BOEK EN TIJDSCHRIFT - 100 jaar Orthopedagogiek

I3UF,K EN TI.TDSCHRIFT
246
Rijsw ijk. Door de Raad werd besloten aan 't Bestuur der St.
Theresiaschool voor B. O. te Delft voor elke leerling uit Rijswijk,
welke deze school bezoekt een gelijke subsidie te verstrekken, als
de gemeente Delft voor elke leerling uit deze gemeente aan dit
bestuur verstrekt.
Amsterdam. De arbeidszorg voor jeugdige lichamelijk gebrekkigen zal door een kleine commissie, benoemd door 't Dag.
Bestuur der afdeling van de A. V. 0., in studie worden genomen.
De commissie bestaat uit dr. L. Heyermans, dr. E. H. la Chapelle
en W. F. Detiger, dir. der Gem.-Arbeidsbeurs.
Ned. R. K. Blindenbond. Op de jaarvergadering van deze
Bond te 's-Gravenhage gehouden werd het bestuursvoorstel aangenomen, dat, waar liet mogelijk is, gebruik moet worden gemaakt
van speciale werkplaatsen voor blinden, en, waar zulks niet
mogelijk is, van de werkplaatsen van de A. V. O., echter op
voorwaarde, dat daar geen blinden met geestelijke onvolwaardigen
b.v. met zwakzinnigen zouden moeten samenwerken.
BOEK EN TIJDSCHRIFT
Van kindertaal tot moedertaal door F. Evers, R. Kuitert en
I. van der Velde. Uitg.: J. B. Wolters, Groningen.
Met meer dan gewone nadruk vestig ik de aandacht op deze leestaalmethode. Ze bestaat uit :3 Leesboekjes, een serie leeskartons, 2 stellen
schrijfkartons, n.l. een voor blokletters en een voor schrijfletters, een overtrekschrift en voor 't klassikaal gebruik 16 leesplaten op 8 kartons. Deze benodigdheden zijn voor de globale methode voor het aanvankelijk leesonderwijs en het
schrijven.
Van het tweede gedeelte van de methode n.l. ,.Naar de moedertaal" zijn
Taalboekje 1 en Taalboekje 2 A/ f3 verschenen.
Daar ik meen, dat voor 't merendeel der 1.1. van debielenscholen de
globale leesmethode is aan te bevelen, is het verheugend een zo naar vaste
beginselen doorgevoerde, maar met de eisen van de praktijk rekening houdende
methode te kunnen aankondigen.
Waarom deze beginselen ook de mijne zijn, is al uiteengezet naar aanleiding
van reeds vroeger verschenen methoden. De eisen van de praktijk zijn voor
onze scholen andere. Het klassikale is bij ons niet te gebruiken. Het ontbreken
van hoofdletters en vooral van de leestekens is een bezwaar. Een eigen
methode opbouwen is echter lang niet ieders werk. Hier vindt men een goede
grondslag. Veel der leermiddelen zijn voor individueel werk bruikbaar te maken
en 't overige is zelf te maken, zo dat 't zich aansluit bij het hier gegevene.
Ook het verband met zaakonderwijs, dat op de debielenscholen voor 't lees- en
taalonderwijs nodig is, zal men in deze methode niet vinden. Maar nog eens,
beter dan enig andere mij bekende methode is deze voor onze scholen te veranderen en aan te vullen.
P. H. S.
16e JAARGANG
OCTOBER 1935
No. 10
TIJDSCHRIFT
VOOR
BUITENGEWOON ONDERWIJS
Verschijnt maandelijks
Abonnementsprijs f 5.-- per jaar
Redactie:
HERM. J. JACOBS
Dr. D. HERDERSCHÊE
Redactie-Adres:
P. H. SCHREUDER
Van Hogendorpstr. 89 — Den Haag
P. H. SCHREUDER
Administratie-Adres:
N. V. UITGEVERS - MIJ. „H A G A"
DEN HAAG — Giro No. 32990
HOOFDBESTUUR:
P. H. SCHREUDER, Van Hogendorpstraat 89, Den Haag, Voorzitter
C. DE JEU, Schepenstraat 86, Rotterdam, Onder-voorzitter
P. v. D. WAALS, Valkenboschkade 135, Den Haag, le Secretaris
E. P. SCHUYT, Johan de Wittlaan 24, Haarlem, Penningmeester. Gironummer
der vereniging : 6 7 1 8 1, Haarlem
ME_l. DR. E. C. v. D. WAL, Zutphenschestraat 155, Apeldoorn, 2e Secre e
K. DE BLools, Stadhouderslaan 16, Hillegersberg
Aanvraag Bibliotheek : Mejuffrouw E. UBAS, IJmuidenstraat 54, Scheveningen - Postrekening 129281
INHOUD:
Verslag van den Inspecteur van het B.L.O. over het jaar 1934. I.
Dr. A. van Voorthuijsen . . • • • • • • • . 200
Ons B. O. moet worden uitgebreid. E. Geerts Wzn. . . . 215
Hoofdbestuur. (Int. Onderwijscongres te Brussel. - Afd. Overijsel) 216
Benoemingen
Onze Kolonie
Berichten
.
Boek en Tijdschrift
.
.
.
.
. 218
.
.
. 218
.
.
. 218
.
. 221
Bijdragen in te zenden vóór de 20' t0 van de maand
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1934
200
VERSLAG VAN DEN INSPECTEUR VAN HET
BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS
OVER HET JAAR 1934
door Dr. A. VAN VOORTHUIJSEN
I
.
Algemeen.
