Midden-Delfkrant Midden-Delfkrant nr. 82, extra editie verschijnt viermaal per jaar losse nummers f 5,-- achttiende jaargang nr. 2, 12 mei 1994 Zevenhonderd jaar kerkelijk leven in Schipluiden ].W Moerman 2 M idden-Delfkrant Midden-Delfkrant Redactioneel De Midden-Delfkrant verschijnt viermaal per jaar Redactie: Arie van den Berg Okke Dorenbos Arie Olsthoorn Marika van Ooststroom Frits van Ooststroom (eindredactie) Henk Tetteroo Rita Woudstra (coördinatie) Op 12 mei 1294 wordt voor het eerst melding gemaakt van de parochie Schipluiden. Dit feit vormt de aanleiding voor een aantal activiteiten waarin aandacht wordt besteed aan 700-jaar kerkelijk leven in Schipluiden. In 1983 verscheen een themanummer van de Midden-Delfkrant over 'De kerken van Midden-Delfland : Nu ligt voor u een speciale aflevering over de kerkgeschiedenis van Schipluiden. Hierin wordt niet alleen stilgestaan bij de historie van de verschillende kerkgebouwen, maar ook bij het wel en wee van de leden van de diverse geloofsgemeenschappen. Tevens vormt het een bijdrage aan de streekhistorie. Midden-Delfland Vereniging Tekstverwerking: Sjaan van Winden Fotografie: Fred Hess, 's-Gravenhage Frits van Ooststroom Lay-out: Frits van Ooststroom Productie en druk: B.V. Drukkerij De Jong Offset, Den Hoorn Zevenhonderd jaar kerkelijk leven in Schipluiden J.W Moerman Inhoudsopgave 1. Overname van artikelen is in vele gevallen mogelijk in overleg met de redactie. Kopij en suggesties voor kopij zijn van harte welkom bij de redactie. Verantwoording Publicatie van artikelen behoeft niet te betekenen dat de daarin vervatte m eningen het inzicht van de Midden-Delfland Vereniging weergeven. 2. 3. Redactie-adres: Londenweg 123, 3137 LV Vlaardingen Uitgave De Midden-Delfkrant is een uitgave van de Midden-Delfland Vereniging en van de Stichting Bezoekerscentrum MiddenDelfland. 4. Abonnementen op de Midden-Delfkrant zij n alleen mogelijk door lid te worden van de Midden-Delfland Vereniging. De minimum contributie bedraagt f 30,-- per jaar. Aanmelding door storting op postrekening 3928463 ten name van de MiddenDelfland Vereniging te Vlaardingen, onder vermelding van 'nieuw lid'. U kunt ook bellen: (010)4 74 25 98 ('s avonds) of schrijven: Secretariaat Midden-Delfland Vereniging, Londenweg 123, 3137 LV Vlaardingen. Opzegging van het lidmaatschap/abonnement uitsluitend schriftelijk aan het secretariaat. Opzegging kan slechts geschieden tegen het einde van het verenigingsjaar en met inachtneming van een opzegtermijn van vier weken. blz. De middeleeuwse parochie 3 Inleiding Duitse Orde Voorrang in de kerk Kerk en parochianen De schulden van pastoor Andries, 1526 De gereformeerde kerk direct na de Reformatie De eerste decennia Kerk en staat Kerkelijke tucht 6 De brand van de kerk in 1616 en de wederopbouw 7 Omvang van de ramp Herbouw van de kerk Inzamelingsacties Accijnzen Dominee Antonius Hambroeck, 1607-1661 De kerk en het onderwijs 10 Lezen als hulpmiddel Condities waarop Adriaenjorisz. van der Gaech tot schoolmeester van Schipluiden is aangenomen, 1655 Katholieke kinderen in Zouteveen Latijnse school Fragment van en gedicht van Daniël van Lis, 1702 5. De kerk en de rederijkers 13 Bestrijding van de rederijkers Kerkeraad tegenover Keenenburg Hubert Korneliszoon Poot 6. De diaconie Armenzorg Uitgaven Uitgaven van de diaconie, 1635-1675 14 7. De schuilkerken van de katholieken Stalpaert van der Wiele Schuilkerken Statie Schipluiden 16 8. Enkele opzienbarende gebeurtenissen in de kerk 18 Een deftige begrafenis Een bijzondere doop 9. Een poging tot naasting van de oude kerk Nieuwe wetten Commissie Loncq 19 10. Een nieuwe r.k. kerk op 20 Rodenpijl Plannen voor een nieuwe kerk Waterstaatskerk Parochie Schipluiden Het kruisteken weert de duivel van melk en zuivel 11. De afscheiding van de 23 gereformeerden Ontstaan van gereformeerde kerk Kerkgebouwen Dominee]. de Koning, 1896-1944 12. De restauratie van de hervormde kerk Plannen Restauratie Gevolgen van restauratie 13. Een nieuwe r.k. kerk in het dorp Schipluiden Plannen voor een kerk en school Bouw van de kerk 25 26 14. Samen op weg Eerste activiteiten Steeds meer samenwerking 27 Literatuur en bronnen 28 Midden-Delfkrant 1. De middeleeuwse parochie Inleiding Op 12 mei 1294 gaf het Domkapittel van Utrecht 146 morgen (1 morgen is ruim 4/5 ha) land in erfpacht aan Jan van Dorp, hoofdbewoner van het adellijke Huis te Dorp, dat ten westen van Schipluiden heeft gestaan. In de akte wordt vermeld dat het land van het Domkapittel was gelegen in de parochies van Delft en Schipluiden. Het betreft het latere ambacht Sint Maartensrecht, een langwerpige strook grond tussen de Gaag en de Schie. De akte bevat de oudste vermelding van de parochie Schipluiden, een parochie die tussen 1245 en 1294 werd afgesplitst van de parochie Maasland. Duitse Orde De parochie Maasland omvatte in het begin van de dertiende eeuw het gehele gebied tussen Vlaardingen en Naaldwijk en vanaf de Maas tot voorbij Schipluiden. Maasland was een grafelijke bezitting en had al vroeg een eigen kerk. In 1241 schonk graaf Willem 11 het patronaatsrecht van deze kerk aan de Duitse Orde, een geestelijke ridder· orde die in Utrecht een hoofdvestiging bezat. De reden van de schenking was: 'Opdat wij mogen hopen, dat wij en onze voorvaderen zalig worden: Willem 11 geloofde, zoals zoveel middeleeuwers, dat men door goede daden een plaatsje in het hiernamaals kon verdienen. Door het patronaatsrecht kreeg de Duitse Orde het recht om de kerk een naam te geven en een kerkheilige te kiezen. De Maaslandse kerk kreeg de naam van de heilige Maria Magdalena. De Duitse Orde mocht in het vervolg de pastoor benoemen en kreeg bovendien de inkomsten van de kerk. De gelovigen van De Lier en Schipluiden waren aanvankelijk aangewezen op de parochiekerk van Maas- 3 land. Wanneer zij de kerk wilden bezoeken, moesten ze een behoorlijke afstand afleggen. Vooral in de winter was het reizen vanwege de slechte wegen een groot probleem. In de loop van de dertiende eeuw groeide de bevolking in deze omgeving. Het is dan ook niet vreemd, dat de bewoners van De Lier en Schipluiden op een zeker moment de wens uitspraken om een eigen kerk te verkrijgen. In 1245 gaf de bisschop van Utrecht de Lierenaars toestemming om een eigen kapel met doopvont en begraafplaats te stichten. Dit betekende dat de kapel kon uitgroeien tot een zelfstandige parochiekerk. Niet lang hierna kwam er ook vanuit Schipluiden een verzoek om een eigen kerk. De stichtingsakte van deze kerk is verloren gegaan, zodat we niet precies weten, wanneer de Schipluidenaren een eigen kerk verkregen. In 1294 was er in ieder geval duidelijk sprake van een parochie Schipluiden met een eigen kerkgebouw. De eerste kerk van Schipluiden had een smal schip, een koor en een stenen toren. De kerk werd volgens oud gebruik georiënteerd. Hierdoor ligt het koor - het gedeelte waar het altaar stond - aan de oostzijde. Bij het opdragen van de mis keerde de pastoor zijn gelaat dus naar het oosten, naar het land waar Christus heeft geleefd. Uit de stichtingstijd van de kerk dateren nu alleen nog de hergebruikte kloostermoppen in de onderbouw van het schip en koor. De kerken van De Lier en Schipluiden waren dochterkerken van Maasland en vielen daarom onder de Duitse Orde. De kerk van De Lier kreeg als patroonheilige St. Joris, het ridderlijke element van de Duitse Orde. De kerk van -Schipluiden werd met het priesterlijke element, de aartsengel St. Michaël, verbonden. De patrones in Maasland, Maria Magdalena, symboliseerde de ziekenverzorging, het derde element van de Duitse Orde. Tot 1570 viel het dorp Schipluiden met omgeving onder het ambacht Maasland. De middeleeuwse parochie Schipluiden omvatte naast Schipluiden de ambachten Dorp (dat zich uitstrekte van de Oostbuurt tot de Tanthofkade) , Bodenpijl en St. Gezicht op de kerk van Schipluiden, met links het kasteel Keenenburg en de pastorie, rechts het schoolhuis. Prentenatlas G. van Giessen, 1729. Gemeente-archief 's-Gravenhage. achttiende iaanzam: nr. 2. 12 mei 1994 Midden-Delfkrant 4 1 2 3 4 5 10 Maartensrecht, het gebied Abtswoude en een deel van Maasland (langs de Oostgaag). De huidige kerken van Schipluiden hanteren nog steeds deze oude grenzen. Wel hebben de stadsuitbreidingen van Delft het verzorgingsgebied Abtswoude sterk verkleind. Voorrang in de kerk Er is weinig bekend over Schipluiden in de Middeleeuwen. Slechts enkele archiefstukken vertellen ons het een en ander over de parochie. Een bijzonder verhaal uit 1323 betreft een geschil tussen twee voorname families over de voorrang in de kerk. Hoofdrolspelers waren Arnoud van Bodenpijl met zijn broederstegenoverJanCoppaerdszoon van Scipleyde. Arnoud van Bodenpijl woonde op het Huis Hodenpijl, direct ten noorden van Schipluiden. Hij was gehuwd met Meyna van der Doirtoghe en behoorde tot de lage landadel. Van hem zijn drie broers bekend, namelijk Jan, Willemen Floris van Hodenpijl, die alle drie bezittingen hadden in de omgeving van Schipluiden. Jan Coppaerdszoon van Scipleyde had een woning in de nabijheid van het dorp Schipluiden. Hij was gehuwd met jonkvrouwe Sophie Boudijnsdochter van Naaldwijk en bezat verschillende landerijen. Deze adellijke parochianen streden om het recht van 'voor offeren ende --l-.1...1..! - - ...l - = ~ ~-- ........ ,_ -- ..., 1 ") ................. : 1 0 0 ..1 pais nemen: Wie trad bij de mis als eerste naar voren om een gift (een offer) te doen en mocht aan het eind van de mis als eerste het kruis- of Christusbeeld kussen (de pais- of vredeskus)? De graaf verdiepte zich in deze zaak en gunde op 30 december 1323 een andere persoon het recht van voorrang, namelijk Arnoud van Dorp, de belangrijkste grondbezitter van de parochie. Hij was gehuwd met Christina van Duvenvoirde en woonde op Huis te Dorp. Thssen 1322 en 1326 was hij meerdere jaren baljuw en dijkgraaf van Delfland en Schieland. De graaf bepaalde dat hij in de kerk werd gevolgd door Arnoud van Bodenpijl, daarna kwam Jan Coppaerdszoon van Scipleyde en tenslotte de gebroeders Hodenpijl. De vrouwen volgden in dezelfde rangorde als de mannen. Deze kwestie laat zien dat het standsverschil, dat veelal gebaseerd was op afkomst en bezit, in de kerk ook tot uitdrukking moest komen. Dit gold niet alleen het voorofferen en paisnemen, maar blijkt eveneens uit de plaats waar de doden werden begraven. De voornaamste parochianen kregen in de Middeleeuwen hun laatste rustplaats in het verhoogde koor van de kerk. Nabij het altaar voelde men zich geborgen en zou men meer deel hebben aan de 'heilige kracht'. Na de Reformatie bleef dit gebruik bestaan. Tot in het begin van de negentiende eeuw werden de 'Schipluyde' met omliggende ambachten. Fragment van de kaart van het Hoogheemraadschap van Delfland door Kruikius, 1712. 1. Schipluiden (tot 1570 deel van ambacht Maasland) 2. St. Maartensrecht (loopt door tot de Schie) 3. Abtsrecht (bestaande uit diverse stro· ken, tot de Schie) 4. Hof van Delft (diverse stroken, tot de Schie) 5. Vrijenban (diverse stroken, tot de Schie) 6. Zouteveen (loopt door tot VlaardingerAmbacht) 7. Dorp (in de Dorppolder, Duifpolder en Zouteveense Polder) 8. Maasland (ten zuiden van de Dorppolder, tot de Maas) 9. Rodenpijl (in de Kerkpolder en Hadenpij/se polder) 10. De Lier. voornaamste lidmaten van de hervormde kerk in het koor van de kerk begraven. Hier vindt men ook de grafkelder van het adellijke huis Keenenburg met de fraaie grafzerk van Otto van Egmond (gest. 1586) en zijn echtgenote Agnes Croesink (gest. 1585) . Kerk en parochianen Vanaf de vijftiende eeuw bestaat er een nauwe band tussen de parochiekerk van Schipluiden en het er tegenover gelegen kasteel Keenenburg. Toen Philips de Blote, de bouwheer van de Keenenburg, tijdens de Hoekse en Kabeljauwse Midden-Delfkrant twisten in 1424 moest uitwijken, beheerde de koster van de kerk van Schipluiden zijn verbeurde goederen. Vanwege de onveilige situatie vertoefde in 1427 een groot deel van de plattelandsbevolking binnen de stadsmuren van Delft. Hierdoor ontstonden er in de stad spanningen, die uitliepen op een oploop voor het stadhuis waar boeren en burgers met elkaar slaags raakten. Schout Jan van Egmond en vijf van zijn dienaren verloren daarbij het leven . 