Mei 2014 / Nummer 2 UITGELICHT 06 Een compleet historisch beeld, gewoon thuis op je scherm | Alexander de Bruin en Nico Vriend over de unieke fotocollectie van Haarlem. 38 Kritische en humoristische blik op de Eerste Wereldoorlog | Karikaturen, grafisch werk, tekeningen: tijdens de Stripdagen aandacht voor de 100-jarige herdenking. Mei 2014 / Nummer 2 Colofon Eindredactie: Christine Tinssen, Ilse Kaldenbach, m.m.v. Wim de Wagt Aan dit nummer werkten mee: Alexander de Bruin, de beeldmarketeers/Marc Vreuls, Helen van der Eem, Hans van Felius, Ying Goddijn, Olga van der Klooster, Frederike Leffelaar, Paul Maessen, Annabella Meddens-van Borselen, Esther van Velden, Nico Vriend, Wim de Wagt, Lieuwe Zoodsma Vormgeving: Michael Kolf, bno - PICADIA inhoud 5 16 20 Druk: Lenoirschuring - Amstelveen Voorzijde omslag: Algerijnse infanterist in Franse krijgsdienst en andere Franse soldaten op een aquarel uit een schetsboek uit 1918 van Jan Hoynck van Papendrecht (collectie Legermuseum). Een woord vooraf van directeur Lieuwe Zoodsma. Prikbord Interessant nieuws. 22 Aandacht voor diverse nieuwe archieven die de afgelopen maanden bij het Noord-Hollands Archief zijn binnengekomen. 12 Een biertent in de Haarlemmerhout 26 Mooi geweest Hans van Felius schrijft over de voormalige bierbrouwerij de Witte Raaf in een oude zeepfabriek. Een prachtige tekening voor een biertent in de Hout vormde de aanleiding. Terugblik op activiteiten. Grand Hotel Funckler: ‘A most charming hotel’ Ruim 150 jaar geleden werd een pand aan de Kruisstraat in gebruik genomen door een hotel. Maar niet zomaar een hotel! 32 Nieuwe Archieven en collecties Geesten komen tot leven op gedigitaliseerde foto’s Interview met Alexander de Bruin en Nico Vriend over de expositie die zij maakten over de oudste foto’s van Haarlem. Het vieren van de bevrijding in Haarlem liep voor Gerardje Visser en Willem Roozen niet goed af. Een reconstructie van een fataal schietincident. Het favoriete archiefstuk van Frederike Leffelaar. 28 40 6 Dubbel drama tijdens de bevrijding Topstuk Oplage: 750 ISSN: 2352-0671 Uitgelicht Het Matje van Rik Dreijtvang Oorlog op papier Een onwaarschijnlijk verhaal over de totstandkoming van een kunstwerk in Haarlem. 38 In het Noord-Hollands Archief is tijdens de Stripdagen een tentoonstelling te bekijken gewijd aan de Eerste Wereldoorlog. 3 Uitgelicht ... Het eerste nummer van NHA Uitgelicht van december 2013 is enthousiast onthaald. De opvolger van NHA Nieuws viel bij velen niet alleen in de smaak vanwege de keuze en inhoud van de artikelen, maar ook door de frisse en moderne uitstraling en de fraaie vormgeving. Vanaf 2014 kunt u NHA Uitgelicht twee keer per jaar tegemoet zien: een nummer in het voorjaar en een nummer in het najaar. Als lid van de Stichting Vrienden van het Noord-Hollands Archief krijgt u iedere editie automatisch thuisgestuurd. Naast de andere voordelen die het lidmaatschap van deze Stichting biedt, wellicht een extra reden om lid te worden. En voor de kosten hoeft u het niet te laten, de minimale contributie bedraagt nog steeds slechts 15 euro per jaar. In dit nummer uitgebreid aandacht voor een zeer bijzondere tentoonstelling die op 14 juni 2014 wordt geopend in de Janskerk. Onder de sprekende titel ‘Haarlem na sluitertijd. De oudste stadsfoto’s, 1845-1920’ worden de eerste en oudste foto’s van Haarlem getoond. Unieke en zeer bijzondere beelden van Haarlem uit lang vervlogen tijden, waarvan slechts weinigen zullen weten hoe het er uit heeft gezien. In dit nummer een interview met de samenstellers van de tentoonstelling, Alexander de Bruin en Nico Vriend, door Wim de Wagt. Het bestuur van het Noord-Hollands Archief heeft in 2013 een intentieovereenkomst afgesloten met het bestuur van de Stichting Museum Enschedé om de mogelijkheden te onderzoeken om de unieke, maar ook zeer omvangrijke en waardevolle archieven en collecties van dit bedrijfsmuseum integraal te behouden voor de stad Haarlem en onder te brengen bij het NHA. Dit jaar zal duidelijk moeten worden in hoeverre deze voorgenomen samenwerking ook daadwerkelijk gaat leiden tot uitvoering, waarbij met name de financiering en plaatsing van de archieven en collectieonderdelen een belangrijk punt van aandacht vormen. Ik wens u allen veel leesplezier. Zeer bijzondere beelden van Haarlem uit lang vervlogen tijden Lieuwe Zoodsma, directeur Noord-Hollands Archief De oudste kleurenfoto van het Noord-Hollands Archief is een zoge- dochter Pien (1914-1915). De collectie van Pijnacker Hordijk is in naamde autochroom, gemaakt door fotograaf en tevens Gemeente 2005 aan het Noord-Hollands Archief geschonken. Secretaris van Haarlem, Mr. W.F.C.C. Pijnacker Hordijk van zijn 5 # 2 | Geesten komen tot leven op gedigitaliseerde foto’s Tekst: Wim de Wagt / beeld: de beeldmarketeers/Marc Vreuls en Noord-Hollands Archief Geesten komen tot leven op gedigitaliseerde foto’s Alexander de Bruin en Nico Vriend maken expositie over de oudste foto’s van Haarlem Mensen op straat, schimmen, als geesten uit die tijd Het was een megaklus, de digitalisering van de bijna dertigduizend foto’s tellende Haarlemcollectie. ‘Nu is onze fotocollectie dan eindelijk online volledig ontsloten,’ aldus Alexander de Bruin, hoofdconservator van de beeldcollecties. Om een indruk te geven wat voor moois daar allemaal tussen zit, stelde hij met Nico Vriend, seniormedewerker dienstverlening en presentatie, uit deze uitgebreide collectie een tentoonstelling samen over de oudste foto’s van Haarlem, die behoren tot de vroegste fotografie van Nederland. eerste generatie fotografen overleden is,’ legt De Bruin uit. ‘Die alleroudste foto, een opname van de Grote Houtstraat bij het Verwulft, bezitten we overigens niet zelf, hij is van het Rijksmuseum.’ Op de tentoonstelling staat het werk van acht fotografen in het middelpunt die tot de eerste fotografen van Haarlem behoren, namelijk Eduard Asser (de maker van de Rijksmuseumfoto), Pieter Oosterhuis, W.F.C.C. Pijnacker Hordijk, Munnich & Ermerins, C.H.W. ten Bruggencate, Bernard Zweers, Adolphe Braun en Jacques Chits. Straatbeelden De eerste vraag die zich opdringt is hoe je een selectie maakt uit zoveel foto’s. ‘We zijn uitgegaan van de alleroudste foto van Haarlem, die uit 1845 dateert, en hebben een knip gemaakt bij 1920, omdat dan de laatste fotograaf van de 6 ‘Dit waren grotendeels professionele fotografen met een eigen atelier, die in eerste instantie vooral topografische foto’s hebben gemaakt,’ zegt De Bruin. ‘Je ziet er niet zozeer gebeurtenissen op, maar vooral straten en gebouwen. De Grote Houtstraat, 1903, C.H.W. ten Bruggencate. ‘Moet je de blik waardoor je scherpe licht-donker contrasten krijgt. We hebben een van dat jongetje eens zien. En het patroon van zijn gebreide trui. stuk of dertig foto’s van hem, maar weten heel weinig over hem. Dat houdt verband met de plaats waar de trui gemaakt is. Dit is een Zelfs de spelling van zijn naam staat niet vast. Ten Bruggencate, die visserstrui, ieder vissersdorp had zijn eigen breipatroon. We zouden vermoedelijk alleen in Haarlem actief was, is een kleine ontdekking. dat voor deze trui moeten zien te achterhalen. Ten Bruggencate had Het is trouwens niet altijd even fraai wat hij maakte hoor. Soms pakt altijd een laag standpunt voor zijn opnames. En hij drukte ‘hard’ af, juist dat lage perspectief verkeerd uit.’ # 2 | Geesten komen tot leven op gedigitaliseerde foto’s Alexander de Bruin (r) en Nico Vriend op de plaats van de vroegere Kleine Houtpoort aan ’ Vriend: ‘We beperken ons in deze tentoonstelling dan ook tot dergelijke straatbeelden. We hopen de foto’s zelfs in een digitale toepassing op de bekende kaart van Nautz uit 1826 te kunnen projecteren, zodat je in een oogopslag kunt zien waar in Haarlem de foto’s destijds genomen zijn.’ Tussen de foto’s zitten veel anonieme exemplaren. De samenstellers geven aan dat het monnikenwerk is geweest om hieruit een keuze te maken. De Bruin: ‘Een van de aandachtspunten zijn de openbare werken in de stad, het begin van de Kleine Houtstraat. Links: De Kleine Houtpoort, gemaakt door Eduard Asser, 1855. ‘De oudste Haarlemse foto in de collectie,’ aldus De Bruin en Vriend. ‘Wij noemen hem onze icoonfoto. De man met de hoge hoed die je daar ziet En hup: een compleet historisch beeld, gewoon thuis op je scherm staan is Asser. De man naast hem is Adolphe Mouilleron, een Franse schilder en een vriend van Asser, die hier op bezoek was. Omdat hij zo ongelooflijk mooi gedigitaliseerd is kun je heel scherp inzoomen en zie je van alles op de achtergrond wat je eerst niet kon zien. Het zou best kunnen zijn dat de sluitertijd hier een halfuur is. Beide mannen leunen tegen de poort zodat ze relaxed stil konden blijven staan. In deze foto komt alles samen. Een straatbeeld dat er niet die goed in beeld brengen hoe de stad aan het veranderen was. De demping van de grachten, de sloop van de stadspoorten en stadsmuren. Vanaf 1880-1885 gaat Gemeentewerken, later gevolgd door Bouw- en Woningtoezicht, dergelijke foto’s gebruiken voor bouwaanvragen en dergelijke.’ meer is. De schimmen van voorbijgangers, die met de techniek te maken hebben. De Ongelooflijk veel feesten oudste selfie die we in onze collectie heb- ‘Bij het bekijken van al die foto’s hebben we een aantal trends waargenomen. Ten eerste dat je in die vroege periode maar ben. Bezoekers kunnen met Asser op de foto door zich zelf te fotograferen en hun foto in het beeld te plaatsen.’ heel weinig foto’s hebt. Het was gewoon veel werk om een foto te maken. Maar in de loop van de 19de eeuw neemt het aantal foto’s per jaar progressief toe. Eerst zijn die voornamelijk topografisch van aard, maar toen de fotografische techniek dit mogelijk maakte werden er steeds vaker gebeurtenissen vastgelegd. Zo zijn er ongelooflijk veel feesten gefotografeerd: Frans Hals-feesten, Costerfeesten, De Ruyterfeesten, kermissen, koninklijke bezoeken - iedere keer weer, bakken vol.’ Er zijn er ook lacunes, hebben ze gemerkt. Vriend: ‘We waren bijvoorbeeld op zoek naar foto’s van het oude station met de treinen erbij, maar kwamen erachter dat we die niet hebben. Er zijn wel foto’s van alleen het Zocher-gebouw, maar helaas zonder rijdend materieel. En van sommige buurten, bijvoorbeeld de Frederik van Eedenstraat, is er bijna niets uit die vroege periode.’ De presentatie van de foto’s is in grote lijnen chronologisch waardoor de ontwikkeling van de fotografie goed te volgen is op de tentoonstelling. De Bruin: ‘Bepaalde exemplaren drukken we groot af op presentatiewanden. Van de oudste foto’s exposeren we het origineel in met gordijntjes afgeschermde vitrines, in een afgezonderde ruimte. Met een lampje kun je die foto’s aanlichten. Dat is spannend, maar ook functioneel, omdat de meest kwetsbare foto’s op die manier beschermd worden tegen het daglicht. Anders heb je na drie 9 # 2 | Geesten komen tot leven op gedigitaliseerde foto’s maanden geen foto meer over.’ Haarlem behoort met Amsterdam en Utrecht tot de voorlopers op het gebied van stadsfotografie. Hoe komt dat? ‘Dat heeft toch te maken met de ligging ten opzichte van Amsterdam,’ vermoedt De Bruin. ’Daar zaten de eerste fotografen, en omdat Haarlem nog zijn oude aanzien had was de stad aantrekkelijk genoeg om te fotograferen.’ de oudste foto die het NHA van Haarlem heeft. ‘Nu deze foto gedigitaliseerd is kun je heel scherp inzoomen en zie je van alles op de achtergrond gebeuren. Mensen op straat, schimmen, als geesten uit die tijd, juist dankzij die lange sluitertijd. Afhankelijk van hoe lang iemand op een bepaalde plek bleef staan. De techniek stond echt nog in de kinderschoenen.’ Rechts: Het Groot Heiligland, bij het Vrouwe en Antoniegasthuishofje, 1860, Munnich & Ermerins. ‘Mijn favoriete foto,’ zegt Alexander de Bruin. ‘Hier kun je mooi de techniek zien. Deze man zit stil bij zijn kiepwagen. Misschien is hij een straatveger of anders een stratenmaker. We hebben de foto op een computerscherm in detail bekeken. Waarschijnlijk heeft die vrouw daar op een aantal plekken gestaan terwijl de foto gemaakt werd. Ze is misschien wel hier naartoe gelopen, en weer terug, en toen daar naartoe. Het was gewoon veel werk om een foto te maken Zijn jullie zelf anders naar de stad gaan kijken? ‘Voor mij was de techniek een eyeopener,’ zegt Vriend. ‘Om een foto te kunnen maken was in die tijd een heel lange sluitertijd nodig. Niet een paar minuten, maar wel een halfuur. Het idee dat je bij deze foto’s krijgt is dat het heel stil was op straat, maar dat klopt dus niet. Het lijkt altijd wel heel stil, maar dat heeft met de opnametechniek te maken: voorbijgangers werden gewoon niet vastgelegd omdat ze in beweging waren.’ Beiden buigen zich enthousiast over een print van de foto die het tentoonstellingsaffiche siert: een opname van de Kleine Houtpoort uit 1855, gemaakt door Asser, 10 Welke betekenis heeft de digitalisering van de fotocollectie voor het wetenschappelijk onderzoek van de stad? De Bruin: ‘Je hebt nu nog meer visuele documentatie tot je beschikking. Ik ben zelf bijvoorbeeld bezig met gemeentearchitect Van den Arend (werkzaam van 1852 tot 1880; wdw). We weten dat er in zijn tijd veel grachten zijn gedempt. Maar hoe zag dat dempen er nou uit? Hoe ging het in zijn werk? Dat zie je nu voor het eerst. Een ander voorbeeld. Ik ken twee panden waarvan ik altijd gedacht heb dat ze 17de-eeuws zijn, maar ze blijken hartstikke 19de-eeuws! Op een bepaald moment zijn er gewoon trapgevels op gebouwd van oude stenen, heel bedrieglijk.’ ‘Eind 19de eeuw zijn er een heleboel van die oude geveltoppen gesloopt vanwege instortingsgevaar,’ vervolgt de hoofdconservator. ‘Met behulp van deze foto’s kun je de oorspronkelijke toestand reconstrueren. Het is te hopen dat de collectie nog meer een rol kan gaan spelen in het wetenschap- Een fotograaf baarde natuurlijk opzien in die tijd. Typisch zo’n oud Haarlems wijffie: “Hé, wat gebeurt daar nou?” Ze drentelt eromheen en uiteindelijk gaat ze ergens zitten kijken. Zoiets stel ik me er dan bij voor. Je kunt haar spoor volgen door de hele straat. Terwijl de man duidelijk is gevraagd om daar te gaan zitten.’ pelijk onderzoek, en misschien weten onderzoekers op basis van dit materiaal zelfs nieuwe onderzoeksvragen te formuleren.’ Hebben jullie aan de hand van deze foto’s ontdekkingen gedaan over de stad? Vriend: ‘Jawel. In 1903 was er een grote staking van de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (HIJSM). We hebben een aantal foto’s van deze staking (her)ontdekt. Wat we nog niet wisten was dat er ook stakingbrekers waren. Op een van de foto’s zie je hen door de Amsterdamse Poort lopen op weg naar hun werk, begeleid door een militair escorte; sociale onrust in Haarlem!’ Wat roept deze collectie bij jullie op? ‘Gemengde gevoelens,’ antwoord De Bruin. ‘Wat mij toch schokt is hoe enorm veel er gesloopt is. In die mate dat ik me afvraag: waar was het nodig voor? Tegelijk weten we ook dondersgoed dat het maar goed is dat bijvoorbeeld de sloppen uit de Dubbele Buurt of de Heiliglanden verdwenen zijn. De armoede druipt van dergelijke foto’s af. Een paar voorbeelden zijn op de tentoonstelling te zien.’ De bedoeling van de expositie is niet alleen de bezoeker een incidentele bijzondere ervaring te bieden. ‘Buiten dat het inhoudelijk een leuke tentoonstelling is willen we op deze manier de gedigitaliseerde collectie onder de aandacht van het publiek brengen,’ zegt Vriend. ‘We willen graag dat iedereen weet wat we in huis hebben en dat de Haarlemcollectie online te bekijken is. Misschien kan het publiek zelfs helpen het fotomateriaal nog beter toegankelijk te maken door suggesties te doen voor een betere omschrijving.’ ‘Veel mensen kennen de beeldbank niet en realiseren zich niet welke enorme mogelijkheden die biedt,’ vult De Bruin aan. ‘Dat is soms koudwatervrees. Maar het is zo eenvoudig. Je tikt een zoekterm in, jaartal, straat, en hup, je hebt een compleet historisch beeld, gewoon thuis op je scherm. Iedereen vindt het toch leuk om bijvoorbeeld een oude foto van zijn straat te zien? De tentoonstelling ‘Haarlem na sluitertijd. De oudste stadsfoto’s 1845-1920’ is van 14 juni t/m 31 augustus 2014 gratis te zien in de Janskerk (Jansstraat 40, Haarlem). Op de beeldbank van het Noord-Hollands Archief is gedurende de tentoonstelling een speciale presentatie te zien. 11 # 2 | Een biertent in de Haarlemmerhout Tekst: Hans van Felius / beeld: Noord-Hollands Archief Een biertent in de Haarlemmerhout Onlangs stuitte een alerte bezoeker op een prachtige tekening van een biertent in de Hout. Een biertent in de Hout? Wat is het verhaal hierachter? Jenever als de vloek voor de arbeidsproductiviteit Boven: Dr. Daniël de Haan. Rechts: Bouwtekening van de biertent in de Hout, vermoedelijk van de hand van Pieter Kleiweg Dyserinck (1868). 12 In de negentiende eeuw was weinig over van de oude bloei van de Haarlemse brouwnijverheid. Aanvankelijk kende Haarlem toen nog maar twee bierbrouwerijen: het Scheepje – daterend uit de zeventiende eeuw – en de in 1823 opgerichte brouwerij van Lans. In 1857 kwam daar de brouwerij van de firma Van Lommel & Vogelpoel bij, die werkte onder de naam ‘het Klaverblad’ en gevestigd was in het pand van de opgeheven gelijknamige azijnmakerij aan de Spaarnwouderstraat. Lang bestond de firma niet, want in 1860 werd ze ontbonden. Firmant Van Lommel ging leven als rentenier, Vogelpoel vertrok naar Bergen op Zoom om daar een bierbrouwerij over te nemen. Van verzekeringsman naar bierbrouwer De brouwerij werd niet opgeheven, maar verkocht aan de Haarlemse verzekeringsagent Samuel Cornelis Raven, die bij de koop een aantal voorwaarden bedong. Zo kregen hij en zijn broer een opleiding tot brouwer en mocht Christiaan van Lommel in Haarlem geen brouwerij meer exploiteren. De oude naam van de azijnmakerij werd vervangen door ‘de Witte Raaf’. Groot was de brouwerij niet, want in 1861 had Raven drie man in dienst. Ter vergelijking: zijn beide Haarlemse concurrenten hadden elk rond de acht personeelsleden. Wel lijkt het bedrijf succesvol te zijn geweest. Mogelijk hield dit verband met de juist in die tijd gestarte actie om het gebruik van jenever tegen te gaan. Jenever werd gezien als de vloek voor de arbeidsproductiviteit in Nederland, en de overheid propageerde het gebruik van het geschikter bevonden bier. Door het succes wilde Raven uitbreiden, maar daar had hij een partner met voldoende financiële middelen voor nodig. Die vond hij in Dr. Daniël de Haan. De Haan was rijk, had belangstelling voor politiek, wetenschap en cultuur (hij was onder meer wethouder van Haarlem en directeur van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen), maar