NHA Uitgelicht 2, mei 2014 - Noord

Mei 2014 / Nummer 2
UITGELICHT
06
Een compleet historisch
beeld, gewoon thuis op je
scherm | Alexander de Bruin
en Nico Vriend over de unieke
fotocollectie van Haarlem.
38
Kritische en humoristische blik op
de Eerste Wereldoorlog | Karikaturen,
grafisch werk, tekeningen: tijdens
de Stripdagen aandacht voor de
100-jarige herdenking.
Mei 2014 / Nummer 2
Colofon
Eindredactie:
Christine Tinssen, Ilse Kaldenbach,
m.m.v. Wim de Wagt
Aan dit nummer werkten mee:
Alexander de Bruin, de beeldmarketeers/Marc Vreuls, Helen
van der Eem, Hans van Felius, Ying
Goddijn, Olga van der Klooster,
Frederike Leffelaar, Paul Maessen,
Annabella Meddens-van Borselen,
Esther van Velden, Nico Vriend,
Wim de Wagt, Lieuwe Zoodsma
Vormgeving:
Michael Kolf, bno - PICADIA
inhoud
5
16
20
Druk:
Lenoirschuring - Amstelveen
Voorzijde omslag:
Algerijnse infanterist in Franse krijgsdienst
en andere Franse soldaten op een aquarel
uit een schetsboek uit 1918 van Jan Hoynck
van Papendrecht (collectie Legermuseum).
Een woord vooraf van directeur Lieuwe Zoodsma.
Prikbord
Interessant nieuws.
22
Aandacht voor diverse nieuwe archieven die de
afgelopen maanden bij het Noord-Hollands Archief
zijn binnengekomen.
12
Een biertent in de
Haarlemmerhout
26
Mooi geweest
Hans van Felius schrijft over de
voormalige bierbrouwerij de Witte
Raaf in een oude zeepfabriek. Een
prachtige tekening voor een biertent
in de Hout vormde de aanleiding.
Terugblik op activiteiten.
Grand Hotel Funckler:
‘A most charming hotel’
Ruim 150 jaar geleden werd een pand aan de
Kruisstraat in gebruik genomen door een hotel.
Maar niet zomaar een hotel!
32
Nieuwe Archieven en
collecties
Geesten komen
tot leven op
gedigitaliseerde
foto’s
Interview met Alexander de Bruin en
Nico Vriend over de expositie die zij
maakten over de oudste foto’s van
Haarlem.
Het vieren van de bevrijding in Haarlem liep voor
Gerardje Visser en Willem Roozen niet goed af.
Een reconstructie van een fataal schietincident.
Het favoriete
archiefstuk van
Frederike Leffelaar.
28
40
6
Dubbel drama tijdens de
bevrijding
Topstuk
Oplage:
750
ISSN:
2352-0671
Uitgelicht
Het Matje van Rik
Dreijtvang
Oorlog
op papier
Een onwaarschijnlijk verhaal over de
totstandkoming van een kunstwerk
in Haarlem.
38
In het Noord-Hollands
Archief is tijdens
de Stripdagen een
tentoonstelling te
bekijken gewijd
aan de Eerste
Wereldoorlog.
3
Uitgelicht ...
Het eerste nummer van NHA Uitgelicht van december 2013 is enthousiast
onthaald. De opvolger van NHA Nieuws viel bij velen niet alleen in de
smaak vanwege de keuze en inhoud van de artikelen, maar ook door de
frisse en moderne uitstraling en de fraaie vormgeving. Vanaf 2014 kunt
u NHA Uitgelicht twee keer per jaar tegemoet zien: een nummer in het
voorjaar en een nummer in het najaar.
Als lid van de Stichting Vrienden van het Noord-Hollands Archief krijgt u
iedere editie automatisch thuisgestuurd. Naast de andere voordelen die
het lidmaatschap van deze Stichting biedt, wellicht een extra
reden om lid te worden. En voor de kosten hoeft u het niet te
laten, de minimale contributie bedraagt nog steeds slechts
15 euro per jaar.
In dit nummer uitgebreid aandacht voor een zeer bijzondere
tentoonstelling die op 14 juni 2014 wordt geopend in de
Janskerk. Onder de sprekende titel ‘Haarlem na sluitertijd.
De oudste stadsfoto’s, 1845-1920’ worden de eerste en
oudste foto’s van Haarlem getoond. Unieke en zeer bijzondere beelden van Haarlem uit lang vervlogen tijden, waarvan
slechts weinigen zullen weten hoe het er uit heeft gezien. In dit nummer
een interview met de samenstellers van de tentoonstelling, Alexander de
Bruin en Nico Vriend, door Wim de Wagt.
Het bestuur van het Noord-Hollands Archief heeft in 2013 een intentieovereenkomst afgesloten met het bestuur van de Stichting Museum
Enschedé om de mogelijkheden te onderzoeken om de unieke, maar
ook zeer omvangrijke en waardevolle archieven en collecties van dit
bedrijfsmuseum integraal te behouden voor de stad Haarlem en onder
te brengen bij het NHA. Dit jaar zal duidelijk moeten worden in hoeverre
deze voorgenomen samenwerking ook daadwerkelijk gaat leiden tot uitvoering, waarbij met name de financiering en plaatsing van de archieven
en collectieonderdelen een belangrijk punt van aandacht vormen.
Ik wens u allen veel leesplezier.
Zeer bijzondere
beelden van
Haarlem uit lang
vervlogen tijden
Lieuwe Zoodsma,
directeur Noord-Hollands Archief
De oudste kleurenfoto van het Noord-Hollands Archief is een zoge-
dochter Pien (1914-1915). De collectie van Pijnacker Hordijk is in
naamde autochroom, gemaakt door fotograaf en tevens Gemeente
2005 aan het Noord-Hollands Archief geschonken.
Secretaris van Haarlem, Mr. W.F.C.C. Pijnacker Hordijk van zijn
5
# 2 | Geesten komen tot leven op gedigitaliseerde foto’s
Tekst: Wim de Wagt / beeld: de beeldmarketeers/Marc Vreuls en Noord-Hollands Archief
Geesten komen tot leven
op gedigitaliseerde foto’s
Alexander de Bruin en Nico Vriend maken expositie over de oudste foto’s van Haarlem
Mensen op
straat, schimmen,
als geesten uit
die tijd
Het was een megaklus, de digitalisering van de bijna dertigduizend foto’s tellende Haarlemcollectie. ‘Nu is onze fotocollectie
dan eindelijk online volledig
ontsloten,’ aldus Alexander de
Bruin, hoofdconservator van de
beeldcollecties. Om een indruk
te geven wat voor moois daar
allemaal tussen zit, stelde hij met
Nico Vriend, seniormedewerker
dienstverlening en presentatie,
uit deze uitgebreide collectie een
tentoonstelling samen over de
oudste foto’s van Haarlem, die
behoren tot de vroegste fotografie van Nederland.
eerste generatie fotografen overleden is,’ legt De Bruin uit. ‘Die
alleroudste foto, een opname van
de Grote Houtstraat bij het Verwulft, bezitten we overigens niet
zelf, hij is van het Rijksmuseum.’
Op de tentoonstelling staat het
werk van acht fotografen in het
middelpunt die tot de eerste
fotografen van Haarlem behoren,
namelijk Eduard Asser (de maker
van de Rijksmuseumfoto), Pieter
Oosterhuis, W.F.C.C. Pijnacker Hordijk, Munnich & Ermerins, C.H.W.
ten Bruggencate, Bernard Zweers,
Adolphe Braun en Jacques Chits.
Straatbeelden
De eerste vraag die zich opdringt
is hoe je een selectie maakt uit zoveel foto’s. ‘We zijn uitgegaan van
de alleroudste foto van Haarlem,
die uit 1845 dateert, en hebben
een knip gemaakt bij 1920, omdat
dan de laatste fotograaf van de
6
‘Dit waren grotendeels professionele fotografen met een eigen
atelier, die in eerste instantie
vooral topografische foto’s hebben
gemaakt,’ zegt De Bruin. ‘Je ziet
er niet zozeer gebeurtenissen op,
maar vooral straten en gebouwen.
De Grote Houtstraat, 1903, C.H.W. ten Bruggencate. ‘Moet je de blik
waardoor je scherpe licht-donker contrasten krijgt. We hebben een
van dat jongetje eens zien. En het patroon van zijn gebreide trui.
stuk of dertig foto’s van hem, maar weten heel weinig over hem.
Dat houdt verband met de plaats waar de trui gemaakt is. Dit is een
Zelfs de spelling van zijn naam staat niet vast. Ten Bruggencate, die
visserstrui, ieder vissersdorp had zijn eigen breipatroon. We zouden
vermoedelijk alleen in Haarlem actief was, is een kleine ontdekking.
dat voor deze trui moeten zien te achterhalen. Ten Bruggencate had
Het is trouwens niet altijd even fraai wat hij maakte hoor. Soms pakt
altijd een laag standpunt voor zijn opnames. En hij drukte ‘hard’ af,
juist dat lage perspectief verkeerd uit.’
# 2 | Geesten komen tot leven op gedigitaliseerde foto’s
Alexander de Bruin (r) en Nico Vriend op de
plaats van de vroegere Kleine Houtpoort aan
’ Vriend: ‘We beperken ons in deze
tentoonstelling dan ook tot dergelijke straatbeelden. We hopen de
foto’s zelfs in een digitale toepassing op de bekende kaart van
Nautz uit 1826 te kunnen projecteren, zodat je in een oogopslag kunt
zien waar in Haarlem de foto’s
destijds genomen zijn.’
Tussen de foto’s zitten veel
anonieme exemplaren. De samenstellers geven aan dat het monnikenwerk is geweest om hieruit
een keuze te maken. De Bruin:
‘Een van de aandachtspunten zijn
de openbare werken in de stad,
het begin van de Kleine Houtstraat.
Links: De Kleine Houtpoort, gemaakt door
Eduard Asser, 1855. ‘De oudste Haarlemse
foto in de collectie,’ aldus De Bruin en
Vriend. ‘Wij noemen hem onze icoonfoto.
De man met de hoge hoed die je daar ziet
En hup: een
compleet
historisch beeld,
gewoon thuis op
je scherm
staan is Asser. De man naast hem is Adolphe
Mouilleron, een Franse schilder en een
vriend van Asser, die hier op bezoek was.
Omdat hij zo ongelooflijk mooi gedigitaliseerd is kun je heel scherp inzoomen en zie
je van alles op de achtergrond wat je eerst
niet kon zien. Het zou best kunnen zijn dat
de sluitertijd hier een halfuur is. Beide mannen leunen tegen de poort zodat ze relaxed
stil konden blijven staan. In deze foto komt
alles samen. Een straatbeeld dat er niet
die goed in beeld brengen hoe de
stad aan het veranderen was. De
demping van de grachten, de sloop
van de stadspoorten en stadsmuren. Vanaf 1880-1885 gaat
Gemeentewerken, later gevolgd
door Bouw- en Woningtoezicht,
dergelijke foto’s gebruiken voor
bouwaanvragen en dergelijke.’
meer is. De schimmen van voorbijgangers,
die met de techniek te maken hebben. De
Ongelooflijk veel feesten
oudste selfie die we in onze collectie heb-
‘Bij het bekijken van al die foto’s
hebben we een aantal trends
waargenomen. Ten eerste dat
je in die vroege periode maar
ben. Bezoekers kunnen met Asser op de foto
door zich zelf te fotograferen en hun foto in
het beeld te plaatsen.’
heel weinig foto’s hebt. Het was
gewoon veel werk om een foto
te maken. Maar in de loop van de
19de eeuw neemt het aantal foto’s
per jaar progressief toe. Eerst zijn
die voornamelijk topografisch van
aard, maar toen de fotografische
techniek dit mogelijk maakte werden er steeds vaker gebeurtenissen
vastgelegd. Zo zijn er ongelooflijk
veel feesten gefotografeerd: Frans
Hals-feesten, Costerfeesten, De
Ruyterfeesten, kermissen, koninklijke bezoeken - iedere keer weer,
bakken vol.’