'IWaalf boeren waarvan men veronderstelde dat ze de moordenaars waren, werden onthoofd. De bewoners van Maasland, Schipluiden en omliggende ambachten werden in 1429 door hertog Filips van Bourgondië veroordeeld tot het betalen van een groot bedrag aan de nabestaanden van de schout. Daarnaast moesten in Maasland en Schipluiden 1400 zielmissen voor de slachtoffers worden gelezen. Vier mannen werden voor een bedevaart naar Rome gezonden om ook daar zielmissen voor hen te laten lezen. Op deze onrustige periode volgde een langzame opbloei van de welvaart en de groei van de bevolking. Het toenemend aantal parochianen leidde er toe dat de kerk omstreeks 1500 werd vergroot. Het schip van de kerk werd verbreed en de toren werd aan twee zijden ingesloten. Volgens de Informatie van 1514 (een onderzoek naar het belastbaar inkomen) telde de parochie Schipluiden in dat jaar 230 communicanten, dat wil zeggen parochianen ouder dan twaalf jaar. In een rekening uit 1526 wordt vermeld, dat de nieuwe pastoor bij zijn komst in Schipluiden werd geconfronteerd met een aantal schulden van zijn overleden voorganger pastoor Andries. Zo was er een post van een glas dat speciaal was vervaardigd voor Adriaan van Egmond, heer van Keerrenburg (1510-1533) . Nadat op de kasteelheer een dronk was uitgebracht, had het glas een eervol plekje gevonden in het huis Keenenburg. Naast deze uitgave stonden er nog rekeningen open van een tabberd, een vat bier, een halve koe, riet voor het dak van de pastorie, een paar broeken ('hoosen'). tarwe en brood. De Duitse Orde zorgde voor de betaling, zodat de nieuwe pastoor met een schone lei kon beginnen. De Beeldenstorm was Schipluiden voorbij gegaan. Pieter van der Goes, de baljuw van Delfland, verklaarde op 19 december 1567 voor twee regeringscommissarissen te Delft, dat de beelden tijdig uit de kerk van De schulden van pastoor Andries, 1526 Toen Rutger Corneliszoon in 1526 pastoor van Schipluiden werd, trof hij een hoeveelheid schulden aan van zijn overleden voorganger, pastoor Andries Adriaanszoon. De nieuwe pastoor betaalde deze schulden en verantwoordde zijn uitgaven vervolgens in een rekening die bestemd was voor de Duitse Orde. Hij vermeldde de volgende posten: Item van zijn uutvairt ende wasslicht 10 pond hollants ende 4 pond die heer Claes Corstantse, pastoir tho Maislant, met die vrienden verteert heefft tot Neel die wairt. Item noch een pont hollants die meester die over hem ginck. Item noch zijn moyder NelZitgen 12 pond hollants van hair huer ende gelt dat zij hem geleent had. Item noch heer Claes Corstantse, pastoer in Maislant, 10 rijnsse gulden van geleent geit ende van een tabbairt die hij hem vercoft had, dair hij hem nochso veel aff sculdich was. Item noch heer Pieter, capellain tho Delfft, 16 stuiver van eenen obligacy. Itemjacob di Duvel, scrijnwerker, vijf gulden. Item Henriekjan Hautijnck, zijn oem, 5 pond hollants van 5 vat 5 bi ers. Item zijn bruerder Routine, die cuyper, derdalve gulden van eenen halve coij off beest, dair hij nochso veel aff sculdich was. Item Cornelis, zijn oem, seevendalve gulden van ijserwerck als anckeren, spijkeren, etc. Item Henriek die slootmaicker sess pond hollants 10 st. Item Spronck in Maeslant van ryet, dair t'huys mede gedect is, 10 pond hollants. Item Aelbrecht Ariaensz. 29 st. van een pair hooslaickens die hij gehadt had. Item Cornelis in den Briel, Neel die wairt brueder, 32 st. van tarwe, die heer Andries van hem gehadt had. Item noch 17 st. aan broot tot Haiss, Neel die wairt wijf{ was, welcke broot NelZitgen zijn moyder gehailt had na zijnder doot, ter wijle die cuer ledich stonde. Item noch dertich stuvers van een glas dat hij Adriaen van Egmondt het heerscap toe ghedronken hadde, welcke glas stait in Adriaen van Egmondt huys staind bi die wech. Item van alle heer Andries deederen heb ie ter weilt Goods nyt geholden dan een pair hoosen ende wambus ende een oude mantel van kernpis wit. Die anderen hebben gehad zijn moyder, bruerders ende die pastoir van Maislant zijn besten mantel die hij se besproeken had. Het dorp Schipluiden en de 'Kenenburch: Kruikius, 1712. Schipluiden waren gezet om ze tegen braak en ander onheil te beschermen. In 1571 bezat de parochie Schipluiden nog een eigen pastoor, namelijk Harmen Reijersz. Amersfoort , die van 1558-1571 ook weke- lijks de mis las in de Mariakapel te Den Hoorn. Een jaar later kwam er vrij abrupt een einde aan de roomskatholieke parochie Schipluiden. achttiende iaarl!:anl!: nr. 2. 12 mei 1994 6 Midden-Delfkrant 2. De gereformeerde kerk direct na de Reformatie De eerste decennia Op 2 augustus 1572 werd van het stadhuis in Delft een keur afgekondigd, waarin stond vermeld dat de Nieuwe kerk in het vervolg voor de 'Ghereformeerde Religie' zou worden bestemd. Hoewel slechts een minderheid van de bevolking actief was aangesloten bij de jonge calvinistische gemeente, wist zij dankzij de steun van een aantal fanatieke watergeuzen haar wil op te leggen aan het stadsbestuur. Op het platteland rond Delft was de situatie in die woelige periode niet veel anders. Gesteund door de gewestelijke en de lokale overheden mochten de 'ghereformeerden' de bestaande kerken inrichten voor hun eredienst. In Schipluiden werd de omwenteling gestimuleerd door Otto van Egmond , die in 1572 als lid van de Staten van Holland duidelijk de kant van de Opstand had gekozen. Mede door zij n toedoen kreeg de kerk van Schipluiden reeds in 1572/' 73 een eigen predikant , namelijk Hubertus Franciscus. De benoeming vond plaats buiten de Duitse Orde om. In het najaar van 1573 moest deze predikant Schipluiden weer verlaten, toen de Spanjaarden het dorp bezetten. Otto van Egmond week met zijn gezin uit naar Delft , waar hij met Willem van Oranje en anderen de Opstand tegen de vijand leidde. Door de komst van het water verlieten de Spanjaarden in september 1574 de omgeving van Delft. Het platteland was zwaar geplunderd en het water zorgde nog jaren voor overlast. Pas in 1578 kon er weer een nieuwe predikant worden benoemd. De aanhangers van de nieuwe leer werden in Schipluiden vooral gevonden onder de middenstanders in het dorp. Een mogelijke verklaring hiervoor is, dat deze groep in de nabijheid van de Keerrenburg woonde. De meeste boeren in de buitengebieden, zoals Bodenpijl en Abtswoude bleven trouw aan de Rooms-Katholieke Kerk. Lange tijd moesten zij hun geloof in het verborgene uitoefenen. Kerk en staat Otto van Egmond was in 1583 ambachtsheer van Maasland en Schipluiden geworden. Hierdoor kwam hij in het bezit van de lage en dagelijkse jurisdictie van deze ambachten. De lage jurisdictie omvatte de civiele en de kleine boetstraffelijke zaken. Daarnaast had de ambachtsheer het recht om keuren uit te vaardigen. Hij benoemde alle functionarissen , zoals de schout, de secretaris en de bode. Om het een en ander te financieren mocht hij belasting heffen op het geschatte vermogen op de huizen en boerderijen. In 1614 kreeg de heer van Keenenburg van de landcommandeur van de Duitse Orde 'het recht van de collatie der pastorye in de Kercke tot Maes /andt ende Schiplui Hierdoor had de ambachtsheer ook het een en ander te zeggen in kerkelijke zaken. De benoeming van de predikant, de schoolmeester en de kerkmeesters (die verantwoordelijk waren voor de financiën van de kerk) diende in het vervolg ter goedkeuring aan hem voorgelegd te worden. Regelmatig ontstonden er later conflicten wanneer de kerkeraad de ambachtsheer of ambachtsvrouwe niet tijdig had geconsulteerd over een benoeming. De gereformeerde gemeente van Schipluiden telde aan het eind van de zestiende eeuw nog maar enkele tientallen lidmaten. De gemiddelde leeftijd van de aangenomen lidmaten lag hoger dan later het geval was. Zij moesten met elkaar zorgen voor het onderhoud van het kerkgebouw en de pastorie. Het traktement van de predikant kwam voor een derde deel uit de pastoriegoederen (landpacht en huishuur); de rest werd door de overheid aangevuld uit de 'algemene middelen'. Dominee Jan Lourisz. van Velsen had in 1590 een jaarinkomen van f 300,-. Kerkelijke tucht De gemiddelde leeftijd van de aangenomen lidmaten lag aanvankelijk vrij hoog. De redenen waarom men zo laat toetrad, worden niet gegeven, maar laten zich wel vermoeden. De instellingen en gebruiken van de Gereformeerde Kerk waren velen nog vreemd. Sommigen zullen geaarzeld hebben definitief met Rome te Gezicht op de oude dorpskerk van Schipluiden en de Hofbrug naar de Keenenburg. Tekening in O.I. inkt door H. v.d. B., 18e eeuw. Gemeente-archief Delft. Midden-Delfkrant 7 breken, anderen hebben misschien slechts geringe belangstelling gehad voor een sacrament - het Avondmaal - dat niet vaker dan viermaal per jaar werd bediend. Ook kan men de prijs van toetreding - onderwerping aan de kerkelijke tucht - te hoog hebben gevonden. Maar de kerkeraden zelf waren ook voorzichtig met het aannemen van lidmaten. Het moesten personen zijn die 'met hare neersticheijt in 't gehoor ende stichtelijckheyt van leven daertoe goede hope (zouden} geven: Mede door deze voorzichtigheid groeide de gereformeerde gemeente van Schipluiden erg langzaam. De kerkeraadsverslagen bevatten talloze overtredingen van lidmaten, die daarop waren aangesproken. Drankmisbruik, diefstal, overspel, vechten, dobbelen en ruzies, het waren praktijken die in de gereformeerde geloofsgemeenschap net zo goed voorkwamen als daarbuiten. Bovendien was de sociale controle in de kleine gemeente groot; er bleef weinig verborgen voor het oog van de kerkeraad. De kerk stond niet alleen een zuivere levenswandel voor, maar waakte ook voor de eerlijkheid in de handel. Op 26 januari 1597 werd Cornelis Dirxz. de Graeff veroordeeld, omdat hij 'vuijle haver met caff' in het midden van de zakken met haver had gedaan. Lidmaten van de Gereformeerde Kerk mochten niet dansen, géén wereldlijke liederen zingen en niet trouwen met een 'crans op het hooft', terwijl het deelnemen aan de rederijkersfeesten eveneens verboden was. Dit soort activiteiten werden in die tijd vereenzelvigd met het rooms-katholicisme. De synodes waarschuwden regelmatig tegen de 'A(goderije en grauwe/en des Pausdoms: Het leven van een calvinist moest gekenmerkt worden door soberheid en ingetogenheid. De gemiddelde gereformeerde Schipluidenaar had hier nogal wat moeite mee. Een levensstijl die in honderden jaren was gevormd, kon niet zo maar worden omgebogen. Men bleef de kermis en herberg nog lang en graag bezoeken. De gereformeerde gemeente Schipluiden telde in 1616 zo'n 83 lidmaten. De meerderheid van de bevolking was rooms-katholiek gebleven en men vond dan ook nauwelijks volwassenen die niet bij een kerkgemeenschap waren aangesloten. De scheiding der geesten was in het begin van de zeventiende eeuw definitief. Slechts weinig Schipluidenaren zullen in de twee eeuwen daarna nog van geloof veranderen. 'Den Dorpe van Schipluyde; met links van de kerk de pastorie en rechts het schoolhuis, ca. 1700. Gemeen te-archief Delft. 3. De brand van de kerk in 1616 en de wederopbouw Omvang van de ramp Op 28 augustus 1616 gingen de kerk, de pastorie, het schoolhuis en verschillende woningen in Schipluiden in vlammen op. De omvang van deze verwoesting was zo groot dat de Staten van Holland erin toestemden dat het dorp tot 1630 bleef vrijgesteld van de verponding van de huizen (een belasting op onroerend goed). De oorzaak van deze brand wordt nergens genoemd. Wel kunnen we ons een voorstelling vormen van de omvang van de ramp voor de kerkgemeenschap. In het archief van de hervormde kerk van Schipluiden bevindt zich een register waarin alle ontvangsten en uitgaven worden vermeld die zijn gedaan ten behoeve van de wederopbouw van de verbrande kerk, pastorie en school. De kerk en stenen toren waren geheel uitgebrand. De lokale timmerlieden en metselaars werden ingeschakeld bij het puin ruimen en het stutten van de muren. Voor het echte herstel werden ambachtslieden uit Delft en Vlaardingen ingeschakeld. Schippers uit Schipluiden zorgden voor het transport van zand, kalk en bouwmaterialen. In de herbergen van het dorp vonden talloze bijeenkomsten plaats ter voorbereiding en begeleiding van de herbouw van de kerk. Op 1 oktober 1617 ontving Aechten Philipsdr. , waardin van de Vergulde Valck, in haar herberg naast enkele kerkmeesters een viertal ambachtslieden uit de omringende steden. Op voorstel van de heer van Keenenburg kwamen zij het fu11dament van de toren bekijken. De reeds aanwezige schuine stand van de toren was versterkt door het gedeeltelijk wegvallen van de verankering aan het schip van de kerk. Claes Claesz. moest in opdracht van het kerkbeachttiende iaargan nr. 2, 12 mei 1994 8 stuur een put van vier voet diep beneden de dorpel graven, zodat de vier meesters, een timmerman, een steenhouwer en twee metselaars een goed zicht op de fundering hadden. Tijdens deze visitatie heeft men in de put nog een gat geboord van zo'n dertig voet diep (zo'n negen meter). De ondergrond bevatte 'natte darije ende cleij'. De adviezen van de vier ambachtslieden waren niet eensluidend. Een deel was voor een versterking van de fundering door middel van pilaren (steunberen). De anderen meenden dat het bestaande fundament hecht genoeg was om de kap en de spits te dragen. Men koos uiteindelijk voor de goedkoopste oplossing. De toren zou worden rechtgezet en met extra binten, spijkers en bouten aan het schip van de kerk worden bevestigd. Later zou blijken dat deze aanpak toch niet de juiste was. De toren zakte opnieuw scheef en moest in 1810 wegens instortingsgevaar worden gesloopt. Sindsdien siert een eenvoudig dakruitertje de kerk van Schipluiden. In 1955 bleek uit een grondboring dat het kleipakket op de plaats van de toren enkele malen wordt afgewisseld door minder harde veenlagen. Daarentegen rust het midden van het schip van de kerk op een dik pakket zandige klei. De ondergrond onder het oostelijke deel van het koor is veel minder hecht. Zowel het westelijk deel van het schip als het koor zijn door de slappe ondergrond zichtbaar verzakt. Herbouw van de kerk Uit de rekeningen blijkt dat men eerst de pastorie en het schoolhuis heeft opgebouwd. De predikant Johannes Stangerus woonde een klein jaar in bij kerkmeester Adriaen Jansz. van Schagen. De uitgaven voor de herbouw van de verbrande kerk geven ons inzicht in de aard van de werkzaamheden. Dure posten vormden het hout- en metselwerk, maar ook de leidekker diende hoge rekeningen in, die te samen wel zo'n 1175 gulden bedroegen . Hij bracht niet alleen een nieuw leidek aan op de kerk en de toren, maar maakte ook de goten en zorgde voor een goede afvoer van het water. De Delftse tingieter Pieter Joosten Lodensteijn leverde in totaal2101 pond lood (100 pond voor 9 gulden en 8 stuivers). Een smid ontving 8 gulden voor 'sloot- en ijzerwerk' aan de kist waarin het geld voor het herstel werd bewaard. Jacop Meling, een Delftse schilder, rekende 34 gulden voor het vergulden van de weerhaan, het kruis en de appel. Het kruis en de weerhaan waren Midden-Delfkrant gespaard gebleven, maar moesten wel voor het schilderen worden gerestaureerd. Een 'gheelgieter' (kopergieter) uit Delft maakte een nieuwe appel. In de herstelde toren werd ook een nieuw uurwerk geplaatst. In het najaar van 1618 was het houten gewelf met de trekbalken en muurstijlen gereed. Philips van Adrichem, 'glaesmaecker' binnen Delft, plaatste enige voorlopige glazen in de kerk. Beschadigde grafzerken en oude graven werden uit de kerk geruimd, waarna de kerkvloer met zand werd opgehoogd. Op het kerkhof rond de kerk, waar de armen werden begraven, werden op de plaats van de afgebrande bomen acht iepebamen geplant. Gerrit Maertensz. van Velden en Pieter Cornelisz. van Cloetingen, twee lokale timmerlieden, maakten enkele kerkbanken, een baar, een avondrnaalstafel en een voorlopige preekstoel. In 1619 kon men weer gebruik maken van de kerk. Inzamelingsacties De restauratiekosten van kerk, pastorie en schoolhuis bedroegen uiteindelijk zo'n 17.000 à 18.000 gulden . Dit was voor die tijd een enorm bedrag. Het dagloon van een volwaardige arbeidskracht bedroeg omstreeks 1616 14 stuivers. Per jaar zou dat komen op 218 gulden en 10 stuivers. De totale opbouwkosten kunnen we ongeveer gelijk stellen met 80 jaarsalarissen. Wanneer we deze gegevens naar onze tijd brengen, komen we op een restauratiebedrag van meer dan 4 miljoen gulden! Officiële goedkeuring van de Staten van Holland en West-Friesland aan de kerke· raad van Schipluiden om een collecte te mogen houden voor het herstel van de kerk, 9 september 1616. Ambachtsarchief De Lier, Algemeen Rijksarchief 's-Gravenhage. Errhoonen met alle Oou:itoedkhcYt, ende bchoorikke F cverent ie, den Schoudt,gcmcencRcgi~rderscnd~;Keick-mec!tcrs, mi tigadersden .Kerckeu-r:tetvanden Dorpe cil•k Ghcmcemc van Schipluyde, het droevygcendc (waw:onghduck, t'wdckc nu onlangsden voorfz. DO!'