Dashboard Vorstschade op Rijkswegen Analyse van de winters 2012 t/m 2014 mei 2014 meldingen per km wegdektype 350 relatief aantal meldingen 300 250 200 2012 150 2013 2014 100 50 0 geen ZOAB ZOABDI ZOAB ZOAB+ ZOABTW ZOEAB type deklaag 1 Dashboard Vorstschade op Rijkswegen 2 Dashboard Vorstschade op Rijkswegen Colofon Uitgegeven door: Rijkswaterstaat (GPO) Informatie: Telefoon: Fax: P.M. Kuijper 088-7982287 Uitgevoerd door: P.M. Kuijper Opmaak: Datum: mei 2014 Status: Definitief Versienummer: 1.1 3 Dashboard Vorstschade op Rijkswegen Inhoudsopgave 0 1 Samenvatting................................................................................................ 5 Inleiding .......................................................................................................... 6 1.1 Doel..........................................................................7 1.2 Doelgroep..................................................................7 1.3 Leeswijzer .................................................................7 2 De winter ........................................................................................................ 7 3 De meldingen .............................................................................................. 10 4 De schade ..................................................................................................... 13 5 De reparaties .............................................................................................. 17 6 De onderzoeken ......................................................................................... 18 6.1 Vorstschade-indicatie ................................................ 18 6.2 Dooizout AKZO/Nobel ............................................... 23 6.3 Verjongingsmiddelen ................................................ 23 6.4 Onderzoek TU-Wageningen ........................................ 24 7 De files........................................................................................................... 24 8 Conclusies .................................................................................................... 25 9 Aanbevelingen ............................................................................................ 26 10 Literatuur .................................................................................................. 27 4 Dashboard Vorstschade op Rijkswegen 0 Samenvatting Door Rijkswaterstaat is in de winters 2012 t/m 2014 een database bijgehouden, waarin de gedurende die winters opgetreden vorstschade is geregistreerd. Dit rapport analyseert deze data in combinatie met de weergesteldheid. Uit het onderzoek blijkt, dat er regionaal grote verschillen in vorst/dooiwisselingen en hoeveelheden neerslag (mm) zijn. De aantallen vorst/dooiwisselingen in de winters 2012 t/m 2014 zijn, niet significant verschillend. De hoeveelheden neerslag zijn in de winter 2012 significant lager dan die in de winters 2013 en 2014. Het grote verschil tussen de winter 2014 en de winters 2009 t/m 2013 was, dat de winter 2014 een buitengewoon zachte winter was, terwijl die andere winters allemaal normale winters waren. Deze classificatie heeft dus niets te maken met het aantal vorst/dooiwisselingen, maar met de gemiddelde etmaaltemperatuur. Er zijn in de winter 2014 in totaal 225 meldingen in de database geregistreerd. In de winters 2012 en 2013 waren dat er respectievelijk 1255 en 3087. Volgens de classificatie van Hellmann was de afgelopen winter buitengewoon zacht. Er is geen enkel etmaal voorgekomen, waarvan de gemiddelde temperatuur onder het vriespunt lag. Hierdoor bedroeg het aantal schademeldingen deze winter slechts 7% van het aantal meldingen, dat in de winter 2013 is binnen gekomen. In de voorgaande normale winters is geconstateerd, dat er een matig verband is tussen het aantal keren, dat de temperatuur boven en onder het vriespunt komt. De relatie wordt zelfs nog iets beter, wanneer de hoeveelheid neerslag wordt meegenomen. De afgelopen buitengewoon zachte winter had echter een min of meer vergelijkbaar aantal vorst/dooiwisselingen als de voorgaande twee winters, maar de hoeveelheid schade was aanzienlijk minder. Om deze reden is er een definitie voor een vorst/dooiwisseling gekozen, die beter aansluit bij de waarnemingen; de temperatuur moet namelijk een aantal graden onder nul uitkomen, wil er schade optreden aan het asfalt. Er is een zeer sterk verband tussen het product van het aantal vorst/dooiwisselingen 1 en de hoeveelheid neerslag (mm). Indien het product groter is dan 2.000 is de kans op schademeldingen groot. Een risicovak lijkt een wegvak, waarbij over de breedte van de baan gezien, stroken van verschillende leeftijd voorkomen. Deze stelling dient de komende jaren verder onderbouwd te worden. Met behulp van een kaart is aan te geven op welke wegvakken, afhankelijk van het aantal vorst/dooiwisselingen en de hoeveelheid neerslag, er geen, geringe of een grote kans op vorstschade is. Deze kaart kan tweewekelijks ter beschikking gesteld worden aan de doelgroep van dit dashboard. De doelgroep bestaat uit RWS medewerkers van de afdelingen ICO en WG, die zich bezighouden met vorstschade, leden van het winterteam (communicatie) en de vorstschadecoördinatoren en weginspecteurs in de regio. In alle winters is geconstateerd dat veel schades binnen zeven jaar na aanleg optreden. Op veel van deze vakken rust mogelijk nog garantie. Bij ZOAB+ blijkt zelfs dat alle schadegevallen zijn ontstaan op wegvakken die nog niet ouder zijn dan zeven jaar. Dit komt, doordat ZOAB+ nog geen zeven jaar wordt toegepast. 1 Bij een dalende temperatuur wordt het passeren van een temperatuur van -5 ºC als vorstdooiwisseling geteld. Bij een stijgende temperatuur wordt het passeren van een temperatuur van 0 ºC als vorstdooiwisseling geteld. 5 Dashboard Vorstschade op Rijkswegen Aanbevolen wordt om het gedrag van ZOAB+ de komende winters nauwlettend in de gaten te houden. In de winter 2014 zijn bij Rijkswaterstaat geen schadeclaims ten gevolge van vorstschade aan het HWN ingediend. Het beeld van de inventarisatie van RWS over de toevoeging van AKZO/Nobel aan het dooizout sluit nog niet aan bij de claim van AKZO dat, als gevolg van gebruik van de toevoeging, vorstschade vermindert. Ook de eindrapportage ten aanzien van het effect van verjongingsmiddelen op het de winter doorhelpen van bepaalde wegvakken is nog niet gereed. Totdat hierover een eenduidige conclusie is getrokken, wordt terughoudendheid met het toepassen van deze middelen aanbevolen. De overall conclusie is, dat in relatie tot het totale oppervlak van het HWN, de vorstschade enorm meevalt. De grootste schadeomvang ten opzichte van het totale oppervlak van het HWN (0,01 %) werd in de winter 2014 veroorzaakt door rafeling. In 2013 bedroeg dit percentage 0,25 %. Het oppervlak aan open naden en aan gaten was in beide winters te laag om in een percentage uit te drukken (0,00 %). In 2014 hebben er geen files gestaan ten gevolge van vorstschade. In de winter 2013 werd slechts 0,5% van de filezwaarte in het laatste kwartaal van 2012 en het eerste kwartaal van 2013 veroorzaakt door vorstschade. Mede debet hieraan is de efficiënte wijze waarop RWS de reparaties van beschadigde wegvakken laat uitvoeren. Aanbevolen wordt, dat RWS een kostenafweging maakt over de inspanningen die verricht moeten worden om de relatief geringe omvang aan vorstschade en de relatief geringe invloed van de vorstschade op de filezwaarte te verbeteren. Dit mede gezien in het licht van de mogelijkheid, dat een groot deel van de schade op de aannemer verhaald kan worden. Bij een aantal wegendistricten is de registratie van vorstschade niet geregeld. Een brief over dit onderwerp gedurende het winterseizoen is niet voldoende. De verhardingsadviseurs van de afdeling ICO zetten dit onderwerp op de agenda voor hun jaarlijkse ronde langs de districten ten behoeve van de MJPV. Afhankelijk van de terugmelding zal een gerichte actie (bijvoorbeeld een brief of een kick-off) worden uitgezet. 