buiten zijn politieke en wetenschappelijke activiteiten had hij geen vaste baan. De Witte Raaf werd door Raven voor een som van twintigduizend gulden in de in 1863 opgerichte Firma De Haan en Raven ingebracht. De nieuwe firmant tekende voor de overige veertigduizend gulden. De gevolgen van de financiële injectie werden spoedig duidelijk. In 1863 verdubbelde het aantal personeelsleden en werd een stoommachine in gebruik genomen. Het gemeenteverslag over dat jaar meldt dat de brou- werij ‘eene belangrijke uitbreiding (heeft) ondergaan,’ en dat de toestand ‘vooruitgaande’ is. Heilzame werking Ondertussen werd het bier van de Witte Raaf ruim verspreid. Uit advertenties in Nederlandse kranten blijkt dat de brouwerij niet alleen bier in Haarlem en omstreken verkocht, maar ook in Amsterdam, Leiden, Rotterdam en de provincie Friesland. De agent voor die provincie zetelde in Sneek, en het Haarlemse bier werd onder meer verkocht vanuit het depot 13 # 2 | Een biertent in de Haarlemmerhout machines die ijs konden fabriceren. Een van de belangrijke pioniers op dit gebied was Wilhelm Feltmann, directeur bij Heineken. Om kennis te maken met dit nieuwe procedé bezocht ook een van de medewerkers van De Haan en Raven de brouwerij van Heineken. Goede werkgever Tekening van de toestand van Spaarnwouderstraat 14 vóór de verbouwing door zeepfabriek ‘het Klaverblad’. Rechts: Visitekaartje van Samuel Raven (ca. 1861). in Harlingen. De brouwerij produceerde in die tijd het traditionele ondergistende bier, wat doorgaans een troebele biersoort opleverde. Verder donker en licht bier van verschillende kwaliteit, maar ook Princessebier en gerstebier (een iets goedkopere biersoort). Daarnaast werd ale gebrouwen en de aanvankelijk in België geproduceerde biersoorten Faro en Lambiek. Ook het heilzaam geachte stoutbier werd door de Witte Raaf geproduceerd. Het publicitaire toppunt zal wellicht de sponsoring door de Witte Raaf van de in 18821883 georganiseerde Nederlandse Poolexpeditie geweest zijn. Naast rolpens, hoofdkaas, champagne en moezelwijn, werd een onwaarschijnlijke hoeveelheid van 320 liter ‘beste Genever’ aan de expeditie 14 cadeau gedaan. De firma De Haan en Raven kon natuurlijk niet achterblijven, en daarom werden vijf kisten bier geleverd. Ongetwijfeld het koudste Haarlemse bier ooit! Gebrouwen bier moet verkocht worden; anders heeft het brouwen nauwelijks zin. Om die reden dienden De Haan en Raven het verzoek in om in de Haarlemmerhout een biertent te mogen plaatsen, waar de ‘nette burgerij’ van Haarlem bediend kon worden. In 1868 werden in de Hout alleen de leden van de Buitensociëteit (het latere Dreefzicht) bediend, die geëxploiteerd werd door de herensociëteit Trou Moet Blycken. Hoewel de gemeente niet afwijzend stond tegenover het initiatief werd het toch afgewezen. De gemeente wilde eerst meer onderzoek doen naar de meest geschikte plaats voor een biertent. Een soortgelijk initiatief van de agent van de Amsterdamse concurrent brouwerij De Haan & Sleutels van de Firma P. & S. Rendorp werd om dezelfde reden afgewezen. Beiers bier Door de betere transportmogelijkheden maakte het Nederlandse publiek in de negentiende eeuw kennis met een nieuwe biersoort, het ondergistende bier. Dit biertype, veel helderder dan het traditionele Nederlandse bier, kon alleen bij lage temperaturen geproduceerd worden. Het was aanvankelijk dan ook voornamelijk in Tsjechië en Beieren geproduceerd, waar de omstandigheden gunstiger waren. Het werd in Nederland bekend onder de term ‘Beiers bier’, maar wij kennen het onder de huidige naam ‘pils’, naar de Tsjechische stad Pilzen. Verschillende brouwerijen gingen proberen om dit steeds meer aan populariteit winnende biertype in Nederland te produceren. Aanvankelijk met uit Noorwegen geïmporteerd natuurijs, maar later met behulp van Brouwerijen als Heineken en Amstel produceerden het nieuwe bier al in de jaren zeventig, maar bij de Witte Raaf voltrok die vernieuwing zich aanzienlijk later. Medio jaren tachtig werd eerst de samenwerking tussen Raven en De Haan verbroken. De laatste ging als enige firmant verder, daarbij gesteund door zijn zoon, die door het Twee liter bier per dag en niet op zondag werken personeel werd aangeduid als ‘de jonge heer De Haan’. Dat laatste weten we door de Arbeidsenquête van 1890. Het bedrijf telde toen elf man personeel, dat als secundaire arbeidsvoorwaarde recht had op twee liter bier per dag en niet op zondag hoefde te werken. Omstreeks diezelfde tijd werd in de brouwerij veel geld geïnvesteerd om deze geschikt te maken voor de toekomst. Het gemeenteverslag over 1891 meldt een verbouwing, waarbij nieuwe stoommachines waren geplaatst, een nieuwe brouwketel en een koelmachine van het systeem Linde, ‘om ook ondergistingsbieren te kunnen brouwen’. Die aanpassing kwam eigenlijk veel te laat. Concurrent Lans had al een aantal jaren eerder een nieuwe brouwerij laten bouwen, terwijl juist in deze tijd aan het Zuider Buiten Spaarne een brouwerij werd geopend die speciaal voor de productie van het ondergistende bier was bestemd. Maar los daarvan werkten andere brouwerijen in Nederland inmiddels al tientallen jaren volgens de nieuwe methode. Het lijkt er daarom sterk op dat de Witte Raaf hierdoor de boot volledig miste. Karnemelkzeep Dat bleek overduidelijk toen de oude heer De Haan op 22 februari 1895 overleed. Het bedrijf was met een zo grote schuldenlast bezwaard, dat voortzetting niet realistisch was. Voor de familie De Haan bleek het slecht af te lopen. Weliswaar kon verkoop van gebouwen en goederen een faillissement afwenden, maar het betekende wel dat de weduwe haar huis moest verlaten en in Den Haag bij haar dochter in moest gaan wonen. De jonge meneer de Haan verliet de brouwwereld, hij eindigde zijn carrière als directeur van Ringers chocoladefabrieken. En soms komt de cirkel weer rond, zo ook in dit geval. De onroerende goederen werden namelijk gekocht door een zeepfabrikant. De gebouwen aan de Spaarnwouderstraat werden geschikt gemaakt voor de fabricage van zeep, en dat onder de naam die ook de oorspronkelijke azijnmakerij had gedragen: N.V. de Haarlemsche Stoom Zeepfabriek ‘het Klaverblad’. De door deze fabriek geproduceerde karnemelkzeep zal bij Haarlemmers vermoedelijk verser in het geheugen liggen dan het door de Witte Raaf geproduceerde bier. 15 # 2 | Dubbel drama tijdens de bevrijding Tekst: Annabella Meddens-van Borselen / beeld: familie Gerard Visser, Paul Maessen en Noord-Hollands Archief Dubbel drama tijdens de bevrijding Onlangs ontving het archief een e-mail van P. Dekker uit Haarlem met de vraag waarom over zijn neefje, die bij een schietpartij in Haarlem vlak na de bevrijding was omgekomen, nooit iets gepubliceerd was. De familie vermoedde dat het kind uit rancune door de Duitsers was neergeschoten. Wat is er destijds precies gebeurd? Is hierover iets te vinden in de archieven en collecties van het Noord-Hollands Archief? Zondagmiddag 6 mei 1945 Gewapende Duitse soldaten rijden op boerenwagens met paarden ervoor door de Grote Houtstraat 16 De negenjarige Gerard Visser gaat op zondagmiddag 6 mei 1945 met drie broers naar het centrum van Haarlem om te kijken of daar de Canadese bevrijders al zijn aangekomen. Ze lopen vanuit HaarlemNoord met z’n vieren eerst naar de Grote Markt. Door de grote drukte in de stad raken Gerard en Jaap, de twee jongste broertjes, hun oudere broers Wim en Kees kwijt. Veel mensen lopen van de Grote Markt door de Grote Houtstraat naar de Dreef. Daar is een tijdelijk monument opgericht voor de mensen die bij de schuilkelder op 7 maart 1945 door de Duitsers als represaille zijn geëxecuteerd. Gerard loopt vrolijk zwaaiend met een oranje wandelstokje door de Grote Houtstraat, hand in hand met Jaap om elkaar niet kwijt te raken. Gewapende Duitse soldaten rijden op boerenwagens met paarden ervoor door de Grote Houtstraat. Ze banen zich een weg door de stroom van mensen. De Duitsers worden door de Haarlemmers uitgescholden. Plotseling beginnen de soldaten te schieten. Geschrokken vluchten de mensen de portieken in en Jaapje wordt door het publiek meegesleurd. Vanuit het portiek ziet hij dat zijn broer Gerard geraakt is en in elkaar gezakt half op straat, half op het trottoir ligt. Iemand uit het publiek trekt een paard bij de teugel weg, zodat het niet over het kind heen rijdt. Gerardje wordt naar het Proveniershofje gebracht en bloedend op een stoel neergezet. Zijn kleding wordt losgeknoopt, maar er is geen redding meer mogelijk. Hoe verliepen de eerste dagen in Haarlem na de capitulatie van de Duitsers? In het Haerlem Jaarboek 19441945 (1946) publiceerde A. Vermeer een artikel over Haarlemse herinneringen aan de bevrijding. Hij schrijft dat de Haarlemse kranten door papierschaarste niet verschenen of te weinig ruimte hadden om voldoende aandacht te besteden aan de eerste veertien dagen na de bevrijding. Op zaterdagmorgen 5 mei wappert aan alle huizen en winkels in Haarlem de Nederlandse vlag. Veel mensen gaan de straat op om feest te vieren. De Duitse soldaten zijn nog aanwezig. Zij trekken in auto’s of te paard door de stad. Enkele juichen mee, andere soldaten kijken stuurs. Op dinsdag 8 mei trekken de Canadezen met auto’s, tanks, en motoren de stad binnen en komt er een einde aan de Duitse bezetting. Over een