I ministerie van verkeer en waterstaat rijp rapport rijksdienst voor de ijsselmeerpolders f 1 mlnlsterle van verkeer e n waterstaat rijksdienst voor de ijsselmeerpolders gaschromatografisch bepalen van vluchtige organohalogeenverbindingen in drink-, oppervlakte- en afvalwater door w. f. keijzer 1985 - 44 abw rijp-rapporten zijn in principe interne cornrnunicatiemiddelen: hun inhoud varieert sterk e n k a n zowel betrekking hebben op een weergave van cijferreeksen, als op een discussie van onderzoeksresultaten postbus 600 8200 AP lelystad Smedlnghu~s zulderwagenple~n2 telex 40115 Referaat Gaschromatografisch bepalen van vluchtige organohalogeenverbindingen in drink-, oppervlakte- en afvalwater / W.F. Keijzer ; Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders. - Lelystad : R.IJ.P., 1985. - Y p . : tab. ; 30 cm. (R.IJ.P.rapport ; 1985-44 Abw) Met lit.opg. - De in water aanwezige vluchtige organische verbindingen worden geconcentreerd door ze via een gasstroom uit het water te drijven en aan een adsorptiemiddel te binden (zgn. purge and trap systeem). Vervolgens worden de componenten thermisch gedesorbeerd, naar een analytische kolom geleid en gaschromatografisch gescheiden. Gemiddeld wordt 95 + 2% van iedere component aan het adsorptiemiddel gebonden. Zwevend materiaal in het te onderzoeken water is hierop niet significant van invloed. De onderste bepalingsgrens voor deze componenten (0.a. de trihalomethanen) ligt tussen 0,01 en 0,06 pg per liter. lnhoud REFEUAT 1. SAMENVATTING 2. INLEIDING 3. CONCENTREREN 11 4. ONDERZOEK 4 . 1 . Standaardoplossingen 4.2. Gaschromatografische omstandigheden 4 . 3 . Optimaliseren purge and trap systeem 4 . 4 . Detectiegrenzen en ijklijnen 5. TOEPASBAARHEID 6. BETROUWBAARHEID 7. LITERATUUR Bi jlagen 29 1. Vluchtige organohalogeenverbindingen in water. Gaschromatografisch 2. Volatile organohalogen compounds in water. Gaschromatographically In dit rapport wordt een methode beschreven voor het kwantitatief bepalen van vluchtige alifatische organohalogeenverbindingen in drink-, grond-, oppervlakte- en afvalwater. De methode is uitgewerkt voor veertien verbindingen. Met behulp van een op de gaschromatograaf aangesloten systeem worden de componenten door middel van een gasstroom uit het te onderzoeken water gedreven en aan een adsorptiemiddel gebonden (zgn. "purge and trap"-systeem). Vervolgens worden ze thermisch gedesorbeerd en via een klepschakeling op de analytische kolom gebracht en gescheiden. Bij een optimaal functionerend purge and trap systeem wordt 95 + 2% van iedere component aan het adsorptiemiddel gebonden. Zwevend materiaal (slib, algen) in het te onderzoeken water is hierop niet significant van invloed. Om lage concentraties te kunnen bepalen, moeten hoge eisen worden gesteld aan de zuiverheid van glaswerk en gassen benevens de reinheid van werkruimte en meetsysteem. Uitgaande van de in ons laboratorium geldende regels ligt bij toepassen van de beschreven methode de onderste bepalingsgrens voor de eerder genoemde componenten tussen 0,Ol en 0,06 vg per liter. Door de relatief lage gevoeligheid van de electron capture detector voor 1,2 dichloorethaan is voor deze component de onderste bepalingsgrens 0,15 vg per liter. Uit een vergelijkend landelijk onderzoek bleek dat onze resultaten goed aansluiten bij die van met dezelfde of andere methoden werkende laboratoria. 2. Inleiding Onder vluchtige halogeenverbindingen worden in dit verslag verstaan gechloreerde en gebromeerde verzadigde en onverzadigde alifatische koolwaterstoffen met 66n tot drie koolstofatomen. Het kookpunt van deze verbindingen varieert van 60°C tot 180°C. Bekende verbindingen uit deze groep zijn de trihalomethanen (THM) chloroform, broomdichloormethaan, chloordibroommethaan en bromoform, die bij het chloreren van water (desinfectie) kunnen ontstaan. De THM-vorming blijkt samen te hangen met de concentratie van in het water aanwezige humusstoffen, verbindingen met een zeer complexe samenstelling (1). Een reeks gehalogeneerde koolwaterstoffen afgeleid van methaan, ethaan en propaan wordt industrieel bereid (2) zoals bij voorbeeld de fluorchloormethanen die op grote schaal gebruikt worden als drijfgas in spuitbussen. De verbindingen trichlooretheen en tetrachlooretheen dienen bijna uitsluitend als oplosmiddel, b.v. trichlooretheen voor het ontvetten van metalen. Het wijd verspreide gebruik van deze stoffen doet ze gemakkelijk in het milieu terechtkomen. Verbindingen als 1,l dichloorethaan, trichloormethaan en tetrachloormethaan zijn voornamelijk schakels in het produktieproces van de chemische industrie, waardoor hun verspreidingsgebied meer beperkt is (2). De aanwezigheid van deze vluchtige halogeenverbindingen in het milieu is ongewenst omdat veel van deze verbindingen giftig zijn of verdacht worden van kankerverwekkende eigenschappen. Voor menselijke consumptie bestemd water mag volgens de EEG-richtlijn (3) niet meer dan 1 pg van iedere component per liter bevatten, waarbij wordt opgemerkt dat de concentratie aan haloformen zoveel mogelijk moet worden verlaagd. Uit een landelijk onderzoek naar het voorkomen van gechloreerde koolwaterstoffen in grondwater bestemd voor de produktie van drinkwater is gebleken, dat op een aantal plaatsen drinkwaterbronnen met genoemde stoffen waren verontreinigd (4). In water onttrokken aan winputten gelegen in de Flevopolders werden chloroform, 1,1,1 trichloorethaan en trichlooretheen aangetoond in concentraties van 0,05 pg per liter (4). Op grond van de resultaten is een regelmatige controle op het voorkomen van vluchtige gechloreerde verbindingen vereist. Mede daarom is door de subafdeling Laboratoria van de R.1J.P. een gaschromatografische methode ontwikkeld om vluchtige halogeenverbindingen te bepalen in drink-, oppervlakte- en afvalwater. Voor het noodzakelijke concentreren wordt de "purge and trap" techniek toegepast, waarbij de te bepalen componenten met behulp van een gasstroom uit een vloeistof worden verdreven en vervolgens worden gebonden aan een adsorbens. Het uit dit onderzoek resulterende voorschrift is als bijlage 1,aan dit verslag toegevoegd. 