NSS PERSBRIEFING BZ, Max van der Stoelzaal 24 februari 2014

NSS PERSBRIEFING
BZ, Max van der Stoelzaal
24 februari 2014
Piet de Klerk
Sherpa
Goedemorgen,
De Nuclear Security Summits zijn een uitvloeisel van het initiatief van President Obama die in 2009 wees op de
gevaren van nucleair terrorisme. Na die speech in Praag organiseerde hij het jaar daarop een Top in Washington.
Deze werd gevolgd door een Top in Seoul in maart 2012. En nu dus Den Haag.
Obama was uiteraard niet de eerste die wees op de gevaren van nucleair terrorisme. In de IAEA, de Internationale
Atoomenergie Organisatie in Wenen, is al vanaf de jaren 70 over de fysieke beveiliging van nucleair materiaal
gesproken om zeker te stellen dat het niet in handen van onbevoegden komt. In de jaren 90, na het uiteenvallen
van de Sovjet-Unie, is het onderwerp al steeds belangrijker geworden, en na 9/11 is de link met nucleair terrorisme
sterker geworden. Maar het is President Obama geweest die het onderwerp naar het hoge politieke plan heeft
getild waarop het nu behandeld wordt.
De voorgaande toppen in Washington en Seoul hebben het kader vastgelegd voor de bijeenkomst in Den Haag.
Beide eindigden met communiqués, slotverklaringen van de politieke leiders. De Top in Washington resulteerde
daar naast ook in een werkplan voor de jaren na 2010.
De brief aan de Kamer stelt dat er drie doelen onderscheiden kunnen worden bij de afspraken om nucleair
terrorisme te voorkomen.
1. Het verminderen van gevaarlijk nucleair materiaal in de wereld
2. Het beter beveiligen van het bestaande materiaal, en
3. Een intensievere internationale samenwerking.
Laat me op deze drie doelen wat dieper ingaan.
Allereerst het verminderen van gevaarlijk nucleair materiaal. Over welk materiaal hebben we het? Over
hoogverrijkt uranium en plutonium. Dit zijn gevaarlijke materialen, omdat dit de stoffen zijn die in kernwapens
gebruikt kunnen worden. Het zijn splijtbare materialen, d.w.z. als je een neutron met de juiste energie in een
uranium (235) of plutonium (239) atoomkern schiet, die atoomkern splijt en er een geweldige hoeveelheid energie
vrij komt - en een paar extra neutronen die er op hun beurt weer voor zorgen dat er nog weer meer atomen
gespleten worden en er een kettingreactie plaatsvindt. Gevolg: een kernexplosie. Daar komt bij dat plutonium een
erg gevaarlijke stof is als je die binnen krijgt. Die straling is gemakkelijk tegen te houden, maar net als polonium - U
herinnert zich het geval van de Rus Litvinenko in Londen een paar jaar geleden - is een kleine hoeveelheid
plutonium in je lichaam al voldoende om onherstelbare schade aan te richten. Op de foto ziet U een medewerker
van het Manhattanproject, sgt Herbert Lehr, met het plutonium dat gebruikt is in de eerste atoomtest, Trinity,
voorjaar 1945: enige afscherming en er is geen probleem. En het verhaal over het transport van het eerste
hoogverrijkte uranium dat in de 2e Wereldoorlog in Tennessee werd gemaakt, is ook treffend. Dit werd in een
gewone trein vervoerd van Oak Ridge naar Los Alamos in een attachékoffertje in twee nikkelen containers ter
grootte van een koffiekop, en dat koffertje was vastgemaakt aan de pols van een soldaat die voor de gelegenheid
was uitgedost als een traveling salesman. Ik vertel dit ook om aan te geven dat het omgaan met deze materialen
voor terroristen die er de hand op gelegd hebben, geen probleem hoeft te zijn.