schietincident in de Grote Houtstraat waarbij iemand is omgekomen, wordt niets vermeld door Vermeer. Ook in de kranten is direct na de oorlog geen bericht gevonden over een schietpartij. Willem Roozen, een tweede slachtoffer van de schietpartij Om iets te weten te komen over wat er op 6 mei is voorgevallen in de Grote Houtstraat, kunnen de dagrapporten van de politie van Haarlem een goede bron zijn. En inderdaad staat hierin een korte mededeling over de schietpartij. Linksonder: Bidprentje Gerard Visser (1945). Boven: De kinderen Visser met helemaal links Gerard. Onder: Graf van Gerard Visser op begraafplaats St. Barbara in Haarlem (2014). # 2 | Dubbel drama tijdens de bevrijding Op zondagmiddag 6 mei omstreeks 16.00 uur zijn twee personen in de Grote Houtstraat door een lid van de Duitse weermacht neergeschoten. Aanleiding was het werpen van voetzoekers (rotjes, vuurwerk) op de weermachtwagens. Slachtoffers waren: Gerard Visser 9 jaar, uit de Reitzstraat 24 te Haarlem en Willem Roozen, 25 jaar, uit de Zandvoortselaan 165, te Heemstede. Personeel moest worden aangezegd, dat op het afsteken van vuurwerk moest worden toegezien. van de Burgerlijke Stand ook de doodsoorzaken van overleden inwoners bewaard gebleven. Dit zijn verklaringen van artsen die vastgesteld hebben wanneer iemand overleden is en wat de oorzaak was. Hieruit blijkt dat de twee slachtoffers om 16.30 uur het Elizabeth Gasthuis aan de Gasthuisvest zijn binnengebracht. Gerard Visser blijkt te zijn overleden aan een schotwond door het hart. Willem Roozen is na een bloeding door een schotwond overleden. Zou je uit de opmerking in het dagrapport over ‘vuurwerk’ kunnen opmaken dat Gerard Visser en Willem Roozen werden neergeschoten door een Duitse militair uit paniek en angst, omdat deze het knallende vuurwerk misschien voor een aanslag heeft aangezien? Of was het toch uit een vlaag van woede? In het Noord-Hollands Archief zijn bij de overlijdensregisters Wie was Gerard Visser? 18 Gerardje Visser, zoals hij door familieleden genoemd wordt, werd op 11 augustus 1935 geboren in de Reitszstraat 24 in Haarlem-Noord, en heette voluit Gerard Adrianus Visser. Zijn ouders, Gerardus (Gerrit) Visser en Geertruida Jacoba (Truus) Kroon, trouwden op 17 juli 1931 in Haarlemmerliede en Spaarnwoude. Zijn vader was postbode, 32 jaar en geboren op 19 september 1898 in Aalsmeer. Zijn moeder, 26 jaar, werd op 28-1-1905 geboren in Haarlemmerliede en Spaarnwoude. Het echtpaar Visser ging Gerard loopt vrolijk zwaaiend met een oranje wandelstokje in Haarlem-Noord wonen en kreeg acht zonen en een dochter. Gerardje is begraven bij de kindergraven op de rooms-katholieke begraafplaats St. Barbara in Haarlem-Noord, graf 237. Op zijn grafsteen staat alleen zijn voornaam, Gerardje. Wie was Willem Roozen? Volgens de overlijdensakte was Willem Roozen machinist van beroep en woonde hij in Amsterdam*. Hij was op 28 februari 1920 geboren in Weltevreden in Nederlands Indië. Zijn ouders verbleven ten tijde van zijn overlijden nog in Nederlands–Indië, in een Japans concentratiekamp. Na het overlijden van Wim Roozen plaatste zijn schoonfamilie een overlijdensadvertentie in de krant De Patriot. Uit deze advertentie blijkt dat hij verloofd was met Aty Plomp, dochter van Teunis Plomp en Duifje Plomp-Poet. Wim werd begraven op de Algemene Begraafplaats in Heemstede. Later is hij herbegraven op het ereveld van oorlogsslachtoffers Loenen in Apeldoorn. Lezers die meer informatie hebben over Links: Intocht van de Canadese Militai- deze gebeurtenis en de slachtoffers of ren in de Grote Houtstraat (8 mei 1945). foto’s hebben van Gerard Visser en Willem Roozen, worden vriendelijk verzocht Boven: Voorlopig herdenkingsmonument contact op te nemen met Annabella aan de Dreef in Haarlem, 7 mei 1945 Meddens-van Borselen van het (foto: Jan Hendrik Fortgens). Noord-Hollands Archief [per mail: [email protected] of tel.: 023-5172700] Dit artikel is mede tot stand gekomen door de informatie verkregen van heren *Officieel woonde Willem Roozen in P. Dekker en M. Visser, mw. R. Maarschalk- Amsterdam. Maar sinds 17 september Visser en Jaap Visser, familieleden van 1944 was er een spoorwegstaking Gerardje Visser, Rob de Graaf (begraaf- die minstens tot aan het einde van plaats St. Barbara te Haarlem), Rob de oorlog heeft geduurd. Vermoede- Plasschaert (bibliothecaris van het Noord- lijk woonde hij toen tijdelijk bij zijn Hollands Archief), en M. Schwartzenberg verloofde en schoonouders aan de (archief Rode Kruis Den Haag). Zandvoortselaan in Heemstede. 19 Prikbord Licht op Legenden @LichtOpLegenden Net op bezoek geweest bij @NHArchief om oude kaarten en prenten te filmen. Bedankt voor de ontvangst! 24 jan. 2014 11:44 Symposiumbundel De Stichting Vrienden van het Noord-Hollands Archief organiseerde eind vorig jaar haar vierde symposium, ‘Heerlijkheden in Holland’, in samenwerking met de Stichting Tijdschrift Holland, het Noord-Hollands Archief en het Nationaal Archief. Tijdens het symposium werden de heerlijkheden geïntroduceerd als een bijzonder bestuursmodel van vroegmodern Holland. Dit werd geïllustreerd aan de hand van enkele casestudies. De bijdragen van het symposium zijn verzameld in de bundel Holland: geschiedenis en archieven van provincie(s) en gewest. De publicatie bevat tevens een overzicht van alle bovenlokale bestuursarchieven van (Noord- en Zuid-)Holland in zowel het Nationaal Archief als het Noord-Hollands Archief. De symposiumbundel is verkrijgbaar bij het Noord-Hollands Archief voor € 14. Vrienden van het NoordHollands Archief betalen € 10. Erik Haver@haverik Nog een filmpje uit een hele oude doos. Mijn overgrootvader wordt in zijn duikpak gehesen! 28 jan. 2014 22:03 Het is goud dat er blinkt! Vernieuwde digitale nieuwsbrief De digitale nieuwsbrief van het Noord-Hollands Archief heeft in navolging van het NHA Uitgelicht een metamorfose ondergaan en een moderne, frisse uitstraling gekregen. De maandelijkse digitale uitgave brengt u op de hoogte van komende activiteiten en tentoonstellingen, interessante nieuwe publicaties en zit vol met prachtig beeldmateriaal uit onze collecties. Inschrijven voor de gratis digitale nieuwsbrief kan op www.noord-hollandsarchief.nl. Op het dak van het voorgebouw van de locatie aan de Kleine Houtweg, het voormalig Doopsgezind Weeshuis, blinkt de windvaan met een gouden gloed in de zon. De windwijzer, die ooit op de Houtpoort heeft gestaan, is begin dit jaar voorzien van een nieuw laagje bladgoud. Olga van der Klooster, architectuurhistoricus en specialist in historisch kleurgebruik, heeft het verguldingsproces uitgevoerd. De windvaan heeft de vorm van het wapen van Haarlem: een schild met in het midden een zwaard met de punt naar boven, een Grieks kruis en vier zespuntige sterren. Boven het schild prijkt een kroon, met daarboven een dorre boom die symbool zou staan voor onsterfelijkheid. Aan de boom hangen twee klokjes. Het schild wordt aan weerszijden geflankeerd door een klimmende leeuw. Toen de windvaan van het dak werd gehaald, bleek hij in een uitstekende conditie te zijn, afgezien van een klein scheurtje. Hij is gemaakt van rood koper en is destijds door de maker met de hand uitgezaagd. Voordat de windvaan bij Olga werd aangeleverd, is hij eerst kaal- en gladgemaakt. Het verguldingsproces duurde vervolgens twee weken. Er zijn eerst twee lagen grijze grondverf op aangebracht, daarna twee lagen zachtgele aflakverf, vervolgens nog twee voorbereidende lagen en ten slotte is de vergulding uitgevoerd met dubbeldik torentjesgoud dat geschikt is voor ons buitenklimaat. Veranderend stadsbeeld Haarlem vastgelegd De stad verandert continu. Sloop, verval, nieuwbouw en herontwikkeling geven de stad steeds weer een ander gezicht. In opdracht van het Noord-Hollands Archief legt Eric Dix, fotograaf van Stadsarchief Amsterdam, het veranderend stadsbeeld van Haarlem vast. Zo maakt hij bijvoorbeeld foto’s van bestaande bebouwing aan het Spaarne, de nieuwbouwbouwwijk Neo Deo en herontwikkelingsprojecten aan de Burgwal (foto). Alle foto’s worden op de Beeldbank geplaatst en zijn daarmee voor iedereen beschikbaar. Carla van Beers @HuisDetective Vandaag @NHArchief bezocht, mooi #archief oude stijl / mini expo vrouwen in het verzet #haarlem. 1 april 2014 19:24 21 # 2 | Grand Hotel Funckler: ‘A most charming hotel’ Tekst: Ying Goddijn en Esther van Velden / beeld: Noord-Hollands Archief Grand Hotel Funckler: ‘A most charming hotel’ Aan de Kruisstraat 8-10, tussen het Haarlemse station en het centrum in, is vandaag de dag een Albert Heijn-filiaal gevestigd. Maar ruim 150 jaar geleden werd dit pand in gebruik genomen als hotel. En niet zomaar een hotel - het was het luxueuze ‘Grand Hotel Funckler’! In december 2013 verschenen in het televisieprogramma Tussen Kunst en Kitsch twee heren met een koffer vol documenten uit een boedel. De conservator van het programma wist te vertellen dat de historische documenten en foto’s afkomstig waren van de eigenaar van het Haarlemse hotel Funckler en raadde de heren aan de documenten te schenken aan het Noord-Hollands Archief. Aldus geschiedde. ‘Laten we beginnen met het te constateeren, dat Haarlem en de Haarlemmers den zeldzamen gast waardig hebben ontvangen!’ Rechts: Grand Hotel Funckler aan de Kruisstraat 8-10 in Haarlem (ca. 1950). 