Werkprotocol IP Delaval (alle typen meters - juli 2014).

DeLaval BV
Stichting KOM
De Drieslag 30
8251 JZ Dronten
Juli 2014
Tel 0321 - 385 470
Fax 0321 - 385 471
Kwaliteitszorg Onderhoud
Melkinstallaties
Werkprotocol
IBAN
BIC
NL89ABNA0520944054
ABNANL2A
K.v.K. Lelystad
BTW-nummer
E-mail
Website
39068417
NL807376590.B01
[email protected]
www.stichtingKOM.nl
Werkwijze uitvoering installatieproef
Elke nieuwe melkmeter welke opgeleverd wordt bij een uitbreiding of nieuwe melkstal en gebruikt
wordt bij de erkende productieregistratie dient een installatieproef te ondergaan.
Bij bovengenoemde opleveringen dient altijd een aanmeldingsformulier “Voorwaarden gebruik eigen
melkmeetapparatuur bij erkende melkproductie registratie” aangeleverd te worden.
Op basis van de gegevens op het aanmeldingsformulier wordt het vervolg ingevuld.
Dit kan leiden tot twee mogelijke invullingen:
A. Indien er sprake is van een bijzondere situatie zoals subway-systemen met monstername door de
muur, kabinetten waar monstername niet standaard kan hangen of volledig nieuwe systemen
(nieuwe serie automatisch melksysteem of melkmeters) dan volgt een gecombineerde installatieproef.
Het aanmeldingsformulier dient in deze situatie voorafgaand aan het werkelijk opleveren reeds
aangeleverd te worden, zodat een afspraak gemaakt kan worden m.b.t. de uitvoering.
B. Uitvoering kan volgens aanmeldingsformulier zelfstandig uitgevoerd worden. Dit kan dan volgens
onderstaande toelichting uitgevoerd worden.
Zelfstandige dealer uitvoering:
Voorafgaand aan het testen moet altijd gecontroleerd worden of de meter technisch (ophanging, waterpas ect.) en hygiënisch in goede staat is. Het is aan te bevelen de koeien en de veehouder te laten
wennen aan het nieuwe melksysteem (bijvoorkeur 10 – 14 dagen) alvorens de melkmeters in te regelen.
DELAVAL MM25/MM27
Methode 1: APW kalibratie (minimale software versie ALPRO 7.2)
− Na opstarten melken, bijvoorbeeld met een week, is het aan te bevelen in ALPRO Windows te
kijken of de registratie “normaal” verloopt. Grote aantal verschillen per meters (count) of een
grote relatieve melkgift afwijking kunnen aanleiding zijn eerst externe problemen op te lossen.
Indien reparaties of anderzijds herstel uitgevoerd wordt, start een nieuwe ALPRO registratie van
300 melkingen of 30 dagen.
− Na 300 melkingen of 30 dagen wordt een tankvergelijk, over bijvoorkeur twee tankperioden, opgemaakt (zie KOM formulier “Vergelijkingsoverzicht Tankmelk levering en melkmeter registratie”
of DeLaval registratieformulier).
Deze wordt ingebracht in ALPRO Windows >> Milking >> Milk Meter Calibration >> Update..
o Als de kalibratie factor tussen de 0.98 - 1.02 zit en de relatieve melkgift wijkt absoluut
minder dan + of - 3% af (zie Delaval documentatie) dan voldoen de meters aan de
ICAR-eisen en is er geen kalibratie noodzakelijk. Het is echter wel wenselijk de kalibratie door de voeren (streven naar “nul” verschil).
o Zit de kalibratie factor buiten de 0.98 - 1.02 dan moet er worden gekalibreerd.
o Zit de relatieve melkgift buiten de 98 - 102 behoeft dit niet altijd een defecte melkmeter te zijn. Er kunnen dan factoren als luchtinlaat, geknikte slangen of afwijkende montage negatief van invloed zijn. Indien een probleem gevonden wordt en dit kan worden
hersteld, dit doorvoeren en kalibratie (of toetsing daarop) minimaal twee weken opschorten.
o De Probetest, of te wel het vastleggen van MinP en MaxP ten behoeve van de periodieke controle, is niet nodig. Een APW toetsing met eventueel kalibratie (print maken)
is afdoende.
− Vervanging door hetzelfde type meter (software) kan eenvoudig door de bestaande BIAS van
de “defecte meter” in de nieuwe meter te brengen. Via een APW toetsing kan dan bepaald worden of kalibratie (hele melkstal) nodig is.