Obama had het in Praag ook over een extra inspanning om al het kwetsbare nucleaire materiaal de komende vier
jaar veilig te stellen. Van de twee materialen die ik noemde, hoogverrijkt uranium en plutonium, is vooral het
1
hoogverrijkte uranium op veel plaatsen in relatief kleine hoeveelheden aanwezig. In het verleden werd dat nl in
veel onderzoeksreactoren gebruikt als brandstof en op diverse plaatsen gebeurt dat nu nog, maar - mede onder
druk van deze serie toppen - aanzienlijk minder dan voorheen. In Nederland draaiden zowel de reactor in Delft als
die in Petten op hoogverrijkt uranium, maar beide zijn inmiddels omgeschakeld. Dat is overigens al gebeurd voor
deze serie toppen, nl resp in januari 2005 en mei 2006. Beide reactoren draaien nu op uranium waar je geen
kernwapens mee kunt maken, uranium met een aanzienlijk lagere verrijkingsgraad. Deel van het werkplan is ook
om het al dan niet gebruikte hoogverrijkte uranium bijeen te brengen op plaatsen waar het minder kwetsbaar is.
Veelal betekent dat het terugsturen van het materiaal naar het land van herkomst, meestal de Verenigde Staten of
de Russische Federatie. Sommige landen hebben echter goed beveiligde opslagplaatsen op eigen bodem.
Naast het terugdringen van het gebruik gaat het ook om het verkleinen van de voorraden hoogverrijkt uranium.
Die voorraden liggen vooral in de kernwapenstaten. Dat de totale hoeveelheid hoogverrijkt in de wereld de
afgelopen jaren is teruggedrongen is gevolg van afspraken tussen de VS en de RF om materiaal uit kernwapens te
verdunnen – downblending is de term – met natuurlijk uranium tot een lagere verrijkingsgraad. Dat lager verrijkte
uranium wordt dan als brandstof voor reactoren gebruikt. Vandaar de naam van het succesvolle From Megatons
tot Megawatts programma dat december jl werd afgesloten. Onder het programma heeft de VS over een periode
van 20 jaar 500 ton hoogverrijkt uranium opgekocht van de Russische Federatie en omgezet in reactorbrandstof.
Een goed voorbeeld van het omsmeden van zwaarden naar ploegscharen.
Naast uranium kan men ook kernwapens maken van plutonium. De voorraden in de wereld van dit materiaal zijn
kleiner dan voor hoogverrijkt uranium. Ook dit kan gebruikt worden als brandstof, zgn MOX-brandstof, een
mengsel van plutonium en uranium oxides. Omdat er landen in de groep zijn die erg hechten aan het gebruik van
plutonium als brandstof in elektriciteitscentrales zullen we waarschijnlijk uitkomen op de afspraak dat je je
voorraden zo klein mogelijk moet houden.
Tot zover het eerste deel over het verminderen van nucleair materiaal.
Doelstelling twee is het beter beveiligen van nucleair materiaal; al het nucleaire materiaal, maar in het bijzonder
het materiaal dat bruikbaar is in kernwapens. Laat me dat samen nemen met de derde doelstelling, de
intensievere internationale samenwerking.
Elke staat is verantwoordelijk voor het nucleaire materiaal op zijn grondgebied. Dat is o.a. een verplichting die
terug te voeren is op het Non-Proliferatie Verdrag, het NPV, het Verdrag inzake het tegengaan van de verspreiding
van kernwapens, dat voorschrijft dat elke partij de verplichting heeft op geen enkele manier andere landen te
helpen bij het verkrijgen van kernwapens. Een van de gevolgen daarvan is dat al het nucleaire materiaal onder
waarborgen (safeguards) van de IAEA in Wenen moet staan. Dat betekent dat de staat een goede boekhouding
moet voeren om te kunnen verantwoorden dat al het nucleaire materiaal nog is waar het moet zijn. IAEA
inspecteurs verzegelen bijvoorbeeld een opslagplaats voor niet gebruikt materiaal, zodat ze de volgende keer
alleen hoeven te controleren dat dat zegel nog intact is. Maar niets verhindert iemand om in de tussentijd het
zegel te verbreken. Voor de fysieke beveiliging van nucleair materiaal zijn er internationale richtlijnen. Maar er is
(nog) geen internationaal verdrag dat staten te allen tijde verplicht tot een zeker niveau van fysieke beveiliging.
