Overdenking Mirjam Weitzner-Smuk Mijn onbezorgde kindheid eindigde op 9 november 1938, de bekende Kristalnacht. Ik was net 8 geworden. Nadat onze woning kort en klein geslagen was besloten mijn ouders dat wij, kinderen, zo vlug mogelijk weg moesten. Eerst mijn zuster, want zij was ouder. Ik kwam twee weken later, met nog 7 andere kinderen, zonder onze ouders in Nederland aan. Ik werd in twee verschillende tehuizen ondergebracht en daarna door twee verschillende Joodse families opgevangen. Toen mijn zuster trouwde mocht ik meteen bij haar en haar man komen wonen. Helaas was het voor korte duur. Op 20 juni 1943 tijdens de grote razzia in Amsterdam, werden wij van huis gehaald. Wij hadden een lange dag en nacht achter de rug zonder eten of drinken en zaten samengeperst in een veewagen. Zo kwamen wij hier in Westerbork aan. Ik kwam terecht in het weeshuis. Ik zie de barakken voor me, de modder, de vele mensen op zoek naar familie en vrienden. De grote spanning en altijd dezelfde gesprekken: wanneer moeten jullie op transport? Ik bezocht mijn pleegmoeder hier in het kampziekenhuis en vroeg haar: Hoe kunt u zo ziek op transport gaan? Haar antwoord zal ik nooit vergeten. Ach kind, zei ze, in Polen zullen ze toch ook wel ziekenhuizen hebben? Mijn zuster had het voor elkaar gekregen, dat ik naar mijn ouders kon, die inmiddels in Theresienstadt zaten. Het afscheid van mijn zuster en zwager was heel zwaar. Ze troostten mij nog en zeiden: In een paar dagen ben je weer bij Pappa en Mama, en wij zien elkaar weer, na de oorlog. Na weer een lange nacht in een donkere veewagon gingen eindelijk de deuren open: maar in plaats van Theresienstadt kwam ik in Bergen Belsen aan, waar ik 8 maanden bleef. Daarna: Toch naar Theresienstadt, waar ik mijn ouders zag, die ik haast niet herkende. Wij hadden elkaar 5 jaar lang niet gezien en zij hadden al 2 jaar Theresienstadt achter de rug. Mijn vader, toen 49 jaar, moest het eerst op transport, daarna mijn moeder en ik. Wij kwamen samen in Auschwitz aan. Mijn moeder werd een paar uur later vermoord. Ik werd door toeval gered door een Hollandse gevangene, die mij aanraadde om te zeggen dat ik 16 jaar was en gezond. Dat gaf ik meteen door aan mijn vriendin en gelukkig konden wij samen blijven. Wij stonden weer eens op Appèl, toen er geschreeuwd werd dat ze schnell, schnell 200 vrouwen nodig hadden. Wij kwamen in een vrouwenkamp terecht, waar wij in een vlasfabriek moesten werken. Over de honger, vernederingen en kou wil ik nu niet spreken. Wij hebben het overleefd en zijn op 9 mei 1945 door de Russen bevrijd. Ik was toen 14 jaar. Nu ben ik weer hier in Westerbork, maar alles is zo rustig en netjes. Het lijkt niets op het Westerbork van toen. Laten wij op deze plek met liefde onze familie herdenken en alle mensen die op de gruwelijkste wijze door de Nazi’s vermoord werden.
© Copyright 2025 ExpyDoc