3. Concentreren Aangezien de concentraties van de vluchtige halogeenverbindingen in water relatief laag zijn,is concentreren noodzakelijk. Hiervoor worden in het algemeen twee methoden toegepast, nl. de vloeistof-vloeistofextractie of het purge and trap system. Vloeistof-vloeistofextractie Het te onderzoeken water wordt geextraheerd met een geschikte organische vloeistof b.v. pentaan (5). Hierbij worden hoge kwaliteitseisen (zuiverheid, selectiviteit e.d.) aan het extractiemiddel gesteld. Emulsievorming bij extractie is mogelijk. Het extract wordt zonder verwijdering van andere gelijktijdig gerxtraheerde, verbindingen onderzocht op de aanwezigheid van gechloreerde verbindingen. Voor kwantitatief bepalen is het noodzakelijk het extractierendement te kennen, om, waar nodig, te kunnen corrigeren. Purge and trap systeem De vluchtige halogeenverbindingen worden door een gasstroom uit het water gedreven en aan een adsorptiemiddel gebonden (6). Vervolgens worden de geadsorbeerde componenten thermisch gedesorbeerd en bepaald. Deze methode is geschikt voor vluchtige halogeenverbindingen omdat ze een ~~ laag kookpunt hebben (' 180°C), een hoge soortelijke massa ( ~ . m .is meestal ' 1,0), een geringe oplosbaarheid in water ( < I % , met uitzondering van dichloormethaan) en een Henry corfficient (= concentratie in lucht: concentratie in water bij 25°C) groter dan 0,05. Het uitdrijfgas moet van zeer zuivere kwaliteit zijn en het gehele systeem vrij van verontreinigingen. De vrijgemaakte halogeenverbindingen worden als afzonderlijke componenten kwantitatief bepaald via capillaire gaschromatografie. Het totaal van de vluchtige organische componenten (VOC1) kan als somparameter worden bepaald met behulp van een microcoulometer (2). Aangezien het voor het nemen van adequate maatregelen noodzakelijk is gelnformeerd te zijn over het voorkomen van verbindingen als afzonderlijke componenten, hebben wij het bepalen daarvan afgestemd op capillaire gaschromatografie. Gezien zijn eenvoud werd voor het vrijmaken en adsorberen van de componenten het purge and trap systeem HP 7675 A aan de gaschromatograaf (HP 5880) gekoppeld. Voor volledig scheiden van de componenten bleek het noodzakelijk de gaschromatograaf te voorzien van extra koeling. 4. Onderzoek Bij het ontwikkelen van de methode voor het bepalen van de vluchtige halogeenverbindingen is achtereenvolgens aandacht besteed aan: 4.1. Standaardoplossingen. 4.2. Gaschromatografische omstandigheden. 4.3. Optimaliseren purge and trap systeem. 4.4. Detectiegrenzen en ijklijnen. Van de vele halogeenverbindingen zijn de veertien in water het meest te verwachten componenten (7) in dit onderzoek betrokken. Enkele gegevens staan vermeld in tabel 1. Van de afzonderlijke vluchtige halogeenverbindingen zijn methanoloplossingen bereid. Hiertoe wordt een maatkolf 100,O ml met circa 98 ml methanol gevuld en nadat de kolfhals vrijgemaakt is van alcohol gewogen. Met behulp van een micropipet wordt circa 20 w1 component in de kolf gedruppeld en ogenblikkelijk opnieuw gewogen. Voor een betrouwbare standaardoplossing dient contact van de ingebrachte standaardvloeistof met de hals van de kolf te worden vermeden. De afzonderlijke vluchtige organohalogeenverbindingen worden gaschromatografisch op verontreiniging gecontroleerd, alvorens ze voor het bereiden van een mengstandaard worden gebruikt. De standaardoplossingen-zijn bij -20°C houdbaar. Mits goed afgesloten zijn ze 6 maanden houdbaar bij 4-C. Bij het bereiden van waterige standaardoplossingen vanuit de methanoloplossingen wordt de inhoud van een micropipet (tot een maximum van totaal 40 p1 per 100 ml water) snel onder het wateroppervlak gexnjecteerd. Waterige oplossingen met een bovenstaand luchtvolume zijn, in verband met vervluchtiging van de componenten, niet houdbaar. Znnder bovenstaande lucht zijn ze circa 14 dagen bij 4'C houdbaar. Afhankelijk van de grootte van het bovenstaande luchtvolume loopt de concentratie van de vluchtige halogeenverbindingen in de vloeistof terug. Dagelijks vers bereiden van te gebruiken waterige oplossingen verdient daarom de voorkeur. Tabel 1. Enkele gegevens van vluchtige organohalogeenverbindingen (2) Component broomchloormethaan broomtrichloonnethaan dibroommonochloormethaan 1,2-dichloorethaan monobroomdichloonnethaan 1,1,2,2-tetrachloorethaan tetrachlooretheen tetrachloormethaan tribroommethaan l,l,l-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan trichlooretheen trichloormethaan 1,2,3-trichloorpropaan ~olecukformule s.m. 2014 OC kookpunt @ per liter oplosbaar in water bij 20°C kolom (uitwendige diameter 2.5 cm). gevuld met 1,3 ml Tenax GC 60-80 mesh. Tenax GC is een poreus polymeer op basis van 2,6 difenyl-pfenyleenoxide, waaraan de componenten bij kamertemperatuur worden gebonden (10). Als dit proces is besindigd, worden de componenten gedesorbeerd door deze Tenax-kolom snel te verwarmen. Via een klepschakeling worden de vrijgemaakte componenten met behulp van een heliumstroom naar de capillaire kolom in de oven gevoerd. Door de lage oventemperatuur (0' C) worden de componenten in het eerste gedeelte van de kolom opnieuw vastgelegd. Om piekverbreding te voorkomen, is een "split vent" van 50 ml per minuut nodig. M.b.v. temperatuurprogrammering van de gaschromatograaf is de gewenste scheiding van de te bep'alen halogeenverbindingen te bewerkstelligen. Om lage concentraties halogeenverbindingen te bepalen, is een systeem nodig dat vrij is van organische componenten. Daarom wordt aan de lucht gedroogd glaswerk (buizen en maatkolven) v66r gebruik gespoeld met methanol en gedurende minimaal 2 uur in een vacuilmstoof bij 105" C geplaatst. Het glaswerk moet zo mogelijk opgeslagen worden in een ruimte waar geen organische vloeistoffen worden gebruikt. Het als uitdrijf- en dragergas gebruikte helium moet van zeer zuivere kwaliteit zijn. De aanvoerleidingen zijn voorzien van filters (moleculair sieve type 5A) om eventueel nog aanwezige verontreinigingen vast te leggen Ondanks deze voorzieningen werden bij het