22 De schenking bestaat vooral uit zakelijke stukken - zoals notulen van aandeelhoudersvergaderingen, aankoopbewijzen, verzekeringspapieren, balansen - en documenten over de eigenaarsfamilie Jacobi en de aangetrouwde familie Van den Brink. Uit de tijd van de oprichting en beginjaren van het hotel, maar ook het dagelijkse reilen en zeilen in latere jaren, is helaas niets bewaard gebleven. Toch biedt de schenking een inkijkje in het verleden van dit fameuze hotel, hoe bescheiden ook. Het allereerste begin Al vanaf 1820 staan er advertenties in de lokale kranten die verwijzen naar een Concertzaal op de Kruisstraat, wijk 5, no. 812 (tegenwoordig Kruisstraat 10). In de Opregte Haarlemsche Courant van 25 juni 1831 staat een advertentie voor een ‘Table d’Hote te Haarlem’, eveneens in de Concertzaal aan de Kruisstraat. In deze advertentie komt voor het eerst de naam Funckler voor en wel ‘de heer J.M.G. Funckler’. Uit onderzoek in het bevolkingsregister van Haarlem blijkt dat het hier moet # 2 | Grand Hotel Funckler: ‘A most charming hotel’ Boven: Handtekening Theodore Roosevelt d.d. 1 mei 1910 in het gastenboek. Daarnaast: Prins Hendrik, echtgenoot van koningin Wilhelmina, brengt een bezoek aan het hotel (1925). gaan om Johan Michiel Godfried Funckler, geboren op 23 maart 1820 in Haarlem. Hij trouwde met Catherina Margaretha Dodenhuis en samen kregen ze drie dochters. De Concertzaal wordt later een logement annex hotel. De familie Funckler vertrekt in 1882 naar Hilversum, nadat het hotel in 1881 is overgenomen door de heer en mevrouw Jacobi. Familie Jacobi De nieuwe eigenaar van hotel Funckler is vanaf dat moment de heer Petrus Conradus Cornelis Jacobi. Hij wordt op 18 september 1838 geboren in Den Haag en trouwt op 20 januari 1876 in Zwolle met Alida (ook wel Alijda) Theodora Jansen. Op 10 september 1881 vertrekken ze uit Arnhem om in Haarlem te gaan wonen. Ze hebben op dat moment twee 24 kinderen: Wilhelmus Franciscus Petrus en Aleida (ook wel Alijda) Theodora Maria. Nog datzelfde jaar nemen ze het hotel over en vanaf 1884 staat dan ook officieel in het adresboek van Haarlem achter de naam van de heer Jacobi: ‘grand hotel Funckler, Kruisstraat 10’. Later wordt het gezin uitgebreid met nog twee zonen, Petrus Conradus Cornelis en Eugenius Josephus Johannes. Petrus Jacobi (1883) zal uiteindelijk de laatste eigenaar zijn van Hotel Funckler. Bijzondere gasten De fameuze status van Hotel Funckler is voornamelijk terug te zien in het gastenboek dat bewaard is gebleven. Dat staat namelijk vol met handtekeningen en opmerkingen van personen met veel aanzien, zoals koninklijke hoogheden, ministers, gezanten, baronnen en baronessen, generaals en officieren van over de hele wereld. De allereerste handtekening in het gastenboek dateert van 27 juli 1898 en is afkomstig van M. (monsieur) en Mme (madame) de Maindreville. Zij kwamen helemaal uit Frankrijk - Chateau d’Aramont bij Compiègne - ‘en automobile’. Verder bezoeken in dat jaar onder andere ‘prince’ Marcel Czartorysk van Oostenrijk, prinses Von Wied (prinses der Nederlanden), Général Larchay uit Frankrijk, Eduoard Otlet uit België (politicus & ondernemer), een baron uit Duitsland en een Sulthan uit Irak het hotel. In 1901 is de koningin van Italië, koningin Margaretha van Savoye, te gast. Hoewel ze kunstenaars en schrijvers ondersteunde, verschillende culturele organisaties opzette en veel aan liefdadigheid deed werd ze vooral bekend door de pizza Margherita die naar haar is vernoemd. Een bijzondere koninklijke gast uit eigen land was prins Hendrik, echtgenoot van koningin Wilhelmina. Niet alleen in 1906, maar ook in 1925 schreef hij zijn handtekening in het gastenboek van Grand Hotel Funckler. Maar ook buitenlandse hoogheden weten zoals gezegd het Haarlemse hotel te vinden. In Haarlem’s Dagblad van 2 mei 1910 vermeldt de rubriek ‘Stadsnieuws’: ‘Laten we beginnen met het te constateeren, dat Haarlem en de Haarlemmers den zeldzamen gast waardig hebben ontvangen!’ Het betreft niemand minder dan de voormalige president van Amerika, Theodore Roosevelt, die samen met zijn vrouw en twee kinderen de lunch gebruikt in het hotel. Roosevelt was van 1901 tot 1909 president. In 1931 bezoekt nog een beroemde Amerikaan het hotel, namelijk filmmaker Cecile B. Demille. Zijn voorouders waren van Nederlandse afkomst en voerden in 1658 met het schip ‘De vergulde bever’ van Amsterdam naar het huidige New York. De oorspronkelijke familienaam was Mil (molen) en dat verklaart dan ook zijn humoristische ondertekening in het gastenboek: ‘From Haarlem in 1609 returned 1931.’ Een andere gast die tot slot niet onbenoemd mag blijven is Hendrik Colijn, de Minister van Oorlog (van 1911 tot 1913). Hij brengt op 25 september 1912 een bezoek aan de infanterie-kazerne aan de Koudenhoorn (het huidige politiebureau) en doet aansluitend Grand Hotel Funckler aan. Behalve hun handtekeningen schreven veel gasten ook hun positieve ervaringen in het gastenboek of zelfs in later opgestuurde brieven, postkaarten of losse kaartjes. Zo schreef Wilhaus Philips in 1921: ‘souvenir d’un sejour agreáble’, schreef in 1933 een gast (naam onleesbaar): ‘Aimable et confortable hospitalité à l’hotel funkler’ en een gast in 1936 (naam onleesbaar): ‘A most charming hotel’. Het einde van het ‘Grand Hotel’ Vanaf 1953 verschijnen met enige regelmaat berichten in de lokale kranten dat Hotel Funckler mogelijk binnen afzienbare tijd verdwijnt. Er worden onderhandelingen gevoerd met N.V. Slavenburgs Bank die in 1954 eindigen in een civiele procedure, omdat de heer Jacobi het niet eens is met een overeenkomst over de verkoop van het pand, die mondeling zou zijn bereikt. In 1956 gaat de Boven: Familiekiekje van ‘de baptêmes de l’air in Nice’ (1921). Daarnaast: Bladzijde uit het gastenboek met rechts de handtekening van H. Colijn, minister van oorlog (1912). Haarlemse gemeenteraad akkoord met aankoop van het hotel om de bestemming van het pand met het oog op het aanzien van de Kruisstraat in de hand te houden, maar uiteindelijk houdt Gedeputeerde Staten de aankoop tegen. In maart 1957 wordt het pand verkocht en ingericht als hoofdkantoor en verkooporganisatie van de grammofoonplatenmaatschappij Artone. De interessante hotelgeschiedenis mag dan tegenwoordig alleen nog maar voor de oplettende kijker aan de gevel van Kruisstraat 8 zijn af te lezen, dankzij de schenking kunnen we ons weer even voorstellen hoe het vroeger was. Het gastenboek is in de vorm van een bladerboek online te bekijken. Zie www.noord-hollandsarchief.nl >extra’s>bijzondere stukken. 25 MOOI GEWEEST # 2 | Mooi geweest Educatieprojecten Historisch Café Droste Het Historisch Café van maandag 31 maart stond in het teken van de zoete chocoladeverleiding ‘Droste’. Annemarie Ebeling, auteur van het boek Droste, de geschiedenis van de Haarlemse cacao- en chocoladefabriek aan het Spaarne, gaf een lezing over de historie van het bedrijf. Joost Mulder vertelde enkele anekdotes over de rol van chocolade in zijn jeugd. De uitverkochte zaal genoot van een fragment van de bedrijfsfilm Altijd welkom uit 1934 en uiteraard mocht het publiek ook proeven van de bekende Droste chocoladepastilles. Stadsdichter Nuel Gieles trakteerde het publiek op smakelijke gedichten en het trio Bijlsma²Hooglugt vrolijkte de avond op met historische chocolade pastilles. De driedelige film Altijd welkom is te zien op het YouTube kanaal van het Noord-Hollands Archief: www.youtube.com/noordhollandsarchief 26 Dit voorjaar hebben voor het eerst schoolklassen via het Cultuurmenu van HART deelgenomen aan twee nieuwe educatieprogramma’s van het Noord-Hollands Archief. Leerlingen uit groep 5 en 6 volgden het programma ‘Hoe heet jij eigenlijk?’ over de geschiedenis van achternamen. Waarom hebben sommige mensen zo’n gekke achternaam en wat was de rol van Napoleon daar eigenlijk in? Door aan de slag te gaan met historische akten, ontdekten de leerlingen van alles over de betekenis van achternamen. In het programma ‘Stambomen’ deden leerlingen uit groep 7 en 8 onderzoek in verschillende documenten over (de familie van) Hannie Schaft en maakten ze in tweetallen haar stamboom. Onderdeel van beide programma’s was een bezoekje aan het depot waar originele historische documenten over het thema werden bekeken en toegelicht. Irene Heinicke-Jongewaard, Gevonden tussen jullie krantenscans. Een advertentie uit 1921 van het schippersbedrijf van mijn opa en zijn broer. 4 april 2014 Maartje van de Kamp @ Lizzyin2014 En een kogel uit 1572. Mooie collectie van het @NHArchief. Dank voor de workshop! 