Er zijn er ook lacunes, hebben ze
gemerkt. Vriend: ‘We waren bijvoorbeeld op zoek naar foto’s van het
oude station met de treinen erbij,
maar kwamen erachter dat we die
niet hebben. Er zijn wel foto’s van
alleen het Zocher-gebouw, maar
helaas zonder rijdend materieel. En
van sommige buurten, bijvoorbeeld
de Frederik van Eedenstraat, is er
bijna niets uit die vroege periode.’
De presentatie van de foto’s is
in grote lijnen chronologisch
waardoor de ontwikkeling van de
fotografie goed te volgen is op de
tentoonstelling. De Bruin: ‘Bepaalde
exemplaren drukken we groot af op
presentatiewanden. Van de oudste
foto’s exposeren we het origineel
in met gordijntjes afgeschermde
vitrines, in een afgezonderde
ruimte. Met een lampje kun je die
foto’s aanlichten. Dat is spannend,
maar ook functioneel, omdat de
meest kwetsbare foto’s op die
manier beschermd worden tegen
het daglicht. Anders heb je na drie
9
# 2 | Geesten komen tot leven op gedigitaliseerde foto’s
maanden geen foto meer over.’
Haarlem behoort met Amsterdam
en Utrecht tot de voorlopers op het
gebied van stadsfotografie. Hoe
komt dat? ‘Dat heeft toch te maken
met de ligging ten opzichte van
Amsterdam,’ vermoedt De Bruin.
’Daar zaten de eerste fotografen,
en omdat Haarlem nog zijn oude
aanzien had was de stad aantrekkelijk genoeg om te fotograferen.’
de oudste foto die het NHA van
Haarlem heeft. ‘Nu deze foto gedigitaliseerd is kun je heel scherp
inzoomen en zie je van alles op de
achtergrond gebeuren. Mensen op
straat, schimmen, als geesten uit
die tijd, juist dankzij die lange sluitertijd. Afhankelijk van hoe lang
iemand op een bepaalde plek bleef
staan. De techniek stond echt nog
in de kinderschoenen.’
Rechts: Het Groot Heiligland, bij het Vrouwe
en Antoniegasthuishofje, 1860, Munnich &
Ermerins. ‘Mijn favoriete foto,’ zegt Alexander de Bruin. ‘Hier kun je mooi de techniek
zien. Deze man zit stil bij zijn kiepwagen.
Misschien is hij een straatveger of anders
een stratenmaker. We hebben de foto op een
computerscherm in detail bekeken. Waarschijnlijk heeft die vrouw daar op een aantal
plekken gestaan terwijl de foto gemaakt
werd. Ze is misschien wel hier naartoe gelopen, en weer terug, en toen daar naartoe.
Het was gewoon
veel werk om een
foto te maken
Zijn jullie zelf anders naar de stad
gaan kijken?
‘Voor mij was de techniek een
eyeopener,’ zegt Vriend. ‘Om een
foto te kunnen maken was in die
tijd een heel lange sluitertijd nodig.
Niet een paar minuten, maar wel
een halfuur. Het idee dat je bij deze
foto’s krijgt is dat het heel stil was
op straat, maar dat klopt dus niet.
Het lijkt altijd wel heel stil, maar
dat heeft met de opnametechniek
te maken: voorbijgangers werden
gewoon niet vastgelegd omdat ze
in beweging waren.’
Beiden buigen zich enthousiast
over een print van de foto die het
tentoonstellingsaffiche siert: een
opname van de Kleine Houtpoort
uit 1855, gemaakt door Asser,
10
Welke betekenis heeft de digitalisering van de fotocollectie voor het
wetenschappelijk onderzoek van
de stad?
De Bruin: ‘Je hebt nu nog meer
visuele documentatie tot je beschikking. Ik ben zelf bijvoorbeeld
bezig met gemeentearchitect Van
den Arend (werkzaam van 1852
tot 1880; wdw). We weten dat er in
zijn tijd veel grachten zijn gedempt. Maar hoe zag dat dempen
er nou uit? Hoe ging het in zijn
werk? Dat zie je nu voor het eerst.
Een ander voorbeeld. Ik ken twee
panden waarvan ik altijd gedacht
heb dat ze 17de-eeuws zijn, maar
ze blijken hartstikke 19de-eeuws!
Op een bepaald moment zijn er
gewoon trapgevels op gebouwd
van oude stenen, heel bedrieglijk.’
‘Eind 19de eeuw zijn er een heleboel van die oude geveltoppen
gesloopt vanwege instortingsgevaar,’ vervolgt de hoofdconservator.
‘Met behulp van deze foto’s kun
je de oorspronkelijke toestand
reconstrueren. Het is te hopen dat
de collectie nog meer een rol kan
gaan spelen in het wetenschap-
Een fotograaf baarde natuurlijk opzien in die
tijd. Typisch zo’n oud Haarlems wijffie: “Hé,
wat gebeurt daar nou?” Ze drentelt eromheen en uiteindelijk gaat ze ergens zitten
kijken. Zoiets stel ik me er dan bij voor. Je
kunt haar spoor volgen door de hele straat.
Terwijl de man duidelijk is gevraagd om daar
te gaan zitten.’
pelijk onderzoek, en misschien
weten onderzoekers op basis van
dit materiaal zelfs nieuwe onderzoeksvragen te formuleren.’
Hebben jullie aan de hand van deze
foto’s ontdekkingen gedaan over
de stad?
Vriend: ‘Jawel. In 1903 was er een
grote staking van de Hollandsche
IJzeren Spoorweg Maatschappij
(HIJSM). We hebben een aantal
foto’s van deze staking (her)ontdekt. Wat we nog niet wisten was
dat er ook stakingbrekers waren.
Op een van de foto’s zie je hen
door de Amsterdamse Poort lopen
op weg naar hun werk, begeleid
door een militair escorte; sociale
onrust in Haarlem!’
Wat roept deze collectie bij jullie
op?
‘Gemengde gevoelens,’ antwoord
De Bruin. ‘Wat mij toch schokt is
hoe enorm veel er gesloopt is.
In die mate dat ik me afvraag:
waar was het nodig voor? Tegelijk
weten we ook dondersgoed dat
het maar goed is dat bijvoorbeeld
de sloppen uit de Dubbele Buurt
of de Heiliglanden verdwenen zijn.
De armoede druipt van dergelijke
foto’s af. Een paar voorbeelden zijn
op de tentoonstelling te zien.’
De bedoeling van de expositie is
niet alleen de bezoeker een incidentele bijzondere ervaring te bieden. ‘Buiten dat het inhoudelijk een
leuke tentoonstelling is willen we
op deze manier de gedigitaliseerde
collectie onder de aandacht van
het publiek brengen,’ zegt Vriend.
‘We willen graag dat iedereen weet
wat we in huis hebben en dat de
Haarlemcollectie online te bekijken is. Misschien kan het publiek
zelfs helpen het fotomateriaal nog
beter toegankelijk te maken door
suggesties te doen voor een betere
omschrijving.’
‘Veel mensen kennen de beeldbank
niet en realiseren zich niet welke
enorme mogelijkheden die biedt,’
vult De Bruin aan. ‘Dat is soms
koudwatervrees. Maar het is zo
eenvoudig. Je tikt een zoekterm in,
jaartal, straat, en hup, je hebt een
compleet historisch beeld, gewoon
thuis op je scherm. Iedereen vindt
het toch leuk om bijvoorbeeld een
oude foto van zijn straat te zien?
De tentoonstelling ‘Haarlem
na sluitertijd. De oudste
stadsfoto’s 1845-1920’
is van 14 juni t/m 31 augustus
2014 gratis te zien in de Janskerk (Jansstraat 40, Haarlem).
Op de beeldbank van het
Noord-Hollands Archief is gedurende de tentoonstelling een
speciale presentatie te zien.
11
# 2 | Een biertent in de Haarlemmerhout
Tekst: Hans van Felius / beeld: Noord-Hollands Archief
Een biertent in de
Haarlemmerhout
Onlangs stuitte een alerte bezoeker op een prachtige tekening van een biertent in de Hout.
Een biertent in de Hout? Wat is het verhaal hierachter?
Jenever als
de vloek voor
de arbeidsproductiviteit
Boven: Dr. Daniël de Haan.
Rechts: Bouwtekening van de biertent in
de Hout, vermoedelijk van de hand van
Pieter Kleiweg Dyserinck (1868).
12
In de negentiende eeuw was weinig over van de oude bloei van de
Haarlemse brouwnijverheid. Aanvankelijk kende Haarlem toen nog
maar twee bierbrouwerijen: het
Scheepje – daterend uit de zeventiende eeuw – en de in 1823
opgerichte brouwerij van Lans. In
1857 kwam daar de brouwerij van
de firma Van Lommel & Vogelpoel
bij, die werkte onder de naam
‘het Klaverblad’ en gevestigd was
in het pand van de opgeheven
gelijknamige azijnmakerij aan de
Spaarnwouderstraat. Lang bestond de firma niet, want in 1860
werd ze ontbonden. Firmant Van
Lommel ging leven als rentenier,
Vogelpoel vertrok naar Bergen op
Zoom om daar een bierbrouwerij
over te nemen.
Van verzekeringsman naar
bierbrouwer
De brouwerij werd niet opgeheven, maar verkocht aan de
Haarlemse verzekeringsagent
Samuel Cornelis Raven, die bij
de koop een aantal voorwaarden
bedong. Zo kregen hij en zijn
broer een opleiding tot brouwer
en mocht Christiaan van Lommel
in Haarlem geen brouwerij meer
exploiteren. De oude naam van
de azijnmakerij werd vervangen
door ‘de Witte Raaf’. Groot was
de brouwerij niet, want in 1861
had Raven drie man in dienst. Ter
vergelijking: zijn beide Haarlemse
concurrenten hadden elk rond de
acht personeelsleden. Wel lijkt het
bedrijf succesvol te zijn geweest.
Mogelijk hield dit verband met de
juist in die tijd gestarte actie om
het gebruik van jenever tegen te
gaan. Jenever werd gezien als de
vloek voor de arbeidsproductiviteit in Nederland, en de overheid
propageerde het gebruik van het
geschikter bevonden bier.