1 Inleiding Het winterseizoen 2013-2014 (winter 2014) is ten einde. In dit dashboard wordt een overzicht gegeven van de meest opmerkelijke zaken uit het afgelopen winterseizoen. Waar mogelijk wordt een vergelijk gemaakt met de voorgaande winters 2012 en 2013. Een overzicht van de winters, de schadeclaims en de vorstschade vanaf 2009 is te vinden in bijlage 1. Opgemerkt wordt, dat de wijze van registreren van vorstschade in de periode 2009 tot heden de eerste drie jaren sterk heeft gevarieerd, zodat niet alles één op één met elkaar kan worden vergeleken. De vorstschades in de laatste drie jaren zijn aanmerkelijk beter met elkaar te vergelijken. De in dit dashboard gepresenteerde resultaten over de opgetreden winterschade en de uitgevoerde reparaties over de winters 2012 tot en met 2014 zijn afkomstig uit de vorstschadedatabase, onderdeel van de proefvakken en boorkernen database [4]. Deze database is in de winters 2013 en 2014 rechtstreeks gevuld door RWS medewerkers in de regio. Er heeft geen validatie van de ingevoerde data plaatsgevonden door GPO. De in dit dashboard genoemde gegevens over het weer zijn afkomstig van het KNMI en de gegevens over de files zijn afkomstig van VCNL. 6 Dashboard Vorstschade op Rijkswegen 1.1 Doel Het doel van het dashboard is tweeledig: 1. Grip krijgen op het fenomeen “vorstschade” door: a. Het verzamelen van feiten over het weer [1 t/m 3] b. Het verzamelen van feiten over vorstschade [4] c. Het verzamelen van feiten over files [5] d. Het verzamelen van feiten over schademeldingen [14] Op basis van de feiten over de laatste drie winters, worden conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan. 2. Bijhouden van data over de communicatie op het gebied van schadeclaims en vorstschade vanaf de winter 2009 (12). 1.2 Doelgroep Het dashboard vorstschade 2014 is bedoeld voor de RWS medewerkers van de afdelingen ICO en WG van GPO, die zich bezighouden met vorstschade, voor de leden van het winterteam ten behoeve van de communicatie, voor de vorstschade coördinatoren en weginspecteurs. 1.3 Leeswijzer De indeling van het dashboard is vrijwel gelijk aan die van vorig jaar. Paragraaf 2: In deze paragraaf worden de winters van 2012 t/m 2014 met elkaar vergeleken. De invloed van het weer is belangrijk, omdat er zonder vorst namelijk nooit sprake kan zijn van vorstschade. Paragraaf 3: In deze paragraaf worden analyses gedaan, op de in de vorstschadedatabase verzamelde meldingen over vorstschade. Paragraaf 4: In deze paragraaf worden de schades nader geanalyseerd op type wegdek en omvang. Paragraaf 5: In deze paragraaf wordt een analyse uitgevoerd op de uitgevoerde reparaties en de gekozen reparatiemethoden. Paragraaf 6: Op het gebied van vorstschade lopen diverse onderzoeken. In deze paragraaf worden de diverse onderzoeken besproken. Paragraaf 7: VCNL meldt gedurende het winterseizoen wekelijks de files, die zijn ontstaan ten gevolge van vorstschade. In deze paragraaf wordt een korte analyse op deze gegevens uitgevoerd. Elke paragraaf wordt afgesloten met een op feiten gebaseerde conclusie. 2 De winter Er is geen eenduidige definitie voor een winterseizoen te geven. Daarom is per onderzoek aangegeven over welke periode de data zijn verzameld. Zowel de winter 2012 als de winter 2013 (december, januari en februari) wordt door het KNMI op basis van de metingen bij het meetstation De Bilt geclassificeerd als een normale winter. De winter 2014 staat echter op een gedeelde tweede plaats in de rij van zachtste winters sinds 1706. De winter van 2014 wordt verder gekarakteriseerd als een zonnige winter, die aan de droge kant was [1a]. De winter 2013 wordt gekarakteriseerd als een vrij koude winter met een normale hoeveelheid zon en neerslag [1b]. De winter 2012 wordt gekarakteriseerd als een zachte, zonnige en vrij natte winter, met een opmerkelijke koudegolf in de eerste helft van februari [1c]. Deze typeringen van de winter betreffen het gemiddelde 7 Dashboard Vorstschade op Rijkswegen beeld van Nederland (De Bilt) gedurende de drie wintermaanden december, januari en februari. Het vorstschade registratieseizoen loopt van begin november tot eind maart. Om deze langere periodes met elkaar te kunnen vergelijken zijn de Hellmann Koudegetallen [3] bekeken, die voor dezelfde periode gelden. De winter 2014 krijgt het getal 0 en staat daarmee op de laatste plaats in de Hellmann top 114. Het koudegetal 0 geeft aan, dat er gedurende de periode 1 november 2013 t/m 31 maart 2014 geen enkel etmaal is voorgekomen, waarvan de gemiddelde temperatuur beneden het vriespunt heeft gelegen en wordt dan ook geclassificeerd als buitengewoon zacht. Het is in de afgelopen 114 jaar niet eerder voorgekomen, dat een winter het getal 0 heeft gescoord. De winters 2012 en 2013 kregen de getallen 88,4 en 73,2 en worden daarmee geclassificeerd als normale winters. Voor een vergelijking met eerdere winters wordt verwezen naar bijlage 1. Ook de Hellmann getallen gelden voor het gemiddelde beeld van Nederland (De Bilt). Om een wat genuanceerder weerbeeld te kunnen geven, zijn de weergegevens over de periode 1 oktober tot en met 31 maart [2] van een zevental weerstations, De Kooy, De Bilt, Lelystad, Hoogeveen, Vlissingen, Eindhoven en Maastricht, met elkaar vergeleken. In bijlage 2 (tabel 2) is voor de winters 2012 t/m 2014 het aantal vorst/dooiwisselingen op 0,10 m boven het maaiveld weergegeven. Deze vorst/dooiwisselingen zijn grafisch weergegeven in figuur 1: vorstdooiwisselingen op 0,10 m boven maaiveld 45 40 35 30 25 2012 aantal 20 2013 2014 15 10 5 0 De Kooij De Bilt Lelystad Hoogeveen Vlissingen Eindhoven Maastricht meetstation Figuur 1: Aantal vorst/dooiwisselingen op 0,10 m boven maaiveld Tevens zijn de hoeveelheden neerslag in de drie winters met elkaar vergeleken. Het resultaat is per meetstation weergegeven in bijlage 2 (tabel 3). neerslag in winters 2012 t/m 2014 500 450 400 350 300 neerslag (mm) 250 2012 200 2013 150 2014 100 50 0 De Kooij De Bilt Lelystad Hoogeveen Vlissingen Eindhoven Maastricht meetstation Figuur 2: Hoeveelheid neerslag 8 Dashboard Vorstschade op Rijkswegen Uit het dashboard van 2013 [10] is gebleken, dat er een matige correlatie was tussen enerzijds het aantal geregistreerde gaten en anderzijds het product van de vorst/dooiwisselingen en de hoeveelheid neerslag in mm. In figuur 3 zijn per jaar deze producten grafisch weergegeven. product vorstdooiwisselingen x neerslag in winters 2012 t/m 2014 20000 18000 16000 14000 12000 product (mm) 10000 2012 8000 2013 6000 2014 4000 2000 0 De Kooij De Bilt Lelystad Hoogeveen Vlissingen Eindhoven Maastricht meetstation Figuur 3: Product vorst/dooiwisselingen x hoeveelheid neerslag In bijlage 10 is een statistische analyse uitgevoerd, waarin de drie variabelen in de drie winters zijn vergeleken. Uit deze analyse blijkt, dat het aantal vorst/dooiwisselingen en het product van dit aantal met de hoeveelheid neerslag in de periode 1 oktober t/m 31 maart over de jaren 2012 t/m 2014 niet significant verschilde. Uit de analyse blijkt verder, dat de hoeveelheden neerslag in de periode 1 oktober t/m 31 maart van de winter 2012 significant lager waren dan die in de winters 2013 en 2014. De winters 2013 en 2014 verschilden qua hoeveelheid neerslag niet significant van elkaar. Regionaal zijn er grote verschillen in vorst/dooiwisselingen en hoeveelheden neerslag. De aantallen vorst/dooiwisselingen in de winters 2012 t/m 2014 zijn niet significant verschillend. De hoeveelheden neerslag zijn in de winters 2012 t/m 2014 wel significant verschillend. De winter 2014 was een buitengewoon zachte winter, terwijl de winters 2009 t/m 2013 normale winters waren. Deze classificatie heeft niets te maken met het aantal vorst/dooiwisselingen, maar met de gemiddelde etmaaltemperatuur. 