vogue nl - nacional

176 — vogue nederland
—
casper reinders
Hij staat bekend als de horecagoeroe van
Amsterdam. Founding father van de Jimmy
Woo, en van vele andere tenten met een instant
coolfactor. Deze zomer opende Casper Reinders
zijn tiende ‘baby’: brasserie Nacional. En hij
begint nu pas echt op stoom te komen.
— interview fiona hering, fotografie philippe vogelenzang
Het is Casper Reinders (44) weer gelukt. Sinds de opening van brasserie Nacional zit het er van ’s ochtends
tot ’s avonds vol met voornamelijk Amsterdammers.
En dat terwijl het hoge, langgerekte pand zo goed als
óp het toeristische Leidseplein zit, het toeristenwalhalla waar de meest vooruitstrevende horecaondernemer van Amsterdam nooit wilde zitten. ‘Een brasserie
heeft een plein nodig, vind ik, grandeur,’ verklaart hij.
‘Nu heeft het Leidseplein geen grandeur, maar dat
had het van oudsher wel.’
Met Nacional is die grandeur een beetje terug, en
bijbehorend publiek ook. ‘Het loopt als een trein,
met een ander en ouder publiek dan normaal op het
Leidseplein,’ zegt Reinders. ‘Mijn moeder komt hier
graag met haar vriendinnen, maar er komen ook veel
hipsters, toeristen uit de betere hotels, expats, homo’s,
mode- en reclamemensen.’ Net als de Jimmy, Lion
Noir en Rose’s Cantina heeft ook deze tent van Reinders dus een magnetische aantrekkingskracht op de
coole avant-garde van Amsterdam. ‘Ach, de horeca is
één en al gunfactor,’ relativeert hij. ‘Mensen kunnen
uit duizenden restaurants kiezen, maar ze komen bij
jou eten. Omdat ze je een aardige gozer vinden, of
voor die leuke barman of dat leuke meisje in de bediening. Whatever.’
noedels, hè, mensen wisten toen nog
niet eens wat dat waren, moesten we
aan tafel uitleggen. De voetballers van
Ajax zaten er, grote zakenjongens,
hoeren van Yab Yum. Ik had interviews met de bbc, zdf en de brt – het
hield niet op. Mensen stonden drie
uur te wachten voor een tafel. Voor
noedels! Niet dat we nou de beste
Zien en gezien worden
De bescheidenheid siert de man die alles wat hij aanraakt in goud verandert – of in elk geval in dé hotspot
om te zien en gezien te worden. Dat is al zo sinds hij
Noa veertien jaar geleden opende op de Leidsegracht,
op de plek waar nu George zit. ‘Vanaf dag één zaten
we vol,’ herinnert Reinders zich. ‘En we verkochten
Gebreid vest
missoni via four
T-shirt van Casper zelf
keuken van Amsterdam hadden.
Was er geen tafel meer, dan aten ze
gewoon staand aan de bar. Tot en
met de Quote 500-jongens aan toe.
Waarom? Iedereen wilde op die plek
zijn, omdat men aanvoelde dat het het
begin was van iets nieuws, een nieuwe
stroming in het uitgaansleven.’
Die nieuwe stroming kreeg drie
jaar later internationale allure met
Jimmy Woo, de nachtclub die Reinders opende in de Korte Leidsedwars.
‘Alle grote sterren wilden er komen,’
vertelt Reinders. ‘Van Prince tot Brad
Pitt. Op de een of andere manier
klopte daar alles. Die club is een
zondagskind, echt mijn baby.’ En nog
steeds zetten de grote sterren rechtstreeks koers naar de Jimmy wanneer
ze in Amsterdam zijn. ‘Miley Cyrus
en Jay-Z waren er pasgeleden nog, en
binnenkort krijgen we weer Rihanna.
Hoe ik dat weet? Omdat mij dat
wordt verteld door speciale mensen
met heel goede oren.’ Er was een
paar jaar geleden zelfs even sprake
van een Jimmy Woo in New York,
vogue nederland — 177
‘Ik ben niet verliefd
op geld, maar wel
heel materialistisch.
Ik ben gek op mooie
spullen, vooral op
oude troep’
of van andere expansie in het buitenland.
‘Ik ben overal geweest,’ vertelt Reinders.
‘Caïro, Jakarta, Shanghai, la, Las Vegas,
Instanboel. Om met mensen te praten die
een zaak met me wilden beginnen. In New
York was ik bijna rond, maar het bleken de
verkeerde mensen. Ze hadden het alleen
maar over hoeren, champagne en geld.
Toen verloor ik mijn interesse. Ik ben er
sowieso te eigenwijs voor.’
