2014|1 Nederlands Tijdschrift voor Plastische Chirurgie dat juist dit tot een beperking in bewegen zal leiden. Krachttraining kan gestart worden wanneer de huid gesloten is en het huidtransplantaat stabiel is. Dit betekent in de praktijk dat het vaak lang duurt voordat hiermee begonnen kan worden. Uitgangspunt is dat de ‘range of motion’ van een gewricht, die gevraagd wordt voor krachttraining, wel behaald moet kunnen worden. Het weefsel moet de beweging al ‘kennen’. Ook hier zal de aandacht uit moeten gaan naar de opbouw van de spierkracht van de intrinsieke handmusculatuur. Met name de actieve flexie van het MCP moet uitgedaagd worden bij krachtopbouw. Veelal zijn oefenmaterialen om kracht te trainen geschikt voor krachtopbouw van FDP en FDS waarbij geen flexie van het MCP gevraagd wordt. Putty of foamballen in verschillende sterktes zijn meer geschikt omdat zij ruimte geven aan het MCP om te kunnen flecteren en aan de mobiele structuren ruimte geven om te bewegen. Naast voortdurende patiënteducatie en intensieve gespecialiseerde handtherapie dichtbij huis is controle door een multidisciplinair team van een brandwondencentrum aanbevolen. Helaas is het niet ongewoon dat de ‘range of motion’ en kracht gedurende de eerste maanden na ontslag verminderen. Voor veel brandwondpatiënten zijn de eerste achttien maanden na ontslag moeilijker dan de acute fase[5]. Littekenvorming, voortdurend moeten oefenen, traumaverwerking en de mogelijk onvermijdelijke reconstructieve operaties leggen een grote druk op de patiënt en zijn omgeving. Begrip van professionals, duidelijkheid geven waar het kan en meeveren met de mogelijkheden en onmogelijkheden van de patiënt zijn de grootste uitdagingen in de revalidatie van een patiënt met een handverbranding. Literatuur 1. Kowalske K, McEntire SJ, Suman OE. Chapter Exercise. In Handbook of Burns Volume 2 Reconstruction and Rehabilitation. Wien New York: Springer, 2012.Pag 109-22. 2. Tufaro PA, Bondoc SL. Chapter 26 Therapist’s Management of the Burned Hand. In Rehabilitation of the Hand and Upper Extremity Volume 1, 6th edition. Elsevier Mosby, 2012. Pag 317-41. 3. Morree de JJ, Schreuders TAR. Redressie principes bij de behandeling van contracturen-deel 1: bindweefsel fysiologie. Fysiopraxis 2013 4. Morree JJ de, Schreuders TAR. Redressie principes bij de behandeling van contracturen-deel 1: bindweefsel fysiologie. Fysiopraxis, 2013. 5. Kamolz L-P, Jeschke MG. Chapter Rehabilitation and scarmanagement, In Handbook of Burns Volume 2 Reconstruction and Rehabilitation. Wien New York: Springer, 2012. Pag 103-8. Correspondentieadres Ellen de Boer E-mail: [email protected] Excessieve littekens I. Westra, F.B. Niessen Jaarlijks lopen miljoenen mensen een litteken op. Het merendeel geneest zonder problemen met een tijdelijke fysiologische lichte zwelling en roodheid, waarna het litteken bleker en soepeler wordt. Maar bij gepredisponeerde patiënten en iets vaker op specifieke plaatsen op het lichaam, kunnen de littekens verheven, rood, stug, pijnlijk en jeukend blijven. Na thoraxchirurgie in ruim 40% van de patiënten na een jaar, na mammareducties in ongeveer 30%, zodat je bijna kunt spreken van een lastige, maar fysiologische reactie. [1,2] oorspronkelijke laesie (figuur 1) en kunnen tot maanden na een (minimaal) trauma ontstaan, waarbij het littekenweefsel lijkt door te groeien in de omgeving, meestal in de richting In de literatuur wordt littekenhypertrofie gedefinieerd als rood, stug, verheven boven huidniveau en binnen de grenzen van de oorspronkelijke laesie. Ze ontstaan doorgaans 6-12 weken na het trauma en het merendeel gaat spontaan in regressie. Keloïden groeien buiten de grenzen van de I. Westra, medisch student-onderzoeker, afdeling Plastische Chirurgie, VUmc, Amsterdam F.B. Niessen, plastische chirurg, afdeling Plastische Chirurgie, VUmc, Amsterdam 26 Figuur 1. Keloïden. 