}'c ende «nighc inwoo!lders yandicn is ovcrgecornen, dar,namemlijcop den; 8. Aliguih voor· Jeeden, her befte deel van hcrDorp,mitigadcrs des Predicants,School-rncdkrs ende H. Gce!1-Huys,daerenbovcn oock dcghehcck Kerckc ende den Toeren ende alles vvat daer in en Je outrent vvp;, ziJn aflgebrandt, tndcd<lt nietallreil het Vvrrverck i; beden· en, ma er dar oocde Kloek denr de hc<tc des Yicrs gpntfche!i)ck is gheünolren. Ende naedicn her hooghchjckeu is van noc><kn dat de Kercke e.\dc de dependenrc Ke.rckcnhuy(cn met den •ldercer t1cn foudcn mo· ghcn opghcbóm vverden, ten cyncte beqnaen;clijck het VVoort Goots rou<le mogbcn ghcprcdkkr endedcüc!femngb.c vanGodes drcn!.l: nacr oudcrgcvvocn· te ingileftclr vvctdcn, cd. Op de Marginc Stom. E Staten van Hollandt ende VVeft-vriefiandr Confentecrendc Snppliami! fchj.dcn ende fvvaricbeydcn deur den llrandt D ter C cckc hemdere ghdedcne .• crn.ç;p.!k<;!,tJn all,c de Srcdcn _Dorpen, en.de rJ:.etlcn 1 heç~tydenovcrgecqwcn vandevooriz. Landen, Edoch m~:ca~icken verflande dat de Supphamen ofte beu re glldalten hen (u !Jen moeten ~ddr~:tfecrcn. act;dcn ~ccrcn Refpcl:tiue .Magyftraren van ekx der fdver,ende t beurdere<hkreue iklk offe een Collcae inden hettren v,·illcn !Oe·fiaen, oftcatiders uyt der Steden, Dorpen of plaetfen middelen een rrhenouchfàeme libcrali:cyt bevvijièn, hetvvdci;c deken vandc JC!vc Hccren MagiHratcn gunftkhi1e :cdoen byddcn fe.rieufdij<kcn vvordt gtterccommand;ert,endc met eenen vtrfodu (eer placrfCndc Colleeren fullen vvmden 1oe·ghciîaen) deur de Kerck::nd>cnaren ende anderen de fac,ke pu. blijckelijcken !e vvillendoen recomrnandeeren ,orn de herten der Jnvvoonde· ren tot meerder libcralireydr te ycrvvecken, Ghcdaen inden Hacghe dc:n 9· September Anno 1616. Ter Ordonnantievanden Staten. A.Duyck. Midden-Delfkrant De kosten konden dan ook nooit alleen door de kerkelijke gemeente Schipluiden worden opgebracht. De heer van Keenenburg, Jacob van Egmond, die tevens ambachtsheer was, adviseerde de kerkmeesters de Staten van Holland en Westfriesland toestemming te vragen om in alle dorpen en steden van dit gewest een collecte te houden. Zijn neef en erfgenaam Otto van Zevender hielp de kerkmeesters bij de opstelling van het rekest. Jacob van Egmond was jarenlang een vooraanstaand lid van de Staten van Holland geweest. Als afgevaardigde van de Staten had hij regelmatig het voorzitterschap bekleed van de Staten-Generaal. Johan van Oldenbarnevelt, de landsadvocaat van Holland, behoorde tot zijn beste kennissen. De Edelmogende Heren van de Staten konden het verzoek uit Schipluiden dan ook niet weigeren. Na de goedkeuring reisden de predikant en verschillende kerkeraadsleden met gedrukte kopieën van het goedgekeurde rekest naar vrijwel alle steden en dorpen van Holland en Westfriesland. Ze vroegen aan de lokale bestuurders toestemming om in hun ambtsgebied geld in te zamelen. Verschillende plaatsen werden meerdere malen bezocht om de collecte aan te moedigen. Meestal haalden de kerkeraadsleden zelf het ingezamelde geld op. Op zondag 16 oktober 1616 vertrokken zestien lidmaten naar Delft. De gereformeerde gemeente van Schipluiden had toestemming gekregen om in deze stad na 'de vroeg-, de voormiddagseen namiddagse predikatie' bij alle kerkdeuren te collecteren. Op deze ene dag verzamelde men 1356 gulden, een zeer hoog bedrag dat geen andere plaats benaderde. Zo schonk Vlaardingen 131 gulden, Schiedam 179 en het kleine 't Woudt ruim 20 gulden. De meeste Westlandse dorpen konden of wilden niets afstaan voor het herstel van de kerk van Schipluiden. De achttien Hollandse en Westfriese steden hebben alle meegedaan. In 1619 kregen zij van de kerkeraad van Schipluiden ook nog elk het verzoek om de kerk een gebrandschilderd glas te schenken. Verschillende steden, waaronder Gouda en Dordrecht, hebben dat inderdaad gedaan. Aan het eind van de achttiende eeuw waren er nog overblijfselen van deze ramen in de kerk aanwezig. De admiraliteiten van Amsterdam, Rotterdam en Hoorn kregen in 1619 het verzoek om een financiële bijdrage te leveren voor het maken van een nieuwe preekstoel. De Staten van Holland en Westfriesland stelden 600 gulden beschikbaar voor het herstel van de pastorie. De opbouwkosten van de pastorie en het schoolhuis bedroegen respectievelijk 1804 en 1127 gulden. Accijnzen Vanwege een oude schuldenlast van vóór de brand en allerlei bijkomende kosten had de kerk van Schipluiden in 1621 nog een tekort van ruim 9000 gulden. De kerkmeesters richtten zich toen opnieuw tot de Staten van Holland. Zij kregen op 27 september van dat jaar toestemming om een hoofdelijke belasting te heffen op 1500 morgen land in Schipluiden, Rodenpijl en Dorp. Bovendien werd hun toegestaan gedurende zeven jaar 20 stuivers te verpachten 'op elcke tonne biers' en 3 stuivers 'op elcke stoop wijns', die door de tappers van de drie genoemde ambachten werden omgezet. Ook kreeg de kerk 6 penning 'op elcke tonne turfs' die de inwoners kochten. Uit een resolutie van De Staten van Holland van 18 april 1622 blijkt dat de gereformeerde gemeente Schipluiden werd toegestaan de kerkelijke goederen (landerijen, renten, e.d.) te verkopen om de restauratieschulden te kunnen aflossen. In een octrooi van de Staten van Holland van 22 december 1622 wordt vermeld, dat Schipluiden 'het ungeluck van de haestigen brandt' nog lang niet te boven was. Men kon onmogelijk de rente van het toen nog resterende schuldebedrag van 8000 gulden betalen. De gegeven octrooien werden daarom telkens verlengd. In 1666 ondertekende Johan de Witteen stuk waarin hij bevestigde dat de kerk voor een periode van vijftien jaar opnieuw accijnzen mocht heffen op de lokale omzet van bier, wijn en turf. De rooms-katholieke bevolking van .die tijd heeft op deze wijze een belangrijke bijdrage geleverd aan de herbouw van de kerk. Al dan niet vrijwillig heeft de gehele dorpsgemeenschap meegewerkt aan het herstel van het historische kerkgebouw. 9 Dominee Antonius Hambroeck, 1607-1661 Op 4 april1632 werd Antonius Hambroeck bevestigd als predikant van Schipluiden. Enkele maanden later huwde hij met Anna Vincentia Ivroij uit Leiden, die hem tenminste vier kinderen schonk. Hij was een nauwgezet en trouw dienaar van zijn gemeente. Over zijn ambtsperiode in Schipluiden zijn weinig bijzonderheden te vermelden. Toch is Antonius Hambroeck één van de beroemdste predikanten van de zeventiende eeuw geworden. In 1637 werd hij door de hervormde gemeente Schipluiden voor een aantal maanden uitgeleend aan Maarten Harpertszoon Tromp. Deze luitenant-admiraal van de vloot had om een predikant verzocht, 'opdat de matrozen en soldaten, die anderzins ruw en ongebonden zijn, in Gods heilige vreeze, hoe langer hoe meer, zouden mogen worden onderwezen ~ De vloot van Tromp beschermde de handelschepen tegen de Duinkerker kapers. Hambroeck werd geplaatst op het schip van de opperbevelhebber. Een kleine tien jaar later werd hij door de predikanten van Rotterdam uitgenodigd om in dienst te treden van de Verenigde Oostindische Compagnie. Hiermee ging een lang gekoesterde wens van Hambroeck in vervulling. In het voorjaar van 1647 vertrok hij met zijn gezin op het schip 'Nieuw Rotterdam' naar Batavia. Op 20 april 1648 werd hij tot predikant benoemd op Formosa (het tegenwoordige Taiwan). Hij arbeidde hier met veel succes. Hij stichtte er een school en gaf onder andere een bijbelvertaling in het Formosaans uit, waarvoor hij ook een letterschrift ontwierp. In 1661 werd een groot deel van het eiland overrompeld door de Chinese roverhoofdman Coxinga. Deze landde zo onverwachts, dat hij veel compagniesdienaren in handen kreeg,waaronder Hambroeck, zijn vrouw, een zoon en een dochter. Een deel van de Nederlanders kon zich terugtrekken binnen het fort Zeelandia. Coxinga zond Hambroeck naar de Nederlandse gouver- 10 Midden-Delfkrant neur Frederik Coyett met het verzoek de vesting over te geven. Als hij niet binnen een voorgeschreven tijd terugkeerde in het kamp van het Chinese leger zouden zijn echtgenote en kinderen in stukken gehakt worden. Deze boodschap bracht de dappere Coyett in ernstige gewetensnood. Hambraeek was zijn boezemvriend, bovendien waren er nog twee dochters van de predikant in het fort. Zij smeekten Coyett het fort Zeelaudia aan Coxinga over te dragen. Om zijn vriend te redden was de gouverneur hiertoe genegen, maar Hambraeek moedigde hem juist aan de vesting te blijven verdedigen. De verdedigers en zijn dochters smeekten de predikant in het fort te blijven. Hambraeek wilde echter niet zijn vrouw en kinderen buiten de vesting in de steek laten. Na een dramatisch afscheid keerde hij terug naar het leger van de vijand, waar hij voor het oog van zijn vrouw, zoon en dochter werd onthoofd. De Chinezen doodden daarna de andere Nederlandse mannen en voerden de vrouwen weg in slavernij. Zij werden verdeeld onder de Chinese officieren. Begin 1662 capituleerde het fort Zeelaudia en eindigde de Nederlandse bezetting van Formosa. De moed van dominee Hambraeek werd in de negentiende eeuw nog uitgebreid bezongen in allerlei geschiedenisboeken. De schilder Nicolaas Pieneman maakte een schilderij van de zelfopoffering van deze predikant uit Schipluiden. 'Zouteveen ; met nabij het kruispunt 't Kapelletje ; dat tot in de achttiende eeuw als schoolhuis werd gebruikt. Kruikius, 1712. De zelfopoffering van dominee Hambraeek op Formosa, 1661. Schilderij van Nicolaas Pie· neman (1809-1860). 4. De kerk en het onderwijs Lezen als hulpmiddel Over het onderwijs in Schipluiden in de periode vóór de Reformatie zijn nauwelijks bijzonderheden bekend. 'Kosterie' en 'schöolmeesterie' vielen hier samen. Dit betekende dat beide functies in één persoon waren verenigd. Ook na de Reformatie werd deze combinatie gehandhaafd. Vóór de brand van 1616 was het schoolhuis juist vergroot. Nog meer dan de rooms-katholieken zagen de gereformeerden het onderwijs als een zaak van de kerk. Het onderwijsdoellag binnen de kerkgemeenschap zelf. Als kerk van de bijbel wenste de Gereformeerde Kerk dat zoveel mogelijk kinderen en volwassenen de bijbel zouden kunnen lezen. Jongeren moesten ook voorbereid wor- den op het kerklidmaatschap. De kerkeraad zag toe op de kwaliteit en de inhoud van het onderwijs en beschikte over sancties om onwillige schoolmeesters terecht te wijzen of zelfs te ontslaan. Soms vervulde de predikant daarbij als geletterde een speciale rol. In juni 1597 moest de kerkeraad 'den schoolmeester (jan Cornelisz.) verrnaenen goede geregeltheyt te houden int school ende te beletten dat de sijnen (de kinderen) soe niet en gaen sitten voor 't hoff (de Keenenburg) ofte op mijns ,heersbrugge, als men opluyt ofte geluyt heeft~ In november 1598 werd de schoolmeester voor de kerkeraad ontboden. Over hem 'quaemen daechlicx verscheyden clachten, dat zijn schrift niet en doocht (deugt) omme de kin eren wel te leeren: Jan Cornelisz. beloofde de kerkeraad gebruik te maken van het aanbod van de predikant om hem 'beter te leeren schrijven en spellen~ Het hoofdvak op de gereformeerde school was lezen . Dit gebeurde met Midden-Delfkrant behulp van een spelbord, waarop de meester de woorden schreef die gespeld moesten worden. Daarnaast werden er 'Hanenboeken' gebruikt, waarin allerlei spel- en leesoefeningen waren te vinden, zoals het 'Onze Vader', de 'Tien Geboden', het 'Morgengebed' en de 'Inzetting van den H. Doop en van het Nagtmaal Christi' (het Avondmaal). De schoolmeesters moesten de kinderen de grondbeginselen van de Gereformeerde Religie bijbrengen. Een verplicht onderdeel was altijd de Heidelbergse Catechismus. Katholieke kinderen in Zouteveen In de eerste decennia na de Reformatie zaten er soms nog katholieke kinderen op de gereformeerde scholen. Op 3 januari 1594 vroeg dominee Willem van Varick van 't Woudt aan de Classis van Delft en Delfland wat zijn schoolmeester moest doen met kinderen die uit katholieke boeken wilden leren. De classicale vergadering verbood het gebruik van geschriften die strijdig waren met de 'Christelijcke Waerheijt '. Kinderen van katholieke ouders verdwenen uiteindelijk van de gereformeerde scholen van 't Woudt en Schipluiden. De school van Zouteveen, in de voormalige kapel van deze ambachtsheerlijkheid, werd nog wel bezocht door katholieke kinderen. In 1608 schakelde de Classis van Delft en Delfland de rechterlijke macht in om de boeken die tegen de gereformeerde religie waren uit de school van Zouteveen te verwijderen. Ongetwijfeld waren dit 'paapse' boeken. De bevolking van Zouteveen was overwegend rooms-katholiek gebleven. In de afgelegen school, waar de controle minder sterk was, ontvingen hun kinderen onderwijs van schoolmeesters die er geen moeite mee hadden om het lesmateriaal aan het publiek wat aan te passen. Condities waarop Adriaen ]orisz. van der Gaech tot schoolmeester van Schipluiden is aangenomen, 1655 Jek ondergeschreve Adriaen jorissen van der Gaech beloove bij dese heilighlijck ende als in de tegenwoordigheit des Heeren dat ick onderhouden sal ende doen sal onderhouden de artyckelen ende conditien hierna beschreven. 