slotrede - Radboud Universiteit

Rectoraatsoverdracht Radboud Universiteit
Vrijdag 17 oktober 2014
Rede rector magnificus Bas Kortmann
Over scharrelstudent en circusdirecteur
Leden en vrienden van onze academische gemeenschap, dames en heren,
Hartelijk welkom in de mooie Stevenskerk. In het bijzonder verwelkom ik de
burgemeester van Nijmegen Hubert Bruls en de burgemeesters van Heumen,
Lingewaard, Waalre en Wijchen; die van Waalre is vandaag jarig en bovendien een van
mijn broers. Yvo, van harte proficiat namens ons allen. Ook de rectores magnifici en oudrectores magnifici van de Nederlandse universiteiten heet ik hartelijk welkom, alsmede
de heer Karl Dittrich, voorzitter van de VSNU en de heer Thom de Graaf, voorzitter van
de Vereniging Hogescholen.
I extend a special warm welcome to the rectors and vice-rectors from abroad. It is a
great honour to have you here today. The ceremony will be held in Dutch and
interpreters will take care of a proper translation in English.
1
In het bijzonder verwelkom ik ook de leden van het bestuur van de Stichting Katholieke
Universiteit en de leden van de Raad van Bestuur van het Radboudumc.
Laat ik beginnen alle Radboudianen van harte geluk te wensen. Vandaag is de dies
natalis van onze universiteit. Zij werd op vrijdag 17 oktober 1923 in de Molenstraatkerk
ingezegend en het gaat haar 91 jaren later heel goed. Het is prachtig dat we met zo velen
deze verjaardag kunnen vieren.
Ik weet niet met wat voor verwachtingen u naar de Stevenskerk bent gekomen. Laat ik u
geruststellen. Het wordt een feestelijke dag. Ik zal niet aan de hand van tabellen,
grafieken of rankings laten zien wat er in de afgelopen zeven en een half jaar is
verbeterd aan onze universiteit. Dan zou ik overigens ook aandacht moeten besteden
aan enkele zeperds en dat past minder goed bij het feestelijke karakter van deze dag.
Misschien verwachten sommigen onder u dat ik eens flink uithaal naar de overheid, de
politiek of toezichthoudende instellingen, omdat het de laatste keer is dat ik als rector
spreek. Ik moet u teleurstellen, al geef ik toe dat ik een zekere aandrang voel. Vandaag
spreek ik over de scharrelstudent en de circusdirecteur.
Scharrelstudent
In het afgelopen decennium is in Nederland (en ook daarbuiten) steeds meer nadruk
komen te liggen op het rendement van universiteiten. Dat geldt voor onderwijs,
onderzoek en ook voor de universitaire financiën. De universiteiten moeten jaar in jaar
uit meer rendement leveren. Binnen de universiteiten worden onderzoekers, docenten
en beheerders voortdurend aangemoedigd een hoger rendement te behalen. Er zijn ook
tegengeluiden. Ik geef u een actueel voorbeeld. Meer publicaties betekent niet dat de
universiteit, het onderzoeksinstituut of de individuele onderzoeker beter presteert. In
het nieuwe Standaard Evaluatie Protocol, het zogenaamde SEP, dat wordt gebruikt bij de
evaluatie van universitair onderzoek, is het aantal publicaties als apart
beoordelingscriterium geschrapt. Terecht. Het gaat in eerste instantie om de kwaliteit
van de publicaties, niet om de kwantiteit. Ook studenten hebben met rendementsdenken
te maken; dit heet in beleidsjargon “studiesucces”. Volgens de overheid en de politiek
mogen studenten niet langer dan vier jaar over hun bacheloropleiding doen. Onze
universiteit heeft met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen met
2
gezonde tegenzin de prestatieafspraak gemaakt dat in 2015 ten minste 70 procent van
de studenten die niet in het eerste jaar zijn afgevallen, aan deze rendementsnorm
voldoet. Andere universiteiten hebben vergelijkbare afspraken gemaakt. Om dit
rendement te bereiken is Nederland-breed het bindend studieadvies ingevoerd. Wie aan
het einde van het eerste jaar te weinig studiepunten heeft behaald, kan zijn biezen
pakken. Bij de meeste universiteiten moeten ongeveer 40 van de 60 studiepunten zijn
behaald. De Erasmus Universiteit eist zelfs 60 studiepunten. Daarnaast worden tal van
andere maatregelen bedacht om de “doorloopsnelheid” te verhogen. Weet u het nog: de
langstudeerboete? Ruim duizend hoogleraren liepen in januari 2011 rond de Hofvijver
in Den Haag om hun onvrede hierover te uiten. Gelukkig zit dit ondoordachte instrument
niet langer in de rendementsgereedschapskist.