Door het succes wilde Raven
uitbreiden, maar daar had hij een
partner met voldoende financiële
middelen voor nodig. Die vond hij
in Dr. Daniël de Haan. De Haan
was rijk, had belangstelling voor
politiek, wetenschap en cultuur
(hij was onder meer wethouder
van Haarlem en directeur van de
Hollandsche Maatschappij der
Wetenschappen), maar buiten zijn
politieke en wetenschappelijke activiteiten had hij geen vaste baan.
De Witte Raaf werd door Raven
voor een som van twintigduizend
gulden in de in 1863 opgerichte
Firma De Haan en Raven ingebracht. De nieuwe firmant tekende
voor de overige veertigduizend
gulden. De gevolgen van de
financiële injectie werden spoedig
duidelijk. In 1863 verdubbelde het
aantal personeelsleden en werd
een stoommachine in gebruik
genomen. Het gemeenteverslag
over dat jaar meldt dat de brou-
werij ‘eene belangrijke uitbreiding
(heeft) ondergaan,’ en dat de
toestand ‘vooruitgaande’ is.
Heilzame werking
Ondertussen werd het bier van
de Witte Raaf ruim verspreid.
Uit advertenties in Nederlandse
kranten blijkt dat de brouwerij
niet alleen bier in Haarlem en
omstreken verkocht, maar ook in
Amsterdam, Leiden, Rotterdam en
de provincie Friesland. De agent
voor die provincie zetelde in Sneek,
en het Haarlemse bier werd onder
meer verkocht vanuit het depot
13
# 2 | Een biertent in de Haarlemmerhout
machines die ijs konden fabriceren.
Een van de belangrijke pioniers op
dit gebied was Wilhelm Feltmann,
directeur bij Heineken. Om kennis
te maken met dit nieuwe procedé
bezocht ook een van de medewerkers van De Haan en Raven de
brouwerij van Heineken.
Goede werkgever
Tekening van de toestand van Spaarnwouderstraat 14 vóór de verbouwing door
zeepfabriek ‘het Klaverblad’. Rechts:
Visitekaartje van Samuel Raven (ca. 1861).
in Harlingen. De brouwerij produceerde in die tijd het traditionele
ondergistende bier, wat doorgaans
een troebele biersoort opleverde.
Verder donker en licht bier van
verschillende kwaliteit, maar
ook Princessebier en gerstebier
(een iets goedkopere biersoort).
Daarnaast werd ale gebrouwen en
de aanvankelijk in België geproduceerde biersoorten Faro en
Lambiek. Ook het heilzaam geachte
stoutbier werd door de Witte Raaf
geproduceerd. Het publicitaire
toppunt zal wellicht de sponsoring
door de Witte Raaf van de in 18821883 georganiseerde Nederlandse
Poolexpeditie geweest zijn. Naast
rolpens, hoofdkaas, champagne
en moezelwijn, werd een onwaarschijnlijke hoeveelheid van 320 liter
‘beste Genever’ aan de expeditie
14
cadeau gedaan. De firma De Haan
en Raven kon natuurlijk niet achterblijven, en daarom werden vijf
kisten bier geleverd. Ongetwijfeld
het koudste Haarlemse bier ooit!
Gebrouwen bier moet verkocht
worden; anders heeft het brouwen
nauwelijks zin. Om die reden dienden De Haan en Raven het verzoek
in om in de Haarlemmerhout een
biertent te mogen plaatsen, waar
de ‘nette burgerij’ van Haarlem
bediend kon worden. In 1868
werden in de Hout alleen de leden
van de Buitensociëteit (het latere
Dreefzicht) bediend, die geëxploiteerd werd door de herensociëteit
Trou Moet Blycken. Hoewel de
gemeente niet afwijzend stond
tegenover het initiatief werd het
toch afgewezen. De gemeente
wilde eerst meer onderzoek doen
naar de meest geschikte plaats
voor een biertent. Een soortgelijk initiatief van de agent van de
Amsterdamse concurrent brouwerij
De Haan & Sleutels van de Firma
P. & S. Rendorp werd om dezelfde
reden afgewezen.
Beiers bier
Door de betere transportmogelijkheden maakte het Nederlandse
publiek in de negentiende eeuw
kennis met een nieuwe biersoort, het ondergistende bier. Dit
biertype, veel helderder dan het
traditionele Nederlandse bier, kon
alleen bij lage temperaturen geproduceerd worden. Het was aanvankelijk dan ook voornamelijk in
Tsjechië en Beieren geproduceerd,
waar de omstandigheden gunstiger waren. Het werd in Nederland
bekend onder de term ‘Beiers bier’,
maar wij kennen het onder de
huidige naam ‘pils’, naar de Tsjechische stad Pilzen. Verschillende
brouwerijen gingen proberen om
dit steeds meer aan populariteit
winnende biertype in Nederland te
produceren. Aanvankelijk met uit
Noorwegen geïmporteerd natuurijs, maar later met behulp van
Brouwerijen als Heineken en
Amstel produceerden het nieuwe
bier al in de jaren zeventig, maar
bij de Witte Raaf voltrok die
vernieuwing zich aanzienlijk later.
Medio jaren tachtig werd eerst de
samenwerking tussen Raven en De
Haan verbroken. De laatste ging als
enige firmant verder, daarbij gesteund door zijn zoon, die door het
Twee liter bier per
dag en niet op
zondag werken
personeel werd aangeduid als ‘de
jonge heer De Haan’. Dat laatste
weten we door de Arbeidsenquête
van 1890. Het bedrijf telde toen elf
man personeel, dat als secundaire
arbeidsvoorwaarde recht had op
twee liter bier per dag en niet op
zondag hoefde te werken.
Omstreeks diezelfde tijd werd in de
brouwerij veel geld geïnvesteerd
om deze geschikt te maken voor
de toekomst. Het gemeenteverslag
over 1891 meldt een verbouwing,
waarbij nieuwe stoommachines
waren geplaatst, een nieuwe
brouwketel en een koelmachine
van het systeem Linde, ‘om ook
ondergistingsbieren te kunnen
brouwen’. Die aanpassing kwam
eigenlijk veel te laat. Concurrent Lans had al een aantal jaren
eerder een nieuwe brouwerij laten
bouwen, terwijl juist in deze tijd
aan het Zuider Buiten Spaarne
een brouwerij werd geopend die
speciaal voor de productie van het
ondergistende bier was bestemd.
Maar los daarvan werkten andere
brouwerijen in Nederland inmiddels al tientallen jaren volgens
de nieuwe methode. Het lijkt er
daarom sterk op dat de Witte Raaf
hierdoor de boot volledig miste.
Karnemelkzeep
Dat bleek overduidelijk toen de
oude heer De Haan op 22 februari
1895 overleed. Het bedrijf was
met een zo grote schuldenlast
bezwaard, dat voortzetting niet
realistisch was. Voor de familie De
Haan bleek het slecht af te lopen.
Weliswaar kon verkoop van gebouwen en goederen een faillissement
afwenden, maar het betekende wel
dat de weduwe haar huis moest
verlaten en in Den Haag bij haar
dochter in moest gaan wonen.
De jonge meneer de Haan verliet
de brouwwereld, hij eindigde zijn
carrière als directeur van Ringers
chocoladefabrieken. En soms komt
de cirkel weer rond, zo ook in dit
geval. De onroerende goederen
werden namelijk gekocht door een
zeepfabrikant. De gebouwen aan
de Spaarnwouderstraat werden
geschikt gemaakt voor de fabricage van zeep, en dat onder de
naam die ook de oorspronkelijke
azijnmakerij had gedragen: N.V. de
Haarlemsche Stoom Zeepfabriek
‘het Klaverblad’. De door deze
fabriek geproduceerde karnemelkzeep zal bij Haarlemmers vermoedelijk verser in het geheugen
liggen dan het door de Witte Raaf
geproduceerde bier.
15
# 2 | Dubbel drama tijdens de bevrijding
Tekst: Annabella Meddens-van Borselen / beeld: familie Gerard Visser, Paul Maessen en Noord-Hollands Archief
Dubbel drama tijdens
de bevrijding
Onlangs ontving het archief een e-mail van P. Dekker uit Haarlem met de vraag waarom over
zijn neefje, die bij een schietpartij in Haarlem vlak na de bevrijding was omgekomen, nooit
iets gepubliceerd was. De familie vermoedde dat het kind uit rancune door de Duitsers was
neergeschoten. Wat is er destijds precies gebeurd? Is hierover iets te vinden in de archieven
en collecties van het Noord-Hollands Archief?
Zondagmiddag 6 mei 1945
Gewapende Duitse
soldaten rijden
op boerenwagens
met paarden
ervoor door de
Grote Houtstraat
16
De negenjarige Gerard Visser gaat
op zondagmiddag 6 mei 1945 met
drie broers naar het centrum van
Haarlem om te kijken of daar de
Canadese bevrijders al zijn aangekomen. Ze lopen vanuit HaarlemNoord met z’n vieren eerst naar de
Grote Markt. Door de grote drukte
in de stad raken Gerard en Jaap, de
twee jongste broertjes, hun oudere
broers Wim en Kees kwijt. Veel
mensen lopen van de Grote Markt
door de Grote Houtstraat naar de
Dreef. Daar is een tijdelijk monument opgericht voor de mensen
die bij de schuilkelder op 7 maart
1945 door de Duitsers als represaille zijn geëxecuteerd.
Gerard loopt vrolijk zwaaiend met
een oranje wandelstokje door de
Grote Houtstraat, hand in hand met
Jaap om elkaar niet kwijt te raken.
Gewapende Duitse soldaten rijden
op boerenwagens met paarden
ervoor door de Grote Houtstraat.
Ze banen zich een weg door de
stroom van mensen. De Duitsers
worden door de Haarlemmers
uitgescholden.
Plotseling beginnen de soldaten te
schieten. Geschrokken vluchten de
mensen de portieken in en Jaapje
wordt door het publiek meegesleurd. Vanuit het portiek ziet hij
dat zijn broer Gerard geraakt is
en in elkaar gezakt half op straat,
half op het trottoir ligt. Iemand uit
het publiek trekt een paard bij de
teugel weg, zodat het niet over
het kind heen rijdt. Gerardje wordt
naar het Proveniershofje gebracht
en bloedend op een stoel neergezet. Zijn kleding wordt losgeknoopt, maar er is geen redding
meer mogelijk.
Hoe verliepen de eerste
dagen in Haarlem na de
capitulatie van de Duitsers?
In het Haerlem Jaarboek 19441945 (1946) publiceerde A. Vermeer een artikel over Haarlemse
herinneringen aan de bevrijding.
Hij schrijft dat de Haarlemse
kranten door papierschaarste niet
verschenen of te weinig ruimte
hadden om voldoende aandacht te
besteden aan de eerste veertien
dagen na de bevrijding.
Op zaterdagmorgen 5 mei wappert
aan alle huizen en winkels in
Haarlem de Nederlandse vlag. Veel
mensen gaan de straat op om
feest te vieren. De Duitse soldaten
zijn nog aanwezig. Zij trekken in
auto’s of te paard door de stad.
Enkele juichen mee, andere soldaten kijken stuurs. Op dinsdag 8 mei
trekken de Canadezen met auto’s,
tanks, en motoren de stad binnen en komt er een einde aan de
Duitse bezetting. Over een schietincident in de Grote Houtstraat
waarbij iemand is omgekomen,
wordt niets vermeld door Vermeer.