1. dat 's morgens in het inkomen een gebet gedaen sal werden ende voort uijtgaen een pause van een psalm gesongen, desgelijc nademiddagh in het inkomen een psalm ende voor het uijtgaen een gebet; 2. dat tot dien eijnde de kinderen de gewoonlijcke gebeden leeren sullen; 3. dat ick mijn school neerstich selfs in persoon sal waernemen ofte bij ongelegentheit een die ervaren is van lesen ende schrijven in mijn plaetse sal stellen; 4. dat tenminsten van rnaent tot rnaent de schrijvers een nieuw voorschrift sullen hebben; 5. dat de minste scholieren des donderdaghs ende saterdaghs na de middagh de vragen uijt de christelijcke catechismus sullen opseggen ende de meer geoeffende eenige bewijsen uijt de catechisatie van Bouma ende generalijck in de leer der gereformeerde kercke en de godsaligheit alle te samen sullen onderwesen en gestyleert werden; 6. dat ick oock de kinderen tot het neerstigh gehoor van gods woort 11 opwecken ende ernstigh vermanen sal: deselve met een goet exempel voorgaende in de synoden, classen en kerckenraet van deze plaetse; 7. dat ick voorts alles wat in conformiteijt van desen in 't Schepensboeck van Schipluijde geordonneert is vlijtichlijck sa/ waernemen ofte namaels ten dienste des schoolmeester geordonneert soude mogen werden; 8. de opsicht hiervan sal sijn aen den predikant ende kerckenraet die 't haeren gelieven sullen mogen co men visiteren of dese artyckelen oock wel onderhouden werden; 9. in cas van nalatigheit onderwerpe ick mij se/ven de eensure ende in cas van opstinate overtredinge, suspensie ende departement van mijne dienst; 10. als koster belave ick oock wel acht te nemen op 't uurwerk ende kloeke ende 'd selve wel te stellen op dat de ambachten wel bedient werden. Kanttekening: dat ick oock geen ambacht, neeringe, etc. exerceren sa/ waer door den herekendienst ofte schooldienst eenigsinghs verhindert soude mogen werden; dat ick geen boeeken tegen de gereformeerde religie ofte godsaligheit strijdende in mijn schoole ofte elders dulde veel min leeren sa/. In oirconde met mijn eijgen handt geteijkent desen 29 maert 1655, Schipluijde. A.V. Gaech. In 1657 klaagde schoolmeester Adriaen Jorisz. van der Gaech over het feit dat verschillende kinderen uit Schipluiden naar de school van Zouteveen gingen. De belangrijkste reden was dat de 'paapse' beginselen hier inmiddels oogluikend werden toegestaan. De ambachtsheer van Zouteveen , Johan van Matenesse, was op het gebied van de religie ruimdenkend. Maar ook in Schipluiden waren de gereformeerde schoolmeesters niet De kapel van Zou teveen Uit: VlaardingerAmbacht, Babberspolder en Zouteveen, door PG.Q. Sprenger van Eijk, Rotterdam 1832 flr.httiP.nde iaarl!anl! nr. 2 . 12 mei 1994 12 zo zwaar in de leer. Adriaen Jorisz. van der Gaech trad in 1659 op als repetitor van de rederijkerskamer van Schipluiden. Volgens de predikant was dat een 'wereltsch geselschap', dat zich bezighield met een 'onstichtelijk, goddeloos bedrijff'. De meeste rederijkers in Schipluiden waren van katholieke huize. Uit het feit dat ze zich bezighielden met de dichtkunst kan men overigens aflei· den, dat de katholieken in het midden van de zeventiende eeuw niet verstoken waren van onderwijs. Latijnse school Schipluiden heeft ook enige tijd een Latijnse school gehad. De stichter was dominee Johannes Stangerus, die in 1619 uit zijn ambt was ontslagen vanwege zijn sympathie voor de remonstrantse leer. De predikant die in het dorp nogal wat volgelingen had , weigerde Schipluiden te verlaten. Met zijn school probeerde hij zich in zijn onderhoud te voorzien, maar de kerkeraad en het burgerlijke bestuur keerden zich tegen hem. Stangerus zou de kinderen gemakkelijk gedachten kunnen inprenten die strijdig waren met de leer van de kerk. De kerkeraad vroeg de Classis van Delft om Stangerus het schoolhouden te beletten. Elke schoolmeester moest een akte ondertekenen, waarbij hij zich verbond niets te zullen leren tegen de 'Nederlandsche (lees Gereformeerde) Confessie en Catechismus'. De afgezette predikant was hiertoe niet te bewegen en ging gewoon door met het geven van onderwijs. Tot en met 1624 kwamen er elk jaar bij de Synode nog klachten over zijn school. Daarna vernemen we niets meer over Johannes Stangerus. Omstreeks 1700 woonde Arnoldus van Os, leraar op de eerste Latijnse school te Delft, in St. Maartensrecht. In 1703 kocht hij de woning van chirurgijn Jan la Ziere, op de hoek van de Vlaardingse kade en de Zouteveense weg. Naast zijn werk in Delft gaf Arnoldus van Os ook les aan huis. In 1702 vermeldt Daniël van Lis in zijn gedicht 'West-Delfland Verheerlijkt ; dat er in het dorp Schipluiden drie scholen waren, namelijk een Latijnse, een Franse en een Duitse (Nederlandse). Wie deze drie scholen gevolgd had, kon naar de Universiteit van Leiden om de 'Stoel der Waar heit' te betreden (om predikant te worden) . Daniël van Lis was een N.H. kerk Schipluiden met het voormalige schoolhuis, dat nu een kerkeraadskamer en een vergaderruimte herbergt. Foto Fred Hess. Midden-Delfkrant Fragment van een gedicht van Daniël van Lis, 1702 Maar waar door dat het dorp kan heerlyk zegen praaien, Ja by een yder roem, en grooten lof behalen, Dat in en op haar grond drie Schooien syn gestigt, Waar in de frisse jeugt door naarstigheyt (haar pligt} Het hoog Collegium van Leyden kan betreden, Of soo hy naderhand de Godheit wil ontleden, Kan hy hier tot die eer geraken al met een, Soo ver dat hy de Stoel der waarheit kan betreen, Gelyk gebleken is aan veel verscheyde spruiten, Die heden nog Gods woord op stoe/'den volk'ren uiten. In 't eene School daar men syn tyde besteden gaat, En and're nodigheen soo lang te buiten staat, Tot datmen in de zaak ter degen is ervaren, Waar in men syne jeugt voor weynig tyds laat paaren, Om 't Griex, en het Latijn, te krygen in het hooft, Dat in een Jaar, twee, drie, volkoom verstand belooft, Om alle wetenschap naauwkeurig t' ondersoeken. De tweede daar het Frans geleert wort door de Boeken En stadiglyk gesprek, geeft aan de jeugt verstand, broer van Jan van Lis, schout van Schipluiden, en een tijdgenoot van de dichter Hubert Cornelisz. Poot (1689-1733). De aanwezigheid van de drie scholen zorgde voor een cultuur waarin grote belangstelling bestond Om met een Vreemdeling uit Vranckrijks sappig Land Te hand'len na syn lust en eyge welgevallen; De schrijf en Cyffer konst soo noodig voor ons allen, Die leert m'r keurelyk ook mede onder een. Het derde School, alwaar de duytse taal gemeen, Ja buiten die geen taal of spraak ook wert gesproken, Vaarsiet men d'Engels-man en Frans-mans brein in roken Om die vermaarde taal te leeren tot haar nut: Alwaar de Schrijf-konstook des Menschen heul en stut; Als ook de Cijffer-konst denjongeling kan /eeren, Waar door dat SCHIPLUY als onsterff'lyk gaat braveren, Ja klimt tot op den top van d'hoogste Wijsheids-trap, Als hebbende overvloed van alle wetenschap. Gaat dus al voort o dorp! en pronkt met de gewaden Van wysheits verstand, de keurelykste daden, Waar mee een sterff'lyk Mensch dient aangedaan te zyn; De Heer die zegent u in waarheit, niet in schijn; Hy geeft u overvloed van alle zegeningen Die oit een Mensch verwagt uit d'hooge Hemels-kringen, En voert u, afgeleeft, in syne heerlykheit, Waar mee ik tree in Huys, myn Reys is afgeleit. voor het geschreven woord. Schipluiden beschikte over een bloeiende rederijkerskamer. Hubert Kornelisz. Poot en Daniël van Lis ontdekten in dit gezelschap de mogelijkheden van de dichtkunst. Midden-Delfkrant 5. De kerk en de rederijkers Bestrijding van rederijkers Hiervoor is vermeld dat schoolmeester Adriaen Jorisz. van der Gaech zich had ingelaten met de rederijkers van Schipluiden. De predikant wees hem daarvoor terecht. Deze terechtwijzing staat niet op zichzelf. De Gereformeerde Kerk bestreed vanaf het begin het verschijnsel van de rederijkers. Een belangrijke reden van de afkeer was het toneelspel, dat een heidense oorsprong zou hebben. Andere redenen waren dat de voorstellingen veel geld kostten en dikwijls ook op zondag plaatsvonden, waardoor de kerkgang gevaar liep. De rederijkerskamer van Schipluiden heette 'Het Rosmareyn' en voerde als zinspreuk 'Door sWoords Krach( De kamer was in 1562 opgericht, maar stond in de eerste decennia van de Tachtigjarige Oorlog op non-actief. Pas in 1598 liet zij weer iets van zich horen. In dat jaar werd een oude vrouw uit Schipluiden door de predikant aangesproken, omdat zij haar huis ter beschikking wilde stellen van de rederijkers. De Classis van Delft en Delfland zond in datzelfde jaar enkele predikanten naar de heer van Keenenburg 'om het Rhetorijckspelen tot Schipluiden, daer 't noch niet en is geweest, maer nu bestaet te comen, te verhinderen: In 1607 kreeg schout Willem Claesz. van Diepen er flink van langs, omdat hij tot tweemaal toe bij de heer van Keenenburg was geweest met het verzoek de rederijkers toe te laten. Holland liet de schout van Schipluiden weten, dat hij niet mocht toelaten dat er in zijn dorp door 'eenige Retorijckers ofte anderen werde gespeelt: De toenmalige heer van Keenenburg, Otto Frederik van 13 Zevender, trok zich weinig aan van deze waarschuwing. Wanneer de rederijkers niet 'op het dorp' zouden mogen spelen, zou hij ze in zijn huis laten optreden. Een jaar eerder had hij enkele kerkeraadsleden, die om een verbod van de plaatselijke rederijkerskamer kwamen verzoeken, al afgescheept met een loze belofte. Twee jaar later (in 1663) bleek zijn weduwe Anna Ermgardt van Raesfelt er ook weinig voor te voelen om in te gaan op de smeekbeden van de kerkeraad om 'dese ongheregelde luyden haer godloose comediantsbedrijff' te verbieden. De rederijkerskamer 'Het Rosmareyn' bleef bestaan en ging zelfs een nieuwe bloeiperiode tegemoet. Herhaaldelijk behaalde de kamer van Schipluiden prijzen op feesten van andere rederijkerskamers. In 1671 Portret van de dichter Hu bert Korneliszoon Poot, 1689-1733, opgenomen in zijn eerste dichtbundel, uitgegeven door Reinier Boitet, Delft 1722. In 1659 moest Cornelis Willemsz. van den Bosch voor de kerkeraad verschijnen, omdat hij 'de Speelghesellen vande Rhetorikers kamer met sijne waghen en peerden herwaerts en derwaerts omgereden hadde: Hij beloofde zich niet meer met de rederijkers in te laten. Een aantal weken later liet hij verstek gaan aan het Avondmaal. Toen hij hierover werd benaderd, gaf hij te kennen, 'dat hij niet en konde sien (dat} hy sich eenighsins vergrepen hadde int bedrijf vande Rhetorikers te rijden en daerom onrechtveerdichlijk daerover aengesproken wierdt: Hij mocht niet meer aan het Avondmaal deelnemen, voordat hij zijn ongelijk openlijk had bekend. Kerkeraad tegenover Keenenburg In 1661 was 'Het Rosmareyn' van plan om in Schipluiden een wedstrijd voor een aantal rederijkerskamers te organiseren. Het Hof van achttiP.nclP. iaan>;ma nr ?. 1?. mPi 1 QQ.1. 14 trad 'Het Rosmareyn' op als gastheer voor een aantal rederijkerskamers. Op het ruime voorplein van de Keerrenburg werden wedstrijden gehouden: 'Men hoorde van haer Komst, de hele wereld roemen, Soo dat zy nu ter tijdt, hier huysvest in dit pleyn. By 't Hof van Kenenburgh en 't Edel Roosmareyn.' De meeste rederijkers waren jong en katholiek. Toch telde 'Het Rosmareyn' in de tweede helft van de zeventiende eeuw ook een aantal jeugdige gereformeerde leden, zoals Pieter Korpershoeck, Jan van Lis, Jan van den Bosch, Cornelis Houwaert en Cornelis van Swieten. Zij behoorden tot de vooraanstaande families van Schipluiden. Op latere leeftijd werden ze in de gereformeerde gemeente meerdere malen tot ouderling of diaken gekozen. Over hun lidmaatschap van de rederijkerskamer repte toen niemand meer. In 1711 verboden de Staten van Holland in een algemeen plakkaat de rederijkersactiviteiten op zon- en feestdagen . Korte tijd later wordt er niets meer over deze gezelschappen vernomen. Hubert Korneliszoon Poot Hubert Korneliszoon Poot werd op 29 januari 1689 in Abtswoude geboren. Zijn vader bezat een boerderij tussen de Abtswoudseweg en de Tanthofkade. De jonge Hubert bezocht de school in Schipluiden. Over zijn schooljaren schreef hij later: 'Toen nu myn groote kop bet uit begon te dygen Zond Vader, dagh op dagh, maer tot myn hartewee, My naer de boerenschool van 't SchipluischAB C. Hoe dikwyls dropen dan myn tranen langs de wegen! De meester was niet quaet, maer 't leren stont my tegen. Als ik dat huis beschou, (wat is de mensch ook dom!