelijk
Arnoud van Dorp, de belangrijkste
grondbezitter van de parochie. Hij
was gehuwd met Christina van
Duvenvoirde en woonde op Huis te
Dorp. Thssen 1322 en 1326 was hij
meerdere jaren baljuw en dijkgraaf
van Delfland en Schieland. De graaf
bepaalde dat hij in de kerk werd
gevolgd door Arnoud van Bodenpijl,
daarna kwam Jan Coppaerdszoon
van Scipleyde en tenslotte de gebroeders Hodenpijl. De vrouwen volgden
in dezelfde rangorde als de mannen.
Deze kwestie laat zien dat het
standsverschil, dat veelal gebaseerd
was op afkomst en bezit, in de kerk
ook tot uitdrukking moest komen.
Dit gold niet alleen het voorofferen
en paisnemen, maar blijkt eveneens
uit de plaats waar de doden werden
begraven. De voornaamste parochianen kregen in de Middeleeuwen hun
laatste rustplaats in het verhoogde
koor van de kerk. Nabij het altaar
voelde men zich geborgen en zou
men meer deel hebben aan de 'heilige kracht'. Na de Reformatie bleef
dit gebruik bestaan. Tot in het begin
van de negentiende eeuw werden de
'Schipluyde' met omliggende ambachten.
Fragment van de kaart van het Hoogheemraadschap van Delfland door Kruikius,
1712.
1.
Schipluiden (tot 1570 deel van ambacht
Maasland)
2. St. Maartensrecht (loopt door tot de
Schie)
3. Abtsrecht (bestaande uit diverse stro·
ken, tot de Schie)
4. Hof van Delft (diverse stroken, tot de
Schie)
5. Vrijenban (diverse stroken, tot de
Schie)
6. Zouteveen (loopt door tot VlaardingerAmbacht)
7. Dorp (in de Dorppolder, Duifpolder en
Zouteveense Polder)
8. Maasland (ten zuiden van de Dorppolder, tot de Maas)
9. Rodenpijl (in de Kerkpolder en Hadenpij/se polder)
10. De Lier.
voornaamste lidmaten van de hervormde kerk in het koor van de kerk
begraven. Hier vindt men ook de
grafkelder van het adellijke huis
Keenenburg met de fraaie grafzerk
van Otto van Egmond (gest. 1586) en
zijn echtgenote Agnes Croesink (gest. 1585) .
Kerk en parochianen
Vanaf de vijftiende eeuw bestaat er
een nauwe band tussen de parochiekerk van Schipluiden en het er
tegenover gelegen kasteel Keenenburg. Toen Philips de Blote, de
bouwheer van de Keenenburg, tijdens de Hoekse en Kabeljauwse
Midden-Delfkrant
twisten in 1424 moest uitwijken,
beheerde de koster van de kerk van
Schipluiden zijn verbeurde goederen.
Vanwege de onveilige situatie vertoefde in 1427 een groot deel van de
plattelandsbevolking binnen de
stadsmuren van Delft. Hierdoor ontstonden er in de stad spanningen,
die uitliepen op een oploop voor het
stadhuis waar boeren en burgers
met elkaar slaags raakten. Schout
Jan van Egmond en vijf van zijn dienaren verloren daarbij het leven .
'IWaalf boeren waarvan men veronderstelde dat ze de moordenaars
waren, werden onthoofd. De bewoners van Maasland, Schipluiden en
omliggende ambachten werden in
1429 door hertog Filips van Bourgondië veroordeeld tot het betalen
van een groot bedrag aan de nabestaanden van de schout. Daarnaast
moesten in Maasland en Schipluiden
1400 zielmissen voor de slachtoffers
worden gelezen. Vier mannen werden voor een bedevaart naar Rome
gezonden om ook daar zielmissen
voor hen te laten lezen.
Op deze onrustige periode volgde
een langzame opbloei van de welvaart en de groei van de bevolking.
Het toenemend aantal parochianen
leidde er toe dat de kerk omstreeks
1500 werd vergroot. Het schip van
de kerk werd verbreed en de toren
werd aan twee zijden ingesloten.
Volgens de Informatie van 1514 (een
onderzoek naar het belastbaar inkomen) telde de parochie Schipluiden
in dat jaar 230 communicanten, dat
wil zeggen parochianen ouder dan
twaalf jaar.
In een rekening uit 1526 wordt vermeld, dat de nieuwe pastoor bij zijn
komst in Schipluiden werd geconfronteerd met een aantal schulden
van zijn overleden voorganger pastoor Andries. Zo was er een post van
een glas dat speciaal was vervaardigd voor Adriaan van Egmond, heer
van Keerrenburg (1510-1533) . Nadat
op de kasteelheer een dronk was uitgebracht, had het glas een eervol
plekje gevonden in het huis Keenenburg. Naast deze uitgave stonden er
nog rekeningen open van een tabberd, een vat bier, een halve koe, riet
voor het dak van de pastorie, een
paar broeken ('hoosen'). tarwe en
brood. De Duitse Orde zorgde voor
de betaling, zodat de nieuwe pastoor
met een schone lei kon beginnen.
De Beeldenstorm was Schipluiden
voorbij gegaan. Pieter van der Goes,
de baljuw van Delfland, verklaarde
op 19 december 1567 voor twee
regeringscommissarissen te Delft,
dat de beelden tijdig uit de kerk van
De schulden van pastoor
Andries, 1526
Toen Rutger Corneliszoon in 1526
pastoor van Schipluiden werd,
trof hij een hoeveelheid schulden
aan van zijn overleden voorganger, pastoor Andries Adriaanszoon. De nieuwe pastoor betaalde
deze schulden en verantwoordde
zijn uitgaven vervolgens in een
rekening die bestemd was voor de
Duitse Orde. Hij vermeldde de
volgende posten:
Item van zijn uutvairt ende wasslicht 10 pond hollants ende 4 pond
die heer Claes Corstantse, pastoir
tho Maislant, met die vrienden verteert heefft tot Neel die wairt.
Item noch een pont hollants die
meester die over hem ginck.
Item noch zijn moyder NelZitgen 12
pond hollants van hair huer ende
gelt dat zij hem geleent had.
Item noch heer Claes Corstantse,
pastoer in Maislant, 10 rijnsse gulden van geleent geit ende van een
tabbairt die hij hem vercoft had,
dair hij hem nochso veel aff sculdich was.
Item noch heer Pieter, capellain tho
Delfft, 16 stuiver van eenen obligacy.
Itemjacob di Duvel, scrijnwerker,
vijf gulden.
Item Henriekjan Hautijnck, zijn
oem, 5 pond hollants van 5 vat
5
bi ers.
Item zijn bruerder Routine, die cuyper, derdalve gulden van eenen halve coij off beest, dair hij nochso
veel aff sculdich was.
Item Cornelis, zijn oem, seevendalve
gulden van ijserwerck als anckeren,
spijkeren, etc.
Item Henriek die slootmaicker sess
pond hollants 10 st.
Item Spronck in Maeslant van ryet,
dair t'huys mede gedect is, 10 pond
hollants.
Item Aelbrecht Ariaensz. 29 st. van
een pair hooslaickens die hij gehadt
had.
Item Cornelis in den Briel, Neel die
wairt brueder, 32 st. van tarwe, die
heer Andries van hem gehadt had.
Item noch 17 st. aan broot tot
Haiss, Neel die wairt wijf{ was, welcke broot NelZitgen zijn moyder
gehailt had na zijnder doot, ter wijle
die cuer ledich stonde.
Item noch dertich stuvers van een
glas dat hij Adriaen van Egmondt
het heerscap toe ghedronken hadde,
welcke glas stait in Adriaen van
Egmondt huys staind bi die wech.
Item van alle heer Andries deederen heb ie ter weilt Goods nyt geholden dan een pair hoosen ende wambus ende een oude mantel van kernpis wit.
Die anderen hebben gehad zijn moyder, bruerders ende die pastoir van
Maislant zijn besten mantel die hij
se besproeken had.
Het dorp Schipluiden en de 'Kenenburch:
Kruikius, 1712.
Schipluiden waren gezet om ze tegen
braak en ander onheil te beschermen. In 1571 bezat de parochie
Schipluiden nog een eigen pastoor,
namelijk Harmen Reijersz. Amersfoort , die van 1558-1571 ook weke-
lijks de mis las in de Mariakapel te
Den Hoorn. Een jaar later kwam er
vrij abrupt een einde aan de roomskatholieke parochie Schipluiden.
achttiende iaarl!:anl!: nr. 2. 12 mei 1994
6
Midden-Delfkrant
2. De gereformeerde kerk direct na
de Reformatie
De eerste decennia
Op 2 augustus 1572 werd van het stadhuis in Delft een keur
afgekondigd, waarin stond vermeld dat de Nieuwe kerk in
het vervolg voor de 'Ghereformeerde Religie' zou worden
bestemd. Hoewel slechts een minderheid van de bevolking
actief was aangesloten bij de jonge calvinistische gemeente,
wist zij dankzij de steun van een aantal fanatieke watergeuzen haar wil op te leggen aan het stadsbestuur.
Op het platteland rond Delft was de
situatie in die woelige periode niet
veel anders. Gesteund door de
gewestelijke en de lokale overheden
mochten de 'ghereformeerden' de
bestaande kerken inrichten voor hun
eredienst.
In Schipluiden werd de omwenteling
gestimuleerd door Otto van Egmond ,
die in 1572 als lid van de Staten van
Holland duidelijk de kant van de
Opstand had gekozen. Mede door
zij n toedoen kreeg de kerk van
Schipluiden reeds in 1572/' 73 een
eigen predikant , namelijk Hubertus
Franciscus. De benoeming vond
plaats buiten de Duitse Orde om. In
het najaar van 1573 moest deze predikant Schipluiden weer verlaten,
toen de Spanjaarden het dorp bezetten. Otto van Egmond week met zijn
gezin uit naar Delft , waar hij met
Willem van Oranje en anderen de
Opstand tegen de vijand leidde.
Door de komst van het water verlieten de Spanjaarden in september
1574 de omgeving van Delft. Het
platteland was zwaar geplunderd en
het water zorgde nog jaren voor
overlast. Pas in 1578 kon er weer een
nieuwe predikant worden benoemd.
De aanhangers van de nieuwe leer
werden in Schipluiden vooral gevonden onder de middenstanders in het
dorp. Een mogelijke verklaring hiervoor is, dat deze groep in de nabijheid van de Keerrenburg woonde. De
meeste boeren in de buitengebieden,
zoals Bodenpijl en Abtswoude bleven trouw aan de Rooms-Katholieke
Kerk. Lange tijd moesten zij hun
geloof in het verborgene uitoefenen.
Kerk en staat
Otto van Egmond was in 1583
ambachtsheer van Maasland en
Schipluiden geworden. Hierdoor
kwam hij in het bezit van de lage en
dagelijkse jurisdictie van deze
ambachten. De lage jurisdictie
omvatte de civiele en de kleine boetstraffelijke zaken. Daarnaast had de
ambachtsheer het recht om keuren
uit te vaardigen. Hij benoemde alle
functionarissen , zoals de schout, de
secretaris en de bode. Om het een en
ander te financieren mocht hij belasting heffen op het geschatte vermogen op de huizen en boerderijen. In
1614 kreeg de heer van Keenenburg
van de landcommandeur van de
Duitse Orde 'het recht van de collatie
der pastorye in de Kercke tot Maes /andt ende Schiplui Hierdoor had de
ambachtsheer ook het een en ander
te zeggen in kerkelijke zaken. De
benoeming van de predikant, de
schoolmeester en de kerkmeesters
(die verantwoordelijk waren voor de
financiën van de kerk) diende in het
vervolg ter goedkeuring aan hem
voorgelegd te worden. Regelmatig
ontstonden er later conflicten wanneer de kerkeraad de ambachtsheer
of ambachtsvrouwe niet tijdig had
geconsulteerd over een benoeming.
De gereformeerde gemeente van
Schipluiden telde aan het eind van
de zestiende eeuw nog maar enkele
tientallen lidmaten. De gemiddelde
leeftijd van de aangenomen lidmaten
lag hoger dan later het geval was. Zij
moesten met elkaar zorgen voor het
onderhoud van het kerkgebouw en
de pastorie. Het traktement van de
predikant kwam voor een derde deel
uit de pastoriegoederen (landpacht
en huishuur); de rest werd door de
overheid aangevuld uit de 'algemene
middelen'. Dominee Jan Lourisz. van
Velsen had in 1590 een jaarinkomen
van f 300,-.
Kerkelijke tucht
De gemiddelde leeftijd van de aangenomen lidmaten lag aanvankelijk
vrij hoog. De redenen waarom men
zo laat toetrad, worden niet gegeven,
maar laten zich wel vermoeden. De
instellingen en gebruiken van de
Gereformeerde Kerk waren velen
nog vreemd. Sommigen zullen geaarzeld hebben definitief met Rome te
Gezicht op de oude dorpskerk van Schipluiden en de Hofbrug naar de Keenenburg.
Tekening in O.I. inkt door H. v.d. B., 18e
eeuw. Gemeente-archief Delft.
Midden-Delfkrant
7
breken, anderen hebben misschien
slechts geringe belangstelling gehad
voor een sacrament - het Avondmaal
- dat niet vaker dan viermaal per jaar
werd bediend. Ook kan men de prijs
van toetreding - onderwerping aan
de kerkelijke tucht - te hoog hebben
gevonden. Maar de kerkeraden zelf
waren ook voorzichtig met het aannemen van lidmaten. Het moesten
personen zijn die 'met hare neersticheijt in 't gehoor ende stichtelijckheyt
van leven daertoe goede hope (zouden}
geven: Mede door deze voorzichtigheid groeide de gereformeerde
gemeente van Schipluiden erg langzaam.
De kerkeraadsverslagen bevatten talloze overtredingen van lidmaten, die
daarop waren aangesproken. Drankmisbruik, diefstal, overspel, vechten,
dobbelen en ruzies, het waren praktijken die in de gereformeerde
geloofsgemeenschap net zo goed
voorkwamen als daarbuiten. Bovendien was de sociale controle in de
kleine gemeente groot; er bleef weinig verborgen voor het oog van de
kerkeraad. De kerk stond niet alleen
een zuivere levenswandel voor,
maar waakte ook voor de eerlijkheid
in de handel. Op 26 januari 1597
werd Cornelis Dirxz. de Graeff veroordeeld, omdat hij 'vuijle haver met
caff' in het midden van de zakken
met haver had gedaan.
Lidmaten van de Gereformeerde
Kerk mochten niet dansen, géén
wereldlijke liederen zingen en niet
trouwen met een 'crans op het
hooft', terwijl het deelnemen aan de
rederijkersfeesten eveneens verboden was. Dit soort activiteiten werden in die tijd vereenzelvigd met het
rooms-katholicisme. De synodes
waarschuwden regelmatig tegen de
'A(goderije en grauwe/en des Pausdoms: Het leven van een calvinist
moest gekenmerkt worden door
soberheid en ingetogenheid. De
gemiddelde gereformeerde Schipluidenaar had hier nogal wat moeite
mee. Een levensstijl die in honderden jaren was gevormd, kon niet zo
maar worden omgebogen. Men bleef
de kermis en herberg nog lang en
graag bezoeken.