9 Dashboard Vorstschade op Rijkswegen 3 De meldingen In de winter 2014 is gebruik gemaakt van dezelfde database om de schademeldingen te registreren als in de winters 2012 en 2013. Vanaf de winter 2014 is het mogelijk om naast de rapportagetool van de vorstschadedatabase aanvullend een aantal grafieken uit dit dashboard te genereren. Het betreft de grafieken in de figuren 4 t/m 9, 12 en 13 en tabel 3 uit bijlage 6. Met behulp van de rapportagetool van de database zijn regelmatig overzichten gegenereerd en verspreid naar de communicatiemedewerkers bij Verkeer en Watermanagement (VWM). Mede op basis van deze resultaten is er een tweewekelijks wintermemo opgesteld voor de Directeur-Generaal. Een afschrift van dit memo is onder andere verstuurd naar de medewerkers van de regionale diensten. De definitieve rapportages over de winters 2012 t/m 2014 zijn in bijlage 3 weergegeven. In totaal zijn er in de periode van 1 november 2013 tot en met 31 maart 2014 225 meldingen binnengekomen. In de winters 2012 en 2013 waren dat er respectievelijk 1255 en 3087. Het aantal schademeldingen in 2014 was 7% van het aantal schademeldingen in de winter 2013. In figuur 4 zijn de aantallen meldingen uit de beide seizoenen (periode november t/m mei) met elkaar vergeleken. aantal meldingen gedurende winterseizoen 500 450 aantal meldingen per week 400 350 300 250 2012 2013 200 2014 150 100 50 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 tijd (weken vanaf start winterseizoen) Figuur 4: Vergelijk aantallen meldingen Uit figuur 4 blijkt duidelijk, dat het aantal schademeldingen in de winter 2014 aanzienlijk minder was dan in de twee voorgaande winters. Dit is grotendeels te verklaren door de buitengewoon zachte winter. Door middel van een enquête is bij de wegendistricten nagegaan of de vorstschade invoer goed geregeld is. Men kreeg de volgende keuzemogelijkheden: Ja: Bij ons in de regio is alles goed geregeld. Als er vorstschade is, dan staat die in de vorstschadedatabase. Is er geen vorstschade waargenomen, dan is de database niet gevuld. Nee: Bij ons in de regio is de invoer van de vorstschade niet goed geregeld. Er is wel vorstschade waargenomen, maar het is onduidelijk wie dat moet invoeren. Misschien: Gelukkig hebben wij nog geen vorstschade, maar was die er wel geweest, dan was het niet duidelijk wie die had moeten invoeren. Het resultaat van de enquête is in figuur 5 weergegeven. 10 Dashboard Vorstschade op Rijkswegen Invoer vorstschade geregeld? 9% 9% ja nee misschien onbekend 18% 64% Figuur 5: Invoer vorstschade door wegendistrict Uit figuur 5 blijkt dat, ondanks de brief van het afdelingshoofd WG van GPO [11] niet bij alle districten de vorstschaderegistratie goed is geregeld. Dit verdient extra inspanning voor het volgende winterseizoen. In figuur 6 is het genormeerde aantal meldingen per district voor de winters 2012 t/m 2014 met elkaar vergeleken. Met normering wordt bedoeld, dat het aantal meldingen is gedeeld door het aantal lengte kilometers van de hoofdrijbaan van het betreffende district (bijlage 9) maal 100. Genormeerd aantal meldingen per district 250 meldingen (aantal) 200 150 2012 2013 2014 100 50 Friesland Groningen Drenthe Veluwe Twente en Achterhoek ArnhemNijmegen Zwolle sHertogenbosch Eindhoven Breda St.Joost Venlo Zeeland Utrecht Zuid-Hollandse Waarden Rijnmond Haaglanden Amsterdam Alkmaar Flevoland en Afsluitdijk 0 ditrict (naam) Figuur 6: Meldingen per district In vergelijking met de voorgaande winters valt het op, dat er maar in een beperkt aantal districten vorstschade is gemeld. Dat in sommige districten geen vorstschade is gemeld, komt omdat daar de vorstschaderegistratie niet was geregeld. 11 Dashboard Vorstschade op Rijkswegen Tot de winter 2012 is steeds geconstateerd dat de vorstschade veelal optreedt in oudere wegvakken. In de figuren 7 t/m 9 is het procentuele aantal schademeldingen uitgezet tegen het aanlegjaar van het betreffende wegvak. Figuur 7: Vorstschademeldingen 2012 in relatie tot leeftijd en type deklaag. Figuur 8: Vorstschademeldingen 2013 in relatie tot leeftijd en type deklaag Figuur 9: Vorstschademeldingen 2014 in relatie tot leeftijd en type deklaag 12 Dashboard Vorstschade op Rijkswegen Een verklaring van de gebruikte afkortingen is gegeven in bijlage 4. In bijlage 5 is het procentuele aantal meldingen per jaar per verhardingstype vermeld. Uit figuur 9 blijkt, dat na de winter 2014 veel vakken in de periode tussen 2014 en 2007 schade hebben vertoond. Hier wordt in paragraaf 4 nader op ingegaan. Er zijn in de winter 2014 in totaal 225 meldingen in de database geregistreerd. In de winters 2012 en 2013 waren dat er respectievelijk 1255 en 3087. Een groot deel van de schades treedt binnen 7 jaar na aanleg op. Bij een aantal wegendistricten is de registratie van vorstschades niet geregeld. 4 De schade In figuur 10 is voor 2012 t/m 2014 het aantal kilometers rafeling en openstaande naden en het aantal gaten weergegeven. De gebruikte gegevens zijn vermeld in bijlage 3. Figuur 10: Schadebeelden Uit figuur 10 blijkt dat ten gevolge van de buitengewoon zachte winter, de hoeveelheid schade enorm is afgenomen. 13 Dashboard Vorstschade op Rijkswegen Figuur 11: Schademeldingen, afhankelijk van type deklaag. In figuur 11 is per type deklaag het aantal schades gemeld. Het is duidelijk, dat op ZOAB-deklagen de meeste schademeldingen zijn voorgekomen. Dit is ook logisch, omdat ZOAB het meest voorkomende deklaagmengsel is. Er ligt momenteel bijvoorbeeld ruim twee keer zoveel ZOAB als ZOAB+. In figuur 12 is het percentage schademeldingen gerelateerd aan de procentuele lengte (km) van het betreffende mengseltype. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen het totaal aan niet geluidreducerende bitumineuze deklagen en een aantal typen geluidreducerende deklagen. Het relatieve aantal meldingen is als volgt berekend: Rn = ((Mn/Mt)/(Kn/Kt)), waarin = = = = = Relatief aantal meldingen van deklaagtype n Aantal meldingen van deklaagtype n Totaal aantal meldingen Aantal kilometers van deklaagtype n [9] Totale aantal kilometers deklaag [9] meldingen per km wegdektype 6 relatief aantal meldingen Rn Mn Mt Kn Kt 5 4 2012 3 2013 2 2014 1 0 geen ZOAB ZOABDI ZOAB ZOAB+ ZOABTW ZOEAB type deklaag Figuur 12: Aantal schademeldingen per kilometer. 