Gemeenteblad Nijmegen Jaartal / nummer 2014 / 057 (intern) Naam Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (1992) Publicatiedatum 26 juni 2014 Opmerkingen - Vaststelling van verordening (veelal APV genoemd) bij raadsbesluit van 29 januari 1992 en in werking getreden op 10 oktober 1992. De verordening is 55 keer bij raadsbesluit gewijzigd, en daarnaast zijn er nog bijstellingen geweest in verband met (aanwijzings)besluiten van Burgemeester en Wethouders en de Burgemeester. Zie voor uitgebreide informatie inzake wijzigingen, (aanwijzings)besluiten en tijdstip van inwerkingtreding de slotpagina's van dit gemeenteblad. De hierna genoemde besluiten vormen thans de aanleiding van de herpublicatie van de APV in het gemeenteblad: Besluit van de burgemeester van 12 juni 2014 tot hernieuwde aanwijzing Tunnelweg als locatie voor cameratoezicht in de zin van art. 151c van de Gemeentewet (registratienummer 14.0007031). Het besluit is opgenomen van bijlage 19A. Met deze publicatie is gemeenteblad GB2014-057 in plaats gesteld van de voorgaande publicatie GB2014-053. Attentie: Met ingang van GB2012-045 is de APV opgedeeld . Het eerste deel omvat de tekst van de APV evenals het chronologisch overzicht van wijzigingen en de meeste bijlagen. Het tweede deel: Aanhangsel (GB2012-046) bevat de aanwijzingsbesluiten (bijlagen met plattegronden) met betrekking tot de hondenregulering (bijlage 20 serie) en het overzicht waardevolle en monumentale gemeentebomen. . Aantal bladzijden / verkoopprijs 210/ € 10,50 Afd. BD11 Raadvoorstelnr. 85 en 85a/1991 De Raad van de gemeente Nijmegen; gelet op: artikel 147 Gemeentewet, het Wetboek van Strafrecht, de Wet Geluidhinder, de Wet Milieubeheer, de Wet Openbare Manifestaties, de Wet op de Kansspelen; Besluit: vast te stellen de: ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING DOOR DE GEMEENTE NIJMEGEN Hoofdstuk 1 2 3 4 5 6 1 Algemene bepalingen Openbare orde Openbare zedelijkheid Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente Straf-, overgangs- en slotbepalingen. Inhoud algemene plaatselijke verordening Nijmegen Artikel Onderwerp Hoofdstuk 1 Algemene bepaling Artikel 1.1 Artikel 1.2 Artikel 1.3 Artikel 1.4 Artikel 1.5 Artikel 1.6 Artikel 1.7 Artikel 1.8 Artikel 1.9 Artikel 1.10 Artikel 1.11 Artikel 1.12 Artikel 1.13 Artikel 1.14 Begripsomschrijvingen Aanvraag vergunning of ontheffing (Vervallen) Beslissingstermijn (Vervallen) (Vervallen) (Vervallen) Afwijking Voorschriften en beperkingen Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing (Vervallen) Termijnen (Vervallen) Hoofdstuk 2 Openbare orde Afdeling 1 Orde en veiligheid op de weg Paragraaf 1 Artikel 2.1.1.1 Bestrijding van ongeregeldheden Samenscholing en ongeregeldheden Paragraaf 2 Artikel 2.1.2.1 Artikel 2.1.2.2 Artikel 2.1.2.3 Samenkomsten, betogingen en optochten Kennisgeving samenkomst, vergadering of betoging (Vervallen) (Vervallen) Paragraaf 3 Artikel 2.1.3.1 Verspreiden van gedrukte stukken (Vervallen) Paragraaf 4 Artikel 2.1.4.1 Artikel 2.1.4.2 Vertoningen en dergelijk op de weg Straatartiest (Vervallen) Paragraaf 5 Artikel 2.1.5.1 Artikel 2.1.5.2 Artikel 5.1.5.3 Bruikbaarheid van de weg Voorwerpen of stoffen in, op, aan of boven de weg Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg Maken en veranderen van een uitweg Paragraaf 6 Artikel 2.1.6.1 Artikel 2.1.6.2 Artikel 2.1.6.3 Artikel 2.1.6.4 Artikel 2.1.6.5 Artikel 2.1.6.6 Artikel 2.1.6.7 Artikel 2.1.6.7a Artikel 2.1.6.8 Artikel 2.1.6.8a Artikel 2.1.6.9 Artikel 2.1.6.10 Artikel 2.1.6.11 Artikel 2.1.6.12 Veiligheid op de weg (Vervallen) (Vervallen) Uitzicht belemmerende beplanting of voorwerp Openen straatkolken en dergelijke Kelderingangen, koekoeken en dergelijke (Aangepast en vernummerd tot artikel 4.3.7) Rookverbod Verbod vuur te stoken Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp Gevaarlijke voorwerpen (Vervallen) Voorzieningen voor verkeer en verlichting Objecten onder hoogspanningslijn Veiligheid op ijs 2 Artikel 2.1.6.13 (Vervallen) Afdeling 2 Toezicht op evenementen Artikel 2.2.1 Artikel 2.2.2 Artikel 2.2.3 Artikel 2.2.4 Artikel 2.2.5 Artikel 2.2.6 Artikel 2.2.7 Artikel 2.2.8 Artikel 2.2.9 Artikel 2.2.10 Artikel 2.2.11 Begripsomschrijving Evenement Ordeverstoring Beëindiging evenement Verwijderplicht Betaald voetbalwedstrijden Voetbalvergunning Verbod voetbalwedstrijd Orde in verband met voetbalwedstrijden Verwijderingplicht voetbalsupporters Stadionomgevingsverbod Afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen Paragraaf 1 Artikel 2.3.1.1 Artikel 2.3.1.2 Artikel 2.3.1.2a Artikel 2.3.1.3 Artikel 2.3.1.4 Artikel 2.3.1.5 Artikel 2.3.1.6 Artikel 2.3.1.7 Artikel 2.3.1.8 Artikel 2.3.1.9 Artikel 2.3.1.10 Artikel 2.3.1.11 Toezicht op inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren Begripsomschrijvingen Sluitingsuur Venstertijd Toegang ambtenaren van politie Ordeverstoring Terrasvergunningen Vergunningsplicht alcoholvrije inrichtingen Aanwezigheid van exploitant en beheerder Weigeringgronden exploitatievergunning Intrekkinggronden Vervallen vergunning Overgangsbepalingen Paragraaf 1a Artikel 2.3.1a.4 Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Dranken Horecawet Begripsbepaling Regulering paracommerciële rechtspersonen Voorwaarden en beperkingen voor horecabedrijven en slijtersbedrijven Verbod ‘happy hours’ Paragraaf 2 Artikel 2.3.2.1 Artikel 2.3.2.2 Artikel 2.3.2.3 Artikel 2.3.2.4 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf Begripsomschrijvingen Kennisgeving exploitatie (Vervallen) Verschaffingen gegevens nachtregister Paragraaf 3 Artikel 2.3.3.1 Artikel 2.3.3.2 Artikel 2.3.3.3 Artikel 2.3.3.4 Artikel 2.3.3.5 Artikel 2.3.3.6 Artikel 2.3.3.7 Artikel 2.3.3.8 Toezicht op speelautomatenhallen Begripsomschrijvingen Exploitatie speelautomatenhal Bescheiden vergunningaanvraag Persoonlijk karakter vergunning: voorschriften en beperkingen Weigering vergunning Beëindiging vergunning Intrekking vergunning Voortzetting exploitatie na overlijden exploitant Paragraaf 4 Toezicht op speelautomaten in andere inrichtingen dan speelautomatenhallen Kansspelautomaten (Vervallen) Artikel 2.3.1a.1 Artikel 2.3.1a.2 Artikel 2.3.1a.3 Artikel 2.3.4.1 Artikel 2.3.4.2 3 Afdeling 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid Artikel 2.4.1 Artikel 2.4.2 Artikel 2.4.3 Artikel 2.4.3a Artikel 2.4.3b Artikel 2.4.3c Artikel 2.4.4 Artikel 2.4.5 Artikel 2.4.6 Artikel 2.4.6a Artikel 2.4.6b Artikel 2.4.7 Artikel 2.4.7a Artikel 2.4.8 Artikel 2.4.9 Artikel 2.4.10 Artikel 2.4.11 Artikel.2.4.11-a Artikel 2.4.11-b Artikel 2.4.12 Artikel 2.4.13 Artikel 2.4.14 Artikel 2.4.15 Artikel 2.4.16 Artikel 2.4.17 Artikel 2.4.18 Artikel 2.4.19 Artikel 2.4.20 Artikel 2.4.21 Artikel 2.4.22 Artikel 2.4.23 Artikel 2.4.24 Verblijfsontzeggingen Plakken en kladden Vervoer zaken met verboden handeling als kennelijk doel Handel in verdovende middelen Gebruik harddrugs op straat Samenscholing Sluiting van voor publiek toegankelijke ruimten Verbod betreden van voor het publiek gesloten ruimten Hinderlijk gedrag op of aan de weg Verbod slapen op of aan de weg Overlast skateboarden Hinderlijk drankgebruik Gevaarlijk drinkgerei en verpakkingen Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen Gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten Neerzetten van fietsen en bromfietsen Overlast van fiets of bromfiets bij publiek trekkende activiteiten Bespieden van personen (Vervallen) (Vervallen) (Vervallen) Loslopende honden Verontreiniging door honden Gevaarlijke honden Bescherming tegen gevaarlijke honden op eigen erven Houden van hinderlijke of schadelijke dieren (Vervallen) Loslopend vee en kleinvee (Vervallen) (Vervallen) Afdeling 5 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen Artikel 2.5.1 Artikel 2.5.2 Artikel 2.5.3 Artikel 2.5.4 Artikel 2.5.5 Begripsomschrijvingen Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht Vervreemding van door opkoop verkregen goederen Handel in horecabedrijven Afdeling 6 Bestuurlijke ophouding Artikel 2.6.1 Bestuurlijke ophouding Afdeling 7 Spreiding van vuurwerk verkooppunten Artikel 2.7.1 Vuurwerk verkooppunten Afdeling 8 Cameratoezicht op openbare plaatsen Artikel 2.8.1 Cameratoezicht op openbare plaatsen Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, Sekswinkels, Straatprostitutie e.d. Afdeling 1 Begripsomschrijvingen en nadere regels 4 Artikel 3.1.1 Artikel 3.1.2 Artikel 3.1.3 Begripsomschrijvingen Bevoegd bestuursorgaan Nadere regels Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke Artikel 3.2.1 Artikel 3.2.2 Artikel 3.2.3 Artikel 3.2.4 Artikel 3.2.5 Artikel 3.2.6 Artikel 3.2.7 Artikel 3.2.8 Seksinrichtingen en escortbedrijven Gedragseisen exploitant en beheerder Sluitingstijden Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder Straatprostitutie Sekswinkels Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotischpornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke Afdeling 3 Beslissingstermijn; weigeringgronden Artikel 3.3.1 Artikel 3.3.2 Beslissingstermijn Weigeringgronden Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer Artikel 3.4.1 Artikel 3.4.2 Beëindiging exploitatie Wijziging beheer Afdeling 5 Overgangsbepaling Artikel 3.5.1 (Vervallen) Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuur- schoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente Afdeling 1 Geluidhinder Artikel 4.1.1 Artikel 4.1.2 Artikel 4.1.3 Artikel 4.1.4 Artikel 4.1.5 Verbod geluidhinder Begripsbepalingen Aanwijzing collectieve festiviteiten Kennisgeving incidentele festiviteiten Verboden incidentele festiviteiten Afdeling 2 Afvalstoffen Paragraaf 1 Artikel 4.2.1.1 Artikel 4.2.1.2 Algemene bepalingen Begripsomschrijvingen Inzameldienst Paragraaf 2 Artikel 4.2.2.1 Artikel 4.2.2.1a Artikel 4.2.2.2 Artikel 4.2.2.3 Artikel 4.2.2.4 Artikel 4.2.2.5 Artikel 4.2.2.6 Artikel 4.2.2.7 Artikel 4.2.2.7a Artikel 4.2.2.8 Het zich ontdoen van huishoudelijke afvalstoffen Uitsluiting grof huisafval Overdragen of aanbieden restafval aan de inzameldienst De dagen en tijden voor het overdragen of het aanbieden De wijze en de plaats van het overdragen of het aanbieden Verpakking van huishoudelijk afval Ordelijke overdracht of aanbieding van huishoudelijk afval Aangewezen plaats Het overdragen of aanbieden in containers Het overdragen of aanbieden in wijkcontainers Verwijdering container 5 Artikel 4.2.2.9 Artikel 4.2.2.13.a Artikel 4.2.2.14 Het in bijzondere gevallen overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen Aangewezen plaats achterlaten huishoudelijke afvalstoffen Incidenteel achterlaten huishoudelijke afvalstoffen Verbod achterlaten huishoudelijke afvalstoffen Achterlaten in daartoe bestemde bakken Het zich afzonderlijk ontdoen van bijzondere categorieën huishoudelijke afvalstoffen Groente-, fruit- en tuinafval Nadere regels bijzondere categorieën huishoudelijke afvalstoffen Paragraaf 3 Artikel 4.2.3.1 Artikel 4.2.3.2 Artikel 4.2.3.3 Artikel 4.2.3.4 Het zich ontdoen van grof huisafval Verbod ontdoen grof huisafval Aanbieden en overdragen grof huisafval Omvang en inhoud grof huisafval Schakelbepaling Paragraaf 4 Artikel 4.2.4.1 Artikel 4.2.4.2 Het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen en grof huisafval door anderen dan de inzameldienst Inzamelvergunning Aanbieden aan degene die inzamelt met vergunning Paragraaf 5 Artikel 4.2.5.1 Artikel 4.2.5.2 Het zich ontdoen van andere categorieën van afvalstoffen Aanwijzing andere categorieën afvalstoffen Inzameling andere categorieën afvalstoffen door derden Paragraaf 6 Artikel 4.2.6.1 Openbare bekendmaking Bekendmaking van besluiten burgemeester en wethouders Afdeling 3 Bodem-, weg- en andere milieuverontreiniging Artikel 4.3.1 Artikel 4.3.1.a Artikel 4.3.2 Artikel 4.3.3 Artikel 4.3.4 Artikel 4.3.5 Artikel 4.3.6 Artikel 4.3.7 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging Achterlaten van straatafval Zwerfafval bij vervoeren, laden, lossen of overige werkzaamheden Afvalbakken in inrichtingen voor het gebruik van eet- en drinkwaren Wegwerpen van reclamebiljetten of andere promotiemateriaal Verbod op het verspreiden van strooibiljetten e.d. met commerciële doeleinden gedurende de Vierdaagsefeesten Natuurlijke behoefte doen Verbod doorzoeken van ter inzameling gereed staande afvalstoffen Afdeling 4 Het bewaren van houtopstanden Artikel 4.4.1 Artikel 4.4.2 Artikel 4.4.3 Artikel 4.4.3a Artikel 4.4.4 Artikel 4.4.5 Artikel 4.4.6 Artikel 4.4.7 Begripsomschrijvingen Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden (Vervallen) Weigeringgronden Bijzondere vergunningsvoorschriften Herplant- en instandhoudingplicht Schadevergoeding Bestrijding iepziekte Afdeling 5 Bescherming van flora en fauna Artikel 4.5.1 Artikel 4.5.2 Artikel 4.5.3 Betreden van plantsoenen e.d. (Vervallen) Afdeling 6 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast Artikel 4.2.2.10 Artikel 4.2.2.11 Artikel 4.2.2.12 Artikel 4.2.2.12a Artikel 4.2.2.13 6 Artikel 4.6.1 Artikel 4.6.2 Artikel 4.6.3 Artikel 4.6.4 Artikel 4.6.5 Opslag bromfietsen of motorvoertuigen, caravans, afvalstoffen, mest of ingekuilde landbouwproducten Ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclames en dergelijke Aanschrijving (Vervallen) (Vervallen) Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente Afdeling 1 Parkeerexcessen Artikel 5.1.1 Artikel 5.1.2 Artikel 5.1.3 Artikel 5.1.4 Artikel 5.1.5 Artikel 5.1.6 Artikel 5.1.7 Artikel 5.1.8 Artikel 5.1.9 Artikel 5.1.10 Artikel 5.1.11 Begripsbepalingen Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d. Defecte voertuigen Voertuigwrakken Parkeren van voertuigen met gevaarlijke stoffen Caravans en dergelijke Parkeren van (reclame)voertuigen Parkeren van grote voertuigen Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen Afdeling 2 Collecteren, venten en standplaatsen Artikel 5.2.1 Artikel 5.2.2 Artikel 5.2.3 Artikel 5.2.4 Inzameling van geld of goed (Vervallen) Standplaatsen; uitstallingen op de weg Te koop aanbieden van voertuigen Afdeling 3 Slachten van dieren Artikel 5.3.1 Publiekelijk slachten Afdeling 4 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden Artikel 5.4.1 Artikel 5.4.2 Crossterreinen Beperking verkeer in natuurgebieden Afdeling 5 Verstrooiing van as Artikel 5.5.1 Artikel 5.5.2 Artikel 5.5.3 Begripsomschrijving Regulering incidentele asverstrooiing Verbod incidentele asverstrooiing bij hinder of overlast voor derden Afdeling 6 Straatnaamborden, huisnummers, brandkranen en dergelijke Artikel 5.6.1 Artikel 5.6.2 (Vervallen) (Vervallen) Afdeling 7 Gevonden voorwerpen; detectorverbod Artikel 5.7.1 Artikel 5.7.2 (Vervallen) Detectorverbod Afdeling 8 Recreatief nachtverblijf buiten een kampeerterrein Artikel 5.8.1 Begripsbepaling 7 Artikel 5.8.2 Artikel 5.8.3 Recreatief nachtverblijf buiten een kampeerterrein Aanwijzing kampeerplaatsen Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen Artikel 6.1 Artikel 6.1a Artikel 6.2 Artikel 6.3 Artikel 6.4 Artikel 6.5 Artikel 6.6 Strafbepaling Toezichthouders (Vervallen) Het betreden in woningen zonder toestemming van de bewoners Inwerkingtreding Overgangsbepalingen Aanhalingstitel 8 Alles wat je zoekt is snel te lokaliseren via de donkere (linker) verrekijker boven in de knoppenbalk. Ook bereikbaar met de (= standaard voor zoeken in Windows/Internet/Intranet!) toetsaanslag Ctrl + F. Verder op hetzelfde woord zoeken gaat het handigst, aansluitend aan het voorgaande, met herhalend de toetsaanslag F3 Ook kun je doorschakelen op de rode teksten in de Inhoudsopgave 9 Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. Openbare plaats: een voor publiek toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg als bedoeld onder b; zie ook art.1 Wet openbare manifestaties; b. Weg: 1. alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen; 2. de –al dan niet met enige beperking- voor het publiek toegankelijke pleinen en open plaatsen, parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuurterreinen, ijsvlakten en aanlegplaatsen voor vaartuigen; 3. de voor publiek toegankelijke stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen, welke uitsluitend tot voor bewoning in gebruik zijnde ruimte toegang geven en niet afsluitbaar zijn; 4. andere voor het publiek toegankelijke, al dan niet afsluitbare stoepen, trappen portieken, gangen, passages en galerijen, de afsluitbare alleen gedurende de tijd dat zij niet door of vanwege degene die daartoe naar burgerlijk recht bevoegd is, zijn afgesloten. b. Openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn; c. Bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan de gedeputeerde staten de grenzen hebben vastgesteld; d. Rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht; e. Bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Bouwverordening; elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming, hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; f. Gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet; g. Handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen en diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen; h. Bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet Algemene bepalingen Omgevingsrecht; i. Vierdaagsefeesten en de vierdaagse(marsen): Vierdaagse feesten: jaarlijkse feesten die starten op de zaterdag voorafgaande aan de derde week van juli en eindigen in de nacht van vrijdag/zaterdag in de derde week van juli. Vierdaagse(marsen): jaarlijkse wandeltocht van dinsdag tot en met vrijdag in de derde week van juli. Artikel 1.2 Indienen aanvraag 1. Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen. 2. Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd met ten hoogste negen weken 10 3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in de artikelen 2.1.5.2, artikel 2.1.5.3, artikel 2.4.15, 4.4.2 of 4.6.2 Artikel 1.3 Vervallen Artikel 1.4 Beslistermijn 1. Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag. 2. Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verlengen. 3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt niet voor de beslissing op aanvragen voor vergunningen als bedoeld in artikel 3.2.1 4. In afwijking van het tweede lid is artikel 3:9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2.1.5.2, 2.1.5.3, 2.4.15, 4.4.2 en 4.6.2. Artikel 1.5 (Vervallen) Artikel 1.6 (Vervallen) Artikel 1.7 (Vervallen) Artikel 1.8 (Vervallen) Artikel 1.9 Voorschriften en beperkingen 1. Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist. 2. Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen. Artikel 1.10 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing Elke vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachten deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet. Artikel 1.11 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing 1. a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt; b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist; c. indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen; d. indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; e. indien de houder dit verzoekt. 2. a. Een besluit tot intrekking of wijziging van een vergunning of ontheffing is met redenen omkleed; b. dit besluit wordt niet genomen dan nadat de houder van de vergunning of ontheffing in de gelegenheid is gesteld binnen een door het bevoegde orgaan te stellen termijn zijn oordeel kenbaar te maken omtrent het voornemen tot het nemen van dit besluit. Artikel 1.12 (Vervallen) Artikel 1.13 Termijnen De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet. Artikel 1.14 (Vervallen) Artikel 1.15 Weigeringsgronden De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van: 11 a. b. c. d. de openbare orde; de openbare veiligheid; de volksgezondheid; de bescherming van het milieu Artikel 1.16 Positieve fictieve beschikking 1. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing voor de volgende artikelen in deze verordening: a. Artikel 2.1.4.1: Ontheffing van het verbod optreden als straatartiest; Artikel 1.17 Positieve fictieve beschikking 1. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de volgende artikelen in deze verordening: • Artikel 2.2.2.: Evenementenvergunning; 12 • Artikel 2.2.7: Voetbalvergunning; • Artikel 2.3.1.6: Exploitatievergunning openbare inrichtingen; • Artikel 2.3.1.5: Terrasvergunning; • Artikel 2.3.3.2: Exploitatievergunning speelgelegenheden; • Artikel 3.2.1: Exploitatievergunning seksinrichtingen en escortbedrijven; • Artikel 3.2.6 (bijlage 2A): registratie tippelzone; • Artikel 5.8.2: Ontheffing van het verbod tot recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen. Hoofdstuk 2 OPENBARE ORDE Afdeling 1 Orde en veiligheid op de weg Paragraaf 1 Bestrijding van ongeregeldheden Artikel 2.1.1.1 Samenscholing en ongeregeldheden 1. Het is verboden op of aan de weg zich tezamen met anderen te begeven naar of al dan niet tezamen met anderen deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden, dan wel te vechten. 2. Een ieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen. 3. Het is verboden zich te begeven of te bevinden op terreinen, wegen of weggedeelten, wanneer deze door of vanwege het bevoegd gezag in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van wanordelijkheden zijn afgezet. 4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod. 5. Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties. Paragraaf 2 Samenkomsten, betogingen en optochten Artikel 2.1.2.1 Kennisgeving samenkomst, vergadering of betoging 1. Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een samenkomst tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging, een vergadering of een betoging te houden, geeft hiervan voor de openbare aankondiging daarvan en tenminste 48 uur voor de aanvang, schriftelijk kennis aan de burgemeester. 2. Degene die het voornemen heeft om op een openbare plaats op een vooraf bepaalbaar tijdstip een regelmatig terugkerende samenkomst tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging te houden, geeft hiervan voor de openbare aankondiging daarvan en ten minste 48 uur voordat deze voor de eerste keer gehouden zal worden na de inwerkingtreding van dit artikel, eenmalig schriftelijk kennis aan de burgemeester. 3. Onder openbare plaats wordt verstaan een plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties. 4. De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het eerste en in het tweede lid genoemde termijn van 48 uur verkorten en/of een mondelinge kennisgeving ontvankelijk verklaren. 5. Het bepaalde in artikel 6.1, eerste lid, is niet van toepassing op overtreding van dit artikel. 6. Bij de kennisgeving wordt opgave gedaan van: a. naam en adres van degene, die de samenkomst, vergadering of betoging houdt; b. het doel van de samenkomst, vergadering of betoging; c. de datum waarop de samenkomst, vergadering of betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en beëindiging; d. de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging; e. voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling; f. maatregelen die degene, die de samenkomst, de vergadering of betoging houdt, zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen. 7. Degene die de kennisgeving doet ontvangt daarvan een bewijs, waarin in ieder geval het tijdstip van de kennisgeving is vermeld. Artikel 2.1.2.2 (Vervallen) Artikel 2.1.2.3 (Vervallen) Paragraaf 3 Verspreiden van gedrukte stukken 13 Artikel 2.1.3.1 (Vervallen) Paragraaf 4 Vertoningen en dergelijke op de weg Artikel 2.1.4.1 Straatartiest 1. Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatmuzikant, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op of aan de weg op te treden. 2. Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet indien wordt voldaan aan door de burgemeester te stellen nadere regels ten aanzien van de plaatsen, uren waarbinnen, duur en wijze van optreden. 3. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod. Artikel 2.1.4.2 (Vervallen) Paragraaf 5 Bruikbaarheid van de weg Artikel 2.1.5.1 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg (zie voor aanwijzingsbesluiten: bijlagen 4B, 4C, 4D en 4E en voor nadere regels bijlage 25) 1 2 3. 4 5. 14 Het is verboden zonder vergunning van het college voorwerpen of stoffen in, op, aan of boven de weg aan te brengen, te hebben of achter te laten. Het verbod geldt niet voor: a. bouwobjecten, voor zover deze niet zodanig zijn opgesteld dat zij hinder voor het verkeer kunnen opleveren mits wordt voldaan aan de door het college te stellen nadere regels met betrekking tot het plaatsen van deze voorwerpen of stoffen; b. objecten op de weg bij evenementen als bedoeld in artikel 2.2.2. lid 4, mits deze objecten gezamenlijk een maximale oppervlakte van 30 m2 hebben. Deze uitzondering geldt niet voor podia, tribunes en/of tenten waar meer dan 50 personen aanwezig zijn. c. de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan. Degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten draagt er zorg voor dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is; d. voertuigen; e. voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard; f. terrassen als bedoeld in artikel 2.3.1.5; g. standplaatsen als bedoeld in artikel 5.2.3 en uitstallingen als bedoeld hierna onder h; h. uitstallingen, mits gelegen in door het college aangewezen gebieden en indien voldaan is aan de door het college gestelde regels ten aanzien van uitstallingen; i. spandoeken mits aangebracht op de door het college aangewezen locaties en voldaan is aan de door het college vastgestelde regels omtrent spandoeken; j. informatiekramen voor zover er niet commerciële informatie wordt verschaft aan het publiek mits wordt voldaan aan de door het college gestelde regels omtrent informatiekramen. Het is verboden op, aan, over of boven de weg een voorwerp of stof waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien: a. deze door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging schade toebrengt aan de weg, b. gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik van de weg, of c. een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg. Voor de toepassing van het tweede lid, onder c, wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat. Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd: a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; b. 6. indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Rijkswegenreglement, artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of de Gelderse wegenverordening van toepassing is. Artikel 2.1.5.2 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een weg aan te leggen, de verharding van een weg op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg. 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan hetgeen artikel l van de Wegenverkeerswet daaronder verstaat, alsmede alle niet-openbare ontsluitingswegen van gebouwen. 3. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het Rijk, de provincie, de gemeente of het waterschap ter uitvoering van zijn of haar publiekrechtelijke taak. 4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur, de Gelderse wegenverordening, de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur van toepassing is. Artikel 2.1.5.3 Maken en veranderen van een uitweg 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag. a. een uitweg te maken naar de weg; b. van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg; c. verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg. 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat. 3. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd in het belang van: a. de bruikbaarheid van de weg; b. het veilig en doelmatig gebruik van de weg; c. de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving; d. de bescherming van de groenvoorziening in de gemeente. 4 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Waterschapskeur of de Gelderse wegenverordening van toepassing is. Paragraaf 6 Veiligheid op de weg Artikel 2.1.6.1 (Vervallen) Artikel 2.1.6.2 (Vervallen) Artikel 2.1.6.3 Uitzicht belemmerende beplanting of voorwerp 1. De rechthebbende op een boom, heg, struik of andere beplanting, die aan personen en aan het wegverkeer het vrije uitzicht kan belemmeren of op andere wijze hinder of gevaar kan opleveren, is verplicht deze beplanting te snoeien, te knotten, op te binden, te verwijderen of op te ruimen na aanschrijving door burgemeester en wethouders, binnen een door hen te stellen termijn en overeenkomstig hun aanwijzingen. 2. Het is verboden langs de weg een voorwerp aan te brengen, te plaatsen of te hebben dat aan personen en aan het wegverkeer het uitzicht belemmert. Artikel 2.1.6.4 Openen straatkolken en dergelijke Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting, die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken. 15 Artikel 2.1.6.5 Kelderingangen, koekoeken en dergelijke 1. Het is verboden aan of in wegen openingen of ingangen van kelders, regenbakken of putten te hebben, tenzij de openingen of ingangen gedekt zijn met luiken van geribd scheepsplaat van een gewicht van tenminste 50 kg per vierkante meter, welke zuiver vlak en vastliggen op een hardstenen rand of ijzeren ramen en gelijk van hoogte zijn met het omliggende wegdek. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover artikel 427 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 5, eerste lid onder h van het Rijkswegenreglement, de Gelderse wegenverordening of artikel 385 Nijmeegse Bouwverordening van toepassing is. Artikel 2.1.6.6 (Dit artikel is aangepast en vernummerd tot artikel 4.3.7) Artikel 2.1.6.7 Rookverbod 1. Het is verboden te roken in bossen of op heidegronden of binnen een afstand van dertig meter daarvan gedurende de door burgemeester en wethouders aangewezen periode. Deze aanwijzing wordt openbaar bekend gemaakt overeenkomstig artikel 3:42 Algemene Wet Bestuursrecht. 2. Het is verboden in bossen of op heidegronden of binnen een afstand van honderd meter daarvan brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen. 3. Het in het eerste en in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor zover artikel 429, aanhef en onder 3e van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. 4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende, als tuin ingerichte erven. Artikel 2.1.6.7a Verbod vuur te stoken 1. Het is verboden in door de burgemeester aangewezen gebieden en gedurende de door de burgemeester aangewezen tijden in de open lucht vuur aan te leggen, te stoken of te hebben. 2. Een aanwijzingbesluit als bedoeld in het eerste lid kan enkel voorschriften bevatten ter bescherming van: a. de flora en fauna; b. de openbare orde; c. de openbare veiligheid. 3. Het verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening. Artikel 2.1.6.8 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp 1. Het is verboden op of aan de weg op enigerlei wijze prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of andere scherpe voorwerpen aan te brengen of te hebben lager dan twee meter boven de hoogte van de weg. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet ten aanzien van prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of andere scherpe voorwerpen, die op grotere afstand dan 0,25 meter uit de uiterste boord van de weg, op van de weg af gerichte delen van een afscheiding zijn aangebracht. 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet daaronder verstaat. Artikel 2.1.6.8a Gevaarlijke voorwerpen 1. Het is verboden op door burgemeester en wethouders aangewezen wegen en daaraan gelegen voor het publiek toegankelijke gebouwen en terreinen, messen, knuppels, slagwapens of andere voorwerpen die als wapen gebruikt kunnen worden, openlijk bij zich te dragen. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor wapens behorende tot de categorieën I, II, III en IV Wet wapens en munitie en voor zover door het bij zich dragen van deze voorwerpen de openbare orde of veiligheid niet in gevaar komt of kan komen. (zie voor aanwijzingsbesluit: bijlage 14 bij de slotpagina's) Artikel 2.1.6.9 (Vervallen) Artikel 2.1.6.10 Voorzieningen voor verkeer en verlichting 1. De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van burgemeester en wethouders, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd. 16 2. 3. Burgemeester en wethouders geven tevoren schriftelijk kennis aan de rechthebbende als bedoeld in het eerste lid van hun voornemen over te gaan tot het doen aanbrengen of wijzigen van een voorwerp, bord of voorziening als bedoeld in het eerste lid. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet of de Belemmeringenwet Privaatrecht van toepassing is. Artikel 2.1.6.11 Objecten onder hoogspanningslijn 1. Het is verboden binnen een afstand van zes meter aan weerszijden van voor stroomgeleiding bestemde draden van bovengrondse hoogspanningslijnen voorwerpen, opgaand houtgewas of andere objecten, die niet zijn aan te merken als gebouwen of bouwwerken hoger dan twee meter te plaatsen of te hebben. 2. Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen indien de elektrische spanning van de bovengrondse hoogspanningslijn dat toelaat. 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet ten aanzien van objecten die deel uitmaken van de hoogspanningslijn. Artikel 2.1.6.12 Veiligheid op het ijs 1. Het is verboden: a. voor het publiek toegankelijke ijsvlakten te beschadigen, te verontreinigen, te versperren of het verkeer daarop op enige andere wijze te belemmeren of in gevaar te brengen; b. bakens of andere voorwerpen ten behoeve van de veiligheid geplaatst op de onder a bedoelde ijsvlakten te verplaatsen, weg te nemen, te beschadigen of op enige andere wijze het gebruik daarvan te verijdelen of te belemmeren. 2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale vaarwegenverordening. Artikel 2.1.6.13 (Vervallen) Afdeling 2 Toezicht op evenementen Artikel 2.2.1 Begripsomschrijving 1. In deze afdeling wordt onder evenement verstaan: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van: a. bioscoop-, theater- en schouwburgvoorstellingen; b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet; c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen; d. het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen, indien dit onderdeel uitmaakt van de reguliere bedrijfsvoering van de inrichting en gedurende minimaal 40 weken per jaar plaatsvindt; e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties; f. voetbalwedstrijden als bedoeld in artikel 2.2.6 tot en met 2.2.11 van deze verordening; g. activiteiten als bedoeld in artikel 2.1.2.1, 2.1.4.1 en 2.3.3.1 van deze verordening. 2. Onder evenement wordt mede verstaan: a. een herdenkingsplechtigheid; b. een braderie; c. een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2.1.2.1 van deze verordening; d. een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg, behoudens straatmuziek; e. een straatfeest of buurtbarbecue. In deze afdeling wordt onder organisator verstaan een natuurlijke persoon of in geval van een rechtspersoon, de bestuurder van deze rechtspersoon dan wel diens gevolmachtigde, die een evenement als bedoeld in het eerste lid houdt of doet houden. 3. 17 Artikel 2.2.2 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Evenement Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren. Een aanvraag om een vergunning voor een evenement als bedoeld in het eerste lid moet worden ingediend uiterlijk 8 weken vóór de datum van het evenement. De burgemeester kan voor bijzondere en/of periodiek terugkerende evenementen van de hiervoor vermelde termijn afwijken. De vergunning kan worden geweigerd in het belang van: a. de openbare orde; b. de openbare veiligheid; c. de volksgezondheid; d. de bescherming van het milieu; e. de verkeersveiligheid; f. het woon- en leefklimaat. Geen vergunning is vereist voor een klein ééndaags evenement, mits: a) het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 250 personen; b) het evenement voldoet aan de navolgende tijden: e e e e - begintijd: op een zondag, 2 paasdag, 2 pinksterdag en 1 en 2 kerstdag niet eerder dan 13:00 uur, overige dagen niet eerder dan 09:00 uur; - eindtijd: 24:00 uur op een vrijdag, een zaterdag en op de dag voor een officieel erkende feestdag; op overige dagen 23:00 uur; c) tussen de begin- en eindtijd voor muziek zit één aaneengesloten periode van maximaal 10 uur; d) het geluidsniveau gemeten op 2 meter uit de gevel van een woning mag niet meer zijn dan 70 dB(A)/83dB(C). Indien zich op 35 meter van de luidsprekers geen woning of winkel bevindt, mag het geluidsniveau op 35 meter van de luidsprekers niet meer zijn dan 70 dB(A)/83dB(C); e) de geluidsboxen moeten zodanig opgesteld worden dat deze niet direct op woningen of winkels zijn gericht; f) er maximaal 2 keer per locatie per kalenderjaar muziek ten gehore wordt gebracht, conform de “Beleidsregels geluid bij evenementen in de openlucht” (december 2008); g) het evenement geen of een zeer geringe beperking van het gebruik van de weg veroorzaakt en geen belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten en er te allen tijde een rijbaan van 4 meter beschikbaar blijft; h) er geen conflicterende samenloop is met andere evenementen, wegopbrekingen en/of de hoofdroutes van de hulpdiensten; i) er een organisator is; j) de organisator uiterlijk 2 weken voorafgaand aan het evenement omtrent locatie en tijdstip daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester in verband met plaatsing op de evenementenkalender; k) het evenement niet plaatsvindt in de derde volle week van juli op een locatie die is vergund ten behoeve van de vierdaagsefeesten of de vierdaagsemarsen. De burgemeester kan besluiten een klein evenement te verbieden, indien er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid, de verkeersveiligheid, het woon- en leefklimaat of het milieu in gevaar komt. Het verbod van het eerste lid geldt niet voor een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin voorzien wordt door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994. Het is verboden om vergunningplichtige evenementen te organiseren jaarlijks in de derde volle week van juli vanwege de vierdaagsefeesten en de vierdaagsemarsen. (zie voor de Beleidsregel locatie voorkeursbeleid evenementen bij de slotpagina’s: bijlage 17C) Artikel 2.2.2 a Aanvraag vergunning of ontheffing vierdaagsemarsen 1. Een aanvraag om een vergunning of ontheffing in het kader van de vierdaagsemarsen wordt ingediend uiterlijk op 1 maart van het jaar waarin de vierdaagsemarsen plaatsvinden waarop de aanvraag betrekking heeft. 2. Het bevoegd orgaan kan, in geval van een bijzondere omstandigheid, afwijken van de in lid 1 bedoelde termijn. Artikel 2.2.2 b 18 Aanvraag vergunning of ontheffing vierdaagsefeesten 1. 2. Een aanvraag om een vergunning of ontheffing in het kader van de vierdaagsefeesten wordt ingediend uiterlijk op 1 februari van het jaar waarin de vierdaagsefeesten plaatsvinden waarop de aanvraag betrekking heeft. Het bevoegd orgaan kan, in geval van een bijzondere omstandigheid, afwijken van de in lid 1 bedoelde termijn. (Zie voor de Beleidsregels bootfeesten bij de slotpagina's: bijlage 10) (Zie voor de Beleidsregels dansmuziekevenementen bij de slotpagina's: bijlage 16) Artikel 2.2.3 Ordeverstoring Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren. Artikel 2.2.4 Beëindiging evenement 1. De burgemeester kan, indien het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen, de zedelijkheid of gezondheid, dan wel het woon- en leefklimaat dit vordert, het bevel geven een evenement te beëindigen. 2. Degene die een evenement organiseert dan wel bij een evenement feitelijk de leiding heeft, is verplicht: a. dat evenement onverwijld te beëindigen indien de burgemeester hiertoe een bevel geeft; b. ervoor te zorgen dat, nadat het onder a bedoeld bevel door de burgemeester is gegeven, geen publiek meer tot het evenement toegelaten wordt; c. ervoor te zorgen dat ambtenaren van politie te allen tijde toegang hebben tot het evenement. 3. Indien een evenement gepaard gaat of dreigt te gaan met een ernstige verstoring van de openbare orde is degene die dat evenement organiseert of bij dat evenement feitelijk de leiding heeft, verplicht op bevel van een ambtenaar van politie het evenement onverwijld te beëindigen en geen publiek meer tot het evenement toe te laten. 4. Het is verboden aanwezig te zijn bij een evenement ten aanzien waarvan een bevel, als bedoeld in het eerste lid, of in het derde lid gegeven is. Artikel 2.2.5 Verwijderplicht Indien een evenement is verboden of een bevel tot beëindiging als bedoeld in artikel 2.2.4 is gegeven, is een ieder die zich op de plaats of in de directe nabijheid van het evenement bevindt, op eerste vordering van een ambtenaar van politie verplicht zich terstond te verwijderen in de door die ambtenaar bevolen richting. Artikel 2.2.6 Betaald voetbalwedstrijden 1. Voor de toepassing van de artikelen 2.2.6 tot en met 2.2.11 wordt onder organisator verstaan: a. de betaalvoetbalorganisatie NEC, indien het betreft een voetbalwedstrijd waarbij het eerste elftal van de betaalvoetbalorganisatie NEC als thuis spelende ploeg betrokken is, uitgezonderd wedstrijden buiten enig competitieverband tegen een amateurvoetbalorganisatie; b. de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond, indien het betreft een voetbalwedstrijd tussen voetbalorganisaties afkomstig van buiten de gemeente Nijmegen, waarbij ten minste één betaalvoetbalorganisatie is betrokken; c. degene die buiten de gevallen, genoemd onder a. en b. een voetbalwedstrijd organiseert, waarbij ten minste één betaalvoetbalorganisatie is betrokken. 2. Voor de toepassing van de artikelen 2.2.6 tot en met 2.2.11 wordt onder voetbalwedstrijd verstaan een voetbalwedstrijd georganiseerd door een organisator als bedoeld in het vorige lid. Artikel 2.2.7 Voetbalvergunning 1. Het is de organisator verboden zonder vergunning van de burgemeester een voetbalwedstrijd te houden of te doen houden. Een vergunning kan meerdere wedstrijden betreffen. 2. Een aanvraag om een vergunning moet worden ingediend uiterlijk vier weken voor de datum van de voetbalwedstrijd. De burgemeester kan van de hiervoor vermelde termijn afwijken en de uiterlijke datum van de aanvraag afzonderlijk bepalen. 3. De burgemeester kan de vergunning weigeren dan wel aan de vergunning voorschriften verbinden in het belang van: 19 a. de openbare orde; b. de openbare veiligheid; c. de volksgezondheid; d. de bescherming van het milieu; e. de verkeersveiligheid. Artikel 2.2.8 Verbod voetbalwedstrijd 1. De burgemeester kan het doen spelen van een wedstrijd verbieden: a. uit vrees voor het ontstaan van een ernstige verstoring van de openbare orde; b. indien de krachtens artikel 2.2.7, derde lid, opgelegde voorschriften niet worden nageleefd; c. indien geen of niet tijdig een vergunning is aangevraagd. 2. Het is verboden een voetbalwedstrijd te doen spelen, wanneer een verbod, als bedoeld in het vorige lid is uitgevaardigd. Artikel 2.2.9 Orde in verband met voetbalwedstrijden 1. Vanaf 4 uur voor het vastgestelde begin van een voetbalwedstrijd tot 4 uur na afloop van een voetbalwedstrijd is het niet toegestaan voorwerpen mee te voeren waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze zijn bedoeld om de openbare orde te verstoren. 2. Het is verboden in een voetbalstadion de orde te verstoren. Artikel 2.2.10 Verwijderingplicht voetbalsupporters Personen, die zich door kleding, uitrusting of gedragingen manifesteren als voetbalsupporters, en niet in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de voetbalwedstrijd dan wel tegen wie het vermoeden bestaat dat zij voornemens zijn de orde te verstoren, zijn verplicht zich op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie met inachtneming van diens aanwijzingen, naar een in het bevel aangegeven plaats, dan wel buiten de gemeentegrenzen te begeven. Artikel 2.2.11 Stadionomgevingsverbod 1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan een persoon schriftelijk het verbod opleggen zich op te houden in de omgeving van het Goffertstadion vanaf 4 uur voor het vastgestelde aanvangstijdstip van een voetbalwedstrijd in het stadion tot 4 uur na afloop van de voetbalwedstrijd. 2. Het verbod bedoeld in het eerste lid geldt voor een bepaalde periode welke niet langer is dan 24 maanden. (Zie voor de Beleidsregels stadionomgevingsverboden (2008) bij de slotpagina's: bijlage 8) Afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen Paragraaf 1 Toezicht op inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren Artikel 2.3.1.1 Begripsomschrijvingen 1. In deze paragraaf en de daaruit volgende bepalingen wordt verstaan onder: a. inrichting: een voor het publiek toegankelijke ruimte: 1. waarin enig horecabedrijf, tot de uitoefening waarvan behoort het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse, wordt uitgeoefend; 2. waar bedrijfsmatig of anders dan om niet, al dan niet door middel van een automaat, etenswaren of alcoholvrije dranken of rookwaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt; 3. waar bedrijfsmatig of anders dan om niet, etenswaren worden bereid om te worden afgehaald; b. exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een inrichting exploiteert of exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen; c. beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent of uitoefenen in een inrichting; 2. In deze paragraaf wordt onder bezoekers niet verstaan: 20 a. de gezinsleden van de exploitant en beheerder, alsmede diens elders wonende bloed- en aanverwanten, in de rechte lijn onbeperkt, in de zijlijn tot en met de derde graad; b. de personen die voorkomen in het register, bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht; c. de personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is. Paragraaf 1a Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet Artikel 2.3.1a.1 Begripsbepaling In deze afdeling wordt verstaan onder: a: - alcoholhoudende drank, - horecabedrijf, - horecalocaliteit, - inrichting, - paracommerciële rechtspersoon, - sterke drank, - slijtersbedrijf en - zwak-alcoholhoudende drank, dat wat daaronder wordt verstaan in de Drank- en Horecawet; b: bijeenkomst van persoonlijke aard: een bijeenkomst, waarbij alcoholhoudende drank wordt genuttigd, die geen direct verband houdt met de statutaire activiteiten van de paracommerciële instelling. Voorbeelden van bijeenkomsten van persoonlijke aard zijn bruiloften, recepties bij jubilea, verjaardagsfeesten, barbecues, bedrijfsfeesten, koffietafels, condoleancebijeenkomsten en dergelijke. Artikel 2.3.1a.2 Regulering paracommerciële rechtspersonen 1.Een paracommerciële rechtspersoon kan alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken dagelijks van 12.00 uur tot 00.00 uur, met de volgende uitzonderingen: a. een paracommerciele rechtspersoon die zich voornamelijk richt op het organiseren en/of het ondersteunen van activiteiten van sportieve aard kan alcoholhoudende drank verstrekken van 12.00 uur tot 01.00 uur; b. een paracommerciele rechtspersoon die zich voornamelijk richt op het organiseren en/of het ondersteunen van sociale interactie tussen studenten kan van 12.00 uur tot 08.00 uur alcoholhoudende drank verstrekken, mits wordt voldaan aan de venstertijden zoals bedoeld in artikel 2.3.1.2a van deze verordening. 2. Een paracommerciële rechtspersoon verstrekt geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en tijdens bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn. Artikel 2.3.1a.3 Voorwaarden en beperkingen voor horecabedrijven en slijtersbedrijven De burgemeester kan in het belang van de handhaving van de openbare orde, de veiligheid, de zedelijkheid of de volksgezondheid aan een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet voorschriften verbinden en de vergunning beperken tot het verstrekken van zwakalcoholhoudende drank. Artikel 2.3.1a.4 Verbod ‘happy hours’ Het is verboden in een horecalokaliteit of op een terras bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die daar gewoonlijk wordt gevraagd. Artikel 2.3.1.2 Sluitingsuur 1. Het is verboden een inrichting, welke uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij een sport- of jeugdorganisatie of instelling, dan wel in gebruik is als buurt- of wijkhuis, deze inrichting van 02.00 tot 05.00 uur voor bezoekers geopend te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven. 21 2. 3. 4. De burgemeester is bevoegd in zeer bijzondere gevallen van tijdelijke aard ontheffing te verlenen van dit verbod. De burgemeester kan bepalen dat een inrichting, al dan niet tijdelijk, tussen 00.00 uur en 06.00 uur voor publiek gesloten dient te zijn in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid, gezondheid of van het woon- en leefmilieu. Het is bezoekers verboden gedurende de tijd dat een voor publiek toegankelijke ruimte gesloten dient te zijn, zich daarin te bevinden. Het bepaalde in het eerste en het tweede lid geldt niet voor zover op de Wet milieubeheer gebaseerde vergunningsvoorschriften van toepassing zijn. Artikel 2.3.1.2a Venstertijd 1. Het is een inrichting als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet, onverminderd de bevoegdheid om voor reeds aanwezige bezoekers geopend te blijven, verboden tussen 04.00 uur en 08.00 uur bezoekers toe te laten. 2. Het verbod als genoemd in het eerste lid is niet van toepassing in de nacht van 31 december op 1 januari. Artikel 2.3.1.3 Toegang ambtenaren van politie De exploitant en beheerder van een inrichting zijn verplicht er voor te zorgen dat ambtenaren van politie vanaf de openbare weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot die inrichting: a. gedurende de tijd dat de inrichting voor bezoekers geopend is; dan wel b. gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn en er daarin of aldaar bezoekers aanwezig zijn. Artikel 2.3.1.4 Ordeverstoring 1. Het is verboden in een inrichting de orde te verstoren. 2. Het is verboden in een inrichting deel te nemen aan enig spel waarbij met of om geld - voor geld inwisselbare voorwerpen daaronder begrepen - wordt gespeeld, dan wel daartoe gelegenheid te geven. 3. Het tweede lid geldt niet voor zover de Wet op de Kansspelen van toepassing is. Artikel 2.3.1.5 Terrasvergunningen 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een terras in de openbare ruimte te exploiteren. Een terrasvergunning kan alleen worden aangevraagd bij een horecabedrijf, kiosk of maatschappelijke en recreatieve instelling. 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 1.10, is een vergunning zoals genoemd in het eerste lid gebonden aan het pand waarin een horecabedrijf, kiosk of maatschappelijke en recreatieve instelling wordt uitgeoefend. 3. De vergunning tot het hebben van een terras bevat in elk geval voorschriften met betrekking tot de terrasafmetingen. 4. Indien deze vergunning geen voorschriften omtrent de sluitingstijden bevat, is het verboden het terras te hebben tussen 01.00 en 09.00 uur. 5. De burgemeester kan de vergunning zoals bedoeld in het eerste lid weigeren: a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan; b. indien dat gebruik een belemmering kan worden voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; c. ter bescherming van het woon- en leefklimaat in de nabije omgeving van het terras. 6. Op grond van artikel 1.11 kan, in geval van door het terras/de terrassen veroorzaakte overlast, de vergunning worden gewijzigd in die zin dat de sluitingstijd wordt teruggebracht naar 23.00 uur. Artikel 2.3.1.6 Vergunningsplicht alcoholvrije inrichtingen 1. Het is verboden zonder of in afwijking van de vergunning van de burgemeester een inrichting als bedoeld in artikel 2.3.1.1, eerste lid onder a, sub 2 of sub 3 van deze verordening te exploiteren (exploitatievergunning). 2. Het verbod van het eerste lid geldt niet voor door de burgemeester aangewezen soorten inrichtingen. (zie voor nadere regulering bijlage 12d) 3. Voor het verkrijgen van een vergunning moet een aanvraag bij de burgemeester worden ingediend aan de hand van een door de burgemeester vast te stellen formulier. 22 4. 5. 6. 7. Bij de aanvraag, bedoeld in het vorige lid, wordt tenminste: a: opgaaf gedaan van de personalia en het adres van de exploitant en de beheerder; b: opgaaf gedaan van het adres en de aard en exploitatiewijze van de inrichting; c: overgelegd een niet meer dan drie maanden tevoren ten behoeve van de exploitant - indien een rechtspersoon: de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke perso(o)n(en)- en beheerder afgegeven verklaring omtrent het gedrag; d: overgelegd een nauwkeurige beschrijving van de inrichting, waarbij is opgenomen de oppervlakte daarvan en een plattegrond van de inrichting. Per inrichting wordt niet meer dan één aanvraag gelijktijdig in behandeling genomen. De vergunning wordt uitsluitend verleend aan en op naam gezet van de exploitant en beheerder van de inrichting. De vergunning is niet overdraagbaar. In geval van beëindiging of overdracht van de inrichting aan een rechtsopvolger is de exploitant verplicht, hiervan direct schriftelijk mededeling te doen aan de burgemeester. De burgemeester kan een maximum stellen aan het aantal te verlenen vergunningen per categorie van inrichtingen, te onderscheiden naar aard en exploitatiewijze. (zie voor nadere regulering bijlage 12a, bijlage 12b en bijlage 12c) Artikel 2.3.1.7 Aanwezigheid van exploitant en beheerder Het is verboden de inrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de ingevolge artikel 2.3.1.6, zesde lid op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de inrichting aanwezig is. Artikel 2.3.1.8 Weigeringgronden exploitatievergunning 1. De burgemeester weigert de vergunning, bedoeld in artikel 2.3.1.6, indien: a: de vestiging of de exploitatie van de inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een in procedure zijnd plan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening; b: de inrichting niet voldoet aan de door de burgemeester vastgestelde inrichtingseisen; c: gelegen is buiten een door de burgemeester aangewezen gebied; d: een op de aanvraag vermelde exploitant - indien een rechtspersoon: de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke perso(o)n(en)- of beheerder jonger is dan 21 jaar. (zie voor nadere regulering bijlage 12a) 2. De burgemeester kan de vergunning, bedoeld in artikel 2.3.1.6, geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar diens oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de inrichting. 3. Bij de toepassing van de in het tweede lid genoemde weigeringgrond houdt de burgemeester rekening met: a: het karakter van de straat en de wijk, waarin de inrichting is gelegen of zal zijn gelegen; b: de aard van de inrichting; c: de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van de inrichting; d: de concentratie van inrichtingen in een bepaald gebied; e: de wijze van bedrijfsvoering van de exploitant of beheerder van de inrichting in deze of andere inrichtingen; f: de wijze van exploitatie van de inrichting in het verleden, voor zover de exploitant en beheerder onveranderd is gebleven. 4. De vergunning kan worden geweigerd indien de exploitant of de beheerder in de periode van 3 jaar voorafgaand aan het indienen van de aanvraag een inrichting heeft geëxploiteerd die op grond van verstoring van de openbare orde gesloten is geweest. Artikel 2.3.1.9 Intrekkinggronden Onverminderd het bepaalde in artikel 1.11 kan de burgemeester de vergunning intrekken: a: indien aannemelijk is, dat de exploitant of beheerder van de inrichting betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit de inrichting, die een gevaar opleveren voor de openbare orde of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting; b: indien de exploitant of beheerder van de inrichting toestaat dan wel gedoogt dat in zijn inrichting strafbare feiten worden gepleegd; 23 c: d: indien zich in of vanuit de inrichting anderszins feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen dat het geopend blijven van de inrichting gevaar oplevert voor de openbare orde een bedreiging vormt voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting; indien de exploitant of beheerder van de inrichting zich schuldig maakt aan feiten, die bij een aanvraag van een verklaring omtrent het gedrag zouden leiden tot een weigering daarvan. Artikel 2.3.1.10 Vervallen vergunning 1. De vergunning vervalt, indien: a: gedurende een jaar anders dan wegens overmacht geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning; b: er sprake is van een gewijzigde exploitatie, waarvoor geen nieuwe vergunning is aangevraagd; c: de exploitant of beheerder deze hoedanigheid heeft verloren; d: een vergunning, strekkende ter vervanging van de eerstbedoelde vergunning is verleend. 2. Indien binnen veertien dagen nadat de exploitant of beheerder deze hoedanigheid heeft verloren een ontvankelijke aanvraag voor de exploitatie van dezelfde inrichting wordt ingediend, blijft het bepaalde in het eerste lid, onder c buiten toepassing, tot het moment dat op die aanvraag is beslist. Artikel 2.3.1.11 Overgangsbepalingen 1. Artikel 2.3.1.6, eerste lid, is gedurende 52 weken na inwerkingtreding van de wijziging daarvan niet van toepassing op die inrichtingen, die voorheen op grond van de meldingsplicht voor alcoholvrije inrichtingen een melding hebben gedaan en over een ontvangst van kennisgeving beschikken, voor zover er geen wijzigingen optreden of zijn opgetreden in de gemelde gegevens. 2. Artikel 2.3.1.6, eerste lid, is tevens gedurende 52 weken na inwerkingtreding van de wijziging daarvan niet van toepassing op de ten tijde van de inwerkingtreding bestaande inrichtingen, waar bedrijfsmatig of anders dan om niet, etenswaren worden bereid om te worden afgehaald. 3. Artikel 2.3.1.6, eerste lid, is tevens niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid genoemde inrichtingen na afloop van de in de vorige leden genoemde termijn, indien de exploitant binnen die genoemde termijn een aanvraag om vergunning heeft ingediend, totdat op die aanvraag door de burgemeester is beslist. 4. Artikel 2.3.1.6, eerste lid, is gedurende vier weken na inwerkingtreding van de wijziging daarvan niet van toepassing op die inrichtingen, die tot het moment van inwerkingtreding van de wijziging van artikel 2.3.1.1 op grond van het vervallen artikel 2.3.1.1 eerste lid onder b niet beschouwd werden als een inrichting, maar wel beschikken over een zogenaamd meldingsdocument van de burgemeester of daarover beschikt hebben en voor dezelfde inrichting een nieuwe aanvraag hebben gedaan. 