7 apr. 2014 10:09 Derde Haarlemse Boekengala Na het daverende succes van de eerste en tweede editie in 2012 en 2013, was er ook dit jaar aan de vooravond van de Boekenweek weer een Haarlems Boekengala in de Janskerk, het publiekscentrum van het Noord-Hollands Archief. Schrijvers, boekenvakkers en lezers werden getrakteerd op een afwisselend programma van interviews, acts en muziek. Het programma werd gepresenteerd door schrijfster en presentatrice Judith Uyterlinde. Zij sprak met Haarlemse auteurs onder wie Joost Zwagerman, Renate Dorrestein en Lev Bont. Mylou Frencken zorgde voor een muzikale omlijsting. Als afsluiting volgde het bal met DJ, auteur en uitgever Vic van de Reijt. Grootschalig inventarisatieproject afgerond De gemeente Velsen gaf in januari 2013 opdracht voor de inventarisatie van maar liefst zeven archieven. Na ruim een jaar werken werd het inventarisatieproject op maandag 3 maart 2014 afgesloten met de officiële overhandiging van de inventaris van het Gemeentebestuur van Velsen over de periode 1976-1992. De directeur van het Noord-Hollands Archief, Lieuwe Zoodsma, nam de inventaris van de wethouder van cultuur van de gemeente Velsen, Wim Westerman, tijdens een feestelijke bijeenkomst in ontvangst. Wie nieuwsgierig is naar de geschiedenis van Velsen kan terecht bij het Noord-Hollands Archief. De geïnventariseerde archieven zijn door iedere belangstellende raadpleegbaar in de studiezaal van de locatie Kleine Houtweg. De aanvulling op het Archief van het Gemeentebestuur van Velsen 1925-1975 is beschikbaar in de studiezaal van de locatie Jansstraat. Archieven: • Archief van het Gemeentebestuur van Velsen, aanvulling, 1925-1975 • Archief van het Gemeentebestuur van Velsen, 1976-1992 • Archief van het Grondbedrijf te Velsen, 1918-2000 • Archief van de Gemeentelijke Dienst voor Sociale Zaken te Velsen, 1937-1992 • Archief van het Bedrijf Openbare Werken en Groenvoorziening te Velsen, 1913-1992 • Archief van de Brandweer te Velsen, 1970-2008 • Archiefdeel van hinderwetvergunningendossiers van de gemeente Velsen, (1904) 1913-1998 27 # 2 | Topstuk Tekst: Ilse Kaldenbach / beeld: de beeldmarketeers/Marc Vreuls (portret) en Paul Maessen Topstuk Frederike Leffelaar (46) is restaurator bij het Noord-Hollands Archief. Door haar beroep krijgt ze veel archiefstukken in handen en zo af en toe zit daar iets tussen dat zij niet snel vergeet. Bijvoorbeeld het knipselwerk dat Helena Hodshon en Jan van Vollenhoven in 1785 kregen voor hun huwelijk. Je voelt bijna hoeveel inspanning en geduld er mee gemoeid was om het te maken Rechts: Frederike aan het werk in het restauratieatelier van de locatie Kleine Houtweg. *Noord-Hollands Archief 2013 28 ‘Het knipsel kwam heel toevallig op mijn pad,’ vertelt Frederike. ‘Het tere werkje was geselecteerd voor de tentoonstelling ‘Hoezo, Haarlem en slavernij?’* en kwam daarom bij mij in het restauratieatelier terecht.’ In het atelier prepareert ze alle archiefstukken die voor tentoonstellingen worden gebruikt, door ze schoon te maken, te repareren en zo nodig te voorzien van een op maat gemaakte passe-partout en lijst. ‘Toen ik het knipsel voor het eerst zag, was het verfomfaaid. Vooral aan de rechterbovenhoek was het fijne papier verfrommeld. Op de achterkant zat een dikke laag lijm. Dat wijst erop dat het waarschijnlijk in een plakboek heeft gezeten.’ Kwetsbaar Gewoonlijk werkt Frederike met tekeningen, prenten en archiefmateriaal. ‘Omdat het knipselwerk extreem fragiel is, was het wel wat spannender dan regulier werk. Zo’n kwetsbaar stuk vraagt om extra tijd en rust. Eerst heb ik de dikke huidenlijm aan de achterkant losgeweekt met een speciale gel. Grote stukken lijm heb ik er voorzichtig af kunnen halen. Door het weken en het verwijderen van de lijm, wordt het papier zachter. Dat maakte het gemakkelijker om de omgevouwen en verfrommelde delen weer in hun oorspronkelijke vorm terug te vouwen.’ Knipselkunst is een erkende kunstvorm, waarbij uit papier figuren worden geknipt en gesneden. # 2 | Topstuk Links: Achterkant van het knipselwerk vóór de restauratie, met omgevouwen randjes en dikke bruine lijmlaag. Rechts: Voorkant van het knipselwerk na de restauratie. De verfrommelde randjes, vooral rechts bovenin, zijn teruggevouwen en gevlakt. Omdat het meestal om heel fijn werk gaat, zijn de stukken erg kwetsbaar. ‘Knipselwerk is erg broos, dat maakt het des te bijzonderder als het zoveel jaren overleeft,’ aldus Frederike. Op het knipsel dat Helena Hodshon en Jan van Vollenhoven voor hun huwelijk kregen, zijn drie morenhoofden en de Hollandse Leeuw te zien. Dat zat zo. Helena Hodson (1733-1788) was voor de helft eigenaar van suikerplantage ‘De Goede Vrede’, aan de Surinamerivier in Suriname. Haar kasboek (1776-1778) wordt in het NoordHollands Archief bewaard. Door haar huwelijk met Jan van Vollenhoven Willemszoon was Helena Hodshon een verwant van de familie Kops, die drie morenhoofden in het wapen heeft. Mogelijk 30 heeft de familie Kops het knipsel cadeau gedaan aan het echtpaar Hodshon-van Vollenhoven. Rembrandt of Donald Duck In haar werk heeft Frederike voornamelijk met de achterzijde van archiefstukken te maken, daar verricht zij het meeste restauratieen conserveringswerk. Door het ontbreken van historische documentatie weet ze vaak weinig over de achtergrond of betekenis van een stuk. ‘Ik ben vooral bezig met de schade. Onderscheid tussen een Rembrandt of Donald Duck maak ik niet. Elk stuk behandel ik met evenveel respect.’ De waarde van een archiefstuk ligt voor Frederike dan ook niet zozeer in de inhoud. Wat haar vooral ontroert zijn stukken waarin je een verbinding voelt met de vervaardiger. ‘In het geval van dit knipsel voel je bijna hoeveel inspanning en geduld er mee gemoeid was om het te maken.’ Toekomst voorspellen Als Frederike archiefstukken in het atelier ontvangt, gaat ze heel secuur te werk. ‘Bij elk archiefstuk dat ik in handen krijg moet ik proberen de toekomst te voorspellen: wat moet ik minimaal doen om het stuk zo goed mogelijk de toekomst in te helpen.’ Eerst gaat ze na waar de bewerking voor is. Dat kan bijvoorbeeld zijn voor een tentoonstelling of voor digitalisering. Vervolgens bepaalt ze wat ze in de beperkte tijd die ze beschikbaar heeft voor het archiefstuk kan doen. ‘Als ik een stuk bijzonder vind, zoals het huwelijksknipsel van Helena Hodshon en Jan van Vollenhoven, besteed ik er soms wat meer tijd aan,’ verklapt Frederike. Een stuk dat wordt tentoongesteld, moet er op zijn best uitzien. Dat betekent zonder vlekken, vouwen en scheuren. ‘Alle restauratiewerkzaamheden moeten tegenwoordig reversibel zijn. Sinds circa twintig jaar wordt er gewerkt met Japans papier. Vroeger werd er veel met filmoplast (een soort plakband) gewerkt, dat zou niet schadelijk zijn en gemakkelijk te verwijderen. Jaren later kwam men erachter dat het helemaal niet zo goed was. Het is moeilijk te verwijderen en de lijm blijft vaak zichtbaar in het papier.’ Veel geluk De passie en expertise waarmee Frederike over haar werk vertelt, doet niet vermoeden dat zij pas in 2009 haar studie tot papierrestaurator heeft afgerond. Voor die tijd werkte zij in het boekenvak en nam als fondsredacteur beslissingen over wat er uitgegeven werd. Via een vriendin mocht Frederike meekijken in een atelier van een papierrestaurator. Vanaf dat moment ging alles heel snel. Eén maand na haar bezoek was er een open dag voor de opleiding papierrestaurator bij het ICN (Instituut Collectie Nederland) in Amsterdam en tot haar grote verbazing werd ze aangenomen. ‘Achteraf had ik veel geluk. Nu moet je een universitaire opleiding volgen aan de Universiteit van Amsterdam.’ Na haar opleiding werkte Frederike als zelfstandig restaurator voor onder andere het Stadsarchief in Amsterdam. ‘Maar ik heb ook meegewerkt aan restauratieproject van de Goudse Cartons, de originele ontwerp- en werktekeningen van de Goudse Glazen, de gebrandschilderde ramen van de Sint Janskerk in Gouda. De ontwerptekeningen zijn op schaal 1:1 gemaakt en sommige zijn wel meer dan 20 meter lang.’ Inmiddels is Frederike bijna vier jaar in dienst bij het Noord-Hollands Archief. Van haar overstap naar een creatief vak heeft zij nooit spijt gehad. ‘Elk archiefstuk is uniek en vraagt om een nieuwe oplossing. Mijn werk vraagt dus om veel creativiteit en dat is precies waar ik naar op zoek was.’ 31 # 2 | Het Matje van Rik Dreijtvang Tekst: Esther van Velden / beeld: Paul Maessen en Noord-Hollands Archief Het Matje van Rik Dreijtvang | Een onwaarschijn- lijk verhaal over de totstandkoming van een kunstwerk in Haarlem Sommige archiefstukken zijn zonder een uitgebreide beschrijving nietszeggend. Zo ook de stapels brieven met warrige teksten en tekeningen van ene Rik Dreijtvang. Wie was die man eigenlijk en vanwaar al die brieven? De Grote of St. Bavokerk steen voor steen afbreken en weer opbouwen in Schalkwijk 32 Het verhaal begint in het voorjaar van 1980, als vijf Haarlemmers de Stichting Kunst Activiteiten (SKA) oprichten: Frans Lommerse, Els Vogel, Frans Smit, Jannie Sipkes en Willem Snitker. De eerste activiteit van de Stichting is het uitloven van de zogenoemde ‘lefprijs’. De prijs wordt uitgeschreven om ideeën van kunstenaars en andere creatieve geesten te horen en te zien. De achterliggende gedachte is dat een goed plan dat iets toevoegt aan de stad, het waard is om uitgevoerd te worden. De Stichting stelt een bedrag van vijfduizend gulden beschikbaar voor het winnende kunstidee, waarvan twee- duizend gulden bestemd is voor de eerste kosten van de uitvoering. Na publicaties in onder meer Haarlems Dagblad en de Koerier Kombinatie, worden al snel enkele brieven met kunstideeën bezorgd op het SKA-secretariaat. Eén van de briefschrijvers is ene Rik Dreijtvang. Vanaf 1 november 1980 post hij vrijwel dagelijks een kunstidee in de brievenbus aan de Gedempte Oude Gracht 121. Hij bezorgt zijn brieven altijd ‘s nachts, want Dreijtvang wil om onbekende redenen anoniem blijven. De eerste brieven die hij schrijft zijn uitvoerig, tellen vaak meerdere kantjes en zijn soms voorzien van humoristische tekeningen. Maar het blijft