Om nog preciezer: er is een verdrag dat de fysieke beveiliging voorschrijft maar dan alleen tijdens internationale
transporten, en op dat verdrag is een paar jaar geleden een amendement uitonderhandeld, dat niveaus van fysieke
beveiliging in alle fasen voorschrijft, maar dat verdrag is nog niet in werking. We hadden gehoopt dat verdrag, het
geamendeerde Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal ten tijde van de Top in werking zou kunnen
treden, maar we kunnen nu met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zeggen dat we dat helaas niet gaan
halen, ook al heeft Nederland daar het afgelopen jaar flink aan getrokken. In veel landen zit de nieuwe wetgeving
vast in het parlement.
Beveiliging van nucleair materiaal is dus in eerste instantie een nationale zaak, en de meeste landen zijn niet van
zins om buitenstaanders al te veel inzicht te geven in hoe die beveiliging precies geregeld is. Terecht, zulke
operationele beveiligingsmaatregelen dienen vertrouwelijk te blijven. Aan de andere kant hebben omringende
2
landen ook een zeker belang om te weten dat beveiliging in de buurlanden goed geregeld is. Om die spanning te
overbruggen hebben we een aantal vertrouwenwekkende maatregelen bedacht die landen kunnen gebruiken om
aan te geven dat ze hun zaakjes op orde hebben, zonder dat ze daarmee operationele beveiligingsmaatregelen in
de openbaarheid brengen.
Beveiliging is dus in eerste instantie een nationale zaak; er is vooralsnog geen overkoepelend verdrag in werking,
en er zijn er ook geen verplichte inspecties zoals bij het NPV. En die zullen er ook niet komen als dat
geamendeerde verdrag dat ik net noemde, in werking treedt. Wel biedt de IAEA bepaalde diensten aan. Een staat
kan verzoeken om een door de IAEA samengesteld team van experts dat de wet- en regelgeving en de praktische
uitvoering ervan bij één of meer nucleaire installaties doorlicht en op basis daarvan adviezen uitbrengt. Hoewel
deze adviezen geen verplichtend karakter hebben, zijn ze over het algemeen wel nuttig. Nederland, dat een van de
voorlopers is geweest bij het uitnodigen van deze teams, heeft daar goede ervaringen mee. En we zijn dan ook blij
dat het merendeel van de NSS-landen nu dergelijke teams op bezoek heeft gehad of heeft uitgenodigd. Men kan
dus stellen dat het NSS-proces deze IAEA diensten in de schijnwerpers gezet heeft. Meer in zijn algemeenheid is
door het NSS-proces het onderwerp nucleaire beveiliging binnen de IAEA hoger op de prioriteitenlijst gekomen. De
IAEA conferentie over nucleaire beveiliging de afgelopen zomer was een van de grootste IAEA conferenties ooit en
de eerste met een ministerieel segment, hetgeen het politieke belang van het onderwerp onderstreepte.
Graag wil ik nog één punt benadrukken. Naast het gevaarlijke nucleaire materiaal, gaat de top ook over ander
radioactief materiaal. Materiaal dat niet splijtbaar is, dat niet bruikbaar is voor een kernwapen. Radioactief
materiaal als cobalt-60, strontium-90 of caesium-137. Als je een flinke hoeveelheid van zo’n stof combineert met
gewoon explosief materiaal heb je een “vuile bom” en kan je een flinke oppervlakte radioactief besmetten met alle
gevolgen van dien. Veel van deze radioactieve stoffen hebben nuttige toepassingen, in ziekenhuizen, in de
industrie, in wetenschappelijk onderzoek. Ze komen dan ook op veel verschillende, vaak goed toegankelijke
plaatsen voor. In Seoul is daarom besloten om ook aan deze stoffen aandacht te besteden en dat is een lijn die het
Nederlandse voorzitterschap heeft voortgezet. De beveiliging op dit punt is verbeterd, omdat meer landen dan
voorheen de gedragscode van de IAEA volgen.
Dit is wat ik nu zou willen zeggen over de drie doelstellingen die samen leiden tot het beter voorkomen van
nucleair terrorisme. Misschien nog een woord over beveiliging en veiligheid om dat die begrippen in de publiciteit
– begrijpelijk – vaak door elkaar lopen. Nucleaire beveiliging, nuclear security, is het streven nucleair materiaal uit
handen van terroristen of criminelen te houden. Nuclear safety, nucleaire veiligheid, is het streven om ongelukken
met nucleaire installaties te voorkomen. Van groot belang is dat beide sets maatregelen goed sporen, en dat is niet
noodzakelijkerwijs het geval. Bij een ongeluk zal je sommige categorieën personeel de instructie geven een goed
heenkomen te zoeken, terwijl als het gaat om een terroristische poging om nucleair materiaal te stelen, dat
personeel juist op de werkplek moet blijven.