Ook in de kranten is direct na de
oorlog geen bericht gevonden over
een schietpartij.
Willem Roozen, een tweede
slachtoffer van de schietpartij
Om iets te weten te komen over
wat er op 6 mei is voorgevallen in
de Grote Houtstraat, kunnen de
dagrapporten van de politie van
Haarlem een goede bron zijn. En
inderdaad staat hierin een korte
mededeling over de schietpartij.
Linksonder: Bidprentje Gerard Visser
(1945).
Boven: De kinderen Visser met helemaal links Gerard.
Onder: Graf van Gerard Visser op
begraafplaats St. Barbara in Haarlem
(2014).
# 2 | Dubbel drama tijdens de bevrijding
Op zondagmiddag 6 mei omstreeks
16.00 uur zijn twee personen in de
Grote Houtstraat door een lid van
de Duitse weermacht neergeschoten. Aanleiding was het werpen van
voetzoekers (rotjes, vuurwerk) op
de weermachtwagens. Slachtoffers
waren: Gerard Visser 9 jaar, uit de
Reitzstraat 24 te Haarlem en Willem Roozen, 25 jaar, uit de Zandvoortselaan 165, te Heemstede.
Personeel moest worden aangezegd, dat op het afsteken van
vuurwerk moest worden toegezien.
van de Burgerlijke Stand ook de
doodsoorzaken van overleden
inwoners bewaard gebleven.
Dit zijn verklaringen van artsen
die vastgesteld hebben wanneer
iemand overleden is en wat de
oorzaak was. Hieruit blijkt dat de
twee slachtoffers om 16.30 uur het
Elizabeth Gasthuis aan de Gasthuisvest zijn binnengebracht. Gerard Visser blijkt te zijn overleden
aan een schotwond door het hart.
Willem Roozen is na een bloeding
door een schotwond overleden.
Zou je uit de opmerking in het
dagrapport over ‘vuurwerk’ kunnen
opmaken dat Gerard Visser en Willem Roozen werden neergeschoten
door een Duitse militair uit paniek
en angst, omdat deze het knallende vuurwerk misschien voor een
aanslag heeft aangezien? Of was
het toch uit een vlaag van woede?
In het Noord-Hollands Archief
zijn bij de overlijdensregisters
Wie was Gerard Visser?
18
Gerardje Visser, zoals hij door familieleden genoemd wordt, werd op
11 augustus 1935 geboren in de
Reitszstraat 24 in Haarlem-Noord,
en heette voluit Gerard Adrianus
Visser. Zijn ouders, Gerardus (Gerrit)
Visser en Geertruida Jacoba (Truus)
Kroon, trouwden op 17 juli 1931 in
Haarlemmerliede en Spaarnwoude.
Zijn vader was postbode, 32 jaar
en geboren op 19 september
1898 in Aalsmeer. Zijn moeder, 26
jaar, werd op 28-1-1905 geboren
in Haarlemmerliede en Spaarnwoude. Het echtpaar Visser ging
Gerard loopt
vrolijk zwaaiend
met een oranje
wandelstokje
in Haarlem-Noord wonen en kreeg
acht zonen en een dochter.
Gerardje is begraven bij de
kindergraven op de rooms-katholieke begraafplaats St. Barbara in
Haarlem-Noord, graf 237. Op zijn
grafsteen staat alleen zijn voornaam, Gerardje.
Wie was Willem Roozen?
Volgens de overlijdensakte was
Willem Roozen machinist van
beroep en woonde hij in Amsterdam*. Hij was op 28 februari 1920
geboren in Weltevreden in Nederlands Indië. Zijn ouders verbleven
ten tijde van zijn overlijden nog in
Nederlands–Indië, in een Japans
concentratiekamp.
Na het overlijden van Wim Roozen
plaatste zijn schoonfamilie een
overlijdensadvertentie in de krant
De Patriot. Uit deze advertentie
blijkt dat hij verloofd was met Aty
Plomp, dochter van Teunis Plomp
en Duifje Plomp-Poet. Wim werd
begraven op de Algemene Begraafplaats in Heemstede. Later
is hij herbegraven op het ereveld
van oorlogsslachtoffers Loenen in
Apeldoorn.
Lezers die meer informatie hebben over
Links: Intocht van de Canadese Militai-
deze gebeurtenis en de slachtoffers of
ren in de Grote Houtstraat (8 mei 1945).
foto’s hebben van Gerard Visser en Willem Roozen, worden vriendelijk verzocht
Boven: Voorlopig herdenkingsmonument
contact op te nemen met Annabella
aan de Dreef in Haarlem, 7 mei 1945
Meddens-van Borselen van het
(foto: Jan Hendrik Fortgens).
Noord-Hollands Archief [per mail:
[email protected]
of tel.: 023-5172700]
Dit artikel is mede tot stand gekomen
door de informatie verkregen van heren
*Officieel woonde Willem Roozen in
P. Dekker en M. Visser, mw. R. Maarschalk-
Amsterdam. Maar sinds 17 september
Visser en Jaap Visser, familieleden van
1944 was er een spoorwegstaking
Gerardje Visser, Rob de Graaf (begraaf-
die minstens tot aan het einde van
plaats St. Barbara te Haarlem), Rob
de oorlog heeft geduurd. Vermoede-
Plasschaert (bibliothecaris van het Noord-
lijk woonde hij toen tijdelijk bij zijn
Hollands Archief), en M. Schwartzenberg
verloofde en schoonouders aan de
(archief Rode Kruis Den Haag).
Zandvoortselaan in Heemstede.
19
Prikbord
Licht op Legenden @LichtOpLegenden
Net op bezoek geweest bij @NHArchief om oude kaarten en prenten te filmen. Bedankt voor de ontvangst!
24 jan. 2014 11:44
Symposiumbundel
De Stichting Vrienden van het Noord-Hollands
Archief organiseerde eind vorig jaar haar
vierde symposium, ‘Heerlijkheden in Holland’, in
samenwerking met de Stichting Tijdschrift Holland, het Noord-Hollands Archief en het Nationaal Archief. Tijdens het symposium werden de
heerlijkheden geïntroduceerd als een bijzonder
bestuursmodel van vroegmodern Holland. Dit
werd geïllustreerd aan de hand van enkele
casestudies. De bijdragen van het symposium
zijn verzameld in de bundel Holland: geschiedenis en archieven van provincie(s) en gewest. De
publicatie bevat tevens een overzicht van alle
bovenlokale bestuursarchieven van (Noord- en
Zuid-)Holland in zowel het Nationaal Archief
als het Noord-Hollands Archief. De symposiumbundel is verkrijgbaar bij het Noord-Hollands
Archief voor € 14. Vrienden van het NoordHollands Archief betalen € 10.
Erik Haver@haverik
Nog een filmpje uit een hele oude
doos. Mijn overgrootvader wordt in
zijn duikpak gehesen!
28 jan. 2014 22:03
Het is goud dat er blinkt!
Vernieuwde digitale
nieuwsbrief
De digitale nieuwsbrief van het
Noord-Hollands Archief heeft in
navolging van het NHA Uitgelicht
een metamorfose ondergaan
en een moderne, frisse uitstraling gekregen. De maandelijkse
digitale uitgave brengt u op de
hoogte van komende activiteiten
en tentoonstellingen, interessante nieuwe publicaties en zit vol
met prachtig beeldmateriaal uit
onze collecties. Inschrijven voor
de gratis digitale nieuwsbrief kan
op www.noord-hollandsarchief.nl.
Op het dak van het voorgebouw van de locatie aan de Kleine
Houtweg, het voormalig Doopsgezind Weeshuis, blinkt de windvaan met een gouden gloed in de zon. De windwijzer, die ooit op
de Houtpoort heeft gestaan, is begin dit jaar voorzien van een
nieuw laagje bladgoud. Olga van der Klooster, architectuurhistoricus en specialist in historisch kleurgebruik, heeft het verguldingsproces uitgevoerd. De windvaan heeft de vorm van het
wapen van Haarlem: een schild met in het midden een zwaard
met de punt naar boven, een Grieks kruis en vier zespuntige sterren. Boven het schild prijkt een kroon, met daarboven een dorre
boom die symbool zou staan voor onsterfelijkheid. Aan de boom
hangen twee klokjes. Het schild wordt aan weerszijden geflankeerd door een klimmende leeuw.
Toen de windvaan van het dak werd gehaald, bleek hij in een
uitstekende conditie te zijn, afgezien van een klein scheurtje. Hij
is gemaakt van rood koper en is destijds door de maker met de
hand uitgezaagd. Voordat de windvaan bij Olga werd aangeleverd, is hij eerst kaal- en gladgemaakt. Het verguldingsproces
duurde vervolgens twee weken. Er zijn eerst twee lagen grijze
grondverf op aangebracht, daarna twee lagen zachtgele aflakverf,
vervolgens nog twee voorbereidende lagen en ten slotte is de
vergulding uitgevoerd met dubbeldik torentjesgoud dat geschikt
is voor ons buitenklimaat.
Veranderend stadsbeeld Haarlem
vastgelegd
De stad verandert continu. Sloop, verval, nieuwbouw en herontwikkeling geven de stad steeds
weer een ander gezicht. In opdracht van het
Noord-Hollands Archief legt Eric Dix, fotograaf van
Stadsarchief Amsterdam, het veranderend stadsbeeld van Haarlem vast. Zo maakt hij bijvoorbeeld
foto’s van bestaande bebouwing aan het Spaarne,
de nieuwbouwbouwwijk Neo Deo en herontwikkelingsprojecten aan de Burgwal (foto). Alle foto’s
worden op de Beeldbank geplaatst en zijn daarmee
voor iedereen beschikbaar.
Carla van Beers @HuisDetective
Vandaag @NHArchief bezocht, mooi
#archief oude stijl / mini expo vrouwen in het verzet #haarlem.
1 april 2014 19:24
21
# 2 | Grand Hotel Funckler: ‘A most charming hotel’
Tekst: Ying Goddijn en Esther van Velden / beeld: Noord-Hollands Archief
Grand Hotel Funckler:
‘A most charming hotel’
Aan de Kruisstraat 8-10, tussen het Haarlemse station en het centrum in, is vandaag de
dag een Albert Heijn-filiaal gevestigd. Maar ruim 150 jaar geleden werd dit pand in gebruik
genomen als hotel. En niet zomaar een hotel - het was het luxueuze ‘Grand Hotel Funckler’!
In december 2013 verschenen in het televisieprogramma Tussen Kunst en Kitsch twee heren
met een koffer vol documenten uit een boedel. De conservator van het programma wist te
vertellen dat de historische documenten en foto’s afkomstig waren van de eigenaar van
het Haarlemse hotel Funckler en raadde de heren aan de documenten te schenken aan het
Noord-Hollands Archief. Aldus geschiedde.
‘Laten we beginnen met het te
constateeren, dat
Haarlem en de
Haarlemmers den
zeldzamen gast
waardig hebben
ontvangen!’
Rechts: Grand Hotel Funckler aan de Kruisstraat 8-10 in Haarlem (ca. 1950).
