12 Where are you, mate? De afstand tussen Alphen aan den Rijn en Voorburg, de woonplaats van Nick Carr, is slechts 35 kilometer. Via de N11 en de A4 ben je er met een half uur. De twee hadden gemakkelijk even kunnen afspreken, maar ze deden het niet. Ze hadden elkaar desnoods op neutraal terrein kunnen ontmoeten ergens in de buurt van Leiden, was voor beide heren slechts een kwartiertje rijden geweest. Ze deden het niet. Nooit! Jan Velthuis had misschien kunnen bemiddelen, zijn samenwerking met Verkerk liep gewoon door, maar Verkerk stond het hem niet toe. Carr wilde geld zien, achterstallig salaris en compensatie voor het mislopen van inkomsten. Verkerk had nauwelijks nog geld. Een patstelling die leidde tot een breuk. Of was het ook een logisch gevolg van een jarenlange intensieve samenwerking? De twee deelden lief en leed, hadden het maximale van elkaar geëist. Misschien moest het wel een keer ploffen? Eén ding is zeker: ruim acht jaar later voelt Carr nog altijd de pijn over de verwijdering, zit hij nog altijd vol onbegrip. Als hij de kwestie reconstrueert, begint hij zijn verhaal een paar maanden voor de breuk. ‘Martin had door laten schemeren dat hij financieel lastig zat. Ik begreep dat, maar stelde hem ook gerust. “Zodra je fit bent, ga je weer veel geld verdienen.” Ik was ervan overtuigd dat hij aan de beterende hand was. In die tijd speelde hij setjes tegen Huta Galung en het zag er gewoon goed uit. Ik belde Richard Krajicek of die hem geld kon lenen, maar Richard reageerde niet enthousiast. Kennelijk stond er nog een rekening open, want Richard zei dat hij Martin niet vertrouwde. Op Roland Garros in 2003 had Richard een meet and greet geregeld met een belangrijke man van ABN AMRO. Kwam Martin niet opdagen en stond Richard natuurlijk voor schut. Hij wilde dus niet de portemonnee trekken en Martins vader was ook niet meer zo enthousiast om te sponsoren. Toen die ziekte van Pfeiffer eroverheen kwam, wilde Martin kennelijk niet langer met mij verder. Dat hij dat niet met mij communiceerde, vind ik eigenlijk het ergste van alles.’ Richard Krajicek reageert een tikkeltje verbaasd op de woorden van Carr. ‘Ik kan me niet herinneren dat er een meet and greet zou zijn op Roland Garros. Wel dat Nick mij vroeg om sponsors voor Martin te vinden. Ik zei dat ik dat niet zou doen, want ik vond dat je niet van Martin op aan kon. Hij kwam zijn afspraken niet na. Stel, zo’n sponsor zou daardoor in de problemen komen, dan werd ik daar ook op aangekeken. Daar paste ik voor. Een goed voorbeeld van Martins onbetrouwbaarheid op dat gebied was in mijn eerste jaar als toernooidirecteur van het ABN AMRO World Tennis Tournament. Ik wilde graag dat Martin wat extra dingetjes deed voor het toernooi. Dan moet je denken aan een handtekeningensessie voor het publiek en een ontmoeting met sponsoren. Martin klaagde over vermoeidheid, vroeg of ik hem pas kon inroosteren zodra hij uit het toernooi lag. Hij verloor in de eerste ronde van Nieminen en daarna was hij meteen gevlogen. Ik kon hem niet meer bereiken, heb hem niet meer gezien in Rotterdam. Dat vond ik verre van netjes. Later, toen hij begon te sukkelen met die schouderblessure, heb ik hem ook nog weleens proberen te bellen. Maar hij nam nooit op. Was onbereikbaar. In die periode sprak ik zijn vader nog een keer en die vond dat we Martin met zijn allen lieten vallen. Toen dacht ik: hallo, het is juist andersom. Martin laat ons vallen.’ Ook Carr voelt zich in de steek gelaten en wil mede daarom geld zien van Verkerk. Hij heeft nog drie maanden salaris te goed en zeker achteraf gezien baalt hij ervan dat hij niet is ingegaan op die mogelijke samenwerking met Mario Ancic. De Kroatische tennisser werd in die tijd begeleid door Rohan Goetzke, maar de voormalige coach van Krajicek is moe van al het reizen. Dat Carr die klus zou overnemen was logisch, want Goetzke had met hem altijd veel overleg gehad over Ancic. Gezien Verkerks problemen met de schouder was het verleidelijk voor Carr om in te gaan op het aanbod. Maar Carr vond in meerdere opzichten dat hij het niet kon maken. ‘Ten eerste omdat Martin toen nog gewoon met me verder wilde. Ik vond dat ik loyaal moest zijn. Bovendien wilde ik die samenwerking met Martin ook niet eenzijdig opzeggen, omdat je in het circuit snel de naam hebt dat je onbetrouwbaar bent. Dan kom je nergens meer aan de bak. Het nieuwe seizoen stond al voor de deur, de interessante spelers lagen allemaal al vast, het was voor mij niet gemakkelijk om zomaar iets nieuws te beginnen. Er waren wat opties bij de vrouwen, maar die vind ik minder interessant. Voor je het weet krijg je het stempel alleen maar vrouwencoach te zijn. De kans was dus groot dat ik een tijd zonder werk zou komen te zitten en omdat ik die klus met Ancic had laten lopen, wilde ik daarvoor gecompenseerd worden.’ Contractueel was er de afgelopen jaren niets op papier gezet. De twee werken op basis van mondelinge overeenkomsten. In die tijd, en vermoedelijk nog wel, heel gebruikelijk in het tennis. Een speler weet immers nooit wat er staat te gebeuren in een seizoen. Een langdurige blessure heeft grote gevolgen voor de inkomsten. Via een mondelinge overeenkomst spreek je een bepaalde termijn af. Stel dat een speler voor langere tijd geblesseerd raakt, dan compenseer je de coach door hem bijvoorbeeld nog twee maanden salaris te geven. Verkerk heeft in het verleden vaak op die manier ‘contracten’ afgekocht. ‘Maar in dit geval vond ik Nick echt onredelijk. Ik ben immers altijd goed voor hem geweest, ook in de tijden van de blessure. Heel lang had ik geen inkomsten, maar ik heb Nick altijd doorbetaald. Heel veel mensen verklaarden me in die tijd voor gek. Vonden me veel te loyaal naar hem. Waar had ik die felle reactie van Nick aan verdiend? Aan de andere kant verbaasde het me ook weer niet. Nick heeft altijd die extreme focus op geld gehad. Dan zaten we midden in een seizoen, had ik ergens goed gepresteerd en wilde hij een bonus. Maar dat is toch niet professioneel. Je spreekt toch een bepaald salaris af en that’s it. En als je dan een nieuwe verbintenis aangaat, onderhandel je opnieuw over het salaris.’ Carr riposteert: ‘Hij zegt dat alleen maar om te legitimeren wat hij gedaan heeft. Als je het goed beschouwt is het nooit zijn eigen geld geweest. Eerst betaalde zijn vader alle rekeningen, later heeft René van den Berg hem gesponsord. Pas toen hij echt goed ging verdienen, zo rond 2003, betaalde hij mijn salaris. We hadden het nooit over geld. Ik vond het alleen een thema na dat succes in Parijs. Hij stond veertiende van de wereld, het leek me niet onredelijk dat hij mij daarvoor zou belonen. Ik heb hem lang de kans gegeven om het aan te kaarten, maar hij deed het niet. Pas na het toernooi