Thaise piemelcollectie
Zijn eigenwijsheid leverde Reinders tot
tweemaal toe de status Meest Markante
Horecaondernemer op. ‘Bij een aantal collega’s van me zie ik dat ze het belangrijker
vinden om met de wethouder aan tafel te
zitten dan met die nieuwe dj van twintig,’
vertelt hij. ‘Bij mij is het net andersom. Ik
ben gek op afwijkende types, mensen die
ánders in het leven staan. Mijn vrienden
zijn ook allemaal vreemd. Jim Dobson,
mijn Argentijnse compagnon in Rose’s
Cantina, Chow en Nacional, is zo gek
als een deur. En neem nu Steven Pooters
(oprichter van George en nu eigenaar van
The Lobster House en The Dutch Co,
fh) – vreemder krijg je ze niet. Hij belt
me altijd op en vraagt standaard: ‘Zit je?’
Dan zeg ik: ‘Gaat je geen ruk aan.’ Gaat al
jaren zo. Zijn ex en mijn vrouw hebben ons
verboden zaken met elkaar te doen, omdat
we te veel op elkaar lijken. Ik moet wel
mensen om me heen hebben die een ander
kunstje kunnen dan ik.’
De kunst die Reinders onder andere
beheerst, is het verzamelen van oude meubels en aanverwanten – hoe buitenissiger,
hoe beter. Hij struint er de hele wereld voor
af, richt er zijn huis mee in en zijn zaken.
Ook Nacional blinkt weer uit in eclectisch
design. De wanden zijn behangen met een
combinatie van oude witte metrotegels,
per vijf à zes meter bij elkaar gescharreld
in België en Frankrijk, en New York ceiling:
vintage wandpanelen uit 1900. Andere
blikvangers zijn de oude Russische studiolampen, de marmeren bar, de tweehonderd
jaar oude vloer, antieke houten koelkasten,
en uiteraard wat rariteiten zoals een Franse
178 — vogue nederland
telefooncel uit de jaren dertig,
een nepnijlpaard en een originele
circusposter,
‘handbeschilderd
op canvas uit 1910’, die jarenlang
in zijn huis hing. ‘Ik ben niet
verliefd op geld,’ vertelt Reinders,
‘maar wel heel materialistisch. Ik
ben gek op mooie spullen, vooral
op oude troep. Met dure auto’s of
boten heb ik helemaal niets, maar
als ik zo’n zeldzame Russische
studiolamp vind, dan ben ik heel
gelukkig.’
Reinders verzamelt al sinds zijn
twaalfde: ‘Mijn moeder nam me
mee naar galeries in New York,
daar kocht ik Papoea-beelden
van het geld dat ik had verdiend
met een bijbaantje. Later ben ik
overgestapt op Chinees en Japans
antiek, voornamelijk erotica. Zo
kocht ik een Thaise piemelcollectie van zeventig stuks. Ik heb
ook veel schedels en sinds kort een
struisvogelskelet. Ik heb één gouden regel: als mijn werkster ervan
schrikt, is het goed.’
Rariteitenkabinet
Het mag geen verbazing wekken
dat Reinders van zijn hobby een
zaak maakte. Begin dit jaar opende
hij op de Amsterdamse Prinsengracht Libertine Gallery: een
galerie annex winkel met kunst
en antiek, ook wel liefdevol rariteitenkabinet genoemd. Reinders
heeft het ondernemersbloed door
zijn aderen stromen. Zijn moeder
had een bloemenwinkel, zijn vader
en broer zijn nog steeds wereldwijd
succesvol in de it-branche. Op zijn
25ste had Reinders al zijn eerste
zaak, een klassiek grand-café in
Haarlem. ‘Toen we na een jaar
serieus geld begonnen te verdienen, ben ik eruit gestapt. Ik vond
Haarlem niet leuk.’ Hij week uit
‘Veel stellen om
ons heen gaan uit
elkaar, ik denk dat
Cynthia en ik het
slim hebben gedaan’
naar Amsterdam, waar hij in veertien jaar
tijd tien zaken opende. ‘De mooiste zaken
van Amsterdam, vind ik zelf.’
Plannen voor een nieuw project zijn er
ook al. Een cocktailbar voor dertigplussers
is het volgende concept op Reinders’ verlanglijstje, ‘met een funky, sexy interieur.’
Hij gelooft niet in een club voor ouderen,
maar wel dat er een groot aantal mensen is
dat zin heeft om iets te gaan drinken zonder
dat er meteen flink gefeest moet worden.
‘Het moet een jaren-tachtig-club worden
met messing, bruine leren De Sede-banken
en van die coketafels, waaraan overigens
níet gesnoven mag worden.’
Cocaïne, hij noemt het zelf, speelt geen
rol in het leven van Reinders. ‘Ik drink
geen alcohol, gebruik geen drugs, rook
alleen af en toe een jointje.’ Sinds een
paar maanden doet hij zelfs mee aan de
trend van extreem gezond eten. ‘Ik ben al
veertien kilo afgevallen, nu nog vijftien.