Deze top gaat dus niet over het voorkomen van ongelukken in kerncentrales e.d., ook niet over nucleaire
ontwapening. Nucleaire ontwapening is in eerste instantie een zaak voor de kernwapenstaten zelf, en voor
bredere fora waarin niet-kernwapenstaten een zekere druk kunnen uitoefenen, zoals de conferenties die de
naleving toetsen van het NPV, dat aan de kernwapenstaten bepaalde ontwapeningsverplichtingen oplegt.
Uiteraard zijn er wel verbanden tussen de inhoud van de NSS en nucleaire ontwapening, maar landen kijken daar
op verschillende manieren tegenaan. De benadering van het Nederlandse voorzitterschap is geaccepteerd dat die
bredere dimensie van nucleaire ontwapening, alsook non-proliferatie en alles wat met kernenergie te maken heeft
het bredere speelveld vormt, en dat we ons daarbinnen concentreren op het verbeteren van nucleaire beveiliging.
Zoals alle toppen is de Haagse Top ambtelijk voorbereid. Men kan toppen in twee categorieën onderverdelen: die
welke worden voorbereid door de staf van een organisatie, zoals een VN- of een NAVO-top. En de toppen waar
niet echt een organisatie onder hangt, zoals een G8 top. De NSS top in Den Haag valt in de tweede categorie. Uit
het G8 spraakgebruik is de term "sherpa" overgenomen voor diegenen die namens hun land de ambtelijke
voorbereidingen leiden. Zoals gezegd ben ik de Nederlandse sherpa, en omdat de Top in Nederland plaats vindt
heb ik die voorbereidende onderhandelingen geleid, samen met de rest van mijn sherpa team. In de laatste
3
anderhalf jaar zijn we een aantal keren bijeen geweest in verschillende delen van de wereld, afhankelijk van welke
landen gastvrijheid aanboden om zo’n voorbereidende vergadering te beleggen. In het eerste jaar hebben we
vooral een paar keer onderzocht waar ruimte zat om thema’s verder uit te diepen – en daar zit natuurlijk voor een
deel je invloed als voorzitter - en vanaf afgelopen zomer hebben we ons een paar keer over het slotcommuniqué
gebogen. Tijdens de laatste, in Thailand, hebben we een aantal belangrijke hobbels voor het slotcommuniqué
kunnen nemen.
Zoals de Kamerbrief stelt zullen de resultaten van de Top in Den Haag in eerste instantie zichtbaar worden in de
slotverklaring van Den Haag, het The Hague Nuclear Security Summit Communiqué. In die verklaring leggen de
leiders van de deelnemende landen gezamenlijk vast wat er in de afgelopen jaren is bereikt, waar ze zich de
komende jaren op zullen richten en welke afspraken ze daarover zullen maken. Daarmee zijn we een goed eind op
streek, al moeten er nog wat plooien gladgestreken worden, misschien tevoren, misschien tijdens de Top. Maar
het wordt dus een slotverklaring, geen verdrag of juridische overeenkomst zoals ik af en toe in de pers heb zien
staan. Maar een deel van de voortgang zult U niet in de slotverklaring vinden, maar in de voortgangsrapporten van
de individuele landen. T.t.v. Seoul waren er bijvoorbeeld nog 25 landen die meer dan een kilo hoogverrijkt uranium
op hun grondgebied hadden, nu zijn dat er nog 18. Maar zo’n getal staat niet in de slotverklaring, maar rijst alleen
op uit de individuele voortgangsrapporten.
Naast die twee eindproducten zijn er nog de gemeenschappelijke verklaringen en de gemeenschappelijke
initiatieven (joint statements en/of joint initiatives) van groepen landen die op bepaalde terreinen hebben
samengewerkt. Daar doen per definitie niet alle landen aan mee. Anders waren die verklaringen wel aan het
communiqué gehecht. Maar daarmee worden ze niet minder interessant. Integendeel, zou ik bijna willen zeggen.