5. Artikel 2.3.1.6, eerste lid, is tevens niet van toepassing op de in het vorige lid genoemde inrichtingen na afloop van de in het vorige lid genoemde termijn, indien de exploitant binnen genoemde termijn een aanvraag om vergunning heeft ingediend, totdat op die aanvraag door de burgemeester is beslist. 6. Op vergunningaanvragen voor de in het vierde lid bedoelde inrichtingen zijn de artikelen 2.3.1.6, zevende lid, 2.3.1.8, eerste lid onder c, tweede lid en derde lid niet van toepassing, voor zover er geen wijziging ten aanzien van de exploitant en inrichting is opgetreden. Artikel 2.3.1.8, vierde lid is niet van toepassing voor zover het sluitingen voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 2.3.1.6 betreft. 7. Voor zover de voorgaande leden niet voorzien in een regeling, beschikt de burgemeester. Paragraaf 2 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf Artikel 2.3.2.1 Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. inrichting: elke al of niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen tijdelijk de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft; b. houder: degene die een inrichting exploiteert, dan wel daarin de feitelijke leiding heeft. Artikel 2.3.2.2 24 Kennisgeving exploitatie Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of het houden van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester. Artikel 2.3.2.3 (Vervallen) Artikel 2.3.2.4 Verschaffing gegevens nachtregister Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt dan wel kampeert, is verplicht onverwijld aan de houder van die inrichting volledig en naar waarheid zijn naam, woonplaats, dag van aankomst, alsmede de dag van vertrek te verstrekken. Paragraaf 3 Toezicht op speelautomatenhallen (zie voor nadere regulering bijlage 6 bij de slotpagina’s) Artikel 2.3.3.1 Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a Wet: de Wet op de kansspelen; b kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c van de Wet; c speelautomatenhal: een inrichting, bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b, van de Wet; d exploitant: de natuurlijke of rechtspersoon die de speelautomatenhal exploiteert; e beheerder: degene die met het dagelijks toezicht en de onmiddellijke leiding in de speelautomatenhal is belast. Artikel 2.3.3.2 Exploitatie speelautomatenhal 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelautomatenhal te vestigen of te exploiteren. 2. De burgemeester kan voor maximaal 3 speelautomatenhallen een vergunning verlenen, te weten: 2 speelautomatenhallen voor het deel van de gemeente dat wordt begrensd door de rivier de Waal en de singels en 1 speelautomatenhal in het grootwinkelcentrum Dukenburg (Zwanenveld). Artikel 2.3.3.3 Bescheiden vergunningaanvraag De exploitant dient bij de vergunningaanvraag de volgende gegevens en bescheiden over te leggen: a. een nauwkeurige beschrijving van de inrichting waarbij is opgenomen de oppervlakte daarvan, alsmede een plattegrond waarin is aangegeven op welke plaats in de speelautomatenhal en in welk aantal kansspel- en/of behendigheidsautomaten worden opgesteld; b. een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel; c. een verklaring waaruit blijkt dat hij gerechtigd is over de ruimte te beschikken; d. een verklaring omtrent het gedrag: - van de exploitant dan wel, indien de exploitant een rechtspersoon is, van de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoonbevoegde natuurlijke perso(o)n(en) - van de beheerder; e. een verklaring dat hij beschikt over een exploitatievergunning als bedoeld in artikel 30h, eerste lid van de Wet. Artikel 2.3.3.4 Persoonlijk karakter vergunning; voorschriften en beperkingen 1. De vergunning kan uitsluitend worden gesteld ten name van de exploitant. 2. In de vergunning wordt de naam van de beheerder vermeld. 3. Aan de vergunning worden voorschriften en beperkingen verbonden. Deze hebben in elk geval betrekking op: a. de sluitingstijden van de speelautomatenhal; b. het toezicht in de speelautomatenhal; c. het aantal speelautomaten dat mag worden opgesteld. Artikel 2.3.3.5 Weigering vergunning 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 30e, eerste en tweede lid van de Wet, wordt de vergunning geweigerd, indien: 25 2. a. het maximaal aantal af te geven vergunningen voor speelautomatenhallen is verleend; b. de speelautomatenhal niet uitsluitend rechtstreeks vanaf de openbare weg voor het publiek toegankelijk is; c. de beheerder(s) de leeftijd van 25 jaar nog niet heeft (hebben) bereikt; d. de exploitant of de beheerder(s) onder curatele staat (staan) of bewind is ingesteld over één of meer aan hen toebehorende goederen, als bedoeld in Boek 1, titel 19, van het Burgerlijk Wetboek; e. door de aanwezigheid van de speelautomatenhal naar het oordeel van de burgemeester de leef- en woonsituatie in de naaste omgeving of het karakter van de winkelstraat/winkelbuurt op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed; f. de exploitatie of vestiging van de speelautomatenhal strijd oplevert met het geldende bestemmingsplan, dan wel een stadsvernieuwingsplan c.q. leefmilieuverordening in de zin van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het vorige lid, onder b en onder c. Een ontheffing van het bepaalde onder b geldt voor een periode van ten hoogste zes maanden. Artikel 2.3.3.6 Beëindiging vergunning 1. Indien een overeenkomstig artikel 2.3.3.4, tweede lid, in de vergunning vermelde beheerder de hoedanigheid van beheerder heeft verloren, dient de exploitant onder overlegging van de in artikel 2.3.3.3, onder d, genoemde bescheiden, binnen drie maanden een nieuwe vergunning aan te vragen. 2. De vergunning vervalt zodra de beslissing op een aanvraag voor een nieuwe vergunning voor het vestigen dan wel exploiteren van een speelautomatenhal in hetzelfde pand onherroepelijk is geworden dan wel indien geen aanvraag is ingediend binnen drie maanden na het verlies van de hoedanigheid als bedoeld in het eerste lid. Artikel 2.3.3.7 Intrekking vergunning Onverminderd het bepaalde in artikel 30f, eerste en tweede lid van de Wet en artikel 1.11, eerste lid van deze verordening, kan de burgemeester de vergunning intrekken: a. indien de omstandigheden of inzichten op grond waarvan de vergunning is afgegeven zodanig zijn gewijzigd dat een situatie is ontstaan als bedoeld in artikel 2.3.3.5, onder e; b. indien de exploitatie van een speelautomatenhal voor een periode van langer dan zes maanden wordt onderbroken. Artikel 2.3.3.8 Voortzetting exploitatie na overlijden exploitant 1. Indien een exploitant komt te overlijden dient, indien voortzetting van de exploitatie wordt beoogd, binnen drie maanden een nieuwe vergunning te worden aangevraagd. 2. In alle andere gevallen van wisseling van exploitant dient binnen één maand na overname van de speelautomatenhal een nieuwe vergunning te worden aangevraagd. 3. Zolang op een tijdig ingediende aanvraag niet is beslist, is voortzetting van de exploitatie toegestaan, met inachtneming van de voorschriften en beperkingen, verbonden aan de van rechtswege vervallen vergunning. Paragraaf 4 Toezicht op kansspelautomaten in andere inrichtingen dan speelautomatenhallen Artikel 2.3.4.1 Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: 1. a.Wet: de Wet op de kansspelen; b. Kansspelautomaat: een speelautomaat als bedoeld in artikel 30, onder c, van de Wet; c. Hoogdrempelige inrichtingen: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet; d.Laagdrempelige inrichtingen: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet. 2. In de hoogdrempelige inrichtingen zijn maximaal 2 kansspelautomaten toegestaan. 3. In de laagdrempelige inrichtingen zijn kansspelautomaten niet toegestaan. Artikel 2.3.4.2 26 (Vervallen) Afdeling 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid Artikel 2.4.1 Verblijfsontzeggingen Het is degenen aan wie dit door of namens de burgemeester in het belang van de openbare orde of zedelijkheid is bekendgemaakt, verboden zich anders dan in een openbaar middel van vervoer te bevinden op of aan door de burgemeester aangewezen wegen en plaatsen gedurende de uren daarbij genoemd. Dit verbod geldt gedurende de in de bekendmaking genoemde periode van ten hoogste twaalf weken. (zie voor aanwijzingsbesluit van de burgemeester: bijlage 3, 3a en 3b bij de slotpagina's) Artikel 2.4.2 Plakken en kladden 1. Het is verboden de weg of dat gedeelte van een onroerend goed dat vanaf de weg zichtbaar is te bekrassen of te bekladden. 2. Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op de weg of op dat gedeelte van een onroerend goed dat vanaf de weg zichtbaar is: a. een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding, aan te plakken of op andere wijze aan te brengen; b. met kalk, krijt, teer of een kleur- of verfstof enige afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen. 3. Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift. 4. Het in het tweede lid, aanhef en sub a gestelde verbod, geldt niet voor het aanplakken op daartoe door de gemeente geplaatste publicatieborden. 5. De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage te geven. Artikel 2.4.3 Vervoer zaken met verboden handeling als kennelijk doel 1. Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben. 2. Het is verboden op de weg in de nabijheid van winkels, gedurende de openingstijden daarvan, een tas te vervoeren of aanwezig te hebben die er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van winkeldiefstal te vergemakkelijken. 3. De verboden in het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de in die leden bedoelde voorwerpen niet bestemd zijn voor de in die leden bedoelde handelingen. Artikel 2.4.3.a Handel in verdovende middelen Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op of aan de openbare weg te bevinden, indien redelijkerwijze kan worden aangenomen, dat dit er kennelijk op gericht is een verdovend middel als bedoeld in artikel 2 of 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende stof, te koop aan te bieden of de verkoop, aflevering of verstrekking daarvan te bevorderen. Artikel 2.4.3b Gebruik harddrugs op straat Het is verboden op of aan de weg, op een voor publiek toegankelijke plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingshandelingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben. Artikel 2.4.3c Samenscholing 1. Het is verboden op of aan de weg, aan een verzameling van meer dan vier personen deel te nemen, indien deze verzameling verband houdt met het openlijk gebruik van of de handel in middelen als bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet, of indien deze verzameling verband houdt met de handel in middelen als bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet. 2. Een ieder die zich bevindt in een verzameling van personen als in het eerste lid bedoeld, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van de politie zijn weg te vervolgen of zich in de aangewezen richting te verwijderen. Artikel 2.4.4 27 Sluiting van voor publiek toegankelijke ruimten 1. 2. 3. 4. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid, gezondheid of van het woon- en leefmilieu, de sluiting van een voor het publiek toegankelijke ruimte bevelen. Hij brengt het besluit terstond ter kennis van de houder van de ruimte die het betreft. Het is de houder van een voor publiek toegankelijke ruimte verboden deze voor bezoekers geopend te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven gedurende de tijd dat de ruimte krachtens een op grond van het eerste lid door de burgemeester genomen besluit voor publiek gesloten dient te zijn. Het is bezoekers verboden gedurende de tijd dat een voor publiek toegankelijke ruimte krachtens een op grond van het eerste lid door de burgemeester genomen besluit gesloten dient te zijn, zich daarin te bevinden. Voor de toepassing van dit artikel worden onder bezoekers verstaan allen die zich in de voor het publiek toegankelijke ruimte bevinden of daarin toegelaten worden met uitzondering van: a. de houder van de ruimte alsmede diens huisgenoten die door de gemeente Nijmegen zijn ingeschreven als bewoners van de bij de ruimte behorende woning; b. logeergasten; c. hen wier tegenwoordigheid wegens dringende omstandigheden wordt vereist. Artikel 2.4.5 Verbod betreden van voor het publiek gesloten ruimten 1. Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden. 2. Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden. 3. Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is. 4. De burgemeester is bevoegd van de in het eerste en tweede lid bedoelde verboden ontheffing te verlenen. Artikel 2.4.6 Hinderlijk gedrag op of aan de weg Hinderlijk gedrag op of aan de weg 1. Het is verboden: a. op een openbare plaats te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemt straatmeubilair; b. zich op een openbare plaats zodanig op te houden dat aan weggebruikers of bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder wordt veroorzaakt. 2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 424, 426bis, of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Artikel 2.4.6a Verbod slapen op of aan de weg 1. Het is verboden de weg op een voor anderen hinderlijke wijze als slaapplaats te gebruiken, al dan niet in een voertuig, woonwagen, tent of vergelijkbaar ander onderkomen. 2. Burgemeester en wethouders kunnen wegen aanwijzen waar dit verbod niet van toepassing is. 3. Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen en daaraan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid en gezondheid voorschriften verbinden, onder andere ter voorkoming en beperking van hinder en overlast, ontsiering van het stadsbeeld, verontreiniging, besmettelijke ziekten en brandgevaar. 4. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Wet op de Openluchtrecreatie van toepassing is. Artikel 2.4.6b Overlast skateboarden 1. Onder skateboarden wordt in dit artikel verstaan: het zich voortbewegen op skateboarden en vergelijkbare voorwerpen. 2 Het is verboden te skateboarden op door burgemeester en wethouders aangewezen wegen. (zie voor aanwijzingsbesluiten: bijlage 13A, 13B en 13C bij de slotpagina's) 3. De in het vorige lid bedoelde plaatsen kunnen worden aangewezen in het belang van: 28 a. het doelmatig beheer en onderhoud van de weg, waaronder mede begrepen de bescherming van verkeersdeelnemers en de verdeling van de gebruiksmogelijkheden van de weg; b. de voorkoming of opheffing van hinder of overlast; c. de voorkoming van schade aan de weg en straatmeubilair. Artikel 2.4.7 Hinderlijk drankgebruik 1. Het is verboden op de weg alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben. 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor: a. een terras dat deel uitmaakt van of behoort bij een inrichting, als bedoeld in artikel 2.3.1.1 lid 1, onder a, sub 1; b. het gedeelte van de weg, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Dranken Horecawet. Artikel 2.4.7a Gevaarlijk drinkgerei en verpakkingen 1. Het is verboden op de weg, die deel uitmaakt van een door de burgemeester aangewezen gebied, drinkgerei van glas of geopende glazen verpakkingen, kennelijk bestemd voor het bewaren van dranken, bij zich te hebben of met zich mee te voeren. 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor: a. een terras waarvoor een vergunning geldt als bedoeld in artikel 2.3.1.5; b. de plaats waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank- en Horecawet. 3. Het is de exploitant van een inrichting als bedoeld in artikel 2.3.1.1 en degene die het winkelbedrijf of slijtersbedrijf uitoefent, welke inrichting, winkel of slijterij is gelegen aan een door de burgemeester aangewezen weg of weggedeelte, verboden dranken in door de burgemeester aangewezen verpakkingen, en/of drinkgerei van glas of blik te verstrekken gedurende een door de burgemeester aangewezen periode. De burgemeester wijst de wegen of weggedeeltes, verpakkingen en drinkgerei en de periode aan in het belang van de openbare orde en/of veiligheid indien en voor zover de genoemde belangen dit dringend noodzakelijk maken en dat ook in een aantoonbaar verband staat tot deze aanwijzing. (zie voor aanwijzingsbesluiten bijlage 22 en 22a van de slotpagina’s) Artikel 2.4.8 Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen 1. Het is verboden: a. zich zonder redelijk doel in een portiek of poort, onder een luifel, afdak, overkapping of onderdoorgang op te houden; b. in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen. 2. Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen en van gebouwen, die voor publiek toegankelijk zijn, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van een zodanig gebouw. Artikel 2.4.9 Gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd. Artikel 2.4.10 Neerzetten van fietsen en bromfietsen Het is verboden op of aan de weg een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan: 1. indien dit schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik ervan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; 2. tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek, indien: a. dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek, of b. daardoor die doorgang gehinderd of die ingang versperd wordt. 29 Artikel 2.4.11 Overlast van fiets of bromfiets bij publiek trekkende activiteiten Het is verboden op door de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt. Artikel 2.4.11-a 1. Het is verboden om in door het college aangewezen gebieden buiten de daarvoor aangewezen stallingsruimten fietsen en bromfietsen te plaatsen. 2. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod. (zie voor aanwijzingsbesluiten: bijlage 5A bij de slotpagina's, waar ook de relevante beleidsregels voor ontheffingen zijn toegevoegd, bijlage 5B en bijlage 5C) Artikel 2.4.11-b Het is verboden om een (brom-)fiets, al of niet voor onmiddellijk gebruik geschikt, langer dan 4 weken onbeheerd in een fietsenstalling in een door Burgemeester en Wethouders aangewezen zone achter te laten. (zie voor aanwijzingsbesluiten: bijlage 5A bij de slotpagina's, waar ook de relevante beleidsregels voor ontheffingen zijn toegevoegd, bijlage 5B en bijlage 5C) Artikel 2.4.12 Bespieden van personen 1. Het is verboden zich in de nabijheid van een persoon dan wel een gebouw, woonwagen of woonschip op te houden met de kennelijke bedoeling deze persoon dan wel een zich in dit gebouw, deze woonwagen of dit woonschip bevindende persoon, te bespieden. 2 Het is verboden door middel van een verrekijker of enig ander optisch instrument een zich in een gebouw, woonwagen of woonschip bevindende persoon te bespieden. Artikel 2.4.13 (Vervallen) Artikel 2.4.14 (Vervallen) Artikel 2.4.15 (Vervallen) Artikel 2.4.16 Loslopende honden, verboden plaatsen (zie voor aanwijzingsbesluit: bijlage 20A en 20C bij de slotpagina's) 1. Het is de eigenaar, houder of verzorger van een hond of degene, die een hond onder zijn toezicht heeft, verboden deze te laten verblijven of lopen: a. op de weg zonder dat de hond aangelijnd en voldoende in zijn macht is; b. op de weg zonder dat de hond voorzien is van een aan de halsband bevestigde, van gemeentewege verstrekte, hondenpenning; c. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide; d. op een andere door burgemeester en wethouders aangewezen en als zodanig aangeduide plaats. 2. Burgemeester en Wethouders kunnen plaatsen aanwijzen waar het verbod sub a niet van toepassing is. Artikel 2.4.17 Verontreiniging door honden 1. Het is de eigenaar, houder of verzorger van een hond of degene die een hond onder zijn toezicht heeft, verboden deze zich van zijn uitwerpselen te laten ontdoen in tuinen van derden en op de weg met uitzondering van de als zodanig door het college van burgemeester en wethouders aangewezen en ingerichte hondenuitlaatplaatsen. (Zie voor aanwijzingsbesluiten hondenuitlaatplaatsen bijlagen 20B en volgende) 2. De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid gestelde verbod wordt opgeheven indien het gaat om openbare wegen en perken en de eigenaar, houder of verzorger van een hond dan wel degene die een hond onder zijn toezicht heeft, er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd. 30 3. Degene die zich met een hond op of aan de openbare weg bevindt is verplicht een doeltreffend hulpmiddel bij zich te hebben dat geschikt is voor het verwijderen van hondenpoep. Dat geldt zowel aan het begin van de “uitlaatronde“ als aan het einde. Artikel 2.4.18 Gevaarlijke honden 1. Het is de eigenaar, houder of verzorger van een hond of hem, die een hond onder zijn toezicht heeft verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op de weg of enig andere -al dan niet met enige beperking- voor publiek toegankelijke plaats of op het terrein van een ander: a. anders dan kort aangelijnd en voldoende in iemands macht, nadat burgemeester en wethouders de eigenaar of de houder schriftelijk hebben medegedeeld, dat zij die hond gevaarlijk of hinderlijk achten en zij een kortaanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vinden; b. anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf, nadat burgemeester en wethouders de eigenaar of de houder schriftelijk hebben medegedeeld, dat zij die hond gevaarlijk of hinderlijk achten en zij een kortaanlijn- en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vinden. 2. In het eerste lid wordt verstaan onder: a. muilkorf: een muilkorf als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Regeling agressieve dieren; b. kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, die niet langer is dan 1,50 meter. 3. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing voor zover de Regeling agressieve dieren van toepassing is. Artikel 2.4.19 Bescherming tegen gevaarlijke honden op eigen erven Het is de eigenaar, houder of verzorger van een hond en hem, die een hond onder zijn toezicht heeft, verboden deze hond op zijn erf zonder muilkorf te laten loslopen, indien burgemeester en wethouders hebben medegedeeld, dat zij het dier gevaarlijk achten, dan wel indien de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk, tenzij: a. op een vanaf de weg zichtbare plaats een -ter beoordeling van burgemeester en wethoudersduidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht; b. de gelegenheid bestaat een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder dat men het erf behoeft te betreden; c. het erf voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond zonder menselijke tussenkomst niet buiten het erf kan komen. Artikel 2.4.20 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren 1. Het is verboden om in het door het college aangewezen plaatsen buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid, de daarbij aangeduide dieren : a. aanwezig te hebben, of b. aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door hem gestelde regels, of c. aanwezig te hebben tot een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven 2. Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben in een groter aantal dan door het college is aangegeven. 3. Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen gedeelte van de gemeente ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod. Artikel 2.4.21 (Vervallen) Artikel 2.4.22 Loslopend vee en kleinvee De rechthebbende op vee of kleinvee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee en kleinvee die weg niet kan bereiken. Artikel 2.4.23 31 (Vervallen) Artikel 2.4.24 (Vervallen) Afdeling 5 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen Artikel 2.5.1 Begripsomschrijvingen In deze afdeling wordt verstaan onder: a. handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht; b. verkoopregister: het aantekening houden van het verkopen of op andere wijze overdragen van alle gebruikte en ongeregelde goederen door de handelaar; c. horecabedrijf: een inrichting als bedoeld in artikel 2.3.1.1, eerste lid sub a; d. houder: de exploitant of beheerder als bedoeld in artikel 2.3.1.1, eerste lid sub b en c. Artikel 2.5.2 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister (Aanw. Besluit: bijl. 23) 1. De burgemeester kan besluiten ten aanzien van de verkoop of overdracht van bepaalde categorieën gebruikte of ongeregelde goederen de verplichting op te leggen een verkoopregister bij te houden. 2. De handelaar houdt de verkoop of op andere wijze overdracht van aangewezen goederen als bedoeld in het eerst lid bij in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register en vermeldt daarin onverwijld: a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed; b. de datum van verkoop of overdracht van het goed; c. een omschrijving van het goed, daaronder begrepen - voor zover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed; d. de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; e. de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen. Artikel 2.5.3 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht: a. wanneer hij in overeenstemming met het bepaalde in artikel 437 ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de burgemeester of de door deze aangewezen ambtenaar er schriftelijk van in kennis stelt dat hij van het opkopen een beroep of gewoonte maakt, daarbij tevens schriftelijk opgave te doen van zijn woonadres en van het volledige adres van elke lokaliteit door hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik genomen; b. de onder a bedoelde functionaris onder aanbieding van zijn register(s) onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen, schriftelijk in kennis te stellen van een verandering van zijn woonadres, zomede van het adres of de adressen van een bij hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik zijnde lokaliteit; c. aan de hoofdingang van de lokaliteit waar de onderneming is gevestigd een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar voorkomen; d. indien hij in de gelegenheid is enig goed te verkrijgen waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat het van misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan, hiervan onverwijld kennis te geven aan de onder a bedoelde functionaris; e. zijn administratie op eerste aanvraag ter inzage te geven aan de onder a bedoelde functionaris.; f. wanneer hij heeft opgehouden van het opkopen een beroep of gewoonte te maken, onderscheidenlijk het beroep van handelaar niet langer uitoefent, de onder a bedoelde functionaris hiervan onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen. Artikel 2.5.4 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed. Artikel 2.5.5 Handel in horecabedrijven Het is de houder van een horecabedrijf verboden toe te laten dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze overdraagt. 32 Afdeling 6 Bestuurlijke ophouding Artikel 2.6.1 Bestuurlijke ophouding De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats, indien deze personen het bepaalde in artikel 2.1.1.1, 2.1.2.1, 2.1.5.1, 2.1.5.2, 2.1.6.4, 2.1.6.8, 2.1.6.8a, 2.2.9, 2.2.10, 2.2.11, 2.4.6, 2.4.7, 2.4.8, 2.4.9 en 4.3.8 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen groepsgewijze niet naleven. Afdeling 7 Spreiding van vuurwerk verkooppunten Artikel 2.7.1 Vuurwerk verkooppunten 1. Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, voor zover de locatie van de bedrijfsuitoefening niet voldoet aan het in het belang van de openbare orde en in het belang van het voorkomen of beperken van overlast, door het college gestelde afstandscriterium. 2. Voor vuurwerk verkooppunten die in 2004 en 2005 rechtsgeldig in werking waren en voor ondernemers die in 2005 een ontvankelijke aanvraag of een melding op grond van de Wet milieubeheer indienden, geldt het verbod van lid 1 niet. (zie voor besluit vaststelling afstandscriterium: bijlage 15 bij de slotpagina's) Afdeling 8 Cameratoezicht op openbare plaatsen Artikel 2.8.1 Cameratoezicht op openbare plaatsen 1. De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats. 2. De burgemeester heeft de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid eveneens ten aanzien van andere voor een ieder toegankelijke plaatsen: a. parkeerterreinen; b. overige plaatsen die vanwege het doelgebonden verblijf niet onder de definitie van openbare plaats uit artikel 1 van de Wet openbare manifestaties (Wom) vallen; 3. Na afloop van de in het eerste lid bepaalde duur worden cameraprojecten geëvalueerd. De burgemeester betrekt de gemeenteraad bij evaluatie van cameraprojecten. (zie voor besluit toezicht: bijlage 19 a en 19b bij de slotpagina’s) 33 Hoofdstuk 3 SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D. Afdeling 1 Begripsomschrijvingen en nadere regels Artikel 3.1.1 Begripsomschrijvingen In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; b prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; c seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar; d escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend; e sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht; f raamprostitutiebedrijf: een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen; g straatprostitutie: het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken; h exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert of exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen; i beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent of uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf; j bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van: 1 de exploitant; 2 de beheerder; 3 de prostituee; 4 het personeel dat in de inrichting werkzaam is; 5 toezichthouders als bedoeld in artikel 6.1a 6 andere personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is. Artikel 3.1.2 Bevoegd bestuursorgaan In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college van burgemeester en wethouders of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester. Artikel 3.1.3 Nadere regels Met het oog op de in artikel 3.3.2 genoemde belangen, kan het college van burgemeester en wethouders over de uitoefening van de bevoegdheden in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen. (zie voor collegebesluit tot vaststellen nadere regels:bijlage 2B bij de slotpagina's) Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke Artikel 3.2.1 Seksinrichtingen en escortbedrijven 1 Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan. (zie besluiten in bijlage 2D en bijlage 2E) 2 Het bevoegd orgaan kan een maximum stellen aan het aantal te verlenen vergunningen. 