14 Dashboard Vorstschade op Rijkswegen Uit figuur 12 blijkt, dat de meeste relatieve schademeldingen voorkomen op ZOABDI (DGD). Ten opzichte van 2013 is de schade op dit mengseltype verdubbeld. Vervolgens worden de meeste relatieve schademeldingen gedaan op ZOEAB. Het aantal schademeldingen op dit type deklaag is in vergelijking met de winters 2012 en 2013 echter met 2/3 afgenomen. Op ZOAB wordt nauwelijks meer vorstschade waargenomen dan op de “geen ZOAB” deklagen. Het gedrag van ZOAB+ en tweelaags ZOAB (ZOABTW) is aanmerkelijk beter dan van het normale ZOAB, alhoewel er bij ZOABTW duidelijk een stijgende trend in het aantal schademeldingen is waar te nemen. Een belangrijke vraag is nu welk type deklaag de meeste problemen heeft. Onder probleem wordt in dit geval een wegvak verstaan, dat binnen relatief korte tijd bezwijkt. Onder een korte tijd wordt de nominale garantietermijn verstaan. Er is niet nagegaan of op alle wegvakken met schade daadwerkelijk garantie rust. De nominale garantietermijnen zijn weergegeven in tabel 1. Tabel 1: Nominale garantietermijn. Type deklaag Nominale garantietermijn Geen ZOAB ZOAB ZOAB+ ZOABTW ZOABDI (DGD) ZOEAB 7 7 7 5 5 2 jaar jaar jaar jaar jaar jaar De formule voor het bepalen van de zogenoemde “probleemwaarde” van een bepaald type deklaag is: Pn = (Nb/Ln)/(Nt/Ln), waarin Pn Nb Nt Ln = = = = Probleemwaarde van deklaagtype n Aantal gaten binnen de nominale garantietermijn van deklaagtype n Totaal aantal gaten op deklaagtype n Totale lengte van deklaagtype n [9] Het resultaat van deze bewerking is per deklaagtype weergegeven in figuur 13. probleemwa arde probleemwaarde per deklaagtype 1,00 0,80 0,60 0,40 0,20 0,00 2012 2013 2014 geen ZOAB ZOABDI ZOAB ZOAB+ ZOABTW ZOEAB Figuur 13: Probleemwaarde per deklaagtype Uit deze figuur 13 blijkt, dat vooral ZOAB+ ten opzichte van ZOAB een hoge probleemwaarde heeft. Dit komt vooral door het feit, dat alle aangelegde wegvakken met ZOAB+ jonger zijn dan 7 jaar. ZOAB+ zal steeds meer het traditionele ZOAB gaan vervangen vanwege de verwachte langere levensduur. De 15 Dashboard Vorstschade op Rijkswegen schadeontwikkelingen op ZOAB+ dienen de komende winters dan ook nauwlettend in de gaten te worden gehouden. Ook ZOABDI heeft een hoge probleemwaarde. Verder valt de stijgende trend op in de probleemwaarde van de deklagen die geen ZOAB zijn (DAB, DAD, EAB, OAB en SMA). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de weglengte van dit type mengsels (de factor Ln in de formule) in 2014 aanzienlijk is afgenomen ten opzichte van 2012 en 2013. De in 2013 gesignaleerde sterke stijging bij ZOABTW heeft zich in 2014 niet voortgezet. De database biedt de invoerders van vorstschade de mogelijkheid om in het opmerkingenveld nadere informatie te geven. In figuur 14 is weergegeven met welk percentage van het aantal meldingen iets is vermeld met een opmerking over markeringen en over voegovergangen. Procentueel gezien is dit type meldingen ten opzichte van de winter 2013 iets toegenomen. Figuur 14: Resultaten uit opmerkingenveld database. Tot slot rijst de vraag, hoe groot de omvang van de schade is in relatie tot het gehele areaal. De lengte van het HWN bedraagt in 2014 7500 km en het oppervlak bedraagt 90 km2. In bijlage 8 is vermeld hoe de relatieve schade ten opzichte van het totale areaal is berekend. In de onderstaande tabel 2 zijn de drie schadevormen uitgedrukt als percentage van het totale HWN-areaal. Tabel 2: Omvang schade Schadevorm km Rafeling 2,605 Open naden 0,599 Gaten 0,209 lengte km2 0,009 0,000 0,000 7500 km 0,03 0,01 0,00 % van 90 km2 0,01 0,00 0,00 Uit de tabel blijkt, dat de diverse schadevormen nauwelijks in percentages zijn uit te drukken. 16 Dashboard Vorstschade op Rijkswegen Er is geen overzicht van de schades die in de zomer zijn ontstaan. Het is dan ook niet mogelijk om de winterschade (vorstschade) in verhouding te zetten tot de zomerschade (zie aanbeveling 5). De schade aan het wegdek heeft in 2014 niet tot schadeclaims geleid. In 2013 en 2012 zijn er respectievelijk 543 en 16 schadeclaims geregistreerd (bijlage 1). Ten gevolge van de buitengewoon zachte winter bedraagt de hoeveelheid schade slechts 7% van die van vorig jaar. De totale omvang van de schade in de winter 2014 is verwaarloosbaar ten opzichte van het totale areaal. In vergelijking met ZOAB is de probleemwaarde bij ZOAB+ aanzienlijk hoger. Alle schades op ZOAB+ vallen momenteel nog binnen een periode van zeven jaar na aanleg. Er zijn in 2014 geen schadeclaims ten gevolge van vorst bij RWS ontvangen. 5 De reparaties In figuur 15 is aangegeven welke reparatietechnieken zijn toegepast. Figuur 15: Diverse toegepaste reparatiemethoden. Opvallend is, dat in de database in de winter 2012 in bijna een kwart van de gevallen, in de winter 2013 in bijna de helft van de gevallen en in 2014 in bijna driekwart van de schadegevallen geen reparatiemethode is aangegeven (onbekend). Er wordt op dit moment (zeker voor de winter 2014) vanuit gegaan, dat de schade zodanig is geweest, dat het niet noodzakelijk was om een nood- of spoedreparatie uit te voeren. De reparatie is dan opgenomen in de onderhoudsplanning voor het komende jaar. Of dit ook voor de winters 2012 en 2013 geldt, is niet met zekerheid te zeggen. Mogelijk heeft in die winters het wegendistrict verzuimd om een reparatiedatum en een reparatiemethode aan te geven. Een mogelijke verklaring hiervoor is, dat er verschillende personen 17 Dashboard Vorstschade op Rijkswegen verantwoordelijk zijn voor het vullen van de database. Een goede voorlichting ten aanzien van dit punt is noodzakelijk. Bij deze voorlichting behoort tevens het aangeven van het nut van het invullen van deze gegevens. Doordat op dit punt veel informatie ontbreekt, wordt geen nadere analyse naar trends in de reparatiemethoden gedaan. Net als in het vorige winterseizoen heeft RWS ernaar gestreefd om de winterschade met zo min mogelijk hinder voor de weggebruikers te herstellen, door onderscheid te maken in noodreparaties (direct repareren), spoedreparaties (binnen 24 uur, dus op een rustig moment repareren) en uitstel van reparatie tot na de winter [6]. In de database is voor de winter 2014 voor ruim 75 procent van het aantal schades geen reparatiemethode aangegeven. Deze vakken zijn opgenomen in de onderhoudsplanning. 6 De onderzoeken 6.1 Vorstschade-indicatie In tabel 3 is een aantal wegendistricten gekoppeld aan een weerstation: Tabel 3: overzicht wegendistrict en weerstation. Weerstation Wegendistrict 2 De Kooy Alkmaar (WNN-N) De Bilt Utrecht (MN-Z) Lelystad Flevoland en Afsluitdijk (MN-N) Hoogeveen Groningen-Drenthe (NN-O) Vlissingen Zeeland (ZD-N en ZD-Z) Eindhoven Eindhoven (ZN-M) Maastricht St. Joost (ZN-ZO) Deze koppeling maakt het mogelijk om nader in te zoomen op mogelijke relaties tussen het aantal gaten dat per regio is gemeld en het regionale weerbeeld. Om vorstschade te krijgen zijn twee dingen nodig, namelijk vorst/dooiwisselingen en water [8]. Op basis van de twee normale winters 2012 en 2013 is in het vorige dashboard [10] het verband bepaald tussen het aantal genormeerde gaten per regio en het product van de vorst/dooiwisselingen op een hoogte van 0,10 m met de cumulatieve neerslag (zie bijlage 2). Uit figuur 1 op bladzijde 7 en bijlage 10 van dit dashboard blijkt, dat ondanks dat de winter 2014 te boek staat als een buitengewoon zachte winter, het aantal vorst/dooiwisselingen in de winter 2014 niet significant verschilde van het aantal vorst/dooiwisselingen in de normale winters. Aangezien het aantal schademeldingen echter significant minder was, moeten er andere factoren een rol te spelen bij het ontstaan van vorstschade. In de winters 2012 en 2013 is een vorstdooiwisseling gedefinieerd als iedere keer dat op een hoogte van 0,10 m boven het maaiveld de 0 ºC grens wordt gepasseerd (methode 5 uit bijlage 2). Deze temperatuur wordt vier keer per etmaal gemeten, namelijk om 6, 12, 18 en 24 uur [2b]. De laagste van deze vier temperaturen wordt opgenomen in het overzicht met de daggegevens [2a]. In tabel 4 is in de kolom “Methode 1” het product weergegeven van deze aantallen vorst/dooiwisselingen met de hoeveelheid neerslag. Het resultaat is weergegeven in figuur 16. In deze tabel zijn voor de winter 2014 de resultaten van de districten Groningen en Eindhoven niet meegenomen, omdat Eindhoven door middel van de enquête 2 Tussen haakjes is de nieuwe districtsaanduiding vermeld. 