De gereformeerde gemeente Schipluiden telde in 1616 zo'n 83 lidmaten. De meerderheid van de bevolking was rooms-katholiek gebleven
en men vond dan ook nauwelijks
volwassenen die niet bij een kerkgemeenschap waren aangesloten. De
scheiding der geesten was in het
begin van de zeventiende eeuw definitief. Slechts weinig Schipluidenaren zullen in de twee eeuwen daarna
nog van geloof veranderen.
'Den Dorpe van Schipluyde; met links van de kerk de pastorie en rechts het schoolhuis, ca.
1700. Gemeen te-archief Delft.
3. De brand van de kerk in 1616 en
de wederopbouw
Omvang van de ramp
Op 28 augustus 1616 gingen de kerk, de pastorie, het
schoolhuis en verschillende woningen in Schipluiden in
vlammen op. De omvang van deze verwoesting was zo groot
dat de Staten van Holland erin toestemden dat het dorp tot
1630 bleef vrijgesteld van de verponding van de huizen (een
belasting op onroerend goed). De oorzaak van deze brand
wordt nergens genoemd. Wel kunnen we ons een voorstelling vormen van de omvang van de ramp voor de kerkgemeenschap.
In het archief van de hervormde
kerk van Schipluiden bevindt zich
een register waarin alle ontvangsten
en uitgaven worden vermeld die zijn
gedaan ten behoeve van de wederopbouw van de verbrande kerk, pastorie en school. De kerk en stenen
toren waren geheel uitgebrand. De
lokale timmerlieden en metselaars
werden ingeschakeld bij het puin
ruimen en het stutten van de muren.
Voor het echte herstel werden
ambachtslieden uit Delft en Vlaardingen ingeschakeld. Schippers uit
Schipluiden zorgden voor het transport van zand, kalk en bouwmaterialen. In de herbergen van het dorp
vonden talloze bijeenkomsten plaats
ter voorbereiding en begeleiding van
de herbouw van de kerk.
Op 1 oktober 1617 ontving Aechten
Philipsdr. , waardin van de Vergulde
Valck, in haar herberg naast enkele
kerkmeesters een viertal ambachtslieden uit de omringende steden. Op
voorstel van de heer van Keenenburg kwamen zij het fu11dament van
de toren bekijken. De reeds aanwezige schuine stand van de toren was
versterkt door het gedeeltelijk wegvallen van de verankering aan het
schip van de kerk. Claes Claesz.
moest in opdracht van het kerkbeachttiende iaargan nr. 2, 12 mei 1994
8
stuur een put van vier voet diep
beneden de dorpel graven, zodat de
vier meesters, een timmerman, een
steenhouwer en twee metselaars een goed zicht op de fundering hadden. Tijdens deze visitatie heeft men
in de put nog een gat geboord van
zo'n dertig voet diep (zo'n negen
meter). De ondergrond bevatte 'natte
darije ende cleij'.
De adviezen van de vier ambachtslieden waren niet eensluidend. Een
deel was voor een versterking van
de fundering door middel van pilaren (steunberen). De anderen meenden dat het bestaande fundament
hecht genoeg was om de kap en de
spits te dragen. Men koos uiteindelijk voor de goedkoopste oplossing.
De toren zou worden rechtgezet en
met extra binten, spijkers en bouten
aan het schip van de kerk worden
bevestigd. Later zou blijken dat deze
aanpak toch niet de juiste was. De
toren zakte opnieuw scheef en
moest in 1810 wegens instortingsgevaar worden gesloopt. Sindsdien
siert een eenvoudig dakruitertje de
kerk van Schipluiden.
In 1955 bleek uit een grondboring
dat het kleipakket op de plaats van
de toren enkele malen wordt afgewisseld door minder harde veenlagen. Daarentegen rust het midden
van het schip van de kerk op een dik
pakket zandige klei. De ondergrond
onder het oostelijke deel van het
koor is veel minder hecht. Zowel het
westelijk deel van het schip als het
koor zijn door de slappe ondergrond
zichtbaar verzakt.
Herbouw van de kerk
Uit de rekeningen blijkt dat men
eerst de pastorie en het schoolhuis
heeft opgebouwd. De predikant
Johannes Stangerus woonde een
klein jaar in bij kerkmeester Adriaen
Jansz. van Schagen.
De uitgaven voor de herbouw van de
verbrande kerk geven ons inzicht in
de aard van de werkzaamheden.
Dure posten vormden het hout- en
metselwerk, maar ook de leidekker
diende hoge rekeningen in, die te
samen wel zo'n 1175 gulden bedroegen . Hij bracht niet alleen een nieuw
leidek aan op de kerk en de toren,
maar maakte ook de goten en zorgde
voor een goede afvoer van het water.
De Delftse tingieter Pieter Joosten
Lodensteijn leverde in totaal2101
pond lood (100 pond voor 9 gulden
en 8 stuivers). Een smid ontving 8
gulden voor 'sloot- en ijzerwerk' aan
de kist waarin het geld voor het herstel werd bewaard. Jacop Meling,
een Delftse schilder, rekende 34 gulden voor het vergulden van de weerhaan, het kruis en de appel. Het
kruis en de weerhaan waren
Midden-Delfkrant
gespaard gebleven, maar moesten
wel voor het schilderen worden
gerestaureerd. Een 'gheelgieter' (kopergieter) uit Delft maakte een nieuwe appel. In de herstelde toren werd
ook een nieuw uurwerk geplaatst.
In het najaar van 1618 was het houten gewelf met de trekbalken en
muurstijlen gereed. Philips van Adrichem, 'glaesmaecker' binnen Delft,
plaatste enige voorlopige glazen in
de kerk. Beschadigde grafzerken en
oude graven werden uit de kerk
geruimd, waarna de kerkvloer met
zand werd opgehoogd. Op het kerkhof rond de kerk, waar de armen
werden begraven, werden op de
plaats van de afgebrande bomen
acht iepebamen geplant. Gerrit
Maertensz. van Velden en Pieter
Cornelisz. van Cloetingen, twee
lokale timmerlieden, maakten enkele kerkbanken, een baar, een avondrnaalstafel en een voorlopige preekstoel.
In 1619 kon men weer gebruik
maken van de kerk.
Inzamelingsacties
De restauratiekosten van kerk, pastorie en schoolhuis bedroegen uiteindelijk zo'n 17.000 à 18.000 gulden .
Dit was voor die tijd een enorm
bedrag. Het dagloon van een volwaardige arbeidskracht bedroeg
omstreeks 1616 14 stuivers. Per jaar
zou dat komen op 218 gulden en 10
stuivers. De totale opbouwkosten
kunnen we ongeveer gelijk stellen
met 80 jaarsalarissen. Wanneer we
deze gegevens naar onze tijd brengen, komen we op een restauratiebedrag van meer dan 4 miljoen gulden!
Officiële goedkeuring van de Staten van
Holland en West-Friesland aan de kerke·
raad van Schipluiden om een collecte te
mogen houden voor het herstel van de kerk,
9 september 1616. Ambachtsarchief De
Lier, Algemeen Rijksarchief 's-Gravenhage.
Errhoonen met alle Oou:itoedkhcYt, ende bchoorikke F cverent ie, den Schoudt,gcmcencRcgi~rderscnd~;Keick-mec!tcrs,
mi tigadersden .Kerckeu-r:tetvanden Dorpe cil•k Ghcmcemc
van Schipluyde, het droevygcendc (waw:onghduck, t'wdckc
nu onlangsden voorfz. DO!'}'c ende «nighc inwoo!lders yandicn is ovcrgecornen, dar,namemlijcop den; 8. Aliguih voor·
Jeeden, her befte deel van hcrDorp,mitigadcrs des Predicants,School-rncdkrs
ende H. Gce!1-Huys,daerenbovcn oock dcghehcck Kerckc ende den Toeren
ende alles vvat daer in en Je outrent vvp;, ziJn aflgebrandt, tndcd<lt nietallreil
het Vvrrverck i; beden· en, ma er dar oocde Kloek denr de hc<tc des Yicrs gpntfche!i)ck is gheünolren. Ende naedicn her hooghchjckeu is van noc><kn dat
de Kercke e.\dc de dependenrc Ke.rckcnhuy(cn met den •ldercer t1cn foudcn mo·
ghcn opghcbóm vverden, ten cyncte beqnaen;clijck het VVoort Goots rou<le
mogbcn ghcprcdkkr endedcüc!femngb.c vanGodes drcn!.l: nacr oudcrgcvvocn·
te ingileftclr vvctdcn, cd.
Op de Marginc Stom.
E Staten van Hollandt ende VVeft-vriefiandr Confentecrendc Snppliami!
fchj.dcn ende fvvaricbeydcn deur den llrandt
D ter C cckc hemdere ghdedcne
.• crn.ç;p.!k<;!,tJn all,c de Srcdcn _Dorpen, en.de rJ:.etlcn
1
heç~tydenovcrgecqwcn
vandevooriz. Landen, Edoch m~:ca~icken verflande dat de Supphamen ofte
beu re glldalten hen (u !Jen moeten ~ddr~:tfecrcn. act;dcn ~ccrcn Refpcl:tiue
.Magyftraren van ekx der fdver,ende t beurdere<hkreue iklk offe een Collcae
inden hettren v,·illcn !Oe·fiaen, oftcatiders uyt der Steden, Dorpen of plaetfen
middelen een rrhenouchfàeme libcrali:cyt bevvijièn, hetvvdci;c deken vandc
JC!vc Hccren MagiHratcn gunftkhi1e :cdoen byddcn fe.rieufdij<kcn vvordt
gtterccommand;ert,endc met eenen vtrfodu (eer placrfCndc Colleeren fullen
vvmden 1oe·ghciîaen) deur de Kerck::nd>cnaren ende anderen de fac,ke pu.
blijckelijcken !e vvillendoen recomrnandeeren ,orn de herten der Jnvvoonde·
ren tot meerder libcralireydr te ycrvvecken, Ghcdaen inden Hacghe dc:n 9· September Anno 1616.
Ter Ordonnantievanden Staten.
A.Duyck.
Midden-Delfkrant
De kosten konden dan ook nooit
alleen door de kerkelijke gemeente
Schipluiden worden opgebracht. De
heer van Keenenburg, Jacob van
Egmond, die tevens ambachtsheer
was, adviseerde de kerkmeesters de
Staten van Holland en Westfriesland
toestemming te vragen om in alle
dorpen en steden van dit gewest een
collecte te houden. Zijn neef en erfgenaam Otto van Zevender hielp de
kerkmeesters bij de opstelling van
het rekest. Jacob van Egmond was
jarenlang een vooraanstaand lid van
de Staten van Holland geweest. Als
afgevaardigde van de Staten had hij
regelmatig het voorzitterschap
bekleed van de Staten-Generaal.
Johan van Oldenbarnevelt, de landsadvocaat van Holland, behoorde tot
zijn beste kennissen. De Edelmogende Heren van de Staten konden het
verzoek uit Schipluiden dan ook niet
weigeren.
Na de goedkeuring reisden de predikant en verschillende kerkeraadsleden met gedrukte kopieën van het
goedgekeurde rekest naar vrijwel
alle steden en dorpen van Holland
en Westfriesland. Ze vroegen aan de
lokale bestuurders toestemming om
in hun ambtsgebied geld in te zamelen. Verschillende plaatsen werden
meerdere malen bezocht om de collecte aan te moedigen. Meestal haalden de kerkeraadsleden zelf het
ingezamelde geld op. Op zondag 16
oktober 1616 vertrokken zestien lidmaten naar Delft. De gereformeerde
gemeente van Schipluiden had toestemming gekregen om in deze stad
na 'de vroeg-, de voormiddagseen
namiddagse predikatie' bij alle kerkdeuren te collecteren. Op deze ene
dag verzamelde men 1356 gulden,
een zeer hoog bedrag dat geen andere plaats benaderde. Zo schonk
Vlaardingen 131 gulden, Schiedam
179 en het kleine 't Woudt ruim 20
gulden. De meeste Westlandse dorpen konden of wilden niets afstaan
voor het herstel van de kerk van
Schipluiden. De achttien Hollandse
en Westfriese steden hebben alle
meegedaan. In 1619 kregen zij van
de kerkeraad van Schipluiden ook
nog elk het verzoek om de kerk een
gebrandschilderd glas te schenken.
Verschillende steden, waaronder
Gouda en Dordrecht, hebben dat
inderdaad gedaan. Aan het eind van
de achttiende eeuw waren er nog
overblijfselen van deze ramen in de
kerk aanwezig. De admiraliteiten
van Amsterdam, Rotterdam en
Hoorn kregen in 1619 het verzoek
om een financiële bijdrage te leveren
voor het maken van een nieuwe
preekstoel. De Staten van Holland
en Westfriesland stelden 600 gulden
beschikbaar voor het herstel van de
pastorie. De opbouwkosten van de
pastorie en het schoolhuis bedroegen respectievelijk 1804 en 1127 gulden.
Accijnzen
Vanwege een oude schuldenlast van
vóór de brand en allerlei bijkomende
kosten had de kerk van Schipluiden
in 1621 nog een tekort van ruim
9000 gulden. De kerkmeesters richtten zich toen opnieuw tot de Staten
van Holland. Zij kregen op 27 september van dat jaar toestemming om
een hoofdelijke belasting te heffen
op 1500 morgen land in Schipluiden,
Rodenpijl en Dorp. Bovendien werd
hun toegestaan gedurende zeven jaar
20 stuivers te verpachten 'op elcke
tonne biers' en 3 stuivers 'op elcke
stoop wijns', die door de tappers van
de drie genoemde ambachten werden omgezet. Ook kreeg de kerk 6
penning 'op elcke tonne turfs' die de
inwoners kochten. Uit een resolutie
van De Staten van Holland van 18
april 1622 blijkt dat de gereformeerde gemeente Schipluiden werd toegestaan de kerkelijke goederen (landerijen, renten, e.d.) te verkopen om
de restauratieschulden te kunnen
aflossen.
In een octrooi van de Staten van Holland van 22 december 1622 wordt
vermeld, dat Schipluiden 'het ungeluck van de haestigen brandt' nog
lang niet te boven was. Men kon
onmogelijk de rente van het toen
nog resterende schuldebedrag van
8000 gulden betalen. De gegeven
octrooien werden daarom telkens
verlengd. In 1666 ondertekende
Johan de Witteen stuk waarin hij
bevestigde dat de kerk voor een periode van vijftien jaar opnieuw accijnzen mocht heffen op de lokale omzet
van bier, wijn en turf. De rooms-katholieke bevolking van .die tijd heeft
op deze wijze een belangrijke bijdrage geleverd aan de herbouw van de
kerk. Al dan niet vrijwillig heeft de
gehele dorpsgemeenschap meegewerkt aan het herstel van het historische kerkgebouw.