2014|1 Nederlands Tijdschrift voor Plastische Chirurgie Hemostase Figuur 2. Normaal litteken afgewisseld met hypertrofie. van de bloedvaten. Bij een resectie van een keloïd recidiveert deze in een groot aantal van de gevallen en wordt als gevolg van de reactie rondom de nieuwe wond zelfs groter. Hypertrofische littekens daarentegen zijn wel ‘self-limiting’. [3] Maar er kunnen vraagtekens gezet worden bij de gangbare definitie van een hypertrofisch litteken, die nauwelijks is aangepast sinds de beschrijving van Peacock in 1970. [4] Bij goede observatie zie je dat er bij beide littekensoorten een rode halo om het litteken wordt gezien en ze beide ontstaan in hun omgeving (figuur 2). De theorie dat de toename in grootte van hypertrofische littekens plaatsvindt via het naar buiten drukken van de randen van het litteken, terwijl keloïdlittekens buiten de grenzen van het litteken groeien, lijkt niet te kloppen. Ook blijken in de klinische praktijk beide littekensoorten vaak na een resectie te recidiveren. Het enige verschil is dat hypertrofische littekens minder penetreren in hun omgeving en de reactie van zwelling en roodheid eerder afneemt dan bij keloïden, alsof ze een minder slecht remmend feedbackmechanisme hebben. Een dergelijke suggestie is al eerder geopperd door Muir (1990) [3] die meende dat er mogelijk iets ontbreekt in de dermis wat normaal gesproken de invasie van fibroblasten zou stoppen. Wondgenezing kent vier fasen: hemostase, inflammatie, proliferatie en remodellering. In elke fase van de genezing lijken er processen ontspoort te zijn die zorgen voor excessief meer collageen type 1 en proteoglycanen in het litteken. Wat gaat er mis en wanneer en waar kunnen we op aangrijpen om de vorming van excessief littekenweefsel te voor komen? Tijdens de stolling ontstaat er een matrix van ’cross-linked’ fibrine, fibronectine, vitronectine en thrombospondin. In deze ‘korst’ zitten de trombocyten gevangen. Via deze matrix kunnen inflammatoire cellen, fibroblasten en endotheelcellen naar de wond kruipen, waarbij deze ook dient als reservoir voor groeifactoren. Onder andere endotheelcellen zorgen dat de korst afgebroken wordt door de productie van tissuetype plasminoigeen activator (tPA), dat plasminogeen omzet in plasmine, een belangrijke fibrinolytische protease. Abnormale fibrinolyse is geassocieerd met excessieve littekenvorming. In hypertrofische littekens blijft de hoeveelheid fibronectine hoger dan in normale littekens en in keloïden wordt een te laag tPA en plasmine gevonden en een verhoogd plasminogen-activatorinhibitor-1. Inflammatie Een letsel van de huid en subcutis leidt tot het vrijmaken van verschillende vasoactieve factoren en cytokines die op hun beurt zorgen voor de influx van onder andere neutrofielen en macrofagen. Lokale mestcellen en de complementcascade zorgen voor vasodilatatie, terwijl kininen, complement en trombine de permeabiliteit van de bloedvaten verhogen, zodat nieuwe eiwitten en bouwstenen het wondgebied in kunnen. Het gebied rondom de wond wordt daarom hyperemisch. Ondertussen reinigen ontstekingscellen het wondgebied en scheiden met name macrofagen zowel pro-inflammatoire als profibrotische groeifactoren uit. Zij lijken erg belangrijk te zijn tijdens het ontstaan van excessief littekenweefsel. Ze worden onder andere. aangetrokken door ‘transforming growth factor-beta’, ‘platelet derived growth factor’ en ‘monocyte chemotactic protein-1’ (CCL-2). Een deel van hen, M1-macrofagen, zijn betrokken bij de inflammatie, terwijl een andere groep M2-macrofagen gelieerd lijken te zijn aan de fibrotische reactie. [5] Bij littekenhypertrofie wordt een verhoogd aantal mestcellen gevonden en een toename van hun producten histamine en Interleukine-4 die in staat zijn fibroblasten te stimuleren tot de productie van collageen. Ook T-lymfocyten worden in grotere aantallen gevonden in hypertrofische littekens evenals fibrocyten die uit de bloedbaan komen en myofibroblasten worden die op hun beurt extra collageen kunnen vormen. [1] In onze studies in hypertrofische littekens zagen we een onverwacht verlaagd aantal Tabel 1. Voorgestelde definities van verschillende soorten littekens. Soort litteken Omschrijving Atrofisch litteken Vlak, bleek en soepel, ligt onder het niveau van de huid. Symptoomvrij. Normotrofisch litteken Vlak, bleek tot roze van kleur, soepel, op het niveau van de huid, blijft binnen de randen van de oorspronkelijke laesie. Symptoomvrij. Fysiologisch hypertrofisch litteken Verheven, rood, enigszins stug, blijft binnen de randen van de oorspronkelijke laesie. Onrijp litteken. Ontstaat 6-12 weken na trauma. Regressief na 6 maanden. Soms jeukend. Pathologisch hypertrofisch litteken Verheven, rood, stug, gaat buiten de randen van de oorspronkelijke laesie. Ontstaat 6-12 weken na trauma. Blijft verheven na 6 maanden. Vaak jeukend. Keloid litteken Verheven, vaak rood of gepigmenteerd, verheven, eventueel gelobd, stug, gaat buiten de randen van de oorspronkelijke laesie. Ontstaat tot maanden na een (minimaal) trauma. Vaak jeukend, soms pijnlijk. 