Evenmin als dit voor het jaar 1933 het geval is geweest,
behoeft het verslag van de toestand van het buitengewoon onderwijs over 1934 in mineur te worden gesteld. Het zal blijken dat
tegenover enkele teleurstellingen vele tekenen van voorspoed
staan, die zich tonen in nieuwe gebouwen, nieuwe inzichten en
nieuw initiatief. Het buitengewoon onderwijs heeft in 1934 zijn
jeugdige frisheid behouden ; het is in het bezit gebleven van een
kern van mannen en vrouwen, die met toewijding en trouw hun
taak vervullen en het wordt gedragen door de sympathie van
verreweg het grootste deel der bevolking.
De grondslag, waarop het buitengewoon onderwijs rust, bestaat uit een gevoel van verantwoordelijkheid tegenover de misdeelden naar lichaam en geest. Verantwoordelijkheid om de
minderwaardige medemens te dienen op de juiste wijze. Ofschoon
dit dienen voortkomt uit mededogen moeten zij, die hulp willen
brengen aan minderwaardigen en gebrekkigen begrijpen, dat
daarmede een taak wordt aanvaard van rusteloos bezig zijn. Voor
de leerkrachten van het buitengewoon onderwijs betekent dit het
zich aanhoudend rekenschap geven van de eigenaardigheden en
de behoeften van de leerlingen, die men onder zijn leiding heeft.
Dit betekent tevens het zich voortdurend in verbinding stellen
met de ouders en het zich geregeld op de hoogte houden van
hetgeen op het gebied der heilpaedagogiek en haar verwante
vakken wordt gepubliceerd. Wie rust zoekt of wie verlangt naar
een dagtaak vol regelmatigheid, hoort bij het buitengewoon onderwijs niet thuis. Wie slechts oog heeft voor de overeenkomsten,
welke de leerlingen vertonen en bij voorkeur de verschilpunten
over het hoofd ziet, zal in het onderwijs aan misdeelden geen
bevrediging vinden. De afwijkingen in hare steeds wisselende
gedaanten brengen mee, dat bij het onderwijs aan afwijkende
kinderen het planmatige, het starre, het voor alle leerlingen
geldende niet op zijn plaats is.
Maatregelen in verband met de tijdsomstandigheden.
Bij het voortduren van de slechte toestand der finantiën heeft
ieder, die betrokken is bij de zorg voor onvolwaardigen zich
ernstig de vraag voor te leggen of de uitgaven ten bate van
* Ontleend aan het Officiele Verslag van het Onderwijs over 1934.
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1934
2O1
deze zorg in alle opzichten zijn gemotiveerd en als ten volle
verantwoord mogen worden beschouwd. Het gaat niet aan om
door dik en door dun vol te houden, dat onder geen omstandigheden mag worden bezuinigd, op hetgeen aan misdeelden ten
koste wordt gelegd. Meer dan vóór enige jaren heeft men de
plicht om na te gaan of de maatregelen werkelijk nodig zijn en
of de geboden hulp op de voordeligste wijze wordt verschaft.
Met zekerheid kan worden vastgesteld, dat op de scholen
voor buitengewoon onderwijs zo goed als geen leerlingen zijn
geplaatst, die daar niet thuis horen. De maatregelen, welke een
juiste selectie waarborgen, kunnen voldoende worden geacht.
Zoals nader zal blijken, hebben de nieuwe bepalingen omtrent
het opnameonderzoek en omtrent de leeftijdsgrenzen der leerlingen
althans voor een deel tot gevolg gehad, dat de regelmatige toeneming van het aantal leerlingen tot staan is gekomen. Zeer
veelvuldig is het verzoek tot mij gericht om leerlingen beneden
de leeftijd van zeven jaar te mogen toelaten. Wanneer het uit de
beschrijving duidelijk bleek, dat de aanvrage geschiedde ten behoeve van vrij laagstaande zwakzinnigen, die niet op de gewone
school konden worden toegelaten en evenmin op de bewaarschool
konden blijven, is het verzoek steeds door mij toegestaan.
Verlaging of intrekking der marge.
Ofschoon ik lang hoop heb gehad, dat de gemeentelijke
verhoging van de jaarwedden der onderwijzers behouden zou
blijven, hebben vele gemeentebesturen bedloten de marge te verminderen of haar geheel af te schaffen. Hoewel deze bijzondere
verlaging van salaris in het algemeen is aanvaard als gevolg van
de tijdsomstandigheden, blijft het te betreuren, dat men de maatregel heeft moeten nemen. De marge van de leerkrachten bij het
buitengewoon onderwijs moet worden beschouwd als een tegemoetkoming voor de diensten, welke vooral op de dagscholen buiten
schooltijd moeten worden verricht. Voor kinderen met geestelijke
of lichamelijke stoornissen zijn behalve het eigenlijke werk op
de school veel extra-bezigheden te doen. Het grote gebied, waaruit
de dagscholen haar leerlingen betrekken, brengt mee, dat veel
kinderen tussen de morgenschooltijd en de middagschooltijd overblijven en dat derhalve toezicht op deze leerlingen moet worden
uitgeoefend. De moeilijkheden, welke bij de opvoeding van de
leerlingen der buitengewone scholen worden ondervonden, maken,
dat er voortdurend huisbezoek bij de ouders moet worden gedaan.
Van de leerkrachten bij het zwakzinnigen-onderwijs mag worden
gevraagd, dat zij zich op de hoogte stellen van het spreekonderwijs
en dat zij niet alleen gedurende de lessen doch ook na schooltijd
zich bezighouden met de behandeling der spraakgebrekkige leerlingen. Het individuele onderricht maakt het ten slotte noodzakelijk,
dat elke onderwijzer voor een groot deel zijn eigen leermiddelen
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1934
202
vervaardigt. Zolang de marge intact bleef, konden deze extrawerkzaamheden van het personeel der scholen worden verlangd.
Voortaan zal dit verlangen niet meer worden uitgesproken. Ik
ben echter overtuigd, dat de bedoelde bezigheden evengoed —
misschien zelfs beter — zullen worden verricht.