Ik heb nooit goed begrepen waarom de overheid zo hamert op het studierendement.
Universiteiten ontvangen voor bachelor- en masterstudenten slechts bekostiging
gedurende de nominale studieduur. Een student die langer dan drie jaar over zijn
bacheloropleiding doet, kost de overheid geen extra geld. Dit ligt anders voor
universiteiten. Zij hoeven niet te accepteren dat studenten onnodig lang blijven hangen.
Maar wat is onnodig lang? Het antwoord hierop hangt nauw samen met de vraag wat
“studiesucces” inhoudt. Wanneer kunnen we van een succesvolle studie spreken? Als het
antwoord slechts berust op de studiedoorloopsnelheid, op “hoe sneller hoe beter” doemt
het beeld op van de “plofstudent”. Studiesucces omvat veel meer dan het in de
aangegeven tijd ”oppikken”van het vereiste aantal studiepunten. Daarvan is pas sprake
als de afgestudeerde voldoende academisch is gevormd. Academische vorming vraagt
om ruim voldoende disciplinaire kennis en inzicht op een bepaald vakgebied, maar dat is
niet genoeg, zoals onder meer Kees Schuyt ons bij herhaling heeft voorgehouden. 1
Kennis van of kennismaking met andere gebieden geeft inzicht in de relatieve bijdrage
van elke afzonderlijke discipline. Naast elementaire intellectuele vaardigheden als
kunnen lezen, schrijven, spreken en rekenen gaat het om een academische attitude. Die
vraagt om openheid van geest, een zelfstandig oordeel in plaats van vooroordelen, de
bereidheid kennis te nemen van andermans oordeel en zo nodig het eigen oordeel te
herzien. Een verblijf aan een buitenlandse universiteit kan substantieel bijdragen aan
1
Vergelijk Kees Schuyt, S&D 7/8, 2011. Zie ook dezelfde auteur in: Steunberen van de samenleving, AUP,
Amsterdam, 2006, p. 214 e.v.
3
een juiste academische houding. Studenten ervaren daar dat men anders kan aankijken
tegen zaken die wij in Nederland vanzelfsprekend vinden. Zo’n ervaring dwingt tot het
opnieuw overdenken van op het eerste gezicht vanzelfsprekendheden.
Dames en heren, dat is de kern van een wetenschappelijke attitude, steeds opnieuw de
vraag stellen: “Is dat wel zo?” of zoals Gert-Jan van der Heiden, hoogleraar metafysica, in
zijn Nijmeegse oratie op 28 september jongstleden in navolging van Abel Herzberg zei:
“Jongens, denk erom, het is niet zo.” Van der Heiden karakteriseert de frase “het is niet
zo” “als een correctief dat er voor moet zorgen dat het oordeel dat men al te snel heeft
uitgesproken of het vanzelfsprekende dat men al te gemakkelijk heeft aangenomen, in
tweede instantie teruggenomen en opgeschort wordt”. Een dergelijke karakterisering
past niet alleen bij de beoefening van de metafysica, maar bij een academische houding
in het algemeen.
Mijn aansporing om de focus niet te zeer op een snelle studie te richten, betekent niet
dat ik pleit voor langstuderen. Studeren is geen vrijblijvende bezigheid. Studenten
mogen van de universiteit vragen dat goed en studiestimulerend onderwijs wordt
gegeven. Daar tegenover staat dat wij van de studenten mogen verwachten dat zij
voldoende tijd, dat wil zeggen een volle werkweek, aan hun academische vorming
besteden. Om dat te bereiken zijn intensieve studieprogramma’s een adequaat middel.