onderzoek met een lege-purgebuis toch pieken op het chromatogram waargenomen'. Werd de analyse met dezelfde buis bij een,gesloten systeem herhaald, dan resulteerde dit in een vlakke basislijn. De verontreinigingen zijn dus afkomstig uit de lucht in de werkruimte. Voor het bereiden van waterige standaardoplossingen is water nodig dat geen storende organische verbindingen bevat. Hiertoe werd in navolging van het Environmental Protection Agency (EPA, 6) water gedurende 15 minuten gekookt en daarna een uur doorgeblazen met helium. Het hete water werd overgebracht in een kolf en afgesloten met teflonstop. Ondanks deze voorbehandeling verschenen bij onderzoek van dit water behalve de gevonden pieken van componenten uit de atmosfeer, nog enkele pieken van sterk wisselende grootte 0.a. met een retentietijd gelijk aan die van chloroform. Oorzaak bleek het door de onderzoeker met de mond pipetteren (5,O ml) van de te onderzoeken vloeistof. Vluchtige componenten b.v. uit de gebruikte tandpasta werden met de te onderzoeken vloeistof in de buis gebracht! Gebruik van een pipetteerballon loste het probleem op. Omdat het drinkwater, bestemd voor het Flevopoldergebied niet wordt gechloreerd, worden geen haloformen gevormd. Wellicht daardoor leidt zowel niet als we1 (EPA) gekookt water dat gedurende een half uur wordt doorgeblazen met helium tot hetzelfde blancochromatogram. Ook maakt het geen verschil of men uitgaat van leidingwater of hieruit bereid gedemineraliseerd water. Het uitdrijfgas voert behalve de te bepalen halogeenverbindingen ook water naar de tenaxkolom. Hoewel tenax nagenoeg geen water bindt, verscheen aanvankelijk een in oppervlak sterk wisselende piek, die toch door water veroorzaakt bleek te zijn. Vervolgens leerde dit onderzoek dat door het volledig vetvrij zijn van de uitdrijfbuis en van de metalen buis die het gas in de vloeistof leidt, een wisselend aantal "watervliezen" vanaf het vloeistofoppervlak in de buis door het gas omhoog wordt gestuwd in de leiding die naar de tenax voert. Door het aanbrengen van een zeer geringe hoeveelheid siliconenvet (Merck art. 7743) op de metalen buis iets boven het vloeistofoppervlak in de glazen uit- . 15 drijfbuis, worden de vliezen op die plaats gebroken. Op het chromatogram verschijnt nog slechts een geringe verhoging van de basislijn, wellicht veroorzaakt door de door het uitdrijfgas meegevoerde waterdamp in de tenax. Deze storing is echter dank zij zijn reproduceerbaarheid met de integrator te corrigeren. Het purge and trap systeem HP 7675 A kent vier programmeerbare variabelen, die afhankelijk van de te bepalen componenten worden geoptimaliseerd. - "pre purge" tijd waarin de tenax kolom via luchtkoeling op kamertemperatuur wordt gebracht. "purge" tijd waarin de vluchtige componenten bij een bepaalde stroomsnelheid van het uitdrijfgas uit de vloeistof worden gedreven en vastgelegd op de tenax. - "desorb" tijd waarin en temperatuur waarbij de op de tenax vastgelegde componenten worden gedesorbeerd. - "vent" tijd waarin bij een temperatuur van 50' C hoger dan in de desorbfase de tenax wordt schoongestookt. De gaschromatografische analyse op de HP 5880 start zodra de desorbfase van het purge and trap systeem is bereikt. Bij een langdurige gaschromatografische analyse zoals bij dit onderzoek kan de "purgemfase voor het volgende monster reeds worden ingezet voordat de lopende gaschromatografische analyse is afgerond. Door die overlap gaat geen tijd verloren in vergelijking met een purge and trap systeem dat niet permanent aan een gaschromatograaf is gekoppeld. Als stroomsnelheid voor het doorblazen van 5,O ml monstervloeistof is 60 ml per minuut gekozen, waardoor binnen redelijke tijd alle componenten worden uitgedreven. De vluchtigheid en de oplosbaarheid in water bij kamertemperatuur bepalen in hoeverre dit uitdrijven kwantitatief is. Het verschil in adsorberend vermogen van de tenax voor de componenten stelt een limiet aan het purgevolume (= stroomsnelheid x tijd). Zo zijn 1,1,1 trichloorethaan en tetrachloormethaan bij een purgevolume van 300 ml kwantitatief uitgedreven. Wordt het purgevolume opgevoerd dan is de tenax niet in staat deze verbindingen blijvend te adsorberen. Bij een purgevolume van 1500 ml is nog c i r ~ a70% van de maximale hoeveelheid gebonden. Anderzijds is van de hoogst kokende componenten 1.1,2,2 tetrachloorethaan en 1,2,3 trichloorpropaan bij een purgevolume van 300 ml slechts circa 60% uitgedreven. Uit tabel 2 blijkt dat het optimum van het purgevolume voor het totale pakket halogeenverbindingen ligt bij 900 ml. Zowel bij relatief lage als hoge concentraties in de monstervloeistof is dan gemiddeld 95% van alle componenten aan de tenax gebonden. We1 blijkt dat onder de hier gekozen omstandigheden de reproduceerbaarheid van het vangstpercentage bj hoogkokende componenten beter is dan bij laagkokende. In de "desorbfase" worden de vastgelegde componenten gedesorbeerd omdat in die fase een sterke temperatuurstijging van de tenaxkolom is geprogrammeerd. Tenax heeft de eigenschap dat het bij hogere temperaturen de geadsorbeerde componenten loslaat. Vastgesteld is dat in het te verwachten concentratiegebied (tabel 2) in het temperatuurtraject van 150' C tot 250' C alle componenten volledig worden gedesorbeerd. Om te voorkomen dat tijdens de analyse vastgelegde hoogkokende niet te bepalen verbindingen op de capillaire kolom worden gebracht, is de desorbtietempe- ratuur beperkt tot 200' C. Bij deze temperatuur is voor zeven componenten, die representatief zijn voor de te bepalen groep verbindingen, nagegaan hoeveel tijd nodig is omkwantitatief te desorberen. Zowel bij relatief lage als hoge concentraties bleek 3 3 5 minuten voldoende (tabel 3). Tabel 3. ~ a n ~ s t ~ e k c e n t avan ~ e svluchtige halogeenverbindingen met purge en trap systeem bij verschillende "desorbWtijden. De desorbtemperatuur 200' C Component 1 Vangstpercentage bij een desorbtijd (min.) van broomchloormethaan broomtrichloormethaan tetrachloornethaan tribroommethaan 1,1,2-trichloorethaan trichloormethaan 1,1,2,2-tetrachloorethaan De "ventfase" dient om de tenax bij hoge temperatuur te ontdoen van mogelijk geadsorbeerde verontreinigingen. De tenax is stabiel tot 37S0 C. Uiteraard worden de uitgestookte componenten via een klepschakeling langs een andere weg afgevoerd dan via de capillaire kolom. Na afkoelen van de tenax (met perslucht) tot kamertemperatuur is het systeem gereed voor het volgende onderzoek. Bij onvoldoende afgekoeld tenax worden de over tenax geleide componenten slechts gedeeltelijk vastgelegd, hetgeen tot te lage waarden leidt. 