22
De schenking bestaat vooral uit
zakelijke stukken - zoals notulen
van aandeelhoudersvergaderingen,
aankoopbewijzen, verzekeringspapieren, balansen - en documenten
over de eigenaarsfamilie Jacobi en
de aangetrouwde familie Van den
Brink. Uit de tijd van de oprichting
en beginjaren van het hotel, maar
ook het dagelijkse reilen en zeilen
in latere jaren, is helaas niets
bewaard gebleven. Toch biedt de
schenking een inkijkje in het verleden van dit fameuze hotel, hoe
bescheiden ook.
Het allereerste begin
Al vanaf 1820 staan er advertenties in de lokale kranten die
verwijzen naar een Concertzaal
op de Kruisstraat, wijk 5, no. 812
(tegenwoordig Kruisstraat 10). In
de Opregte Haarlemsche Courant
van 25 juni 1831 staat een advertentie voor een ‘Table d’Hote te
Haarlem’, eveneens in de Concertzaal aan de Kruisstraat. In deze
advertentie komt voor het eerst
de naam Funckler voor en wel ‘de
heer J.M.G. Funckler’. Uit onderzoek in het bevolkingsregister van
Haarlem blijkt dat het hier moet
# 2 | Grand Hotel Funckler: ‘A most charming hotel’
Boven: Handtekening Theodore Roosevelt d.d. 1 mei 1910 in het gastenboek.
Daarnaast: Prins Hendrik, echtgenoot van
koningin Wilhelmina, brengt een bezoek
aan het hotel (1925).
gaan om Johan Michiel Godfried
Funckler, geboren op 23 maart
1820 in Haarlem. Hij trouwde met
Catherina Margaretha Dodenhuis
en samen kregen ze drie dochters.
De Concertzaal wordt later een
logement annex hotel. De familie
Funckler vertrekt in 1882 naar
Hilversum, nadat het hotel in 1881
is overgenomen door de heer en
mevrouw Jacobi.
Familie Jacobi
De nieuwe eigenaar van hotel
Funckler is vanaf dat moment de
heer Petrus Conradus Cornelis
Jacobi. Hij wordt op 18 september 1838 geboren in Den Haag
en trouwt op 20 januari 1876 in
Zwolle met Alida (ook wel Alijda)
Theodora Jansen. Op 10 september
1881 vertrekken ze uit Arnhem
om in Haarlem te gaan wonen.
Ze hebben op dat moment twee
24
kinderen: Wilhelmus Franciscus
Petrus en Aleida (ook wel Alijda)
Theodora Maria. Nog datzelfde jaar
nemen ze het hotel over en vanaf
1884 staat dan ook officieel in het
adresboek van Haarlem achter de
naam van de heer Jacobi: ‘grand
hotel Funckler, Kruisstraat 10’. Later wordt het gezin uitgebreid met
nog twee zonen, Petrus Conradus
Cornelis en Eugenius Josephus
Johannes. Petrus Jacobi (1883) zal
uiteindelijk de laatste eigenaar zijn
van Hotel Funckler.
Bijzondere gasten
De fameuze status van Hotel
Funckler is voornamelijk terug te
zien in het gastenboek dat bewaard
is gebleven. Dat staat namelijk vol
met handtekeningen en opmerkingen van personen met veel aanzien,
zoals koninklijke hoogheden,
ministers, gezanten, baronnen en
baronessen, generaals en officieren
van over de hele wereld.
De allereerste handtekening in
het gastenboek dateert van 27
juli 1898 en is afkomstig van M.
(monsieur) en Mme (madame) de
Maindreville. Zij kwamen helemaal
uit Frankrijk - Chateau d’Aramont
bij Compiègne - ‘en automobile’.
Verder bezoeken in dat jaar onder
andere ‘prince’ Marcel Czartorysk
van Oostenrijk, prinses Von Wied
(prinses der Nederlanden), Général
Larchay uit Frankrijk, Eduoard Otlet
uit België (politicus & ondernemer),
een baron uit Duitsland en een
Sulthan uit Irak het hotel.
In 1901 is de koningin van Italië,
koningin Margaretha van Savoye,
te gast. Hoewel ze kunstenaars en
schrijvers ondersteunde, verschillende culturele organisaties
opzette en veel aan liefdadigheid deed werd ze vooral bekend
door de pizza Margherita die naar
haar is vernoemd. Een bijzondere
koninklijke gast uit eigen land
was prins Hendrik, echtgenoot van
koningin Wilhelmina. Niet alleen in
1906, maar ook in 1925 schreef hij
zijn handtekening in het gastenboek van Grand Hotel Funckler.
Maar ook buitenlandse hoogheden
weten zoals gezegd het Haarlemse hotel te vinden. In Haarlem’s
Dagblad van 2 mei 1910 vermeldt
de rubriek ‘Stadsnieuws’: ‘Laten we
beginnen met het te constateeren,
dat Haarlem en de Haarlemmers
den zeldzamen gast waardig
hebben ontvangen!’ Het betreft
niemand minder dan de voormalige
president van Amerika, Theodore
Roosevelt, die samen met zijn
vrouw en twee kinderen de lunch
gebruikt in het hotel. Roosevelt
was van 1901 tot 1909 president.
In 1931 bezoekt nog een beroemde Amerikaan het hotel, namelijk
filmmaker Cecile B. Demille. Zijn
voorouders waren van Nederlandse
afkomst en voerden in 1658 met
het schip ‘De vergulde bever’ van
Amsterdam naar het huidige New
York. De oorspronkelijke familienaam was Mil (molen) en dat verklaart dan ook zijn humoristische
ondertekening in het gastenboek:
‘From Haarlem in 1609 returned
1931.’ Een andere gast die tot
slot niet onbenoemd mag blijven
is Hendrik Colijn, de Minister van
Oorlog (van 1911 tot 1913). Hij
brengt op 25 september 1912 een
bezoek aan de infanterie-kazerne
aan de Koudenhoorn (het huidige
politiebureau) en doet aansluitend
Grand Hotel Funckler aan.
Behalve hun handtekeningen
schreven veel gasten ook hun positieve ervaringen in het gastenboek
of zelfs in later opgestuurde brieven, postkaarten of losse kaartjes.
Zo schreef Wilhaus Philips in 1921:
‘souvenir d’un sejour agreáble’,
schreef in 1933 een gast (naam
onleesbaar): ‘Aimable et confortable hospitalité à l’hotel funkler’ en
een gast in 1936 (naam onleesbaar): ‘A most charming hotel’.
Het einde van het ‘Grand
Hotel’
Vanaf 1953 verschijnen met
enige regelmaat berichten in de
lokale kranten dat Hotel Funckler
mogelijk binnen afzienbare tijd
verdwijnt. Er worden onderhandelingen gevoerd met N.V. Slavenburgs Bank die in 1954 eindigen
in een civiele procedure, omdat de
heer Jacobi het niet eens is met
een overeenkomst over de verkoop
van het pand, die mondeling
zou zijn bereikt. In 1956 gaat de
Boven: Familiekiekje van ‘de baptêmes de
l’air in Nice’ (1921). Daarnaast: Bladzijde
uit het gastenboek met rechts de handtekening van H. Colijn, minister van oorlog
(1912).
Haarlemse gemeenteraad akkoord
met aankoop van het hotel om de
bestemming van het pand met het
oog op het aanzien van de Kruisstraat in de hand te houden, maar
uiteindelijk houdt Gedeputeerde
Staten de aankoop tegen. In maart
1957 wordt het pand verkocht
en ingericht als hoofdkantoor en
verkooporganisatie van de grammofoonplatenmaatschappij Artone.
De interessante hotelgeschiedenis
mag dan tegenwoordig alleen nog
maar voor de oplettende kijker aan
de gevel van Kruisstraat 8 zijn af te
lezen, dankzij de schenking kunnen
we ons weer even voorstellen hoe
het vroeger was.
Het gastenboek is in de vorm van
een bladerboek online te bekijken.
Zie www.noord-hollandsarchief.nl
>extra’s>bijzondere stukken.
25
MOOI
GEWEEST
# 2 | Mooi geweest
Educatieprojecten
Historisch Café Droste
Het Historisch Café van maandag 31 maart stond
in het teken van de zoete chocoladeverleiding
‘Droste’. Annemarie Ebeling, auteur van het boek
Droste, de geschiedenis van de Haarlemse cacao- en
chocoladefabriek aan het Spaarne, gaf een lezing
over de historie van het bedrijf. Joost Mulder vertelde
enkele anekdotes over de rol van chocolade in zijn
jeugd. De uitverkochte zaal genoot van een fragment
van de bedrijfsfilm Altijd welkom uit 1934 en uiteraard
mocht het publiek ook proeven van de bekende Droste
chocoladepastilles. Stadsdichter Nuel Gieles trakteerde
het publiek op smakelijke gedichten en het trio
Bijlsma²Hooglugt vrolijkte de avond op met historische
chocolade pastilles.
De driedelige film Altijd welkom is te zien op het
YouTube kanaal van het Noord-Hollands Archief:
www.youtube.com/noordhollandsarchief
26
Dit voorjaar hebben voor het eerst schoolklassen
via het Cultuurmenu van HART deelgenomen
aan twee nieuwe educatieprogramma’s van het
Noord-Hollands Archief. Leerlingen uit groep 5 en
6 volgden het programma ‘Hoe heet jij eigenlijk?’
over de geschiedenis van achternamen. Waarom
hebben sommige mensen zo’n gekke achternaam
en wat was de rol van Napoleon daar eigenlijk in?
Door aan de slag te gaan met historische akten,
ontdekten de leerlingen van alles over de betekenis
van achternamen. In het programma ‘Stambomen’
deden leerlingen uit groep 7 en 8 onderzoek in
verschillende documenten over (de familie van)
Hannie Schaft en maakten ze in tweetallen haar
stamboom. Onderdeel van beide programma’s
was een bezoekje aan het depot waar originele
historische documenten over het thema werden
bekeken en toegelicht.
Irene Heinicke-Jongewaard, Gevonden
tussen jullie krantenscans. Een advertentie
uit 1921 van het schippersbedrijf van mijn
opa en zijn broer. 4 april 2014
Maartje van de Kamp
@ Lizzyin2014
En een kogel uit 1572. Mooie
collectie van het @NHArchief.
Dank voor de workshop!
7 apr. 2014 10:09
Derde Haarlemse
Boekengala
Na het daverende succes van de
eerste en tweede editie in 2012 en
2013, was er ook dit jaar aan de
vooravond van de Boekenweek weer
een Haarlems Boekengala in de
Janskerk, het publiekscentrum van het
Noord-Hollands Archief. Schrijvers,
boekenvakkers en lezers werden
getrakteerd op een afwisselend
programma van interviews, acts
en muziek. Het programma werd
gepresenteerd door schrijfster en
presentatrice Judith Uyterlinde.
Zij sprak met Haarlemse auteurs
onder wie Joost Zwagerman, Renate
Dorrestein en Lev Bont. Mylou
Frencken zorgde voor een muzikale
omlijsting. Als afsluiting volgde het bal
met DJ, auteur en uitgever Vic van de
Reijt.