9
Dominee Antonius Hambroeck,
1607-1661
Op 4 april1632 werd Antonius
Hambroeck bevestigd als predikant van Schipluiden. Enkele
maanden later huwde hij met
Anna Vincentia Ivroij uit Leiden, die hem tenminste vier
kinderen schonk. Hij was een
nauwgezet en trouw dienaar
van zijn gemeente. Over zijn
ambtsperiode in Schipluiden
zijn weinig bijzonderheden te
vermelden. Toch is Antonius
Hambroeck één van de
beroemdste predikanten van de
zeventiende eeuw geworden. In
1637 werd hij door de hervormde gemeente Schipluiden voor
een aantal maanden uitgeleend
aan Maarten Harpertszoon
Tromp. Deze luitenant-admiraal
van de vloot had om een predikant verzocht, 'opdat de matrozen en soldaten, die anderzins
ruw en ongebonden zijn, in Gods
heilige vreeze, hoe langer hoe
meer, zouden mogen worden
onderwezen ~ De vloot van
Tromp beschermde de handelschepen tegen de Duinkerker
kapers. Hambroeck werd
geplaatst op het schip van de
opperbevelhebber.
Een kleine tien jaar later werd
hij door de predikanten van
Rotterdam uitgenodigd om in
dienst te treden van de Verenigde Oostindische Compagnie.
Hiermee ging een lang gekoesterde wens van Hambroeck in
vervulling. In het voorjaar van
1647 vertrok hij met zijn gezin
op het schip 'Nieuw Rotterdam'
naar Batavia. Op 20 april 1648
werd hij tot predikant benoemd
op Formosa (het tegenwoordige
Taiwan). Hij arbeidde hier met
veel succes. Hij stichtte er een
school en gaf onder andere een
bijbelvertaling in het Formosaans uit, waarvoor hij ook een
letterschrift ontwierp.
In 1661 werd een groot deel
van het eiland overrompeld
door de Chinese roverhoofdman Coxinga. Deze landde zo
onverwachts, dat hij veel compagniesdienaren in handen
kreeg,waaronder Hambroeck,
zijn vrouw, een zoon en een
dochter. Een deel van de
Nederlanders kon zich terugtrekken binnen het fort Zeelandia. Coxinga zond Hambroeck
naar de Nederlandse gouver-
10
Midden-Delfkrant
neur Frederik Coyett met het
verzoek de vesting over te
geven. Als hij niet binnen een
voorgeschreven tijd terugkeerde in het kamp van het Chinese
leger zouden zijn echtgenote en
kinderen in stukken gehakt
worden. Deze boodschap
bracht de dappere Coyett in
ernstige gewetensnood. Hambraeek was zijn boezemvriend,
bovendien waren er nog twee
dochters van de predikant in
het fort. Zij smeekten Coyett
het fort Zeelaudia aan Coxinga
over te dragen. Om zijn vriend
te redden was de gouverneur
hiertoe genegen, maar Hambraeek moedigde hem juist aan
de vesting te blijven verdedigen. De verdedigers en zijn
dochters smeekten de predikant in het fort te blijven. Hambraeek wilde echter niet zijn
vrouw en kinderen buiten de
vesting in de steek laten. Na
een dramatisch afscheid keerde
hij terug naar het leger van de
vijand, waar hij voor het oog
van zijn vrouw, zoon en dochter
werd onthoofd. De Chinezen
doodden daarna de andere
Nederlandse mannen en voerden de vrouwen weg in slavernij. Zij werden verdeeld onder
de Chinese officieren. Begin
1662 capituleerde het fort Zeelaudia en eindigde de Nederlandse bezetting van Formosa.
De moed van dominee Hambraeek werd in de negentiende
eeuw nog uitgebreid bezongen
in allerlei geschiedenisboeken.
De schilder Nicolaas Pieneman
maakte een schilderij van de
zelfopoffering van deze predikant uit Schipluiden.
'Zouteveen ; met nabij het kruispunt 't Kapelletje ; dat tot in de achttiende eeuw als schoolhuis werd gebruikt. Kruikius, 1712.
De zelfopoffering van dominee Hambraeek op Formosa, 1661. Schilderij van Nicolaas Pie·
neman (1809-1860).
4. De kerk en het onderwijs
Lezen als hulpmiddel
Over het onderwijs in Schipluiden in de periode vóór de
Reformatie zijn nauwelijks
bijzonderheden bekend.
'Kosterie' en 'schöolmeesterie' vielen hier samen. Dit
betekende dat beide functies
in één persoon waren verenigd. Ook na de Reformatie
werd deze combinatie
gehandhaafd.
Vóór de brand van 1616 was het
schoolhuis juist vergroot. Nog meer
dan de rooms-katholieken zagen de
gereformeerden het onderwijs als
een zaak van de kerk. Het onderwijsdoellag binnen de kerkgemeenschap
zelf. Als kerk van de bijbel wenste
de Gereformeerde Kerk dat zoveel
mogelijk kinderen en volwassenen
de bijbel zouden kunnen lezen. Jongeren moesten ook voorbereid wor-
den op het kerklidmaatschap.
De kerkeraad zag toe op de kwaliteit
en de inhoud van het onderwijs en
beschikte over sancties om onwillige
schoolmeesters terecht te wijzen of
zelfs te ontslaan. Soms vervulde de
predikant daarbij als geletterde een
speciale rol. In juni 1597 moest de
kerkeraad 'den schoolmeester (jan
Cornelisz.) verrnaenen goede geregeltheyt te houden int school ende te beletten dat de sijnen (de kinderen) soe niet
en gaen sitten voor 't hoff (de Keenenburg) ofte op mijns ,heersbrugge, als
men opluyt ofte geluyt heeft~ In
november 1598 werd de schoolmeester voor de kerkeraad ontboden. Over hem 'quaemen daechlicx
verscheyden clachten, dat zijn schrift
niet en doocht (deugt) omme de kin eren wel te leeren: Jan Cornelisz.
beloofde de kerkeraad gebruik te
maken van het aanbod van de predikant om hem 'beter te leeren schrijven
en spellen~
Het hoofdvak op de gereformeerde
school was lezen . Dit gebeurde met
Midden-Delfkrant
behulp van een spelbord, waarop de
meester de woorden schreef die
gespeld moesten worden. Daarnaast
werden er 'Hanenboeken' gebruikt,
waarin allerlei spel- en leesoefeningen waren te vinden, zoals het 'Onze
Vader', de 'Tien Geboden', het 'Morgengebed' en de 'Inzetting van den
H. Doop en van het Nagtmaal Christi' (het Avondmaal). De schoolmeesters moesten de kinderen de grondbeginselen van de Gereformeerde
Religie bijbrengen. Een verplicht
onderdeel was altijd de Heidelbergse
Catechismus.
Katholieke kinderen in Zouteveen
In de eerste decennia na de Reformatie zaten er soms nog katholieke
kinderen op de gereformeerde scholen. Op 3 januari 1594 vroeg dominee Willem van Varick van 't Woudt
aan de Classis van Delft en Delfland
wat zijn schoolmeester moest doen
met kinderen die uit katholieke boeken wilden leren. De classicale vergadering verbood het gebruik van
geschriften die strijdig waren met de
'Christelijcke Waerheijt '.
Kinderen van katholieke ouders verdwenen uiteindelijk van de gereformeerde scholen van 't Woudt en
Schipluiden. De school van Zouteveen, in de voormalige kapel van
deze ambachtsheerlijkheid, werd
nog wel bezocht door katholieke kinderen. In 1608 schakelde de Classis
van Delft en Delfland de rechterlijke
macht in om de boeken die tegen de
gereformeerde religie waren uit de
school van Zouteveen te verwijderen. Ongetwijfeld waren dit 'paapse'
boeken. De bevolking van Zouteveen was overwegend rooms-katholiek gebleven. In de afgelegen
school, waar de controle minder
sterk was, ontvingen hun kinderen
onderwijs van schoolmeesters die er
geen moeite mee hadden om het lesmateriaal aan het publiek wat aan te
passen.
Condities waarop Adriaen
]orisz. van der Gaech tot schoolmeester van Schipluiden is aangenomen, 1655
Jek ondergeschreve Adriaen jorissen
van der Gaech beloove bij dese heilighlijck ende als in de tegenwoordigheit des Heeren dat ick onderhouden sal ende doen sal onderhouden de artyckelen ende conditien
hierna beschreven.
1. dat 's morgens in het inkomen
een gebet gedaen sal werden
ende voort uijtgaen een pause
van een psalm gesongen, desgelijc nademiddagh in het inkomen een psalm ende voor het
uijtgaen een gebet;
2. dat tot dien eijnde de kinderen
de gewoonlijcke gebeden leeren
sullen;
3. dat ick mijn school neerstich
selfs in persoon sal waernemen
ofte bij ongelegentheit een die
ervaren is van lesen ende schrijven in mijn plaetse sal stellen;
4. dat tenminsten van rnaent tot
rnaent de schrijvers een nieuw
voorschrift sullen hebben;
5. dat de minste scholieren des
donderdaghs ende saterdaghs na
de middagh de vragen uijt de
christelijcke catechismus sullen
opseggen ende de meer geoeffende eenige bewijsen uijt de catechisatie van Bouma ende generalijck in de leer der gereformeerde kercke en de godsaligheit alle te samen sullen onderwesen en gestyleert werden;
6. dat ick oock de kinderen tot het
neerstigh gehoor van gods woort
11
opwecken ende ernstigh vermanen sal: deselve met een goet
exempel voorgaende in de synoden, classen en kerckenraet van
deze plaetse;
7. dat ick voorts alles wat in conformiteijt van desen in 't Schepensboeck van Schipluijde geordonneert is vlijtichlijck sa/ waernemen ofte namaels ten dienste
des schoolmeester geordonneert
soude mogen werden;
8. de opsicht hiervan sal sijn aen
den predikant ende kerckenraet
die 't haeren gelieven sullen
mogen co men visiteren of dese
artyckelen oock wel onderhouden werden;
9. in cas van nalatigheit onderwerpe ick mij se/ven de eensure
ende in cas van opstinate overtredinge, suspensie ende departement van mijne dienst;
10. als koster belave ick oock wel
acht te nemen op 't uurwerk
ende kloeke ende 'd selve wel te
stellen op dat de ambachten wel
bedient werden.
Kanttekening: dat ick oock geen
ambacht, neeringe, etc. exerceren sa/ waer door den herekendienst ofte schooldienst eenigsinghs verhindert soude mogen
werden; dat ick geen boeeken
tegen de gereformeerde religie
ofte godsaligheit strijdende in
mijn schoole ofte elders dulde
veel min leeren sa/.
In oirconde met mijn eijgen handt
geteijkent desen 29 maert 1655,
Schipluijde.
A.V. Gaech.
In 1657 klaagde schoolmeester Adriaen Jorisz. van der Gaech over het
feit dat verschillende kinderen uit
Schipluiden naar de school van Zouteveen gingen. De belangrijkste
reden was dat de 'paapse' beginselen
hier inmiddels oogluikend werden
toegestaan. De ambachtsheer van
Zouteveen , Johan van Matenesse,
was op het gebied van de religie
ruimdenkend.
Maar ook in Schipluiden waren de
gereformeerde schoolmeesters niet
De kapel van Zou teveen Uit: VlaardingerAmbacht, Babberspolder en Zouteveen,
door PG.Q. Sprenger van Eijk, Rotterdam
1832
flr.httiP.nde iaarl!anl! nr. 2 . 12 mei 1994
12
zo zwaar in de leer. Adriaen Jorisz.
van der Gaech trad in 1659 op als
repetitor van de rederijkerskamer
van Schipluiden. Volgens de predikant was dat een 'wereltsch geselschap', dat zich bezighield met een
'onstichtelijk, goddeloos bedrijff'. De
meeste rederijkers in Schipluiden
waren van katholieke huize. Uit het
feit dat ze zich bezighielden met de
dichtkunst kan men overigens aflei·
den, dat de katholieken in het midden van de zeventiende eeuw niet
verstoken waren van onderwijs.
Latijnse school
Schipluiden heeft ook enige tijd een
Latijnse school gehad. De stichter
was dominee Johannes Stangerus,
die in 1619 uit zijn ambt was ontslagen vanwege zijn sympathie voor de
remonstrantse leer. De predikant die
in het dorp nogal wat volgelingen
had , weigerde Schipluiden te verlaten. Met zijn school probeerde hij
zich in zijn onderhoud te voorzien,
maar de kerkeraad en het burgerlijke bestuur keerden zich tegen hem.
Stangerus zou de kinderen gemakkelijk gedachten kunnen inprenten die
strijdig waren met de leer van de
kerk. De kerkeraad vroeg de Classis
van Delft om Stangerus het schoolhouden te beletten. Elke schoolmeester moest een akte ondertekenen, waarbij hij zich verbond niets
te zullen leren tegen de 'Nederlandsche (lees Gereformeerde) Confessie
en Catechismus'. De afgezette predikant was hiertoe niet te bewegen en
ging gewoon door met het geven van
onderwijs. Tot en met 1624 kwamen
er elk jaar bij de Synode nog klachten over zijn school. Daarna vernemen we niets meer over Johannes
Stangerus.
Omstreeks 1700 woonde Arnoldus
van Os, leraar op de eerste Latijnse
school te Delft, in St. Maartensrecht.
In 1703 kocht hij de woning van chirurgijn Jan la Ziere, op de hoek van
de Vlaardingse kade en de Zouteveense weg. Naast zijn werk in Delft
gaf Arnoldus van Os ook les aan
huis.
In 1702 vermeldt Daniël van Lis in
zijn gedicht 'West-Delfland Verheerlijkt ; dat er in het dorp Schipluiden
drie scholen waren, namelijk een
Latijnse, een Franse en een Duitse
(Nederlandse). Wie deze drie scholen gevolgd had, kon naar de Universiteit van Leiden om de 'Stoel der
Waar heit' te betreden (om predikant
te worden) . Daniël van Lis was een
N.H. kerk Schipluiden met het voormalige
schoolhuis, dat nu een kerkeraadskamer en
een vergaderruimte herbergt.
Foto Fred Hess.
Midden-Delfkrant
Fragment van een gedicht van Daniël
van Lis, 1702
Maar waar door dat het dorp kan heerlyk
zegen praaien,
Ja by een yder roem, en grooten lof behalen,
Dat in en op haar grond drie Schooien syn
gestigt,
Waar in de frisse jeugt door naarstigheyt
(haar pligt}
Het hoog Collegium van Leyden kan betreden,
Of soo hy naderhand de Godheit wil ontleden,
Kan hy hier tot die eer geraken al met een,
Soo ver dat hy de Stoel der waarheit kan
betreen,
Gelyk gebleken is aan veel verscheyde spruiten,
Die heden nog Gods woord op stoe/'den
volk'ren uiten.