3. Bij de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval overgelegd respectievelijk vermeld: a de persoonsgegevens van de exploitant; b de persoonsgegevens van de beheerder; 34 c d e 4. vervallen; de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf; de plaatselijke en kadastrale ligging van de inrichting door middel van een situatietekening met een schaal van tenminste 1:1000; f een plattegrond van de seksinrichting door middel van een tekening met een schaal van tenminste 1:100; g een bewijs van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel; h een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimte bestemd voor de seksinrichting. Een aanvraag om een vergunning voor een seksinrichting wordt in behandeling genomen als blijkt dat er een aanvraag voor een geschiktheidsverklaring is gedaan. Artikel 3.2.2 Gedragseisen exploitant en beheerder 1. De exploitant en de beheerder: a. staan niet onder curatele en zijn niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij; b. zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag en c. hebben de leeftijd van éénentwintig jaar bereikt. 2. Naast de gestelde eisen in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet: a. met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld; b. binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten; c. binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van: 1. bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen; 2. de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht; 3. de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994; 4. de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen; 5. de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen; 6. de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie. 3. Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld: a. vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan driehonderd vijfenzeventig euro bedraagt; b. een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf. 4. De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt: a. bij de weigering van een vergunning gerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning; b. bij de intrekking van een vergunning gerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning. 5. De exploitant - indien een rechtspersoon: de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke perso(o)n(en) - of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een inrichting die voor ten minste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1 is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft. Artikel 3.2.3 Sluitingstijden 1 Het bevoegd orgaan kan door middel van voorschriften als bedoeld in artikel 1.9 voor een afzonderlijke seksinrichting sluitingstijden vaststellen. 35 2 3 4 Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben en daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven gedurende de op grond van lid 1 opgelegde sluitingstijden. Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die seksinrichting krachtens het eerste lid, dan wel krachtens artikel 3.2.4 eerste lid, gesloten dient te zijn. Het in het eerste, tweede en derde lid bepaalde geldt niet voor zover de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften van toepassing zijn. Artikel 3.2.4 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting 1 Met het oog op de in artikel 3.3.2, tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan: a tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3.2.3, eerste lid, geldende sluitingsuren vaststellen; b van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen. 2 Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, maakt het bevoegd bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit openbaar bekend overeenkomstig artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 3.2.5 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder 1 Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de ingevolge artikel 3.2.1 op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de seksinrichting aanwezig is. 2 De exploitant en de beheerder zijn verplicht er voortdurend op toe te zien dat in de seksinrichting: a geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten als genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; b geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde. Artikel 3.2.6 Straatprostitutie 1 Het is verboden, door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken. 2 Het bepaalde in het eerste lid geldt niet op of aan door het college van burgemeester en wethouders aangewezen wegen en gebieden, indien de bij dat besluit vastgestelde voorschriften in acht worden genomen; deze voorschriften betreffen in ieder geval de tijden, waarop het verbod in het eerste lid vermeld niet geldt, de leeftijd van de prostituee en de locatie waar het afwerken dient te geschieden. (zie voor aanwijzingsbesluit met beleidsregels: bijlagen 2A-1 en 2A-2 bij de slotpagina's) 3 Met het oog op de naleving van het in het eerste lid gestelde verbod, kan door een ambtenaar van politie of een buitengewoon opsporingsambtenaar van de afdeling Toezicht van de gemeente Nijmegen het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen. 4 Met het oog op de in artikel 3.3.2, tweede lid, genoemde belangen kan door politieambtenaren aan personen die zich bevinden op de wegen en tijden bedoeld in het tweede lid, het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen. 5 Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden op de in lid 2 bedoelde wegen en gebieden dan wel deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor een ander doel dan waarvoor deze gebieden zijn bestemd. Artikel 3.2.7 Sekswinkels Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college van burgemeester en wethouders in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente. (zie voor aanwijzingsbesluit met nadere regulering: bijlage 2F bij de slotpagina's) 36 Artikel 3.2.8 1 2 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen: a indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woonen leefomgeving in gevaar brengt; b anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet. Afdeling 3 Beslissingstermijn; weigeringgronden; Artikel 3.3.1 Beslissingstermijn 1 Het bevoegd bestuursorgaan neemt het besluit op de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen. 2 Het bevoegd bestuursorgaan kan zijn besluit voor ten hoogste twaalf weken verdagen. Artikel 3.3.2 Weigeringgronden 1 De vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, wordt geweigerd indien: a de exploitant - indien een rechtspersoon: de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke perso(o)n(en) - of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3.2.2 gestelde eisen; b de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een in procedure zijnd plan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening; c er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam (zullen) zijn in strijd met artikel 250a van het Wetboek van Strafrecht, of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde; d de aanvrager niet door het overleggen van een door het college van burgemeester en wethouders afgegeven geschiktheidverklaring kan aantonen dat het bedoelde pand voldoet aan de ex artikel 3.1.3 gestelde nadere regels; e het maximale aantal af te geven vergunningen voor seksinrichtingen of escortbedrijven is verleend; f de vergunning is aangevraagd voor een raamprostitutiebedrijf dat niet is gevestigd in de percelen Nieuwe Markt 24 tot en met 40 (even nummers). 2 De vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3.2.6, tweede lid, kan worden geweigerd: a in het belang van de openbare orde; b in het belang van het voorkomen of beperken van overlast; c in het belang van het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat; d in het belang van de veiligheid van personen of goederen; e in het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid; f in het belang van de gezondheid of zedelijkheid; g in het belang van de arbeidsomstandigheden van de prostituee. Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer Artikel 3.4.1 Beëindiging exploitatie 1 De vergunning vervalt zodra de ingevolge artikel 3.2.1 op de vergunning vermelde exploitant, de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd. 2 Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan. Artikel 3.4.2 37 Wijziging beheer 1 2 3 Indien een beheerder als bedoeld in artikel 3.2.1, derde lid, onder b, het beheer in de seksinrichting feitelijk heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan. Het beheer kan slechts worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3.3.2, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing. In afwachting van het besluit bedoeld in het tweede lid, kan het beheer worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder zodra de exploitant een aanvraag als bedoeld in het tweede lid heeft ingediend, totdat over de aanvraag is besloten. Afdeling 5 Overgangsbepaling Artikel 3.5.1 (Vervallen) 38 Hoofdstuk 4 BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE Afdeling 1 Geluidhinder Paragraaf 1 Algemeen Artikel 4.1.1 Verbod geluidhinder 1. Het is verboden om met toestellen of geluidsapparaten dan wel op andere wijze handelingen te verrichten, waardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt, of toe te laten dat deze handelingen worden verricht. 2. Burgemeester en Wethouders kunnen van het bepaalde in het eerste lid ontheffing verlenen. 3. Het in het eerste lid van het artikel omschreven verbod geldt niet indien wordt voldaan aan de door het college te stellen nadere regels met betrekking tot het vrijstellen van bepaalde soorten geluidhinder. 4. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Wet Milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet of het Reglement Verkeerstekens en Verkeersregels van toepassing is. Paragraaf 2 "Festiviteitenregeling voor inrichtingen" Artikel 4.1.2 Begripsbepalingen In deze afdeling wordt verstaan onder: a. b. c. d. e. f. g. Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer; Inrichting: inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit; Houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft; Collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden; Incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen; Geluidsgevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet Geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting; Stadscentrum: Het gebied van de stad Nijmegen, dat wordt afgebakend door de spoorbrug, Waal, Generaal James Gavinweg, Keizer Trajanusplein, St. Canisiussingel, Oranjesingel, Keizer Karelplein, Van Schaek Mathonsingel, Stationsplein en de Spoorlijn Arnhem-Nijmegen; Artikel 4.1.3 Aanwijzing collectieve festiviteiten 1. Algemene voorwaarden a. b. c. d. e. De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen. De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen. In een aanwijzing als bedoeld onder a) en b), kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in bepaalde gebieden en/of voor bepaalde inrichtingen. Het college maakt de aanwijzing ten minste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend. Het college kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit aanwijzen. 2. Voorwaarden voor collectieve festiviteiten 39 a. b. c. d. Het equivalente geluidsniveau (Leq) veroorzaakt door de inrichting, bedraagt niet meer dan 65 dB(A) / 78 dB(C), gemeten op 1 meter buiten de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter boven plaatselijk maaiveld. Toeslagen voor de aard van het geluid en de bedrijfsduurcorrectieterm blijven achterwege. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit - uiterlijk om 01.00 uur te worden beëindigd. Tijdens de collectieve festiviteit blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen. 3. Aanvullende voorwaarden voor de Vierdaagsefeesten a. b. c. d. Het equivalente geluidsniveau (Leq) veroorzaakt door de inrichting tijdens de vierdaagsefeesten, bedraagt niet meer dan 80 dB(A) / 93 dB(C), gemeten op 5 meter van een geheel of gedeeltelijk geopende gevel van een inrichting. Toeslagen voor de aard van het geluid en de bedrijfsduurcorrectieterm blijven achterwege. De luidspreker(s) moeten binnen het gebouw zijn opgesteld. De luidspreker(s) binnen 3 meter van een geheel of gedeeltelijk geopende gevel mogen niet geheel of gedeeltelijk naar de geopende gevel zijn gericht. Artikel 4.1.4 Kennisgeving incidentele festiviteiten 1. Algemeen a. b. c. d. e. Het is een inrichting toegestaan maximaal twee incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld. Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal twee incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113 lid 1 van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting tenminste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld. Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving. De kennisgeving wordt geacht te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld. De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op een schriftelijk verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat. 2. Specifiek aangewezen gebieden a. b. c. d. e. 40 Het is een inrichting die niet gelegen is in het stadscentrum, toegestaan om één van de twee incidentele festiviteiten binnen de inrichting maar buiten een gebouw van de inrichting te laten plaatsvinden. Voor deze incidentele festiviteiten gelden de voorschriften uit de Beleidsregels geluid bij evenementen in de openlucht. Het is het Openluchttheater gelegen aan de Steinweglaan 2 te Nijmegen toegestaan maximaal zes incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidnormen uit het Besluit niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting tenminste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld. Het is de Atletiekbaan, gelegen aan de Heemraadstraat 3 te Nijmegen toegestaan maximaal zes incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidnormen uit het Besluit niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting tenminste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld. Het is de Vasim, gelegen aan de Winselingseweg 41 te Nijmegen toegestaan maximaal zes incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidnormen uit het Besluit niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting tenminste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld. f. g. Het is een inrichting, gelegen aan een locatie zoals benoemd in de Beleidsregels geluid bij evenementen in de openlucht, toegestaan om een incidentele festiviteit te houden op de dagen en tijden dat op die locatie openbare evenementen plaatsvinden als bedoeld in Hoofdstuk 2 Afdeling 2 van deze Algemene Plaatselijke Verordening. Een incidentele festiviteit buiten een gebouw en binnen de inrichting die aan een locatie of binnen de invloedssfeer van een locatie zoals benoemd in de Beleidsregels geluid bij evenementen in de openlucht ligt, kan worden gehouden indien de maximaal toegestane gebruiksfrequentie, zoals bedoeld in de Beleidsregels geluid bij evenementen in de openlucht niet wordt overschreden. 4. Aanvullende voorwaarden voor incidentele festiviteiten binnen een gebouw van een inrichting a. b. c. d. Het equivalente geluidsniveau (Leq) veroorzaakt door de inrichting bedraagt niet meer dan 65 dB(A) / 78 dB(C), gemeten op 1 meter buiten de gevel van geluidgevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter. Het ten gehore brengen van muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit wordt uiterlijk om 01.00 uur beëindigd. Toeslagen voor de aard van het geluid en de bedrijfsduurcorrectieterm blijven achterwege. Tijdens incidentele festiviteiten blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen. Artikel 4.1.5 a. b. Verboden incidentele festiviteiten Een incidentele festiviteit mag niet worden gehouden tijdens een door het college voor bepaalde locaties vastgesteld evenementenvrij weekend, zoals vermeld in de Beleidsregels geluid bij evenementen in de openlucht. Een incidentele festiviteit mag niet worden gehouden door een inrichting aan welke inrichting door het college een last onder dwangsom is opgelegd of een andere bestuursrechtelijke maatregel is getroffen wegens geluidsoverlast. Afdeling 2 Paragraaf 1 Afvalstoffen Algemene Bepalingen Artikel 4.2.1.1 Begripsomschrijvingen In deze afdeling wordt verstaan onder: a. wet: Wet Milieubeheer (Stb. 1992, 551 zoals sindsdien gewijzigd); b. autowrakken: hetgeen daaronder wordt verstaan in de wet; c. inzameldienst: de dienst bedoeld in artikel 4.2.1.2; d. wegen: alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, de zijkanten; e. motorrijtuigen: alle rij- of voertuigen, bestemd om anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het rij- of voertuig zelf aanwezig dan wel door elektrische tractie met stroomtoevoer van elders; f. doelmatige verwijdering: zodanige verwijdering van afvalstoffen dat in ieder geval: 1. de continuïteit van de verwijdering wordt gewaarborgd; 2. de afvalstoffen (met inachtneming van artikel 10.1, Wm) op effectieve en efficiënte wijze wordt verwijderd; 3. de capaciteit aan afvalverwijderingsinrichtingen is afgestemd op het aanbod te verwijderen afvalstoffen; 4. een onevenwichtige spreiding van afvalverwijderingsinrichtingen wordt voorkomen; 5. een effectief toezicht op de verwijdering mogelijk is en 6. gewaarborgd is dat een inrichting voor het op of in de bodem brengen van afvalstoffen, nadat zij buiten gebruik is gesteld, geen nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt; g. afvalstoffen: 41 h. i. j. alle stoffen, preparaten of andere producten, waarvan de houder zich - met het oog op de verwijdering daarvan - ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen; huishoudelijke afvalstoffen: afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, afvalwater en autowrakken daaronder niet begrepen, behoudens voor zover het afgegeven of ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen; grof huisafval: huishoudelijke afvalstoffen die te groot en/of te zwaar zijn om op dezelfde wijze als andere huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst te worden aangeboden; restafval: huishoudelijke afvalstoffen met uitzondering van klein chemisch afval, groente-, fruiten tuinafval, glas, oud papier en karton, textiel en grof huisafval. Artikel 4.2.1.2 Inzameldienst Als inzameldienst, belast met het ter uitvoering van de wet en deze afdeling inzamelen van afvalstoffen wordt aangewezen DAR NV. DAR NV wordt hiertoe concessie verleend. Paragraaf 2 Het zich ontdoen van huishoudelijke afvalstoffen Artikel 4.2.2.1 Uitsluiting grof huisafval Het bepaalde in deze paragraaf is niet van toepassing op grof huisafval, behoudens voor zover bij artikel 4.2.3.4 bepaalt. Artikel 4.2.2.1a Overdragen of aanbieden restafval aan de inzameldienst 1. Restafval wordt éénmaal per week door de inzameldienst ingezameld. 2. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen over te dragen of ter inzameling aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst. 3. Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor zover burgemeester en wethouders krachtens paragraaf 4 van deze afdeling aan anderen dan de inzameldienst vergunning hebben verleend. 4. In afwijking van het in het eerste lid bepaalde wordt restafval door de inzameldienst bij laagbouw éénmaal per twee weken ingezameld. 5. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet in het gebied voormalig sportpark Grootstal. Artikel 4.2.2.2 De dagen en tijden voor het overdragen of het aanbieden 1. Burgemeester en wethouders stellen dagen en tijden vast voor het overdragen of het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst. 2. Het is verboden de in het eerste lid bedoelde afvalstoffen op andere dan de krachtens dat lid vastgestelde dagen en tijden over te dragen of ter inzameling aan te bieden aan de inzameldienst. Artikel 4.2.2.3 De wijze en de plaats van het overdragen of het aanbieden Het is verboden restafval anders aan de inzameldienst over te dragen, ter inzameling aan te bieden of achter te laten in van gemeentewege geplaatste wijkcontainers dan in groene huisvuilzakken van het type dat vastgesteld is door Burgemeester en wethouders (bijlage 7) en waarvoor gemeentelijke belastingen zijn afgedragen. Artikel 4.2.2.4 Verpakking van huishoudelijk afval 1. De vuilniszakken moeten goed gesloten zijn. 2. Bij het overdragen of ter inzameling aanbieden moet de inhoud van de vuilniszakken die niet zwaarder mag zijn dan 12 kg, zonder uitsteeksels in de zakken zijn gepakt, zodanig dat zulks geen aanleiding kan geven tot verwondingen of het scheuren van de zakken. Artikel 4.2.2.5 Ordelijke overdracht of aanbieding van huishoudelijk afval Het overdragen of het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen in vuilniszakken moet ordelijk geschieden door plaatsing daarvan, na 06.00 uur op een krachtens artikel 4.2.2.2, eerste lid, vastgestelde inzameldag, op het voetpad, zo dicht mogelijk bij de rijweg, of, bij het ontbreken van een voetpad, aan de kant van de rijweg. 42 Artikel 4.2.2.6 Aangewezen plaats In het belang van een doelmatige inzameling van huishoudelijke afvalstoffen kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat de vuilniszakken overgedragen of ter inzameling aangeboden moeten worden op een door hen te bepalen plaats nabij de percelen. Artikel 4.2.2.7 Het overdragen of aanbieden in containers 1. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat huishoudelijke afvalstoffen in een gedeelte van de gemeente in van gemeentewege op of nabij de percelen geplaatste containers moeten worden overgedragen of ter inzameling aangeboden. 2. Deze overdracht moet geschieden in gesloten verpakking en op een zodanige wijze dat geen afvalstoffen buiten de containers achterblijven. 3. De containers moeten na het deponeren van de afvalstoffen goed gesloten en, indien gesitueerd op voor het publiek toegankelijke plaatsen, tussen 18.00 en 06.00 uur afgesloten te zijn. Artikel 4.2.2.7a Het overdragen of aanbieden in wijkcontainers 1. In het navolgende gedeelte van de gemeente dient restafval in van gemeentewege geplaatste wijkcontainers te worden overgedragen of ter inzameling te worden aangeboden: voormalig sportpark Grootstal. 2. Deze overdracht moet geschieden in de gesloten huisvuilzakken en op zodanige wijze dat geen afvalstoffen buiten de containers achterblijven. 3. De containers moeten na het deponeren van de afvalstoffen goed gesloten worden. Artikel 4.2.2.8 Verwijdering container De gebruiker van een container moet er voor zorgen dat de container zo spoedig mogelijk, na lediging door de inzameldienst, doch uiterlijk op het eind van een krachtens artikel 4.2.2.2, eerste lid, vastgestelde inzameldag, van de weg is verwijderd. Artikel 4.2.2.9 Het in bijzondere gevallen overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen op afroep overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst Artikel 4.2.2.10 Aangewezen plaats achterlaten huishoudelijke afvalstoffen Indien krachtens artikel 10.11, vijfde lid, van de wet een plaats binnen de gemeente is aangewezen, waar in voldoende mate gelegenheid geboden wordt huishoudelijke afvalstoffen achter te laten, stellen burgemeester en wethouders de dagen, tijden en wijzen vast waarop deze afvalstoffen daar kunnen worden achtergelaten. Artikel 4.2.2.11 Incidenteel achterlaten huishoudelijke afvalstoffen Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen omtrent het incidenteel achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen. Artikel 4.2.2.12 Verbod achterlaten huishoudelijke afvalstoffen Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen, tijden, wijzen en plaatsen achter te laten dan bij of krachtens de artikelen 4.2.2.4 tot en met 4.2.2.11 is bepaald. Artikel 4.2.2.12a Achterlaten in daartoe bestemde bakken 1. Het is verboden andere huishoudelijke afvalstoffen dan van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen papier, plastic bekertjes en blikjes, niet zijnde vloeistoffen, achter te laten in daartoe van gemeentewege geplaatste of voorgeschreven bakken. 2. Het is verboden glas op andere plaatsen achter te laten dan in daartoe van gemeentewege geplaatste glasbakken. 3. Het is verboden papier op andere plaatsen achter te laten dan in daartoe van gemeentewege geplaatste papierbakken. 4. Het is verboden textiel op andere plaatsen achter te laten dan in daartoe van gemeentewege geplaatste textielbakken. Artikel 4.2.2.13 43 Het zich afzonderlijk ontdoen van bijzondere categorieën huishoudelijke afvalstoffen 1. 2. Het is, in afwijking van het bepaalde in de artikelen 4.2.2.1 tot en met 4.2.2.12 verboden de volgende categorieën van huishoudelijke afvalstoffen anders dan afzonderlijk over te dragen of aan te bieden aan de inzameldienst of achter te laten in daartoe in de nabijheid van de percelen geplaatste bakken of op een daartoe ter beschikking gestelde plaats: a. Klein Chemisch Afval. b. Glas. c. Oud papier en karton. d. Textiel. Door de inzameldienst en/of een vergunninghouder overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.2.4.1 wordt: a. klein chemisch afval één maal per week met behulp van de chemokar ingezameld; b. glas via de van gemeentewege geplaatste glasbakken ingezameld; c. oud papier en karton één maal per maand ingezameld; d. textiel vier maal per jaar ingezameld. Artikel 4.2.2.13a Groente-, fruit- en tuinafval 1. Het is, in afwijking van het bepaalde in de artikelen 4.2.2.1 tot en met 4.2.2.12 verboden groente-, fruit- en tuinafval anders dan afzonderlijk over te dragen of aan te bieden aan de inzameldienst of achter te laten in daartoe in de nabijheid van percelen geplaatste bakken of op een daartoe ter beschikking gestelde plaats. 2. Door de inzameldienst wordt éénmaal per week groente, fruit en tuinafval afzonderlijk ingezameld. 3. In afwijking van het tweede lid wordt door de inzameldienst bij laagbouw éénmaal per twee weken groente-, fruit- en tuinafval afzonderlijk ingezameld. 4. In afwijking van het tweede lid dient in het voormalig sportpark Grootstal het groente-, fruit- en tuinafval achter te worden gelaten in van gemeentewege geplaatste groente-, fruit- en tuinafvalcontainers. 5. De overdracht van groente-, fruit- en tuinafval aan het de in het vierde lid bedoelde wijkcontainers moet geschieden op zodanige wijze dat geen afvalstoffen buiten de containers achterblijven. 6. De in het vierde lid bedoelde wijkcontainers moeten na het deponeren van het groente-, fruit- en tuinafval goed worden gesloten. Artikel 4.2.2.14 Nadere regels bijzondere categorieën huishoudelijke afvalstoffen 1. Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen omtrent de dagen, tijden, wijzen en plaatsen waarop het groente-, fruit- en tuinafval en/of de in artikel 4.2.2.13. bedoelde categorieën van huishoudelijke afvalstoffen kunnen worden overgedragen, aangeboden of achtergelaten. 2. Het is verboden het groente-, fruit- en tuinafval en/of de in artikel 4.2.2.13. bedoelde categorieën van huishoudelijke afvalstoffen over te dragen, aan te bieden of achter te laten in strijd met het krachtens het eerste lid bepaalde. Paragraaf 3 Het zich ontdoen van grof huisafval Artikel 4.2.3.1 Verbod ontdoen grof huisafval Het is verboden grof huisafval op een andere wijze of plaats aan de inzameldienst over te dragen of ter inzameling aan te bieden dan bij of krachtens deze paragraaf is bepaald. Artikel 4.2.3.2 Aanbieden en overdragen grof huisafval Burgemeester en wethouders stellen vast op welke plaats, op welke tijden en op welke wijze, grof huisafval ter inzameling kan worden aangeboden en overgedragen aan de inzameldienst. Artikel 4.2.3.3 Omvang en inhoud grof huisafval 1. Een stuk grof huisafval mag bij het overdragen of het aanbieden niet langer, hoger en breder zijn dan 1,5 meter. Kleinere stukken grof huisafval moeten zoveel mogelijk in één of meer bundels samengedrukt en -gebonden worden overgedragen of aangeboden. 