Grootschalig inventarisatieproject afgerond
De gemeente Velsen gaf in januari 2013 opdracht voor de inventarisatie van maar liefst zeven archieven. Na ruim een jaar
werken werd het inventarisatieproject op maandag 3 maart
2014 afgesloten met de officiële overhandiging van de inventaris van het Gemeentebestuur van Velsen over de periode
1976-1992. De directeur van het Noord-Hollands Archief,
Lieuwe Zoodsma, nam de inventaris van de wethouder van
cultuur van de gemeente Velsen, Wim Westerman, tijdens een
feestelijke bijeenkomst in ontvangst.
Wie nieuwsgierig is naar de geschiedenis van Velsen kan terecht
bij het Noord-Hollands Archief. De geïnventariseerde archieven
zijn door iedere belangstellende raadpleegbaar in de studiezaal
van de locatie Kleine Houtweg. De aanvulling op het Archief van
het Gemeentebestuur van Velsen 1925-1975 is beschikbaar in
de studiezaal van de locatie Jansstraat.
Archieven:
• Archief van het Gemeentebestuur van Velsen, aanvulling, 1925-1975
• Archief van het Gemeentebestuur van Velsen, 1976-1992
• Archief van het Grondbedrijf te Velsen, 1918-2000
• Archief van de Gemeentelijke Dienst voor Sociale Zaken te Velsen,
1937-1992
• Archief van het Bedrijf Openbare Werken en Groenvoorziening te
Velsen, 1913-1992
• Archief van de Brandweer te Velsen, 1970-2008
• Archiefdeel van hinderwetvergunningendossiers van de gemeente
Velsen, (1904) 1913-1998
27
# 2 | Topstuk
Tekst: Ilse Kaldenbach / beeld: de beeldmarketeers/Marc Vreuls (portret) en Paul Maessen
Topstuk
Frederike Leffelaar (46) is restaurator bij het Noord-Hollands Archief. Door haar beroep
krijgt ze veel archiefstukken in handen en zo af en toe zit daar iets tussen dat zij niet snel
vergeet. Bijvoorbeeld het knipselwerk dat Helena Hodshon en Jan van Vollenhoven in 1785
kregen voor hun huwelijk.
Je voelt bijna
hoeveel inspanning
en geduld er mee
gemoeid was om
het te maken
Rechts: Frederike aan het werk in het
restauratieatelier van de locatie Kleine
Houtweg.
*Noord-Hollands Archief 2013
28
‘Het knipsel kwam heel toevallig op mijn pad,’ vertelt Frederike.
‘Het tere werkje was geselecteerd
voor de tentoonstelling ‘Hoezo,
Haarlem en slavernij?’* en kwam
daarom bij mij in het restauratieatelier terecht.’ In het atelier
prepareert ze alle archiefstukken
die voor tentoonstellingen worden
gebruikt, door ze schoon te maken,
te repareren en zo nodig te voorzien van een op maat gemaakte
passe-partout en lijst. ‘Toen ik het
knipsel voor het eerst zag, was het
verfomfaaid. Vooral aan de rechterbovenhoek was het fijne papier
verfrommeld. Op de achterkant
zat een dikke laag lijm. Dat wijst
erop dat het waarschijnlijk in een
plakboek heeft gezeten.’
Kwetsbaar
Gewoonlijk werkt Frederike met
tekeningen, prenten en archiefmateriaal. ‘Omdat het knipselwerk
extreem fragiel is, was het wel wat
spannender dan regulier werk.
Zo’n kwetsbaar stuk vraagt om
extra tijd en rust. Eerst heb ik de
dikke huidenlijm aan de achterkant losgeweekt met een speciale
gel. Grote stukken lijm heb ik er
voorzichtig af kunnen halen. Door
het weken en het verwijderen van
de lijm, wordt het papier zachter.
Dat maakte het gemakkelijker om
de omgevouwen en verfrommelde
delen weer in hun oorspronkelijke
vorm terug te vouwen.’
Knipselkunst is een erkende kunstvorm, waarbij uit papier figuren
worden geknipt en gesneden.
# 2 | Topstuk
Links: Achterkant van het knipselwerk vóór
de restauratie, met omgevouwen randjes
en dikke bruine lijmlaag.
Rechts: Voorkant van het knipselwerk na
de restauratie. De verfrommelde randjes,
vooral rechts bovenin, zijn teruggevouwen
en gevlakt.
Omdat het meestal om heel
fijn werk gaat, zijn de stukken
erg kwetsbaar. ‘Knipselwerk is
erg broos, dat maakt het des te
bijzonderder als het zoveel jaren
overleeft,’ aldus Frederike.
Op het knipsel dat Helena Hodshon
en Jan van Vollenhoven voor hun
huwelijk kregen, zijn drie morenhoofden en de Hollandse Leeuw
te zien. Dat zat zo. Helena Hodson
(1733-1788) was voor de helft
eigenaar van suikerplantage ‘De
Goede Vrede’, aan de Surinamerivier in Suriname. Haar kasboek
(1776-1778) wordt in het NoordHollands Archief bewaard. Door
haar huwelijk met Jan van Vollenhoven Willemszoon was Helena
Hodshon een verwant van de
familie Kops, die drie morenhoofden in het wapen heeft. Mogelijk
30
heeft de familie Kops het knipsel
cadeau gedaan aan het echtpaar
Hodshon-van Vollenhoven.
Rembrandt of Donald Duck
In haar werk heeft Frederike
voornamelijk met de achterzijde
van archiefstukken te maken, daar
verricht zij het meeste restauratieen conserveringswerk. Door het
ontbreken van historische documentatie weet ze vaak weinig over
de achtergrond of betekenis van
een stuk. ‘Ik ben vooral bezig met
de schade. Onderscheid tussen een
Rembrandt of Donald Duck maak
ik niet. Elk stuk behandel ik met
evenveel respect.’
De waarde van een archiefstuk ligt
voor Frederike dan ook niet zozeer
in de inhoud. Wat haar vooral
ontroert zijn stukken waarin je een
verbinding voelt met de vervaardiger. ‘In het geval van dit knipsel
voel je bijna hoeveel inspanning
en geduld er mee gemoeid was om
het te maken.’
Toekomst voorspellen
Als Frederike archiefstukken in
het atelier ontvangt, gaat ze heel
secuur te werk. ‘Bij elk archiefstuk
dat ik in handen krijg moet ik proberen de toekomst te voorspellen:
wat moet ik minimaal doen om het
stuk zo goed mogelijk de toekomst
in te helpen.’
Eerst gaat ze na waar de bewerking voor is. Dat kan bijvoorbeeld
zijn voor een tentoonstelling of
voor digitalisering. Vervolgens
bepaalt ze wat ze in de beperkte
tijd die ze beschikbaar heeft voor
het archiefstuk kan doen. ‘Als ik
een stuk bijzonder vind, zoals
het huwelijksknipsel van Helena
Hodshon en Jan van Vollenhoven,
besteed ik er soms wat meer tijd
aan,’ verklapt Frederike.
Een stuk dat wordt tentoongesteld,
moet er op zijn best uitzien. Dat
betekent zonder vlekken, vouwen
en scheuren.
‘Alle restauratiewerkzaamheden
moeten tegenwoordig reversibel
zijn. Sinds circa twintig jaar wordt
er gewerkt met Japans papier.
Vroeger werd er veel met filmoplast (een soort plakband) gewerkt,
dat zou niet schadelijk zijn en
gemakkelijk te verwijderen. Jaren
later kwam men erachter dat het
helemaal niet zo goed was. Het is
moeilijk te verwijderen en de lijm
blijft vaak zichtbaar in het papier.’
Veel geluk
De passie en expertise waarmee
Frederike over haar werk vertelt,
doet niet vermoeden dat zij pas
in 2009 haar studie tot papierrestaurator heeft afgerond. Voor die
tijd werkte zij in het boekenvak en
nam als fondsredacteur beslissingen over wat er uitgegeven werd.
Via een vriendin mocht Frederike meekijken in een atelier van
een papierrestaurator. Vanaf dat
moment ging alles heel snel. Eén
maand na haar bezoek was er een
open dag voor de opleiding papierrestaurator bij het ICN (Instituut
Collectie Nederland) in Amsterdam
en tot haar grote verbazing werd
ze aangenomen. ‘Achteraf had ik
veel geluk. Nu moet je een universitaire opleiding volgen aan de
Universiteit van Amsterdam.’
Na haar opleiding werkte Frederike
als zelfstandig restaurator voor
onder andere het Stadsarchief
in Amsterdam. ‘Maar ik heb ook
meegewerkt aan restauratieproject van de Goudse Cartons, de
originele ontwerp- en werktekeningen van de Goudse Glazen,
de gebrandschilderde ramen van
de Sint Janskerk in Gouda. De
ontwerptekeningen zijn op schaal
1:1 gemaakt en sommige zijn wel
meer dan 20 meter lang.’
Inmiddels is Frederike bijna vier
jaar in dienst bij het Noord-Hollands Archief. Van haar overstap
naar een creatief vak heeft zij
nooit spijt gehad. ‘Elk archiefstuk
is uniek en vraagt om een nieuwe
oplossing. Mijn werk vraagt dus om
veel creativiteit en dat is precies
waar ik naar op zoek was.’
31
# 2 | Het Matje van Rik Dreijtvang
Tekst: Esther van Velden / beeld: Paul Maessen en Noord-Hollands Archief
Het Matje van Rik
Dreijtvang | Een onwaarschijn-
lijk verhaal over de totstandkoming
van een kunstwerk in Haarlem
Sommige archiefstukken zijn zonder een uitgebreide beschrijving nietszeggend. Zo ook de
stapels brieven met warrige teksten en tekeningen van ene Rik Dreijtvang. Wie was die man
eigenlijk en vanwaar al die brieven?
De Grote of
St. Bavokerk steen
voor steen afbreken en weer
opbouwen in
Schalkwijk
32
Het verhaal begint in het voorjaar
van 1980, als vijf Haarlemmers de
Stichting Kunst Activiteiten (SKA)
oprichten: Frans Lommerse, Els
Vogel, Frans Smit, Jannie Sipkes en
Willem Snitker. De eerste activiteit
van de Stichting is het uitloven van
de zogenoemde ‘lefprijs’. De prijs
wordt uitgeschreven om ideeën
van kunstenaars en andere creatieve geesten te horen en te zien.
De achterliggende gedachte is dat
een goed plan dat iets toevoegt
aan de stad, het waard is om
uitgevoerd te worden. De Stichting
stelt een bedrag van vijfduizend
gulden beschikbaar voor het winnende kunstidee, waarvan twee-
duizend gulden bestemd is voor de
eerste kosten van de uitvoering.
Na publicaties in onder meer
Haarlems Dagblad en de Koerier
Kombinatie, worden al snel enkele
brieven met kunstideeën bezorgd
op het SKA-secretariaat. Eén van
de briefschrijvers is ene Rik Dreijtvang. Vanaf 1 november 1980 post
hij vrijwel dagelijks een kunstidee
in de brievenbus aan de Gedempte
Oude Gracht 121. Hij bezorgt zijn
brieven altijd ‘s nachts, want
Dreijtvang wil om onbekende
redenen anoniem blijven. De eerste
brieven die hij schrijft zijn uitvoerig, tellen vaak meerdere kantjes
en zijn soms voorzien van humoristische tekeningen. Maar het blijft
niet bij een enkel kunstidee. Maandenlang post Dreijtvang dagelijks
een brief bij SKA!
De ideeën die hij oppert zijn vaak
revolutionair, maar onrealistisch.