4.4.Detectiegrenzen en ijklijnen Het na dit onderzoek opgestelde voorschrift is als bijlage 1 aan dit verslag toegevoegd. Aan de hand hiervan zijn onderste bepalingsgrenzen vastgesteld voor veertien vluchtige halogeenverbindingen (tabel 4). Hiertoe werden zes waterige standaardoplossingen met lage concentraties van de veertien halogeenverbindingen met behulp van het purge and trap systeem onderzocht. Uit de meetwaarden is voor iedere component een standaardafwijking (s) berekend. Voor het vaststellen van de onderste bepalingsgrens wordt door ons 6 x s gehanteerd, omdat dit een concentratie van de te bepalen component is die significant uitkomt boven de fluctuerende basislijn (ruis) van het chromatogram van water vrij van organische verbindingen. Ter vergelijking zijn voor dezelfde componenten de onderste bepalingsgrenzen aangegeven, zoals bepaald door de Dienst Waterleiding Rotterdam (DWL). Hierbij wordt 1 liter water ge8xtraheerd met 40 ml pentaan waarvan 11-11 op de gaschromatografische kolom wordt gebracht (7). Uit de gegevens blijkt dat met beide methoden hetzelfde lage niveau kan worden bereikt. In tabel 4 is tevens opgenomen de relatieve gevoeligheid van de electron capture detector waarbij die voor monobroomdichloormethaan op 100 is gesteld. Als concentratie is voor alle componenten 2 pg per liter gekozen. Relatief gezien blijkt dat een lage onderste bepalingsgrens gerelateerd is aan hoge e.c.d. gevoeligheid. Anderzijds is de reproduceerbaarheid van het piekoppervlak van componenten met lage retentietijden slechter dan die met hogere retentietijden, doordat juist in het begin van het chromatogram de storende componenten voorkomen (zie ook tabel 2). Om een indruk te geven van de onderlinge ligging van de pieken in het chromatogram met in de toegepaste capillaire kolom als stationaire fase CP WAX 57, zijn de relatieve retentietijden (Rfwaarden) waarbij die van monobroomdichloormethaan op 1 is gesteld, eveneens in tabel 4 opgenomen. 2 Tabel 4. Relatieve retentietijden, relatieve electron capture detector gevoeligheden en onderste bepalingsgrenzen van vluchtige halogeenverbindingen Component . Re1 Rel. e.c.d. Rf-waarde gevoelig- . CP tm WAX 57 heid 0.b.g. in pg per liter R.1J.P. D.W.L. ,LRotterdam Lelystad broomchloormethaan broomtrichloorme thaan dibroommonochloormet haan 1.2-dichloorethaan monobroomdichloorme thaan 1,1,2,2-tetrachloore thaan tetrachlooretheen tetrachloormethaan tribroommethaan l,l,l-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan trichlooretheen trichloormethaan 1.2.3-trichloorpropaan Met de Ni-63 bron als electron capture detector is het verband tussen de hoeveelheid component en het piekoppervlak (counts) voor geen der vluchtige halogeenverbindingen lineair in het voor water te verwachten gebied van 0-10 pg component per liter. Voor het kwantitatief bepalen van deze componenten moet daarom onder geconditioneerde omstandigheden een reeks standaarden met oplopend gehalte worden bereid. 19 5. Toepasbaarheid Met de ontwikkelde methode is een aantal monsters water van verschillende herkomst en samenstelling onderzocht op de aanwezigheid van vluchtige organohalogeenverbindingen. In monsters ruw en rein water van de pompstations Bremerberg en Fledite alsmede in het hieruit bereide drinkwater (Smedinghuis, Lelystad) werden in 1983 en 1984 geen componenten aangetoond Moet gechloreerd (drink)water worden onderzocht, dan moet voorafgaande aan het nemen van het monster, 0,2 ml natriumthiosulfaat 0,l moll1 in de monsterfles (1 liter) worden gebracht. Wordt een hoog gehalte aan totaal beschikbaar chloor verwacht, dan dient dit vooraf in een afzonderlijk monster te worden bepaald volgens NEN 6480 (8). De gebruikelijke natriumthiosulfaatdosering wordt dan met 0,l ml voor iedere mg/l totaal beschikbaar chloor verhoogd. Door de reactie: . wordt het chloor omgezet, waardoor vanaf het moment van monstername niet meer vluchtige organohalogeenverbindingen worden gevormd. Bij leidingwater brengt men op het te bemonsteren punt een polyetheenslang aan en laat het te onderzoeken water enige tijd doorstromen. De monsterfles moet vervolgens worden gevuld zonder dat luchtbellen door het te onderzoeken water wotden geleid, die vluchtige componenten zouden kunnen meevoeren. De fles vullen tot hij juist overloopt. Is natriumthiosulfaat toegevoegd, dan enkele glasparels toevoegen, fles afsluiten en 1 minuut schudden. Als blanco dient water dat vrij is van organische verbindingen. Hiermee wordt een monsterfles in het laboratorium gevuld nadat desgewenst ook natriumthiosulfaat is toegevoegd. Om te controleren of tijdens het transport naar en van de monsterplek verontreiniging plaatsvindt, wordt de blanco mee getransporteerd. Blijkt een blanco verontreinigd dan de monsters bij voorkeur niet corrigeren met de in de blanco gevonden hoeveelheid. Het is namelijk te verwachten dat de mate van verontreiniging van fles tot fles zal verschillen. Daarom maatregelen nemen om verontreiniging te voorkomen en zo mogelijk opnieuw monsters nemen. Verontreiniging door het purge and trap systeem en het uitdrijfgas worden gecontroleerd door water te onderzoeken dat vrij is van organische verbindingen en her laboratorium niet heeft verlaten. Om de invloed van zwevend msteriaal in monsters water op het kwantitatief uitdrijven met het purge and trap systeem na te gaan, werden drie monsters onderzocht. Lab. nr. 267415, Plek 126 Noorderplas Z . Flevoland, slibhoudend oppervlaktewater Lab. nr. 267422, Plek 36 IJsselmeer, algenrijk oppervlaktewater Lab. nr. 267502, Plek 