Gezins- of gestichtsverzorging,
De tijdsomstandigheden zijn oorzaak geweest, dat het probleem der internering in het afgelopen jaar bij vele gelegenheden
aan de orde is gesteld. Ik bedoel hiermede de tegenstelling, die
er bestaat tussen enerzijds de neiging om steeds meer mensen, die
afwijkingen vertonen, af te zonderen in inrichtingen en anderzijds
om met het oog op de kosten zoveel mogelijk gestichtsverzorging
te vermijden. De hoofdreden voor de aandrang tot verpleging in
inrichtingen is gelegen in de omstandigheid, dat de ingewikkelde
samenleving van tegenwoordig hoe langer hoe minder de mensen
verdraagt, die stoornissen vertonen. Wat vroeger in eenvoudige
omstandigheden kon worden toegelaten, wordt thans niet meer
geduld. Als tweede reden moet worden genoemd het feit, dat aan
de eisen van een moderne behandeling alleen in speciale instituten
kan worden voldaan. Het is het vraagstuk van deze tijd om een
juiste schifting te maken tussen de misdeelden, die in de vrije
maatschappij kunnen vertoeven en de misdeelden, die in inrichtingen moeten worden opgenomen. Op verschillende plaatsen in
het verslag zal dit vraagstuk ter sprake komen. In het bijzonder
is het probleem van belang voor de zwakzinnigenzorg, waar
ernstig moet worden overwogen of in vele gevallen niet door
plaatsing op de werkinrichtingen de opname in het gesticht kan
worden voorkomen.
Scholen voor Doofstommen.
Van het onderwijs aan doofstommen vallen over het jaar
1934 weinig bijzonderheden te vermelden. In het aantal leerlingen
der scholen is een kleine toeneming te bespeuren, welke echter
geheel aan normale schommelingen moet worden toegeschreven.
Over het algemeen kan worden gezegd, dat ook zonder het
bestaan van leerplicht, .zo goed als alle doofstommen van de
gewone schoolleeftijd op de scholen zijn opgenomen, dat een
groot aantal doofstom men van vier en van vijf jaar in de klassen
voor jeugdige doofstommen zijn geplaatst en dat de meeste
oudere doofstomme kinderen, zowel de meisjes als de jongens,
gedurende de laatste schooljaren en gedurende de eerste jaren
daarna vakopleiding ontvangen.
Deze volledigheid van onderwijs en opleiding maakt, dat
Nederland op zijn zorg voor doofstommen trots mag zijn —
vooral wanneer hierbij wordt overwogen, dat het grootste deel
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1934
203
van deze zorg geschiedt met behulp van het particulier initiatief.
Ofschoon niet op alle scholen de Belgische methode ten
volle wordt gevolgd, kan wel worden gezegd, dat de methode,
waarbij werd begonnen met de inoefening der afzonderlijke
klanken thans geheel is verlaten. Men gaat uit van gehele woorden
en knoopt daaraan zo spoedig mogelijk vast korte zinnen.
In verband met deze doorvoering van het globalisatie-beginsel
bij het eerste spreekonderwijs, legt men zich er veel meer dan
vroeger op toe het passieve taalbezit van de leerlingen te vergroten. Onder passief taalbezit wordt verstaan het begrijpen
van de gesproken en de geschreven taal zonder dat het kind in
staat is de woorden zelf uit te spreken. Het kind wordt op allerlei
manieren in het bezit gesteld van een taalschat, die het nog wel
niet mondeling kan meedelen aan anderen, doch waardoor het
leren denken in hoge mate wordt bevorderd. Zonder het bezit
van woordsymbolen blijft het denken op een lage trap van ontwikkeling staan. Het denkvermogen van het kind verbetert, naar
mate het meer woorden en meer taal tot zijn beschikking krijgt.
Vroeger heeft bij het doofstommen-onderwijs de mening
geheerst, dat het leren van de betekenis der woorden steeds
gepaard moest gaan met het leren uitspreken der woorden.
De werkwijze, welke thans met de jeugdige leerlingen wordt
gevolgd, is het duidelijke bewijs, dat deze mening volledig heeft
afgedaan. Op alle scholen is men er op uit om het passieve
taalbezit bij de leerlingen te vermeerderen.
Te Groningen worden de jeugdige leerlingen terstond in de
eerste klasse (de articulatie-klasse) der school geplaatst. De leerlingen, als regel 5 jaar oud, ontvangen het articulatieonderwijs
in zeer kleine groepjes van twee of drie. Zij zijn daarbij het
grootste deel van de dag in een afzonderlijk lokaal en onder
leiding van een tweede leerkracht bezig met schriftelijk werk en
elementaire verstandsoefeningen. Naast het spreekonderwijs wordt
derhalve de volle nadruk gelegd op de algemene vorming, welke
vooral geschiedt door middel van zelfwerkzaamheid. Het beginsel
der individualisatie van het onderwijs wordt bij deze arbeid
zoveel mogelijk toegepast. In het jaar 1934 heeft men bijzondere
aandacht geschonken aan de mogelijkheid om doofstommen, die
de school hadden verlaten, arbeid te laten verrichten in fabrieken.
Vooral door de bemoeiïngen van den Ambtenaar voor de Nazorg
der A. V. O. zijn op de Philips-fabrieken te Eindhoven, op de
Bata-fabrieken te Best en op de Karel I-fabrieken te Eindhoven
doofstommen geplaatst, die er op één uitzondering na, bijzonder
goed hebben voldaan. Het is gebleken, dat de doofstommen,
wat het prestatievermogen betreft, volstrekt niet onderdoen voor
de volwaardige fabrieksarbeiders. Daar het arbeidstempo het
normale peil bereikt, kan ook het normale loon aan de doofstommen worden uitgekeerd.