van Madrid, halverwege oktober, sprak ik daarover mijn teleurstelling uit. “Ik heb niets van je gekregen, geen bloody T-shirt, geen fles wijn of geld, helemaal niets.” Niet dat het toen botste, maar hij was wel duidelijk in verlegenheid gebracht. Ik zei tegen hem dat hij het dan wel aan het einde van het jaar zou voelen als we gingen onderhandelen over een nieuw contract. Ik ben begin 2004 25 procent meer gaan verdienen. Het was een salaris dat hoorde bij een coach die werkt met een top20-speler, niet meer, niet minder.’ Verkerk doet niet geheimzinnig over de bedragen die zijn coach verdient. ‘Dat lag na Roland Garros rond een ton.’ Volgens Carr voldeed Verkerk keurig aan zijn verplichtingen tot aan de tweede operatie. Daarna is hij nogal eens te laat met betalen. Wat ook regelmatig gebeurt is dat Carr wel salaris krijgt, maar zonder die 25 procent bonus. Die wordt dan later weer overgemaakt op de rekening van de coach. ‘Ik moest hem daar regelmatig op wijzen, maar heb er nooit een groot probleem van gemaakt. Dus als hij zegt dat ik een geldwolf ben, vind ik dat onzin en maakt het me zelfs verdrietig. Ik houd van tennis. Ik houd ervan om iets te bereiken met een speler, om ergens te komen. Ooit begon ik op een kleine tennisacademie in België met Rohan. Hij won vele jaren later met Krajicek de Wimbledon-titel, ik haalde met Martin de finale van Roland Garros. Daar hebben we het allemaal voor gedaan. Het geld dat we ervoor kregen was noodzakelijk om van te leven, maar eigenlijk een prettige bijkomstigheid.’ Tegenwoordig is Nick Carr toch vooral actief in het vrouwencircuit en dan ook nog eens in de marge ervan. Hij werkt met speelsters buiten de top-100. Hij hoopt nog altijd op een mooie aanbieding van een interessante mannelijke tennisser uit de top-20. Maar zoals hij zelf al constateerde: hoe langer je uit beeld bent, hoe lastiger het wordt. Carr zal het nooit met zoveel woorden zeggen, maar hij mist Verkerk nog iedere dag. ‘Mijn vrouw heeft in het verleden weleens gezegd dat er “geen hand te krijgen is” tussen Martin en mij. Misschien was ik wel meer een vader voor hem dan zijn eigen vader. Geen kwaad woord over Wim Verkerk hoor, maar soms moet je ook streng zijn voor je zoon. Zij waren vrienden. Martin lijkt veel op zijn vader, het zijn levensgenieters. In dat plaatje past ook zijn broer. Ze zijn als three peas in a pot, zoals we dat in het Engels zeggen. Maar Martin kende ook diepe dalen, ik heb geprobeerd hem een beetje in het midden te houden. Zo zonde dat er aan die samenwerking een einde kwam. Ik denk nog steeds dat we drie, vier goede jaren konden hebben op de tour. Maar ook na zijn actieve carrière had ik hem goed kunnen helpen. Met lesgeven en coachen, met tv-interviews, dat soort dingen. Gezien zijn naam had hij veel meer kunnen bereiken. Kijk naar Krajicek, die is toernooidirecteur, die is altijd op een positieve manier in de publiciteit gebleven. Siemerink is Davis Cup-captain, Haarhuis en Eltingh hebben hun tennisclassics, Schalken heeft een kledinglijn en Raemon Sluiter werkt nu voor de tennisbond. Dat zijn ambassadeurs voor het tennis. Daar hoort Martin in principe ook bij, maar ik vrees dat hij te veel heeft stukgemaakt, dat hij nu te veel opereert in de anonimiteit. Ik sprak ooit een journalist die werkte aan een artikel over Martin. Ik zei tegen hem dat een goede kop boven het verhaal zou zijn: He who walks backwards. Dat heb ik ooit de beroemde basketbalcoach Phil Jackson horen zeggen over Dennis Rodman. Jackson werkte altijd met bijnamen voor zijn spelers en Rodman was natuurlijk een enfant terrible, die had zich weer eens in de nesten gewerkt. Die bijnaam is ook van toepassing op Martin. Sommige mensen hebben kennelijk vooral talent om dingen stuk te maken, om juist het verkeerde te doen.’ Een harde conclusie van Carr, vermoedelijk vooral ingegeven door teleurstelling. Was sich liebt das neckt sich? Om de analyse van Carr de juiste lading mee te geven, kun je niet om zijn fysiek heen. Als hij de woorden uitspreekt zie je pijn en onbegrip. Nick Carr is niet rancuneus, heeft geen hekel aan Verkerk, maar vindt oprecht dat ze samen nog zoveel hadden kunnen bereiken. Daarom is zijn analyse van het fenomeen Verkerk zo scherp. Verbitterd is Carr wel. ‘Als Martin iets van zijn geloofwaardigheid wil terugverdienen, dan moet hij dat stempel “finalist Roland Garros” van zijn voorhoofd halen. Martin denkt nog steeds dat hij daardoor krediet heeft bij veel mensen, maar dat is niet meer zo. Hij heeft nu zijn eigen tennisacademie, dat is mooi, maar hij moet opnieuw een plek veroveren in een voor hem andere business. Bovendien is een goede speler niet meteen een goede coach. Hij is niet gewend om zich ondergeschikt te maken aan iemand anders. Brad Gilbert heeft dat ook moeten leren. Martin zal een paar treden moeten dalen. De vraag is of hij dat kan.’ Verkerk zelf heeft weleens gezegd dat hij veel te danken heeft aan Nick Carr, maar andersom ook. ‘Nick is een heel emotionele man, hij doet wel stoer, maar die moet je af en toe ook opvegen, hoor. Soms moest ik er meer zijn voor Nick dan hij voor mij. Als ik een goede prestatie had geleverd, gaf hij me voor het slapengaan weleens een knuffel. Dan zei hij: “Love you, Marty”, en ik maar een beetje lachen. Maar de volgende dag kon hij tijdens de training weer spijkerhard zijn en humeurig.’ Verkerk vindt het zijn verdienste dat hij goed om kon gaan met dat grillige karakter van Carr. Igor Sijsling kon dat later bijvoorbeeld niet. Die vond Carr in de omgang veel te bot. In de tijd met Verkerk gebeurde het weleens dat de coach in het vliegtuig stapte op weg naar een of ander toernooi en dan geen stom woord zei. Dan was hij chagrijnig en zweeg hij acht uur lang. En volgens Verkerk kon hij ook vreselijk mopperen op Nederland, dat er niets deugde van dit land. Carr: ‘Als je zo intensief met elkaar optrekt, dan ken je de sterke en zwakke kanten van elkaar, dus Martin ook die van mij. Nou heb ik ook geen geheime agenda, ik ben wie ik ben. Trek je veel met me op, dan zie je Nick Carr. Ik probeer eerlijk te zijn, recht voor z’n raap. Dat maakt mij toch geen ingewikkeld persoon? Nederlanders zijn precies zo. Misschien ben ik wel te veel vernederlandst in dat opzicht.’ Een paar jaar eerder, toen Nick in Las Vegas trouwde met Juliette, gingen Goetzke en Verkerk mee als getuigen. Carr: ‘Mijn twee beste vrienden, zij moesten erbij zijn. De avond daarvoor gingen we uit en hebben we een leuke show gezien. Na een korte nacht trok ik mijn beste pak aan en ging naar de lobby van het hotel. Juliette had – net als alle vrouwen – wat meer tijd nodig. Ik zag Martin aan de bar zitten en we deden nog snel een drankje. Ik was nerveus, eigenlijk zag ik dat hele huwelijk niet meer zitten. Niet vanwege Juliette, maar zo’n officiële plechtigheid, ook al was het in Vegas, ik vond het maar onzin. Wat had me bezield om daar helemaal naartoe te gaan? Het huwelijk als instituut heb ik nooit iets gevonden en nu stond ik zelf al bijna voor het altaar. Ik wilde er het liefst tussenuit piepen. “Let’s go back to the casino,” zei ik tegen Martin. Maar op die momenten kon hij zo goed zijn. Dan maakte hij een grap, een relativerende opmerking en alle spanning verdween uit mijn lijf. We zijn naar zo’n eenvoudig kerkje gegaan en ik ben nog steeds gelukkig getrouwd.’ Het huwelijk tussen Verkerk en Carr leidde wel tot een scheiding. ‘Twee jaar lang heeft de breuk tussen Martin en mij in mijn systeem gezeten. Iedere dag dacht ik eraan: waarom is het zo gelopen? What the hell is this all about? Natuurlijk kon hij flink mopperen op mijn harde aanpak, maar hij wist dat hij het nodig had. Dat heeft hij ook regelmatig tegen andere mensen gezegd. Ik hamerde altijd op de discipline. Martin was te zwaar, had altijd weer de neiging om te veel te eten. Als ik er niet bij was, wilde hij alleen maar snacken en lol maken. Natuurlijk liet ik hem af en toe zijn gang gaan. Niet te veel, niet te vaak. Ik denk dat we een ijzersterke combinatie vormden.’ Toch kon ook Nick Carr niet voorkomen dat Verkerk door diepe dalen ging ten tijde van de blessure, maar dat zegt vermoedelijk meer over Verkerk dan over hun relatie. Ook in 2006, het jaar na de breuk, lijdt Verkerk nog regelmatig aan depressies. Carr: ‘Dat hij nu zo openhartig praat over die moeilijke periode komt voort uit een schuldgevoel richting zijn omgeving, richting mij. Het is een soort excuus achteraf: “Ik was depressief, dus ik kon niet anders.” Maar de waarheid in mijn ogen is dat hij wegliep voor iets wat goed was. Alsof hij die verantwoordelijkheid niet aankon, zoiets moet het geweest zijn. Misschien kan ik het hem niet kwalijk nemen dat hij iets anders wilde proberen, ook al had het te maken met geld of juist geldgebrek, maar hij moet ingezien hebben dat het nieuwe niet zo goed was als wat hij achterliet. Toen had hij bij mij terug moeten komen, maar daar was hij te trots voor. Trots camoufleert vaak een zwakte.’ Als Verkerk bovenstaande leest reageert hij zeer geïrriteerd. ‘Wat een bullshit. Rohan Goetzke en Hugo Ekker, twee vrienden van Nick, hebben vaak tegen hem gezegd dat hij het enorm met mij getroffen had. Juist ook als het om geld ging. Normaal besteedt een coach 25 tot 30 euro per dag aan eten en drinken, maar hij kwam met bonnen van honderd euro. Ik weet niet of hij van mijn geld naar de hoeren ging? Ik heb die bonnen altijd keurig betaald. Soms was ik te gemakkelijk met geld, waardoor er misschien een verkeerd verwachtingspatroon ontstond. Ik mag dan extreem zijn, maar hij is nog veel gekker. De man heeft een Nieuw-Zeelands paspoort, dat is uitgegeven in Washington. Hij woont officieel in België, heeft een auto met een Belgisch nummerbord, maar ik heb niet de indruk dat hij daar vaak is. Ik heb geen idee hoe hij zijn belasting betaalt, maar ik vermoed dat hij dat handig heeft geregeld. En toch kwam hij vaak in geldnood, hoewel ik hem vorstelijk betaalde. Dan doet hij toch ook iets niet goed? Hij kreeg niet alleen een top-20-salaris van me, ik gaf hem ook nog extraatjes. Hij ging ieder jaar naar zijn familie in Nieuw-Zeeland, die tickets