27 2014|1 Nederlands Tijdschrift voor Plastische Chirurgie macrofagen vroeg in de genezing en een verhoogd aantal laat in de littekengenezing en werden pro-inflammatoire groeifactoren (IL-1alfa, IL-10, TNF-alfa) en chemokines (CCL-2, CCL-3) die macrofagen aantrekken verlaagd gevonden bij littekenhypertrofie. Proliferatie Wanneer het langer dan ongeveer twee weken duurt voordat een wond sluit, is de kans op littekenhypertrofie toegenomen. Vlotte re-epithelisatie is dan ook belangrijk. De activatie van keratinocyten stopt normaal gesproken wanneer het epitheel gesloten is. In hypertrofische littekens wordt er echter een toegenomen proliferatie en differentiatie gezien van keratinocyten ten opzichte van normale littekens. Geactiveerde keratinocyten bewerkstelligen in zowel keloïd als hypertrofische littekens een toegenomen collageenproductie door interactie met de fibroblasten. De activatie door TNFalfa en IL-1alfa van de keratinocyten spelen ook een rol bij activatie van de inflammatie. TGF-beta dat geassocieerd is met toegenomen littekenvorming zorgt voor inactivatie van de keratinocyten. Uit onze onderzoeken blijkt dat een vroege activatie juist belangrijk is, maar een verlengde activatie mogelijk voor extra littekenvorming zorgt. Angiogenese is belangrijk gedurende de wondgenezing en is geassocieerd met extra littekenvorming. Hypertrofische littekens zijn meer doorbloedt [2] en blijven langer rood. Bloedvaten worden gevormd onder invloed van VEGF, FGF, ‘angiopoietin’ en TGF-beta. Hypertrofische littekens en keloïd bevatten meer bloedvaten met een meer verwijd fenotype dan normale littekens, mogelijk door een toegenomen expressie van neovascularisatie bevorderende ‘angiopoetinen’ Ang-1, Ang-2 en uPA in vergelijking met normale littekens. [6] Tijdens de proliferatiefase worden in hypertrofische littekens meer myofibroblasten gevonden. Deze myofibroblasten, aangestuurd door groeifactoren als PDGF, TGF-beta1 en TGF-beta2, EGF, IGF‑1, FGF2, CTGF, zorgen voor een toegenomen ExtraCellulaireMatrix-productie. Zij kunnen ontstaan via epitheliale mesenchymale transitie, of ontstaan uit fibrocyten of pericyten van de bloedvaten. een disbalans in ECM afbraak en productie, terwijl er tevens sprake is van een ander type van ‘cross-linking’ dat minder gevoelig is voor afbraak. Langzaam wordt er vooruitgang geboekt in het onderzoek naar excessieve littekenvorming. Het lijkt vroeg na de verwonding te ontstaan en zorgt voor een sneeuwbal aan afwijkende processen. Een afgenomen inflammatie bij de hypertrofische ten opzichte van normale littekens is een onverwacht en nog niet volledig begrepen kenmerk dat we recent vonden, maar bij andere soorten van fibrose in het lichaam al eerder werd gezien. [7] Het ingrijpen op pro- en anti-inflammatoire balansen tijdens de genezing lijkt therapeutische mogelijkheden te bieden ter preventie van excessieve littekenvorming. Literatuur 1. Veer WM van der, Bloemen MCT, Ulrich MMW, et al. Potential cellular and molecular causes of hypertrophic scar formation. Burns 2009;35 (1):15-29. 2. Niessen FB, Spauwen PHM, Robinson PH, Fidler V, Kon M. The use of silicone occlusive sheeting (Sil-K) and silicone occlusive gel (Epiderm) in the prevention of hypertrophic scar formation. Plast Rec Surg 1999;102 (6):1962‑72. 3. Muir IF. On the nature of keloid and hypertrophic scars. Br J Plast Surg 1990;43:61-9. 4. Peacock Jr EE, Madden JW, Trier WC. Biologic basis for the treatment of keloids and hypertrophic scars. South Med J 1970;63(7):755-60. 5. Glim JE, Niessen FB, Everts V, Egmond M van, Beelen RHJ. Platelet derived growth factor-CC secreted by M2 macrophages induces alpha-smooth muscle actin expression by dermal and gingival fibroblasts. Immunobiology 2013;218(6): 924-9. 6. Veer WM van der, Niessen FB, Ferreira JA, et al. Time course of the angiogenic response during normotrophic and hypertrophic scar formation in humans. Wound Repair Regen 2011;19:292-301. 7. Wynn TA. Cellular and molecular mechanisms of fibrosis. J Pathol 2008;214(2):199-210. Correspondentieadres Remodellering In de laatste fase, de remodelleringfase, wordt type III-collageen omgezet in type I-collageen. Myofibroblasten van hypertrofische littekens hebben minder metalloproteïnases en verhoogde Tissue Inhibitor of Metalloproteïnases (TIMP) waardoor er minder collageen afgebroken wordt. Ook een afgenomen apoptose van myofibroblasten leidt in deze fase tot 28 Dr. Frank B. Niessen VUmc Afdeling Plastische, Reconstructieve en Handchirurgie De Boelelaan 1117 1081 HV Amsterdam E-mail: [email protected]
© Copyright 2024 ExpyDoc