Waarom? Kleding. Ja echt. Ik ben net als
Karl Lagerfeld, die dertig kilo afviel om in
de smalle Dior-pakken van Hedi Slimane
te passen. Ik stond op een gegeven moment
bij sprmrkt voor een rek vol leuke spullen
en ik paste nergens in. Fuck.’
Fetisj voor jassen en schoenen
Niet dat Reinders niets heeft om aan te
trekken, want zijn kledingkast is enorm. ‘Al
jaren. Ik stond bekend om mijn koopziekte.
Mijn vrienden noemden me vroeger Estelle.
Ik heb een fetisj voor jassen en schoenen.
Maar,’ vertelt hij, ‘sinds ik een kind heb, is
het iets minder geworden. Vorig jaar had
ik nog tweehonderd paar Nike Air Max
1, inmiddels heb ik er 180 van verkocht en
loop ik alleen nog maar op Etiquette en
Filling Pieces, nette sportschoenen van
Nederlandse makelij.’ Zijn stijl is verder
nog net zo nonchalant als altijd, inclusief
baardje en tattoo sleeves. ‘Ik hou van een
tikkeltje onverzorgd uiterlijk,’ vertelt hij.
‘T-shirts die een beetje kapot zijn, versleten
broeken, Issey Miyake, Yohji Yamamoto,
en motorlaarzen van Golden Goose.’ Zijn
vrouw verwent hij regelmatig met kleding
van Balenciaga en Ann Demeulemeester.
In de wereld van Reinders is stijl het
sleutelwoord, en het verschil tussen wel
of niet toegelaten worden tot zijn clubs.
‘Er zullen ongetwijfeld mensen zijn die
vanwege mijn deurbeleid een hekel aan me
hebben,’ erkent hij, ‘maar dat boeit me niet.
Ik cater voor twintig procent, en die andere
tachtig procent wil ik helemaal niet binnen
hebben. Een paar jaar geleden is Jimmy
Woo verbouwd, het eerste weekend dat we
weer open waren liep ik in de gang tegen
een gast op in zo’n Gerard Joling-shirt met
glitters. Ik ben het kantoor in gestoven en
heb daar staan schreeuwen: who the fuck
heeft die gozer binnengelaten?’
Reinders heeft zijn nonchalance niet van
een vreemde. ‘Ik zat op Instituut Blankestijn, een chique privéschool in Utrecht,’
vertelt hij. ‘Was er een ouderavond, kwam
mijn vader ongeschoren, in spijkerbroek
met spijkeroverhemd aan. Tussen de pakken en rode broeken. Ik hoor de directeur,
meneer Blankestijn, nog zeggen: ‘Aha,
meneer Reinders zeker!’’
‘Mensen stonden
bij Noa drie uur te
wachten voor een
tafel. Voor noedels!
Niet dat we nou de
beste keuken van
Amsterdam hadden’
Fotografie Philippe Vogelenzang / Manja Otten, styling Renu Kashyap / Angelique Hoorn, Ferry van der Nat
Still going strong
Recalcitrant (hij werd als kind twee keer van
school gestuurd) en ánders is Reinders altijd
geweest. Ook wat zijn privéleven betreft.
Hij woont vier weken in Amsterdam en dan
tweeënhalve week op Ibiza, waar zijn vrouw
Cynthia woont met hun zevenjarige zoontje
James Rod (naar Rod Stewart – ‘Ik wilde
een naam die later ook als artiestennaam
kan dienen.’).
Cynthia kent hij uit de horeca. ‘Ze had
een eigen bar in de Utrechtstestraat, later
kwam ze bij Jimmy werken. We gingen
jarenlang samen op vakantie zonder dat er
ooit iets gebeurde. Ik werd verliefd op haar,
maar zij was verliefd op een ander. Inmiddels zijn we bijna acht jaar samen.’ En still
going strong: ‘We vinden het altijd leuk om
elkaar weer te zien, en hebben nooit ruzie,’
vertelt Reinders. ‘Veel stellen om ons heen
gaan uit elkaar, ik denk dat wij het slim
hebben gedaan. Onze zoon is nu ook veel
beter af dan wanneer we in Nederland
zouden wonen. Als ik op Ibiza ben, heb
ik alle tijd voor hem. Hij zit op een Franse
school en spreekt vloeiend Spaans en
Nederlands. Een stoer ventje, nergens bang
voor. Hij heeft zichzelf leren zwemmen en
doet aan motorcross. We wonen op Ibiza
midden in de campo in een oude boomgaard
en komen zelden op toeristische plekken. Ik
mag van mijn vrouw geen namen noemen
van de plekken waar ik dan wel kom, uit
angst dat het er straks vol zit.’
Het hele jaar door op Ibiza wonen zou
overigens niets voor Reinders zijn. ‘Daar
ben ik veel te actief voor. Ik kan maar een
halfuur op een strandbed liggen, daarna ga
ik me alweer vervelen.’ —
vogue nederland — 179