3 2. Stukken of bundels grof huisvuil mogen geen grotere inhoud hebben dan 1 m of zwaarder zijn dan 30 kg. 44 Artikel 4.2.3.4 Schakelbepaling De artikelen 4.2.2.1a, 4.2.2.10, 4.2.2.12 en 4.2.2.13 zijn op het overdragen, het ter inzameling aanbieden en het achterlaten van grof huisafval van overeenkomstige toepassing. Paragraaf 4 Het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen en grof huisafval door anderen dan de inzameldienst Artikel 4.2.4.1 Inzamelvergunning 1. Het is aan een ander dan de inzameldienst verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders van derden afkomstige huishoudelijke afvalstoffen en grof huisafval in te zamelen. 2. De houder van een vergunning als bedoeld in het eerste lid moet deze tijdens het inzamelen steeds bij zich hebben en op verzoek van degenen bij wie hij inzamelt tonen. 3. De vergunning wordt geweigerd indien vaststaat of met redenen is te vrezen dat het verlenen van een vergunning niet in het belang is van een doelmatige verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen of grof huisafval. Artikel 4.2.4.2 Aanbieden aan degene die inzamelt met vergunning 1. Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen omtrent de dagen, tijden, wijzen en plaatsen waarop huishoudelijke afvalstoffen kunnen worden overgedragen of ter inzameling aangeboden aan degene die op grond van artikel 4.2.4.1 bevoegd is huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen. 2. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen in strijd met het krachtens eerste lid bepaalde over te dragen of ter inzameling aan te bieden aan degene die op grond van artikel 4.2.4.1 bevoegd is huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen. Paragraaf 5 Het zich ontdoen van andere categorieën van afvalstoffen Artikel 4.2.5.1 Aanwijzing andere categorieën afvalstoffen 1. Burgemeester en wethouders kunnen van derden afkomstige andere categorieën afvalstoffen dan huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen, die aan de inzameldienst kunnen worden overgedragen of ter inzameling aangeboden dan wel kunnen worden achtergelaten. 2. Andere motorrijtuigen op meer dan twee wielen dan autowrakken, die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeren, kunnen ter verwijdering worden afgegeven op door burgemeester en wethouders tenminste één daartoe aangewezen plaats binnen de gemeente. 3. Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen omtrent de dagen, tijden, wijze en plaatsen waarop de in het eerste lid bedoelde afvalstoffen aan de inzameldienst kunnen worden overgedragen, aangeboden of achtergelaten. 4. Het is verboden afvalstoffen als bedoeld in het eerste lid over te dragen, aan te bieden of achter te laten in strijd met het krachtens het vorige lid bepaalde. 5. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer, de Destructiewet of de Provinciale Milieuverordening van toepassing is. Artikel 4.2.5.2 Inzameling andere categorieën afvalstoffen door derden 1. Het is aan anderen dan de inzameldienst verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders de krachtens artikel 4.2.5.1, eerste lid aangewezen afvalstoffen in te zamelen. 2. Burgemeester en wethouders kunnen aan de in het vorige lid bedoelde vergunning voorschriften verbinden ter bescherming van het milieu. 3. De in het eerste lid bedoelde vergunning wordt in ieder geval geweigerd indien vaststaat of met redenen valt te vrezen dat het verlenen van een vergunning niet in het belang is van een doelmatige verwijdering van deze afvalstoffen. Paragraaf 6 Openbare bekendmaking Artikel 4.2.6.1 Bekendmaking van besluiten burgemeester en wethouders De door burgemeester en wethouders ingevolge de artikelen 4.2.2.2, eerste lid, 4.2.2.6, 4.2.2.7, eerste lid, 4.2.2.9, 4.2.2.10, 4.2.2.11, 4.2.2.14, 4.2.3.2, 4.2.4.2 en 4.2.5.1, eerste, tweede en derde lid 45 genomen besluiten worden openbaar bekend gemaakt overeenkomstig artikel 3:42 Algemene Wet Bestuursrecht. Afdeling 3 Bodem-, weg- en andere milieuverontreiniging Artikel 4.3.1 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging 1. Het is verboden buiten een daarvoor door het college bestemde plaats en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer een afvalstof, stof of voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins te plaatsen op een wijze die aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu. 2. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen. 3. Het verbod is niet van toepassing op: a. het overeenkomstig deze verordening ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen; b. het thuis composteren van groente-, fruit- en tuinafval; c. voor zover de (afval)stoffen tijdelijk op de weg geraken of worden gebracht als onvermijdelijk gevolg van het laden, lossen of vervoeren van afvalstoffen dan wel het verrichten van andere werkzaamheden op of aan de weg. 4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet bodembescherming of het Besluit Bodemkwaliteit voorziet in de beoogde bescherming van het milieu. Artikel 4.3.1.a Achterlaten van straatafval 1. Het is verboden straatafval in de openbare ruimte achter te laten zonder gebruik te maken van de van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen. 2. Het is verboden om andere afvalstoffen dan straatafval achter te laten in daartoe van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen. Artikel 4.3.2 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden 1. Het is verboden afvalstoffen, stoffen of voorwerpen zodanig te laden, te lossen of te vervoeren of andere werkzaamheden te verrichten dat de weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig kan worden beïnvloed. 2. Indien bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen deze weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig wordt beïnvloed, is degene die genoemde werkzaamheden verricht alsmede diens opdrachtgever verplicht deze weg te reinigen of te laten reinigen: a. direct na het ontstaan van de verontreiniging, indien de verontreiniging gevaar voor de veiligheid van het verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert; b. direct na beëindiging van de werkzaamheden, indien de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert; c. indien de werkzaamheden langer dan een dag duren, elke dag direct na beëindiging van de werkzaamheden. Artikel 4.3.3 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren 1. De houder of beheerder van een winkel, hal, kraam of een andere inrichting waar eet- en/of drinkwaren worden verkocht welke ter plaatse kunnen worden genuttigd, is verplicht: a) een afvalbak, -mand of soortgelijk voorwerp in of nabij de inrichting op een duidelijk zichtbare plaats aanwezig te hebben, waarin het publiek afval kan achterlaten; b) zorg te dragen dat die deze afvalbak, -mand of soortgelijke voorwerp van een zodanige constructie is dat het afval daarin deugdelijk geborgen blijft en dat die afvalbak, -mand of dat voorwerp steeds tijdig wordt geledigd; c) zorg te dragen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde in dit artikel, in de nabijheid van de inrichting op de weg achtergebleven afval, voor zover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, wordt opgeruimd. Artikel 4.3.4 46 Wegwerpen van reclamebiljetten en ander promotiemateriaal Degene die op de weg reclamebiljetten of dergelijke of ander promotie materiaal onder het publiek verspreidt, is verplicht deze of de verpakking daarvan terstond op te ruimen of te laten opruimen, indien zij in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen. Artikel 4.3.5 Verbod op het verspreiden van strooibiljetten e.d. met commerciële doeleinden gedurende de Vierdaagsefeesten Het is verboden in de week van de Vierdaagsefeesten gedrukte of geschreven stukken alsmede samples, monsters en andere goederen die vallen onder het begrip commerciële handelsreclame onder het publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden, aan te bevelen of bekend te maken. Artikel 4.3.6 Natuurlijke behoefte doen Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen. Artikel 4.3.7 Verbod doorzoeken van ter inzameling gereed staande afvalstoffen 1. Het is verboden afvalstoffen of inzamelmiddelen die ter inzameling gereed staan te doorzoeken en te verspreiden. 2. Het is verboden tegen afvalstoffen of inzamelmiddelen die ter inzameling gereed staan, te stoten, te schoppen, deze omver te werpen of deze anderszins te behandelen waardoor er zwerfafval ontstaat. Afdeling 4 Het bewaren van houtopstanden Artikel 4.4.1 Begripsomschrijvingen 1. In deze afdeling wordt verstaan onder: a. houtopstand: hakhout, een houtwal, bos, bosplantsoen of één of meer bomen; b. hakhout: één of meer bomen die na te zijn geveld opnieuw op de stronk uitlopen; c. bos en bosplantsoen: houtopstand, bestaande uit hoofdzakelijk bomen soms in combinatie 2 met een onderbegroeiing van struiken en kruiden met een oppervlakte van minimaal 150m d. dode bomen: bomen die medio juni geen of nauwelijks bladeren hebben. dunning: velling ter bevordering van het voortbestaan van de houtopstand; e. dunning: velling ter bevordering van het voortbestaan van de houtopstand; f. bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet; g. iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau); h. iepenspintkever: het insect in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.), Scolytus multistriatus (Marsh.) en Scolytus pygmaeus (F.); bosplantsoen: aanplant van jong bos, hoofdzakelijk bestaande uit heesters, struiken en jonge bomen met een oppervlakte van minimaal 250m² en een breedte van minimaal 5 m. 2. In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben. Artikel 4.4.2 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een houtopstand te kappen of te doen vellen. 2. Het college stelt een kaart vast waarop gebieden zijn aangewezen. (Bijlagen 26A en 26B) 3. Het college stelt een lijst vast waarop bijzondere bomen staan vermeld. (Bijlage 27 (lijst) als apart aanhangsel bij het gemeenteblad gepubliceerd) 4. Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor de gevallen all benoemd in at/m k tenzij er sprake is van een bos en/of bosplantsoen als bedoeld in art 4.4.1. lid 1 onder c. Het kappen of vellen van een bos en/of bosplantsoen is altijd vergunningplichtig: a. dode bomen; b. bomen die een stamomtrek hebben van minder dan 95 centimeter; c. bomen die geen eigendom zijn van de gemeente en niet zijn gelegen binnen de op de kaart aangewezen gebieden, zoals bedoeld in lid 2, mits de stamomtrek van de boom kleiner is dan 160 centimeter; 47 d. bomen die eigendom zijn van de gemeente, en niet vallen binnen de op de kaart aangewezen gebieden, zoals bedoeld in lid 2, mits de boom niet staat op de lijst van bijzondere bomen, zoals bedoeld in lid 3; e. wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit niet-geknotte populieren of wilgen; f. fruitbomen die deel uitmaken van een bedrijfsmatige exploitatie en windschermen om boomgaarden; g. naaldbomen, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in bijzonder bestemde terreinen; h. kweekgoed; i. houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld; j. houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die: ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are; ofwel bestaat uit rijbepalingen van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen; k. houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving of last van het college. 5. Voor het bepalen van de stamomtrek als bedoeld in het tweede lid geldt: a. de stamomtrek van de stam 1.30 m. boven het maaiveld; b. bij meerstammigheid de diameter van de dikste stam. Artikel 4.4.3 Vervallen Artikel 4.4.3a Weigeringsgronden en nadere regels 1. De vergunning kan worden geweigerd op grond van: a. de natuurwaarde van de houtopstand; b. de landschappelijke waarde van de houtopstand; c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon; d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand; e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand; f. de vitaliteit van de houtopstand; g. de monumentale waarde van de houtopstand. 2. Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende de in het eerste lid genoemde belangen. Artikel 4.4.4 Bijzondere vergunningsvoorschriften 1. Het bevoegd gezag kan aan de vergunning het voorschrift verbinden, dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant. Daarbij kan tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde herbeplanting moet worden vervangen. 2. Indien herplant niet tot de mogelijkheden behoort, kan het bevoegd gezag aan de vergunning het voorschrift verbinden, dat een financiële compensatie moet worden betaald in het belang van de instandhouding van het bomenbestand. 3. Het bevoegd gezag kan aan de kapvergunning ook het voorschrift verbinden dat niet eerder wordt gerooid dan nadat de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, waarvoor de kapvergunning wordt aangevraagd, is verleend en er zes weken na bekendmaking van de omgevingsvergunning zijn verstreken en er gedurende die periode geen voorlopige voorziening bij de voorzieningenrechter is aangevraagd ter schorsing van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Indien er gedurende deze periode van zes weken wel een verzoek om voorlopige voorziening is aangevraagd dan mag pas van de kapvergunning worden gebruik gemaakt nadat op het verzoek negatief is beslist dan wel bij toewijzing van het verzoek, de schorsing is beëindigd. Artikel 4.4.5 Herplant- en instandhoudingplicht 1. Wanneer houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de 48 2. 3. 4. 5. houtopstand bevond of aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen de grond opnieuw te beplanten. Deze beplanting geschiedt overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen binnen een door het bevoegd gezag te stellen termijn. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen. Indien herplant niet tot de mogelijkheden behoort, kan het bevoegd gezag van de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel van degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, een financiële compensatie eisen, in het belang van de instandhouding van het bomenbestand. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen. Degene aan wie een verplichting als bedoeld in het eerste, tweede, derde of vierde lid is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen. Artikel 4.4.6 Schadevergoeding Het college beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17 juncto artikel 13, vierde lid, van de Boswet. Artikel 4.4.7 Bestrijding iepziekte 1. Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het collegegevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn: a. indien de iepen in de grond staan, deze te vellen; b. de iepen te ontschorsen en de schors te vernietigen; c. of de niet ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen. 2. Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan, met uitzondering van geheel ontschorst iepenhout en iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 cm, voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren. Het college kan ontheffing verlenen van dit verbod. Afdeling 5 Bescherming van flora en fauna Artikel 4.5.1 Betreden van plantsoenen e.d. Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden zonder ontheffing van het college zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken, buiten de daarin gelegen wegen of paden. Artikel 4.5.2 (Vervallen) Artikel 4.5.3 (Vervallen) Afdeling 6 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast Artikel 4.6.1 1. 49 Opslag bromfietsen of motorvoertuigen, caravans, afvalstoffen, mest of ingekuilde landbouwproducten Het is verboden op een van de weg zichtbare plaats aanwezig te hebben: a. onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan; 2. 3. 4. b. bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel; c. caravans, kampeerwagens, boten, tenten en andere dergelijke, gewoonlijk voor recreatieve doeleinden gebezigde voorwerpen, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel; d. mestopslag, gierkelder of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afval, afbraakmaterialen en oude metalen. In het eerste lid wordt onder weg verstaan, hetgeen daaronder verstaan wordt in artikel 1 van de Wegenverkeerswet. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing te verlenen. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer, de Wet op de Ruimtelijke Ordening of de Provinciale Milieuverordening van toepassing is. Artikel 4.6.2 Ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclames en dergelijke 1. Het is de rechthebbende op een onroerend goed alsmede de hoofdgebruiker van dat goed verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag dit goed of een daarop aanwezige zaak te gebruiken of het gebruik daarvan toe te laten voor het maken van handelsreclame met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg of vanaf een andere voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar is. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet ten aanzien van: a. opschriften, aankondigingen en afbeeldingen gericht op het inwendig gedeelte van een onroerend goed, dan wel deel uitmakend van een etalageopstelling; b. opschriften en aankondigingen op zuilen, borden, muren of andere constructies, aangewezen door burgemeester en wethouders; c. opschriften en aankondigingen betrekking hebbend op: - openbare verkoping, aanbiedingen ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerend goed, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben; - het beroep, de dienst, of het bedrijf dat in of op het onroerend goed wordt uitgeoefend of waarvoor dat goed is bestemd, zomede op naamborden: mits deze opschriften en 2 aankondigingen gezamenlijk geen grotere oppervlakte hebben dan 0,15 m en geen van alle een grotere afmeting in een richting hebben dan 0,50 meter en mits deze opschriften en aankondigingen zijn aangebracht op of aan het onroerend goed; d. opschriften betrekking hebbend op de naam en/of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken en/of op de namen van degenen die bij het ontwerp en/of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf en niet verlicht zijn, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben; e. opschriften en aankondigingen aan gebouwen en inrichtingen van openbaar vervoer, indien deze zijn aangebracht ten dienste van dat vervoer; f. opschriften en aankondigingen van kennelijk tijdelijke aard, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben, mits van het aanbrengen ervan tevoren door of vanwege de rechthebbende of de hoofdgebruiker van het onroerend goed schriftelijk kennisgeving is gedaan aan burgemeester en wethouders en dit college niet binnen 14 dagen na ontvangst van die kennisgeving van enig bezwaar heeft doen blijken. Zodanige opschriften en aankondigingen worden geacht hun tijdelijk karakter te hebben verloren, wanneer deze gedurende meer dan 4 weken op het onroerend goed aanwezig zijn. 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover de Woningwet, de Monumentenwet, de gemeentelijke monumentenverordening of artikel 2.1.5.1 van toepassing is. 4. Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd: a. indien de reclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; b. in het belang van de verkeersveiligheid; c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van het in de nabijheid gelegen onroerend goed. Artikel 4.6.3 50 Aanschrijving Indien door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in artikel 4.6.2, tweede lid dan wel aangebracht voor een ander doel dan handelsreclame, de veiligheid van het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder voor de omgeving wordt veroorzaakt, zijn burgemeester en wethouders bevoegd de rechthebbende onderscheidenlijk de hoofdgebruiker van het onroerend goed aan te schrijven tot het treffen van maatregelen ter voorkoming, ter beperking of ter opheffing van dit gevaar of deze hinder. Degene tot wie de aanschrijving is gericht, of diens rechtsopvolger, is verplicht deze aanschrijving op te volgen. Artikel 4.6.4 (Vervallen) Artikel 4.6.5 (Vervallen) 51 Hoofdstuk 5 ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING VAN DE GEMEENTE Afdeling 1 Parkeerexcessen Artikel 5.1.1 Begripsomschrijvingen In deze afdeling wordt verstaan onder: a. voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen; b. parkeren: parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens ( RVV 1990); c. aanhangwagens: aanhangwagens als bedoeld in artikel 1 onder a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens ( RVV 1990) Artikel 5.1.2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d. 1. Onder verhuren als bedoeld in dit artikel wordt mede verstaan: a. het gebruiken van een voertuig voor het geven van lessen; b. het gebruiken van een voertuig voor het vervoeren van personen tegen betaling. 2. Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend: a. voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden; b. voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon. 3. Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden: a. drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 100 meter met als middelpunt een van deze voertuigen; b. de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken. 4. Het college kan ontheffing van het verbod verlenen. Artikel 5.1.3 Defecte voertuigen Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren. Artikel 5.1.4 Voertuigwrakken 1. Het is verboden een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert op de weg te parkeren. 2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer Artikel 5.1.5 Parkeren van voertuigen met gevaarlijke stoffen 1. Het is verboden om een voertuig dat wordt gebezigd voor het vervoer van meer dan 300 kilogram gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 2 van de Wet gevaarlijke stoffen te parkeren indien zich binnen een straal van 250 meter gebouwen bevinden waarbinnen zich personen plegen op te houden. 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod. 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of de Wet Milieubeheer van toepassing is. Artikel 5.1.6 52 Caravans en dergelijke 1. 2. 3. Het is verboden een kampeerwagen, een caravan of een ander voor de recreatie bestemd voertuig en aanhangwagens langer dan gedurende drie achtereenvolgende dagen op de weg of op een van af de weg zichtbare plaats te parkeren. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wegenverordening Gelderland 2010 van toepassing is. Artikel 5.1.7 Parkeren van reclamevoertuigen 1. Het is verboden een voertuig dat kennelijk bedoeld is als voorwerp om reclame mee te maken op de weg te parkeren. 2. Burgemeester en wethouders kunnen van het verbod ontheffing verlenen. Artikel 5.1.8 Parkeren van grote voertuigen 1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op andere dan door burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit aangewezen wegen. Deze aanwijzing wordt openbaar bekend gemaakt overeenkomstig artikel 1.14. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is. 3. Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen. Artikel 5.1.9 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen 1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan. 2. Het verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is. Artikel 5.1.10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen 1. Het is verboden een voertuig met stankverspreidende stoffen te parkeren daar, waar bewoners of gebruikers van nabijgelegen gebouwen of terreinen daarvan hinder of overlast kunnen ondervinden. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet Milieubeheer van toepassing is. Artikel 5.1.11 Aantasting groenvoorziening door voertuigen 1. Het is verboden met een voertuig te rijden door of deze te doen of te laten staan in een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook. 2. Dit verbod is niet van toepassing: a. op de weg; b. op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden door of vanwege de overheid; c. op voertuigen, waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen die voor dit doel zijn bestemd. 3. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen. Afdeling 2 Collecteren, venten en standplaatsen Artikel 5.2.1 Collectes 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden. 2. Onder een inzameling van geld en goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt 53 3. 4. gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of gedeeltelijk voor een ideëel of liefdadig doel is bestemd. Het verbod geldt niet voor een inzameling die in besloten kring gehouden wordt. Het college is bevoegd collectes die aan te wijzen die voorkomen op een landelijk vastgesteld collecteplan en waarvoor het in het eerste lid genoemde verbod niet geldt. Het college is bevoegd algemene regels te geven met betrekking tot het houden van deze collectes. De vrijstelling van het verbod geldt slechts, in het geval van vaststelling van deze algemene regels, indien zij worden nageleefd. Artikel 5.2.2 (Vervallen) Artikel 5.2.3 Standplaatsen: 1. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel een standplaats in te nemen of te hebben teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken, dan wel diensten aan te bieden. 2. Het is de rechthebbende op een voor publiek toegankelijk en in de openlucht gelegen perceel verboden toe te staan, dat daarop zonder vergunning van burgemeester en wethouders standplaats wordt of is ingenomen. 3. Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet ten aanzien van gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in art. 7 eerste lid van de Grondwet. 4. De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet op de plaats die is aangewezen voor het houden van een door de gemeenteraad ingestelde markt, zulks gedurende de tijden waarop die markt gehouden wordt en voor een evenement als bedoeld in artikel 2.2.1. 5. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet Milieubeheer, de Woningwet, het Rijkswegenreglement of de Gelderse wegenverordening van toepassing is. 6. Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd: a. in het belang van de openbare orde; b. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast; c. in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving; d. in het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid; e. wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel der gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt. 7. Burgemeester en wethouders houden de beslissing op een aanvraag voor een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag tevens een activiteit betreft die vergunningplichtig is op basis van de Wet Milieubeheer en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het zesde lid, tot de dag waarop de beslissing omtrent de vergunning ingevolge de Wet Milieubeheer is genomen. Artikel 5.2.4 Te koop aanbieden van voertuigen 1. Het is verboden op een door het college aangewezen wegen een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen. 2. Het college kan ontheffing van dit verbod verlenen. Afdeling 3 Slachten van dieren Artikel 5.3.1 Publiekelijk slachten Het is verboden op of zichtbaar vanaf voor het publiek toegankelijke plaatsen, dieren te slachten. Afdeling 4 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden Artikel 5.4.1 Crossterreinen 54 1. 2. 3. Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bronfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben. Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het verbod niet van toepassing is. Het kan daarbij regels stellen voor het gebruik van deze terreinen: a. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast; b. in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden; c. in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproductie sportmotoren Artikel 5.4.2 Beperking verkeer in natuurgebieden 1. Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig, als bedoeld in artikel 1 onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990, of met een fiets of met een paard. 2. Het verbod geldt niet voor gebieden die door het college zijn aangewezen. Het college kan daarbij regels stellen voor het gebruik van deze terreinen: a. in het belang van het vorkomen van overlast b. in het belang van de bescherming van natuur- of milieuwaarden c. in het belang van de veiligheid van het publiek. 2. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden; a. ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 aangewezen hulpverleningsdiensten; b. die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als bedoeld in het eerste lid; c. die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd; d. van de zakelijke gerechtigden en huurders en pachters van percelen die gelegen zijn de terreinen als bedoeld in het eerste lid. e. voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d. bedoelde personen. 3. Het in het tweede lid gestelde verbod geldt voorts niet: a. op wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994; b. binnen de bij of krachtens de Provinciale verordening ‘Stiltegebieden’ aangewezen stiltegebieden te aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als ‘toestel’. 4. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod. Afdeling 5 Verstrooiing van as Artikel 5.5.1 Begripsomschrijving In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de Lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein. 55 Artikel 5.5.2 Regulering incidentele asverstrooiing 1. Incidentele asverstrooiing is verboden op: a. verharde delen van de weg; b. gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen; c. kinderspeelterreinen; d. ligweiden. 