258 Bastion Lelystad, slibhoudend regenwater. In deze monsters.zijn geen verbindingen aangetoond. Vervolgens is aan 1 liter van elk monster sen mengsel van alle componenten toegevoegd in een concentratie zoals aangegeven in tabel 5. Na 4 uur staan zijn deze monsters geanalyseerd. Vergelijking met H 0 gedem., vrij van storende verbindingen, waaraan dezelfde hoeveelheid s toegevoegd, wijst uit dat slib en algen niet significant van invloed zijn. De monsters water moeten, evenals de standaarden, hij 4 O C worden bewaard en zo mogelijk binnen 24 uur na het nemen van het monster worden 1 / onderzocht. Dat geldt vooral voor monsters met een bovenstaand luchtvolume. Zie hietoe hoofdstuk 6. Betrouwbaarheid. Tabel 5. Invloed van zwevend materiaal in oppervlakte- en regenwater bij toepassen van purge and trap systeem Component ~g per pg per liter teruggevonden in monster nr. liter toegevoegd 267415 267422 267502 broomchloormethaan broomtrichloorme thaan dibroommonochloorme thaan 1,2-dichloorethaan monobroomdichloormethaan 1,1,2,2-tetrachloorethaan tetrachlooretheen tetrachloormethaan tribroommethaan 1,l.l-trichloorethaan 1,l.Z-trichloorethaan trichlooretheen trichloormethaan 1,2,3-trichloorpropaan In het kader van het onderdeel Methodenontwikkeling van het VEWIN-Speurwerkprogramma heeft de taakgroep "Gehalogeneerde koolwaterstoffen" van de werkgroep "Analyse Organische Microverontreinigingen" (W-AOM) nagegaan (R-AOM-83-27) of met het door.haar opgestelde conceptvoorschrift W-AOM-82-22 (7) neer vluchtige gehalogeneerde verbindingen kunlien worden bepaald. Hierbij wordt een liter van het te onderzoeken water gegxtraheerd met 40 ml pentaan, waarvan een microliter wordt geInjecteerd op de gaschromatografische kolom. De taakgroep is van oordeel dat hun methode ook toepasbaar is voor het kwantificeren van 1,l-dichlooretheen, 1,2dichlooretheen, dichloormethaan, 1,2-dichloorpropaan en 1,3-dichloorpropaan. Niet eensgezind zijn de leden van de taakgroep over de toepasbaarheid voor dibroommethaan, cis- en trans-dichloorpropeen (bestrijdingsmiddelen) en trichloornitromethaan (nevenprodukt van de chlorering). Omdat de R.1J.P.-methode alleen afwijkt door toepassen van purge and trap, moet onze methode in principe ook bruikbaar zijn voor de genoemde vluchtige componenten. Voor dichloormethaan (Rf-waarde = 0,215 t.0.v. broomdichloormethaan 1) is dit aan de hand van te onderzoeken monsters inmiddels bevestigd. - 22 Behalve voor deze groep van verzadigde en onverzadigde gehalogeneerde alifatische koolwaterstoffen wordt het purge and trap systeem door de fabrikant ook geschikt geacht voor het bepalen van benzine, vluchtige aromatische koolwaterstoffen (0.a. benzeen en tolueen) en vluchtige po- lycyclische aromaten (0.a. naftaleen en antraceen) in water, vruchtsappen, bier, plantaardige olisn en slib. Dit betekent dat ondanks alle controle- en voorzorgsmaatregelen, met de hier beschreven analysemethode onbekende componenten in het chromatogram kunnen samenvallen met vluchtige organohalogeenverbindingen. Hierbij moet we1 worden opgemerkt, dat een andere groep verbindingen en/of matrix andere omstandigheden eist om optimaal te kunnen werken met her purge and trap systeem. Tabel 6. Enkele resultaten van een vergelijkend interlaboratorium onderzoek ( V I O ) van vluchtige organohalogeenverbindingen in water (9). Monsternr. 1) 268284 268285 268287 pg per liter Component werke- bepaald lijke via,., waarde ~ 1 0 R~I J' P werke- bepaald lijke via waarde V I O R I J P werke- bepaald lijke via waarde V I O R I J P broomchloormethaan broomtrichloorme thaan dibroommonochloormethaan 1,2-dichloorethaan monobroomdichloormethaan 1,1,2,2-tetrachloorethaan tetrachlooretheen tetrachloormethaan tribroommethaan 1,l.l-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan trichlooretheen trichloormethaan 1,2,3-trichloorpropaan Monster 268284 en-85: drinkwater waaraan hoeveelheden zijn toegevoegd monster 268287 : oppervlaktewater waaraan hoeveelheden zijn toegevoegd ' ) VIO: het gemiddelde van de individuele resultaten van alle deelnemers na eliminatie van Dixon-uitschieters 6. Betrouwbaarheid Om een indruk te krijgen van de betrouwbaarheid van de ontwikkelde methode heeft de subafdeling Laboratoria in 1983 deelgenomen aan een vergelijkend landelijk onderzoek van voornamelijk drinkwaterleidingbedrijven, georganiseerd door het Keuringsinstituut voor Waterleidingartikelen (KIWA). Uit de resultaten (tabel 6) blijkt dat onze methode goed aansluit bij de landelijk toegepaste methoden. Voor meer uitgebreide informatie zie verslag vergelijkend interlaboratoriumonderzoek (9). Hierin wordt voor iedere component ook de spreiding van de resultaten van de deelnemende laboratoria weergegeven middels de relatieve standaardafwijking. Deze blijkt opvallend slecht (' 100%) voor 1,2 dichloorethaan en broomtrichloormethaan, een gevolg van een moeilijk te verwezenlijken scheiding van deze verbindingen op de capillaire kolom. De onderzochte monsters water zijn in de flessen 500 ml met 10 ?J 25% bovenstaand luchtvolume gedurende 8 weken bij 4O C in het donker (koelkast) opgeslagen en daarna opnieuw geanalyseerd. In tabel 7 zijn de resultaten weergegeven. De componenten zijn geplaatst in volgorde van retentietijd bij gebruik van een 25 m capillaire kolom (inwendige diameter 0,22 mm, filmdikte 0,24 pm) met als stationaire fase CP WAX-57 CB. Van de vluchtige verbindingen is circa de helft verloren gegaan, van de overige gemiddeld minder dan 20%. De hoge relatieve standaardafwijking van de teruggevonden percentages duidt op een niet voorspelbare relatie tussen opslagtijd en verlies aan componenten. Voor het verkrijgen van betrouwbare resultaten is het volledig vullen van de fles tijdens het ne-men van het monster dus noodzakelijk, bewaren van monsters met een bovenstaand luchtvolume is niet mogelijk. Dit onderzoek leerde dat opslaan van monsters water zonder bovenstaand volume gedurende 14 dagen bij 4' C in het donker (koelkast) niet tot significante verliezen leidt. Bij volle flessen water waarin zwevend materiaal, moet scherp