In 't eene School daar men syn tyde besteden
gaat,
En and're nodigheen soo lang te buiten
staat,
Tot datmen in de zaak ter degen is ervaren,
Waar in men syne jeugt voor weynig tyds
laat paaren,
Om 't Griex, en het Latijn, te krygen in het
hooft,
Dat in een Jaar, twee, drie, volkoom verstand belooft,
Om alle wetenschap naauwkeurig t' ondersoeken.
De tweede daar het Frans geleert wort door
de Boeken
En stadiglyk gesprek, geeft aan de jeugt verstand,
broer van Jan van Lis, schout van
Schipluiden, en een tijdgenoot van
de dichter Hubert Cornelisz. Poot
(1689-1733). De aanwezigheid van de
drie scholen zorgde voor een cultuur
waarin grote belangstelling bestond
Om met een Vreemdeling uit Vranckrijks
sappig Land
Te hand'len na syn lust en eyge welgevallen;
De schrijf en Cyffer konst soo noodig voor
ons allen,
Die leert m'r keurelyk ook mede onder een.
Het derde School, alwaar de duytse taal
gemeen,
Ja buiten die geen taal of spraak ook wert
gesproken,
Vaarsiet men d'Engels-man en Frans-mans
brein in roken
Om die vermaarde taal te leeren tot haar
nut:
Alwaar de Schrijf-konstook des Menschen
heul en stut;
Als ook de Cijffer-konst denjongeling kan
/eeren,
Waar door dat SCHIPLUY als onsterff'lyk
gaat braveren,
Ja klimt tot op den top van d'hoogste Wijsheids-trap,
Als hebbende overvloed van alle wetenschap.
Gaat dus al voort o dorp! en pronkt met de
gewaden
Van wysheits verstand, de keurelykste
daden,
Waar mee een sterff'lyk Mensch dient aangedaan te zyn;
De Heer die zegent u in waarheit, niet in
schijn;
Hy geeft u overvloed van alle zegeningen
Die oit een Mensch verwagt uit d'hooge
Hemels-kringen,
En voert u, afgeleeft, in syne heerlykheit,
Waar mee ik tree in Huys, myn Reys is afgeleit.
voor het geschreven woord. Schipluiden beschikte over een bloeiende
rederijkerskamer. Hubert Kornelisz.
Poot en Daniël van Lis ontdekten in
dit gezelschap de mogelijkheden van
de dichtkunst.
Midden-Delfkrant
5. De kerk en de rederijkers
Bestrijding van rederijkers
Hiervoor is vermeld dat schoolmeester Adriaen Jorisz. van
der Gaech zich had ingelaten met de rederijkers van Schipluiden. De predikant wees hem daarvoor terecht. Deze
terechtwijzing staat niet op zichzelf. De Gereformeerde
Kerk bestreed vanaf het begin het verschijnsel van de rederijkers. Een belangrijke reden van de afkeer was het toneelspel, dat een heidense oorsprong zou hebben. Andere redenen waren dat de voorstellingen veel geld kostten en dikwijls ook op zondag plaatsvonden, waardoor de kerkgang
gevaar liep.
De rederijkerskamer van Schipluiden heette 'Het Rosmareyn' en voerde als zinspreuk 'Door sWoords
Krach( De kamer was in 1562 opgericht, maar stond in de eerste decennia van de Tachtigjarige Oorlog op
non-actief. Pas in 1598 liet zij weer
iets van zich horen. In dat jaar werd
een oude vrouw uit Schipluiden
door de predikant aangesproken,
omdat zij haar huis ter beschikking
wilde stellen van de rederijkers. De
Classis van Delft en Delfland zond
in datzelfde jaar enkele predikanten
naar de heer van Keenenburg 'om
het Rhetorijckspelen tot Schipluiden,
daer 't noch niet en is geweest, maer nu
bestaet te comen, te verhinderen: In
1607 kreeg schout Willem Claesz.
van Diepen er flink van langs, omdat
hij tot tweemaal toe bij de heer van
Keenenburg was geweest met het
verzoek de rederijkers toe te laten.
Holland liet de schout van Schipluiden weten, dat hij niet mocht toelaten dat er in zijn dorp door 'eenige
Retorijckers ofte anderen werde
gespeelt: De toenmalige heer van
Keenenburg, Otto Frederik van
13
Zevender, trok zich weinig aan van
deze waarschuwing. Wanneer de
rederijkers niet 'op het dorp' zouden
mogen spelen, zou hij ze in zijn huis
laten optreden. Een jaar eerder had
hij enkele kerkeraadsleden, die om
een verbod van de plaatselijke rederijkerskamer kwamen verzoeken, al
afgescheept met een loze belofte.
Twee jaar later (in 1663) bleek zijn
weduwe Anna Ermgardt van Raesfelt er ook weinig voor te voelen om
in te gaan op de smeekbeden van de
kerkeraad om 'dese ongheregelde luyden haer godloose comediantsbedrijff'
te verbieden.
De rederijkerskamer 'Het Rosmareyn' bleef bestaan en ging zelfs een
nieuwe bloeiperiode tegemoet. Herhaaldelijk behaalde de kamer van
Schipluiden prijzen op feesten van
andere rederijkerskamers. In 1671
Portret van de dichter Hu bert Korneliszoon
Poot, 1689-1733, opgenomen in zijn eerste
dichtbundel, uitgegeven door Reinier Boitet,
Delft 1722.
In 1659 moest Cornelis Willemsz.
van den Bosch voor de kerkeraad
verschijnen, omdat hij 'de Speelghesellen vande Rhetorikers kamer met
sijne waghen en peerden herwaerts en
derwaerts omgereden hadde: Hij
beloofde zich niet meer met de rederijkers in te laten. Een aantal weken
later liet hij verstek gaan aan het
Avondmaal. Toen hij hierover werd
benaderd, gaf hij te kennen, 'dat hij
niet en konde sien (dat} hy sich eenighsins vergrepen hadde int bedrijf vande
Rhetorikers te rijden en daerom
onrechtveerdichlijk daerover aengesproken wierdt: Hij mocht niet meer
aan het Avondmaal deelnemen,
voordat hij zijn ongelijk openlijk had
bekend.
Kerkeraad tegenover Keenenburg
In 1661 was 'Het Rosmareyn' van
plan om in Schipluiden een wedstrijd voor een aantal rederijkerskamers te organiseren. Het Hof van
achttiP.nclP. iaan>;ma nr ?. 1?. mPi 1 QQ.1.
14
trad 'Het Rosmareyn' op als gastheer
voor een aantal rederijkerskamers.
Op het ruime voorplein van de
Keerrenburg werden wedstrijden
gehouden:
'Men hoorde van haer Komst, de hele
wereld roemen,
Soo dat zy nu ter tijdt, hier huysvest in
dit pleyn.
By 't Hof van Kenenburgh en 't Edel
Roosmareyn.'
De meeste rederijkers waren jong en
katholiek. Toch telde 'Het Rosmareyn' in de tweede helft van de
zeventiende eeuw ook een aantal
jeugdige gereformeerde leden, zoals
Pieter Korpershoeck, Jan van Lis,
Jan van den Bosch, Cornelis
Houwaert en Cornelis van Swieten.
Zij behoorden tot de vooraanstaande
families van Schipluiden. Op latere
leeftijd werden ze in de gereformeerde gemeente meerdere malen
tot ouderling of diaken gekozen.
Over hun lidmaatschap van de rederijkerskamer repte toen niemand
meer.
In 1711 verboden de Staten van Holland in een algemeen plakkaat de
rederijkersactiviteiten op zon- en
feestdagen . Korte tijd later wordt er
niets meer over deze gezelschappen
vernomen.
Hubert Korneliszoon Poot
Hubert Korneliszoon Poot werd op
29 januari 1689 in Abtswoude geboren. Zijn vader bezat een boerderij
tussen de Abtswoudseweg en de
Tanthofkade. De jonge Hubert
bezocht de school in Schipluiden.
Over zijn schooljaren schreef hij
later:
'Toen nu myn groote kop bet uit begon
te dygen
Zond Vader, dagh op dagh, maer tot
myn hartewee,
My naer de boerenschool van 't SchipluischAB C.
Hoe dikwyls dropen dan myn tranen
langs de wegen!
De meester was niet quaet, maer 't
leren stont my tegen.
Als ik dat huis beschou, (wat is de
mensch ook dom!}
Sluit my het hart nogh toe, al weet ik
niet waerom.'
Hubert Korneliszoon Poot was een
goede leerling en een trouw bezoeker van de gereformeerde kerk van
Schipluiden. Op 5 juli 1711 werd hij
aangenomen als belijdend lidmaat
van deze kerkelijke gemeente. Hij
was bijzonder gesteld op Sara van
Elzen, de dochter van dominee Van
Elzen. In 1715 wijdde hij aan haar
een verjaarsgedicht, waarin hij de
Midden-Delfkrant
hoop uitsprak dat zij de liefde niet
zou verwerpen. Eén jaar eerder had
hij een lijkgedicht geschreven naar
aanleiding van de dood van haar
vader. In dit gedicht vertolkte hij de
gevoelens van de treurende gemeente bij de dood van deze voortreffelijke voorganger. Een fragment hieruit
luidt:
'Schrei, magh u nogh een traen van 't
flaeugekreten harte,
0 Schipluische gemeent, schrei vry om
't geen gelydt.
Voeg bystre jammertael by bittre boezemsmarte;
Gy zyt uw' Guldemant en Boettrompetter quyt.
Van Elzen heeft geweest: dat licht is
uitgeschenen.'
Hubert Korneliszoon Poot maakte op
jonge leeftijd kennis met de dichtkunst. Vrijwel zeker was hij enige
tijd aangesloten bij de rederijkerskamer 't Rosmareyn' van Schipluiden.
Later nam hij afstand van de strompelende verzen van de rederijkers:
'De Kamerwerken van 't fyn Rederykerdom
Verrukten myn gemoet, al gingen ze
ook zoo krom
En kreupel als een wyf van driemael
dertig h jaren,
Waeruit de kracht en geest in 't stinkhuis is gevaren.'
Een verstandig kamerlid, Jan Guldeleeu, raadde Poot aan dichtbundels
aan te schaffen van Hooft en Vondel,
die betere leermeesters voor hem
waren. In 1716 verscheen zijn eerste
dichtbundel, waardoor hij op slag
beroemd werd. Later volgden er nog
drie verzamelbundels die vele herdrukken beleefden. Poot zei het
landleven vaarwel en vestigde zich
in 1732 na zijn huwelijk met Neeltje
't Hart definitief in Delft. In deze
stad kwam hij op 31 december 1733
te overlijden.
6. De diaconie
Armenzorg
Net zoals veel andere plaatsen kende Schipluiden voor de
Reformatie Heilige Geestmeesters, die de zorg hadden voor
alle behoeftigen van de parochie. Zij verkregen hun inkomsten uit schenkingen, erfenissen en door de overheid
beschikbaar gestelde gelden. De Reformatie schiep een
nieuw orgaan voor de armenzorg in de vorm van de diaconie. Daarnaast bleef de oude instelling nog geruime tijd
bestaan. In de achttiende eeuw stonden er in de kern van
het dorp Schipluiden nog enkele Heilige Geesthuisjes voor
de allerarmsten.
Het archief van de Heilige Geest is
verloren gegaan, maar de hervormde
gemeente beschikt nog altijd over de
registers met de rekeningen van de
diaconie. De diaconie van de gereformeerde gemeente Schipluiden
verkreeg haar inkomsten voor een
deel uit collecten. Daarnaast schonk
de heer van Keerrenburg jaarlijks
een vast bedrag.
Uitgaven
De diakenen beslisten over de besteding van de gelden. Jaarlijks kwam
men in de maand november bijeen
om 'het utdelen vande aelmissen'
(vooral brood) te regelen. Toen in
1600 de vissers van Maassluis zwaar
getroffen waren door de Duinkerker
kapers, vroeg 'de kercke vant Sluijs
om enighe subsidie tegen den winter
voor haer armen~ Hoewel de diaconie
van Schipluiden 'mit eygen armen
meer als genouch beswaert zijn;
besloot zij toch een bijdrage te leveren aan de ongelukkige gemeente.
Voor de jaren 1633-1683 zijn de uitgaven wat nader bekeken. In deze
periode besteedde de diaconie zo'n
300 tot 600 gulden per jaar. De
inkomsten waren veelal iets hoger,
zodat er een reserve opgebouwd kon
worden. Hieruit bekostigde men ook
wel andere zaken, zoals steun aan
gemeenten die door brand een kerkgebouw hadden verloren, leningen
aan de eigen kerkvoogdij en een deel
van het traktement van de schoolmeester.
Midden-Delfkrant
Jaarlijks keerden verschillende uitgaafposten terug. Naast het onderhoud van de armen werden er regelmatig uitgaven gedaan voor de
opvang van vreemdelingen en vluchtelingen. Ook werden er gevangenen
in het buitenland losgekocht. Elk
jaar werd er geld uitgetrokken voor
de aankoop van tarwe en rogge, voor
het malen van graan, voor het bakken van brood, voor boter en kaas,
en voor turf. Dikwijls werd er kleding verstrekt, zoals sokken, hemden, borstrokken en mantels. De
schoenmaker leverde in opdracht
van de diaconie schoenen aan de
armen. De begrafenis van mensen
die geen geld hadden, werd ook door
de diaconie betaald. Personen die
arme alleenstaanden en weeskinderen verzorgden, kregen een financiële bijdrage. De schoolmeester ontving elk jaar een bedrag voor het
onderwijs aan arme kinderen. De
kerkeraad hoopte dat deze jongens
en meisjes dan later in staat waren
voor zichzelf te zorgen .
1\.veemaal de N.H. kerk van Schipluiden
vóór de restauratie van 1956-'58.
De preekstoel bevond zich vanaf 1810 op de
plaats van de huidige hoofdingang. Het
orgel was sinds 1869 opgesteld op een
speciale galerij vóór in het koor.
15
Uitgaven van de diaconie, 1635-1675
Jaar
Uitgaafposten
Gld.
St.
Pen.
1635
A rij Jansen Bacx van geleverde tarwe en
rogge
Cornelis joppen, de bakker, voor het
brood bakken
Pieter Pietersz., korenmolenaar, voor
het koren malen
Meester Andries, van het leren van de
arme kinderen
Gerret Leendersoen, schoenmaker, een paar
'toffe/en' voor jan Leenderfsen
Een bekeerde jood
Voor twee vissersvrouwen om hun man te
verlossen van Duinkerker kapers
Een student
jan Dircks. voor 2 ton turf
Verschillende arme personen, 'soels soldalen ende arreme bootsgesellen
Diverse personen die gekomen zijn uit
Duitsland, Engeland, Ierland en uit
andere kwartieren (predikanten, studenten, schoolmeesters, bootsgezellen en
andere personen}
jannetje Willems vanwege het wassen van
de kleren van A rij Cornelis
Abraham Gerritsen, vanwege de ziekte van
zijn vrouw en voor het maken van de
doodkist
De dokter, omdat hij twee keer Neeltgen
Dirckx bezocht heeft
Judith Cornelis voor twee paar kousen
voor haar kinderen
Abrahamjacobs vanwege een kaas voor
A rij fans de schoenmaker
Cornelis Harmen van den Bosch vanwege 13
stukken boter ten behoeve van A rij jansz.