2. Het is verboden om as te verstrooien op door het college aangewezen plaatsen anders dan in lid 1, gedurende door het college te bepalen termijnen. 3. Het college kan op verzoek van de nabestaande die zorgdraagt voor de asbus op grond van bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van het verbod uit het eerste lid, behoudens de gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen. Artikel 5.5.3 Verbod incidentele asverstrooiing bij hinder of overlast voor derden Incidentele asverstrooiing is verboden indien daardoor hinder of overlast wordt veroorzaakt voor derden. Afdeling 6 Straatnaamborden, huisnummers, brandkranen en dergelijke (vervallen) Artikel 5.6.1 (Vervallen) Artikel 5.6.2 (Vervallen) Afdeling 7 Gevonden voorwerpen Artikel 5.7.1 (Vervallen) Artikel 5.7.2 Detectorverbod 1. Burgemeester en wethouders kunnen terreinen aanwijzen waarvoor een detectorverbod geldt. Deze aanwijzing wordt openbaar bekend gemaakt overeenkomstig artikel 3:42 Awb. (zie voor aanwijzingsbesluit: bijlage 1 bij de slotpagina's) 2. Het is verboden zich anders dan met vergunning van burgemeester en wethouders, met een metaaldetector te bevinden op de onder lid 1 bedoelde terreinen. 3. Het bepaalde in het tweede lid is niet van toepassing op degene aan wie ingevolge artikel 40 van de Monumentenwet 1988 een opgravingvergunning is verstrekt. Afdeling 8 Recreatief nachtverblijf buiten een kampeerterrein Artikel 5.8.1 Begripsomschrijvingen In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf. Artikel 5.8.2 Recreatief nachtverblijf buiten een kampeerterrein 1. Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan is bestemd of mede bestemd. 2. Het verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein 3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid. 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:15 kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van: a. natuur en landschap; b. de bescherming van een stadsgezicht. Artikel 5.8.3 Aanwijzing kampeerplaatsen 1. Het college kan plaatsen aanwijzen waarop het verbod in artikel 5.8.2, lid 1 niet geldt. 2. Het college kan daarbij nadere regels stellen met betrekking tot tijdstippen, perioden en soort kampeermiddel voor de plaatsen in lid 1. 56 Hoofdstuk 6 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN Artikel 6.1 Strafbepalingen 1. Behoudens het bepaalde in de volgende leden, wordt overtreding van het bij of krachtens deze verordening en de op grond van artikel 1.9 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie. 2. Overtredingen van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1.9 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie: artikel 2.4.10, artikel 2.4.11, artikel 2.4.11a, artikel 2.4.11b, artikel 2.4.22, artikel 2.5.2 en artikel 4.1.1. 3. Overtreding van het bij of krachtens de artikelen 4.2.2.1 tot en met 4.2.4.2 bepaalde en de op grond van artikel 1.9 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen geldt als strafbaar feit op grond van artikel 1a van de Wet economische delicten. Artikel 6.1a Toezichthouders 1. Met inachtneming van de uitzonderingen als bedoeld in het tweede lid van dit artikel zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening en de op grond van artikel 1.9 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen belast de toezichthouders van het bureau Toezicht afdeling Stadstoezicht. 2 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor: - artikel 2.1.1.1 - artikel 2.1.2.3 - artikel 2.2.3 - de artikelen 2.2.10 en 2.2.11 - artikel 2.3.1.4 - artikel 2.4.12 - artikel 2.6.1 - hoofdstuk 3 met uitzondering van artikel 3.2.6 - de artikelen 4.2.2.1 tot en met 4.2.4.2 3. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening en de op grond van artikel 1.9 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen belast de door burgemeester en wethouders dan wel de burgemeester aangewezen personen. (zie ook bijlage 12D en bijlage 18 bij de slotpagina's) Artikel 6.2 (Vervallen) Artikel 6.3 Het binnentreden in woningen zonder toestemming van de bewoners Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner. Artikel 6.4 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking op een door burgemeester en wethouders nader te bepalen dag na die waarop zij is afgekondigd. 2. Op dat tijdstip worden de volgende verordeningen of bepalingen uit verordeningen ingetrokken: 1. de Nijmeegse Politieverordening, vastgesteld op 27 juni1962, sedertdien gewijzigd; 2. de Afvalstoffenverordening; 3. artikelen 30 en 31 Brandbeveiligingsverordening; 4. verordening houdende toepassing van de artikelen 8 en 22, lid 6 van de Drank- en Horecawet; 5. de Geluidhinderverordening recreatie-inrichtingen; 6. de verordening speelautomatenhallen; 7. de verordening tot wering van overlast als gevolg van het zonder toestemming van rechthebbende in gebruik nemen van gebouwen. Artikel 6.5 57 Overgangsbepalingen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4 lid 1, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening. Vervallen. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - op grond van een verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvrage is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast. Vervallen. Vervallen. Vervallen. Vervallen. Artikel 6.6 Aanhalingstitel Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen. Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad der gemeente Nijmegen d.d. 29 januari 1992. De Voorzitter, De Secretaris. mr. E.M. d'Hondt mr. F.J. Derks 58 Chronologisch overzicht inzake besluitvorming met betrekking tot de APV inzake vaststelling, wijzigingen, aanwijzingsbesluiten en tijdstippen van inwerkingtreding. Omtrent de Vaststelling van de verordening (raadsvoorstel nummer 85 en 85a/1991) hebben Gedeputeerde Staten van Gelderland het op 3 april 1992 gedateerde bericht van ontvangst verzonden (ex art. 198 van de oude gemeentewet). De inwerkingtreding van de verordening is door Burgemeester en Wethouders bepaald op 10 oktober 1992 en is afgekondigd in "De Brug" van 7 oktober 1992. De 1e Wijziging van de verordening (artikel 2.3.1.2, lid 1 - onderwerp: vrije sluitingstijden horeca) is vastgesteld bij raadsbesluit van 7 oktober 1992 (raadsvoorstel nummer 175/1992). Het bericht van ontvangst van deze wijziging (ex art. 198 van de gemeentewet - oud) door Gedeputeerde Staten van Gelderland is gedateerd op 21 oktober 1992. De wijziging, welke is afgekondigd in "De Brug" van 21 juli 1993, is ingevolge artikel 205 van de gemeentewet(oud) in werking getreden op 24 juli 1993. De 2e Wijziging van de verordening (artikel 2.6.5, lid 2, sub b - onderwerp: gebruik van vuurwerk) is vastgesteld bij raadsbesluit van 16 december 1992 (raadsvoorstel nummer 304/1992). Het bericht van ontvangst van deze wijziging (ex art. 198 van de gemeentewet - oud) door Gedeputeerde Staten van Gelderland is gedateerd op 27 januari 1993. De wijziging, welke is afgekondigd in "De Brug" van 16 december 1992, is in werking getreden op 17 december 1992, met gebruikmaking van de artikelen 202 en 205 van de gemeentewet(oud). De 3e Wijziging van de verordening (toevoeging artikel 2.5.3 - onderwerp: eisen inzake hang- en sluitwerk) is vastgesteld bij raadsbesluit van 12 mei 1993 (raadsvoorstel nummer 89/1993). Het bericht van ontvangst van deze wijziging (ex art. 198 van de gemeentewet - oud) door Gedeputeerde Staten van Gelderland is gedateerd op 26 juli 1993. De wijziging, welke is afgekondigd in "De Brug" van 2 maart 1994, is ingevolge art. 205 van de gemeentewet(oud) in werking getreden op 5 maart 1994. De 4e Wijziging van de verordening (aanpassing rooivergunningenstelsel - vervanging huidige afdeling 4 van Hoofdstuk 4 door een nieuwe afdeling 4) is vastgesteld bij raadsbesluit van 24 november 1993 (raadsvoorstel nummer 234/1993). Het bericht van ontvangst van deze wijziging (ex art. 198 van de gemeentewet - oud) door Gedeputeerde Staten van Gelderland is gedateerd op 29 december 1993. De inwerkingtreding van de wijziging is bij besluit van Burgemeester en Wethouders van 23 februari 1994 bepaald op de 3e dag na de afkondiging, welke heeft plaats gevonden in "De Brug" van 2 maart 1994, zodat de wijziging op 5 maart 1994 in werking is getreden. De 5e Wijziging van de verordening (diverse aanpassingen in verband met de inwerkingtreding van de Wet Milieubeheer en de opname van een verblijfsontzeggingsbevoegdheid en het verbod op straathandel in drugs) is vastgesteld bij raadsbesluit van 23 februari 1994 (raadsvoorstel nummer 21/1994) en treedt ingevolge art. 142 gemeentewet in werking op de achtste dag na de bekendmaking (publicatiedatum in gemeenteblad is 25 februari 1994), derhalve op 5 maart 1994. De 6e Wijziging van de verordening (artikel 5.1.5. - onderwerp: weren van langdurig parkeren van aanhangwagens en artikel 1.1., lid E en artikel 5.1.1. - onderwerp: aanpassing begripsomschrijving "voertuig") is vastgesteld bij raadsbesluit van 14 september 1994 (raadsvoorstel nummer 140/1994) en treedt ingevolge art. 142 gemeentewet in werking op de achtste dag na de bekendmaking (publicatiedatum in gemeenteblad is 27 september 1994), derhalve op 5 oktober 1994. De 7e Wijziging van de verordening is vastgesteld bij raadsbesluit van 23 november 1994 (raadsvoorstel nummer 161/1994) en treedt ingevolge art. 142 gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (publicatiedatum in gemeenteblad is 12 december 1994), derhalve op 20 december 1994. (Betreft diverse aanpassingen ten gevolge van de nieuwe Gemeentewet en de Wet Milieubeheer, schrappen afdeling 6 van hoofdstuk 2 in verband met inwerkingtreding Vuurwerkbesluit Wet Milieugevaarlijke Stoffen (22 mei 1993) en wijzigingen ter uitvoering van het raadsbesluit van 25 november 1992, nr. 238/1992 inzake motie "Weeg de reinigingsheffing" en het Collegebesluit van 25 januari 1994, nr. 2.37). inzake Inzamel- en containervergunning). 59 Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 19 december 1995 nummer 2.2, als bedoeld in artikel 5.7.2 van de verordening (aanwijzing terreinen, waarvoor een detectorverbod geldt). In dit besluit staat geen datum van inwerkingtreding, zodat het besluit ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking treedt op de achtste dag na bekendmaking (publicatiedatum is 1 februari 1996), derhalve op 9 februari 1996. De 8e Wijziging van de verordening (artikel 2.3.1.1 - onderwerp: uitsluiting coffeeshops uit het begrip "inrichting")is vastgesteld bij raadsbesluit van 31 januari 1996 (raadsvoorstel nummer 277/1995) en treedt ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (publicatiedatum is 1 februari 1996), derhalve op 9 februari 1996. De 9e Wijziging van de verordening (artikel 2.3.1.5 - onderwerp: voorschriften terrassen) is vastgesteld bij raadsbesluit van 3 april 1996 (raadsvoorstel nummer 239/1995) en treedt ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (publicatiedatum is 4 april 1996), derhalve op 12 april 1996. Aanwijzingsbesluiten als bedoeld in artikel 2.4.7 van de verordening (aanwijzing gebied, waar het op de weg verboden is om alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben). De besluiten en de informatie inzake de inwerkingtreding ervan, welke voor het laatst nog opgenomen waren in Gemeenteblad GB99-46 als bijlagen 2A (besluit B&W van 13-9-1994, nr. 1.2) en 2B (besluit van B&W van 12-3-1996, nr. 1.3) en het nimmer in het gemeenblad gepubliceerde B&W-besluit van 25 maart 1997, nr. 2.1 zijn ingetrokken bij besluit van burgemeester en wethouders van 26 oktober 1999, (Agendapuntnr. 1.8 - CIS-nr. 1054/1999). De 10e Wijziging van de verordening (diverse aanpassingen naar aanleiding van de inwerkingtreding van het hoofdstuk Afvalstoffen van de Wet Milieubeheer en als gevolg van de inwerkingtreding van de Politiewet 1993, Algemene Wet op het Binnentreden en de Algemene Wet Bestuursrecht. Daarnaast herstel van enige omissies uit het verleden en toevoeging van een toelichting op artikel 2.14.15. over alarminstallaties. Deze toelichting is in tegenstelling tot de toelichtingen bij de overige artikelen wel toegevoegd in de tekst van het gemeenteblad in verband met de bijzondere functie ervan. De wijziging is vastgesteld bij raadsbesluit van 12 juni 1996 (raadsvoorstel nummer 82/1996) en treedt ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (publicatiedatum is 13 juni 1996), derhalve op 21 juni 1996. Het amendement "Geschil" is in artikel 4.2.2.13a. verwerkt. Op verzoek van VM31 zijn direct na de raadsvergadering nog een drietal kleine redactionele (niet inhoudelijke) correcties aangebracht in dit gemeenteblad: 1. In artikel 4.2.2.1a is in lid 3 de verwijzing naar het eerste lid veranderd naar het tweede lid;. 2. In artikel 4.2.2.7a is in lid 1 het woord voormalig toegevoegd; 3. In artikel 4.2.2.13a is in lid 4 eveneens het woord voormalig toegevoegd. De 11e Wijziging van de verordening (toevoeging artikel 2.4.11-a en b en wijziging artikel 5.1.3 en 6.1 lid 1 - onderwerp: Regulering fietsparkeren) De wijziging is vastgesteld bij raadsbesluit van 3 juli 1997 (raadsvoorstel nummer 129/1997) en treedt ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (publicatiedatum is 3 juli 1997), derhalve op 11 juli 1997. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 19 augustus 1997 (CIS-nr. 929/1997 - agendapuntnr. 1.12) tot aanwijzing (op grond van art. 2.4.11a en 2.4.11b) van het Stationsplein met inbegrip van het voorplein en het voormalig streek- en stadsbusstation alsmede met inbegrip van het meest westelijk gelegen gedeelte van de Van Schaeck Mathonsingel als gebied, waarin het verboden is (brom)fietsen te parkeren. De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 28 augustus 1997. Dit is de dag na publicatie van het besluit in het huis-aan-huis-blad "De Brug" op 27 augustus 1997. Nadien is het besluit gepubliceerd in gemeenteblad GB02-074, waaromtrent andermaal op 29 mei 2002, bekendheid is gegeven via "De Brug". Bij deze opname (achteraf) als bijlage 5A in het gemeenteblad zijn de bijlagen 5A t/m 5D (met een onderlinge herschikking) hernummerd tot 5B t/m 5E. Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 9 september 1997 (Agendapuntnr. 1.6 CIS-nr. 1067/1997 - aanwijzing wegen en uren op grond van artikel 3.2.. Het besluit is openbaar 60 bekend gemaakt in "de Brug" van 17 september 1997 en daarna terstond in werking getreden. Het besluit is daarnaast voor het eerst op 25 september 1997 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB97-39. Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 16 september 1997 (Agendapuntnr. 1.6 CIS-nr. 1094/1997 - aanwijzing gebied door het college van Burgemeester en Wethouders, waarin zij een nieuwe beleidslijn gaan toepassen bij de uitvoering van artikel 2.1.5.1 en 5.2.3 van de APV om binnen dit gebied geen vergunningen meer te verstrekken voor uitstallingen en reclameborden). Aan het besluit is openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 24 september 1997, waarna het terstond in werking is getreden. Het besluit is daarnaast voor het eerst op 25 september 1997 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB97-39. De 12e Wijziging van de verordening (toevoeging artikel 4.3.5, hernummering artikelen 4.3.5, 4.3.6, en 4.3.7 in respectievelijk 4.3.6, 4.3.7 en 4.3.8 en wijziging artikelen 2.1.3.1, lid 3, artikel 4.2.1.2 en 4.2.2.13a - onderwerpen: Strooifolders en amendement "Geschil" ). De wijziging is vastgesteld bij raadsbesluit van 24 september 1997 (raadsvoorstel nummer 152/1997) en treedt ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (gepubliceerd op 25 september 1997 - als gemeenteblad GB97-39), derhalve op 3 oktober 1997. Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 9 december 1997 (Agendapuntnr. 1.2 - CISnr. 1252/1997 - aanwijzing (op grond van art. 2.4.11-a en 2.4.11-b) van de Broerstraat als respectievelijk gebied en zone, waarin het verboden is (brom)fietsen te parkeren. Het besluit treedt ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (publicatiedatum is 31 december 1997), derhalve op 8 januari 1998. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 7 januari 1998. Het besluit is voor het eerst op 31 december 1997 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB98-16. De 13e Wijziging van de verordening (vervanging afdeling 5 Lijkbezorging in hoofdstuk 5 met vervangende tekst en artikelen). De wijziging is vastgesteld bij raadsbesluit van 23 september 1998 (raadsvoorstel nummer 149/1998) en treedt ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (gepubliceerd op 24 september 1998 - als gemeenteblad GB98-58), derhalve op 2 oktober 1998. Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 24 november 1998, (Agendapuntnr. 1.9 CIS-nr. 1188/1998 - aanwijzing (op grond van art. 2.4.11-a en 2.4.11-b) van gedeelten van de Ziekerstraat e.o. als gebied, waarin het verboden is (brom)fietsen te parkeren. Het besluit treedt ingevolge art.142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (voor het eerst gepubliceerd op 2 december 1998 in gemeenteblad GB98-63), derhalve op 10 december 1998. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 9 december 1998. Aanwijzingbesluit van Burgemeester en Wethouders van 8 december 1998, (Agendapuntnr. 1.11 CIS-nr. 1248/1998 - aanwijzing wegen en uren op grond van artikel 3.2 - thans artikel 2.4.1 van de verordening). Het besluit is voor het eerst op 9 december 1998 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB98-63 en is ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking getreden op de achtste dag na bekendmaking, derhalve op 17 december 1998. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 16 december 1998. Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 29 juni 1999, (Agendapuntnr. 2.7 - CIS-nr. 688/1999 - aanwijzing (op grond van art. 2.4.11-a en 2.4.11-b) van onderdoorgang (Kerkboog) van Grote Markt naar St. Stevenskerk als gebied, waarin het verboden is (brom)fietsen te parkeren. Het besluit treedt ingevolge art.142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (voor het eerst gepubliceerd op 30 juni 1999 in gemeenteblad GB99-46), derhalve op 8 juli 1999. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 7 juli 1999. De 14e Wijziging van de verordening (wijziging artikel 2.4.11a - m.b.t. stallingbeleid Binnenstad). De wijziging is vastgesteld bij raadsbesluit van 7 juli 1999 (raadsvoorstel nummer 124/1999) en treedt ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (gepubliceerd op 13 juli 1999 - als gemeenteblad GB99-46), derhalve op 21 juli 1999. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 21 juli 1999. 61 De 15e Wijziging van de verordening (tijdelijke aanpassing van artikel 1.5 - m.b.t. minimale termijn bij vergunningen of ontheffingen voor een millenniumfeest). De wijziging is vastgesteld bij raadsbesluit van 7 juli 1999 (raadsvoorstel nummer 125/1999) en treedt ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (gepubliceerd op 13 juli 1999 - als gemeenteblad GB99-46), derhalve op 21 juli 1999. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 21 juli 1999. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d.13 juli 1999 (Agendapuntnr. 1.5 - CIS-nr. 741/1999 criteria voor ontheffingverlening van het stallingverbod Binnenstad voor fietsen). Het besluit treedt ingevolge art. 142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (gepubliceerd op 13 juli 1999 - als gemeenteblad GB99-46), derhalve op 21 juli 1999. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 21 juli 1999. Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 14 september 1999, (Agendapuntnr. 2.19 CIS-nr. 926/1999) tot aanwijzing voormalige Botanische Tuin c.a. op grond van artikel 2.4.16, lid 1, onder d van de verordening als verboden gebied voor loslopende honden. De inwerkingtreding van dit aanwijzingsbesluit is op 21 oktober 1999 (voor het eerst gepubliceerd op 13 oktober 1999 in de eerste versie van gemeenteblad GB99-91). Aan het besluit is tevens openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 20 oktober 1999. Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 26 oktober 1999, (Agendapuntnr. 1.8 - CISnr. 1054/1999) tot aanwijzing van het gebied binnen de gemeentegrenzen van Nijmegen als gebied bedoeld in artikel 2.4.7. van de APV (verbod hinderlijk drankgebruik c.a. op de weg). De inwerkingtreding van dit aanwijzingsbesluit is op 27 oktober 1999 (voor het eerst gepubliceerd op 27 oktober 1999 in de tweede versie van gemeenteblad GB99-91). Aan het besluit is tevens openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 27 oktober 1999. De 16e Wijziging van de verordening (aanpassing van artikel 4.2.1.2 – Inzameldienst, i.v.m. verzelfstandiging DAR) bij raadsbesluit van 10 november 1999, raadsvoorstel nummer 178/1999. De inwerkingtreding van het besluit is op grond van het raadsvoorstel op 1 januari 2000. Op 17 november 1999 gepubliceerd - in gemeenteblad GB2000-2. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug". Besluit van de Burgemeester van 15 november 1999 (vaststelling van gebruiksinstructies bevoegdheid bekendmaking verblijfsontzegging - als bedoeld in artikel 3.2 - is artikel 2.4.1 geworden). De inwerkingtreding van dit besluit is met toepassing van artikel 142 van de Gemeentewet bepaald op 25 november 1999. Op 17 november 1999 gepubliceerd - in gemeenteblad GB2000-2. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug". Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 14 maart 2000, agendapuntnr. 1.7 - CIS-nr. 318/2000, (op grond van art. 2.4.11-a en 2.4.11-b ) tot aanwijzing van de Broerstraat en Ziekerstraat en omgeving als niet-stallingsgebied voor (brom)fietsen. De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 30 maart 2000. Dit is de dag na 29 maart 2000, waarop het besluit in gemeenteblad GB2000-33 gepubliceerd is en bekendheid is gegeven via het huis-aan-huis-blad "De Brug". e De 17 Wijziging van de verordening (14-dagenregeling horeca - ontheffing geluidsnormen) is vastgesteld bij raadsbesluit van 10 mei 2000, (raadsvoorstel nummer 88/2000). e De 18 Wijziging, van de verordening (regeling m.b.t. betaald voetbal - effectuering Wet bestuurlijke ophouding - diverse technische aanpassingen) is vastgesteld bij raadsbesluit van 10 mei 2000, raadsvoorstel nummer 89/2000. e e De inwerkingtreding van de 17 en 18 wijziging is met toepassing van artikel 142 van de Gemeentewet gesteld op 20 mei 2000, op welk tijdstip het voorgaande gemeenteblad GB2000-33 is vervallen. De wijzigingsbesluiten zijn op 12 mei 2000 gepubliceerd in gemeenteblad GB2000-45, waaraan bekendheid is gegeven via het huis-aan-huis-blad "De Brug". Hernieuwd besluit van de Burgemeester van 8 juni 2000 (in de plaats van het besluit van15 november 1999) (vaststelling van gebruiksinstructies bevoegdheid bekendmaking verblijfsontzegging als bedoeld in artikel 2.4.1 ). De inwerkingtreding van dit besluit is met toepassing van artikel 142 62 van de Gemeentewet gesteld op 22 juni 2000. Op 14 juni 2000 gepubliceerd - in gemeenteblad GB2000-161. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 21 juni 2000. e De 19 Wijziging, van de verordening (instemming met het integrale prostitutiebeleid, waarbij een geheel vervangend Hoofdstuk 3) is vastgesteld bij raadsbesluit van 28/29 juni 2000, raadsvoorstel nummer 112/2000. De inwerkingtreding van het besluit is op 1 oktober 2000, met uitzondering van artikel 3.2.6, waarvoor de inwerkingtreding is bepaald op 13 juli 2000. De wijziging is voor het eerst op 12 juli 2000 gepubliceerd in gemeenteblad GB2000-184, welke publicatie per 13 juli 2000 in de plaats is getreden van voorgaand gemeenteblad GB00-161. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in het huis-aan-huis-blad "de Brug" van 12 juli 2000. Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 5 september 2000, agendapuntnr. 1.10 CIS-nr. 998/2000, (op grond van artikel 3.2.6 lid 2) tot aanwijzing gedeelte van de Nieuwe Marktstraat als tippelzone, waarbij onder meer voorschriften betreffende leeftijd, tijden en afwerklocatie. Het besluit is voor het eerst op 6 september 2000 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB00-230. De inwerkingtreding is met toepassing van artikel 142 van de Gemeentewet gesteld op 14 september 2000 en voor laatst genoemd onderdeel van de voorschriften op 9 oktober 2000 (gekoppeld aan het moment van feitelijke openstelling van de afwerklocatie). Aan het besluit is tevens openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 13 september 2000 en voor de openstelling van de afwerklocatie in "de Brug" van 4 oktober 2000. Besluit van Burgemeester en Wethouders van 12 september 2000 (Agendapuntnr. 1.8 - CIS-nr. 1010/2000) tot vaststelling van nadere regels (op grond van artikel 3.1.3 van de verordening) voor seksinrichtingen en escortbedrijven. De inwerkingtreding is in het besluit bepaald op 1 oktober 2000. Het besluit is voor het eerst op 20 september 2000 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB00-238. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 27 september 2000. Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders van 10 oktober 2000 (Agendapuntnr. 1.5 - CISnr. 1103/2000), waarbij de in het besluit benoemde politieambtenaren aangewezen zijn als toezichthouder prostitutie in het kader van hoofdstuk 3 van de APV. Het besluit is voor het eerst op 17 oktober 2000 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB00-251. Na totstandkoming van het besluit op 10 oktober 2000, is het terstond in werking getreden. Aan het besluit is tevens openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 18 oktober 2000. Geactualiseerd aanwijzingsbesluit van burgemeester en wethouders, van 31 oktober 2000 (Agendapuntnr. 1.9 - CIS-nr. 1168/2000) (in de plaats van het besluit van 8 december 1998), tot aanwijzing conform artikel 2.4.1. van de APV van wegen en plaatsen, waarbij tijdsaanduiding, ten behoeve van verblijfsontzeggingen van bepaalde personen. Het besluit is voor het eerst op 8 november 2000 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB00-257 en onmiddellijk na bekendmaking derhalve op 8 november 2000 in werking getreden. Aan het besluit is tevens openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 8 november 2000. Geactualiseerd besluit van de Burgemeester, van 2 november 2000 (in de plaats van het besluit van 2 juni 2000) tot vaststelling van de gebruiksinstructies bevoegdheid bekendmaking verblijfsontzegging. Het besluit is voor het eerst op 8 november 2000 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB00-257 en onmiddellijk na bekendmaking derhalve op 8 november 2000 in werking getreden. Aan het besluit is tevens openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 8 november 2000. e De 20 Wijziging van de verordening (aanpassing artikel 4.2.2.3 inzake huisvuilzakken) bij raadsbesluit van 13 december 2000, raadsvoorstel nummer 204/2000. De datum van inwerkingtreding is 21 december 2000, op welke datum tevens het voorgaande gemeenteblad GB00-257 is vervallen. Aan het besluit is tevens openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 20 december 2000. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 14 november 2000 (CIS-nr. 1254/2000 - agendapuntnr. 1.15 -) tot vaststelling van het type huisvuilzak als bedoeld in artikel 4.2.2.3. De datum van inwerkingtreding is afgeleid van en gerelateerd aan het raadsvoorstel en 63 -besluit (RIS-nr. 204/2000) en eveneens gesteld op 21 december 2000. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 20 december 2000. Geactualiseerd besluit van de Burgemeester, van 27 februari 2001 (in de plaats van het besluit van 2 november 2000) tot vaststelling van de gebruiksinstructies bevoegdheid bekendmaking verblijfsontzegging. Het besluit is voor het eerst op 14 maart 2001 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB01-57 en onmiddellijk na bekendmaking derhalve op 14 maart 2001 in werking getreden. Aan het besluit is tevens openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 14 maart 2001. e De 21 Wijziging van de verordening (aanvulling met zgn. venstertijdenbepaling voor horecagelegenheden en effectuering periodiek juridisch onderhoud) bij raadsbesluit van 11 april 2001, raadsvoorstel nummer 48/2001. De inwerkingtreding is op 25 april 2001, op welke datum tevens het voorgaande gemeenteblad GB01-57 is vervallen. Aan het besluit is tevens openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 25 april 2001. Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 22 mei 2001, agendapuntnr. 