18 Dashboard Vorstschade op Rijkswegen heeft aangegeven, dat de vorstschaderegistratie in 2014 niet was geregeld. Vanuit Noord-Nederland is helemaal niet gereageerd op de enquête. Tabel 4: Product vorst/dooiwisselingen x neerslag (mm), afhankelijk van keuze minimum en maximum temperatuur. Methode 1 Methode 2 Product bij Product bij Winter min ≤ 0 ºC en min < -5 ºC en district gaten per 100 km max > 0 ºC max > 0 ºC 2012 9.270 1.854 Alkmaar 57 Utrecht 2012 89 Flevoland 2012 31 Groningen 2012 40 Zeeland 2012 2 Eindhoven 2012 7 St. Joost 2012 7 Alkmaar 2013 102 Utrecht 2013 224 Flevoland 2013 119 Groningen 2013 75 Zeeland 2013 85 Eindhoven 2013 191 St. Joost 2013 82 Alkmaar 2014 26 Utrecht 2014 22 Flevoland 2014 0 Zeeland 2014 0 St. Joost 2014 0 13.280 12.893 9.012 1.899 12.780 6.754 13.019 18.140 14.324 7.879 7.757 13.129 9.794 13.120 16.470 12.690 0 7.792 2.724 2.036 2.080 633 2.072 1.126 3.551 8.206 5.477 3.611 970 5.471 4.897 395 2.984 0 0 0 In figuur 16 is het aantal genormeerde gaten (gaten per 100 km) uitgezet tegen het product, bepaald volgens methode 1. In figuur 17 is dit gedaan voor het product, bepaald volgens methode 2. 19 Dashboard Vorstschade op Rijkswegen Winters 2012 t/m 2014 genormeerd aantal gaten (n) 250 200 y = 4E-07x 2 + 0,0013x R2 = 0,3 150 100 50 0 0 5.000 10.000 15.000 20.000 vorstdooiwisselingen x neerslag Figuur 16: Verband tussen aantal gaten per 100 km weglengte en het product van het aantal vorst/dooiwisselingen met de cumulatieve hoeveelheid neerslag volgens methode 1. Uit de het vorige dashboard [10] blijkt, dat het verband gebaseerd op de winters 2012 en 2013 een determinatiecoëfficiënt had van 0,46. Hiermee werd het verband aangeduid als matig. Toevoegen van de gegevens over 2014 levert een determinatiecoëfficiënt (R2) van 0,30 op. Het verband wordt in dat geval nog steeds matig genoemd [7], maar de hoeveelheid verklaarde variantie is nu nog maar 30%. Het hanteren van dit model gaf in de winter 2014 onjuiste uitspraken. Er ontstond geen vorstschade, terwijl dit volgens het model wel had gemoeten. Het vermoeden ontstond, dat ook dat de diepte van de temperatuur onder 0 ºC van invloed is op de schadevorming. Er is nagegaan of de methoden 1 en 6 uit bijlage 2 een beter resultaat geven. Dit bleek niet het geval. Vervolgens is een nieuw criterium bedacht. Zodra de temperatuur onder de -5 ºC komt, wordt dit als een vorst/dooiwisseling geteld. Wanneer de temperatuur weer boven de 0 ºC komt treedt de volgende vorst/dooiwisseling op. De vorst/dooiwisselingen zijn bepaald aan de hand van de grafieken in bijlage 2. Het resultaat is vermeld in tabel 4 in de kolom “Methode 2” en grafisch weergegeven in figuur 17. 20 Dashboard Vorstschade op Rijkswegen Winters 2012 t/m 2014 250 genormeerd aantal gaten (n) y = 0,0247x R2 = 0,7859 200 150 100 50 0 0 2.000 4.000 6.000 8.000 10.000 vorstdooiwisselingen x neerslag Figuur 17: Verband tussen aantal gaten per 100 km weglengte en het product van het aantal vorst/dooiwisselingen met de cumulatieve hoeveelheid neerslag volgens methode 2. De interpretatiekracht van het verband is zeer sterk [7]; de verklaarde variantie is 79 %. Met dit model is een betere schatting te maken op de kans op vorstschade (zie tabel 5). Tabel 5: Kans op vorstschade (gaten) Product < 20 20 - 2000 2000 - 4000 > 4000 Kans op vorstschade Geen Gering (< 50 gaten/100 km) Groot (50 tot 100 gaten/100 km) Zeer groot (> 100 gaten/100km) Tabel 5 houdt geen rekening met de kwaliteit van het asfalt. Vorstschade zal vooral optreden op de plekken waar de omstandigheden gunstig zijn voor vorstschade. Het is dan ook belangrijk om deze risicovolle plekken te herkennen. In het vorige dashboard werd beschreven, dat er in het beste geval een match van 20% was tussen de vooraf benoemde risicovakken en de locaties waar daadwerkelijk schade is opgetreden. De conclusie was, dat de definitie van een risicovak onvoldoende was [10]. Uit het onderzoek van InfraQuest [8] is gebleken, dat vorstschade vooral op treedt in de gevallen, waarbij het in het asfalt aanwezige water niet weg kan. Deze situatie ontstaat vooral op die wegvakken, waar over de breedte van de rijbaan stroken met verschillende aanlegdatums voorkomen. Een voorbeeld van een dergelijke situatie is de vervanging van een rechter rijstrook, waarbij de oude vluchtstrook blijft liggen. In figuur 18 zijn voor de winter 2014 deze vakken 21 Dashboard Vorstschade op Rijkswegen weergegeven. Tevens geven de gekleurde cirkels in het figuur de kans op vorstschade (volgens het model uit figuur 17) aan. Door op de figuur te klikken (CTRL+KLIK) wordt een gedetailleerde kaart verkregen. Figuur 18: Verband vorstschade en verschillende aanlegdatum rijstroken. Uit figuur 18 blijkt een redelijke match. De meeste vorstschade wordt waargenomen op de locaties waar baanbreed gezien stroken voorkomen met verschillende aanlegdatums en waar het product uit tabel 5 aangeeft dat er een kans op vorstschade is. Uiteraard zijn er altijd een aantal uitzonderingen, die de regel bevestigen. Het betreft in dit geval een aantal vakken op de A2 rond de kilometer 40 tot 50 en rond kilometer 85, waar over het algemeen ZOABTW ligt, dat is aangelegd in 2010. Een andere locatie die niet in het beeld past, is de A8 rond kilometer 5 (ZOAB) en rond kilometer 10 (ZOABDI), beiden aangelegd in 2008. Deze vakken zouden nader bestudeerd kunnen worden. Evenzo is het mogelijk om met behulp van statistische analyses het model nader uit te werken. In hoeverre deze acties daadwerkelijk moeten gebeuren is 22 Dashboard Vorstschade op Rijkswegen afhankelijk van de verdere inspanning, die Rijkswaterstaat op dat gebied wil leveren. Er is een zeer sterk verband tussen het product van het aantal vorst/dooiwisselingen 3 en de hoeveelheid neerslag (mm) en de kans op vorstschade. Indien het product groter is dan 2.000 is de kans op schademeldingen groot. Een risicovak lijkt een wegvak, waarbij over de breedte van de baan gezien, stroken van verschillende leeftijd voorkomen. Deze stelling dient de komende jaren verder onderbouwd te worden. 6.2 Dooizout AKZO/Nobel Met AKZO wordt in het kader van het Innovatie Test Centrum (ITC) van Rijkswaterstaat een proef gedaan met een toevoeging aan strooizout. Claim is dat het middel ervoor zorgt dat minder vorstschade optreedt. Vóór opname in het ITC werden hiermee al proeven gedaan in samenwerking met RWS en in onder andere Zweden, Denemarken, Oostenrijk. De eerste proef in samenwerking met RWS is gedaan op rijksweg 58 in Zeeland. Tabel 6: Locatie proef met dooizout AKZO/Nobel Rijbaan Hm van Hm tot m 1HRL 126,6 170,6 44,0 1HRR 128,8 170,4 41,6 m 11,1 15,8 aanlegjaar 1998-2005 1998-2006 AKZO heeft voor het vaststellen van schade voor en na het strooiseizoen het bureau Heller uit Darmstadt in de arm genomen. Heller werkt met inspecties vanaf videobeelden. Op basis van de waarnemingen stelt Heller vast dat de toename van rafeling in het strooiseizoen 50 tot 80% minder is op de met het middel van AKZO behandelde wegvakken. Het overgrote deel van de verminderde schadetoename is volgens de waarnemingen van Heller in het gedeelte van geen tot lichte schade. Door weginspecteurs van RWS wordt vorstschade gerapporteerd. Zij hebben een andere focus dan Heller. De weginspecteurs wordt gevraagd schade te rapporteren die gevaar kan opleveren voor het verkeer. De waarnemingen en meldingen van vorstschade door weginspecteurs van RWS betreffen dan ook de schadeklasse matig en ernstig. Het beeld van de inventarisatie van RWS sluit voorlopig dan ook niet aan bij de claim van AKZO dat, als gevolg van gebruik van de toevoeging, vorstschade vermindert. 