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1934
204
Wanneer de gunstige ervaringen, met de arbeid van doofstommen in fabrieken opgedaan, worden bevestigd, bestaat er
aanleiding om te overwegen of de vakopleiding, welke thans nog
als regel op het algemeen vormend onderwijs volgt, wel voor
alle leerlingen moet worden verlangd. Misschien is het mogelijk
de duur van het verblijf op het instituut voor doofstommen voor
een zeker aantal van hen te bekorten, als de fabriek een deel
der leerlingen tot zich trekt en als daardoor aan de opleiding
minder hoge eisen worden gesteld.
Scholen voor blinden.
Bij het blindenonderwijs moet het merkwaardige verschijnsel
worden vastgesteld, dat de slechte tijdsomstandigheden geen
invloed uitoefenen op de verbetering der internaatsgebouwen en
op de uitbreiding van het werk. In de laatste jaarverslagen heb
ik regelmatig de aandacht kunnen vestigen op de gehele vernieuwing, welke achtereenvolgens alle inrichtingen voor blinden
hebben ondergaan. Thans kan wederom melding worden gemaakt
van een belangrijke uitbreiding door de stichting van een nieuw
instituut te Haren bij Groningen. Deze inrichting is een dochterinstelling van het grote Instituut voor het onderwijs aan blinden
te Bussum. De opening zal plaats hebben in het begin van 1935.
Het totaal aantal leerlingen der scholen vertoont een achteruitgang van 287 op 278. Deze achteruitgang wordt uitsluitend
veroorzaakt door de daling van het aantal leerlingen der school,
verbonden aan het Instituut „Bartimeus" te Zeist. Deze school
telde op 31 December 1933 62 leerlingen, van welke op 1 Januari
1934 een groot aantal in verband met de nieuwe bepaling omtrent
de leeftijdsgrens moest worden afgeschreven. Zeer waarschijnlijk
zal de vestiging van het nieuwe instituut in het Noorden van
het land tot gevolg hebben, dat het aantal leerlingen der scholen
nog enigszins zal stijgen. De nabijheid der inrichting zal de
plaatsing der kinderen ongetwijfeld in de hand werken.
Ofschoon aan het langdurige verblijf in een internaat voor
elk kind bezwaren zijn verbonden, moet toch voor het blinde
kind de opvoeding in een inrichting worden verlangd. Het internaat brengt voor blinde kinderen mogelijkheden van ontwikkeling,
welke in de familiekring en op de gewone school nooit kunnen
worden verkregen. De gewone school kan zelfs met grote opoffering
van de zijde der leerkrachten onmogelijk de voortdurende zorg
geven, welke het blinde kind behoeft. Want het is het gedurende
de gehele dag onafgebroken opnemen van allerlei indrukken via
het gehoor, het gevoel en de reuk, waardoor juiste begrippen
bij het blinde kind worden gevormd en waardoor het gemis van
het gezichtsvermogen zoveel mogelijk wordt gecompenseerd.
In 1934 hebben vijf leerlingen der bijzondere afdeling voor
machineschrijven en stenographie van het Instituut te Bussum
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1931
205
het diploma van kantoorstenograaf behaald. De eisen, welke bij
het examen werden gesteld, waren voor blinde en ziende candidaten volkomen gelijk. Het aantal lettergrepen, dat per minuut
moest worden opgenomen, bedroeg 130.
Het is vooral te danken aan den Ambtenaar voor de Nazorg
der A. V. 0. en tevens aan de bereidwilligheid der Philips-fabrieken
te Eindhoven, dat de proeven met de tewerkstelling van blinden
in het fabrieksbedrijf konden worden voortgezet. Deze proeven
zijn van buitengewoon groot belang, omdat de verruiming van
arbeidsgelegenheid op enigszins grote schaal nooit anders kan
worden gezocht dan in de richting van de fabriek. De beide
kantoorbedienden leveren goed (één zelfs zeer goed) werk. Twee
andere blinden arbeiden in de cartonageafdeling. Zij houden zich
bezig met het in elkaar zetten van dozen, welke voor verpakking
worden gebruikt. Als bijzondere manipulatie komt bij een zeker
soort dozen het elastiek-rijgen te pas. Hierbij wordt een kleine
doos in een grotere doos opgehangen door middel van dun
elastisch band. Tot nu toe hebben deze blinden niet per tijdseenheid het aantal dozen kunnen maken, dat door ziende arbeiders
wordt afgeleverd. Het werk op zich zelf is goed, alleen het tempo
is te langzaam. De hoeveelheid producten, welke als minimum
wordt verlangd en welke tevens geldt voor de bepalingen van
het minimumloon, wordt door de blinden niet bereikt. Een der
moeilijkheden is, dat steeds andere vormen van verpakkingsmateriaal worden gevraagd. Het Hoofd van de afdeling personeel,
Ir. Fetter, heeft toegezegd een proef met blinden te zullen nemen
op een afdeling, waar steeds geheel dezelfde soort van arbeid
wordt verricht.
Scholen voor zwakzinnigen.
Door de splitsing der school te Groningen in een school
voor debielen en een school voor imbecillen is het aantal scholen
voor zwakzinnigen gedurende het jaar 1934 met één vermeerderd.
Het totaal aantal bedroeg op 31 December 1934 95.
Daar het voornemen aanwezig is om in 1935 nieuwe scholen
toe te laten, bestaat er enige mogelijkheid, dat in de loop van
dit jaar de honderdste school voor zwakzinnigen wordt geopend.
De verdeling van de scholen over de verschillende groepen
was als volgt :
. 81
Dagscholen . . .
8
. • • .
Scholen met internaat . .
Scholen verbonden aan gestichten vallende onder
6
de Krankz. wet . . . . . . . . . .