Nog een manspersoon die 16 jaar 'van den
Thrck' gevangen is geweest
Hendrik Claessen, verver, voor vier
weeskinderen
Willem Koelen uit Delfshaven, die door de
Thrken gevangen was, 'tot sijn lossinge'
Een borstrok voor Maertge Pieters
Annetje Pieters een halve ton turf
Annetje Pieters voor spijs en drank
Maertge Pieters voor twee hemden en wat
garen
Een doodskist voor Cornelis Willemsz.
van der Schale
Passanten en verdreven lieden
Heyndrickjacobsz. Vermeulen, schoenmaker van een paar schoenen te lappen en
een paar nieuwe schoenen en een paar
muilen voor Oerrit Pietersz.
Willem Cornelis 1benvelt vanwege de
'mondkost' van Cornelis Hugen (een
halfjaar}
Cornelis Harmensz. van den Bosch de huishuur van het huis, waar de oude schoolvrouw woont
jacob Huygen, kleermaker, voor de verzorging van Hester Heyn Dircksx
Heyndrick Heyndricksz. voor het onderhoud
van Maertge Pieters, het oude 'vroet-wijff'
Voor het af/eggen van Claes van der Flick
Voor een half vat bier, toen Claes van
derFlick begraven werd
80 ton turf
Een dominee, die in Thrkije gevangen zat
Dirck van der Schild voor rogge, tarwe
en bakloon
Passanten
102
7
0
11
2
0
2
15
8
12
0
0
1
12
0
2
2
12
10
0
0
1
0
10
10
19
18
0
0
8
72
7
4
3
0
20
0
0
3
0
0
12
8
0
7
0
4
15
8
2
2
0
8
8
0
4
0
0
1
0
6
3
19
5
12
0
0
8
0
0
5
0
0
14
2
15
0
0
0
65
0
0
7
10
0
30
0
0
35
0
0
2
1
5
15
0
12
25
2
161
10
0
16
0
0
8
63
10
0
1645
1651
1652
1653
1655
1657
1660
1665
1669
1675
achttiende iaanran nr. 2 12 m i 1
Midden-Delfkrant
16
7. De schuilkerken van de
katholieken
Stalpaert van der Wiele
Met de Reformatie verloren de katholieken in 1572 niet
alleen hun kerken, maar werd hun ook de vrije godsdienstuitoefening verboden. De Noordelijke Nederlanden werden
door Rome tot missiegebied verklaard; de kerkelijke hiërarchie werd opgeheven. Hierna brak er een uiterst moeilijke
tijd aan voor de aanhangers van de oude religie. Omdat ze
hun geloof in het diepste geheim moesten uitoefenen, zijn
er weinig geschreven berichten bewaard gebleven.
Een grote groep wist na de Reformatie niet bij welke kerk men zich
moest aansluiten. Het woord van
een daadkrachtig priester kon twijfelaars weer terugbrengen bij de moederkerk. Echte 'bekeringen' waren
het niet , omdat men zich veelal (nog)
niet had aangesloten bij de Gereformeerde Kerk.
De eerste priesters die na de Reformatie de omgeving van Schipluiden
bezochten, kwamen uit Delft. Een
bekend Delfts pastoor was Jan Baptist Stalpaert van der Wiele
jan Baptist Stalpaert van der Wiele.
Omstreeks 1615.
- - 1-L.&.!--...l -
!--·----.---I")
1") .........,.....,:
1(\(),1
(1579-1630). Een groot deel van Delfland rekende hij tot zijn arbeidsveld.
Hij stond bekend als een beminnelijk man en een uitstekend spreker.
Wilhelmina Reeck, een tijdgenote,
schreef over hem een biografie. Zij
vertelt ons 'dat hij zelden preeckte, of
hij hadt altijd nieuwe Christenen, luttel
ofte veel, jae altemet een geheel huisgezin. ..' Uit een merkwaardige ontmoeting in Zouteveen blijkt de werkwijze van Stalpaert van der Wiele:
'Op een Sint fansavond (23 juni} is 't
gebeurt, dat men ons eerwaarden
Vader, passerende door de Venen ende
begeerigh om een gelegenheid te vinden, waer hij eenich geestelick profijt
zoude mogen doen, zoo ziet hij ten lesten een vrou zitten, die een croon
maekte van een kruit, dat men Hemelsleutels hiet. (N.B. Hier wordt de
sleutelbloem of het SintJanskruid
bedoeld. Het was een bijgelovig
gebruik om deze bloem vóór zonsopgang te plukken en kransen ervan
aan de gevel te hangen ter beveiliging tegen de bliksem). Ende hij, een
weinich vermoeit zijnde, sprak deze
vrou aen, vraghende: wat het vlechten
van die croon beduyde; daer zij weinich reden van wist te gheven; maer zij
had wel hooren zeggen: dat men dit
deser tijt 's jaers placht te doen. Hij is
met dese occasie in 't huys gecomen
ende heeft aldaer gevonden oude luyden, die van 't Catholicke geloof vervallen waren en jonge menschen, die
gheen gheloof en hadden. Dan, eer hij
uit dit huys gegaen is, op dienzelfden
dach, zoo heeft hij daar biecht
gehoord, gedoopt, gekerstend ende
getrout, want het was volck, dat van
Godt aft Zijn gebodt en wisten. Ende
ons eerwaarden Vader heeft se volcomentlick Catholick gemaekt, God sij
gelooft!'
Na 1592 werden de missioneringsactiviteiten voor de buitengebieden
overgenomen door Jezuïeten die zich
in Delft hadden gevestigd.
Schuilkerken
Toen de ergste storm van de Reformatie was geluwd, zochten de rondtrekkende missionarissen naar vaste
plaatsen waar de mis kon worden
opgedragen. De gelovigen ontmoetten elkaar in z.g. schuilkerken, schuren en zolders van grote boerderijen
die met eenvoudige middelen
geschikt waren gemaakt voor de uitoefening van de katholieke eredienst. De Delftse jezuïetenpater
Nicolaas van Dorp bezocht in de
periode 1630-1642 regelmatig de
schuilkerken in de naaste omgeving
van Schipluiden. Van 1644-1662
werkte hier de Delftse jezuïet Johannes Verwey. In zijn tijd werd het
katholicisme steeds openlijker beleden. Dit blijkt uit het huwelijk van
de schilder Johannes Vermeer. Op
20 april 1653 kreeg hij in Delft toestemming om zijn huwelijk met
Catharina Bolnes in Schipluiden
katholiek te laten inzegenen. Voor
zijn schoonmoeder Maria Thins, die
al jaren bij de jezuïeten kwam, was
Schipluiden de aangewezen plaats
voor het huwelijk voor haar dochter.
Vermoedelijk vond de plechtigheid
plaats in een schuilkerk onder
BodenpijL Dit ambacht was vrijwel
geheel katholiek en had een katholiek bestuur, dat het bestaan van een
schuilkerk oogluikend toestond.
De predikanten van Schipluiden en
Maasland klaagden over het opkomende katholicisme. Op 7 april1654
gelastten president en raden van de
Hof van Holland, het hoogste rechterlijke college, Wilhelmus van der
Hoeff, de baljuw van Delfland, een
onderzoek in te stellen naar de uitoefening van het katholieke geloof.
Korte tijd later antwoordde de baljuw: 'als dat ick den 26 April sij
geweest tot Scipluyden ende Maeslant,
ende verscheyde huysen onderwegh
hebbe aengeweest, doorsocht ende gevisiteert; doch hebbe de minste vergaderinghen ofte conventieuien aldaer niet
conden vinden, gehouden te werden~
De baljuw moet tijdens zijn rondreis
zijn ogen hebben toegeknepen, want
een ieder wist in die tijd de schuilkerken te vinden.
Statie Schipluiden
In 1657 stichtte pater Johannes Verwey een schuurkerkje op het erf van
de boerderij van Johannes van der
Hoeve in BodenpijL Hij bleef zelf in
Delft wonen, maar zijn opvolger
pater Gerardus Schade vestigde zich
in 1662 bij de kapel in BodenpijL In
1681 kwam op deze plaats een
nieuw katholiek kerkje. Het was nog
Midden-Delfkrant
17
steeds niet meer dan een schuur, terwijl de pastorie onder hetzelfde dak
werd gebouwd. Hier ging de jezuïet
Norbertus Aerts wonen. Zijn werkgebied (statie) omvatte behalve het
dorp Schipluiden ook de buurtschappen Hodenpijl, Den Hoorn,
Abtswoude en een deel van De Lier.
Daarnaast verzorgde hij een aantal
katholieken in Maasland en Maassluis. In 1684 kwamen daar ook nog
acht families bij uit Zouteveen.
Pastoor Norbertus Aerts heeft een
verslag nagelaten van zijn werkzaamheden. In 1688 doopte hij in
Schipluiden twaalf personen, hij
trouwde er zeven, er hadden twee
bekeringen plaats en aan twaalf
mensen werd het laatste oliesel toegediend. Het aantal communies
bedroeg ongeveer 3000. Op enkele
feestdagen vond een algemene Heilige Communie plaats. Op deze dagen
had hij het bijzonder druk en was
van 's morgens vroeg tot half twee in
de namiddag in de weer. De katholieken kwamen van alle kanten en
sommigen moesten daarvoor meer
dan een uur reizen.
Intussen zorgde het uit Frankrijk
afkomstige Jansenisme voor een
tweespalt binnen het katholieke
kamp. Het Jansenisme vond in de
Jezuïeten felle tegenstanders en de
twist liep zo hoog op, dat de Staten
van Holland en West-Friesland in
1708 ingrepen. De Jezuïeten werden
verbannen, zo ook de pastoor van
HoctenpijL Na korte tijd werd hier
een fransciscaner pater als pastoor
aangesteld. Even voor het jaar 1722
brak er brand uit in het schuurkerkje, waarbij het rieten dak verloren
ging. Bij de restauratie werd de pastorie bij het kerkje betrokken. De
pastoor ging aan de overkant van het
water langs de rijweg wonen, waar
voor f 3000,- een huis met tuin was
gekocht. Omdat katholieke kerkbesturen geen rechtspersoonlijkheid
bezaten, kwam dit bezit op naam
van enkele trouwe katholieken te
staan. In de nieuwe pastorie werd
een kamer tot kapel ingericht, waar
doordeweeks de mis werd gelezen.
Men gebruikte de kerk alleen op
zon- en feestdagen .
De uitoefening van het katholieke
geloof werd inmiddels openlijk toegelaten. Wel moest de katholieke
gemeenschap in ruil voor deze 'vrij heid' van godsdienst állerlei belastingen betalen aan de baljuw. Schipluiden was deze gerechtsdienaar
jaarlijks zo'n 230 gulden schuldig.
Pas in 1787 werden deze belastingen
door de Staten van Holland afgeschaft. Inmiddels was er ook een
einde gekomen aan de periode van
de schuilkerken.
Boven:
Fragment van een kaart met enige landerijen in de Kerkpolder, Johan van Beest, 1634.
Op deze afbeelding is langs de Gaag de
schuur te zien, die in de loop van de l7e
eeuw uitgroeide tot een schuilkerk van de
katholieken. Op de lokatie van de bebouwing direct ten zuiden daarvan ontstond
later de buitenplaats Hodenpijl. Algemeen
Rijksarchief 'sGravenhage.
Onder:
'Roomschen Kerkje bij Schipluiden; aan de
smalle rijweg langs de Gaag, met rechts een
deel van de bebouwing van de buitenplaats
Hodenpijl, 1833. Gemeente-archief Delft.
achttiende ·aar an nr. 2, 12 mei 1994
18
Midden-Delfkrant
8. Enkele opzienbarende
gebeurtenissen in de kerk
Een deftige begrafenis
Op 22 april 1762 stierf te 's-Gravenhage Adolf Juli us
Burchard, baron van Ruffel, heer van Verborg, Schipluiden,
Rodenpijl en St. Maartensrecht, landdrost van Salland.
Deze adellijke heer, afkomstig uit Overijssel, trouwde op 3
februari 1739 in de kerk van Schipluiden met Cernelia
Maria de Jonge van Ellemeet. Door dit huwelijk kwam hij
in bezit van de heerlijkheden Schipluiden, Rodenpijl en St.
Maartensrecht. Cernelia Maria stierf op 24 september 174 7
te 's-Gravenhage en werd in de kerk van Schipluiden begraven.
Op 28 april 1762 vond in dezelfde
kerk de bijzetting plaats van het
lichaam van haar echtgenoot, baron
van Huffel, enz. De rekeningen van
deze laatste begrafenis zijn bewaard
gebleven, zodat een reconstructie
bijna volledig mogelijk is.
De doodkist was van best eikehout
vervaardigd en kostte, inclusief acht
handvaten, f 83,-. De kist werd voor
f 35,- met lood bekleed. Er waren
318 rouwbrieven gedrukt, die met
zwarte lak werden verzegeld. De
diaconie-armen van 's-Gravenhage
kregen f 42,-. Vanaf het sterfhuis
vertrok men met rijtuigen naar
Delft. Voorop ging de wapendrager,
die het gesneden wapenschild van
de baron droeg. Hij werd gevolgd
door twee assistenten, die onder
meer de vergulde sporen en de vergulde degen van de overledene mee
voerden. Daarna kwam de lijkkoets,
omringd door zestien generaliteitsboden, die als dragers mee liepen. Er
waren acht volgkoetsen, waarin
familieleden en adellijke vrienden
zaten. De gehele stoet werd omgeven door 32 flambouwdragers. Allen
waren gekleed in een passend
gewaad, waarvoor apart betaald
moest worden. De begrafenisbidder
Willem v.d. Haar was hiervoor verantwoordelijk. Hij zorgde zelfs voor
de kleding van de in de stoet mee
reizende verwanten. Vanaf Delft
ging de stoet met het oude stadsjacht
naar het dorp Schipluiden.
In Schipluiden had men intussen
niet stil gezeten om het stoffelijk
overschot van de ambachtsheer
plechtig te ontvangen. Jan Wassenberg, de koster van de kerk, had het
overlijden van 'Zijn Hoog Edelheijt'
in het dorp bekend gemaakt. Hiervoor bracht hij f 1,16 in rekening.