6.3 Verjongingsmiddelen Vanaf 2010 is geëxperimenteerd met LVO-middelen met verjongingscomponent op asfalt. In bijlage 7 is een overzicht gegeven van de proefvakken waarop verjongingsmiddelen zijn toegepast om deze wegvakken de winter door te helpen. Voor de zomer van 2014 vinden de laatste inspecties van een aantal vakken plaats. Hierna worden de resultaten gerapporteerd. De ontwikkelingen worden nauwlettend gevolgd. 3 Bij een dalende temperatuur wordt het passeren van een temperatuur van -5 ºC als vorstdooiwisseling geteld. Bij een stijgende temperatuur wordt het passeren van een temperatuur van 0 ºC als vorstdooiwisseling geteld. 23 Dashboard Vorstschade op Rijkswegen 6.4 Onderzoek TU-Wageningen Bij de TU-Wageningen loopt een onderzoek naar de relatie tussen vorstschade en het aantal vorst/dooiwisselingen, de hoeveelheid vocht, de hoeveelheid dooizout en de verkeersbelasting. Het doel van het onderzoek is om meer grip te krijgen op de veroorzakers van vorstschade. Het resultaat moet een geavanceerder model zijn, dan de nu gehanteerde vorstschade-indicatie van Rijkswaterstaat, zoals is beschreven in paragraaf 6.1. Hiertoe zijn een aantal wegvakken geselecteerd, waarvan de vorstschade is geregistreerd in de database van Rijkswaterstaat. De selectie is weergegeven in tabel 4 en bestaat uit wegvakken met een (Nederlandse) zee- en landklimaat, en een hoge en lage verkeersintensiteit. Vanuit het gladheidmeldsysteem wordt zeer frequent informatie verkregen over het aantal vorstdooi wisselingen en of het wegdek nat of droog was en of er dooizout aanwezig was. Tabel 4: Geselecteerde wegvakken. Het onderzoek wordt in september/oktober 2014 afgerond. De (concept)rapportage wordt de komende maanden vergeleken met de in dit dashboard weergegeven bevindingen. 7 De files In het dashboard 2013 [10] is geconcludeerd, dat de totale filezwaarte ten gevolge van vorstschade in de winter 2013 23.859 km.min bedroeg. Dit was slechts 0,5% van de totale filezwaarte in dat seizoen. In de winter 2014 zijn geen files ten gevolge van vorstschade gemeld. Vorstschade (en de bijbehorende verkeershinder) lijken vooral te ontstaan op wegvakken, waar baanbreed gezien stroken van verschillende leeftijd voorkomen. Dit is het logische gevolg van het onderhoudsregiem van Rijkswaterstaat. Volgens dit regiem wordt bij ZOAB na circa 10 jaar eerst de rechter rijstrook vervangen, waarna na nog eens 5 jaar baanbreed onderhoud plaatsvindt. De door RWS gekozen onderhoudsstrategie leidt nauwelijks tot extra files, zelfs niet in normale winters. 24 Dashboard Vorstschade op Rijkswegen 8 Conclusies Overall conclusie: In relatie tot het totale oppervlak van het HWN, valt de vorstschade enorm mee. De grootste schadeomvang ten opzichte van het totale oppervlak van het HWN (0,01 %) wordt in de winter 2014 veroorzaakt door rafeling. In 2013 bedroeg dit percentage 0,25 %. Het oppervlak aan open naden en aan gaten is in beide winters niet in een percentage uit te drukken (0,00 %). In 2014 hebben er geen files gestaan ten gevolge van vorstschade. In de winter 2013 werd slechts 0,5% van de filezwaarte in het laatste kwartaal van 2012 en het eerste kwartaal van 2013 veroorzaakt door vorstschade. Mede debet hieraan is de efficiënte wijze waarop RWS de reparaties van beschadigde wegvakken uitvoert. Naast de overall conclusie wordt er een flink aantal deelconclusies getrokken. 1. Zowel de winter van 2012 als die van 2013 worden op basis van het koudegetal van Hellmann geclassificeerd als een “normale winter”. De winter 2014 wordt op basis van het koudegetal echter als een buitengewoon zachte winter geclassificeerd. Deze uitspraken zijn gebaseerd op de waarnemingen van De Bilt, die een gemiddeld beeld van Nederland geven. Regionaal zijn er grote verschillen in het aantal vorst/dooiwisselingen en de hoeveelheden neerslag. Het gemiddelde aantal vorst/dooiwisselingen (rond de 0 ºC) in de winters 2012 t/m 2014 is statistisch niet significant verschillend. De gemiddelde hoeveelheden neerslag zijn in de winters 2012 t/m 2014 wel significante verschillend. 2. Ten gevolge van de buitengewoon zachte winter bedraagt het aantal schademeldingen in 2014 slechts 7 % van het aantal meldingen, dat in de winter 2013 is binnen gekomen. In de winter 2014 zijn er 225 meldingen in de vorstschadedatabase geregistreerd. In de winters 2013 en 2012 waren dat er respectievelijk 3087 en 1255. 3. Bij een aantal wegendistricten is de registratie van vorstschade niet geregeld. Een brief over dit onderwerp gedurende het winterseizoen is niet voldoende (zie aanbeveling 1). 4. In alle winters is geconstateerd dat veel schades binnen zeven jaar na aanleg optreden. Op veel van deze vakken rust mogelijk nog garantie. Bij ZOAB+ blijkt zelfs dat alle schadegevallen zijn ontstaan op wegvakken die nog niet ouder zijn dan zeven jaar. Dit komt, doordat ZOAB+ nog geen zeven jaar wordt toegepast (zie aanbeveling 2). 5. Er is een zeer sterk verband tussen het product van het aantal vorst/dooiwisselingen 4 en de hoeveelheid neerslag (mm). Indien het product groter is dan 2.000 is de kans op schademeldingen groot. 6. Een risicovak lijkt een wegvak, waarbij over de breedte van de baan gezien, stroken van verschillende leeftijd voorkomen. Deze stelling dient de komende jaren verder onderbouwd te worden (zie aanbeveling 3). 4 Bij een dalende temperatuur wordt het passeren van een temperatuur van -5 ºC als vorstdooiwisseling geteld. Bij een stijgende temperatuur wordt het passeren van een temperatuur van 0 ºC als vorstdooiwisseling geteld. 25 Dashboard Vorstschade op Rijkswegen 7. Opvallend is de stijgende lijn in het aantal reparaties die niet binnen 24 uur worden uitgevoerd, maar in de onderhoudsplanning zijn opgenomen. 8. Over de werking van de toevoeging van AKZO/Nobel aan het dooizout verschillen AKZO/Nobel en Rijkswaterstaat van mening. Het in gang gezette validatieonderzoek via het Innovatie Test Centrum (ITC) van Rijkswaterstaat zal hierin uitsluitsel gaan geven (zie aanbeveling 4). 9. Het onderzoek naar de bijdrage van verjongingsmiddelen in de strijd tegen winterschade is nog niet afgerond. (zie aanbeveling 4). 10. In de winter 2014 zijn geen files gemeld ten gevolge van vorstschade. In de winter 2013 bedroeg de totale filezwaarte ten gevolge van vorstschade 23.859 km.min. Dit is slechts 0,5% van de totale filezwaarte in dit seizoen. De door RWS gekozen onderhoudsstrategie leidt nauwelijks tot extra files. 11. Er zijn in 2014 geen schadeclaims ten gevolge van vorst bij Rijkswaterstaat ingediend. 9 Aanbevelingen Overall aanbeveling: Bij de overall conclusie hoort een overall aanbeveling. RWS dient een kostenafweging te maken over de inspanningen die verricht moeten worden om de relatief geringe omvang aan vorstschade en de relatief geringe invloed van de vorstschade op de filezwaarte te verbeteren. Dit mede gezien in het licht van de mogelijkheid, dat een groot deel van de schade op de aannemer verhaald kan worden. 