Zo oppert hij om de Grote of St.
Bavokerk steen voor steen af
te breken en de (genummerde)
stenen vervolgens weer tot Bavo
op te bouwen in Schalkwijk. Door
de Bavo daar heen te verplaatsen,
ontstaat een zee van ruimte op de
Grote Markt en wordt Schalkwijk
leefbaarder. Ook stelt hij voor om
op alle viswinkels en slagerijen
respectievelijk de woorden ‘vishal’
en ‘vleeshal’ te spuiten, zodat in
één klap het aantal expositieruimten wordt uitgebreid. Een
ander idee is om het standbeeld
van Laurens Janszoon Coster op
wieltjes te plaatsen en steeds te
verzetten zodat heel Haarlem van
het beeld kan genieten. Regelmatig komt Dreijtvang in zijn brieven
ook weer terug op eerdere ideeën.
‘Verscheur die brief maar,’ schrijft
hij dan. Toch is Dreijtvang zeker
van zijn zaak. Hij eindigt zijn brieven vrijwel altijd met de constatering dat hij wel voor de prijs in
aanmerking móet komen.
Boven: Het Matje anno 2014.
Onder: Journalist Hans Pérukel legt in juni
1981 Rik Dreijtvang vast na het posten van
de zoveelste brief bij het SKA-secretariaat.
De grote onbekende
Al snel blijkt dat niemand in het
artistieke wereldje deze Rik Dreijtvang kent. Er verschijnen artikelen
in de lokale kranten en de leden
van het SKA-bestuur doen overal
navraag. Op 23 juni 1981 schrijft
freelance journalist Hans Pérukel
een brief aan de stadsredactie
van Haarlems Dagblad. Hij begint
zijn brief met de woorden: ‘Ik heb
het raadsel opgelost. Ik weet wie
# 2 | Het Matje van Rik Dreijtvang
Perzisch tapijt
De sluitingsdatum voor het inzenden van ideeën voor de lefprijs is
op 30 augustus 1981. Het SKA-bestuur besluit unaniem om de prijs
toe te kennen aan Rik Dreijtvang
en kiest ‘Het matje van Haarlem’
als winnend kunstidee. Al op 6
november 1980 - dus in één van
de eerste brieven die hij schrijft oppert Rik Dreijtvang dit idee. Hij
schrijft dat hij van mening is dat
iedereen elkaar op het matje moet
kunnen roepen. Zijn voorstel is om
de bestrating van een gedeelte
van de Grote Markt te vervangen
door sierbestrating met een motief
van een Perzisch tapijt. ‘En wanneer dit “matje” (want dat wordt
de officiële naam van dit project)
er dan ligt, kan iedereen die daar
behoefte aan heeft, op dit “matje”
plaatsnemen en een ander roepen,’
aldus Dreijtvang in zijn schrijven.
Merkwaardig gekleed
mannetje
Op vrijdagmiddag 2 oktober 1981
is de prijsuitreiking, waarvan in
het jaarverslag van de SKA een
Boven: Uitleg van Het Matje op de voorzijde van de uitnodiging voor de definitieve
onthulling (20 maart 1987).
Rechts: Rik Dreijtvang komt in vermomming aan bij de prijsuitreiking op 2 oktober
1981.
Rik Dreijtvang is. Althans, het
moet nu niet moeilijk meer zijn
om achter de ware identiteit van
de mysterieuze dinger naar de
Lefprijs te komen.’ Hij stuurt zes
34
exclusieve foto’s mee, die anno
2014 niet zouden misstaan in de
roddelbladen. Langzaamaan komt
de geruchtenmachine op gang en
meerdere malen wordt animatiefilmer en cartoonist Gerrit van Dijk
aangewezen als de persoon die
schuil gaat achter Rik Dreijtvang.
Want wie de letters van de naam
Rik Dreijtvang met elkaar verwisselt, kan eigenlijk maar tot één
conclusie komen.
gedetailleerd verslag staat: ‘Wij
hoopten daar kennis te maken
met Rik Dreijtvang en wachtten
met spanning rond ’t matje op
de dingen die zouden komen. Er
kwam niet zoveel en Rik al helemaal niet, totdat om tien over vijf
een witte taxi de Markt opgleed,
waaruit een merkwaardig gekleed
mannetje stapte, gewapend met
bloc-note, duimstok en palet, het
gezicht bedekt met een geblokte
theedoek. Hij kwam op het groepje
mensen af, legde onverstoord de
duimstok op het plaveisel en nam
de maat van “‘t matje van Haarlem”.’ Dat is het moment waarop
een van de toeschouwers Gerrit
van Dijk herkent aan zijn handen,
maar hij gaat onverstoorbaar door
met zijn act. Op de vraag of hij
zich wil ontmaskeren, geeft hij als
antwoord: ‘Dit is Rik Dreijtvang, zo
ziet hij eruit.’ De organisatie stelt
hem enkele vragen en verzoekt
hem een tekening te maken, zodat
zij er zeker van zijn dat het om Rik
Dreijtvang gaat. Als dat zo blijkt
te zijn, overhandigen zij hem een
waardebon van drieduizend gulden
en vragen hem plaats te nemen in
het bestuur van SKA.
Tegenstander kunstprijzen
Enkele dagen na de uitreiking gaat
Jannie Sipkes, voorzitter van SKA,
naar Gerrit van Dijk om hem het
bedrag van drieduizend gulden
in contanten te overhandigen. Hij
weigert het geld echter aan te ne-
Gerrit van Dijk kijkt belangstellend toe bij
het plaatsen van Het Matje voor de ingang
van de Brinkmann Passage (juli 1987).
men, omdat hij naar eigen zeggen
Rik Dreijtvang niet is. Sipkes gaat
onverrichter zake naar huis, maar
erg lang kan Van Dijk de ontkenning niet volhouden. Enkele dagen
later belt hij om te zeggen dat hij
wil stoppen met de creatie van Rik
Dreijtvang. Het geld blijft hij echter
weigeren, omdat hij een tegenstander is van kunstprijzen in het
algemeen. ‘Alleen in de kunst moet
je vooraf een prestatie leveren,
waarbij een groep mensen bepaalt
of weer anderen het werk te zien
krijgen’, meent hij. Bovendien kan
35
# 2 | Het Matje van Rik Dreijtvang
er maar één idee worden uitgevoerd en de andere kunstenaars
hebben dan voor niets gewerkt,
redeneert hij. Uiteindelijk wordt
besloten om het bedrag te reserveren voor eventuele meerkosten
aan Het Matje.
Totstandkoming van
Het Matje
De hoek van de Zijlstraat en de
Grote Markt, pal voor de ingang
naar de B&W ruimtes, is volgens
36
SKA de beste locatie voor Het
Matje. Het zit daar vlak bij de
Vierschaar, waar in vroegere tijden
óók mensen ter verantwoording
werden geroepen. Maar het college
van B&W wil daar niet aan, omdat
het gezag van het college beschadigd zou kunnen worden. Uiteindelijk wordt er zes jaar lang gediscussieerd, voordat de gemeente
besluit het mozaïek van Italiaanse
steentjes voor de Brinkmannpassage aan de Grote Markt te
plaatsen. De stichting is uit angst
voor slijtage geen voorstander van
deze locatie, maar stemt toch in.
Op 20 maart 1987 wordt Het Matje
uiteindelijk onthuld.
In 1998 wordt de Grote Markt
echter herbestraat en dreigt het
kunstwerk geruisloos te verdwijnen. Vrijwel direct springen verschillende personen in de bres voor
Het Matje, waaronder tekenaar
Joost Swarte, de advocaat Bas Eblé
en Jannie Sipkes van SKA. Sipkes
vraagt in haar brief om Het Matje
te verplaatsen naar de locatie waar
deze ooit bedoeld was en schrijft
daarbij: ‘Wij menen dat er thans
een college onze stad regeert dat
wat afstandelijker en wijzer de
morele en politieke kwetsbaarheid
van deze plaats kan beoordelen.’
Door tussenkomst van cultuurwethouder Jan Haverkort blijft
Het Matje uiteindelijk behouden
voor Haarlem. De gemeente geeft
de Haarlemse firma Pippelo en
zonen bv opdracht het kunstwerk
te restaureren. Zij laten dit doen in
Italië, omdat er in Nederland geen
vakmensen te krijgen zijn. Op 17
juli 1999 geven stratenmakers Het
Matje zijn ‘laatste rustplaats’ voor
het stadhuis. Daar ligt het tot op
de dag van vandaag!
soort mystificatie gaat optreden
rond die plek. Net zoals rond dat
katje op de hoek van de singel aan
de Grote Houtstraat. Niemand wist
waar dat ooit vandaan was gekomen. Niemand weet ook hoe het is
verdwenen.’
Links: Voorzijde van de brief d.d. 6
november 1980 met het winnende kunstidee Het Matje.
Boven: Artistieke verantwoording van
Het Matje door Gerrit van Dijk.
Onder: Trucagefoto met op de voorgrond
Gerrit van Dijk en op de achtergrond Rik
Dreijtvang (foto: Luc van de Lagemaat /
Gerrit van Dijk, 1981).
Een groot gedeelte van het archief van
Gerrit van Dijk is onlangs overgebracht
naar EYE, het nieuwe filmmuseum in
Amsterdam. Gelukkig bleef het archief
over specifieke Haarlemse projecten
behouden voor Haarlem door een schenking van Cilia van Dijk-Lieshout, weduwe
van Gerrit van Dijk, aan het NoordHollands Archief. Bij de overdracht van
de schenking vertelde Cilia van Dijk over
Tot slot moet gezegd worden dat
dit artikel misschien niet geschreven had moeten worden. Gerrit
van Dijk zegt immers zelf in een
interview met Nuel Gieles in De
Haarlemmer (1999): ‘Het mooiste
is dat er door de tijd heen een
de brieven van Rik Dreijtvang, die enkele
jaren geleden al aan het Noord-Hollands
Archief werden geschonken.
In 2011 maakte Gerrit van Dijk een filmpje
waarin hij uitlegt hoe Het Matje werkt.
Het filmpje is te bekijken op YouTube.
37
# 2 | Oorlog op papier
van Eric Henri Kennington uit
Engeland en Jan Hoynck van
Papendrecht uit Nederland te
zien, maar ook foto’s van Belgische vluchtelingen die in Haarlem
een veilig heenkomen zochten.
Het tentoongestelde materiaal
is afkomstig uit de collecties van
het Legermuseum, Western Front
Association, Griffioen Grafiek, het
Noord-Hollands Archief en Teylers
Museum.
Oorlog op papier
Boven: Strip ‘Farbige Engländer‘ van Ernst
Stern, uit Lustige Blätter – Kriegsnummer 22. 1915 (collectie Griffioen Grafiek,
Hilversum).
Midden: La Grande Guerre van Eduardo
Garcia Benito, Uitg. A. Tolmer, Paris 1915
(collectie Griffioen Grafiek, Hilversum).
In het Noord-Hollands Archief is tijdens de Stripdagen een tentoonstelling te bekijken
gewijd aan de Eerste Wereldoorlog.