Mede tot de dagscholen zijn gerekend de scholen, welke
behalve de kinderen uit eigen omgeving tevens de kinderen
opnemen, die in een naburig internaat zijn ondergebracht. Zo
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1934
206
werden de R.K. school te Breda, de R.K. school aan de Prinsegracht te 's-Gravenhage, de R.K. school te Leiden en de Protestants
Christelijke school te Alphen aan den Rijn voor een groot deel
bevolkt door kinderen, die zijn gehuisvest resp. in het internaat
„St. Rosa", in het internaat „Huize St. Angela", in het gesticht
voor zwakzinnigen (voogdijmeisjes) „de Voorzienigheid" en in
het voogdijgesticht „de Martha-Stichting".
Van de 81 dagscholen waren er 5 uitsluitend voor imbecillen
bestemd. Behalve de scholen bestonden er op 31 December 1934
5 klassen voor zwakzinnigen, verbonden aan scholen voor gewoon lager onderwijs. De klasse te Rhenen wordt op 1 Januari
1935 opgeheven. Over de nieuw opgerichte klasse te Purmerend
zal in dit hoofdstuk nog het een en ander worden gezegd.
Voor de eerste maal sedert de instelling der inspectie van
het buitengewoon onderwijs moet ik in het verslag melding maken
maken van het feit, dat het aantal leerlingen der scholen voor
zwakzinnigen in het afgelopen jaar geen noemenswaarde toeneming heeft vertoond.
De vermeerdering van het aantal leerlingen op de scholen
voor zwakzinnigen sedert de inwerkingtreding der Lager-onderwijswet blijkt uit het volgende overzicht :
Toeneming van het aantal leerlingen op de scholen voor
zwakzinn igen over de jaren 1921 1934.
1
31
31
31
31
31
31
Januari
1921 .
December 1925 .
December 1930 .
December 1931 .
December 1932 .
December 1933 .
December 1934 .
2980 leerlingen
5465 leerlingen
8380 leerlingen
9000 leerlingen
. 9638 leerlingen
. 10074 leerlingen
. 10088 leerlingen
Uit dit overzicht blijkt, dat de belangrijke telken jare terugkerende groei van het aantal leerlingen in het afgelopen jaar
plotseling tot staan is gekomen. De stilstand is voor een deel te
wijten aan de opzettelijk genomen maatregel om uit een oogpunt
van bezuiniging de vermeerdering van het aantal leerlingen der
scholen voor zwakzinnigen binnen bepaalde grenzen te houden.
Deze maatregelen hebben bestaan in een verhoging van de minimumleeftijd van 6 op 7 jaar, in de vaststelling van de maximumleeftijd op 18 jaar en in de verscherping van de eisen, welke
aan het medisch-paedagogisch onderzoek der candidaat-leerlingen
worden gesteld.
Voor een ander deel wordt het gelijk blijven van liet aantal
leerlingen over de jaren 1933 en 1934 ongetwijfeld veroorzaakt
door de moeilijkheden, welke zich bij het gewoon lager onderwijs
in het jaar 1934 hebben voorgedaan. Van alle kanten kwamen
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1934
207
de berichten, dat er wel achterlijke kinderen op de gewone scholen
aanwezig waren, doch dat men geen leerlingen kon missen, omdat
een teruggang van het aantal leerlingen de op wachtgeldstelling
van een der onderwijzers ten gevolge zou hebben. De uiterst
geringe toeneming van het aantal leerlingen wordt niet veroorzaakt door een vermindering van het aantal buitenleerlingen op
de dagscholen.
Uit de volgende cijfers blijkt terstond, dat de regelmatige
groei van het aantal buitenleerlingen op de dagscholen in 1934
geen vertraging heeft ondervonden :
Vermeerdering van het aantal buitenleerlingen op de dagscholen
over de jaren 1929 1934.
Op 31 December . . . 1929 1930 1931 1932 1933 1934
Aantal buitenleerlingen .
382
436
603
689
770
868
Een vergelijking van het aantal leerlingen op de dagscholen
met het aantal leerlingen der internaten en gestichten samen doet
zien, dat de invloeden, welke een vermindering van de toeloop
naar de scholen hebben teweeggebracht, zich het meest hebben
doen gelden op de scholen, verbonden aan internaten en gestichten.
Aantal leerlingen op de dagscholen en op de scholen verbonden
aan internaten en gestichten over de laatste vijf jaren.
Op 31 December
1930.
1931 .
1932.
1933 .
1934 .
Dagscholen
7500
8059
8631
8993
9024
Internaten en Gestichten.
809
941
1007
1081
1064
Ook uit deze cijfers blijkt, hoe in het jaar 1934 als met een
schok een eind komt aan de regelmatige toeneming van het
aantal leerlingen op de scholen voor zwakzinnigen. Het is geen
wonder, dat vooral de vrije internaten lijden onder de slechte
finantiële toestand van gemeentebesturen en tevens van particuliere
instellingen, die tot nu toe de kosten van verpleging hebben betaald.
Klasse te Purmerend.
Daar de splitsing van de school te Groningen om organisatorische redenen is geschied, kan de vermeerdering van het aantal
scholen, welke hierdoor heeft plaats gehad, niet als een toeneming
van het buitengewoon onderwijs worden beschouwd. Dit is wel
het geval met de toevoeging van een klasse, in het bijzonder
bestemd voor zwakzinnigen, aan de openbare school D voor gewoon lager onderwijs te Purmerend.
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1934
208
De aandrang om de klasse op te richten is uitgegaan van
liet Hoofdbestuur van de Bond van Nederlandse Onderwijzers.