} Sluit my het hart nogh toe, al weet ik niet waerom.' Hubert Korneliszoon Poot was een goede leerling en een trouw bezoeker van de gereformeerde kerk van Schipluiden. Op 5 juli 1711 werd hij aangenomen als belijdend lidmaat van deze kerkelijke gemeente. Hij was bijzonder gesteld op Sara van Elzen, de dochter van dominee Van Elzen. In 1715 wijdde hij aan haar een verjaarsgedicht, waarin hij de Midden-Delfkrant hoop uitsprak dat zij de liefde niet zou verwerpen. Eén jaar eerder had hij een lijkgedicht geschreven naar aanleiding van de dood van haar vader. In dit gedicht vertolkte hij de gevoelens van de treurende gemeente bij de dood van deze voortreffelijke voorganger. Een fragment hieruit luidt: 'Schrei, magh u nogh een traen van 't flaeugekreten harte, 0 Schipluische gemeent, schrei vry om 't geen gelydt. Voeg bystre jammertael by bittre boezemsmarte; Gy zyt uw' Guldemant en Boettrompetter quyt. Van Elzen heeft geweest: dat licht is uitgeschenen.' Hubert Korneliszoon Poot maakte op jonge leeftijd kennis met de dichtkunst. Vrijwel zeker was hij enige tijd aangesloten bij de rederijkerskamer 't Rosmareyn' van Schipluiden. Later nam hij afstand van de strompelende verzen van de rederijkers: 'De Kamerwerken van 't fyn Rederykerdom Verrukten myn gemoet, al gingen ze ook zoo krom En kreupel als een wyf van driemael dertig h jaren, Waeruit de kracht en geest in 't stinkhuis is gevaren.' Een verstandig kamerlid, Jan Guldeleeu, raadde Poot aan dichtbundels aan te schaffen van Hooft en Vondel, die betere leermeesters voor hem waren. In 1716 verscheen zijn eerste dichtbundel, waardoor hij op slag beroemd werd. Later volgden er nog drie verzamelbundels die vele herdrukken beleefden. Poot zei het landleven vaarwel en vestigde zich in 1732 na zijn huwelijk met Neeltje 't Hart definitief in Delft. In deze stad kwam hij op 31 december 1733 te overlijden. 6. De diaconie Armenzorg Net zoals veel andere plaatsen kende Schipluiden voor de Reformatie Heilige Geestmeesters, die de zorg hadden voor alle behoeftigen van de parochie. Zij verkregen hun inkomsten uit schenkingen, erfenissen en door de overheid beschikbaar gestelde gelden. De Reformatie schiep een nieuw orgaan voor de armenzorg in de vorm van de diaconie. Daarnaast bleef de oude instelling nog geruime tijd bestaan. In de achttiende eeuw stonden er in de kern van het dorp Schipluiden nog enkele Heilige Geesthuisjes voor de allerarmsten. Het archief van de Heilige Geest is verloren gegaan, maar de hervormde gemeente beschikt nog altijd over de registers met de rekeningen van de diaconie. De diaconie van de gereformeerde gemeente Schipluiden verkreeg haar inkomsten voor een deel uit collecten. Daarnaast schonk de heer van Keerrenburg jaarlijks een vast bedrag. Uitgaven De diakenen beslisten over de besteding van de gelden. Jaarlijks kwam men in de maand november bijeen om 'het utdelen vande aelmissen' (vooral brood) te regelen. Toen in 1600 de vissers van Maassluis zwaar getroffen waren door de Duinkerker kapers, vroeg 'de kercke vant Sluijs om enighe subsidie tegen den winter voor haer armen~ Hoewel de diaconie van Schipluiden 'mit eygen armen meer als genouch beswaert zijn; besloot zij toch een bijdrage te leveren aan de ongelukkige gemeente. Voor de jaren 1633-1683 zijn de uitgaven wat nader bekeken. In deze periode besteedde de diaconie zo'n 300 tot 600 gulden per jaar. De inkomsten waren veelal iets hoger, zodat er een reserve opgebouwd kon worden. Hieruit bekostigde men ook wel andere zaken, zoals steun aan gemeenten die door brand een kerkgebouw hadden verloren, leningen aan de eigen kerkvoogdij en een deel van het traktement van de schoolmeester. Midden-Delfkrant Jaarlijks keerden verschillende uitgaafposten terug. Naast het onderhoud van de armen werden er regelmatig uitgaven gedaan voor de opvang van vreemdelingen en vluchtelingen. Ook werden er gevangenen in het buitenland losgekocht. Elk jaar werd er geld uitgetrokken voor de aankoop van tarwe en rogge, voor het malen van graan, voor het bakken van brood, voor boter en kaas, en voor turf. Dikwijls werd er kleding verstrekt, zoals sokken, hemden, borstrokken en mantels. De schoenmaker leverde in opdracht van de diaconie schoenen aan de armen. De begrafenis van mensen die geen geld hadden, werd ook door de diaconie betaald. Personen die arme alleenstaanden en weeskinderen verzorgden, kregen een financiële bijdrage. De schoolmeester ontving elk jaar een bedrag voor het onderwijs aan arme kinderen. De kerkeraad hoopte dat deze jongens en meisjes dan later in staat waren voor zichzelf te zorgen . 1\.veemaal de N.H. kerk van Schipluiden vóór de restauratie van 1956-'58. De preekstoel bevond zich vanaf 1810 op de plaats van de huidige hoofdingang. Het orgel was sinds 1869 opgesteld op een speciale galerij vóór in het koor. 15 Uitgaven van de diaconie, 1635-1675 Jaar Uitgaafposten Gld. St. Pen. 1635 A rij Jansen Bacx van geleverde tarwe en rogge Cornelis joppen, de bakker, voor het brood bakken Pieter Pietersz., korenmolenaar, voor het koren malen Meester Andries, van het leren van de arme kinderen Gerret Leendersoen, schoenmaker, een paar 'toffe/en' voor jan Leenderfsen Een bekeerde jood Voor twee vissersvrouwen om hun man te verlossen van Duinkerker kapers Een student jan Dircks. voor 2 ton turf Verschillende arme personen, 'soels soldalen ende arreme bootsgesellen Diverse personen die gekomen zijn uit Duitsland, Engeland, Ierland en uit andere kwartieren (predikanten, studenten, schoolmeesters, bootsgezellen en andere personen} jannetje Willems vanwege het wassen van de kleren van A rij Cornelis Abraham Gerritsen, vanwege de ziekte van zijn vrouw en voor het maken van de doodkist De dokter, omdat hij twee keer Neeltgen Dirckx bezocht heeft Judith Cornelis voor twee paar kousen voor haar kinderen Abrahamjacobs vanwege een kaas voor A rij fans de schoenmaker Cornelis Harmen van den Bosch vanwege 13 stukken boter ten behoeve van A rij jansz. Nog een manspersoon die 16 jaar 'van den Thrck' gevangen is geweest Hendrik Claessen, verver, voor vier weeskinderen Willem Koelen uit Delfshaven, die door de Thrken gevangen was, 'tot sijn lossinge' Een borstrok voor Maertge Pieters Annetje Pieters een halve ton turf Annetje Pieters voor spijs en drank Maertge Pieters voor twee hemden en wat garen Een doodskist voor Cornelis Willemsz. van der Schale Passanten en verdreven lieden Heyndrickjacobsz. Vermeulen, schoenmaker van een paar schoenen te lappen en een paar nieuwe schoenen en een paar muilen voor Oerrit Pietersz. Willem Cornelis 1benvelt vanwege de 'mondkost' van Cornelis Hugen (een halfjaar} Cornelis Harmensz. van den Bosch de huishuur van het huis, waar de oude schoolvrouw woont jacob Huygen, kleermaker, voor de verzorging van Hester Heyn Dircksx Heyndrick Heyndricksz. voor het onderhoud van Maertge Pieters, het oude 'vroet-wijff' Voor het af/eggen van Claes van der Flick Voor een half vat bier, toen Claes van derFlick begraven werd 80 ton turf Een dominee, die in Thrkije gevangen zat Dirck van der Schild voor rogge, tarwe en bakloon Passanten 102 7 0 11 2 0 2 15 8 12 0 0 1 12 0 2 2 12 10 0 0 1 0 10 10 19 18 0 0 8 72 7 4 3 0 20 0 0 3 0 0 12 8 0 7 0 4 15 8 2 2 0 8 8 0 4 0 0 1 0 6 3 19 5 12 0 0 8 0 0 5 0 0 14 2 15 0 0 0 65 0 0 7 10 0 30 0 0 35 0 0 2 1 5 15 0 12 25 2 161 10 0 16 0 0 8 63 10 0 1645 1651 1652 1653 1655 1657 1660 1665 1669 1675 achttiende iaanran nr. 2 12 m i 1 Midden-Delfkrant 16 7. De schuilkerken van de katholieken Stalpaert van der Wiele Met de Reformatie verloren de katholieken in 1572 niet alleen hun kerken, maar werd hun ook de vrije godsdienstuitoefening verboden. De Noordelijke Nederlanden werden door Rome tot missiegebied verklaard; de kerkelijke hiërarchie werd opgeheven. Hierna brak er een uiterst moeilijke tijd aan voor de aanhangers van de oude religie. Omdat ze hun geloof in het diepste geheim moesten uitoefenen, zijn er weinig geschreven berichten bewaard gebleven. Een grote groep wist na de Reformatie niet bij welke kerk men zich moest aansluiten. Het woord van een daadkrachtig priester kon twijfelaars weer terugbrengen bij de moederkerk. Echte 'bekeringen' waren het niet , omdat men zich veelal (nog) niet had aangesloten bij de Gereformeerde Kerk. De eerste priesters die na de Reformatie de omgeving van Schipluiden bezochten, kwamen uit Delft. Een bekend Delfts pastoor was Jan Baptist Stalpaert van der Wiele jan Baptist Stalpaert van der Wiele. Omstreeks 1615. - - 1-L.&.!--...l - !--·----.---I") 1") .........,.....,: 1(\(),1 (1579-1630). Een groot deel van Delfland rekende hij tot zijn arbeidsveld. Hij stond bekend als een beminnelijk man en een uitstekend spreker. Wilhelmina Reeck, een tijdgenote, schreef over hem een biografie. Zij vertelt ons 'dat hij zelden preeckte, of hij hadt altijd nieuwe Christenen, luttel ofte veel, jae altemet een geheel huisgezin. ..' Uit een merkwaardige ontmoeting in Zouteveen blijkt de werkwijze van Stalpaert van der Wiele: 'Op een Sint fansavond (23 juni} is 't gebeurt, dat men ons eerwaarden Vader, passerende door de Venen ende begeerigh om een gelegenheid te vinden, waer hij eenich geestelick profijt zoude mogen doen, zoo ziet hij ten lesten een vrou zitten, die een croon maekte van een kruit, dat men Hemelsleutels hiet. (N.B. Hier wordt de sleutelbloem of het SintJanskruid bedoeld. Het was een bijgelovig gebruik om deze bloem vóór zonsopgang te plukken en kransen ervan aan de gevel te hangen ter beveiliging tegen de bliksem). Ende hij, een weinich vermoeit zijnde, sprak deze vrou aen, vraghende: wat het vlechten van die croon beduyde; daer zij weinich reden van wist te gheven; maer zij had wel hooren zeggen: dat men dit deser tijt 's jaers placht te doen. Hij is met dese occasie in 't huys gecomen ende heeft aldaer gevonden oude luyden, die van 't Catholicke geloof vervallen waren en jonge menschen, die gheen gheloof en hadden. Dan, eer hij uit dit huys gegaen is, op dienzelfden dach, zoo heeft hij daar biecht gehoord, gedoopt, gekerstend ende getrout, want het was volck, dat van Godt aft Zijn gebodt en wisten. Ende ons eerwaarden Vader heeft se volcomentlick Catholick gemaekt, God sij gelooft!' Na 1592 werden de missioneringsactiviteiten voor de buitengebieden overgenomen door Jezuïeten die zich in Delft hadden gevestigd. Schuilkerken Toen de ergste storm van de Reformatie was geluwd, zochten de rondtrekkende missionarissen naar vaste plaatsen waar de mis kon worden opgedragen. De gelovigen ontmoetten elkaar in z.g. schuilkerken, schuren en zolders van grote boerderijen die met eenvoudige middelen geschikt waren gemaakt voor de uitoefening van de katholieke eredienst. De Delftse jezuïetenpater Nicolaas van Dorp bezocht in de periode 1630-1642 regelmatig de schuilkerken in de naaste omgeving van Schipluiden. Van 1644-1662 werkte hier de Delftse jezuïet Johannes Verwey. In zijn tijd werd het katholicisme steeds openlijker beleden. Dit blijkt uit het huwelijk van de schilder Johannes Vermeer. Op 20 april 1653 kreeg hij in Delft toestemming om zijn huwelijk met Catharina Bolnes in Schipluiden katholiek te laten inzegenen. Voor zijn schoonmoeder Maria Thins, die al jaren bij de jezuïeten kwam, was Schipluiden de aangewezen plaats voor het huwelijk voor haar dochter. Vermoedelijk vond de plechtigheid plaats in een schuilkerk onder BodenpijL Dit ambacht was vrijwel geheel katholiek en had een katholiek bestuur, dat het bestaan van een schuilkerk oogluikend toestond. De predikanten van Schipluiden en Maasland klaagden over het opkomende katholicisme. Op 7 april1654 gelastten president en raden van de Hof van Holland, het hoogste rechterlijke college, Wilhelmus van der Hoeff, de baljuw van Delfland, een onderzoek in te stellen naar de uitoefening van het katholieke geloof. Korte tijd later antwoordde de baljuw: 'als dat ick den 26 April sij geweest tot Scipluyden ende Maeslant, ende verscheyde huysen onderwegh hebbe aengeweest, doorsocht ende gevisiteert; doch hebbe de minste vergaderinghen ofte conventieuien aldaer niet conden vinden, gehouden te werden~ De baljuw moet tijdens zijn rondreis zijn ogen hebben toegeknepen, want een ieder wist in die tijd de schuilkerken te vinden. Statie Schipluiden In 1657 stichtte pater Johannes Verwey een schuurkerkje op het erf van de boerderij van Johannes van der Hoeve in BodenpijL Hij bleef zelf in Delft wonen, maar zijn opvolger pater Gerardus Schade vestigde zich in 1662 bij de kapel in BodenpijL In 1681 kwam op deze plaats een nieuw katholiek kerkje. Het was nog Midden-Delfkrant 17 steeds niet meer dan een schuur, terwijl de pastorie onder hetzelfde dak werd gebouwd. Hier ging de jezuïet Norbertus Aerts wonen. Zijn werkgebied (statie) omvatte behalve het dorp Schipluiden ook de buurtschappen Hodenpijl, Den Hoorn, Abtswoude en een deel van De Lier. Daarnaast verzorgde hij een aantal katholieken in Maasland en Maassluis. In 1684 kwamen daar ook nog acht families bij uit Zouteveen. Pastoor Norbertus Aerts heeft een verslag nagelaten van zijn werkzaamheden. In 1688 doopte hij in Schipluiden twaalf personen, hij trouwde er zeven, er hadden twee bekeringen plaats en aan twaalf mensen werd het laatste oliesel toegediend. Het aantal communies bedroeg ongeveer 3000. Op enkele feestdagen vond een algemene Heilige Communie plaats. Op deze dagen had hij het bijzonder druk en was van 's morgens vroeg tot half twee in de namiddag in de weer. De katholieken kwamen van alle kanten en sommigen moesten daarvoor meer dan een uur reizen. Intussen zorgde het uit Frankrijk afkomstige Jansenisme voor een tweespalt binnen het katholieke kamp. Het Jansenisme vond in de Jezuïeten felle tegenstanders en de twist liep zo hoog op, dat de Staten van Holland en West-Friesland in 1708 ingrepen. De Jezuïeten werden verbannen, zo ook de pastoor van HoctenpijL Na korte tijd werd hier een fransciscaner pater als pastoor aangesteld. Even voor het jaar 1722 brak er brand uit in het schuurkerkje, waarbij het rieten dak verloren ging. Bij de restauratie werd de pastorie bij het kerkje betrokken. De pastoor ging aan de overkant van het water langs de rijweg wonen, waar voor f 3000,- een huis met tuin was gekocht. Omdat katholieke kerkbesturen geen rechtspersoonlijkheid bezaten, kwam dit bezit op naam van enkele trouwe katholieken te staan. In de nieuwe pastorie werd een kamer tot kapel ingericht, waar doordeweeks de mis werd gelezen. Men gebruikte de kerk alleen op zon- en feestdagen . De uitoefening van het katholieke geloof werd inmiddels openlijk toegelaten. Wel moest de katholieke