Belgische vluchtelingen die in Haarlem een veilig
heenkomen vonden
Diverse aquarellen afkomstig uit een schetboek uit 1918 van Jan Hoynck van Papendrecht, met daarin een verzameling van
82 typen van militairen die in Nederland
geïnterneerd waren in de jaren 1914-1919
(collectie Legermuseum).
38
Zeppelins, duikboten, vlammenwerpers en tanks. De Eerste
Wereldoorlog was een toneel voor
nieuwe uitvindingen en dat sprak
veel cartoonisten tot de verbeelding. Honderdduizenden kritische
en humoristische tekeningen
verschenen in satirische tijdschriften als Kladderadatsch, Punch, La
Rire Rouge en De Nieuwe Amsterdammer. Een selectie van deze
karikaturen, gecombineerd met
grafisch werk, objecten en foto’s
uit de Eerste Wereldoorlog, is van
6 mei t/m 1 juni te zien in de
tentoonstelling ‘Oorlog op papier
- Prenten en foto’s uit de Eerste
Wereldoorlog’.
De tentoonstelling is onderdeel
van de Stripdagen Haarlem, die dit
jaar thematisch aansluiten bij de
100-jarige herdenking van de
Eerste Wereldoorlog. Er is onder
andere schitterend grafisch werk
Tijdens de Stripdagen Haarlem
op 31 mei en 1 juni zijn in de
Vishal, de Waag, het Historisch
Museum Haarlem, de Nieuwe
Vide, Studio Burgwal en Stripwinkel Silvester ook tentoonstellingen te bezichtigen die zijn gewijd
aan de Eerste Wereldoorlog.
De tentoonstelling ‘Oorlog op
papier. Prenten en foto’s uit de
Eerste Wereldoorlog’ is te bezoeken van 6 mei tot en met 1 juni.
(Janskerk, Jansstraat 40, Haarlem). Openingstijden: Dinsdag
t/m vrijdag van 9.00 tot 17.00
uur / Zaterdag 17 mei van 9.00
tot 17.00 uur / Zaterdag 31 mei
en zondag 1 juni van 11.00 tot
17.00 uur. De toegang is gratis.
# 2 | Aanwinsten
Tekst: Helen van der Eem / beeld: Noord-Hollands Archief
Nieuwe archieven
en collecties
Bij het Noord-Hollands Archief zijn de afgelopen maanden diverse nieuwe archieven
binnengekomen. In deze rubriek aandacht voor enkele van die archieven, die ondertussen
te raadplegen zijn in de studiezaal.
Boven en rechts: Hetty Blok repeteert
met scholieren in het Bloemendaalse Bos
Instellingen in de
provincie
tijdens het Festival of the Arts (1960).
Onder: Freek de Jonge en Bram Vermeulen
tijdens de openingsavond van het Cultureel
Jongeren Paspoort, seizoen 1969/1970
in het concertgebouw in Haarlem (29
augustus 1969).
40
Aanvullingen op de collectie van Losse Aanwinsten
(verkregen vanaf 1984) van
het Noord-Hollands Archief,
1580-2006, inv. nrs. 52-54
0,10 m
Inv. nr. 52: Plakboek van het
Festival of the Arts, internationaal
kunstfestival voor scholieren van
scholen aangesloten bij de Conference of Internationally-minded
Schools (CIS), gehouden van 25 juli
t/m 6 augustus 1960 in Haarlem
onder leiding van Hetty Blok en
Jack Bow, georganiseerd door de
CIS-Haarlem, 1960. In Haarlem
waren het Lorentz Lyceum, Lourens
Costerlyceum, Coornhertlyceum,
Christelijk Lyceum, HBS voor
meisjes en de Rijkskweekschool
aangesloten bij de CIS, evenals het
Jac. P. Thijsse Lyceum in Overveen.
Inv. nr. 53: Losbladig fotoalbum
van de openingsavond van het
Cultureel Jongeren Paspoort (CJP)
seizoen 1969-1970 in het Concertgebouw in Haarlem, 29 augustus
1969. Met programmaboekje, 1969.
Aangesloten
gemeenten
AALSMEER
Algemene School voor Beroepsonderwijs De Tienerterp te Aalsmeer, 1930-1968
(1992) 0,80 m
De Vereniging Naai- en Knipschool
is opgericht op 2 juni 1921 in Aalsmeer met het doel ‘lager nijverheidsonderwijs te doen verstrekken aan meisjes en vrouwen’. De
Naai- en Knipschool betrok in 1929
het gebouw in de Hadleystraat 55
in Aalsmeer. In 1939 veranderde
de naam van de school in Nijverheidsschool voor Meisjes. Door
verbreding van het onderwijs werd
in 1972 de naam van de school
Algemene School voor Beroepsonderwijs De Tienerterp. De school
kreeg begin jaren tachtig van de
twintigste eeuw te maken met een
daling van het aantal leerlingen.
Het mislukken van pogingen te
komen tot een fusie met andere
scholen voor voortgezet onderwijs
in Aalsmeer heeft geleid tot het
besluit om de school per 31 juli
1986 te sluiten.
Vrouwenraad Aalsmeer,
1980-1994 0,10 m
De Federatieve Vrouwenraad Aalsmeer is opgericht op 15 november
1978; op 16 juni 1987 wijzigde
de naam zich in Vrouwenraad
Aalsmeer.
De vereniging had als doel het
bevorderen van de samenwerking
van haar leden-organisaties, om
vanuit een gemeenschappelijke
verantwoordelijkheid de actieve
deelname van de vrouw aan alle
facetten van de samenleving te
stimuleren. De vereniging trachtte
haar doel te bereiken door onder
41
# 2 | Aanwinsten
andere het bevorderen van praktische sociale dienstverlening en
door het bevorderen van inzicht,
bijvoorbeeld door het organiseren
van cursussen en al wat daartoe
verder dienstig kan zijn. Nadat eind
1994 de Vrouwenraad Aalsmeer
ophield te bestaan ontstond de
Stichting Het Trefcentrum, Steunpunt voor Emancipatie Activiteiten.
HAARLEM
Schuurman Schimmel-van
Outeren Stichting te Haarlem, (1856) 1883-2000
(2003) 1,00 m
De stichting is opgericht in 1883
door Helena G. van Outeren, weduwe van de Haarlemse huisarts H.F.
Schuurman. Ze waren kinderloos
en bestemden hun uit beleggingen
42
Links: Helena G. van Outeren, uit: Jaarboek
Het Adema-orgel, afkomstig uit de Wil-
stad Haerlem (1909).
lebrorduskerk te Amsterdam, geplaatst in
de St. Bavo Kathedraal, 1984 (foto: Koos
Rechts: Jack Bow oefent tijdens het Festi-
Schippers, Lisse).
val of the Arts met een paar scholieren het
slotnummer van de show in het Bloemendaalse Bos (1960).
en grond bestaande vermogen
grotendeels voor deze stichting.
Ook de tweede echtgenoot van
Helena, L.E. Gerdessen, deed dat.
De stichting hield zich aanvankelijk
bezig met het financieel steunen
van Haarlemse scholieren, zowel
op de lagere school als in het
vervolgonderwijs. Daarnaast werd
jaarlijks een uitje georganiseerd
voor kinderen uit de hoogste klassen van de kosteloze lagere scholen en kregen de bewoners van het
Stads Armen- en Ziekenhuis op
de verjaardagen van het echtpaar
Schuurman Schimmel een feestmaaltijd aangeboden. Na het overlijden van Gerdessen in 1911 ging
de stichting zich meer toeleggen
op het verlenen van studietoelagen
aan (buitenlandse) studenten in de
wetenschap of kunst die hun studie niet konden betalen. Theologiestudenten mochten niet gesteund
worden, want de stichters waren
vrijdenkers en sympathiseerden
met de vrijmetselarij. De gelden
van de nog steeds bestaande
stichting zijn tegenwoordig in
hoofdzaak bestemd voor Nederlandse en buitenlandse studenten
aan Nederlandse universiteiten
en hogescholen voor de kunst, die
buiten hun schuld in financiële
moeilijkheden zijn geraakt. Er is
bovendien een geoormerkt bedrag
voor stages in het buitenland.
Stichting Willibrordusorgel te
Amsterdam, (1920) 19692000 (2001) 0,45 m
Het Willibrordusorgel werd oorspronkelijk gebouwd voor de Sint
Willibrorduskerk buiten de Veste
te Amsterdam. In 1966 bleek de
kerk dusdanige ernstige bouwkundige mankementen te vertonen, dat het gebouw vanwege
instortingsgevaar gesloten werd.
Toen de restauratiekosten te hoog
bleken werd besloten om de kerk
te slopen. Het orgel werd in 1969
gekocht door het Comité tot behoud van het Sint Willibrordusorgel
en zo van de ondergang gered. Om
handelend op te kunnen treden
werd het comité op 14 april 1969
omgezet in een stichting.
Een nieuwe bestemming voor
het orgel werd gevonden in de
kathedrale basiliek Sint Bavo te
Haarlem, waar het orgel in 1971
werd geplaatst. Dankzij de inzet
van vrijwilligers en donateurs van
de stichting kon het instrument
worden gered en onderhouden.
HAARLEMMERMEER
Subbureau Zuid van de
Wederopbouw te Haarlemmermeer, (1941) 1946-1950
(1958) 0,50 m
Voor het regelen van de wederopbouwprojecten in de gemeente
Haarlemmermeer was in de
periode 1946-1950 het Subbureau
Zuid van de Wederopbouw actief.
Het Subbureau was een onderdeel
van Streekbureau Noord-HollandWest te Haarlem, dat weer een
onderdeel was van het Ministerie
van Openbare Werken en Wederopbouw (van 1947 tot 1956
Ministerie van Wederopbouw en
Volkshuisvesting geheten).
Tot de werkzaamheden van het
Subbureau behoorden de inventarisatie en controle van de gemaakte of de te maken kosten voor het
herstel van de schade als gevolg
van de Tweede Wereldoorlog. Dit
herstel moest door het Ministerie
van Wederopbouw en Volkshuisvesting worden goedgekeurd. De
kosten kwamen voor rekening van
het Ministerie van Financiën. De
herstelwerkzaamheden werden
door het Subbureau gecoördineerd.
In 1948 werd de Vertrouwenscommissie voor de Herverkaveling
Akerdijk en Nieuwemeerdijk in
de gemeente Haarlemmermeer
opgericht. Deze vertrouwenscommissie had als taak om de herverkaveling en de onteigening van
de kavels rond Badhoevedorp in
goede banen te leiden. Het archief
bevat ook stukken betreffende de
herverkaveling van de Lisserdijk,
maar vooral stukken betreffende
herstel en herbouw van panden
(woningen, winkels, boerderijen,
schuren, loodsen) in de gemeente
Haarlemmermeer in het kader van
de wederopbouw.
Zie ook het archievenoverzicht
op www.noord-hollandsarchief.
nl. Daar is tevens een uitgebreid
overzicht te vinden van aanwinsten van archieven en collecties en
aanvullingen op archieven en/of
collecties.
43
Strandplezier in Zandvoort,
collectie Kennemerland,
Noord-Hollands Archief (1965).
Noord-Hollands Archief
Postbus 3006
2001 DA Haarlem
(023) 5172700
www.noord-hollandsarchief.nl
[email protected]
www.facebook.com/nharchief
www.twitter.com/nharchief