Naar aanleiding van het onderzoek, vanwege de Bond ingesteld,
hebben Burgemeester en Wethouders van Purmerend zich tot
Uwe Excellentie gewend met het verzoek een boventallige onderwijzer op kosten van het Rijk aan school D te mogen aanstellen
met de bedoeling deze leerkracht de leiding te geven van een
afzonderlijke klasse voor zwakzinnigen. Mijn veronderstelling dat
dit verzoek zou worden afgewezen, is gebleken onjuist te zijn
geweest. Bij beschikking van 30 Januari 1934 werd door Uwe
Excellentie goedgevonden, dat ten behoeve van school D over
het jaar 1934 aanspraak kon worden gemaakt op de Rijksvergoeding
der wedde van een boventallige leerkracht, mits het aantal leerlingen der klasse voor zwakzinnigen ten minste 25 zou bedragen
en het aantal niet beneden 18 zou dalen. Daar het aantal van
25 leerlingen veel te groot moest worden geacht voor een klasse
zwakzinnigen met groot verschil in leeftijd, in verstandelijke
aanleg en in vorderingen, werd het minimum-aantal leerlingen
nader vastgesteld op 16.
Het totstandkomen van de klasse heeft ter plaatse enige beweging veroorzaakt. De klasse is niet door alle leerkrachten van
het gewoon lager onderwijs te Purmerend met vreugde begroet
en tevens hebben zich enkele ouders van kinderen, die voor
plaatsing in de klasse in aanmerking kwamen, zich hevig tegen
deze plaatsing verzet. Hoewel ik mij persoonlijk daarvoor veel
moeite heb gegeven, is het mij niet mogen gelukken de tegenstand in alle opzichten te overwinnen. Niet alle leerkrachten
konden door mij van het nut der klasse worden overtuigd en
evenmin heb ik kunnen bewerkstelligen, dat alle ouders hun
verzet hebben opgegeven. De onderwijzeres, die voor de klasse
is aangewezen, heeft thans de moeilijke taak om het buitengewoon
onderwijs aan hare leerlingen te brengen in een vorm, welke
zelfs door de tegenstanders kan worden aanvaard.
De klasse te Purmerend heeft opnieuw de vraag aan de orde
gesteld, in hoeverre het gewenst is het onderwijs aan zwakzinnigen
uit te breiden door de inrichting van klassen, toegevoegd aan
scholen voor gewoon lager onderwijs. Naar mijn overtuiging is
het niet juist deze klassen tot stand te brengen, terwijl tegelijkertijd de stichting van nieuwe scholen voor zwakzinnigen is stopgezet. Zolang nog niet alle grotere steden van scholen voor
zwakzinnigen zijn voorzien, acht ik het niet geoorloofd het bedrag,
dat voor nieuwe inrichtingen beschikbaar is voor de vorming
van klassen te bestemmen. Ofschoon ook de klassen der volledige
scholen voor b.o. wat de geestelijke gesteldheid der leerlingen
betreft, volstrekt geen homogeen geheel vormen, moet toch een
al te grote ongelijkheid, zoals onvermijdelijk bij de zelfstandige
klassen voorkomt, als een nadeel voor het onderwijs worden
Nie uw e schoo l 's- l-Zeer e n Loo—Lozeno o rd.
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1934
209
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1934
210
beschouwd. Het is zonder meer duidelijk, dat bij het stelsel van
klassen aan de bijzondere eisen, waarop bij het onderwijs aan
zwakzinnigen grote prijs wordt gesteld, niet kan worden voldaan.
In de enkele klasse kan geen scheiding worden gemaakt tussen
imbecillen en debielen, er kan geen sprake zijn van huishoudafdelingen voor meisjes en er bestaat geen mogelijkheid om voor
de oudere jongens afzonderlijke werkafdelingen in te richten.
In dit verband kan het als een vooruitgang worden beschouwd,
dat het Gemeentebestuur van Enschede thans geneigd is om de
drie afzonderlijke klassen, te verenigen tot één school voor zwakzinnigen, die zonder twijfel zal uitgroeien tot een belangrijke
inrichting waar beter, dan dit tot nu toe mogelijk was, gelegenheid is aan alle leerlingen de opvoeding te geven, die ieder
van hen nodig heeft.
Nieuwe gebouwen.
In dit jaarverslag kan melding worden gemaakt van de
totstandkoming van twee geheel nieuwe schoolgebouwen : één
ten behoeve van de school te Bergen op Zoom en één ten behoeve van de school, verbonden aan 's-Heeren Loo te Ermelo.
Voorts zijn te Groningen twee oude schoolgebouwen op uitstekende
wijze ingericht tot school voor debielen. En ten slotte is te
Druten op de Stichting „Boldershof" een nieuw paviljoen voor
opvoedbare zwakzinnigen geopend.
Bij de bouw der scholen is in het bijzonder gelet op de
eisen, welke aan het onderwijs der zwakzinnigen worden gesteld.
Vooreerst is alle aandacht geschonken aan een voldoende ruimte
der leslokalen. De afmetingen der schoolvertrekken zijn berekend
op een grote mate van beweeglijkheid der leerlingen en op de
mogelijkheid van het verrichten van enige handenarbeid in de
klasse. Bijzonder goed is in dit opzicht de school van 's-Heeren
Loo. Alle klassen der oudere leerlingen hebben hier de beschikking
over een eigen werklokaal, dat naast het gewone leslokaal is
gelegen. Door de nabijheid en door het voortdurend beschikbaar
zijn van het werkvertrek wordt als vanzelf het gehele onderwijs
gedreven in de richting van de handenarbeid voor de jongens
en van het huishoudonderwijs en het onderwijs in de nuttige
handwerken voor de meisjes.
Daar het terrein meer dan voldoende ruimte biedt, zijn de
vertrekken van de school van 's-Heeren Loo alle op de begane
grond. Het gebouw beslaat daardoor een grote oppervlakte,
ofschoon alle gedeelten, die niet direct worden gebruikt, zijn
weggelaten. In het bijzonder valt het op, dat het aan den architect
is gelukt de gangruimte tot een minimum te beperken. In plaats
van de gang in haar volle lengte langs de lokalen te leggen,
heeft de architect verschillende korte gangen tussen de lokalen
geplaatst op zo'n wijze, dat elke gang toegang verleent tot vier
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1934
211
lokalen, twee naar links en twee naar rechts. In verband met de
zoeven besproken dubbele lokalen voor een groot aantal afdelingen
is aan deze ligging der vertrekken ten opzichte van de gang bij
de school van 's-Heeren Loo zeer zeker geen bezwaar verbonden.