Maar we moeten studenten ook aanmoedigen om naast - niet in plaats van - hun
opleiding andere dingen te doen zoals het vervullen van bestuursfuncties, het beoefenen
van muziek of sport en het rondsnuffelen bij andere opleidingen. Studenten moeten
kunnen scharrelen om te ontdekken wat door hen nog niet ontdekt was. En wat mij
betreft is de scharrelruimte niet tot Nijmegen of Nederland beperkt. Dames en heren,
een scharrelstudent “smaakt” beter dan een plofstudent. Zijn houding verdient de
voorkeur boven die van de fabrieksmatige plofstudent, ook als het scharrelen tot een
wat langer verblijf aan de universiteit leidt.
Circusdirecteur
Een maand of drie na mijn aantreden als rector vroeg een journalist naar mijn eerste
ervaringen. Mijn antwoord dat ik mij een soort circusdirecteur waande, viel verkeerd bij
de toenmalige woordvoerder van de universiteit, Willem Hooglugt. “Wil je dat nooit
4
meer zeggen!” sprak hij op licht vermanende toon. Ik moest de academische
waardigheid van het rectorsambt in ere houden. Ik heb zijn dringende advies gevolgd …
tot vandaag. Ik houd van het circus. Neem le Cirque du Soleil, waar jongleren, trapeze,
acrobatiek en clownerie op imposante, bijna magische wijze worden gecombineerd met
muziek, zang en dans. Ik houd nog meer van le Cirque de l’Académie, waar
wetenschappers en studenten in uiteenlopende disciplines alleen, maar vaak ook met
elkaar adembenemende prestaties leveren. De rol van de circusdirecteur is bescheiden,
hij regisseert en kondigt deze schitterende circusnummers aan. De directeur balanceert
niet op het koord hoog boven de grond, zwaait niet aan de trapeze en waagt zich ook
niet op de top van de menselijke piramide die psychologen, neurologen, linguïsten en
natuurwetenschappers hebben gebouwd. In le Cirque is de circusdirecteur, zoals in
andere circussen, tegelijkertijd de clown. Hij zorgt voor een lach, maar ook voor een
traan. Het zijn echter in de eerste plaats de wetenschappers en studenten - en dus niet
de bestuurders - die zorgen voor de kleurrijke successen van le Cirque de l’Académie.
Mijn bewondering voor hen is de afgelopen jaren alleen maar toegenomen en het is de
taak van de circusdirecteur de wetenschappelijke artiesten voordurend uit te dagen nog
spectaculairder te acteren en met de artiesten en de studenten te zorgen voor een
geweldige sfeer.
Radboudgezichten
Onze wetenschappelijke artiesten hebben in de afgelopen 91 jaar het beeld van onze
universiteit bepaald, zij vormen de “Radboud Gezichten”. Dat moet eenieder weten en
mogen wij niet vergeten. Die Radboud Gezichten tonen we vanaf vandaag op onze
website en op een informatiezuil in de Aula. Om te beginnen hebben we vijftig
hoogleraren geportretteerd die na de oorlog onze universiteit mede gemaakt hebben tot
wat ze nu is. Portretten van begaafde en bevlogen mannen en vrouwen op wie we trots
zijn.
Zoals van mijn leermeester en voorganger, de hoogleraar Burgerlijk Recht professor
Wim van der Grinten, een portret geschreven door professor Corjo Janssen
Of het portret van de hoogleraar Feminisme en Christendom Tine Halkes, geschreven
door professor Maaike de Hardt.
5
Als derde noem ik het portret van de hoogleraar Psycholinguïstiek Pim Levelt,
geschreven door zijn opvolger als directeur van het Max Planckinstituut professor Peter
Hagoort.
Het is de bedoeling dat deze portrettengalerij de komende jaren wordt aangevuld.