Vervolgens was in de kerk de grafkelder geopend (f 3,- voor de kerk en
f 3,- voor de koster). Dagelijks werd
er, terwijl het lichaam boven aarde
stond, geluid; bij elkaar zo'n zeventien uur, waarvoor de kerk f 35,- en
de koster f 20 ,80 berekende. In de
kerk waren tijdens de plechtigheid
de kaarsen ontstoken. De schout , de
predikant en de schoolmeester ontvingen nieuwe rouwbanden. Ook
hier werd weer voor speciale rouwmantels en handschoenen gezorgd .
In Schipluiden ontvingen twintig
dragers gezamenlijk f 182,- en twaalf
flambouwdragers f 18,-. De armen
van het dorp kregen f 105,-. De totale kosten van deze deftige begrafenis
bedroegen f 2.363,98 (in die tijd
ongeveer zeven maal het jaarloon
van een arbeider) .
Om zijn gedachtenis te bewaren, liet
de familie in het koor van de kerk
van Schipluiden een rouwkast met
de wapens van baron van Huffel,
enz. ophangen. De kosten van dit
gedenkteken, waaraan verschillende
ambachtslieden en kunstenaars hebben gewerkt, waren f 810,-. De
rouwkast heeft men vermoedelijk
tijdens de Franse tijd uit de kerk verwijderd. De grafkelder waarin de
baron en zijn echtgenote waren bijgezet, is bewaard gebleven. Tijdens
de restauratie van de kerk van
1956-'58 bleek dat er in deze kelder
twee loden doodkisten stonden. Volgens oud-kerkvoogd J.A. Bos waren
de kisten open gesneden en hadden
ze geen inhoud meer. Mogelijk zijn
de lichamen in het verleden elders
herbegraven.
Een bijzondere doop
Op 11 juni 1775 vond in de namiddagdienst van de hervormde
gemeente te Schipluiden de plechtige doop plaats van een in het dorp
woonachtige neger. Uit het notulen-
boek van de kerkeraad blijkt, dat aan
deze gebeurtenis een speciale consistorievergadering was voorafgegaan .
De doop betrof de kok van Willem
Hendrick van Steenberch, Oud-raad
in de Edele Hove van Politie en Criminele Justitie van Suriname. Van
Steenberch bezat in dit overzeese
wingewest één of meer (suiker)plantages. Door de gezamenlijke planters
was hij in de Raad van Politie gekozen om zorg te dragen voor de handhaving van de openbare orde en de
rechtspraak. Veel zaken die onder
zijn toezicht werden behandeld, hadden te maken met de slavenhandel
en de slavernij. In 1768 keerde Willem Hendrik van Steenberch terug
naar Holland. In zijn gevolg bevond
zich een negerslaaf, die vermoedelijk in ruil voor zijn 'vrijheid' was
meegegaan. Van Steenberch kocht in
1769 het kasteel Keen en burg te
Schipluiden. Tevens werd hij
ambachtsheer van Schipluiden,
Hodenpijl, St. Maartensrecht en
Dorp.
In het kerkregister kan men lezen
dat de schoolmeester de neger
Nederlands leerde spreken en lezen.
Ook werden hem de eerste beginselen van de calvinistische leer bijgebracht. Op 11 april 1775 legde de
man ten overstaan van twee ouderlingen 'een zeer voldoende belijdenissedes geloofs ' af, waarna hij op
11 juni van hetzelfde jaar werd
gedoopt. Bij deze gelegenheid ontving hij de naam Hendrick de Koek
(een verwijzing naar zijn meester en
zijn werk) . Eén van de bijbellezingen
tijdens de doopdienst betrof een
fragment uit Handelingen 8, het
bekende verhaal over de kamerling
uit Morenland. De tekst voor de prediking was afkomstig uit Jesaja 60,
vers 3: 'Ende de Beydenen sullen tot
uwen lichte gaen' (Statenvertaling) .
Uit het lidmatenregister blijkt, dat
Hendrick de Koek nog geruime tijd
in Schipluiden heeft gewoond. In de
naamlijst van september 1786 vinden we zijn naam tussen een zekere
P. den Braven en diens dochters
Sophia en Elisabeth den Braven.
Waarschijnlijk behoorden deze personen eveneens tot het dienstpersoneel van de Keenenburg.
Willem Hendrick van Steenberch
maakte in 1787 nog een reis naar
Suriname. Op 8 december 1788
stierf hij te Schipluiden, waar hij in
de hervormde kerk werd begraven.
In de koorafsluiting hangt nog altijd
een indrukwekkend gedenkteken te
zijner gedachtenis.
Midden-Delfkrant
Het kasteel Keenenburg dat Van
Steenberch nogal ingrijpend had verbouwd, werd na zijn dood vermaakt
aan zijn moeder Maria Elisabeth
Bachman. Het personeel bleef vrijwel geheel gehandhaafd.
Op 24 augustus 1790 werd een buitenechtelijk kind (Hendrika) van
Hendrick de Koek en Sophia den
Braven gedoopt in de Oude Kerk te
Delft. Maria Elisabeth Bachman
overleed op 8 juni 1791. Hendrick
de Koek voelde zich na de dood van
deze laatste meesteres blijkbaar vrij
genoeg om officieel met Sophia in
het huwelijk te treden. Ze trouwden
op 23 oktober 1791 in de hervormde
kerk van Schipluiden. Kort daarna
vertrokken ze naar 's-Gravenhage,
waar hun tweede kind (Leendert
Albertus) op 15 november 1792
werd geboren. Hendrick de Koek
stierf op 21 april 1814, oud 75 jaar.
Sophia, die zo'n 23 jaar jonger was,
overleed op 20 februari 1842. Hun
nakomelingen waren erg verrast
toen ze een aantal jaren geleden vernamen, dat ze een donkere voorvader hebben gehad. De vermelding
van de bijzondere doop in het
kerkregister van de hervormde
gemeente Schipluiden maakte
veel duidelijk over de herkomst van
dit verre familielid .
19
'Keenenburg van agteren in 1728; Vd. Burch. Links het rechthuis van Schipluiden en de N.H. kerk, nog met stenen
toren. Aquarel van E. v.d. Burgh. Gemeente-archief Delft.
9. Een poging tot naasting van de
oude kerk
Nieuwe wetten
Met de Franse revolutie kwam er een einde aan de overheersende positie van de Gereformeerde of Hervormde
Kerk. De katholieken kregen nu vrijheid van godsdienst en
het vooruitzicht de hun afgenomen kerken weer terug te
krijgen. Dit laatste speelde met name in plaatsen waar de
meerderheid van de bevolking katholiek was. In 1798 werd
door de Nationale Vergadering bij wet geregeld, dat het
plaatselijk bestuur een schikking moest treffen tussen de
katholieken en protestanten. De groep die het grootste aantalleden telde, mocht zijn voorkeur uitspreken over het al
of niet naasten van de kerk.
Wanneer men het oude kerkgebouw
terug wilde hebben, moest men een
evenredig deel van de geschatte
waarde van het kerkgebouw uitkeren aan het kerkgenootschap dat van
zijn aanspraken afstand had gedaan.
In Schipluiden rekte het hervormde
kerkbestuur de onderhandelingen
tot 1801 , toen er een nieuwe wet
kwam die bepaalde dat de toestand
zou blijven zoals die was aan het
begin van deze eeuw. Maar in 1808
20
vaardigde Ladewijk Napoleon
opnieuw een decreet uit, dat de
katholieken de mogelijkheid gaf om
hun oude kerken terug te krijgen.
Commissie Loncq
In verschillende departementen
werden commissies ingesteld om de
gevallen die onderling niet geregeld
konden worden te onderzoeken en
zo mogelijk te regelen. De commissie Loncq kreeg de kwestie Schipluiden te behandelen. De katholieke
kerkmeesters in Schipluiden eisten
hun rechtmatig aandeel in de kerkelijke gebouwen en fondsen, gebaseerd op de goddienstige verhouding
van het aantal inwoners.
Volgens de opgave telde:
Schipluiden
197 hervormden en 201 katholieken
Midden-Delfkrant
10. Een nieuwe r.k. kerk op
Rodenpijl
Plannen voor een nieuwe kerk
In 1814 werd in de grondwet vastgelegd, dat alle godsdiensten en kerkgenootschappen gelijke rechten hadden. Het
katholieke kerkbestuur van Schipluiden besloot in de jaren
daarna haar schuurkerk het aanzien te geven van een volwaardig bedehuis. In 1822 kreeg het gebouwtje meer passende ramen en een toren met een klok.
In hetzelfde jaar kwam er naast de kerk een eigen begraafplaats. Het kleine kerkhof werd afgesloten door een hoge
muur. Aan de noordzijde van de voormalige Boerenleenbank aan de Tramkade is nu nog een deel van deze muur te
zien.
Rodenpijl
39 hervormden en 113 katholieken
Dorp
61 hervormden en 33 katholieken.
In totaal dus 297 protestanten tegenover 34 7 katholieken. De hervormde
kerk probeerde aan deze aanslag op
haar bezit te ontkomen. De hervormden verdedigden hun wettig
recht op de kerk, de pastorie en de
fondsen. Zij beriepen zich erop, dat
de kerk in het dorp niet meer de
kerk van de katholieken was. Met de
brand in 1616 waren immers de
middeleeuwse kerk, de pastorie en
de school verwoest. Het herstel van
deze gebouwen was betaald uit vrij willige giften en een aantal beschikkingen van de Staten van Holland.
Hierbij werd niet vermeld, dat de
katholieken door de betaling van
accijnzen op bier, wijn en turf voor
een belangrijk deel hadden meebetaald aan de opbouw van de kerk.
De commissie Loncq was echterovertuigd: de katholieken konden
geen aanspraak meer maken op de
oude dorpskerk van Schipluiden.
De r.k. kerk en pastorie langs de Rijksstraatweg in Hodenpijl, ca. 1955.
Het kerkje bood slechts korte tijd
voldoende opvang. Al snel steeg de
behoefte aan een nieuw en ruimer
kerkgebouw. Hoewel sinds 1797 een
brug de pastorie langs de rijweg met
het kerkje verbond, werd de ligging
aan de smalle zijde van de vaart
steeds meer als ongemakkelijk ervaren .
In 1837 werd besloten om naast de
pastorie aan de rijweg een nieuwe
grotere kerk te bouwen. Tijdens het
maken van de plannen was er een
zekere oppositie tegen deze plaats.
De secretaris van het kerkbestuur,
Christopher Edouard Machen, stelde
voor de kerk in het dorp Schipluiden
te bouwen. Hij dacht aan het terrein
van de Keenenburg, dat sinds de
sloop van het kasteel in 1798 onbebouwd was gebleven. Dit was een
aangenamere lokatie voor de geestelijken, bovendien zou hun persoonlijke veiligheid hier beter beschermd
worden. Renteniers die in de buurt
van een kerk wilden wonen, zouden
niet naar Delft of andere plaatsen
behoeven te verhuizen. De dagelijkse vieringen zouden door meer mensen worden bezocht. Het voorstel
van de secretaris werd niet aangenomen. Rodenpijllag meer in het centrum van de statie. Het verzorgingsgebied van de pastoor strekte zich
uit van het Bonte Huys (aan de
Noordhoorn) tot de Kogelgieterij in
Delft en van Groeneveld tot de
Midden-Delfkrant
21
Interieur van de r.k. kerk van Hodenpijl,
1924.
Vlaardingse Schouw. Begin 1839
werd definitief gekozen voor een
bouwplaats naast de toenmalige pastorie in BodenpijL
Waterstaatskerk
Architect A. Roodenburg maakte het
bestek van de nieuwe kerk. Het
werd een waterstaatskerk, een kerk
gebouwd onder auspiciën en met
toestemming van de hoofdingenieur
van Rijkswaterstaat. In 1815 had
koning Willem I het Departement
van de Eredienst ingeschakeld. Via
Rijkswaterstaat konden kerkbesturen een geldelijke bijdrage ontvangen voor de bouw van een nieuwe
kerk. Het r.k. kerkbesh.Jur van
Schipluiden vroeg in 1838 subsidie
aan. Bij de aanvraag bevond zich een
verklaring van de architect over de
bouwvalligheid van de oude kerk.
Ook waren enkele tekeningen bijgevoegd van de nieuwe kerk. Het kerkbestuur kreeg voor de bouw van de
rijksoverheid f 4.500,- en van de provincie f 2.000,- subsidie. De nieuwe
kerk zou zo'n f 30.000,- gaan kosten.
Hiervoor werd een lening gesloten
van f 14.000,- in 140 aandelen van
f 100,-, tegen vier procent rente en
een premie van vier procent bij elk
aandeel dat werd uitgeloot.
De nieuwe kerk van Bodenpijl werd
een eenbeukig gebouw, in neo-classicistische stijl, met een gepleisterd
front, ionische muurzuilen en op het
front een vierkante trommel met
gebasseerde hoeken, bekroond door
een koepeltorentje met een groot
kruis. De kerk kreeg een gestukadoord houten gewelf met steekkappen. Deze neo-classisistische bouwstijl werd vooral toegepast door op
Frankrijk georiënteerde architecten.
De bouwer was het aannemingsbedrijf J. de Kroon uit 's-Hertogenbosch. Op 13 oktober 1840 werd de
kerk plechtig ingewijd.
Parochie Schipluiden
In 1842 telde de statie 660 communicanten. Toen in 1853 het herstel van
de Nederlandse bisdommen plaatsvond, werd Schipluiden van missie-
statie verheven tot een zelfstandige
parochie.
Deze parochie Schipluiden omvatte
de gemeenten Schipluiden, Hadenpijl en St. Maartensrecht (waaronder
ook het oude Dorpambacht viel),
een groot deel van Hof van Delft
(met de dorpen 't Woudten Den
Hoorn), gedeelten van VlaardingerAmbacht en De Lier. Het was een
uitgestrekt gebied met een grotendeels welvarende boerenbevolking.
Vanaf Bodenpijl werd een nieuw
kerkpad aangelegd naar Abtswoude.
De bewoners van deze buurtschap
behoorden vanouds bij de statie
Schipluiden, maar hadden er nooit
gekerkt. Abtswoude kwam echter
ook nu niet. Daarnaast bleven veel
inwoners van Den Hoorn naar Delft
trekken. Toen in 1872 De Lier een
eigen r.k. kerk kreeg, verloor Schipluiden ook de parochianen uit die
omgeving.
Rond 1900 ontstonden er plannen
om bij de kerk een meisjesschool
met zusterhuis en een jongensschool
met onderwijzerswoning te stichten.
achttiende ·aar an nr. 2, 12 mei 1994
22
Midden-Delfkrant
Deze plannen gingen niet door.
Bodenpijl groeide niet uit tot het
krachtig katholiek centrum, dat voor
ogen stond. De daarvoor opzij gelegde financiën werden in 1917 benut
voor de aankoop van de gronden
waarop een parochiekerk voor Den
Hoorn werd gebouwd. Met de stichting van een nieuwe parochie aldaar
verloor de parochie van Schipluiden
het grootste deel van haar gelovigen.