gemeenschap in ruil voor deze 'vrij heid' van godsdienst állerlei belastingen betalen aan de baljuw. Schipluiden was deze gerechtsdienaar jaarlijks zo'n 230 gulden schuldig. Pas in 1787 werden deze belastingen door de Staten van Holland afgeschaft. Inmiddels was er ook een einde gekomen aan de periode van de schuilkerken. Boven: Fragment van een kaart met enige landerijen in de Kerkpolder, Johan van Beest, 1634. Op deze afbeelding is langs de Gaag de schuur te zien, die in de loop van de l7e eeuw uitgroeide tot een schuilkerk van de katholieken. Op de lokatie van de bebouwing direct ten zuiden daarvan ontstond later de buitenplaats Hodenpijl. Algemeen Rijksarchief 'sGravenhage. Onder: 'Roomschen Kerkje bij Schipluiden; aan de smalle rijweg langs de Gaag, met rechts een deel van de bebouwing van de buitenplaats Hodenpijl, 1833. Gemeente-archief Delft. achttiende ·aar an nr. 2, 12 mei 1994 18 Midden-Delfkrant 8. Enkele opzienbarende gebeurtenissen in de kerk Een deftige begrafenis Op 22 april 1762 stierf te 's-Gravenhage Adolf Juli us Burchard, baron van Ruffel, heer van Verborg, Schipluiden, Rodenpijl en St. Maartensrecht, landdrost van Salland. Deze adellijke heer, afkomstig uit Overijssel, trouwde op 3 februari 1739 in de kerk van Schipluiden met Cernelia Maria de Jonge van Ellemeet. Door dit huwelijk kwam hij in bezit van de heerlijkheden Schipluiden, Rodenpijl en St. Maartensrecht. Cernelia Maria stierf op 24 september 174 7 te 's-Gravenhage en werd in de kerk van Schipluiden begraven. Op 28 april 1762 vond in dezelfde kerk de bijzetting plaats van het lichaam van haar echtgenoot, baron van Huffel, enz. De rekeningen van deze laatste begrafenis zijn bewaard gebleven, zodat een reconstructie bijna volledig mogelijk is. De doodkist was van best eikehout vervaardigd en kostte, inclusief acht handvaten, f 83,-. De kist werd voor f 35,- met lood bekleed. Er waren 318 rouwbrieven gedrukt, die met zwarte lak werden verzegeld. De diaconie-armen van 's-Gravenhage kregen f 42,-. Vanaf het sterfhuis vertrok men met rijtuigen naar Delft. Voorop ging de wapendrager, die het gesneden wapenschild van de baron droeg. Hij werd gevolgd door twee assistenten, die onder meer de vergulde sporen en de vergulde degen van de overledene mee voerden. Daarna kwam de lijkkoets, omringd door zestien generaliteitsboden, die als dragers mee liepen. Er waren acht volgkoetsen, waarin familieleden en adellijke vrienden zaten. De gehele stoet werd omgeven door 32 flambouwdragers. Allen waren gekleed in een passend gewaad, waarvoor apart betaald moest worden. De begrafenisbidder Willem v.d. Haar was hiervoor verantwoordelijk. Hij zorgde zelfs voor de kleding van de in de stoet mee reizende verwanten. Vanaf Delft ging de stoet met het oude stadsjacht naar het dorp Schipluiden. In Schipluiden had men intussen niet stil gezeten om het stoffelijk overschot van de ambachtsheer plechtig te ontvangen. Jan Wassenberg, de koster van de kerk, had het overlijden van 'Zijn Hoog Edelheijt' in het dorp bekend gemaakt. Hiervoor bracht hij f 1,16 in rekening. Vervolgens was in de kerk de grafkelder geopend (f 3,- voor de kerk en f 3,- voor de koster). Dagelijks werd er, terwijl het lichaam boven aarde stond, geluid; bij elkaar zo'n zeventien uur, waarvoor de kerk f 35,- en de koster f 20 ,80 berekende. In de kerk waren tijdens de plechtigheid de kaarsen ontstoken. De schout , de predikant en de schoolmeester ontvingen nieuwe rouwbanden. Ook hier werd weer voor speciale rouwmantels en handschoenen gezorgd . In Schipluiden ontvingen twintig dragers gezamenlijk f 182,- en twaalf flambouwdragers f 18,-. De armen van het dorp kregen f 105,-. De totale kosten van deze deftige begrafenis bedroegen f 2.363,98 (in die tijd ongeveer zeven maal het jaarloon van een arbeider) . Om zijn gedachtenis te bewaren, liet de familie in het koor van de kerk van Schipluiden een rouwkast met de wapens van baron van Huffel, enz. ophangen. De kosten van dit gedenkteken, waaraan verschillende ambachtslieden en kunstenaars hebben gewerkt, waren f 810,-. De rouwkast heeft men vermoedelijk tijdens de Franse tijd uit de kerk verwijderd. De grafkelder waarin de baron en zijn echtgenote waren bijgezet, is bewaard gebleven. Tijdens de restauratie van de kerk van 1956-'58 bleek dat er in deze kelder twee loden doodkisten stonden. Volgens oud-kerkvoogd J.A. Bos waren de kisten open gesneden en hadden ze geen inhoud meer. Mogelijk zijn de lichamen in het verleden elders herbegraven. Een bijzondere doop Op 11 juni 1775 vond in de namiddagdienst van de hervormde gemeente te Schipluiden de plechtige doop plaats van een in het dorp woonachtige neger. Uit het notulen- boek van de kerkeraad blijkt, dat aan deze gebeurtenis een speciale consistorievergadering was voorafgegaan . De doop betrof de kok van Willem Hendrick van Steenberch, Oud-raad in de Edele Hove van Politie en Criminele Justitie van Suriname. Van Steenberch bezat in dit overzeese wingewest één of meer (suiker)plantages. Door de gezamenlijke planters was hij in de Raad van Politie gekozen om zorg te dragen voor de handhaving van de openbare orde en de rechtspraak. Veel zaken die onder zijn toezicht werden behandeld, hadden te maken met de slavenhandel en de slavernij. In 1768 keerde Willem Hendrik van Steenberch terug naar Holland. In zijn gevolg bevond zich een negerslaaf, die vermoedelijk in ruil voor zijn 'vrijheid' was meegegaan. Van Steenberch kocht in 1769 het kasteel Keen en burg te Schipluiden. Tevens werd hij ambachtsheer van Schipluiden, Hodenpijl, St. Maartensrecht en Dorp. In het kerkregister kan men lezen dat de schoolmeester de neger Nederlands leerde spreken en lezen. Ook werden hem de eerste beginselen van de calvinistische leer bijgebracht. Op 11 april 1775 legde de man ten overstaan van twee ouderlingen 'een zeer voldoende belijdenissedes geloofs ' af, waarna hij op 11 juni van hetzelfde jaar werd gedoopt. Bij deze gelegenheid ontving hij de naam Hendrick de Koek (een verwijzing naar zijn meester en zijn werk) . Eén van de bijbellezingen tijdens de doopdienst betrof een fragment uit Handelingen 8, het bekende verhaal over de kamerling uit Morenland. De tekst voor de prediking was afkomstig uit Jesaja 60, vers 3: 'Ende de Beydenen sullen tot uwen lichte gaen' (Statenvertaling) . Uit het lidmatenregister blijkt, dat Hendrick de Koek nog geruime tijd in Schipluiden heeft gewoond. In de naamlijst van september 1786 vinden we zijn naam tussen een zekere P. den Braven en diens dochters Sophia en Elisabeth den Braven. Waarschijnlijk behoorden deze personen eveneens tot het dienstpersoneel van de Keenenburg. Willem Hendrick van Steenberch maakte in 1787 nog een reis naar Suriname. Op 8 december 1788 stierf hij te Schipluiden, waar hij in de hervormde kerk werd begraven. In de koorafsluiting hangt nog altijd een indrukwekkend gedenkteken te zijner gedachtenis. Midden-Delfkrant Het kasteel Keenenburg dat Van Steenberch nogal ingrijpend had verbouwd, werd na zijn dood vermaakt aan zijn moeder Maria Elisabeth Bachman. Het personeel bleef vrijwel geheel gehandhaafd. Op 24 augustus 1790 werd een buitenechtelijk kind (Hendrika) van Hendrick de Koek en Sophia den Braven gedoopt in de Oude Kerk te Delft. Maria Elisabeth Bachman overleed op 8 juni 1791. Hendrick de Koek voelde zich na de dood van deze laatste meesteres blijkbaar vrij genoeg om officieel met Sophia in het huwelijk te treden. Ze trouwden op 23 oktober 1791 in de hervormde kerk van Schipluiden. Kort daarna vertrokken ze naar 's-Gravenhage, waar hun tweede kind (Leendert Albertus) op 15 november 1792 werd geboren. Hendrick de Koek stierf op 21 april 1814, oud 75 jaar. Sophia, die zo'n 23 jaar jonger was, overleed op 20 februari 1842. Hun nakomelingen waren erg verrast toen ze een aantal jaren geleden vernamen, dat ze een donkere voorvader hebben gehad. De vermelding van de bijzondere doop in het kerkregister van de hervormde gemeente Schipluiden maakte veel duidelijk over de herkomst van dit verre familielid . 19 'Keenenburg van agteren in 1728; Vd. Burch. Links het rechthuis van Schipluiden en de N.H. kerk, nog met stenen toren. Aquarel van E. v.d. Burgh. Gemeente-archief Delft. 9. Een poging tot naasting van de oude kerk Nieuwe wetten Met de Franse revolutie kwam er een einde aan de overheersende positie van de Gereformeerde of Hervormde Kerk. De katholieken kregen nu vrijheid van godsdienst en het vooruitzicht de hun afgenomen kerken weer terug te krijgen. Dit laatste speelde met name in plaatsen waar de meerderheid van de bevolking katholiek was. In 1798 werd door de Nationale Vergadering bij wet geregeld, dat het plaatselijk bestuur een schikking moest treffen tussen de katholieken en protestanten. De groep die het grootste aantalleden telde, mocht zijn voorkeur uitspreken over het al of niet naasten van de kerk. Wanneer men het oude kerkgebouw terug wilde hebben, moest men een evenredig deel van de geschatte waarde van het kerkgebouw uitkeren aan het kerkgenootschap dat van zijn aanspraken afstand had gedaan. In Schipluiden rekte het hervormde kerkbestuur de onderhandelingen tot 1801 , toen er een nieuwe wet kwam die bepaalde dat de toestand zou blijven zoals die was aan het begin van deze eeuw. Maar in 1808 20 vaardigde Ladewijk Napoleon opnieuw een decreet uit, dat de katholieken de mogelijkheid gaf om hun oude kerken terug te krijgen. Commissie Loncq In verschillende departementen werden commissies ingesteld om de gevallen die onderling niet geregeld konden worden te onderzoeken en zo mogelijk te regelen. De commissie Loncq kreeg de kwestie Schipluiden te behandelen. De katholieke kerkmeesters in Schipluiden eisten hun rechtmatig aandeel in de kerkelijke gebouwen en fondsen, gebaseerd op de goddienstige verhouding van het aantal inwoners. Volgens de opgave telde: Schipluiden 197 hervormden en 201 katholieken Midden-Delfkrant 10. Een nieuwe r.k. kerk op Rodenpijl Plannen voor een nieuwe kerk In 1814 werd in de grondwet vastgelegd, dat alle godsdiensten en kerkgenootschappen gelijke rechten hadden. Het katholieke kerkbestuur van Schipluiden besloot in de jaren daarna haar schuurkerk het aanzien te geven van een volwaardig bedehuis. In 1822 kreeg het gebouwtje meer passende ramen en een toren met een klok. In hetzelfde jaar kwam er naast de kerk een eigen begraafplaats. Het kleine kerkhof werd afgesloten door een hoge muur. Aan de noordzijde van de voormalige Boerenleenbank aan de Tramkade is nu nog een deel van deze muur te zien. Rodenpijl 39 hervormden en 113 katholieken Dorp 61 hervormden en 33 katholieken. In totaal dus 297 protestanten tegenover 34 7 katholieken. De hervormde kerk probeerde aan deze aanslag op haar bezit te ontkomen. De hervormden verdedigden hun wettig recht op de kerk, de pastorie en de fondsen. Zij beriepen zich erop, dat de kerk in het dorp niet meer de kerk van de katholieken was. Met de brand in 1616 waren immers de middeleeuwse kerk, de pastorie en de school verwoest. Het herstel van deze gebouwen was betaald uit vrij willige giften en een aantal beschikkingen van de Staten van Holland. Hierbij werd niet vermeld, dat de katholieken door de betaling van accijnzen op bier, wijn en turf voor een belangrijk deel hadden meebetaald aan de opbouw van de kerk. De commissie Loncq was echterovertuigd: de katholieken konden geen aanspraak meer maken op de oude dorpskerk van Schipluiden. De r.k. kerk en pastorie langs de Rijksstraatweg in Hodenpijl, ca. 1955. Het kerkje bood slechts korte tijd voldoende opvang. Al snel steeg de behoefte aan een nieuw en ruimer kerkgebouw. Hoewel sinds 1797 een brug de pastorie langs de rijweg met het kerkje verbond, werd de ligging aan de smalle zijde van de vaart steeds meer als ongemakkelijk ervaren . In 1837 werd besloten om naast de pastorie aan de rijweg een nieuwe grotere kerk te bouwen. Tijdens het maken van de plannen was er een zekere oppositie tegen deze plaats. De secretaris van het kerkbestuur, Christopher Edouard Machen, stelde voor de kerk in het dorp Schipluiden te bouwen. Hij dacht aan het terrein van de Keenenburg, dat sinds de sloop van het kasteel in 1798 onbebouwd was gebleven. Dit was een aangenamere lokatie voor de geestelijken, bovendien zou hun persoonlijke veiligheid hier beter beschermd worden. Renteniers die in de buurt van een kerk wilden wonen, zouden niet naar Delft of andere plaatsen behoeven te verhuizen. De dagelijkse vieringen zouden door meer mensen worden bezocht. Het voorstel van de secretaris werd niet aangenomen. Rodenpijllag meer in het centrum van de statie. Het verzorgingsgebied van de pastoor strekte zich uit van het Bonte Huys (aan de Noordhoorn) tot de Kogelgieterij in Delft en van Groeneveld tot de Midden-Delfkrant 21 Interieur van de r.k. kerk van Hodenpijl, 1924. Vlaardingse Schouw. Begin 1839 werd definitief gekozen voor een bouwplaats naast de toenmalige pastorie in BodenpijL Waterstaatskerk Architect A. Roodenburg maakte het bestek van de nieuwe kerk. Het werd een waterstaatskerk, een kerk gebouwd onder auspiciën en met toestemming van de hoofdingenieur van Rijkswaterstaat. In 1815 had koning Willem I het Departement van de Eredienst ingeschakeld. Via Rijkswaterstaat konden kerkbesturen een geldelijke bijdrage ontvangen voor de bouw van een nieuwe kerk. Het r.k. kerkbesh.Jur van Schipluiden vroeg in 1838 subsidie aan. Bij de aanvraag bevond zich een verklaring van de architect over de bouwvalligheid van de oude kerk. Ook waren enkele tekeningen bijgevoegd van de nieuwe kerk. Het kerkbestuur kreeg voor de bouw van de rijksoverheid f 4.500,- en van de provincie f 2.000,- subsidie. De nieuwe kerk zou zo'n f 30.000,- gaan kosten. Hiervoor werd een lening gesloten van f 14.000,- in 140 aandelen van f 100,-, tegen vier procent rente en een premie van vier