Dames en heren, onze wetenschappers en studenten kunnen zo prachtig acteren dankzij
mensen die minder op de voorgrond treden. Wat zou ons Cirque zijn zonder onze twee
clusters: het Cluster Ondersteuning waaraan Jef van de Riet leiding geeft en het Cluster
Facilitair waarover Antoine Fraaij de scepter zwaait. Ik zou hier graag alle onderdelen
van deze clusters noemen en dan natuurlijk ook de namen van de velen die mij zo
fantastisch hebben bijgestaan in de afgelopen jaren, maar dat kan nu niet. Ik hoop dat ik
afgelopen woensdag bij het interne afscheid aan de medewerkers van deze clusters heb
duidelijk gemaakt hoe dankbaar ik ben. Zonder hen had ik niet kunnen functioneren. Dat
geldt in het bijzonder voor twee persoonlijke assistentes, Hanneke Klerkx en Gonnie
Jakobs. Dank jullie wel! Van mijn wijze Groningse schoonvader leerde ik de uitdrukking
“als het nekje draait, draait het hoofdje mee”. Ik kan u verzekeren dat dit hoofdje in de
afgelopen jaren vaak is meegedraaid.
Le Cirque de l’Académie kent diverse directeuren, met verschillende rollen, zoals de
leden van het bestuur van de Stichting Katholieke Universiteit, de leden van de Raad van
Bestuur van het Radboudumc, de decanen en in het bijzonder de collegae van het college
van bestuur. Zij hebben mij een aangename tijd bezorgd, ruim zeven vette jaren,
waarvoor ik heel dankbaar ben.
Ik noem enkele circusdirecteuren bij naam in de wetenschap dat ik verschillende
ongenoemden tekort doe.
Roelof de Wijkerslooth en Anton Franken. Roelof, jij kwam in 2000 uit Den Haag waar je
directeur-generaal bij OCW was. Een circus kent een directeur, maar geen directeurgeneraal. Toch ben jij in le Cirque de l’Académie Nimégoise een beetje directeur-
generaal gebleven. De huidige koers van onze universiteit is mee door jou bepaald en dat
6
was en is een heel goede. Anton, jij kwam enkele jaren na mij als jonge hond - alles is
relatief - onze club versterken. Je positieve instelling en opgeruimde karakter droegen
bij aan de goede sfeer. Jullie beiden hebben mij steeds de ruimte gelaten die ik nodig had
en ik dank jullie nogmaals voor de warme, collegiale en vriendschappelijke
samenwerking.
Gerard Meijer en Wilma de Koning. Gerard, ik heb het nodige gedaan om jou als
voorzitter van het college van bestuur binnen te halen. Die moeite is meer dan beloond,
de Radboud Universiteit kan zich geen betere voorzitter wensen: een eminente
wetenschapper die innemend, overtuigend, doortastend en collegiaal acteert in de piste
van het circus. Wilma was en is de perfecte aanvulling op ons circusdirecteurenteam.
Wat mij betreft vormen wij het mooiste team dat ik mij kan wensen. En toch….
Dames en heren, ik heb regelmatig getwijfeld over wat mijn rol in de komende jaren zou
moeten zijn. Mijn verlangen om terug te keren naar de artiesten in en boven de piste
heeft de doorslag gegeven. Ik ben mij ervan bewust dat ik hard zal moeten trainen om
daar mijn kunsten te kunnen vertonen. Maar uitgedaagd door de studenten zal dat – met
wat vallen en opstaan - moeten lukken. Ik maak de oversteek naar de Faculteit der
Rechtsgeleerdheid in de wetenschap dat de universiteit een rector krijgt die met recht
“Magnificus” mag worden genoemd. Theo, volgens mijn onvolprezen voorganger Kees
Blom is het rectoraat het mooiste ambt van de wereld. Het is net zo mooi als dat van
circusdirecteur. Ik wens je heel veel succes en voldoening toe in je nieuwe rol. Datzelfde
geldt ook voor jou, Lily. Ik weet hoe belangrijk de rol van de echtgenote van de rector is.
Mijn goede wensen zal ik zo dadelijk met een boeket onderstrepen.
Hooggeëerd publiek, ik sta hier als een tevreden en dankbaar mens, maar dat kan ook
moeilijk anders met zo’n prachtig Cirque de l’Académie. Ik kan niet beter afsluiten dan
met de lijfspreuk van onze universiteit: in Dei nomine feliciter.
7