Ik ben echter van oordeel, dat dezelfde economische wijze van
bouwen ook kan worden toegepast op scholen, die eenvoudiger
Leerling van een der scholen voor zwakzinnigen, die met uiterst geringe verstandelijke
vermogens en zeer misvormde handen, voortreffelijk heeft leren weven.
en zonder dubbele lokalen worden ontworpen. Men moet daarbij
aanvaarden, dat de leerlingen van de achterste lokalen door de
voorste vertrekken lopen om de eigen klasse te bereiken.
De bedoelde verplaatsing van de gang heeft tevens het
voordeel van het verkrijgen van licht en lucht aan twee zijden
van het schoolvertrek. Hierdoor wordt het mogelijk een zeer
groot gedeelte van het jaar les te geven in vertrekken, waarvan
de vensters (of de moderne deuren, die geheel ter zijde kunnen
worden geschoven) ruim open staan.
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1934
212
De school voor zwakzinnigen als instituut van opvoeding.
Wanneer telkeu jare in dit verslag wordt gesproken over de
grondslagen, waarop het onderwijs aan zwakzinnigen rust, geschiedt
dit uit de overweging, dat bij het buitengewoon onderwijs andere
normen gelden, dan dikwijls voor het gewoon lager onderwijs
worden aangenomen. Men kan het verschil, dat er tussen deze
Dwerg, lijdende aan cretinisme, werkzaam op een onzer werkinrichtingen
voor zwakzinnigen.
beide takken van onderwijs bestaat, aanduiden door er op te
wijzen, dat het buitengewoon onderwijs minder dan het gewoon
lager onderwijs prijs stelt op het verwerven van directe positieve
kennis en meer op de voorgrond plaatst de opvoeding van het
individu tot zoveel mogelijk bruikbaar mens.
Het is zeer moeilijk over de opvoeding van zwakzinnigen
te spreken, omdat terstond moet worden toegegeven, dat de
invloed van de school op de karaktervorming van het kind voor
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1934
213
verreweg het grootste deel afhangt van de opvoedkundige begaafdheid der leerkrachten en in verband hiermede van de sfeer,
welke heerst in de klassen.
Reeds vele malen heb ik er de aandacht op gevestigd, dat
de individualisatie van het onderwijs met de daaraan verbonden
zelfwerkzaamheid der leerlingen in het belang van de opvoeding
van zwakzinnigen verre de voorkeur verdient boven het klassikale
stelsel. Alle arbeid, die op school wordt verricht, moet bij het
kind de overtuiging wekken, dat het tot iets in staat is, dat het
kan volbrengen, wat van hem wordt gevraagd.
De speciale taak, die telkens in de juiste afmeting en
in de juiste mate van moeilijkheid aan het kind ter bewerking wordt gegeven, heeft grote opvoedkundige waarde,
wanneer de opdracht de belangstelling weet te wekken en vooral
wanneer het verantwoordelijkheidsgevoel van den leerling wordt
geprikkeld.
De grote betekenis van de huishoudklassen der meisjes en
van de werkklassen der jongens is gelegen in de omstandigheid,
dat hier een veelvuldige mogelijkheid bestaat voor het verrichten
van arbeid, waarbij op het verantwoordelijkheidsgevoel der leerlingen een beroep wordt gedaan. In deze klassen is het een
vanzelf sprekend iets, dat twee of drie leerlingen een bepaalde
opdracht gaan vervullen, zonder dat direct toezicht kan worden
uitgeoefend. In honderd gesprekken met onderwijzeressen van
huishoudklassen is het mij gebleken, dat deze opdrachten slechts
zelden aanleiding geven tot moeilijkheden. De opvoeding door
middel van het goed vertrouwen is alleen in staat om het voor
zwakzinnigen zo hoog nodige besef van verantwoordelijkheid
aan te kweken.
De belangstelling in de arbeid kan niet beter worden gewekt
dan door werk te verrichten, waarvan het nut en de waarde
duidelijk tot den zwakzinnige spreken. Op vele scholen is het
streven er op gericht bezigheden te vinden, die in zo nauw
mogelijk contact met het leven staan. Het behoeft niet te worden
gezegd, dat wederom de huishoudklassen en de werkklassen op
de beste wijze aan de wensen op dit gebied tegemoet komen.
Ik moge als voorbeeld, van hetgeen ik bedoel, wijzen op de
verandering, die bij de schoolvoeding plaats vindt, zodra aan de
meisjes der huishoudklasse de taak van diensters bij de schoolvoeding wordt opgedragen. Op de scholen, waar dit geschiedt,
vindt de maaltijd plaats aan gedekte tafels en is het op eenmaal
uit met het gebruik van tinnen borden. Het halfuur der schoolvoeding verkrijgt van af het ogenblik, dat keurige meisjes met
nette schorten haar diensten komen verlenen, de betekenis van
een opvoedkundige les, welke voor de leerlingen, die bedienen
en voor de leerlingen, die bediend worden, van de allergrootste
waarde is.
VERSLAG BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS 1934
214
Voortgezette vakstudie en opleiding der leerkrachten.
Omtrent de leergangen voor voortgezette vakstudie kan
worden gemeld, dat de zesde leergang van de Stichting voor
Buitengewoon Onderwijs, welke de Protestants-Christelijke en de
neutrale groepen omvat, is begonnen in Januari 1934. De colleges
en de lessen werden vrij geregeld op de Zaterdagmiddagen gehouden en betreffen de vakken : paedagogiek, psychologie, kindergebreken, erfelijkheidsleer en maatschappijleer. Voorts werden
door enkele docenten practische vraagstukken omtrent onderwijsen opvoedingsleer behandeld, terwijl tevens op de Haagse polikliniek ten behoeve van spraakgebrekkigen gelegenheid werd
gegeven demonstraties van patienten bij te wonen.