betaalde ik. Dus ook de extra vlucht naar Australië, waar hij dan weer bij mij aansloot. Heb ik nooit moeilijk over gedaan. Hij wilde mij als getuige bij zijn huwelijk in Vegas, vond ik gaaf, maar ik betaalde zelf mijn vlucht. Dus: “Hallo, Nick, wees eerlijk, en kom niet met die onzinverhalen dat je nog geld van me krijgt.” Ook na de breuk eind 2005, begin 2006 heb ik me in de media altijd respectvol over hem uitgelaten. Hij begon als eerste met modder te gooien in een interview met Sportweek. En als ik dit lees, dan is hij in de loop der jaren alleen maar slechter over me gaan denken. Ik moet wel van me afbijten, want op deze manier beschadigt hij mij. Hij zal het allemaal wel zeggen uit frustratie, maar er zijn grenzen. Zijn verhaal is ongenuanceerd. Iedereen mag een mening hebben over mij, maar Nick slaat volledig door.’ Het is zeer spijtig dat beide mannen elkaar niet meer zien. Al wordt de relatie nooit meer zo intens als vroeger, dit andere uiterste verdienen ze ook niet gezien hun fraaie geschiedenis samen. Maar wie zet de eerste stap? Verkerk maakt er geen geheim van dat hij Nick Carr ondanks diens kritiek wel weer zou willen ontmoeten. ‘Als je alles op een rij zet, nu bijna tien jaar later, dan is het te belachelijk voor woorden dat we elkaar niet meer zien. Maar ik vrees wel dat je er dan tien man beveiliging bij moet zetten. Als een van ons iets verkeerds zegt, zouden we elkaar zomaar te lijf kunnen gaan. Ik geef toe dat ik die zaak met Nick destijds niet netjes heb afgehandeld. Ik had hem tekst en uitleg moeten geven over die ziekte van Pfeiffer en waarom ik niet meer verder wilde met hem. Daarvoor bied ik mijn excuus aan. Maar Nick moet niet gaan zeuren over dat geld.’ Carr: ‘Ja, logisch dat hij dat zegt, want hij weet dat hij wat dat betreft fout zat. Maar ik wil dat geld helemaal niet meer. Mijn vrouw herkent zich ook totaal niet in het beeld dat ik een geldwolf zou zijn. Die zegt dat ik juist heel slordig ben met mijn financiën, dat ik er helemaal niet om geef.’ Dus dan zijn er geen beperkingen meer om elkaar weer te zien, toch? Carr zucht. ‘Ik kan die vraag niet goed beantwoorden… ik heb alle ellende inmiddels wel verwerkt… maar bij zo’n hernieuwde ontmoeting komen vast weer emoties los. Ik zou hem goed kunnen helpen in zijn nieuwe carrière, maar wil hij dat? Wil ik het wel? Kunnen we nog samenwerken na alles wat er is gebeurd?’ Verkerk twijfelt. ‘Dat hij kwaliteiten heeft, staat buiten kijf. Ik zou ’m graag eens willen inhuren voor mijn tennisacademie. Nick is een prachtige man, soms zo gek als een deur, maar een coach met visie en een sterk analytisch vermogen.’ Al voegt Verkerk daar dan weer Verkerkiaans aan toe: ‘Maar hij heeft ook kwaliteiten die mij totaal niet zinnen. We zaten een keer samen in de auto en voor ons weigerde iemand naar rechts te gaan. Nick reed en hij flipte compleet. Toeteren, middelvinger, uit het raam hangen, schreeuwen, hij werd helemaal gek. Ik zeg tegen hem “Doe eens rustig, man.” Werd hij nog bozer. Dat zegt iets over zijn karakter. Dan weer vreselijk loyaal, zacht, vriendelijk, dan weer enorm driftig. Ik kon die bullshit aan. Tachtig procent van wat hij zei ging het ene oor in, het andere uit. Twintig procent was raak en dat zoog ik op. Hij heeft mij gemaakt als tennisser, maar hij is één ding vergeten: ik heb hem gemaakt als coach.’
© Copyright 2024 ExpyDoc