Stichting KOM is een samenwerkingsverband tussen Fedecom - afdeling Veehouderijtechniek, LTO-Nederland
en de Coöperatieve Rundveeverbetering (CRV)
− Uitbreidingen kunnen eenvoudig doorgevoerd worden. De APW kalibratie is dan identiek aan de
eerste kalibratie. De in ALPRO geregistreerde BIAS dient bij start, maar ook na eventuele kalibratie, gelijk te zijn aan de BIAS in de melkmeter.
De volledige uitwerking is omschreven in de “Instructie APW kalibratie van de MM25 en MM27
melkmeters”
Methode 2: Gekoppeld aan managementsysteem (registratie is te koppelen aan tankleverantie)
− Pre-instelling BIAS van alle melketers op basis van tank en registratie melkmeters (zie “Vergelijkingsoverzicht Tankmelk levering en melkmeter registratie”)
− Individuele BIAS afstelling per meter n.a.v. een melktest (één volledige melkbeurt, minimaal 3
maar bijvoorkeur 4 koeien per meter met BIAS afstelling nadien). Indien bijstellingen van meer
dan 2% moeten plaatsvinden, dan dienen meerdere metingen uitgevoerd te worden.
− Uitbreidingen met of vervanging door dezelfde meters (software) mogen op basis van de gemiddelde BIAS over alle meters pre ingesteld worden. Individuele BIAS afstelling geschiedt dan
net als bij volledig nieuwe meters zoals hiervoor omschreven.
− Bij uitbreiding of vervanging mag de veehouder de melktest ook zelfstandig (met dealer weegapparatuur) uitvoeren (uitvoering idem vorige punt).
Methode 3: Stand alone systeem
− Individuele BIAS afstelling per meter n.a.v. een melktest (minimaal 8 koeien per meter met BIAS
afstelling nadien).
− Uitbreidingen met of vervanging door dezelfde meters (software) mogen op basis van de gemiddelde BIAS over alle meters pre ingesteld worden. Individuele BIAS afstelling per meter kan
daarna met minimaal 3 maar bijvoorkeur 4 koeien per meter. Indien bijstellingen van meer dan
2% moeten plaatsvinden, dan dienen meerdere metingen uitgevoerd te worden.
− Bij uitbreiding of vervanging mag de veehouder de melktest ook zelfstandig (met dealer weegapparatuur) uitvoeren (uitvoering idem vorige punt).
DELAVAL MM15
− Indien mogelijk controle op basis van tank en registratie melkmeters (zie “Vergelijkingsoverzicht
Tankmelk levering en melkmeter registratie”).
− Watertest met eventueel kalibreren (watertest verschil 0,0 kg plus of min 0,2).
Bij problemen dient een melktest uitgevoerd te worden.
MANUFLOW 2
− Indien geen tankvergelijk uitgevoerd kan worden, worden de meters afgesteld op basis van een
melktest. Met de watertest worden dan de referentiewaarden vastgelegd.
− Pre-instelling melkmeters op basis van tank en registratie melkmeters.
1)
o Watertest met eventuele bijstelling t.o.v. “gemiddelde watertest resultaat”
1)
Normaliter ligt dit gemiddelde rond de 11,7. Afwijkende meters technisch nazien en eventueel
hertesten. Voorbeeld: Gemiddelde is 11,6; meter 1 geeft 11,5 en wordt dus bijgesteld en opnieuw gewatertest (11,6 kg plus of min 0,1).
− Uitbreidingen met of vervanging door dezelfde meters (software) mogen op basis van de overige gemiddelde bedrijfsafstelling pre ingesteld worden. Individuele afstelling geschied dan, net
als bij volledig nieuwe meters, zoals hiervoor omschreven.
VMS MM25
− Er wordt een melktest uitgevoerd met minimaal 8 metingen welke via de VMS calibratiesoftware
omgezet worden in een Scalefactor en Offset (gelijk voor alle 4 meters).
− Vervanging van één of max. twee meters door hetzelfde type meters (software) mogen voorzien
worden van dezelfde Scalefactor en Offset. Dit wordt gecontroleerd met minimaal twee melk
metingen. Bij te grote verschillen volgt een volledig nieuwe inregeling.
Uiterlijk daags na uitvoering van de installatieproef dient een melding (telefonisch, fax of e-mail)
plaats te vinden. Bij melding per fax graag direct het aanmeldingsformulier bijvoegen. Per post
dient dan binnen enkele dagen (maximaal 5 werkdagen) de complete set opgestuurd te worden,
het aanmeldingsformulier (met bedrijfs- en afstellinggegevens) en tank/registratie vergelijk of
melktest (of dezelfde informatie op DeLaval formulieren).