procent bij elk aandeel dat werd uitgeloot. De nieuwe kerk van Bodenpijl werd een eenbeukig gebouw, in neo-classicistische stijl, met een gepleisterd front, ionische muurzuilen en op het front een vierkante trommel met gebasseerde hoeken, bekroond door een koepeltorentje met een groot kruis. De kerk kreeg een gestukadoord houten gewelf met steekkappen. Deze neo-classisistische bouwstijl werd vooral toegepast door op Frankrijk georiënteerde architecten. De bouwer was het aannemingsbedrijf J. de Kroon uit 's-Hertogenbosch. Op 13 oktober 1840 werd de kerk plechtig ingewijd. Parochie Schipluiden In 1842 telde de statie 660 communicanten. Toen in 1853 het herstel van de Nederlandse bisdommen plaatsvond, werd Schipluiden van missie- statie verheven tot een zelfstandige parochie. Deze parochie Schipluiden omvatte de gemeenten Schipluiden, Hadenpijl en St. Maartensrecht (waaronder ook het oude Dorpambacht viel), een groot deel van Hof van Delft (met de dorpen 't Woudten Den Hoorn), gedeelten van VlaardingerAmbacht en De Lier. Het was een uitgestrekt gebied met een grotendeels welvarende boerenbevolking. Vanaf Bodenpijl werd een nieuw kerkpad aangelegd naar Abtswoude. De bewoners van deze buurtschap behoorden vanouds bij de statie Schipluiden, maar hadden er nooit gekerkt. Abtswoude kwam echter ook nu niet. Daarnaast bleven veel inwoners van Den Hoorn naar Delft trekken. Toen in 1872 De Lier een eigen r.k. kerk kreeg, verloor Schipluiden ook de parochianen uit die omgeving. Rond 1900 ontstonden er plannen om bij de kerk een meisjesschool met zusterhuis en een jongensschool met onderwijzerswoning te stichten. achttiende ·aar an nr. 2, 12 mei 1994 22 Midden-Delfkrant Deze plannen gingen niet door. Bodenpijl groeide niet uit tot het krachtig katholiek centrum, dat voor ogen stond. De daarvoor opzij gelegde financiën werden in 1917 benut voor de aankoop van de gronden waarop een parochiekerk voor Den Hoorn werd gebouwd. Met de stichting van een nieuwe parochie aldaar verloor de parochie van Schipluiden het grootste deel van haar gelovigen. Den Hoorn was na 1900 door de opkomende tuinbouw tot grote bloei gekomen. Door dit verlies verviel Schipluiden tot een derderangs parochie. In 1929 werden de parochianen van Groeneveld en De Lier uitgeschreven. De parochie was zijn streekfunctie kwijt. Een kerk in het dorp Schipluiden zou beter op zijn plaats zijn . Toch zouden de parochianen hier nog tot 1963 op moeten wachten; de oorlog en de daarop volgende wederopbouwperiode maakte dat niet eerder mogelijk. Foto van boerderij aan de Lierhand (met kruisen boven keldervensters). Foto F.W van Ooststroom. Het Kruisteken Weert de Duivel van Melk en Zuivel De meeste boerderijen van katholieke families stonden in de zeventiende en achttiende eeuw open voor rondtrekkende priesters. De bewoners accentueerden hun trouw aan de moederkerk door boven de keldervensters rode kruisen te schilderen. Deze kruisen waren bedoeld als afweerteken. In de kelders vond de boter- of kaasbereiding plaats. Veel boeren in Midden-Delfland waren voor hun inkomen afhankelijk van de verkoop van zuivel. De kruisen weerden de boze macht die deze produktie nadelig zou kunnen benvloeden. De katholieken geloofden oprecht in de bezwerende betekenis van het kruis. Voor de missionarissen waren deze tekens aanduidingen, dat de boerderijen bewoond werden door sympathisanten van het katholieke geloof. Al vrij vroeg gebruikten de katholieke boeren in de omgeving van Schipluiden ook de afkorting !.H.S., het z.g. Christusmonogram. De oorspronkelijke betekenis hiervan gaat terug op het Grieks en vormt de afkorting van de naam Jezus. Later herkende men hierin geen Griekse letters meer, maar werden de letters geïnterpreteerd als een afkorting van de Latijnse woorden: 'In Hoc Signo' = 'In dit teken' (het kruisteken). De jezuïetenorde maakte graag gebruik van het !.H.S.-embleem om haar ideaal en zichzelf aan te duiden. Na de Reformatie bezochtenjezuïetenpriesters al vrij snel de katholiek geble- ven boeren in Midden-Delfland. Het is niet uitgesloten dat het Christusmonogram door hun missie-activiteiten over het platteland werd verspreid. Overigens heeft men de vermelde katholieke symbolen tot ver in de negentiende eeuw op de boerderijen aangebracht. Men mist deze tekens bij boerderijen die reeds eeuwen door protestantse families worden bewoond. Wel vindt men hier op de hekpalen soms nog vrome spreuken die verwijzen naar de onbeperkte macht van God. De teksten hebben feitelijk dezelfde beschermende betekenis als de kruisen. Op de veelal afgelegen boerderijen voelden de mensen zich klein en afhankelijk. De spreuken illustreerden hun geloof en verbondenheid met God. In de omgeving van Abtswoude en het voormalige Vlaardinger Ambacht ontmoet men bij boerderijen nog de volgende teksten: 'Ora et Labora ' (Bid en werk). 'Wie kan keeren de hand des Heeren.' Aan Gods zegen, is 't al gelegen.' Al wie met God de dag begint Blijft tot de avond welgezind.' 'De landbouw is mijn lust, de vriendschap is mijn leven, En alles wat ik heb, is mij van God gegeven.' '0 Grote God, Hemelkoning, Bescherm ons op deez' woning.' Midden-Delfkrant 11. De afscheiding van de gereformeerden Ontstaan van gereformeerde kerk Een groeiend aantal gelovigen keerde zich in de tweede helft van de vorige eeuw af van de Hervormde Kerk. Ze werden de dolerenden genoemd, omdat ze treurden over de gang van zaken in de Kerk. De beleving van de bijbelse boodschap was in de Hervormde Kerk sterk op de achtergrond gekomen. Ook verwierpen steeds meer mensen de overheidsrol in deze Kerk. De dolerenden streefden naar een vrije Kerk en legden grote nadruk op de belijdenisgeschriften. Zij bepleitten een 'reformatie' van de Hervormde Kerk. Uiteindelijk leidde dit denken tot het ontstaan van de Gereformeerde Kerk in Nederland. 23 snel groeiende steden was veel vraag naar zuivelprodukten, waarvoor goede prijzen werden betaald. Deze boerenfamilies en de beter bemiddelde middenstanders bleven in Schipluiden hervormd. Kerkgebouwen Inmiddels besloten de gereformeerden een eigen kerkgebouw aan de Singel op te richten. Metselaar E. Pleijzier en timmerman J. de Ridder namen de bouw aan voor een bedrag van f 5.650,-. Op 8 januari 1893 werd de kerk in gebruik genomen. Prof. dr. W. Geesink, oud-predikant van de hervormde gemeente Schipluiden, hield de eerste prediking naar aanleiding van Jesaja 14, vers 32: 'Wat zal men dan antwoorden den Boden des volks. Dat de Heere Sion gegrond heeft, opdat de bedrukten des Reeds vóór 1886, hetjaar van de Doleantie, waren er in Schipluiden personen die in Delft en Maasland deelnamen aan godsdienstbijeenkomsten van 'ware vromen'. In 1886 stelde schoenmaker A. Zoutendijk aan de Vlaardingse kade zijn werkplaats ter beschikking. Later verhuisde men naar een schuur van metselaar E. Pleijzier aan de Dorpsstraat. Predikanten uit de omgeving verzorgden hier schuurkerkdiensten. In 1891 probeerden verontruste leden van de lokale 'Gereformeerde Vereniging' nog de kerkeraad van de hervormde gemeenteSchipluiden te bewegen 'de reformatie' van de eigen kerk ter hand te nemen. Het verzoek bleef onbeantwoord, waarna op 8 april1892 de 'Gereformeerde Kerk' van Schipluiden werd opgericht. Tot de 'kleine luiden' van Schipluiden moeten de schippersfamilies Maan, Eikelenboom, de Bruijn en Van der Windt gerekend worden. Volgens Nic. van der Windt ontstond de gereformeerde kerk in de roefjes van de westlanders (vrachtvaartuigen). Bij laad- en losplaatsen, maar ook wel onderweg, kwamen de schippers bij elkaar aan boord om over geloofszaken te praten. De plaatselijke schippersstand moest aan het eind van de vorige eeuw hard werken om een redelijk inkomen te verkrijgen. Men was dagen van huis en men behielp zich aan boord met zeer eenvoudige hulpmiddelen. De boerenstand daarentegen had het in die tijd veel beter. In de Beide afbeeldingen zijn kort na 1900 vanaf de Valbrug gemaakt. De lokale scheepvaart was in die tijd nog erg belangrijk. Aan de Singel staat de gereformeerde kerk. achttiende jaargang nr. 2, 12 mei 1994 24 Midden-Delfkrant volkseene toevlucht daarin hebben zouden.' De kleine gereformeerde kerk had nu wel een kerkgebouw, maar nog geen eigen predikant. Hiervoor moest eerst een pastorie worden gebouwd, hetgeen opnieuw grote financiële offers vroeg. Voor de bouw van deze woning werd een hypotheek afgesloten van f 4.000,-. De pastorie aan de Keenenburgweg (het pand ten zuiden van de Rabobank) kwam in oktober 1895 gereed. 'IWee maanden later werd de eerste gereformeerde predikant, ds. G . Elshave, beroepen. De gereformeerde kerk kende enkele opvallende predikanten. Van 1907 tot 1912 stond hier ds. F.W. Grosheide, die na zijn standplaats Schipluiden hoogleraar werd aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. In 1928 deed dominee]. de Koning zijn intrede. Hij diende de kerk van Schipluiden tot aan zijn arrestatie door de Duitsers in april 1944. Hij overleed acht maanden later in het concentratiekamp Neuengamme. Na de oorlog werd het kerkgebouw aan de Singel snel te klein. In 1954 besloot de gereformeerde kerk over te gaan tot de bouw van een nieuwe kerk met consistorie aan de dr.]. de Koninglaan. Hier was in 1950 al een nieuwe pastorie in gebruik genomen. Het nieuwe kerkgebouw werd op 10 februari 1955 plechtig in gebruik genomen. De uiteindelijke kosten bedroegen zo'n f 117.000,-. In 1977 verrees naast de kerk een nieuw gebouw met een vergaderzaal, waaraan de naam 'De Boeg' werd verbonden. Deze nieuwbouw was mogelijk door de verkoop van de voormalige gereformeerde school (het latere 'Jeugdhuis') aan de Keenenburgweg. Van 1896 tot 1953 hebben de gereformeerden van Schipluiden hier school gehouden. De fusie met de hervormde schoolvereniging op 1 september 1953 betekende het begin van de toenadering met de hervormden. Links: Het gereformeerde kerkgebouw aan de Singel heeft van 1893 tot 1955 dienst gedaan. Onder: De nieuwe gereformeerde kerk aan de dr.]. de Koning/aan. Dominee]. De Koning, 1896-1944 Op 17 juni 1928 werd ds.]. de Koning bevestigd als predikant van de gereformeerde kerk van Schipluiden. Op 18 oktober 1940 promoveerde hij tot doctor in de godgeleerdheid aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Zijn proefschrift had als onderwerp: 'Studiën over de El-Amarnabrieven en het Oude Testament inzonderheid uit historisch oogpunt'. Dominee De Koning woonde vanaf 1936 in Delft, maar kwam in 1942 terug naar Schipluiden. De kerkeraad huurde voor hem een woning aan de Rijksstraatweg, tegenover Schoutjansheul. Joodse landgenoten en onderduikers wisten zijn huis te vinden als toevluchtsoord. Ook voor de knokploegen was de pastorie een belangrijke ontmoetingsplaats. In november 1943 verleende de predikant enige tijd huisvesting aan twee Amerikaanse vliegers die na een sensationele worsteling uit de trein waren gevlucht bij de Abtswoudse weg. Zij ontkwamen later via Den Haag en Brussel naar Parijs, waar ze gevangen werden genomen. Een half jaar later vond de Sicherheitsdienst vanuit Parijs het spoor terug naar Schipluiden. Op 17 april 1944 deed de Sicherheitspolizei een inval in de woning van dr. De Koning. Hij werd met anderen die in zijn huis waren, onder wie een zoon, gearresteerd en naar de gevangenis van Scheveningen overgebracht. Op 6 juli 1944 werd hij naar het kamp Vught getransporteerd, waar hij één vari de leidende figuren werd. Hij sprak troostvolle woorden en organiseerde allerlei activiteiten om de lange dagen te bekorten. Op 5 augustus 1944 werd hij, voor de geallieerde legers uit, naar het kamp Amersfoort overgebracht. Inmiddels leed hij aan ondervoeding en uitputting. Zijn krachten en zijn optimisme waren gebroken. In oktober 1944 werd hij naar het kamp Neuengamme in Noord-Duitsland getransporteerd, waar hij op 14 december van dat jaar is bezweken. De Gereformeerde Kerk verloor in hem een man van grote wetenschap. Voor de kerkelijke gemeente van Schipluiden was hij een trouwe en ijverige predikant geweest. Terecht is zijn naam in het dorp verbonden met een straat. Midden-Delfkrant 12. De restauratie van de hervormde kerk Plannen In 1949 diende de kerkeraad van de hervormde gemeente bij het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen een subsidieverzoek in voor een algehele restauratie van de oude dorpskerk van Schipluiden. In 1955 waren de plannen voor de restauratie door architectenbureau J- Snijders te Vlaardingen zover gereed, dat de aanbesteding van het werk kon plaatsvinden. De firma Huurman te Delft was de laagste inschrijver met een bedrag van f 238.000.-. Dit bedrag werd al snel overschreden toen bleek dat de fundering van de kerk moest worden versterkt. Bij de afbraak van de toren in 1810 was het kerkgebouw met één travee ingekort. De kerkvoogdij besloot samen met architect E.A. Canneman van de Rijksdienst voor Monumentenzorg de verminking van 1810 weer grotendeels ongedaan te maken. De aanleiding daartoe vormde de ontdekking van oude funderingen, waarin de boogaanzetten van de toren nog zichtbaar waren. Dankzij deze aanwijzingen kon het benedengedeelte van de toren worden gereconstrueerd. De hervormde kerk vóór de restauratie van 1956- '58. Het schip van de kerk bestond toen uit vier traveeën. 25 plaatst naar een pand direct ten noordwesten van de kerk. Hier stond nog steeds het oude schoolhuis. Het gebouwtje, dat in 1862 zijn onderwijsfunctie had verloren, werd ook bij de restauratie betrokken. Naast een nieuwe consistorie kwam hierin een verenigingsruimte ('Het Anker'). Het voormalige schoolhuis vormt met de kerk sinds die tijd weer een monumentaal geheel. De gehele restauratie kostte uiteindelijk bijna f 500.000.-. Hiervan bracht de hervormde gemeente Schipluiden, die toen 272 lidmaten telde, ongeveer f 110.000.