1. Aanbevolen wordt, om de verhardingsadviseurs het onderwerp op de agenda van hun jaarlijkse gesprekken in de regio over de MJPV te laten zetten. Afhankelijk van de terugmelding dient er een gerichte actie, zoals een brief of een kick-off gehouden te worden. 2. Aanbevolen wordt om het onderzoek vooral te richten op de problemen met ZOAB+. Een belangrijke onderzoeksvraag in dit verband is, of op alle plekken waar vorstschade op ZOAB+ is waargenomen, ook daadwerkelijk ZOAB+ is geleverd (zie conclusie 6). Bij deze aanbeveling speelt tevens mee of er kan worden achterhaald of er een slechte kwaliteit ZOAB+ is geleverd ten gevolge van bijvoorbeeld slechte weersomstandigheden of slechte kwaliteit steenslag en of er gebruik is gemaakt van de aanspraak op garantie (zie conclusie 4). 3. Aanbevolen wordt om de kaart met risicovakken tweewekelijks te updaten en ter beschikking te stellen aan de in paragraaf 1.2 genoemde doelgroep (zie conclusie 6). Doel hiervan is om zowel de Directeur-Generaal, de wegendistritcen en het bureau communicatie te voorzien van informatie over de locaties waar vorstschade kan worden verwacht. Dit laatste is vooral van belang voor de woordvoering richting de media. 4. Aanbevolen wordt om, voordat de onderzoeken definitief zijn afgerond, terughoudend te zijn met het toepassen van (nieuwe) middelen, die preventief vorstschade tegen gaan (zie ook de conclusies 8 en 9 en de overall aanbeveling). 26 Dashboard Vorstschade op Rijkswegen 5. Aanbevolen wordt om behalve de vorsschade, de vorstschadedatabase aanvullend te gebruiken voor de registratie van zomerschade. Daardoor is het mogelijk om de omvang van de winterschade te relateren aan de totale omvang van de schade aan het wegdek. 10 Literatuur [1a] Winter 2014 [1b] Winter 2013 [1c] Winter 2012 [2a] http://www.knmi.nl/klimatologie/daggegevens/selectie.cgi [2b] http://www.knmi.nl/klimatologie/uurgegevens/selectie.cgi [3] Koudegetallen van Hellmann [4] http://penb.intranet.rijkswaterstaat.nl/PenB/Default.aspx Eventuele autorisatie dient aangevraagd te worden bij het Steunpunt Wegen van GPO ([email protected]) [5] NIS Portal: Filezwaarte per kwartaal [6] Werkgroep vorstschade. “Richtlijnen handelwijze bij vorstschade aan asfalt”. Rijkswaterstaat-DVS, 2010 [7] http://www.let.leidenuniv.nl/history/RES/stat/html/les10.html [8] IQ-2012-64 Frost damage research [9a] Deklaaggegevens M15 [9b] Deklaaggegevens M 14 [9c] Deklaaggegevens M 13 [10] Kuijper, P.M. “Dashboard vorstschade op Rijkswegen”. Analyse van de winters 2012 en 2013”. Rijkswaterstaat-GPO, 2013. [11] Hendriksen, G. “vorstschaderegistratie winterseizoen 2013 – 2014, kenmerk RWS-2014/819”. Rijkswaterstaat-GPO, 2014 [12] Verzamelstaat schadeclaims en vorstschade vanaf winter 2009. Rijkswaterstaat-GPO, 2014 [13] concept IQ-2012-55 LVO Opschaling; Statistische analyse boorkern en LCMS Data. [14] Excelgegevens van schademeldingen. Rijkswaterstaat-CD, 2012, 2013, 2014 27 Bijlage 1 Historisch overzicht van de schadeclaims en de vorstschade vanaf 2009 Door op deze link te klikken, wordt het overzicht van de schadeclaims en de omvang van de vorstschade geopend. Tussenstand vorstschade tbv BHID Ton Maagdenberg, Petra Paffen, Michiel Bakker, Jos Lucas en Jan Hordijk, dd 27 april 2011 Aanpassingen in rij over budget in roze door Paffen, Lucas en obv telefoons met Reijnen, Schuurman en van de Top, 8.9.2011 Ten behoeve van BHID een overzicht van de vorstschade van deze winter. De schadeclaims zijn van 24 maart, de omvang van 1 april en de gladheidsbestrijding van 24 maart. De uiteindelijke balans van de omvang van grotere schades, die leiden tot variabel onderhoud, en de kosten, kunnen pas worden opgemaakt in de tweede helft van mei, nadat deze zijn geinspecteerd. Schadeclaims Totaal aantal schadeclaims Schadeclaims erkend Schadeclaims coulance Aantal def. afgewezen claims Aantal claims in behandeling Gemiddelde doorlooptijd Totaal schadebedrag uitgekeerd Totaal bedrag schadeclaims Gemiddeld geclaimd schadebedrag Gemiddeld schadebedrag uitgekeerd Toename aantal schadecaims (%) Toename uitgekeerd schadebedrag Toename aantal claims Omvang vorstschade kwalificatie van de winter (Hellmann) Totale lengte hoofdwegennet Totale oppervlakte hoofdwegennet Vorstschadepercentage Aantal kilometers vorstschade A (strookbrede schade + km gaten) uit BHID tabel 2008/2009 2009/2010 Ongeveer 900 Ongeveer 55% 3685 21% (765) 2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 498 10% 9% 43% 16 13% 19% 44% 543 19% 37% 41% 0 n.v.t n.v.t n.v.t 190 4 18 € 15.400 € 224.000 € 450 € 167 € 875 € 7.744 € 484 € 55 € 110.386 € 279.593 € 515 € 203 Tussenstand 24 maart Ongeveer 45% 48% (1760) 0 30% (1160), waarvan bij een groot aantal al een standpunt is ingenomen, maar de bezwaar / reactietermijn nog open staat. 5 maanden Ongeveer €180.000 Onbekend Onbekend Ongeveer € 200,Onbekend Nvt Onbekend 3 maanden € 225.010 € 1.586.868. € 431 € 294 380% € 70 2785 3 maanden € 209.610- € 15.525- € 109.511 € 109.511- 2009 2010 2011 2012 2013 2014 normaal normaal normaal normaal normaal buitengewoon zacht 7300 km 87 km2 7372 89 km2 7372 89 km2 7500 90 km2 7300 km 87 km2 1,7 % totale hoofdweggennet (oppervlakte) 265 km Aantal kilometers vorstschade B (strookbrede schade + km gaten) uit verzamelbestand -86% -3187 Toelichting schadeclaims 2010/2011 Conform weekberichten Michiel Bakker, vanaf 2012 conform overzicht CD n.v.t -97% -482 3294% 527 n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t -100% -543 Toelichting omvang vorstschade 2011 Conform weekberichten Ton Maagdenberg & Jos Lucas http://www.knmi.nl/klimatologie/lijsten/hellmann.html NIS - Officiële RWS Areaalcijfers Hoofdwegennet NIS - Officiële RWS Areaalcijfers Hoofdwegennet 428 km Opgebouwd uit 310 km strookbrede en 118 km aan gaten. Eigenlijk 350 km strookbrede schade, maar verminderd met 40 km omdat die kilometers al stonden ingepland voor reparatie in 2010. NOTE: deze winter is bij de melding niet verplicht geweest om een keuze te maken tussen strookbreed en gaten, deze onderverdeling geven we hier op basis van de indicaties die we in de meldingen toch hebben gevonden, maar omdat die vrijwillig was, kunnen we daar geen grote waarde aan 643 km Volgens verzamelbestand vorstschade 2009-2010 is sprake van 479 km strookbrede schade en 155 km gaten. Aantal kilometers vorstschade C (strookbrede schade + km gaten) uit verzamelbestand Opgebouwd uit 313 km strookbrede schade en 295 km aan locale gaten en openstaande langsnaden. 608 Aantal kilometers rafeling 60 65 3 vorstschadedatabase Aantal kilometers open naden 18 7 1 vorstschadedatabase 1608 4672 417 Aantal gaten Percentage totale oppervlakte wegennet A uit BHID tabel 1,10% 1,70% vorstschadedatabase 428 km vermenigvuldigd met rijstrookbreedte van 3,60 m leidt tot 1,5 km2 vorstschade, dan wel 1,8% van totale areaal. In feite is het niet reeel 118 km met gaten over de volle rijstrookbreedte van 3,60 m mee te rekenen. Het is realistischer uit te gaan van een reparatiebreedte van 1,20 m, hetgeen resulteert in 1,4% schade. 