Het seminarium voor de opleiding van leerkrachten bij het
onderwijs aan zwakzinnigen, eveneens uitgaande van bovengenoemde Stichting, heeft in 1934 zijn arbeid voortgezet met
5 leerlingen. Door het Bestuur der Stichting is de leiding van
het Seminarium opgedragen aan den heer P. H. Schreuder. De
werkzaamheden van de seminaristen hebben bestaan in het volgen
van de in het bijzonder voor hen bestemde colleges van de
Leidse hoogleraren, Van Bemmelen, Carp en Casimir en in het
bijwonen van de lessen der docenten Mejuffrouw Dr. L. Goldberg,
Dr. A. H. Fortanier, P. H. Schreuder en J. van Praagh. De deelnemers hebben voorts enkele gewone colleges gelopen van de
hoogleraren Casimir en De Sopper; zij hebben voor een deel
de opleiding voor spraakkundige, uitgaande van de Vereniging
voor Logopaedie en Phoniatrie gevolgd en zij hebben les ontvangen in het verrichten van verschillende bezigheden, welke te
pas komen bij het onderwijs in de arbeidsklassen, als boekbinden,
pitrietwerk en mattenvlechten.
In December 1934 is door een der leerlingen, Mejuffrouw
Paap, liet eind-examen afgelegd. Ik ben van oordeel, dat de dag,
waarop door mij, als Voorzitter der examen-commissie, het diploma
aan Mejuffrouw Paap kon worden uitgereikt, als zeer belangrijk
voor de heilpaedagogiek in Nederland moet worden beschouwd.
Voor de eerste maal werd aan een onderwijzeres van een school
voor zwakzinnigen het bewijs ter hand gesteld, dat zij zich met
vrucht aan de studie der heilpaedagogiek had gewijd. Het moge
blijken, dat hierin een nieuw tijdperk is aangebroken, waarin
niet meer alleen wordt vertrouwd op de eigen studie der leerkrachten, doch waarin tevens, althans voor enkelen, de gelegenheid bestaat zich onder leiding de kennis te verwerven, die de
grondslag moet vormen voor de arbeid in de school.
Op 3 Maart 1934 is de nieuwe cursus voor voortgezette
vakstudie, uitgaande van de R.K. groep door Mgr. Prof. Dr.
Goossens geopend. De lessen van deze cursus zijn regelmatig
op Zaterdag gehouden. Als bijzonderheid mag worden vermeld,
ONS B.O. MOET WORDEN UITGEBREID
215
dat onder de 35 cursisten zich bevond de Zeereerwaarde Heer
Rector van Huize „St. Vincentius" van Udenhout. Deze deelname,
waaruit een grote belangstelling blijkt voor de vraagstukken der
zwakzinnigenzorg, wordt op hoge prijs gesteld.
(Wordt vervolgd.)
ONS B. O. MOET WORDEN UITGEBREID*)
door E. GEERTS Wzn.
Onze propaganda voor uitbreiding van het buitengewoon
onderwijs mogen we geen ogenblik uit het oog verliezen en bij
die propaganda is het zo nodig dat we kunnen komen met uitspraken van autoriteiten van het gewoon lager onderwijs. Het in
Augustus uitgekomen verslag van Het Onderwijs in 1934 geelt
ons weer materiaal dat we menen te moeten publiceren.
De Inspecteur van het L. O. te Breda schrijft: „Het vraagstuk van de leerlingen, die niet mee kunnen en blijven zitters in
de middelklassen, soms zelfs in de aanvangsklassen, tot ze aan
hun leerplicht hebben voldaan, heeft ook dit jaar mijn aandacht
gehad. Voor Breda en zijn omgeving brengt het minder moeilijkheden, omdat de samenwerking tussen de gewone scholen en de
beide Bredase Inrichtingen voor Buitengewoon Onderwijs zeer
goed is geregeld. Maar in het overige gedeelte van de inspectie
slijten kinderen met verstandel ijke gebreken hun leerplichtjaren
in de school zonder nut voor zichzelf en vaak tot grote last van
anderen. De onderwijzers zijn voor hen niet onverschillig, maar
ze hebben niet de tijd, niet de middelen en gewoonlijk ook niet
de kennis, om aan de stumpers de zorg te geven die zij behoeven. Pogingen, om te komen tot het vervoer van deze kinderen op kosten van de gemeente, hebben geen resultaat gehad
en er is in onze ongunstige tijdsomstandigheden ook wel geen
resultaat van te verwachten".
Nadat de Inspecteur te Heerlen enige medelingen heeft gedaan omtrent de zittenblijvers, zegt hij : „Dit staatje en dat van
de leerplichtvrij ontslagen leerlingen wijzen erop, dat een school
voor Buitengewoon onderwijs in de Mijnstreek zeer op haar
plaats zou zijn. Waar de Mijnstreek in de eerste jaren vermoedelijk nog geen school voor buitengewoon onderwijs zal krijgen,
heeft het Bestuur der School voor Buitengewoon onderwijs te
Maastricht in het afgelopen jaar een proef genomen om leerlingen uit deze streek op zijn school toe te laten. Deze leerlingen gaan per bus of trein naar Maastricht en van het station
aldaar per gemeentelijke autobus naar de school en op dezelfde
wijze weer terug. De conducteur of chauffeur neemt deze kinderen
bijzonder onder zijn hoede. Er zijn reeds drie leerlingen, die
*) De cursiveringen in het aangehaalde zijn van den schrijver.