gelet worden op voldoende homogeniseren. In de praktijk werd ervaren dat bij pipetteren uit de onvoldoende gemengde inhoud slechts 20% van de aanwezige hoeveelheid componenten werd aangetoond. Het merendeel van de componenten bleek geadsorbeerd aan het bezonken zwevend materiaal, dat tijdens de analyse bij het uitdrijven met helium echter we1 volledig wordt vrijgemaakt. Voldoende homogeniseren kan door enkele glasparels in de volle fles te brengen en 1 minuut te schudden of door inschakelen van een magneetroerder. Tabel 7. Verlies aan componenten bij opslag van monsters water met bovenstaand luchtvolume bij 4' C in het donker (koelkast) gedurende 8 weken Component l,l,l-trichloorethaan tetrachloormethaan trichlooretheen tetrachlooretheen trichloomethaan broomchloorme thaan broomtrichloormethaan 1,2-dichloorethaan monobroomdichloormethaan 1,1,2-trichloorethaan dibroommonochloormethaan tribroommethaan 1,2,3-trichloorpropaan 1,1,2,2-tetrachloorethaan . C Re1 kookpunt Rf-waarde CP tm WAX 57 Gemidd. % Rel. stanteruggedaardafvonden na wi jking opslag 7.Literatuur 1. Rook, J.J., 1974 1974 Formation of haloforms during chlorination of natural waters. J. Water Treatment Examin.. 23, p. 234. 2. Wegman, R.C.C. en A.W.M. Hofstee 1980 The microcoulometric determination of volatile organic halogen in water samples. RIV-verslag. 3. Publikatie E . G . 1980 Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, nr. L. 229/11, 30 augustus. 4. Inspecteur van de volks- 1980 gezondheid voor de hygigne van het milieu voor Overijssel, de Zuidelijke IJsselmeerpolders en de gemeente Dronten Landelijk onderzoek naar het voorkomen van gechloreerde koolwaterstoffen in grondwater bestemd voor de produktie van drinkwater. Briefkenmerk h/FB/CG, 28 februari, RIJP nr. 7920. 5. ~.N.I..werkgroep 390.147 -11 "Gaschromatografie" 1984 Drinkwater-Gaschromatografische bepaling van de gehalten aan trihalomethanen. 2e ontwerp NEN 6498. 6. Environmental Protection Agency (EPA) 1979 Analysis of trihalomethanes in drinking water. Appendix C. Federal Register Vol. 44, no. 231, Thursday, ~ovember29. Part I11 pg. 68672-68690. 7. Taakgroep "Gehalogeneerde 1982 koolwaterstoffen" van de werkgroep "Analyse Organische Microverontreinigingen" Bepaling van vluchtige halogeenverbindingen in water. Concept voorschrift R-AOM 82-22 met aanvulling R-AOM 83-15. 1982 Water-Titrimetrische bepaling van de gehalten aan vrij beschikbaar en totaal beschikbaar chloor met ijzer (11) - ammoniumsulfaat en l-amino4-diethyl-aminobenzeen-waterstofsulfaat (N,N-diethyl-p-phenyleendiamine (DPD)-sulfaat) als indicator. NEN 6480. 9. Olrichs, S.H.H. 10. Publikatie Chrompack 1984 Verslag vergelijkend interlaboratoriumonderzoek 1983. KIWA, SWO 83-242, VIO 83-14. 1984 The chrompack guide to chromatography Bijlage 1 VLUCHTIGE ORGANOHALOGEENVERBINDINGEN IN WATER. GASCHROMATOGRAFISCH Apparatuur Droogstoof, vacuiim, instelbaar op 105" C. Flessen, 1 liter, bruin met polytheen schroefdop. Gaschromatograaf, met electron capture detector. Purge and trap systeem. Reagentia Methanol, p.a. Merck. Natriumthiosulfaat, p.a. Merck. Natriumthiosulfaat 0,l M. 24,8 g Na2S203. 5 H20 oplossen in en aanvullen met H20 ged. tot 1,O 1. Standaarden, vluchtige organohalogeenverbindingen. - broomchloormethaan (CH BrCl), Supelchem, zuiverheid 98% - broomtrichloormethaan ~ C B K C) ~ Janssen, zuiverheid 99% - dibroommonochloormethaan (CH r2C1), Janssen, zuiverheid 98% - 1.2 dichloorethaan (C2H4C1 ). Janssen, zuierheid > 99% monobroomdichloormethaan ( e ~ ~ r C l ~ )Janssen, , zuiverheid r 98% - 1,1,2.2, tetrachloorethaan (C2H C14), Janssen, zuiverheid 98% - tetrachlooretheen (C2C14), Supe chem, zuiverheid 99% - tetrachloormethaan (CC14), Merck, p.a., zuiverheid > 99,8% - tribroommethaan (CHBr3), Supelchem, zuiverheid 99% - 1,1,1, trichloorethaan (C2H3C13), Supelchem, zuiverheid > 99% - 1,1,2, trichloorethaan (C2H3C13), Janssen, zuiverheid 95% - trichlooretheen (C HC13), Janssen, zuiverheid 98% - trichloormethaan ($Hc~~),Merck p.a., zuiverheid 99% - 1,2,3, trichloorpropaan (C3H5C13). Janssen, zuiverheid 99%. Bewaren bij -20' C. 3 - . Z . Aangegeven hoeveelheid van deze standaarden ieder afzonderlijk met micropipet druppelen n vooraf gewogen met circa 98 ml methanol gevulde maatkolf 100,O ml Opnieuw wegen en aanvullen met methanol tot 100,O ml . if. Kolfhals moet vrij zijn van alcohol. Contact ingebrachte standaardvloeistof met kolfhals vermijden. Bijlage 1 blad 2 v12) Concentratie vglml Oplossing I, broomchloormethaan broomtrichloormethaan ,.. dibroommonochloormethaan 1,2-dichloorethaan monobroomdichloormethaan 1,1,2,2-tetrachloorethaan (98%) tetrachlooretheen tetrachloormethaan tribroommethaan 1,l.l-trichloorethaan 1,l.Z-trichloorethaan (95%) trichlooretheen (98%) trichloormethaan Oplossing I, 1,2,3-trichloorpropaan - Mengoplossing Aangegeven hoeveelheid van oplossingen I pipetteren in Sen maatkolf 100,O ml. Aanvullen met methanol tot 100.0 ml. ml oplossing I Concentratie pg/ml broomchloormethaan broomtrichloormethaan dibroommonochloormethaan 1,2-dichloorethaan monobroomdichloormethaan 1,1,2,2-tetrachloorethaan tetrachlooretheen tetrachloormethaan tribroommethaan l,l,l-trichloorethaan 1,l.Z-trichloorethaan trichlooretheen trichloormethaan 1.2,3-trichloorpropaan Oplossing 3 maanden houdbaar bij 4 O C. Water, vrij van organische verbindingen. Zeer zuivere stikstof 1 uur leiden door H20 ged. 30 ) Niet exact pipetteren Dichtheid bij 20° C t.0.v. water van 4 O C. ' van aangegeven hoeveelheid zal leiden tot andere concentraties. Oplossingen houdbaar bij -20° C, 6 maanden houdbaar bij 4' C Bijlage 1 blad 3 Werkwijze Aan de lucht gedroogd glaswerk v66r gebruik spoelen met methanol en 2 uur plaatsen in vacuUmstoof bij 105' C. Afkoelen en afsluiten. Flessen voor monster en blanco (bij gechloreerd water 0,2 ml Na2S203 0,: M in flessen) vullen zonder doorvoer van luchtbellen. Blanco: water vrij van organische verbindingen. Flessen vullen tot overloop, enkele glasparels toevoegen en afsluiten. Bij Na2S203 : 1 min. schudden. Blanco meezenden naar en van monsterplek. Aan 7 porties