Den Hoorn was na 1900 door de
opkomende tuinbouw tot grote bloei
gekomen. Door dit verlies verviel
Schipluiden tot een derderangs parochie. In 1929 werden de parochianen van Groeneveld en De Lier uitgeschreven. De parochie was zijn
streekfunctie kwijt. Een kerk in het
dorp Schipluiden zou beter op zijn
plaats zijn . Toch zouden de parochianen hier nog tot 1963 op moeten
wachten; de oorlog en de daarop volgende wederopbouwperiode maakte
dat niet eerder mogelijk.
Foto van boerderij aan de Lierhand (met kruisen boven keldervensters). Foto F.W van Ooststroom.
Het Kruisteken Weert de Duivel van
Melk en Zuivel
De meeste boerderijen van katholieke
families stonden in de zeventiende en
achttiende eeuw open voor rondtrekkende priesters. De bewoners accentueerden hun trouw aan de moederkerk door
boven de keldervensters rode kruisen te
schilderen. Deze kruisen waren bedoeld
als afweerteken. In de kelders vond de
boter- of kaasbereiding plaats. Veel boeren in Midden-Delfland waren voor hun
inkomen afhankelijk van de verkoop van
zuivel. De kruisen weerden de boze
macht die deze produktie nadelig zou
kunnen benvloeden. De katholieken
geloofden oprecht in de bezwerende
betekenis van het kruis. Voor de missionarissen waren deze tekens aanduidingen, dat de boerderijen bewoond werden
door sympathisanten van het katholieke
geloof.
Al vrij vroeg gebruikten de katholieke
boeren in de omgeving van Schipluiden
ook de afkorting !.H.S., het z.g. Christusmonogram. De oorspronkelijke betekenis
hiervan gaat terug op het Grieks en
vormt de afkorting van de naam Jezus.
Later herkende men hierin geen Griekse
letters meer, maar werden de letters
geïnterpreteerd als een afkorting van de
Latijnse woorden:
'In Hoc Signo' = 'In dit teken' (het kruisteken). De jezuïetenorde maakte graag
gebruik van het !.H.S.-embleem om haar
ideaal en zichzelf aan te duiden.
Na de Reformatie bezochtenjezuïetenpriesters al vrij snel de katholiek geble-
ven boeren in Midden-Delfland. Het is
niet uitgesloten dat het Christusmonogram door hun missie-activiteiten over
het platteland werd verspreid. Overigens
heeft men de vermelde katholieke symbolen tot ver in de negentiende eeuw op
de boerderijen aangebracht.
Men mist deze tekens bij boerderijen die
reeds eeuwen door protestantse families
worden bewoond. Wel vindt men hier op
de hekpalen soms nog vrome spreuken
die verwijzen naar de onbeperkte macht
van God. De teksten hebben feitelijk
dezelfde beschermende betekenis als de
kruisen.
Op de veelal afgelegen boerderijen voelden de mensen zich klein en afhankelijk.
De spreuken illustreerden hun geloof en
verbondenheid met God. In de omgeving
van Abtswoude en het voormalige Vlaardinger Ambacht ontmoet men bij boerderijen nog de volgende teksten:
'Ora et Labora ' (Bid en werk).
'Wie kan keeren de hand des Heeren.'
Aan Gods zegen, is 't al gelegen.'
Al wie met God de dag begint
Blijft tot de avond welgezind.'
'De landbouw is mijn lust,
de vriendschap is mijn leven,
En alles wat ik heb,
is mij van God gegeven.'
'0 Grote God, Hemelkoning,
Bescherm ons op deez' woning.'
Midden-Delfkrant
11. De afscheiding van de
gereformeerden
Ontstaan van gereformeerde kerk
Een groeiend aantal gelovigen keerde zich in de tweede
helft van de vorige eeuw af van de Hervormde Kerk. Ze
werden de dolerenden genoemd, omdat ze treurden over de
gang van zaken in de Kerk. De beleving van de bijbelse
boodschap was in de Hervormde Kerk sterk op de achtergrond gekomen. Ook verwierpen steeds meer mensen de
overheidsrol in deze Kerk. De dolerenden streefden naar
een vrije Kerk en legden grote nadruk op de belijdenisgeschriften. Zij bepleitten een 'reformatie' van de Hervormde
Kerk. Uiteindelijk leidde dit denken tot het ontstaan van de
Gereformeerde Kerk in Nederland.
23
snel groeiende steden was veel vraag
naar zuivelprodukten, waarvoor goede prijzen werden betaald. Deze
boerenfamilies en de beter bemiddelde middenstanders bleven in
Schipluiden hervormd.
Kerkgebouwen
Inmiddels besloten de gereformeerden een eigen kerkgebouw aan de
Singel op te richten. Metselaar E.
Pleijzier en timmerman J. de Ridder
namen de bouw aan voor een bedrag
van f 5.650,-. Op 8 januari 1893
werd de kerk in gebruik genomen.
Prof. dr. W. Geesink, oud-predikant
van de hervormde gemeente Schipluiden, hield de eerste prediking
naar aanleiding van Jesaja 14, vers
32: 'Wat zal men dan antwoorden den
Boden des volks. Dat de Heere Sion
gegrond heeft, opdat de bedrukten des
Reeds vóór 1886, hetjaar van de
Doleantie, waren er in Schipluiden
personen die in Delft en Maasland
deelnamen aan godsdienstbijeenkomsten van 'ware vromen'. In 1886
stelde schoenmaker A. Zoutendijk
aan de Vlaardingse kade zijn werkplaats ter beschikking. Later verhuisde men naar een schuur van
metselaar E. Pleijzier aan de Dorpsstraat. Predikanten uit de omgeving
verzorgden hier schuurkerkdiensten.
In 1891 probeerden verontruste
leden van de lokale 'Gereformeerde
Vereniging' nog de kerkeraad van de
hervormde gemeenteSchipluiden te
bewegen 'de reformatie' van de
eigen kerk ter hand te nemen. Het
verzoek bleef onbeantwoord, waarna op 8 april1892 de 'Gereformeerde Kerk' van Schipluiden werd opgericht.
Tot de 'kleine luiden' van Schipluiden moeten de schippersfamilies
Maan, Eikelenboom, de Bruijn en
Van der Windt gerekend worden.
Volgens Nic. van der Windt ontstond
de gereformeerde kerk in de roefjes
van de westlanders (vrachtvaartuigen). Bij laad- en losplaatsen, maar
ook wel onderweg, kwamen de
schippers bij elkaar aan boord om
over geloofszaken te praten. De
plaatselijke schippersstand moest
aan het eind van de vorige eeuw
hard werken om een redelijk inkomen te verkrijgen. Men was dagen
van huis en men behielp zich aan
boord met zeer eenvoudige hulpmiddelen. De boerenstand daarentegen
had het in die tijd veel beter. In de
Beide afbeeldingen zijn kort na 1900 vanaf
de Valbrug gemaakt. De lokale scheepvaart
was in die tijd nog erg belangrijk. Aan de
Singel staat de gereformeerde kerk.
achttiende jaargang nr. 2, 12 mei 1994
24
Midden-Delfkrant
volkseene toevlucht daarin hebben
zouden.'
De kleine gereformeerde kerk had
nu wel een kerkgebouw, maar nog
geen eigen predikant. Hiervoor
moest eerst een pastorie worden
gebouwd, hetgeen opnieuw grote
financiële offers vroeg. Voor de
bouw van deze woning werd een
hypotheek afgesloten van f 4.000,-.
De pastorie aan de Keenenburgweg
(het pand ten zuiden van de Rabobank) kwam in oktober 1895 gereed.
'IWee maanden later werd de eerste
gereformeerde predikant, ds. G . Elshave, beroepen.
De gereformeerde kerk kende enkele opvallende predikanten. Van 1907
tot 1912 stond hier ds. F.W. Grosheide, die na zijn standplaats Schipluiden hoogleraar werd aan de Vrije
Universiteit van Amsterdam. In
1928 deed dominee]. de Koning zijn
intrede. Hij diende de kerk van
Schipluiden tot aan zijn arrestatie
door de Duitsers in april 1944. Hij
overleed acht maanden later in het
concentratiekamp Neuengamme.
Na de oorlog werd het kerkgebouw
aan de Singel snel te klein. In 1954
besloot de gereformeerde kerk over
te gaan tot de bouw van een nieuwe
kerk met consistorie aan de dr.]. de
Koninglaan. Hier was in 1950 al een
nieuwe pastorie in gebruik genomen. Het nieuwe kerkgebouw werd
op 10 februari 1955 plechtig in
gebruik genomen. De uiteindelijke
kosten bedroegen zo'n f 117.000,-.
In 1977 verrees naast de kerk een
nieuw gebouw met een vergaderzaal, waaraan de naam 'De Boeg'
werd verbonden. Deze nieuwbouw
was mogelijk door de verkoop van
de voormalige gereformeerde school
(het latere 'Jeugdhuis') aan de
Keenenburgweg. Van 1896 tot 1953
hebben de gereformeerden van
Schipluiden hier school gehouden.
De fusie met de hervormde schoolvereniging op 1 september 1953
betekende het begin van de toenadering met de hervormden.
Links:
Het gereformeerde kerkgebouw aan de Singel heeft van 1893 tot 1955 dienst gedaan.
Onder:
De nieuwe gereformeerde kerk aan de
dr.]. de Koning/aan.
Dominee]. De Koning,
1896-1944
Op 17 juni 1928 werd ds.]. de
Koning bevestigd als predikant
van de gereformeerde kerk van
Schipluiden. Op 18 oktober 1940
promoveerde hij tot doctor in de
godgeleerdheid aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Zijn
proefschrift had als onderwerp:
'Studiën over de El-Amarnabrieven
en het Oude Testament inzonderheid uit historisch oogpunt'.
Dominee De Koning woonde vanaf 1936 in Delft, maar kwam in
1942 terug naar Schipluiden. De
kerkeraad huurde voor hem een
woning aan de Rijksstraatweg,
tegenover Schoutjansheul. Joodse
landgenoten en onderduikers wisten zijn huis te vinden als toevluchtsoord. Ook voor de knokploegen was de pastorie een
belangrijke ontmoetingsplaats.
In november 1943 verleende de
predikant enige tijd huisvesting
aan twee Amerikaanse vliegers
die na een sensationele worsteling uit de trein waren gevlucht
bij de Abtswoudse weg. Zij ontkwamen later via Den Haag en
Brussel naar Parijs, waar ze
gevangen werden genomen. Een
half jaar later vond de Sicherheitsdienst vanuit Parijs het spoor
terug naar Schipluiden. Op 17
april 1944 deed de Sicherheitspolizei een inval in de woning van
dr. De Koning. Hij werd met
anderen die in zijn huis waren,
onder wie een zoon, gearresteerd
en naar de gevangenis van Scheveningen overgebracht. Op 6 juli
1944 werd hij naar het kamp
Vught getransporteerd, waar hij
één vari de leidende figuren werd.
Hij sprak troostvolle woorden en
organiseerde allerlei activiteiten
om de lange dagen te bekorten.
Op 5 augustus 1944 werd hij,
voor de geallieerde legers uit,
naar het kamp Amersfoort overgebracht. Inmiddels leed hij aan
ondervoeding en uitputting. Zijn
krachten en zijn optimisme
waren gebroken. In oktober 1944
werd hij naar het kamp Neuengamme in Noord-Duitsland
getransporteerd, waar hij op 14
december van dat jaar is bezweken.
De Gereformeerde Kerk verloor
in hem een man van grote wetenschap. Voor de kerkelijke gemeente van Schipluiden was hij een
trouwe en ijverige predikant
geweest. Terecht is zijn naam in
het dorp verbonden met een
straat.
Midden-Delfkrant
12. De restauratie van de
hervormde kerk
Plannen
In 1949 diende de kerkeraad van de hervormde gemeente
bij het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen een subsidieverzoek in voor een algehele restauratie
van de oude dorpskerk van Schipluiden. In 1955 waren de
plannen voor de restauratie door architectenbureau J- Snijders te Vlaardingen zover gereed, dat de aanbesteding van
het werk kon plaatsvinden.
De firma Huurman te Delft was de
laagste inschrijver met een bedrag
van f 238.000.-. Dit bedrag werd al
snel overschreden toen bleek dat de
fundering van de kerk moest worden versterkt.
Bij de afbraak van de toren in 1810
was het kerkgebouw met één travee
ingekort. De kerkvoogdij besloot
samen met architect E.A. Canneman
van de Rijksdienst voor Monumentenzorg de verminking van 1810
weer grotendeels ongedaan te
maken. De aanleiding daartoe vormde de ontdekking van oude funderingen, waarin de boogaanzetten van
de toren nog zichtbaar waren. Dankzij deze aanwijzingen kon het benedengedeelte van de toren worden
gereconstrueerd.
De hervormde kerk vóór de restauratie van
1956- '58. Het schip van de kerk bestond
toen uit vier traveeën.
25
plaatst naar een pand direct ten
noordwesten van de kerk. Hier
stond nog steeds het oude schoolhuis. Het gebouwtje, dat in 1862 zijn
onderwijsfunctie had verloren, werd
ook bij de restauratie betrokken.
Naast een nieuwe consistorie kwam
hierin een verenigingsruimte ('Het
Anker'). Het voormalige schoolhuis
vormt met de kerk sinds die tijd
weer een monumentaal geheel.
De gehele restauratie kostte uiteindelijk bijna f 500.000.-. Hiervan
bracht de hervormde gemeente
Schipluiden, die toen 272 lidmaten
telde, ongeveer f 110.000.- bijeen.
Tijdens de werkzaamheden mochten
de hervormden de gereformeerde
kerk gebruiken voor de kerkdiensten.
Restauratie
De gehele westelijke travee werd in
de vorm van de andere traveeën herbouwd en ingericht als voorruimte
van de kerk. Het torengedeelte geeft
hieraan met de lage bogen in de zijmuren een bijzonder karakter. Het
heeft als eertijds de functie van portaal en accentueert op duidelijke wijze de ingang. Herstel van de bovenbouw van de toren werd niet nagestreefd. Op het schip kwam als
kroon een bijna geheel vernieuwde,
sierlijke dakruiter.
Tijdens de restauratie van 1956-'58
werden de in het verleden toegevoegde verstoringen zoveel mogelijk
ongedaan gemaakt. De vensters
waarin in de vorige eeuw ijzer en
matglas was gezet, herkregen hun
glas-in-lood ramen. Ook keerden de
gemetselde traceringen terug, in vormen die geïnspireerd. zijn op een
overgebleven, oorspronkelijk raam.