niet bij een enkel kunstidee. Maandenlang post Dreijtvang dagelijks een brief bij SKA! De ideeën die hij oppert zijn vaak revolutionair, maar onrealistisch. Zo oppert hij om de Grote of St. Bavokerk steen voor steen af te breken en de (genummerde) stenen vervolgens weer tot Bavo op te bouwen in Schalkwijk. Door de Bavo daar heen te verplaatsen, ontstaat een zee van ruimte op de Grote Markt en wordt Schalkwijk leefbaarder. Ook stelt hij voor om op alle viswinkels en slagerijen respectievelijk de woorden ‘vishal’ en ‘vleeshal’ te spuiten, zodat in één klap het aantal expositieruimten wordt uitgebreid. Een ander idee is om het standbeeld van Laurens Janszoon Coster op wieltjes te plaatsen en steeds te verzetten zodat heel Haarlem van het beeld kan genieten. Regelmatig komt Dreijtvang in zijn brieven ook weer terug op eerdere ideeën. ‘Verscheur die brief maar,’ schrijft hij dan. Toch is Dreijtvang zeker van zijn zaak. Hij eindigt zijn brieven vrijwel altijd met de constatering dat hij wel voor de prijs in aanmerking móet komen. Boven: Het Matje anno 2014. Onder: Journalist Hans Pérukel legt in juni 1981 Rik Dreijtvang vast na het posten van de zoveelste brief bij het SKA-secretariaat. De grote onbekende Al snel blijkt dat niemand in het artistieke wereldje deze Rik Dreijtvang kent. Er verschijnen artikelen in de lokale kranten en de leden van het SKA-bestuur doen overal navraag. Op 23 juni 1981 schrijft freelance journalist Hans Pérukel een brief aan de stadsredactie van Haarlems Dagblad. Hij begint zijn brief met de woorden: ‘Ik heb het raadsel opgelost. Ik weet wie # 2 | Het Matje van Rik Dreijtvang Perzisch tapijt De sluitingsdatum voor het inzenden van ideeën voor de lefprijs is op 30 augustus 1981. Het SKA-bestuur besluit unaniem om de prijs toe te kennen aan Rik Dreijtvang en kiest ‘Het matje van Haarlem’ als winnend kunstidee. Al op 6 november 1980 - dus in één van de eerste brieven die hij schrijft oppert Rik Dreijtvang dit idee. Hij schrijft dat hij van mening is dat iedereen elkaar op het matje moet kunnen roepen. Zijn voorstel is om de bestrating van een gedeelte van de Grote Markt te vervangen door sierbestrating met een motief van een Perzisch tapijt. ‘En wanneer dit “matje” (want dat wordt de officiële naam van dit project) er dan ligt, kan iedereen die daar behoefte aan heeft, op dit “matje” plaatsnemen en een ander roepen,’ aldus Dreijtvang in zijn schrijven. Merkwaardig gekleed mannetje Op vrijdagmiddag 2 oktober 1981 is de prijsuitreiking, waarvan in het jaarverslag van de SKA een Boven: Uitleg van Het Matje op de voorzijde van de uitnodiging voor de definitieve onthulling (20 maart 1987). Rechts: Rik Dreijtvang komt in vermomming aan bij de prijsuitreiking op 2 oktober 1981. Rik Dreijtvang is. Althans, het moet nu niet moeilijk meer zijn om achter de ware identiteit van de mysterieuze dinger naar de Lefprijs te komen.’ Hij stuurt zes 34 exclusieve foto’s mee, die anno 2014 niet zouden misstaan in de roddelbladen. Langzaamaan komt de geruchtenmachine op gang en meerdere malen wordt animatiefilmer en cartoonist Gerrit van Dijk aangewezen als de persoon die schuil gaat achter Rik Dreijtvang. Want wie de letters van de naam Rik Dreijtvang met elkaar verwisselt, kan eigenlijk maar tot één conclusie komen. gedetailleerd verslag staat: ‘Wij hoopten daar kennis te maken met Rik Dreijtvang en wachtten met spanning rond ’t matje op de dingen die zouden komen. Er kwam niet zoveel en Rik al helemaal niet, totdat om tien over vijf een witte taxi de Markt opgleed, waaruit een merkwaardig gekleed mannetje stapte, gewapend met bloc-note, duimstok en palet, het gezicht bedekt met een geblokte theedoek. Hij kwam op het groepje mensen af, legde onverstoord de duimstok op het plaveisel en nam de maat van “‘t matje van Haarlem”.’ Dat is het moment waarop een van de toeschouwers Gerrit van Dijk herkent aan zijn handen, maar hij gaat onverstoorbaar door met zijn act. Op de vraag of hij zich wil ontmaskeren, geeft hij als antwoord: ‘Dit is Rik Dreijtvang, zo ziet hij eruit.’ De organisatie stelt hem enkele vragen en verzoekt hem een tekening te maken, zodat zij er zeker van zijn dat het om Rik Dreijtvang gaat. Als dat zo blijkt te zijn, overhandigen zij hem een waardebon van drieduizend gulden en vragen hem plaats te nemen in het bestuur van SKA. Tegenstander kunstprijzen Enkele dagen na de uitreiking gaat Jannie Sipkes, voorzitter van SKA, naar Gerrit van Dijk om hem het bedrag van drieduizend gulden in contanten te overhandigen. Hij weigert het geld echter aan te ne- Gerrit van Dijk kijkt belangstellend toe bij het plaatsen van Het Matje voor de ingang van de Brinkmann Passage (juli 1987). men, omdat hij naar eigen zeggen Rik Dreijtvang niet is. Sipkes gaat onverrichter zake naar huis, maar erg lang kan Van Dijk de ontkenning niet volhouden. Enkele dagen later belt hij om te zeggen dat hij wil stoppen met de creatie van Rik Dreijtvang. Het geld blijft hij echter weigeren, omdat hij een tegenstander is van kunstprijzen in het algemeen. ‘Alleen in de kunst moet je vooraf een prestatie leveren, waarbij een groep mensen bepaalt of weer anderen het werk te zien krijgen’, meent hij. Bovendien kan 35 # 2 | Het Matje van Rik Dreijtvang er maar één idee worden uitgevoerd en de andere kunstenaars hebben dan voor niets gewerkt, redeneert hij. Uiteindelijk wordt besloten om het bedrag te reserveren voor eventuele meerkosten aan Het Matje. Totstandkoming van Het Matje De hoek van de Zijlstraat en de Grote Markt, pal voor de ingang naar de B&W ruimtes, is volgens 36 SKA de beste locatie voor Het Matje. Het zit daar vlak bij de Vierschaar, waar in vroegere tijden óók mensen ter verantwoording werden geroepen. Maar het college van B&W wil daar niet aan, omdat het gezag van het college beschadigd zou kunnen worden. Uiteindelijk wordt er zes jaar lang gediscussieerd, voordat de gemeente besluit het mozaïek van Italiaanse steentjes voor de Brinkmannpassage aan de Grote Markt te plaatsen. De stichting is uit angst voor slijtage geen voorstander van deze locatie, maar stemt toch in. Op 20 maart 1987 wordt Het Matje uiteindelijk onthuld. In 1998 wordt de Grote Markt echter herbestraat en dreigt het kunstwerk geruisloos te verdwijnen. Vrijwel direct springen verschillende personen in de bres voor Het Matje, waaronder tekenaar Joost Swarte, de advocaat Bas Eblé en Jannie Sipkes van SKA. Sipkes vraagt in haar brief om Het Matje te verplaatsen naar de locatie waar deze ooit bedoeld was en schrijft daarbij: ‘Wij menen dat er thans een college onze stad regeert dat wat afstandelijker en wijzer de morele en politieke kwetsbaarheid van deze plaats kan beoordelen.’ Door tussenkomst van cultuurwethouder Jan Haverkort blijft Het Matje uiteindelijk behouden voor Haarlem. De gemeente geeft de Haarlemse firma Pippelo en zonen bv opdracht het kunstwerk te restaureren. Zij laten dit doen in Italië, omdat er in Nederland geen vakmensen te krijgen zijn. Op 17 juli 1999 geven stratenmakers Het Matje zijn ‘laatste rustplaats’ voor het stadhuis. Daar ligt het tot op de dag van vandaag! soort mystificatie gaat optreden rond die plek. Net zoals rond dat katje op de hoek van de singel aan de Grote Houtstraat. Niemand wist waar dat ooit vandaan was gekomen. Niemand weet ook hoe het is verdwenen.’ Links: Voorzijde van de brief d.d. 6 november 1980 met het winnende kunstidee Het Matje. Boven: Artistieke verantwoording van Het Matje door Gerrit van Dijk. Onder: Trucagefoto met op de voorgrond Gerrit van Dijk en op de achtergrond Rik Dreijtvang (foto: Luc van de Lagemaat / Gerrit van Dijk, 1981). Een groot gedeelte van het archief van Gerrit van Dijk is onlangs overgebracht naar EYE, het nieuwe filmmuseum in Amsterdam. Gelukkig bleef het archief over specifieke Haarlemse projecten behouden voor Haarlem door een schenking van Cilia van Dijk-Lieshout, weduwe van Gerrit van Dijk, aan het NoordHollands Archief. Bij de overdracht van de schenking vertelde Cilia van Dijk over Tot slot moet gezegd worden dat dit artikel misschien niet geschreven had moeten worden. Gerrit van Dijk zegt immers zelf in een interview met Nuel Gieles in De Haarlemmer (1999): ‘Het mooiste is dat er door de tijd heen een de brieven van Rik Dreijtvang, die enkele jaren geleden al aan het Noord-Hollands Archief werden geschonken. In 2011 maakte Gerrit van Dijk een filmpje waarin hij uitlegt hoe Het Matje werkt. Het filmpje is te bekijken op YouTube. 37 # 2 | Oorlog op papier van Eric Henri Kennington uit Engeland en Jan Hoynck van Papendrecht uit Nederland te zien, maar ook foto’s van Belgische vluchtelingen die in Haarlem een veilig heenkomen zochten. Het tentoongestelde materiaal is afkomstig uit de collecties van het Legermuseum, Western Front Association, Griffioen Grafiek, het Noord-Hollands Archief en Teylers Museum. Oorlog op papier Boven: Strip ‘Farbige Engländer‘ van Ernst Stern, uit Lustige Blätter – Kriegsnummer 22. 1915 (collectie Griffioen Grafiek, Hilversum). Midden: La Grande Guerre van Eduardo Garcia Benito, Uitg. A. Tolmer, Paris 1915 (collectie Griffioen Grafiek, Hilversum). In het Noord-Hollands Archief is tijdens de Stripdagen een tentoonstelling te bekijken gewijd aan de Eerste Wereldoorlog. Belgische vluchtelingen die in Haarlem een veilig heenkomen vonden Diverse aquarellen afkomstig uit een schetboek uit 1918 van Jan Hoynck van Papendrecht, met daarin een verzameling van 82 typen van militairen die in Nederland geïnterneerd waren in de jaren 1914-1919 (collectie Legermuseum). 