van 200,O ml water, vrij van storende.verbindingen, toevoegen 0 p1, 2 p1, 5 p1, 10 p1, 20 p1, 40 P1 en 80 p 1 mengoplossing. Van standaarden, blanco en.monsters (na 1 minuut schudden) 5,O ml pipetteren in uitdrijfbuis 1 5 m l zonder lucht door vloeistof te voeren. Vluchtige organohalogeenverbindingen bepalen met behulp van purge and trap systeem gekoppeld aan gaschromatograaf met koolzuurkoeling, capillaire kolom en. electron capture detector. Apparatuurcontrole: blanco water dat laboratorium niet heeft verlaten en vrij is van o~ganischeverbindingen. Bij positieve blanco's: vervuilingsbron opsporen en uitschakelen. purge and trap omstandigheden Purge and trap systeem Trap pakking Luchtdruk Heliumdruk Stroomsnelheid purge gas (helium) Stroomsnelheid dragergas (helium) Pre purge tijd purge tijd Desorb tijd Vent tijd Auxiliary temperatuur Desorb temperatuur . ~aschromatografischeomstandigheden Gaschromatograaf Kolonqen a. Kolomtemperatuur HP 7675 A, zie handleiding Tenax GC, 60-80 mesh 6 at (p.588 kPa) 1 at (= 98 kPa3 60 ml/minuut 30 ml/minuut 2 minuten 15 minuten 5 minuten 5 minuten 120" C 200° C HP 5880, level 4, zie handleiding WAX 57 CB. capillair fused silica, lengte 25 m, inwendige diameter 0,22 mm, filmdikte 0,24 pm b. WAX 57 CB, capillair fused silica, lengte 50 m, inwendige diameter 0,22 mm, filmdikte 0,18 pm a. 38 minuten 0" C, met 2,5" C per minuut tot 25' C, 1 minuut 25' C, met 5O C per minuut tot 95' C, 3 minuten 95' C, met 30" C per minuut tot 175' C, 7 minuten 175' C b. 32 minuten 0' C, met 30" C per minuut tot 175" C, 20 minuten 175O C 31 Bijlage 1 blad 4 Koelmiddel ~etectortemperatuur(e .c.d .) Injectortemperatuur Dragergas Split vent Overcapaciteit (make-up gas) Electrometerstand koolzuur 300" C 200° C helium stroomsnelheid 1 ml/min., ,druk 105 kPa helium 50 ml/minuut argon-methaan 95:5 stroomsnelheid 45 ml/minuut, druk 1 0 kPa 2 . 2 Berekening Curve maken uit relatie geregistreerde piekoppervlakken van standaarden (verticale as) en pg component per liter (horizontale as). Bij piekoppervlak monster behorend pg component per liter aflezen op grafiek. Resultaten opgeven: 1,O pg component per liter in 2 dec., gemiddelde duplo-bepalingen in 2 dec. 1,O - 10 pg component per liter in 2 dec.. gemiddelde duplo-bepalingen in 1 dec. r 10 pg component per liter in 1 dec., gemiddelde duplo-bepalingen in hele getallen. Onderste bepalingsgrens in pg per liter: 0,Ol broomchloormethaan broomtrichloormethaan 0,03 dibroommonochloormethaan 0,Ol 1,2-dichloorethaan 0.15 monobroomdichloormethaan 0,Ol 1,1,2,2-tetrachloorethaan 0,Ol tetrachlooretheen 0,02 tetrachloormethaan 0,02 tribroommethaan 0,Ol l,l,l-trichloorethaan 0,03 1,1,2-trichloorethaan 0,05 trichlooretheen 0,03 trichloormethaan 0.02 1,2,3-trichloorpropaan 0,06 Bijlage 2 VOLATILE ORGANOHALOGEN COMPOUNDS IN WATER GASCHROMATOGRAPHICALLY APPARATUS BOTTLES, 1 litre, brown, with polythene screw caps. DRYING OVEN, vacuum, adjustable to 105' C. GAS CHROMATOGRAPH, with electron capture detector. PURGE AND TRAP system. REAGENTS DISTILLED WATER, free of organic compounds. Bubble very pure nitrogen through distilled water for 1 h. METHANOL, very pure. SODIUM THIOSULPHATE. SODIUM THIOSULPHATE, 0,l M Dissolve 24.8 g NaS203 5 H20 in H20 dist. and dilute to 1,O 1 with H20 dist. STANDARDS, organohalogen compounds, store at -20' C. BROMOCHLOROMETHANE (CH2BrC1), purity 98% BROMODICHLOROMETHANE (CHBrC12), purity 98% BROMOTRICHLOROMETHANE (CBrC13), purity 99% CARBONTETRACHLORIDE (CC14), purity > 99,8% CHLOROFORM (CHC13), purity 99% DIBROMOCHLOROMETHANE (CHBr2C1), purity > 98% 1,2-DICHLOROETHANE (C2H4C1 ) , purity 99% 1,1,2,2-TETRACHLOROETHANE ?c2Ff2cl4), purity 98% TETRACHLOROETHYLENE (C C14). purity > 99% TRIBR~M~METHANE (cHB~~~, purity 99% 1,1,1-TRICHLOROETHANE (C2H3C13). purity ' 99% 1,1,2-TRICHLOROETHANE (C2H3C13), purity 95% TRIChLOROETHYLENE (C2HC13), purity 98% 1,2,3-TRICHLOROPROPANE (C3H5C13), purity ' 99%. . . Place about 98 ml methanol into 14 volumetric flasks 100 ml. Weigh until all alcohol wetted surfaces have dried. Pipette stated volume of 14 standards drop by drop without contacting neck of flask into volumetric flasks and reweigh. Dilute with methanol to 100,O ml (solutions I). Bijlage 2 blad 2 Solution I Density* d 20 4 Concentration p1** Bromochloromethane Bromotrichloromethane Dibromochloromethane 1,2-Dichloroethane Bromodichloromethane 1,1,2,2-Tetrachloroethane (98%) Tetrachloroethylene Carbon tetrachloride Tribromomethane l,l,l-Trichloroethane 1,1,2-Trichloroethane (95%) Trichloroethylene (98%) Chloroform 1,2,3-Trichloropropane I* !** Density measured at 20° C with respect to water at 4' C. If this amount is not pipetted exactly, solution I will have a different concentration. Store solutions I at -20° C; they can be kept for 6 months'if stored at 4" C - Combined standard solution Pipette stated volume of solutions I into one and the same volumetric flask 100,O ml. Dilute with methanol to 100,O ml. ml solution I Concentration Bromochloromethane Bromotrichloromethane Dibromochloromethane 1,2-Dichloroethane Bromodichloromethane 1,1,2,2-Tetrachloroethane Tetrachloroethylene Carbon tetrachloride Tribromomethane l.l,l-Trichloroethane 1,1,2-Trichloroethane Trichloroethylene Chloroform 1,2,3-Trichloropropane Combined solution can be kept for 3 months at 4 O C. PROCEDURE 34 Before use, rinse all glassware with methanol. Dry in vacuum oven for 2 h. at 105" C. Cool and stopper. Fill bottles for samples and blank without entraining air bubbles. Bijlage 2 blad 3 In case of chlorinated water, introduce in bottles 0.2 ml of 0.1 M Blank: H20 dist. free of organic compounds. Fill bottles to overf ow level, add some glass beads and close. h'hen sodiumthiosulphate NaS20: is used, shake bottle for 1 min. Send blank to sampling point and back again to laboratory. . Add to seven 200.0 - ml portions H20 dist. free from organic compounds the combined standard solution in the following amounts: 0 , 2, 5, 10, 20, 40 and 80 p1. Shake standards, blank and samples vigorously and pipette 5.0 ml into 15 ml purge tube without