De kerkeraadskamer die in 1854 in
het koor was gebouwd, werd ver-
De hervormde kerk na de restauratie van
1956-'58. Het schip van de kerk is met één
travee vergroot. Op het dak staat een
nieuw, sierlijk torentje.
achttiende jaargang nr. 2, 12 mei 1994
Midden-Delfkrant
26
Gevolgen van restauratie
Door het herstel van de oude
toreningang moest de opstelling in
de kerk worden gewijzigd. De preekstoel die voor de restauratie tegen de
westmuur stond, werd verplaatst
naar de zuidelijke grens van koor en
schip. Het doophek, dat vroeger om
de preekstoel had gestaan, werd nu
als een soort koorhek dwars in het
schip gezet voor de toegang van het
koor. Het koorhek verhuisde van
zijn oorspronkelijke plaats naar de
koorronding, waar het nu helaas een
wat vreemde afsluiting vormt. De
kerkeraad heeft in overleg met
Monumentenzorg voor deze niet-historische opstelling gekozen om het
koor meer bij de liturgie te betrekken. Door deze inrichting wordt na
binnenkomst de aandacht meteen op
het koor gericht. De twee grote
herenbanken hebben vóór de restauratie altijd tegenover elkaar gestaan.
De huidige plaatsing aan de noord-
zijde van de kerk hangt nauw samen
met het verlangen om bij de prediking de gemeente aan één zijde van
de kansel te hebben. Er was dus een
duidelijke spanning tussen esthetische ideeën en praktische overwegingen.
Het kerkgebouw zelf mag na de restauratie gezien worden als een gaaf
voorbeeld van 'boerengotiek' uit het
begin van de zestiende eeuw. De
bouwwijze is eerlijk en direct, het
exterieur heeft geen overdreven versieringselementen. De blokken
natuursteen op de steunberen van
de kerk zorgen voor een levendige
kleur afwisseling. Het is jammer dat
het uitzicht op de kerk door de bouw
van moderne woonblokken ernstig
is beperkt. Het historisch interieur
van de kerk bevat nog vele kunstuitingen met herinneringen aan de
bewoners van het kasteel Keenenburg.
13. Een nieuwe r.k. kerk in het
dorp Schipluiden
Plannen voor een kerk en school
Toen Den Hoorn en Schipluiden nog samen gebruik maakten van de katholieke kerk onder Rodenpijl werd de ligging
halverwege beide dorpen als een goed compromis ervaren.
Nadat Den Hoorn in 1917 een eigen katholieke kerk had
verkregen, vonden de katholieke Schipluidenaren hun kerk
toch wel te excentrisch liggen. Men mocht achteraf toch
wel blij zijn dat de plannen voor scholenbouw in Rodenpijl
nooit gerealiseerd waren.
Den Hoorn bezat sinds 1922 goede
eigen schoolvoorzieningen. In Schipluiden was het katholiek onderwijs
ondergebracht in de vroegere openbare school aan de Boomgaardslaan. Dit gebouw was kwalitatief
slecht en bovendien veel te klein
geworden. De katholieke gemeenschap had in de dertiger jaren twee
vurige wensen, namelijk de bouw
vqn een kerk in de dorpskern van
Schipluiden en de stichting van een
nieuwe school.
Met de komst van pastoor Henricus
Theissen in 1938, een naar verhouding nog jonge en energieke man,
werden deze zaken meteen voortvarend aangepakt. Er werden grondaankopen gedaan aan de Burgemeester Musquetiersingel. De grond was
bestemd voor de bouw van een
parochieel centrum, een kerk, een
school en zelfs een kerkhof. De
bouw van de school kon nog juist
voor de 1\veede Wereldoorlog worden gestart. Het ontwerp kwam van
architect H.W. Valk uit 's Hertogenbosch en was gebaseerd op de boerderijvorm. Niettegenstaande de oorlogsomstandigheden kon de school
in 1941 worden voltooid. Voor een
nieuwe kerk maakte dezelfde architect wel een ontwerp, maar voor de
bouw kreeg men in de oorlog geen
vergunning meer. Ook na de oorlog
duurde het nog vijftien jaar, voordat
de overheden hun toestemming
gaven voor het vervullen van de
tweede wens, de bouw van een kerk
in het dorp .
De r.k. kerk in Rodenpijl heeft van 1840 tot
1963 dienst gedaan.
Gedurende de oorlogsjaren hadden
de parochianen de voordelen kunnen ervaren van kerken in het dorp.
Pastoor Theissen richtte namelijk tijdens het winterhalfjaar de nieuwe
school in als kerk. De tocht over de
verduisterde, dus donkere wegen,
achtte hij te hachelijk en onverantwoord. Katholiek Schipluiden kerkte
sinds de Reformatie (1572) weer in
het dorp. Na de oorlog ging men
weer naar de kerk op Hodenpijl. Pastoor Theissen bleef tijdens zijn hele
pastoraat inventief om gelden in te
zamelen voor het grote doel, de
nieuwe kerk. Toen hij in 1948 naar
Vlaardingen werd overgeplaatst, lag
er voor zijn opvolger, pastoor Antonio Andreoli, een aardige spaarpot
klaar. Deze pastoor zette het werk
voort en kreeg aan het begin van de
zestiger jaren toestemming over te
gaan tot de bouw van een nieuw
godshuis. De banden met architect
H.W. Valk waren al die jaren hecht
gebleven. Hij kreeg, samen met zijn
zoon G.H.F. Valk, de opdracht een
eigentijdse nieuwe kerk te ontwerpen.
Bouw van de kerk
De bouw van de kerk werd gegund
aan de plaatselijke aannemer H.
Haring. De aanbestedingssom
bedroeg f 425.000,-. De eerste van de
180 palen werd op 25 juli 1962 de
grond in gedreven. Op 8 december
1962 legde deken H.J. Kuijper de
eerste steen. Ruim een jaar later, op
Midden-Delfkrant
27
20 december 1963, zegende hij de
nieuwe kerk in. De inwijding van de
kerk, door bisschop M. Jansen, volgde op 4 april1964. Pastoor Andreoli
was tijdens de bouw overleden en
opgevolgd door pastoor Adrianus
v.d. Voorn.
De kerk is christo-centrisch
gebouwd en heeft de vorm van een
scheepsromp. In het midden is een
'lichtbak', met daaronder het altaar,
de preekstoel en het doopvont. De
kerk is getooid met een verlicht
kruis van groen neonlicht; aan het
voorfront zijn sierletters aangebracht, die vermelden dat de kerk is
toegewijd aan St. Jacobus, net zoals
de kerk op BodenpijL Dierbare
ornamenten uit de oude kerk vonden een plaats in het nieuwe kerkgebouw. De kerk en de pastorie op
Bodenpijl werden verkocht en kregen een andere functie. Met de
opbrengst van deze verkoop en het
gespaarde geld kon de nieuwe kerk
geheel worden afbetaald.
Pastoor Adrianus v.d. Voorn ging in
1982 met emeritaat en werd opgevolgd door de huidige pastoor J. Jansen, die daarmee de zorg op zich
nam voor twee parochies, namelijk
van Maasland en Schipluiden. De
geschiedenis lijkt zich te herhalen.
De groeiende onkerkelijkheid doet
zich in de Nederlandse kerkprovincie sterk voelen. Er zijn zelfs stemmen te horen, dat Nederland weer
toe is aan een missioneringsstatus.
De nieuwe r.k. kerk in het dorp Schipluiden. De kerk is toegewijd aan St. Jacobus.
Dezelfde geschiedenis wijst echter
uit, dat er ook steeds reden voor
optimisme blijft.
14. Samen op weg
Eerste activiteiten
Het boekje '100 jaar Gereformeerde Kerk Schipluiden' geeft
een goed overzicht van de groeiende samenwerking tussen
de kerken van Schipluiden. In 1966 vergaderden de kerkeraden van de hervormde gemeente en gereformeerde kerk
voor het eerst samen. Ds. J.W.K. Kelder belichtte de bestaande verschillen tussen beide kerken, maar sprak de wens uit
te streven naar meer toenadering.
In december 1969 werd in de katholieke kerk een Interkerkelijke
Actventsdienst gehouden. Hieraan
verleenden de rooms-katholieke
parochie, de Nederlands hervormde
gemeente en de gereformeerde kerk
hun medewerking.
In 1970 kwamen de kerkeradenvan
de hervormde gemeente en de gereformeerde kerk opnieuw bijeen. Er
werden verschillende afspraken
gemaakt over gemeenschappelijke
kerkdiensten. De beide predikanten
zouden voor elkaar invallen bij ziekte en in de vakanties. Dekerkeraden
vergaderden in het vervolg tweemaal per jaar gemeenschappelijk.
Men was 'samen op weg naar de
kerk van morgen'.
In september 1970 werd een gezamenlijke hervormde en gereformeerde jeugdsociëteit opgericht, terwijl
in 1973 voor het eerst een gezamenlijke Avondmaalsviering werd
gehouden. In 1978 deed de kerkeraad van de hervormde gemeente
het voorstel om de tweede avonddienst op zondag in het vervolg gezamenlijk te houden. Deze samenwerking vonden velen in de gereformeerde en hervormde kerk te ver
gaan. Wel zou de samenwerking op
andere terreinen verder worden
geïntensiveerd.
In 1980 fuseerden het gereformeerde en het hervormde kerkkoor tot
het christelijk kerkkoor. De contacten met de rooms-katholieke kerk
bleven beperkt tot de oecumenische
kerkdienst rondom Kerstmis. In
1985 was het 'Samen-op-weg-proces'
zichtbaar in het gezamenlijke jeugden jongerenwerk, de gezamenlijke
jeugddiensten, tweemaal per jaar
een gezamenlijke kerkeraadsvergadering en tweemaal per jaar een
gezamenlijk Heilig Avondmaal.
Steeds meer samenwerking
In 1987 werd besloten om midden in
de week een gezamenlijk avondgebed te houden met deelnemers van
de drie kerken. De bijeenkomsten
vonden plaats in het koor van de
hervormde kerk, de lokatie waar het
kerkelijk leven in Schipluiden was
begonnen. In 1988 verscheen voor
het eerst het kerkblad "t Kerkschip',
een informatieblad van de hervorm-
28
Midden-Delfkrant
Interieur van de hervormde kerk van Schipluiden, de plaats waar het kerkelijk leven in
het dorp is begonnen.
de gemeente en de gereformeerde
kerk. Inmiddels werden de meeste
avonddiensten van de hervormden
en gereformeerden gezamenlijk
gehouden. Sinds 1991 zijn alle
avonddiensten gezamenlijk. Ook de
catechese wordt sinds 1987 gezamenlijk gedaan.
In 1992 sloten de hervormde
gemeente en de gereformeerde kerk
bij gelegenheid van het 100-jarig
bestaan van de gereformeerde kerk
een convenant met het doel om in
1997 één federatieve gemeente te
vormen. Dit betekent dat voorlopig
beide bloedgroepen in het nieuwe
kerkverband zullen blijven bestaan.
In 1988 werd door de drie kerken in
Schipluiden het 'Conciliair Proces '
opgestart. De oecumenische
actventsdienst werd uitgebreid met
een oecumenische dienst in februari
en op 'TWeede Pinksterdag. De
'Werkgroep Conciliair Proces ' vult
deze diensten in en geeft ook jaarlijks enkele nieuwsbrieven uit. Tijdens de Veertigdagentijd vindt het
oecumenisch versoberings-Ivastenproject plaats, dat door de drie kerken wordt voorbereid. Sinds 1992 is
er eenmaal per jaar bestuurlijk overleg tussen het gehele parochiebestuur en een gezamenlijke afvaardiging van beide kerkeraden. De voorzitters van de hervormde en gereformeerde kerkeraad vergaderen regelmatig met de vice-voorzitters van
het parochiebestuur in verband met
oecumenische zaken. Daarnaast is er
regelmatig overleg tussen de drie
pastores van het dorp Schipluiden.
In 1992/'93 is een 'Interkerkelijke
Commissie voor Vorming en Toerusting' gestart, die het reeds bestaande
protestantse kringenwerk en incidentele initiatieven van groepen ging
coördineren en aanbieden in drie
kerken verband. Met veel succes
draait sinds 1993 een kring 'Kerk op
weg naar 2000'.
Duidelijk is te zien dat de tradities
van beide geloefsgroepen naar
elkaar zijn toegegroeid. In de protestantse kerkdiensten is steeds meer
aandacht gekomen voor liturgie,
symbolen en mystiek, terwijl de
katholieken de bijbel meer centraal
zijn gaan stellen. De goede verhoudingen tussen de vertegenwoordigers van beide gemeenschappen zullen ongetwijfeld leiden tot verdere
vormen van samenwerking. Zevenhonderd jaar kerkelijk leven in
Schipluiden laat een geschiedenis
zien van eenheid, scheiding en groeiende samenwerking. Deze terugblik
toont de inspanningen van velen om
de kerk van Schipluiden levend te
houden. De basis is nog altijd hecht
en schept verwachtingen voor de
toekomst.
Bronnen
- G.A. Delft, Hervormde gemeente
Schipluiden, Archief van de kerkeraad (met de diaconie) en de kerkvoogdij.
-Archief Duitse Orde Utrecht
- A.R.A. 's-Gravenhage, Acta van de
Classis Delft en Delfland.
- Beelaerts, P.M., Beschrijving van de
Gemeente Schipluiden. opgesteld
in den jare 1879 (Kopie bij Hist.
Ver. Oud-Schipluiden) .
Literatuur
- Akker, Dries van den, De !.H.S.-emblemen op Delflandse boerderijen.
Delft 1992.
- Boschma, K. en A.A .G. Immerzeel,
De Ridderlijke Duitsche Orde in
Maasland. Maasland 1991.
- Bohemen, F.C. van en Th. C. J. van
der Heijden, De Westlandse rederijkerskamers in de 16e en 17e
eeuw. Amsterdam 1985.
- Duijnisveld, A.N. en C.P.M. Holtkamp, Geschiedenis der Parochie
van de H . Jacobus den Meerdere te
Schipluiden. Uitgeest 1940.
- Gedenkschrift gevallenen Schiplui-
den. Schipluiden 1947.
- Geerars, C.M., Hubert Korneliszoon
Poot. Assen 1954.
- Mensink, B.A., Jan Baptist Stalpart
van der Wiele, advocaat, priester en
zielzorger 1579-1630. Bussum z.j.
- Moerman, J.W., Hoofdstukken uit
de kerkgeschiedenis van Schipluiden. In: De Zondagsbode, Hervormd Kerkblad (ed . Westland).
1979-1985.
- Moerman, J.W., De kerk van Schipluiden. Schipluiden 1983.
- Monumenten en historische merkwaardigheden, diverse artikelen,
Schipluiden 1988.
- Obreen, Henri, Geschillen wegens
den voorrang in :Kerken tusschen
Hollandsche edelen in de 14e
eeuw. In: BVGO, 4e reeks, !Oe deel.
's-Gravenhage 1912, 308-340.
- Parochiegids H. Jacobus, diverse
jaren.
- Reeck, W.D., Levensverhaal van
Jan Stalpaert van der Wiele. Delft
1630-1930.
- Vermeulen, P., 100 jaar Gereformeerde Kerk Schipluiden
1892-1992. Schipluiden 1992.
Met dank aan K. van Klaveren en
0. Spinnewijn.