- bijeen. Tijdens de werkzaamheden mochten de hervormden de gereformeerde kerk gebruiken voor de kerkdiensten. Restauratie De gehele westelijke travee werd in de vorm van de andere traveeën herbouwd en ingericht als voorruimte van de kerk. Het torengedeelte geeft hieraan met de lage bogen in de zijmuren een bijzonder karakter. Het heeft als eertijds de functie van portaal en accentueert op duidelijke wijze de ingang. Herstel van de bovenbouw van de toren werd niet nagestreefd. Op het schip kwam als kroon een bijna geheel vernieuwde, sierlijke dakruiter. Tijdens de restauratie van 1956-'58 werden de in het verleden toegevoegde verstoringen zoveel mogelijk ongedaan gemaakt. De vensters waarin in de vorige eeuw ijzer en matglas was gezet, herkregen hun glas-in-lood ramen. Ook keerden de gemetselde traceringen terug, in vormen die geïnspireerd. zijn op een overgebleven, oorspronkelijk raam. De kerkeraadskamer die in 1854 in het koor was gebouwd, werd ver- De hervormde kerk na de restauratie van 1956-'58. Het schip van de kerk is met één travee vergroot. Op het dak staat een nieuw, sierlijk torentje. achttiende jaargang nr. 2, 12 mei 1994 Midden-Delfkrant 26 Gevolgen van restauratie Door het herstel van de oude toreningang moest de opstelling in de kerk worden gewijzigd. De preekstoel die voor de restauratie tegen de westmuur stond, werd verplaatst naar de zuidelijke grens van koor en schip. Het doophek, dat vroeger om de preekstoel had gestaan, werd nu als een soort koorhek dwars in het schip gezet voor de toegang van het koor. Het koorhek verhuisde van zijn oorspronkelijke plaats naar de koorronding, waar het nu helaas een wat vreemde afsluiting vormt. De kerkeraad heeft in overleg met Monumentenzorg voor deze niet-historische opstelling gekozen om het koor meer bij de liturgie te betrekken. Door deze inrichting wordt na binnenkomst de aandacht meteen op het koor gericht. De twee grote herenbanken hebben vóór de restauratie altijd tegenover elkaar gestaan. De huidige plaatsing aan de noord- zijde van de kerk hangt nauw samen met het verlangen om bij de prediking de gemeente aan één zijde van de kansel te hebben. Er was dus een duidelijke spanning tussen esthetische ideeën en praktische overwegingen. Het kerkgebouw zelf mag na de restauratie gezien worden als een gaaf voorbeeld van 'boerengotiek' uit het begin van de zestiende eeuw. De bouwwijze is eerlijk en direct, het exterieur heeft geen overdreven versieringselementen. De blokken natuursteen op de steunberen van de kerk zorgen voor een levendige kleur afwisseling. Het is jammer dat het uitzicht op de kerk door de bouw van moderne woonblokken ernstig is beperkt. Het historisch interieur van de kerk bevat nog vele kunstuitingen met herinneringen aan de bewoners van het kasteel Keenenburg. 13. Een nieuwe r.k. kerk in het dorp Schipluiden Plannen voor een kerk en school Toen Den Hoorn en Schipluiden nog samen gebruik maakten van de katholieke kerk onder Rodenpijl werd de ligging halverwege beide dorpen als een goed compromis ervaren. Nadat Den Hoorn in 1917 een eigen katholieke kerk had verkregen, vonden de katholieke Schipluidenaren hun kerk toch wel te excentrisch liggen. Men mocht achteraf toch wel blij zijn dat de plannen voor scholenbouw in Rodenpijl nooit gerealiseerd waren. Den Hoorn bezat sinds 1922 goede eigen schoolvoorzieningen. In Schipluiden was het katholiek onderwijs ondergebracht in de vroegere openbare school aan de Boomgaardslaan. Dit gebouw was kwalitatief slecht en bovendien veel te klein geworden. De katholieke gemeenschap had in de dertiger jaren twee vurige wensen, namelijk de bouw vqn een kerk in de dorpskern van Schipluiden en de stichting van een nieuwe school. Met de komst van pastoor Henricus Theissen in 1938, een naar verhouding nog jonge en energieke man, werden deze zaken meteen voortvarend aangepakt. Er werden grondaankopen gedaan aan de Burgemeester Musquetiersingel. De grond was bestemd voor de bouw van een parochieel centrum, een kerk, een school en zelfs een kerkhof. De bouw van de school kon nog juist voor de 1\veede Wereldoorlog worden gestart. Het ontwerp kwam van architect H.W. Valk uit 's Hertogenbosch en was gebaseerd op de boerderijvorm. Niettegenstaande de oorlogsomstandigheden kon de school in 1941 worden voltooid. Voor een nieuwe kerk maakte dezelfde architect wel een ontwerp, maar voor de bouw kreeg men in de oorlog geen vergunning meer. Ook na de oorlog duurde het nog vijftien jaar, voordat de overheden hun toestemming gaven voor het vervullen van de tweede wens, de bouw van een kerk in het dorp . De r.k. kerk in Rodenpijl heeft van 1840 tot 1963 dienst gedaan. Gedurende de oorlogsjaren hadden de parochianen de voordelen kunnen ervaren van kerken in het dorp. Pastoor Theissen richtte namelijk tijdens het winterhalfjaar de nieuwe school in als kerk. De tocht over de verduisterde, dus donkere wegen, achtte hij te hachelijk en onverantwoord. Katholiek Schipluiden kerkte sinds de Reformatie (1572) weer in het dorp. Na de oorlog ging men weer naar de kerk op Hodenpijl. Pastoor Theissen bleef tijdens zijn hele pastoraat inventief om gelden in te zamelen voor het grote doel, de nieuwe kerk. Toen hij in 1948 naar Vlaardingen werd overgeplaatst, lag er voor zijn opvolger, pastoor Antonio Andreoli, een aardige spaarpot klaar. Deze pastoor zette het werk voort en kreeg aan het begin van de zestiger jaren toestemming over te gaan tot de bouw van een nieuw godshuis. De banden met architect H.W. Valk waren al die jaren hecht gebleven. Hij kreeg, samen met zijn zoon G.H.F. Valk, de opdracht een eigentijdse nieuwe kerk te ontwerpen. Bouw van de kerk De bouw van de kerk werd gegund aan de plaatselijke aannemer H. Haring. De aanbestedingssom bedroeg f 425.000,-. De eerste van de 180 palen werd op 25 juli 1962 de grond in gedreven. Op 8 december 1962 legde deken H.J. Kuijper de eerste steen. Ruim een jaar later, op Midden-Delfkrant 27 20 december 1963, zegende hij de nieuwe kerk in. De inwijding van de kerk, door bisschop M. Jansen, volgde op 4 april1964. Pastoor Andreoli was tijdens de bouw overleden en opgevolgd door pastoor Adrianus v.d. Voorn. De kerk is christo-centrisch gebouwd en heeft de vorm van een scheepsromp. In het midden is een 'lichtbak', met daaronder het altaar, de preekstoel en het doopvont. De kerk is getooid met een verlicht kruis van groen neonlicht; aan het voorfront zijn sierletters aangebracht, die vermelden dat de kerk is toegewijd aan St. Jacobus, net zoals de kerk op BodenpijL Dierbare ornamenten uit de oude kerk vonden een plaats in het nieuwe kerkgebouw. De kerk en de pastorie op Bodenpijl werden verkocht en kregen een andere functie. Met de opbrengst van deze verkoop en het gespaarde geld kon de nieuwe kerk geheel worden afbetaald. Pastoor Adrianus v.d. Voorn ging in 1982 met emeritaat en werd opgevolgd door de huidige pastoor J. Jansen, die daarmee de zorg op zich nam voor twee parochies, namelijk van Maasland en Schipluiden. De geschiedenis lijkt zich te herhalen. De groeiende onkerkelijkheid doet zich in de Nederlandse kerkprovincie sterk voelen. Er zijn zelfs stemmen te horen, dat Nederland weer toe is aan een missioneringsstatus. De nieuwe r.k. kerk in het dorp Schipluiden. De kerk is toegewijd aan St. Jacobus. Dezelfde geschiedenis wijst echter uit, dat er ook steeds reden voor optimisme blijft. 14. Samen op weg Eerste activiteiten Het boekje '100 jaar Gereformeerde Kerk Schipluiden' geeft een goed overzicht van de groeiende samenwerking tussen de kerken van Schipluiden. In 1966 vergaderden de kerkeraden van de hervormde gemeente en gereformeerde kerk voor het eerst samen. Ds. J.W.K. Kelder belichtte de bestaande verschillen tussen beide kerken, maar sprak de wens uit te streven naar meer toenadering. In december 1969 werd in de katholieke kerk een Interkerkelijke Actventsdienst gehouden. Hieraan verleenden de rooms-katholieke parochie, de Nederlands hervormde gemeente en de gereformeerde kerk hun medewerking. In 1970 kwamen de kerkeradenvan de hervormde gemeente en de gereformeerde kerk opnieuw bijeen. Er werden verschillende afspraken gemaakt over gemeenschappelijke kerkdiensten. De beide predikanten zouden voor elkaar invallen bij ziekte en in de vakanties. Dekerkeraden vergaderden in het vervolg tweemaal per jaar gemeenschappelijk. Men was 'samen op weg naar de kerk van morgen'. In september 1970 werd een gezamenlijke hervormde en gereformeerde jeugdsociëteit opgericht, terwijl in 1973 voor het eerst een gezamenlijke Avondmaalsviering werd gehouden. In 1978 deed de kerkeraad van de hervormde gemeente het voorstel om de tweede avonddienst op zondag in het vervolg gezamenlijk te houden. Deze samenwerking vonden velen in de gereformeerde en hervormde kerk te ver gaan. Wel zou de samenwerking op andere terreinen verder worden geïntensiveerd. In 1980 fuseerden het gereformeerde en het hervormde kerkkoor tot het christelijk kerkkoor. De contacten met de rooms-katholieke kerk bleven beperkt tot de oecumenische kerkdienst rondom Kerstmis. In 1985 was het 'Samen-op-weg-proces' zichtbaar in het gezamenlijke jeugden jongerenwerk, de gezamenlijke jeugddiensten, tweemaal per jaar een gezamenlijke kerkeraadsvergadering en tweemaal per jaar een gezamenlijk Heilig Avondmaal. Steeds meer samenwerking In 1987 werd besloten om midden in de week een gezamenlijk avondgebed te houden met deelnemers van de drie kerken. De bijeenkomsten vonden plaats in het koor van de hervormde kerk, de lokatie waar het kerkelijk leven in Schipluiden was begonnen. In 1988 verscheen voor het eerst het kerkblad "t Kerkschip', een informatieblad van de hervorm- 28 Midden-Delfkrant Interieur van de hervormde kerk van Schipluiden, de plaats waar het kerkelijk leven in het dorp is begonnen. de gemeente en de gereformeerde kerk. Inmiddels werden de meeste avonddiensten van de hervormden en gereformeerden gezamenlijk gehouden. Sinds 1991 zijn alle avonddiensten gezamenlijk. Ook de catechese wordt sinds 1987 gezamenlijk gedaan. In 1992 sloten de hervormde gemeente en de gereformeerde kerk bij gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de gereformeerde kerk een convenant met het doel om in 1997 één federatieve gemeente te vormen. Dit betekent dat voorlopig beide bloedgroepen in het nieuwe kerkverband zullen blijven bestaan. In 1988 werd door de drie kerken in Schipluiden het 'Conciliair Proces ' opgestart. De oecumenische actventsdienst werd uitgebreid met een oecumenische dienst in februari en op 'TWeede Pinksterdag. De 'Werkgroep Conciliair Proces ' vult deze diensten in en geeft ook jaarlijks enkele nieuwsbrieven uit. Tijdens de Veertigdagentijd vindt het oecumenisch versoberings-Ivastenproject plaats, dat door de drie kerken wordt voorbereid. Sinds 1992 is er eenmaal per jaar bestuurlijk overleg tussen het gehele parochiebestuur en een gezamenlijke afvaardiging van beide kerkeraden. De voorzitters van de hervormde en gereformeerde kerkeraad vergaderen regelmatig met de vice-voorzitters van het parochiebestuur in verband met oecumenische zaken. Daarnaast is er regelmatig overleg tussen de drie pastores van het dorp Schipluiden. In 1992/'93 is een 'Interkerkelijke Commissie voor Vorming en Toerusting' gestart, die het reeds bestaande protestantse kringenwerk en incidentele initiatieven van groepen ging coördineren en aanbieden in drie kerken verband. Met veel succes draait sinds 1993 een kring 'Kerk op weg naar 2000'. Duidelijk is te zien dat de tradities van beide geloefsgroepen naar elkaar zijn toegegroeid. In de protestantse kerkdiensten is steeds meer aandacht gekomen voor liturgie, symbolen en mystiek, terwijl de katholieken de bijbel meer centraal zijn gaan stellen. De goede verhoudingen tussen de vertegenwoordigers van beide gemeenschappen zullen ongetwijfeld leiden tot verdere vormen van samenwerking. Zevenhonderd jaar kerkelijk leven in Schipluiden laat een geschiedenis zien van eenheid, scheiding en groeiende samenwerking. Deze terugblik toont de inspanningen van velen om de kerk van Schipluiden levend te houden. De basis is nog altijd hecht en schept verwachtingen voor de toekomst. Bronnen - G.A. Delft, Hervormde gemeente Schipluiden, Archief van de kerkeraad (met de diaconie) en de kerkvoogdij. -Archief Duitse Orde Utrecht - A.R.A. 's-Gravenhage, Acta van de Classis Delft en Delfland. - Beelaerts, P.M., Beschrijving van de Gemeente Schipluiden. opgesteld in den jare 1879 (Kopie bij Hist. Ver. Oud-Schipluiden) . Literatuur - Akker, Dries van den, De !.H.S.-emblemen op Delflandse boerderijen. Delft 1992. - Boschma, K. en A.A .G. Immerzeel, De Ridderlijke Duitsche Orde in Maasland. Maasland 1991. - Bohemen, F.C. van en Th. C. J. van der Heijden, De Westlandse rederijkerskamers in de 16e en 17e eeuw. Amsterdam 1985. - Duijnisveld, A.N. en C.P.M. Holtkamp, Geschiedenis der Parochie van de H . Jacobus den Meerdere te Schipluiden. Uitgeest 1940. - Gedenkschrift gevallenen Schiplui- den. Schipluiden 1947. - Geerars, C.M., Hubert Korneliszoon Poot. Assen 1954. - Mensink, B.A., Jan Baptist Stalpart van der Wiele, advocaat, priester en zielzorger 1579-1630. Bussum z.j. - Moerman, J.W., Hoofdstukken uit de kerkgeschiedenis van Schipluiden. In: De Zondagsbode, Hervormd Kerkblad (ed . Westland). 1979-1985. - Moerman, J.W., De kerk van Schipluiden. Schipluiden 1983. - Monumenten en historische merkwaardigheden, diverse artikelen, Schipluiden 1988. - Obreen, Henri, Geschillen wegens den voorrang in :Kerken tusschen Hollandsche edelen in de 14e eeuw. In: BVGO, 4e reeks, !Oe deel. 's-Gravenhage 1912, 308-340. - Parochiegids H. Jacobus, diverse jaren. - Reeck, W.D., Levensverhaal van Jan Stalpaert van der Wiele. Delft 1630-1930. - Vermeulen, P., 100 jaar Gereformeerde Kerk Schipluiden 1892-1992. Schipluiden 1992. Met dank aan K. van Klaveren en 0. Spinnewijn.
© Copyright 2024 ExpyDoc