38 Zeppelins, duikboten, vlammenwerpers en tanks. De Eerste Wereldoorlog was een toneel voor nieuwe uitvindingen en dat sprak veel cartoonisten tot de verbeelding. Honderdduizenden kritische en humoristische tekeningen verschenen in satirische tijdschriften als Kladderadatsch, Punch, La Rire Rouge en De Nieuwe Amsterdammer. Een selectie van deze karikaturen, gecombineerd met grafisch werk, objecten en foto’s uit de Eerste Wereldoorlog, is van 6 mei t/m 1 juni te zien in de tentoonstelling ‘Oorlog op papier - Prenten en foto’s uit de Eerste Wereldoorlog’. De tentoonstelling is onderdeel van de Stripdagen Haarlem, die dit jaar thematisch aansluiten bij de 100-jarige herdenking van de Eerste Wereldoorlog. Er is onder andere schitterend grafisch werk Tijdens de Stripdagen Haarlem op 31 mei en 1 juni zijn in de Vishal, de Waag, het Historisch Museum Haarlem, de Nieuwe Vide, Studio Burgwal en Stripwinkel Silvester ook tentoonstellingen te bezichtigen die zijn gewijd aan de Eerste Wereldoorlog. De tentoonstelling ‘Oorlog op papier. Prenten en foto’s uit de Eerste Wereldoorlog’ is te bezoeken van 6 mei tot en met 1 juni. (Janskerk, Jansstraat 40, Haarlem). Openingstijden: Dinsdag t/m vrijdag van 9.00 tot 17.00 uur / Zaterdag 17 mei van 9.00 tot 17.00 uur / Zaterdag 31 mei en zondag 1 juni van 11.00 tot 17.00 uur. De toegang is gratis. # 2 | Aanwinsten Tekst: Helen van der Eem / beeld: Noord-Hollands Archief Nieuwe archieven en collecties Bij het Noord-Hollands Archief zijn de afgelopen maanden diverse nieuwe archieven binnengekomen. In deze rubriek aandacht voor enkele van die archieven, die ondertussen te raadplegen zijn in de studiezaal. Boven en rechts: Hetty Blok repeteert met scholieren in het Bloemendaalse Bos Instellingen in de provincie tijdens het Festival of the Arts (1960). Onder: Freek de Jonge en Bram Vermeulen tijdens de openingsavond van het Cultureel Jongeren Paspoort, seizoen 1969/1970 in het concertgebouw in Haarlem (29 augustus 1969). 40 Aanvullingen op de collectie van Losse Aanwinsten (verkregen vanaf 1984) van het Noord-Hollands Archief, 1580-2006, inv. nrs. 52-54 0,10 m Inv. nr. 52: Plakboek van het Festival of the Arts, internationaal kunstfestival voor scholieren van scholen aangesloten bij de Conference of Internationally-minded Schools (CIS), gehouden van 25 juli t/m 6 augustus 1960 in Haarlem onder leiding van Hetty Blok en Jack Bow, georganiseerd door de CIS-Haarlem, 1960. In Haarlem waren het Lorentz Lyceum, Lourens Costerlyceum, Coornhertlyceum, Christelijk Lyceum, HBS voor meisjes en de Rijkskweekschool aangesloten bij de CIS, evenals het Jac. P. Thijsse Lyceum in Overveen. Inv. nr. 53: Losbladig fotoalbum van de openingsavond van het Cultureel Jongeren Paspoort (CJP) seizoen 1969-1970 in het Concertgebouw in Haarlem, 29 augustus 1969. Met programmaboekje, 1969. Aangesloten gemeenten AALSMEER Algemene School voor Beroepsonderwijs De Tienerterp te Aalsmeer, 1930-1968 (1992) 0,80 m De Vereniging Naai- en Knipschool is opgericht op 2 juni 1921 in Aalsmeer met het doel ‘lager nijverheidsonderwijs te doen verstrekken aan meisjes en vrouwen’. De Naai- en Knipschool betrok in 1929 het gebouw in de Hadleystraat 55 in Aalsmeer. In 1939 veranderde de naam van de school in Nijverheidsschool voor Meisjes. Door verbreding van het onderwijs werd in 1972 de naam van de school Algemene School voor Beroepsonderwijs De Tienerterp. De school kreeg begin jaren tachtig van de twintigste eeuw te maken met een daling van het aantal leerlingen. Het mislukken van pogingen te komen tot een fusie met andere scholen voor voortgezet onderwijs in Aalsmeer heeft geleid tot het besluit om de school per 31 juli 1986 te sluiten. Vrouwenraad Aalsmeer, 1980-1994 0,10 m De Federatieve Vrouwenraad Aalsmeer is opgericht op 15 november 1978; op 16 juni 1987 wijzigde de naam zich in Vrouwenraad Aalsmeer. De vereniging had als doel het bevorderen van de samenwerking van haar leden-organisaties, om vanuit een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid de actieve deelname van de vrouw aan alle facetten van de samenleving te stimuleren. De vereniging trachtte haar doel te bereiken door onder 41 # 2 | Aanwinsten andere het bevorderen van praktische sociale dienstverlening en door het bevorderen van inzicht, bijvoorbeeld door het organiseren van cursussen en al wat daartoe verder dienstig kan zijn. Nadat eind 1994 de Vrouwenraad Aalsmeer ophield te bestaan ontstond de Stichting Het Trefcentrum, Steunpunt voor Emancipatie Activiteiten. HAARLEM Schuurman Schimmel-van Outeren Stichting te Haarlem, (1856) 1883-2000 (2003) 1,00 m De stichting is opgericht in 1883 door Helena G. van Outeren, weduwe van de Haarlemse huisarts H.F. Schuurman. Ze waren kinderloos en bestemden hun uit beleggingen 42 Links: Helena G. van Outeren, uit: Jaarboek Het Adema-orgel, afkomstig uit de Wil- stad Haerlem (1909). lebrorduskerk te Amsterdam, geplaatst in de St. Bavo Kathedraal, 1984 (foto: Koos Rechts: Jack Bow oefent tijdens het Festi- Schippers, Lisse). val of the Arts met een paar scholieren het slotnummer van de show in het Bloemendaalse Bos (1960). en grond bestaande vermogen grotendeels voor deze stichting. Ook de tweede echtgenoot van Helena, L.E. Gerdessen, deed dat. De stichting hield zich aanvankelijk bezig met het financieel steunen van Haarlemse scholieren, zowel op de lagere school als in het vervolgonderwijs. Daarnaast werd jaarlijks een uitje georganiseerd voor kinderen uit de hoogste klassen van de kosteloze lagere scholen en kregen de bewoners van het Stads Armen- en Ziekenhuis op de verjaardagen van het echtpaar Schuurman Schimmel een feestmaaltijd aangeboden. Na het overlijden van Gerdessen in 1911 ging de stichting zich meer toeleggen op het verlenen van studietoelagen aan (buitenlandse) studenten in de wetenschap of kunst die hun studie niet konden betalen. Theologiestudenten mochten niet gesteund worden, want de stichters waren vrijdenkers en sympathiseerden met de vrijmetselarij. De gelden van de nog steeds bestaande stichting zijn tegenwoordig in hoofdzaak bestemd voor Nederlandse en buitenlandse studenten aan Nederlandse universiteiten en hogescholen voor de kunst, die buiten hun schuld in financiële moeilijkheden zijn geraakt. Er is bovendien een geoormerkt bedrag voor stages in het buitenland. Stichting Willibrordusorgel te Amsterdam, (1920) 19692000 (2001) 0,45 m Het Willibrordusorgel werd oorspronkelijk gebouwd voor de Sint Willibrorduskerk buiten de Veste te Amsterdam. In 1966 bleek de kerk dusdanige ernstige bouwkundige mankementen te vertonen, dat het gebouw vanwege instortingsgevaar gesloten werd. Toen de restauratiekosten te hoog bleken werd besloten om de kerk te slopen. Het orgel werd in 1969 gekocht door het Comité tot behoud van het Sint Willibrordusorgel en zo van de ondergang gered. Om handelend op te kunnen treden werd het comité op 14 april 1969 omgezet in een stichting. Een nieuwe bestemming voor het orgel werd gevonden in de kathedrale basiliek Sint Bavo te Haarlem, waar het orgel in 1971 werd geplaatst. Dankzij de inzet van vrijwilligers en donateurs van de stichting kon het instrument worden gered en onderhouden. HAARLEMMERMEER Subbureau Zuid van de Wederopbouw te Haarlemmermeer, (1941) 1946-1950 (1958) 0,50 m Voor het regelen van de wederopbouwprojecten in de gemeente Haarlemmermeer was in de periode 1946-1950 het Subbureau Zuid van de Wederopbouw actief. Het Subbureau was een onderdeel van Streekbureau Noord-HollandWest te Haarlem, dat weer een onderdeel was van het Ministerie van Openbare Werken en Wederopbouw (van 1947 tot 1956 Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting geheten). Tot de werkzaamheden van het Subbureau behoorden de inventarisatie en controle van de gemaakte of de te maken kosten voor het herstel van de schade als gevolg van de Tweede Wereldoorlog. Dit herstel moest door het Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting worden goedgekeurd. De kosten kwamen voor rekening van het Ministerie van Financiën. De herstelwerkzaamheden werden door het Subbureau gecoördineerd. In 1948 werd de Vertrouwenscommissie voor de Herverkaveling Akerdijk en Nieuwemeerdijk in de gemeente Haarlemmermeer opgericht. Deze vertrouwenscommissie had als taak om de herverkaveling en de onteigening van de kavels rond Badhoevedorp in goede banen te leiden. Het archief bevat ook stukken betreffende de herverkaveling van de Lisserdijk, maar vooral stukken betreffende herstel en herbouw van panden (woningen, winkels, boerderijen, schuren, loodsen) in de gemeente Haarlemmermeer in het kader van de wederopbouw. Zie ook het archievenoverzicht op www.noord-hollandsarchief. nl. Daar is tevens een uitgebreid overzicht te vinden van aanwinsten van archieven en collecties en aanvullingen op archieven en/of collecties. 43 Strandplezier in Zandvoort, collectie Kennemerland, Noord-Hollands Archief (1965). Noord-Hollands Archief Postbus 3006 2001 DA Haarlem (023) 5172700 www.noord-hollandsarchief.nl [email protected] www.facebook.com/nharchief www.twitter.com/nharchief
© Copyright 2024 ExpyDoc