Want veel van het interessante werk is juist in die subgroepen verricht. Laat ik één voorbeeld noemen: een groep
landen onder Nederlandse leiding heeft samengewerkt op het relatief nieuwe terrein van nuclear forensics: hoe
kan je met behulp van de methoden van het sporenonderzoek achterhalen waar nucleair materiaal vandaan komt.
Op dat terrein heeft het NFI belangrijk werk verzet en er zullen een aantal eindproducten van dat werk aan de top
worden aangeboden. Daarom worden zulke gemeenschappelijke activiteiten ook wel gift baskets genoemd.
Iemand vroeg mij op welke punten de discussie zich nu concentreert in de aanloop naar de Top. Laat me een paar
zaken noemen. Ik noemde al vertrouwenwekkende maatregelen, en het principe om niet alleen de hoeveelheden
hoogverrijkt, maar ook plutonium zo klein mogelijk te houden. Twee andere voorbeelden: het ziet er naar uit dat
er in het communiqué een stevige paragraaf over de verhouding overheid-industrie komt te staan, met de
nationale toezichthouder daarnaast nog als een onafhankelijke waakhond. Iedere partij in die driehoek heeft zijn
eigen belang en zijn eigen verantwoordelijkheid. Maar er is ook een gemeenschappelijk belang en een
gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. De overheid stelt de regels op, bedrijven moeten die uitvoeren en de
toezichthouder moet controleren dat ze uitgevoerd worden. Maar de regels moeten wel werkbaar zijn in de
praktijk, en de inspectie moet niet volstaan met afvinken of de regels worden nageleefd. Het tweede voorbeeld
dat ik zou willen noemen is een serie paragrafen in het slotcommuniqué die de internationale architectuur
beschrijven: het stelsel van verdragen, organisaties, richtlijnen en best practices dat ervoor kan zorgen dat elk
nationaal regime profiteert van internationale samenwerking. Daarvan gaan we waarschijnlijk vastleggen dat het
alomvattend moet zijn. Voor Nederland betekent het dat in principe alle nucleaire materialen daarbinnen vallen.
Tot nu toe heb ik het over de inhoud gehad. Nog twee opmerkingen over de Top zelf. Ik heb gezegd dat we al vrij
ver zijn met de inhoudelijke voorbereidingen. Dat is alleen mogelijk geweest doordat er over onze bijeenkomsten
de druk van de naderende top lag. Dus ongeacht of er tijdens de Top nog aan de slotverklaring gesleuteld moet
worden, is het de dynamiek tussen de Top zelf en de voorbereidingen die voor resultaten zorgt. Ten tweede:
dergelijke toppen bestaan praktisch gesproken vooral uit het voorlezen van verklaringen van leiders. De ene
verklaring na de andere, terwijl op de achtergrond vaak nog de laatste hand wordt gelegd aan de slotverklaring.
We zijn er trots op dat dat voor een deel dit keer niet het geval zal zijn. Zeker, landen die aandringen, kunnen ze
korte nationale verklaringen afleggen, maar Nederland en een aantal andere landen zullen dat niet doen. Die
zullen hun verklaringen in de vorm van een kort filmpje afleggen. Daarmee komt er ruimte voor een paar meer
interactieve sessies. Een ervan zal een leaders only bijeenkomst zijn over de toekomst van dit proces van
4
topontmoetingen. Obama’s oorspronkelijke initiatief was altijd voor een korte periode bedoeld. Nu heeft hij zelf,
zoals u zich zult herinneren het initiatief genomen om in 2016 nogmaals bijeen te komen, maar feit blijft: dit
proces was niet voor de eeuwigheid bedoeld. Op een gegeven moment moeten andere structuren sterk genoeg
zijn om het momentum te dragen. Dergelijke informele discussies op dit niveau zijn zeldzaam – en niet eenvoudig
alleen al vanwege taalproblemen, maar we zijn blij dat alle deelnemende landen uiteindelijk met dit programma
hebben ingestemd.
Ten slotte nog een persoonlijke noot. Het is vrij uniek om een dergelijk overleg voor te zitten waar wereldleiders
over je schouder meekijken. Ik geloof dat we een goed parcours gereden hebben, en ik denk dat we vol
vertrouwen naar de Top zelf kunnen uitzien.
Tot zover mijn inleiding. Ik neem aan dat er nog vragen zijn.
5