28 Bijlage 2 Tabel 2: aantal vorst/dooiwisselingen (rond 0 ºC) op 0,10 m boven het maaiveld jaar 235 260 269 279 310 370 380 Eindtotaal De Kooij De Bilt Lelystad Hoogeveen Vlissingen Eindhoven Maastricht 2012 30 39 38 26 6 37 24 200 2013 33 42 34 24 16 36 26 211 2014 32 34 28 38 0 34 32 198 Tabel 3: cumulatieve hoeveelheid neerslag (mm) Jaar 235 260 269 279 310 370 380 Eindtotaal De Kooij De Bilt Lelystad Hoogeveen Vlissingen Eindhoven Maastricht 2012 309,0 340,5 339,3 346,6 316,5 345,4 281,4 2278,7 2013 394,5 431,9 421,3 328,3 484,8 364,7 376,7 2802,2 2014 410,0 484,4 453,2 422,4 370,1 351,6 243,5 2735,2 29 Bijlage 2 Temperatuurverloop meetstation De Kooij (235) 20,0 15,0 10,0 temperatuur 5,0 0,0 2012 2013 2014 -5,0 -10,0 -15,0 -20,0 -25,0 1-10 1-11 2-12 2-1 2-2 5-3 5-4 tijd Temperatuurverloop meetstation De Bilt (260) 20,0 15,0 10,0 temperatuur 5,0 0,0 2012 2013 2014 -5,0 -10,0 -15,0 -20,0 -25,0 1-10 1-11 2-12 2-1 2-2 5-3 5-4 tijd 30 Bijlage 2 Temperatuurverloop meetstation Lelystad (269) 20,0 15,0 10,0 temperatuur 5,0 0,0 2012 2013 2014 -5,0 -10,0 -15,0 -20,0 -25,0 1-10 1-11 2-12 2-1 2-2 5-3 5-4 tijd Temperatuurverloop meetstation Hoogeveen (279) 20,0 15,0 10,0 temperatuur 5,0 0,0 2012 2013 2014 -5,0 -10,0 -15,0 -20,0 -25,0 1-10 1-11 2-12 2-1 2-2 5-3 5-4 tijd 31 Bijlage 2 Temperatuurverloop meetstation Vlissingen (310) 20,0 15,0 10,0 temperatuur 5,0 2012 2013 2014 0,0 -5,0 -10,0 -15,0 1-10 1-11 2-12 2-1 2-2 5-3 5-4 tijd Temperatuurverloop meetstation Eindhoven (370) 20,0 15,0 10,0 temperatuur 5,0 0,0 2012 2013 2014 -5,0 -10,0 -15,0 -20,0 -25,0 1-10 1-11 2-12 2-1 2-2 5-3 5-4 tijd 32 Bijlage 2 Temperatuurverloop meetstation Maastricht (380) 20,0 15,0 10,0 temperatuur 5,0 2012 0,0 2013 2014 -5,0 -10,0 -15,0 -20,0 1-10 1-11 2-12 2-1 2-2 5-3 5-4 tijd 33 Bijlage 3 Winter 2012 Winter 2013 Winter 2014 34 Bijlage 4 afkorting COMBID SMA OAB EAB DGD of ZOABDI DAD ZOEAB ZOABTW ZOAB+ ZOAB naam Combinatiedeklaag Steenmastiekasfaltbeton Open asfaltbeton Emulsieasfaltbeton Dunne geluidreducerende deklaag Dunne asfalt deklaag Zeer open emulsie asfaltbeton Dubbellaags zeer open asfaltbeton Zeer open asfalt beton met 5,5% bitumen Zeer open asfaltbeton 35 Bijlage 5 Percentage meldingen per jaar (zie eindjaartal in de kop van de tabel) naar verhardingstype Eindjaartal: 2012 Aanleg Jaar 1972 1982 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 9999 Eindtotaal DAB 10-apr-2014 DAD DGD EAB OAB Onbekend OVERIG SMA 0 0 0 0 1 0 1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 3 14 ZOAB+ ZOABTW ZOEAB TOTAAL 0 0 1 1 0 2 0 0 ZOAB 1 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 1 2 0 0 1 0 0 0 4 4 1 1 0 2 1 0 1 0 1 2 4 2 4 4 3 3 2 2 4 6 3 1 2 4 1 9 59 0 0 0 0 0 2 1 1 0 0 3 0 0 0 1 0 1 1 0 6 1 0 0 10 100 36 Bijlage 5 Percentage meldingen per jaar (zie eindjaartal in de kop van de tabel) naar verhardingstype Eindjaartal: 2013 Aanleg Jaar 1976 1978 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 Eindtotaal DAB 10-apr-2014 DAD DGD EAB N SMA O ZOAB ZOAB+ ZOABTW ZOEAB TOTAAL 0 0 0 0 0 1 0 1 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 8 0 0 0 0 0 0 0 1 1 0 0 1 1 1 1 0 0 0 0 0 0 4 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2 0 0 1 1 2 2 4 4 5 4 2 4 5 10 4 2 4 5 1 0 62 0 0 2 0 1 1 0 6 0 0 0 0 0 0 0 0 2 0 0 0 0 1 6 4 0 5 12 100 37 Bijlage 5 Percentage meldingen per jaar (zie eindjaartal in de kop van de tabel) naar verhardingstype Eindjaartal:2014 Aanleg Jaar 1983 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1993 1995 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 Eindtotaal DAB 10-apr-2014 DGD EAB OAB SMA 0 1 0 0 0 3 ZOAB ZOAB+ ZOABTW ZOEAB TOTAAL 0 1 1 1 0 0 1 1 1 0 0 0 0 2 0 0 0 4 1 1 4 12 8 1 1 4 0 1 2 1 2 3 9 2 4 5 6 4 5 6 5 58 0 2 0 0 0 0 3 0 4 5 0 8 2 0 3 100 38 Bijlage 6 Overzicht aantal schademeldingen per rijksweg per wegendistrict Tabel 3: 39 Bijlage 7 Wintervakken met verjongingsmiddelen Weg nummer RW A1 RW A30 Weg nummer RW N50 Sectie Uitvoering Rijbaan van naar 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 RAPID ESHA ESHA BAM RAPID BAM Heijmans Heijmans RAPID Heijmans HRR HRR HRR HRR HRR HRR HRR HRR HRR HRR 2R-R 2R-R 2R-R 2R-R 2R-R 2R-R 2R-R 2R-R 2R-R 2R-R 128,00 128,10 128,50 128,80 129,30 129,40 129,60 130,00 130,20 130,30 128,10 128,50 128,80 129,30 129,40 129,60 130,00 130,20 130,30 130,40 1 2 3 4 5 6 ESHA ESHA BAM BAM Heijmans Heijmans HRR HRR HRR HRR HRR HRR 2R-R 2R-R 2R-R 2R-R 2R-R 2R-R 17,10 17,20 17,45 17,55 17,80 17,90 17,20 17,45 17,55 17,80 17,90 18,20 Sectie Uitvoering Rijbaan 1 Heijmans HRR van verjongingsmiddel EAB (Rapid) WINTERVAK Pentack, (jaar 0) onbehandeld (ref) LVO-1, (jaar 0) EAB (CRapid) onbehandeld (ref) LVO-2, behandeld onbehandeld (ref) EAB (Rapid) onbehandeld (ref) onbehandeld (ref) WINTERVAK Pentack, (jaar 0) onbehandeld (ref) LVO-1, (jaar 0) onbehandeld (ref) LVO-2, behandeld Opmerking 24-10-2011 26-10-2011 naar verjongingsmiddel opmerking segment R50 254.930 255.100. hm 231034 24-12-2011 40 Bijlage 8 Relatieve schade t.o.v. lengte HWN ( 7500 km) en oppervlakte HWN (90 km2) Lengte rafeling: zie bijlage 2 Lengte open naden: zie bijlage 2 Lengte gaten: aantal (zie bijlage 2) x 0,0005 km Oppervlakte rafeling: lengte (km) x 0,0035 km Oppervlakte open naden: lengte (km) x 0,0002 km Oppervlakte gaten: aantal x 0,0005 km x 0,0005 km Kilometers (km) 2 Oppervlakte (km ) Rafeling 2,605 0,009 Open naden 0,599 0,000 Gaten % t.o.v. totale weglengte (7500 km) % t.o.v. totale oppervlakte 2 (90 km ) 0,034 0,008 0,003 0,010 0,000 0,000 0,209 0,000 41 Bijlage 9 Weg- en rijbaanlengte HWN Weglengte en rijbaanlengten in km Weglengte in km 20120101 Wegendistrict `s-Hertogenbosch Wegendistrict Alkmaar Wegendistrict Amsterdam Wegendistrict Arnhem-Nijmegen Wegendistrict Breda Wegendistrict Eindhoven Wegendistrict Flevoland en Afsluitdijk Wegendistrict Friesland Wegendistrict Groningen-Drenthe Wegendistrict Haaglanden Wegendistrict Rijnmond Wegendistrict St. Joost Wegendistrict Twente en Achterhoek Wegendistrict Utrecht Wegendistrict Veluwe Wegendistrict Venlo Wegendistrict Zeeland Wegendistrict Zuid-Hollandse Waarden Wegendistrict Zwolle Lengte Hoofdrijbaan Lengte Verbindingswegen in km 201201010 in km 20120101 Lengte Lengte Op-en afritten Verzorgingsbanen in km in km 20120101 20120101 157,97 176,97 133,84 185,77 185,35 140,09 134,12 194,92 287,44 138,75 150,97 120,23 182,45 200,19 173,74 97,38 178,42 315,57 307,22 263,86 368,41 357,65 277,51 263,13 377,90 500,79 276,54 295,80 240,44 295,07 398,18 345,42 192,40 252,04 23,00 36,22 62,00 41,75 26,65 48,93 4,76 14,37 13,36 21,66 88,15 12,45 4,78 110,70 18,02 13,53 7,72 56,08 39,54 54,39 46,73 63,57 32,56 26,35 52,72 83,05 51,98 49,61 38,17 39,88 68,31 48,78 29,66 18,58 11,49 7,98 6,79 17,30 22,61 12,11 10,43 16,98 23,12 12,28 7,24 9,81 11,27 24,60 21,83 5,23 7,45 97,58 115,24 193,90 175,02 21,38 3,92 31,58 23,18 12,86 6,03 42 Bijlage 10 Statistische vergelijking winters 2012 t/m 2014 Boxplot vorst/dooiwisselingen . De punten 5 en 19 zijn afkomstig van het meetstation Vlissingen. ANOVA vorst/dooiwisselingen. Multiple Comparisons vorstdooi LSD 95% Confidence Interval Mean Difference (I) jaar (J) jaar 2012 2013 -1,571 5,973 ,795 -14,12 10,98 2014 ,286 5,973 ,962 -12,26 12,84 2012 1,571 5,973 ,795 -10,98 14,12 2014 1,857 5,973 ,759 -10,69 14,41 2012 -,286 5,973 ,962 -12,84 12,26 2013 -1,857 5,973 ,759 -14,41 10,69 2013 2014 (I-J) Std. Error Sig. Lower Bound Upper Bound 43 Bijlage 10 Statistische vergelijking winters 2012 t/m 2014 Boxplot neerslag (mm). Punt 21 is afkomstig van het meetstation Maastricht. ANOVA neerslag. 44 Bijlage 10 Statistische vergelijking winters 2012 t/m 2014 Boxplot product vorstdooi-wisselingen x neerslag. Punt 19 is afkomstig van het meetstation Vlissingen. ANOVA product vorst/dooiwisselingen x neerslag. 45 Bijlage 11 Statistische analyse dooizout Akzo Aantal schademeldingen op de onbehandelde (0) en behandelde (1) hoofdrijbaan. 46 Bijlage 11 Statistische analyse dooizout Akzo 47
© Copyright 2024 ExpyDoc