entraining airbubbles. Determine volatile organohalogen compounds with the aid of the purge and trap system, connected to a gaschromatograph with C02 cooling, capillary column and electron capture detector. Apparatus is checked with blank water that has not left the laboratory and is free from organic compounds. If blank gives a positive result, source of contamination must be found and eliminated. Conditions purge and trap system and gaschromatograph: see manuals. CALCULATION Plot calibration graph by plotting 'peak area of standard along vertical axis and contents in pg/l along horizontal axis. For peak area of samples for each organohalogen compound read corresponding quantity in pg/l of the calibration graph. Give results as follows: 1.0 pg component per litre: to 2 .decimal places, averaged duplicate determinations to 2 decimal places 1.0 - 10.0 pg component per litre: to 2 decimal places, averaged duplicate determinations to 1 decimal place r 10.0 pg component per litre: to 1 decimal place, averaged duplicate determinations to nearest integer. The lowest limits of determination are Bromochloromethane Bromotrichloromethane Dibromochloromethane 1,2-Dichloroethane Bromodichloromethane 1,1,2,2-Tetrachloroethane Tetrachloroethylene Carbon tetrachloride Tribromomethane l,l,l-Trichloroethane 1,1,2-Trichloroethane Trichloroethylene Chloroform 1,2,3-Trichloropropane pdl (t.b.v. TOELICHTING "TOELICHTING ANALYSEMETHODEN") VLUCHTIGE ORGAAOHALOGEENVERBINDINGEN IN WATER Vluchtige organohalogeenverbindingen zijn verzadigde en onverzadigde alifatische koolwaterstoffen met e6n tot drie koolstofatomen, waarvan een variabel aantal waterstofatomen is vervangen door halogeenatomen. De aanwezigheid ervan in water is ongewenst omdat veel van deze verbindingen giftig zijn of verdacht worden van kankerverwekkende eigenschappen. Voor menselijke consumptie bestemd water mag niet meer dan 1 pg van iedere component per liter bevatten, waarbij wordt opgemerkt dat de concentratie hiervan zoveel mogelijk moet worden verlaagd. Een regelmatige controle op het voorkomen van vluchtige organohalogeenverbindingen b.v. in water dat wordt ingenomen voor de bereiding van drinkwater, is dan ook vereist. PRINCIPE Vluchtige organohalogeenverbindingen worden door middel van een gasstroom uit het te onderzoeken water gedreven en aan een adsorptiemiddel gebonden. Vervolgens worden ze thermisch gedesorbeerd en via een klepschakeling op de gaschromatografische kolom gebracht en gescheiden. TOELICHTING Aangezien de concentraties van de vluchtige organohalogeenverbindingen in water relatief laag zijn, is concentreren noodzakelijk. Gekozen is voor het zogenaamde "purge and trapu-systeem dat als volgt werkt: 5.0 ml monstervloeistof wordt zodanig in een purgebuis 15 ml gepipetteerd, dat geen luchtbellen door de vloeistof worden geleid die ontsnappen van de vluchtige componenten zouden kunnen bewerkstelligen. Deze buis wordt lekvrij aangesloten. Gedurende een bepaalde tijd worden de vluchtige verbindingen met helium met een geoptimaliseerde stroomsnelheid uit de vloeistof gedreven. De heliumstroom voert de componenten naar een kolom tenax, waaraan de componenten bij kamertemperatuur worden gebonden. Als dit proces is besindigd, worden de componenten gedesorbeerd door deze tenaxkolom snel te verwarmen. Via een klepschakeling worden de vrijgegemaakte componenten met behulp van een heliumstroom naar de gaschromatografische capillaire kolom in de oven gevoerd. Door de lage oventemperatuur (0 OC) worden de componenten in het eerste gedeelte van de kolom opnieuw vastgelegd. Met behulp van temperatuurprogrammering van de gaschromatograaf is de gewenste scheiding van de te bepalen halogeenverbindingen te bewerkstelligen. Met een Ni-63 bron als electron capture detector is het verband tussen de hoeveelheid component en het piekoppervlak voor geen der vluchtige halogeenverbindingen lineair in het voor water te verwachten gebied,van 0-10 pg component per liter. Voor het kwantitatief bepalen van deze componenten moet daarom onder geconditioneerde omstandigheden een reeks standaarden met oplopend gehalte worden bereid. 36 Om lage concentraties te kunnen bepalen, worden voorzorgsmaatregelen getroffen. Glaswerk (buizen en maatkolven) wordt v66r gebruik gespoeld met methanol en gedurende minimaal 2 uur in een vacuiimstoof bij 105 OC ge- -5 plaatst. Het glaswerk moet zo mogelijk worden opgeslagen in een ruimte waar geen organische vloeistoffen worden gebruikt. Het uitdrijf- en dragergas helium moet van zeer zuivere kwaliteit zijn. De aanvoerleidingen zijn voorzien van filters die mogelijk nog aanwezige verontreinigingen vastleggen. Als blanco dient water dat vrij is van organische verbindingen. Hiermee wordt een monsterfles in het laboratorium gevuld. Om te controleren of tijdens het transport naar en van een monsterplek verontreiniging plaatsvindt, wordt de blanco nee getransporteerd. Blijkt een blanco verontreinigd dan de monsters bij voorkeur niet corrigeren met de in de blanco gevonden hoeveelheid. Het is namelijk te verwachten dat de mate van verontreiniging van fles tot fles zal verschillen. Daarom maatregelen nemen om verontreiniging te voorkomen en zo mogelijk opnieuw monsters nemen. Bij een optimaal functionerend purge and trap systeem wordt gemiddeld 95 + 2% van iedere component aan het adsorptiemiddel gebonden. Zwevend materiaal (slib, algen) in het te onderzoeken water is hierop niet signi- ficant van invloed. Bij volle flessen water waarin zwevend materiaal, moet we1 scherp gelet worden op voldoende homogeniseren. In de praktijk werd ervaren dat bij pipetteren uit de onvoldoende gemengde inhoud slechts 20% van de aanwezige hoeveelheid componenten werd aangetoond. Bet merendeel van de componenten bleek geadsorbeerd aan het bezonken zwevend materiaal, dat tijdens de analyse bij het uitdrijven met helium echter we1 volledig wordt vrijgemaakt. Voldoende homogeniseren kan door enkele glasparels in de volle fles te brengen en 1 minuut te schudden of door inschakelen van een magneetroerder.
© Copyright 2024 ExpyDoc