2.5 - CIS-nr. 550/2001, (op grond van art. 2.4.11-a en 2.4.11-b) tot aanwijzing van Marikenstraat en omgeving en een gedeelte van de Stieltjesstraat als gebied, waarin het verboden is (brom)fietsen te parkeren. De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 14 juni 2001. Dit is de dag na publicatie van het besluit in het huis-aan-huis-blad "De Brug" op 13 juni 2001. Nadien is het besluit gepubliceerd in gemeenteblad GB01-086, waaromtrent andermaal op 18 juni 2001, bekendheid is gegeven via "De Brug". Dit gemeenteblad vervangt de voorgaande publicatie GB01-068. Besluit van de Burgemeester tot hernieuwde vaststelling van de gebruiksinstructies bevoegdheid bekendmaking verblijfsontzegging als bedoeld in artikel 2.4.1. Het vervangende besluit is voor het eerst op 11 juli 2001 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB01-86 en daarbij is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 18 juli 2001. Met in achtneming van het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet en het bepaalde in artikel 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht, is de datum van inwerkingtreding gesteld op 19 juli 2001. Ingaande deze datum is tevens het voorgaande besluit van de loco-burgemeester van 27 februari 2001 vervallen en vervalt het voorgaande gemeenteblad GB01-68. Besluit van de Burgemeester van 4 juli 2001 tot vaststelling van de Beleidsregels stadionomgevingsverboden in relatie tot stadionverboden (2001) (als bedoeld in artikel 2.2.10 APV). Het besluit is voor het eerst op 1 augustus 2001 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB01-94 en daarbij is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 1 augustus 2001. De datum van inwerkingtreding, gekoppeld aan de publicatiedatum is derhalve op 2 augustus 2001. Ingaande deze datum is tevens het voorgaande gemeenteblad GB01-86 vervallen. e De 22 Wijziging van de verordening (in het kader van het opstelplaatsenbeleid voor speelautomaten) bij raadsbesluit van 14 november 2001, raadsvoorstel nummer 203/2001. e De 23 Wijziging van de verordening (toevoegen extra weigeringgrond voor terrassen) bij raadsbesluit van 14 november 2001, raadsvoorstel nummer 206/2001. De inwerkingtreding van e e zowel de 22 als de 23 wijziging is, gelet op het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet, op 29 november 2001, op welk tijdstip tevens het voorgaande gemeenteblad GB01-94 is vervallen. Vervangend aanwijzingsbesluit (vervanging van het besluit van 31 oktober 2000) van burgemeester en wethouders, van 13 november 2001 (Agendapunt nr. 2.10 - CIS-nr. 1182/2001), tot aanwijzing conform artikel 2.4.1. van de APV van wegen en plaatsen, waarbij tijdsaanduiding, ten behoeve van verblijfsontzeggingen van bepaalde personen. Tevens mandatering bevoegdheid aanwijzen gebieden voor periodes van maximaal drie maanden aan de burgemeester in dit kader. Het besluit is onmiddellijk na bekendmaking, derhalve op 29 november 2001 in werking getreden en in de publicatie ingevoegd als vervangende bijlage 3a. Op 29 november is het voorgaande gemeenteblad GB01-094 vervallen. Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 13 november 2001 (CIS-nr. 1189/2001 agendapuntnr. 2.17) tot aanwijzing collectieve dagen voor 2002 "14-dagenregeling horeca", 64 inzake verruiming geluidsnormen. De datum van inwerkingtreding is, gelet op het bepaalde in artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht, gesteld op 20 december 2001 (daags na plaatsing van de openbare bekendmaking in "de Brug"). De tekst van de openbare bekendmaking omtrent het hierboven omschreven besluit is op 27 februari 2002 opgenomen in het gemeenteblad, waaromtrent andermaal een naar het gemeenteblad verwijzende advertentie is geplaatst op laatst genoemde datum in "de Brug". Vervangend besluit van de Burgemeester, van 29 november 2001 tot vaststelling van de gebruiksinstructies bevoegdheid bekendmaking verblijfsontzegging. Het besluit is onmiddellijk na bekendmaking, derhalve op 29 november 2001 in werking getreden en in de publicatie ingevoegd als vervangende bijlage 3B. Op 29 november is het voorgaande gemeenteblad GB01-094 vervallen. Besluiten van 4 december 2001 van respectievelijk het College van Burgemeester en Wethouders (CIS-nr.1247/2001 - agendapunt nr. 1.5 - tot maximalisering van het aantal te verlenen vergunningen voor de exploitatie van seksinrichtingen zijnde vaar- of voertuigen op nul) en van de Burgemeester (tot maximalisering van het aantal te verlenen vergunningen voor de exploitatie van seksinrichtingen niet zijnde vaar- of voertuigen en niet zijnde raamprostitutiebedrijven op twaalf). In de gerelateerde besluitvorming is door B&W tevens besloten om geen maximum te stellen aan het aantal te verlenen vergunningen voor escortbedrijven. De inwerkingtreding van de besluiten is (in afwijking van de koppeling aan de bekendmaking op 23 januari 2002) in dit geval direct na besluitvorming derhalve op 4 december 2001. e De 24 Wijziging van de verordening (inzake rooien houtopstanden - bescherming flora en fauna) bij raadsbesluit van 22 mei 2002, raadsvoorstel nummer 80/2002, waarbij de inwerkingtreding is bepaald op 1 juni 2002, op welk tijdstip voor dit onderdeel het voorgaande gemeenteblad GB02-56 is vervallen. Vervangend besluit van de Burgemeester, van 24 mei 2002 tot vaststelling van de gebruiksinstructies bevoegdheid bekendmaking verblijfsontzegging (bijlage 3B). De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 13 juni 2002. Dit is de dag na publicatie van het besluit in het huis-aan-huis-blad "De Brug" op 12 juni 2002. Op 13 juni 2002 is voor dit onderdeel tevens het voorgaande gemeenteblad GB02-56 vervallen. Besluit van de Burgemeester d.d. 26 juni 2002 tot vaststelling van de beleidsregels bootfeesten (2002) (gebaseerd op artikel 2.2.2 APV en toegevoegd als bijlage 10). Het besluit is voor het eerst op 10 juli 2002 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB02-80 en daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 10 juli 2002. De inwerkingtreding, gekoppeld aan de publicatiedatum, is op 11 juli 2002, op welk tijdstip het voorgaande gemeenteblad GB02-74 is vervallen. Tijdelijk aanwijzingsbesluit van de Burgemeester d.d. 25 september 2002 (aanwijzing wegen, plaatsen en uren) op grond van artikel 2.4.1 van de verordening (verblijfsontzeggingen). Het besluit is voor het eerst op 2 oktober 2002 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB02-94, waarbij tevens een naar het gemeenteblad verwijzende advertentie in het huis-aan-huisblad "De Brug" is geplaatst op 2 oktober 2002. De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 3 oktober 2002. Op dit tijdstip is het voorgaande gemeenteblad GB02-80 vervallen. Het besluit werkt maximaal 3 maanden. e 25 Wijziging van de verordening (inzake maken en veranderen van een weg of uitweg - waarbij inritvergunningen - artikelen 2.1.5.2 en 2.1.5.3) bij raadsbesluit van 18 december 2002, raadsvoorstel nummer 194/2002. De datum van inwerkingtreding is conform het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet gesteld op 16 januari 2003, op welke datum het voorgaande gemeenteblad GB02-94 is vervallen. Aanwijzingsbesluit van burgemeester en wethouders d.d. 7 januari 2003 (agendapuntnr. 1.20) tot aanwijzing data voor 2003 (op grond van art. 4.1.2.1 t/m 4.1.2.4) in kader van de "14dagenregeling horeca", waarvoor een collectieve verruiming van de geluidsnormen geldt. De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:40 en 3:42 van de 65 Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 16 januari 2003 (de dag na de advertentie in het huis-aanhuisblad "de Brug"), op welke datum het voorgaande gemeenteblad GB02-94 is vervallen. e 26 Wijziging van de verordening (nieuw artikel 2.3.1.5 - Terrasvergunningen, onder intrekking van het oude artikel en nieuw artikel 4.1.2.5 - Verboden bijzondere activiteiten, onder intrekking artikel 4.1.2.4, eerste lid, sub f, bij raadsbesluit van 12 maart 2003, raadsvoorstel nummer 48/2003. De datum van inwerkingtreding van het besluit is conform het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet gesteld op 3 april 2003, op welk tijdstip deze publicatie in de plaats is gesteld van het voorgaande gemeenteblad GB03-22. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 11 maart 2003 (agendapunt nr. 1.19), overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.3.5 APV, tot nadere regulering (beperking) vergunningverlening strooifolders met commerciële doeleinden voor en tijdens de jaarlijkse Vierdaagse en e Vierdaagsefeesten (3 week van juli) op plaatsen en tijden zoals in het aanwijzingsbesluit genoemd. De datum van inwerkingtreding van het besluit is conform het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet gesteld op 3 april 2003, op welk tijdstip deze publicatie in de plaats is gesteld van het voorgaande gemeenteblad GB03-22. e 27 Wijziging van de verordening (verbetering artikel 4.4.2, lid 7 - opschorting rooivergunning bij bezwaren) bij raadsbesluit van 11 juni 2003, raadsvoorstel nr. 95/2003. De datum van inwerkingtreding van het besluit is conform het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet gesteld op 20 juni 2003, op welk tijdstip publicatie GB03-61 in de plaats is gesteld van het voorgaande gemeenteblad GB03-46. Besluit van de burgemeester van 10 juli 2003 (Gebruiksinstructies bevoegdheid bekendmaking verblijfsontzegging), gepubliceerd in het afzonderlijke gemeenteblad GB03-73, waarbij het eerder hieromtrent genomen besluit van de burgemeester van 24 mei 2002 (voorheen als bijlage 3B toegevoegd aan de APV) vervallen is verklaard. De inwerkingtreding van het besluit inclusief de vervallen verklaring is ingaande 30 juli 2003. Bij verwijdering van bijlage 3B is tevens bijlage 3C (een tijdelijk aanwijzingsbesluit van de burgemeester van 25 september 2002 inzake verblijfsontzeggingen) verwijderd (van rechtswege vervallen ingaande 3 januari 2003 wegens het verstrijken van de werkingsduur). Ingaande 30 juli 2003 is gemeenteblad GB03-74 in de plaats gesteld van voorgaande regelgeving zoals laatst gepubliceerd in gemeenteblad GB03-61. Besluit van 12 september 2003 tot wijziging type huisvuilzak voor restafval (gerelateerd aan artikel 4.2.2.3 APV), genomen door het hoofd van de afdeling Milieu (gemandateerd bij besluit van Burgemeester en Wethouders van 14 november 2000, agendapunt nr. 1.15, registratienr. 0.86408). De inwerkingtreding is conform het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet gesteld op 2 oktober 2003, op welke datum tevens het voorgaande gemeenteblad nummer GB03-74 is vervallen. Het besluit is als bijlage 7 aan de slotpagina's toegevoegd. e 28 Wijziging van de verordening (wijziging coffeeshopbeleid en invoering exploitatievergunning droge horeca) bij raadsbesluit van 9 juli 2003, raadsvoorstel nummer 124/2003. De datum van inwerkingtreding is op 25 december 2003, op welk tijdstip gemeenteblad GB03-103 in de plaats is gesteld van het voorgaande gemeenteblad GB03-99. Besluit van de "lokale driehoek Nijmegen" d.d. 29 oktober 2003 tot vaststelling van het Handhavingprotocol alcoholvrije inrichtingen. Het protocol is voor de eerste keer als bijlage 12c van de APV opgenomen in gemeenteblad GB05-81. Besluit (gerelateerd aan voornoemd raadsbesluit) van de burgemeester, d.d. 27 november 2003, betreffende gebiedsaanwijzing, maximering, inrichtingseisen en beleidsregels coffeeshops. Inwerkingtreding zoals hiervoor op 25 december 2003, op welk tijdstip gemeenteblad GB03-103 in de plaats is gesteld van het voorgaande gemeenteblad GB03-99. e 29 Wijziging van de verordening (diverse wijzigingen, onder meer inzake evenementen, buurtfeesten, voetbalwedstrijden en skateboarden) bij raadsbesluit van 15 oktober 2003, raadsvoorstel nummer 152/2003. De datum van inwerkingtreding is met toepassing van artikel 142 van de Gemeentewet gesteld op 23 oktober 2003, op welk tijdstip gemeenteblad GB03-95 in de plaats is gesteld van het voorgaande gemeenteblad GB03-89. 66 Aanwijzingsbesluit (vervangend besluit, toegevoegd als bijlage 3) van de burgemeester, d.d. 23 oktober 2003, inzake verblijfsontzegging (aanwijzing wegen, plaatsen en uren op grond van artikel 2.4.1 van de verordening). Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende gebruiksinstructies. Het besluit is onmiddellijk na publicatie op 5 november 2003 in werking getreden, op welk tijdstip tevens de voorgaande relevante besluiten van burgemeester en wethouders en van de burgemeester zijn vervangen of ingetrokken, waarmee gemeenteblad GB03-99 in de plaats is gesteld van het voorgaande gemeenteblad GB03-95. e 30 Wijziging van de verordening (wijziging artikel 2.3.1.2a inzake uitzondering op de venstertijd voor de nacht van 31 december op 1 januari) bij raadsbesluit van 17 december 2003, raadsvoorstel nummer 235/2003. De inwerkingtreding is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) op 25 december 2003, op welk tijdstip gemeenteblad GB03-103 in de plaats is gesteld van het voorgaande gemeenteblad GB03-99. Aanwijzingsbesluit (op grond van artikel 2.4.6b) van Burgemeester en Wethouders d.d. 9 december 2003, agendapunt nr. 1.5, tot aanwijzing van wegen waar niet geskateboard mag worden (bijlage 13). De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:40 en 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 8 januari 2004 (de dag na de advertentie in het huisaan-huisblad "de Brug"), op welk tijdstip gemeenteblad GB04-15 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB03-103. Aanwijzingsbesluit (vervangend besluit, toegevoegd als bijlage 9) van burgemeester en wethouders d.d. 6 januari 2004 (agendapuntnr. 1.16) tot aanwijzing data voor 2004 (op grond van art. 4.1.2.1 t/m 4.1.2.4) in kader van de "14-dagenregeling horeca", waarvoor een collectieve verruiming van de geluidsnormen geldt. De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:40 en 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 28 januari 2004 (de dag van de advertentie in het huis-aan-huisblad "de Brug"), op welke datum het voorgaande gemeenteblad GB04-15 is vervallen. Aanwijzingsbesluit (vervangend besluit, toegevoegd als bijlage 3) van de burgemeester, d.d. 14 januari 2004, inzake verblijfsontzegging (aanwijzing wegen, plaatsen en uren op grond van artikel 2.4.1 van de verordening). Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende gebruiksinstructies. Het besluit is onmiddellijk na publicatie op 28 januari 2004 in werking getreden, op welk tijdstip tevens het voorgaande gemeenteblad GB04-15 is vervallen. Aanwijzingsbesluit (vervangend besluit, toegevoegd als bijlage 3) van de burgemeester, d.d. 11 februari 2004, inzake verblijfsontzegging (aanwijzing wegen, plaatsen en uren op grond van artikel 2.4.1 van de verordening). Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende gebruiksinstructies. Het besluit is op 1 maart 2004 in werking getreden, op welk tijdstip tevens het voorgaande gemeenteblad GB04-20 is vervallen. Aanwijzingsbesluit (vervangend besluit, toegevoegd als bijlage 3) van de burgemeester, d.d. 6 mei 2004, inzake verblijfsontzegging (aanwijzing wegen, plaatsen en uren op grond van artikel 2.4.1 van de verordening). Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende gebruiksinstructies. Het besluit is op 3 juni 2004 in werking getreden, op welk tijdstip tevens het voorgaande gemeenteblad GB04-21 is vervallen. Besluit (bijlage 9b - 9 wordt 9a) van Burgemeester en Wethouders d.d. 15 juni 2004 (agendapunt nr. 1.13) tot vaststelling van de geluidsnormen horecageluid in het centrum tijdens de Vierdaagse 2004 in afwijking het hieromtrent bepaalde in bijlage 9a. De werkingsduur is na bekendmaking op 7 juli 2004 en omschreven in bijlage 9a. Na de bekendmaking vervangt gemeenteblad GB04-54 het voorgaande gemeenteblad GB04-41. Besluit (toegevoegd als bijlage 2F) van Burgemeester en Wethouders d.d. 15 juni 2004 (agendapunt nr. 1.23) tot regulering van sekswinkels op grond van artikel 3.2.7 van de APV in de vorm van een aanwijzingsbesluit van het centrum als gebied waarin het verboden is om een sekswinkel te exploiteren. De inwerkingtreding (nader omschreven in de bijlage) is op 4 november 2004, op welk tijdstip GB04-54 is vervallen. 67 Aanwijzingsbesluit (vervangend besluit, toegevoegd als bijlage 3) van de burgemeester, d.d. 19 oktober 2004, inzake verblijfsontzegging (aanwijzing wegen, plaatsen en uren op grond van artikel 2.4.1 van de verordening). Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende gebruiksinstructies. De inwerkingtreding (nader omschreven in de bijlage) is op 4 november 2004, op welk tijdstip GB04-86 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB04-54. Aanwijzingsbesluit (toegevoegd als bijlage 14) van Burgemeester en Wethouders d.d. 2 november 2004, (agendapunt nr. 1.9) inzake de aanwijzing, op grond van artikel 2.1.6.8a van de APV, van het Centrum als gebied waarin het verboden is om gevaarlijke voorwerpen openlijk bij zich te dragen. De inwerkingtreding is ingevolge het besluit (de dag na bekendmaking) gesteld op 18 november 2004, op welk tijdstip GB04-86 is vervallen. Besluit van de Burgemeester van 2 november 2004 tot vaststelling van de Beleidsregels stadionomgevingsverboden 2004 (als bedoeld in artikel 2.2.11 APV ), waarbij mandatering aan politiedistrict Stad Nijmegen. Het besluit is voor het eerst op 15 december 2004 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB04-92 (ter vervanging van voorgaand gemeenteblad GB0488) en daarbij is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 15 december 2004. De datum van inwerkingtreding, gekoppeld aan de publicatiedatum is derhalve op 16 december 2004, op welk tijdstip de publicatie in de plaats is gesteld e 31 Wijziging van de verordening (nieuwe bepalingen ter bestrijding overlast en overtreding openbare orde en wetstechnische aanpassingen) bij raadsbesluit van 15 december 2004, raadsvoorstel nummer 262/2004. De inwerkingtreding is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) op 20 januari 2005, op welk tijdstip gemeenteblad GB05-042 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB04-92. Aanwijzingsbesluit (vervangende bijlage 9 in plaats van de oude bijlagen 9a en 9b) van Burgemeester en Wethouders d.d. 18 januari 2005 (agendapunt nr. 2.2) tot aanwijzing data voor 2005 in kader van de "14-dagenregeling horeca", waarvoor een collectieve verruiming van de geluidsnormen geldt. De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:40 en 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 3 februari 2005, op welk tijdstip gemeenteblad GB05-050 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB05-42. Aanwijzingsbesluit (vervangend besluit, toegevoegd als bijlage 3) van de burgemeester, d.d. 28 april 2005, inzake verblijfsontzegging (aanwijzing wegen, plaatsen en uren op grond van artikel 2.4.1 van de verordening). Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende gebruiksinstructies. De inwerkingtreding (nader omschreven in de bijlage) is op 26 mei 2005, op welk tijdstip GB05-50 is vervallen. e 32 Wijziging van de verordening (wijziging artikel 4.1.2.1 t/m 4.1.2.5 inzake 14-dagenregeling horeca) bij raadsbesluit van 8 juni 2005, raadsvoorstel nummer 110/2005. De inwerkingtreding is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) op 17 juni 2005, op welk tijdstip gemeenteblad GB05-085 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB05-81. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 28 juni 2005 (agendapunt nr. 2.3) tot vaststelling "Nadere regels 14-dagenregeling horeca" (bijlage 9A), waarbij een maximering tot 6 bijzondere activiteiten per kalenderjaar voor Openluchttheater de Goffert (bijlage 9C). De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 139 en volgende van de Gemeentewet en het bepaalde in artikel 3:40 en volgende van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 7 juli 2005, op welk tijdstip gemeenteblad GB05-090 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB05-85. Besluit van de burgemeester, d.d. 8 juli 2005, inzake verblijfsontzegging (vervangend aanwijzingsbesluit: aanwijzing wegen, plaatsen en uren op grond van artikel 2.4.1 van de verordening). Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende gebruiksinstructies. De inwerkingtreding is, zoals in het besluit geregeld, gesteld op 15 september 2005, op welk tijdstip voor dit onderdeel gemeenteblad GB05-99 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB05-90. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 12 juli 2005 (agendapunt nr. 2.9 - vervangend aanwijzingsbesluit) op grond van artikel 3.2.6. lid 2 van de verordening tot aanwijzing gedeelte 68 van de Nieuwe Marktstraat als tippelzone, waarbij onder meer voorschriften betreffende leeftijd, tijden en afwerklocatie. De inwerkingtreding is in het besluit bepaald op 1 oktober 2005, op welk tijdstip voor dit onderdeel gemeenteblad GB05-99 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB05-90. e 33 Wijziging van de verordening (invoegen nieuwe afdeling 7 spreiding van vuurwerkverkooppunten in hoofdstuk 2) bij raadsbesluit van 21 december 2005, raadsvoorstel nummer 215/2005. De inwerkingtreding is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) gesteld op 23 februari 2006, op welk tijdstip gemeenteblad GB06-35 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB05-99. Besluit (aanvullend aan voorgaand raadsbesluit) van Burgemeester en Wethouders d.d. 24 januari 2006 (agendapuntnr. 3.6 - registratienr. 05.0031624), op basis van afdeling 7 in hoofdstuk 2 van de APV, tot vaststelling van een afstandscriterium voor vuurwerkverkooppunten. De inwerkingtreding is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) gesteld op 23 februari 2006, op welk tijdstip gemeenteblad GB06-35 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB05-99. Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 24 januari 2006 (agendapunt nr. 3.1 registratienr. 06.0000825) tot aanwijzing data en tijden voor 2006 in kader van de "14dagenregeling horeca" (APV art. 4.1.2.1 t/m 4.1.2.4), waarvoor een collectieve verruiming van de geluidsnormen geldt. De inwerkingtreding van het besluit is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) gesteld op 23 februari 2006. Deze nieuwe bijlage 9B vervangt de voorgaande bijlage 9B, zoals deze laatstelijk was opgenomen in gemeenteblad GB05-99. e 34 Wijziging van de verordening (wijzigen artikel 2.4.17 - verontreiniging door honden en wijziging artikelen 2.1.5.1, 2.1.5.2, 2.1.5.3, 2.1.6.1, 2.1.6.5, 2.4.23, 4.3.1, 5.1.6 en 5.2.3 als gevolg van de vervanging van de provinciale regelgeving door de Gelderse wegenverordening) bij raadsbesluit van 19 april 2006, raadsvoorstel nummer 59/2006. De inwerkingtreding is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) gesteld op 28 april 2006, op welk tijdstip publicatie GB06-53 in de plaats is gesteld van gemeenteblad GB06-35. e 35 Wijziging van de verordening (vervallen artikel 5.7.1 - Gevonden voorwerpen, wijzigen artikel 3.2.2, lid 2, onder c, sub 2 - Mensenhandel, artikel 2.4.5 - Verbod van voor het publiek gesloten ruimten en artikel 6.1, tweede lid - verandering strafmaat) bij raadsbesluit van 28 juni 2006, raadsvoorstel nummer 107/2006. e 36 Wijziging van de verordening (wijzigen artikel 6.1a - Bevoegdheden toezichthouders) bij raadsbesluit van 28 juni 2006, raadsvoorstel nummer 104/2006. Voor beide wijzigingsbesluiten is de inwerkingtreding (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) gesteld op 13 juli 2006, op welk tijdstip gemeenteblad GB06-68 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB06-53. Aanwijzingsbesluit (vervangend besluit toegevoegd als bijlage1) van Burgemeester en Wethouders d.d. 3 oktober 2006 (agendapunt nr. 2.14 - registratienr. 06.0026439) tot aanwijzing van het totale grondgebied van Nijmegen als terrein waarvoor een detectorverbod geldt conform artikel 5.7.2 van de APV. De inwerkingtreding van het besluit is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) gesteld op 26 oktober 2006, op welke tijdstip deze publicatie in de plaats is gesteld van het voorgaande gemeenteblad GB06-68. Aanwijzingsbesluiten (aanwijzing hondenuitlaatplaatsen op grond van artikel 2.4.17, lid 1 APV onder hernoemen van de huidige bijlage 6 tot bijlage 6A, toegevoegd als bijlagen 6B t/m G) van Burgemeester en Wethouders d.d. 31-10-2006, agendapunt 3.8 t/m 3.13. Stadsdeel Noord (3.8 - registratienr. 06.0030227 - Bijlage 6B Stadsdeel Centrum-Oost (3.9 - registratienr. 06.0030226 - Bijlage 6C Stadsdeel Lindenholt (3.10 - registratienr. 06.0030225 - Bijlage 6D Stadsdeel Dukenburg (3.11 - registratienr. 06.0030224 - Bijlage 6E Stadsdeel Zuid (3.12 - registratienr. 06.0028760 - Bijlage 6F Willemsweg (3.13 - registratienr. 06.0030228 - Bijlage 6G 69 De inwerkingtreding van het besluit is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) gesteld op 7 december 2006, op welke tijdstip deze publicatie in de plaats is gesteld van het voorgaande gemeenteblad GB06-87. 37e Wijziging (vervallen en wijzigen van een aantal artikelen in kader van deregulering) van de verordening bij raadsbesluit van 6 december 2006 (raadsvoorstelnr. 248/2006). Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 28 november 2006 (agendapunt nr. 2.17 - aanvullend aanwijzingsbesluit verbod skateboarden Vondelpark). Het besluit is onder hernummering van de bestaande bijlage 13 tot 13A toegevoegd als bijlage 13B. Gelet op het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet is voor beide wijzigingen de inwerkingtreding gesteld op 14 december 2006, op welk tijdstip deze publicatie in de plaats is gesteld van voorgaand gemeenteblad GB06-109. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 5 december 2006 (agendapunt nr. 2.16 - vervangend aanwijzingsbesluit, toegevoegd als bijlage 2A) op grond van artikel 3.2.6 lid 2 APV tot aanwijzing gedeelte van de Nieuwe Marktstraat als tippelzone met voorschriften. De inwerkingtreding is in het besluit bepaald op 15 december 2006, op welk tijdstip (alleen voor dit onderdeel) gemeenteblad GB06-113 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB06-109. Besluit (vervangend aanwijzingsbesluit) van Burgemeester en Wethouders d.d. 19 december 2006 (agendapunt nr. 3.16 - registratienr. 06.0035463) tot aanwijzing data en tijden voor 2007 in kader van de "14-dagenregeling horeca" (APV art. 4.1.2.1 t/m 4.1.2.4), waarvoor een collectieve verruiming van de geluidsnormen geldt. De inwerkingtreding van het besluit is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) gesteld op 11 januari 2007. Deze nieuwe bijlage 9B vervangt de voorgaande bijlage 9B, zoals deze laatstelijk was opgenomen in gemeenteblad GB06-113. Besluit van de Burgemeester d.d. 21 december 2006 tot aanwijzing van alle medewerkers van het politiekorps Gelderland-Zuid (met als taakaccent horeca) als toezichthouder horeca in het kader van afdeling 3 van hoofdstuk 2 van de APV. De inwerkingtreding van het besluit is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) gesteld op 11 januari 2007, op welk tijdstip voor dit onderdeel gemeenteblad GB07-21 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB06-113. Besluit van Burgemeester en Wethouders en de Burgemeester van 13 juni 2000 (agendapuntnr. 1.10 tot vaststelling van het Handhavingprotocol Prostitutie (uitgelicht uit bijlage bij raadsvoorstel 112/2000: Deelnota 4 Handhaving prostitutiebeleid, met bijtitel: Zicht op rood licht. Gehanteerd sedert besluitvorming en voor de eerste keer gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad GB07-21. Besluit van de burgemeester d.d. 6 februari 2007, inzake verblijfsontzegging (vervangend aanwijzingsbesluit: aanwijzing wegen, plaatsen en uren op grond van artikel 2.4.1 van de verordening). Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende gebruiksinstructies. De inwerkingtreding is, zoals in het besluit geregeld, gesteld op 15 februari 2007, op welk tijdstip GB07-49 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB07-21. Besluit van burgemeester en wethouders d.d. 6 maart 2007, agendapuntnr. 3.15 (wijziging op eerder besluit van 19 december 2006) inzake eindtijden collectieve festiviteit als bedoeld in de 14dagenregeling horeca in de vierdaagseweek (verwerkt in bijlage 9b). De wijzigingen zijn in werking getreden na bekendmaking in “de Brug” en het Gemeenteblad (GB07-66). 38e Wijziging (toevoegen nieuw lid 2 bij artikel 2.2.2. inzake indieningtermijn aanvraag evenementenvergunning) van de verordening bij raadsbesluit van 25 april 2007 (raadsvoorstelnr. 94/2007). De inwerkingtreding voor dit onderdeel is in het besluit gesteld op 1 september 2007. Besluiten van de burgemeester d.d. 26 april 2007, (ter vervanging, waarbij opsplitsing, van het handhavingprotocol alcoholvrije inrichtingen) tot vaststelling van de Beleidsregel handhaving coffeeshops (bijlage 12c), inrichtingen ex artikel 2.3.1.1 eerste lid, sub a onder 2 APV en de Beleidsregel handhaving Alcoholvrije inrichtingen (bijlage 12c-2), inrichtingen ex artikel 2.3.1.1 eerste lid, sub a onder 2 of 3 APV, uitgezonderd Coffeeshops. De inwerkingtreding van deze 2 besluiten is gesteld op 31 mei 2007 (de dag na bekendmaking in “de Brug” en het Gemeenteblad. 70 39e Wijziging (toevoegen nieuw artikel 2.8.1 inzake cameratoezicht op openbare plaatsen) van de verordening bij raadsbesluit van 4 juli 2007 (initiatiefvoorstel PvdA en CDA nr. 174/2007). De wijziging is (met toepassing van artikel 142 van de Gemeentewet) inwerking getreden op 13 juli 2007, op welk tijdstip GB07-95 in de plaats is gesteld van het voorgaande gemeenteblad GB07-087. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 12 juni 2007, agendapunt nr. 3.28, (vervangend aanwijzingsbesluit tippelzone met voorschriften) op grond van artikel 3.2.6 lid 2 APV (toegevoegd als bijlage 2A-1). Besluit van de Burgemeester d.d. 10 september 2007 (behorend bij het voorgaande besluit) tot vaststelling van Beleidsregels (uitwerking registratiesysteem straatprostituees) op grond van onderdeel 2a van voornoemd aanwijzingsbesluit (toegevoegd als bijlage 2A-2). De inwerkingtreding van beide besluiten is (daags na bekendmaking) op 13 september 2007, op welk tijdstip gemeenteblad GB07-109 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 11 september 2007, agendapunt nr. 3.15, (vervangend aanwijzingsbesluit hondenuitlaatplaats Weezenhof 36e straat - i.p.v. 37e straat) op grond van artikel 2.4.17 lid 1 APV (toegevoegd als bijlage 6H). Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 11 september 2007, agendapunt nr. 4.4, (aanwijzingsbesluit hondenuitlaatplaats Ubbergeveldweg/hoek Broerweg) op grond van artikel 2.4.17 lid 1 APV (toegevoegd als bijlage 6 i). De inwerkingtreding van beide besluiten van 11 september 2007 is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) bepaald op 4 oktober 2007, op welk tijdstip gemeenteblad GB07-123 in de plaats is Besluit van de Burgemeester d.d. 28 november 2007 tot vaststelling van de vervangende Beleidsregels Stadionomgevingsverbod (met mandatering), onder intrekking van de beleidsregels van 2004 (toegevoegd als bijlage 8). De inwerkingtreding is in het besluit bepaald op 1 januari 2008, op welk tijdstip gemeenteblad GB08-13 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB07-123. 40e Wijziging (onderwerpen: Plaatsen objecten op de weg [artikel 2.1.5.1], Geluidhinder [Artikel 4.1.1.1] en Straatartiesten [artikel 2.1.4.1]) van de verordening bij raadsbesluit van 28 november 2007 (raadsvoorstel nummer 243/2007). De inwerkingtreding van de wijziging is (met toepassing van artikel 142 van de Gemeentewet) gesteld op 1 januari 2008, op welk tijdstip gemeenteblad GB08-13 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB07-123. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 4 december 2007, agendapunt nr. 3.10, (tijdelijk aanwijzingsbesluit inzake het toestaan van uitstallingen in de binnenstad/centrum) op grond van artikel 2.1.5.1 junto 5.2.3 APV (toegevoegd als bijlage 4B). De inwerkingtreding is in het besluit bepaald op 1 januari 2008 met een proefperiode van 6 maanden). Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 4 december 2007, agendapunt nr. 3.14, (vervangend aanwijzingsbesluit collectieve festiviteiten 14-dagenregeling horeca 2008 met verruiming geluidsnormen). De inwerkingtreding is op 1 januari 2008. 41e Wijziging (Kamperen/Openluchtrecreatie - artikelen 5.8.1 en 5.8.2) van de verordening bij raadsbesluit van 12 december 2007 (raadsvoorstel nummer 282/2007). De inwerkingtreding van de wijziging is (met toepassing van artikel 142 van de Gemeentewet) gesteld op 1 januari 2008, op welk tijdstip gemeenteblad GB08-13 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB07-123. 42e Wijziging (toevoegen artikel 1.3 - vergunningen/ontheffingen tijdens Vierdaagsemarsen van de verordening bij raadsbesluit van 23 januari 2008 (raadsvoorstel nummer 25/2008). De inwerkingtreding van de wijziging is (met toepassing van artikel 142 van de Gemeentewet) gesteld op 21 februari 2008. 43e Wijziging (inzake openbare orde, overlast en wetstechnische aanpassingen: wijzigen artikel 2.2.6, 2.2.11, 2.4.5, 3.2.2 en 3.2.6 - vaststellen 2.1.6.7a en 2.5.1 tot en met 2.5.5) van de verordening bij raadsbesluit van 23 januari 2008 (raadsvoorstel nummer 24/2008). De inwerkingtreding is op grond van het besluit is van de wijziging op 21 februari 2008. 71 44e Wijziging (vervangende Festiviteitenregeling voor inrichtingen - artikelen 4.1.2.1 t/m 6) van de verordening bij raadsbesluit van 13 februari 2008 (raadsvoorstel nummer 282/2007). Op grond van het besluit is de inwerkingtreding van de wijziging op 21 februari 2008. Bij de inwerkingtreding van bovengenoemde besluiten(wijzigingen 42-43-44) is gemeenteblad GB0841 in de plaats gesteld van voorgaande publicatie GB08-13. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 15 april 2008 (agendapunt nr. 3.19) tot vaststelling van de "Nadere regels festiviteitenregeling voor inrichtingen"(bijlage 9A), waarbij aanwijzing collectieve festiviteiten 2008 (bijlage 9B). Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 8 april 2008 (agendapunt nr. 4.1 - wijziging strooifolderverbod vóór en tijdens de Vierdaagse en Vierdaagsefeesten - bijlage 11) Besluit van de burgemeester, d.d. 16 april 2008 tot vaststelling Beleidsregels speelautomatenhallen (bijlage 6). Besluit Burgemeester en Wethouders 18-03-2008, agendapunt nr. 1.2, tot aanwijzen hondenlosloopgebieden (bijlagen 20C). Om praktische redenen (tussenvoegen van kaartmateriaal) zijn de bijlagen onder 6 [hondenproblematiek] verschoven naar bijlage 20, bijlage 6 is zoals hierboven aangegeven opgevuld met de speelautomatenhallen). De besluiten treden in werking op 24 april 2008, waarbij gemeenteblad GB08-60 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB08-41. Voor zover reeds in kaart gebracht, zijn de op grond van de APV genomen (aanwijzings) besluiten toegevoegd als bijlagen. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 13 mei 2008 (agendapunt nr. 3.16) tot vaststelling van het Stallingsverbod centrum Nijmegen/omgeving station (bijlage 5A). Besluit van de burgemeester, d.d. 18 april 2008 tot vaststelling Beleidsregels Dansmuziekevenementen (bijlage 16), onder gelijktijdige intrekking van de beleidsregels houseparties GB99-049. De inwerkingtreding voor beide besluiten is op 22 mei 2008, op welk tijdstip dit gemeenteblad de voorgaande publicatie GB08-60 vervangt. Besluit van de burgemeester, d.d. 18 februari 2008 tot vaststelling Beleidsregels Bootfeesten 2008 (bijlage 10), onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels Bootfeesten 2002 GB02-080. De inwerkingtreding voor het besluit is op 5 juni 2008, op welk tijdstip dit gemeenteblad de voorgaande publicatie GB08-65 vervangt. Besluit Burgemeester en Wethouders 3-06-2008, agendapunt nr. 3.18, tot aanwijzen hondenuitlaatplaats Couwenbergstraat (bijlage 20B-9). Het besluit treedt in werking op 19 juni 2008, waarbij gemeenteblad GB08-77 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB08-75. Voor zover reeds in kaart gebracht, is het op grond van de APV genomen (aanwijzings) besluit toegevoegd als bijlage. Besluit Burgemeester en Wethouders 1-07-2008, agendapunt nr. 4.3, tot tijdelijke uitbreiding stallingverbod tijdens vierdaagse (12 t/m 18 juli) (bijlage 5C). Het besluit treedt in werking op 9 juli 2008, waarbij gemeenteblad GB08-94 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB08-77. Voor zover reeds in kaart gebracht, is het op grond van de APV genomen (aanwijzings) besluit toegevoegd als bijlage. Besluit van Burgemeester en Wethouders van 8 juli 2008 (agendapunt 3.19) betreffende de in het kader van deregulering vaststellen van nadere regels ten aanzien van bepaalde vergunningen (bijlage 17 A t/m E). De inwerkingtreding van de regels van de Burgemeester en van Burgemeester en Wethouders voortvloeiend uit het besluit is gesteld op 16 juli 2008, op welk tijdstip GB08-95 in plaats wordt gesteld van voorgaande publicatie GB08-94. Aanvullend aanwijzingsbesluit inzake verblijfsontzegging omgeving winkelcentrum Meijhorst (2008) van de Burgemeester d.d. 23-09-2008 (toegevoegd als bijlage 3a). Het besluit treedt in werking op 23 september 2008 (terstond na plaatsing op internet), waarbij gemeenteblad GB08-112 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB08-100. 72 Vaststelling handhavingprotocol APV bureau Toezicht (2008) door de Burgemeester en Wethouders en de Burgemeester bij besluit van 30 september 2008 (agendapunt 3.16, reg. nr. 080016651A) toegevoegd als bijlage 17. De inwerkingtreding is de dag na bekendmaking op 16 oktober 2008. Waarbij gemeenteblad GB08117 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB08-112. Besluit van de Burgemeester d.d. 17 december 2008, inzake verblijfsontzegging (vervangend aanwijzingsbesluit: aanwijzing wegen, plaatsen en uren op grond van artikel 2.4.1 van de verordening) toegevoegd als bijlage 3b. Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende gebruiksinstructies. De inwerkingtreding is, zoals in het besluit geregeld, gesteld op 25 december 2008, op welk tijdstip GB08-136 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB08-117. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 16 december 2008, agendapunt nr. 3.17, (vervangend aanwijzingsbesluit collectieve festiviteiten 14-dagenregeling horeca 2009 met verruiming geluidsnormen). De inwerkingtreding is op 1 januari 2009. 45e Wijziging (Festiviteitenregeling voor inrichtingen - artikelen 4.1.2.1 t/m 4.1.2.6) van de verordening bij raadsbesluit van 4 maart 2009 (raadsvoorstel nummer 34/2009). Op grond van het besluit is de inwerkingtreding van de wijziging op 19 maart 2009. Bij de inwerkingtreding van bovengenoemd besluit is gemeenteblad GB09-44 in de plaats gesteld van voorgaande publicatie GB08-136. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 10 februari 2009, agendapunt nr. 3.4, (aanwijzing data en tijden collectieve festiviteiten horeca zoals genoemd in de Festiviteitenregeling) toegevoegd als bijlage 9b. De inwerkingtreding is op 19 maart 2009. Besluit van de burgemeester d.d. 16 maart 2009 (betreffende een wijziging van het besluit tot aanwijzing gebied, maximumaantal, inrichtingseisen coffeeshops en beleidsregels ten aanzien van vergunningstelsel alcoholvrije inrichtingen, inhoudende toevoeging van een afstandscriterium middelbaar onderwijsinstelling), toegevoegd als bijlage 12a. Dit besluit vervangt het eerdere besluit van 27 november 2003. De datum van inwerkingtreding is gesteld op 26 maart 2009. Besluit van de burgemeester d.d. 13 juni 2008 (tot aanwijzing van de Stationstunnel als locatie voor cameratoezicht in de zin van artikel 151c Gemeentewet), toegevoegd als bijlage 19a. Besluit van de burgemeester d.d. 20 maart 2009 (tot aanwijzing omgeving winkelcentrum Meijhorst als locatie voor cameratoezicht in de zin van artikel 151c Gemeentewet), toegevoegd als bijlage 19b. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 7 april 2009, agendapunt nr. 4.2, (vaststellen van nadere regels Festiviteitenregeling voor inrichtingen) toegevoegd als bijlage 9a. De inwerkingtreding is gesteld op 16 april 2009. Aanwijzingsbesluit (vervangend besluit toegevoegd als bijlage 4) van Burgemeester en Wethouders d.d. 12 mei 2009 (agendapunt nr. 3.1 - registratienr. 09.0006816 tot (aanwijzingsbesluit gebied waar verbod op voorwerpen of stoffen in, op, aan of boven de weg aan te brengen, te hebben of achter te laten niet van toepassing is (artikel 2.1.5.1, eerste lid)). De inwerkingtreding van het besluit is gesteld op 6 juni 2009, op welke tijdstip deze publicatie in de plaats is gesteld van het voorgaande gemeenteblad GB09-58. e 46 Wijziging van de verordening (wijziging artikelen 1.1, 2.1.5.1, en 5.2.3 als gevolg van (aangepaste regels voor uitstallingen) bij raadsbesluit van 27 mei 2009, raadsvoorstel nummer 81/2009. De inwerkingtreding is (met toepassing van artikel 142 Gemeentewet) gesteld op 3 juni 2009, op welk tijdstip publicatie GB09-66 in de plaats is gesteld van gemeenteblad GB09-58. 73 e 47 Wijziging, aanpassen APV in het kader van: wijzigen artikelen 1.1, 2.1.5.1. en 5.2.3 van de APV bij raadsbesluit van 13 januari 2010 (raadsvoorstel nummer 81/2009) - Uitstallingenbeleid waarbij Aanwijzingsbesluit (bijlage 4A) en Beleidsregels Uitstallingen 2009 (bijlage 4B); wijzigen artikelen 4.4.1, 4.4.2 en 4.4.3 en vervallen van artikel 4.5.3 van de APV bij raadsbesluit van 13 januari 2010 (raadsvoorstelnummer 213/2009 Bewaren van houtopstanden. e 48 Wijziging, aanpassen APV in het kader van: toevoeging artikel 2.4.7a aan de APV bij raadsbesluit van 24 februari 2010 (raadsvoorstel nummer 5/2010) - Gevaarlijk drinkgerei en verpakkingen. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 30 maart 2010, agendapunt 3.13, (aanwijzing data en tijden collectieve festiviteiten horeca zoals genoemd in de Festiviteitenregeling) toegevoegd als bijlage 9b. De inwerkingtreding is op 1 april 2010. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 6 april 2010, agendapunt 4.2 tot aanwijzen hondenlosloopgebied (uitbreiding). Op grond van art. 2.4.16 lid 2 van de APV aan te wijzen als hondenlosloopgebied de groenstrook tussen de Kometenstraat en de Neptunusstraat e.e.a. aangegeven conform de bijgevoegde bijlage 20C (kaart nr. 46) Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 9 februari 2010, agendapunt 3.17 met betrekking tot terrassen ringstraten. Op grond van artikel 2.3.1.5 van de APV is het besluit als bijlage 4C opgenomen Besluit van de Burgemeester d.d. 17 mei 2010, kenmerk A700/10.0012415 met betrekking tot aanwijzing gebied verbod meevoeren glazen drinkgerei en verpakkingen. Op grond van artikel 2.4.7a van de APV is het besluit als bijlage 22 opgenomen Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 1 juni 2010, agendapunt 3.7 tot opheffen en aanwijzen hondenuitlaatplaats (HUP) Da Costastraat. Op grond van art. 2.4.27 lid 1 van de APV: intrekken aangewezen locatie hondenuitlaatplaats op de hoek van de Willemsweg en de Da Costastraat en, als nieuw in te richten hondenuitlaatplaats aan te wijzen de volgende locatie: -hoek Da Costastraat met de Dr. Schaepmanstraat e.e.a. zoals aangegeven op bijgaande situatietekening bijlage 20B-6. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 31 augustus 2010, agendapunt 4.4 tot het aanwijzen hondenuitlaatplaatsen (HUP) Tunnelweg en Leliestraat Op grond van art. 2.4.27 lid 1 van de APV: als nieuw in te richten hondenuitlaatplaatsen aan te wijzen de volgende locaties: Tunnelweg en Leliestraat e.e.a. zoals aangegeven op bijgaande situatietekeningen (bijlage 20-B13). e 49 Wijziging, aanpassing APV in het kader van: De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) treed op 1 oktober 2010 in werking. Deze wet heeft gevolgen voor de APV. Daarom is deze aangepast aan de systematiek van de Wabo. Voor het overzicht van aanpassingen zie bijlage 23 met uittreksel van het raadsbesluit. Besluit Burgemeester en Wethouders d.d. 12 oktober 2010, agendapunt 3.13, tot uitbreiding van stallingsverbod locatie voormalig postkantoor (TPG) bij station (bijlage 5C): Het besluit treedt in werking, conform art. 142 van de Gemeentewet, op de achtste dag na bekendmaking: 28 oktober 2010. Besluit, van de burgemeester d.d. 13 december 2010, besluit tot aanwijzing wegen en uren op grond van artikel 2.4.1. APV en gelet op de artikelen 10:4, 10:6 en 10:9 van de Algemene wet bestuursrecht, mandaat aan de politie en gebruiksinstructies voor dit mandaat tijdens de jaarwisseling. Toegevoegd als bijlage 3b. De inwerkintreding is onmiddellijk na bekendmaking (15 december 2010). 74 Besluit Burgemeester en Wethouders d.d. 1 februari 2011, agendapunt 3.6, (aanwijzing data en tijden collectieve festiviteiten horeca 2011 zoals genoemd in de Festiviteitenregeling). Toegevoegd als bijlage 9B. De inwerkingtreding is op 10 februari 2011. Besluit van de Burgemeester d.d. 26 mei 2011, kenmerk A700/11.0011768 met betrekking tot aanwijzing wegen, verpakkingen en drinkgerei en periode. Op grond van artikel 2.4.7a, lid 3 van de APV is het besluit als bijlage 22a opgenomen. Dit besluit treedt in werking onmiddellijk na bekendmaking. Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 4 juli 2011, agendanummer 3.15, registratienummer 11.0012298 met betrekking tot uitbreiding stallingsverbod Titus Brandsmastraat, Hoogstraat, kop Voerweg en St. Stevenskerkhof. Op grond van artikel 2.4.11-a en 2.4.11-b van de APV is het besluit als bijlage 5a opgenomen Dit besluit treedt in werking de dag na bekendmaking, 14 juli 2011. e 50 wijziging (raadsbesluit van 6 juli 2012, raadsvoorstelnummer 82/2011) aanpassing APV in het kader van: Het project “Minder regels, meer gemak!” zijn producten onderzocht op de mogelijkheid tot deregulering. Hierdoor zijn een aantal regels vervallen en een aantal regels en procedures vereenvoudigd. Een aantal aanpassingen om te voldoen aan de Europese Dienstenrichtlijn. Dit besluit treedt in werking de dag (conform art. 142 van de Gemeentewet) op de achtste dag na bekendmaking, 28 juli 2011. Besluit van de burgemeester d.d. 2 november 2011 (tot aanwijzing omgeving winkelcentrum Hatert als locatie voor cameratoezicht in de zin van artikel 151c Gemeentewet), toegevoegd als bijlage 19c. Besluit van het college van burgemeester en wethouders d.d. 23 januari 2012 (agendapuntnr. 3.7) tot aanwijzing omgeving Hessenberg als gebied waar het verboden is om te skateboarden. Toegevoegd als bijlage 13c. Gelet op het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet is de inwerkingtreding van het besluit gesteld op 2 februari 2012. e 51 wijziging (raadsbesluit van 15 februari 2012, raadsvoorstelnummer 168/2011) aanpassing APV in het kader van: Het project “Minder regels, meer gemak!” zijn producten onderzocht op de mogelijkheid tot deregulering. Hierdoor zijn een aantal regels vervallen en een aantal regels en procedures vereenvoudigd (deel II). Een aantal aanpassingen om te voldoen aan de Europese Dienstenrichtlijn. Dit besluit treedt in werking de dag (conform art. 142 van de Gemeentewet) op de achtste dag na bekendmaking, 28 februari 2012. Besluit van de burgemeester d.d. 15 maart 2012, tot aanwijzing wegen en uren op grond van artikel 2.4.1. APV, mandaat aan de politie en gebruiksinstructies voor dit mandaat, te weten: uitbreiding van het gebied Oranjesingel. Dit besluit vervangt bijlage 3 van de APV De inwerkingtreding is, zoals in het besluit geregeld, gesteld op de dag na bekendmaking: 20 maart 2012. Besluit van burgemeester en wethouders d.d. 26 maart 2012 (agendapunt 1.1 registratienummer 12.0000592A) tot aanwijzing collectieve festiviteiten horeca 2012 toegevoegd als bijlage 9b. Besluit van burgemeester en wethouders d.d. 17 april 2012 (agendapunt 3.14, registratienummer 11.0013830) tot het vaststellen nadere regels op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening naar aanleiding van eerste tranche project ‘Minder regels, meer gemak’. De inwerkingtreding is gesteld op de dag na publicatie: 25 april 2012. Deze aanpassingen omvatten onder meer: Nieuwe bijlagen: 4B, 4D, 4E (met plattegronden) en 25, op grond van art. 2.1.5.1., lid 2; Nieuwe bijlage: 24, op grond van art. 5.2.1., lid 4; Nieuwe bijlagen: 26A en 26B, kaarten met gebieden als bedoeld in art. 4.4.2., lid 2 (rooien); 75 Lijst met waardevolle en monumentale gemeentebomen als bedoeld in art. 4.4.2 lid 2 (rooien) Deze lijst is opgenomen in het aanhangsel van het gemeenteblad onder GB2012-046. Intrekken van de nadere regels bijlagen: 4A, 9A, 9B, 17A en 17B; Besluit van de burgemeester d.d. 23 april 2012 (registratienummer 12.0007358) tot aanwijzing uitzondering exploitatievergunningplicht toegevoegd als bijlage 12D. De inwerkingtreding is gesteld op de dag na bekendmaking: 25 april 2012. Besluit van burgemeester en wethouders d.d. 8 mei 2012. Op 17 april 2012 heeft het college besloten tot het vaststellen van nader regels voor de APV (collegevoorstel 11.0013830). Per abuis is bij beslispunt 2 ook het intrekken van nadere regels in bijlage 9B genoemd. Dit hersteld het college door nu vast te stellen dat bijlage 9B behorende bij de APV niet wordt ingetrokken. Besluit van de burgemeester d.d. 14 mei 2012, betreffende beleidsregels voor Dansmuziekevenementen. Dit besluit vervangt bijlage 16 van de APV De inwerkingtreding is, zoals in het besluit geregeld, gesteld op de dag na bekendmaking: 17 mei 2012. e 52 wijziging aanpassing APV bij raadsbesluit van 23 mei 2012 (raadsvoorstelnummer 63 /2012) tot wijziging van de artikelen 5.8.1 en 5.8.3 van de APV. Dit in verband met de (tijdelijke) camperplaats aan de Lindenberghaven. De APV kent nu een verbodbepaling om buiten recreatieterreinen te kamperen. Door deze wijziging kan het College plaatsen, tijdstippen en perioden aanwijzen waarvoor dit verbod niet geldt. Dit besluit treedt in werking de dag (conform art. 139 van de Gemeentewet) op de achtste dag na bekendmaking, 8 juni 2012. Besluit van de burgemeester d.d. 14 september 2012 (m.b.t. cameratoezicht openbare plaatsen) in de zin van artikel 151c Gemeentewet en artikel 2.8.1. van de APV), toegevoegd als bijlage 19d. Bijlage 19b en bijlage 19c van de APV zijn hiermee ingetrokken. Besluit van het college van 9 oktober 2012, nr. 12.0018116 betreffende de intrekking van de nadere regels voor kleine evenementen (bijlage 17C). e 53 wijziging: aanpassing APV bij raadsbesluit van 24 oktober 2012 (raadsvoorstelnummer 131/2012) tot wijziging in het kader van het project Minder regels meer gemak en de Europese dienstenrichtlijn. Dit besluit treedt in werking (zoals gesteld bij de besluitvorming) de dag na bekendmaking: 2 november 2012. Besluit van de Burgemeester van 12 november 2012 (registratienummer 12.0020429) betreffende de vaststelling van de beleidsregel “locatie voorkeursbeleid evenementen”2012. De beleidsregel is opgenomen als bijlage 17C met als datum inwerkingtreding 23 november 2012. Besluit van de Burgemeester van 18 december 2012 (registratienummer 12.0022781) betreffende beleidsregel Bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet. (GB2012-113). Deze beleidsregel vervangt bijlage 12b van de APV die hierbij vervalt. Dit besluit treedt in werking (zoals gesteld bij de besluitvorming) de dag na bekendmaking: 21 december 2012. Besluit van de Burgemeester van 30 januari 2013 (registratienummer 13.0001535) tot aanwijzing Kronenburgerpark als locatie voor cameratoezicht in de zin van artikel 151c Gemeentewet. Het besluit is opgenomen als bijlage 19B. Besluit van de Burgemeester van 16 april 2013 (registratienummer 13.0005787) tot aanwijzing van wegen, verpakkingen en drinkgerei en periode ex artikel 2.4.7a, lid 3. Dit besluit treedt in werking onmiddellijk na bekendmaking.(24-04-2013) Het besluit is opgenomen als bijlage 22A. 76 Besluit (gelet op art 2.4.11-a en 2.4.11-b APV) van Burgemeester en wethouders van 1 mei 2013 (registratienummer 13.0005475) betreffende tijdelijke stallingsverbod locatie van Schaeck Mathonsingel ten zuiden van gebouw Metterswane (terrein voormalig chinees restaurant). Dit besluit treedt in werking onmiddellijk na bekendmaking. (23-05-2013) Het besluit, met situatietekening, is opgenomen als bijlage 5D. Besluit van Burgemeester en wethouders van 9 juli 2013 (registratienummer 13.0002394) betreffende aanwijzing dagen als collectieve festiviteit voor inrichtingen die onder het Activiteitenbesluit vallen. Het besluit is opgenomen als bijlage 9C (bijlage 9B is aangepast). e 54 wijziging: aanpassing APV bij raadsbesluit van 4 december 2013 (raadsvoorstelnummer 142/2013) tot aanpassingen in het kader van de gewijzigde Drank- en Horecawet. Dat heeft geleid tot het toevoegen aan hoofdstuk 2, afdeling 3 van paragraaf 1a . Dit besluit treedt in werking (zoals gesteld bij de besluitvorming) de dag na bekendmaking: 19 december 2013. Besluit van Burgemeester en wethouders van 10 december 2013 (registratienummer 13.0015768) betreffende aanwijzing dagen als collectieve festiviteit voor inrichtingen die onder het Activiteitenbesluit vallen. Het besluit is opgenomen als bijlage 9B . Besluit van de burgemeester van 24 april 2104 tot aanwijzing Willemsweg als locatie voor cameratoezicht in de zin van art. 151c van de Gemeentewet (registratienummer 14.0005207) Aanwijzingsbesluit van de burgemeester van 4 juni 2014 tot vaststellen van het digitale opkopersregister. Het aanwijzingsbesluit toezichthouders opkopersregister (GB08-082) komt hierbij te vervallen Besluit van de burgemeester van 24 april 2104 tot aanwijzing Willemsweg als locatie voor cameratoezicht in de zin van art. 151c van de Gemeentewet (registratienummer 14.0005207) Het besluit is opgenomen van bijlage 19C. Aanwijzingsbesluit van de burgemeester van 4 juni 2014 tot vaststellen van het digitale opkopersregister. Het besluit is opgenomen als bijlage 23. Het aanwijzingsbesluit toezichthouders opkopersregister (GB08-082) komt hierbij te vervallen 77 Bijlage 1: Vervangend aanwijzingsbesluit als bedoeld in artikel 5.7.2 van de verordening (aanwijzing totale grondgebied van Nijmegen als terrein waarvoor een detectorverbod geldt). Datum en kenmerken: Besluit van het college van Burgemeester en Wethouders d.d. 3 oktober 2006, agendapuntnummer 2.14, registratienummer 06.0026439 Hieronder is de letterlijke tekst toegevoegd (overgenomen uit de besluitenlijst) van de samenvatting van het voorstel en het besluitgedeelte waaromtrent het college conform heeft besloten. Samenvatting voorstel: In de Monumentenwet 1988 is vastgelegd dat het verboden is om doelbewust te zoeken naar archeologische relicten. Om uitvoering te geven aan de wet heeft Nijmegen in de APV een verbod ingesteld op het meest gebruikte hulpmiddel om archeologisch materiaal te vinden: de metaaldetector. Momenteel is een gebied aangewezen waarvoor dit verbod geldt. Het verbod geldt niet voor instanties met een opgravingsvergunning; Bureau Archeologie van de gemeente Nijmegen is in het bezit van zo’n opgravingsvergunning. De Monumentenwet kent geen gebiedsbegrenzing. Het is daarom inconsequent dat Nijmegen in de uitvoering van het detectorverbod wel een begrensd gebied heeft aangewezen. Om het Nijmeegse beleid gelijk te trekken met de Monumentenwet wordt daarom voorgesteld om het hele grondgebied van Nijmegen als terrein waarvoor een detectorverbod geldt aan te wijzen. Deze gebiedsuitbreiding heeft als bijkomend voordeel dat wordt voorkomen dat onbevoegden met een metaaldetector onbedoeld oude munitie vinden, met alle risico’s van dien. Besluit: Aanwijzen van het grondgebied van Nijmegen als terrein waarvoor een detectorverbod geldt. Conform artikel 5.7.2 van de APV. 78 Bijlage 2A-1: Vervangend aanwijzingsbesluit (tippelzone met voorschriften) op grond van artikel 3.2.6, lid 2 van de verordening. Het besluit is gepubliceerd op 12 september 2007 als onderdeel van gemeenteblad nummer GB07-109. De inwerkingtreding is (daags na de bekendmaking) op 13 september 2007. Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen, d.d. 12 juni 2007; Gelet op artikel 3.2.6 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV); Besluiten: 1. Aan te wijzen als wegen en gebieden, bedoeld in artikel 3.2.6, lid 2 van de APV: de Nieuwe Marktstraat, vanaf de kruising met de Lange Hezelstraat tot aan de fysieke afsluiting, halverwege de Nieuwe Marktstraat. 2. Daarbij als voorschriften, bedoeld in artikel 3.2.6, lid 2 APV, te stellen: a. het aanbieden van seksuele diensten is alleen voorbehouden aan prostituees die zich voor dat doel hebben geregistreerd bij de burgemeester van Nijmegen. De burgemeester zal hiertoe beleidsregels opstellen, die met dit besluit zullen worden bekendgemaakt; b. de in het voorgaande lid bedoelde registratie is slechts voorbehouden aan prostituees, die: de leeftijd van 18 jaar bereikt hebben; aan kunnen tonen gedurende tenminste 2 jaren voorafgaande aan de inwerkingtreding van dit aanwijzingsbesluit met enige regelmaat op de tippelzone aan de Nieuwe Markstraat te hebben gewerkt; of: aan kunnen tonen in de 2 jaren voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit aanwijzingsbesluit gebruik te hebben gemaakt van het zorgaanbod op de zone, c.q. verbonden aan de zone; c. geen straatprostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet 2000 bepaalde; d. de aangewezen locatie mag slechts gebruikt worden voor straatprostitutie van 20.00u tot 02.00u - met als uitzondering: 31 december vanaf 20.00u tot 1 januari tot 02.00u; e. het zogeheten afwerken dient te geschieden in de daartoe ingerichte afwerklocatie aan de Nieuwe Marktstraat. 3. Het nieuwe aanwijzingsbesluit één dag na bekendmaking in werking te laten treden, en gelijktijdig het eerder genomen besluit van 5 december 2006 in te trekken. Aldus besloten door het College van Burgemeester en Wethouders der gemeente Nijmegen in zijn vergadering van 12 juni 2007. 79 De Burgemeester De Secretaris Mr. Th.C. de Graaf P. Eringa Bijlage 2A-2: Besluit van de burgemeester d.d. 10 september 2007 tot vaststelling van de hierna genoemde beleidsregels. De beleidsregels zijn gepubliceerd op 12 september 2007 als onderdeel van gemeenteblad nummer GB07-109 De inwerkingtreding is op 13 september 2007 Beleidsregels (uitwerking registratiesysteem straatprostituees) op grond van onderdeel 2a van het aanwijzingsbesluit ex artikel 3.2.6, lid 2 APV (2007) Inleiding De tippelzone aan de Nieuwe Marktstraat is oorspronkelijk ingericht om de overlast door (verslaafde) straatprostituees in en uit de omgeving van Nijmegen terug te dringen, en tevens om deze prostituees een gepast zorgaanbod te verschaffen. Als gevolg van de sluiting van tippelzones elders in het land, en mede als gevolg van het feit dat gemeenten die nog wel een tippelzone hebben de afgelopen jaren zijn overgestapt op een vergunningenstelsel, is de Nijmeegse tippelzone een aantrekkelijk werkgebied geworden voor straatprostituees elders uit het land. Daardoor zijn de oorspronkelijke doelstellingen van de tippelzone onder druk komen te staan. Om die oorspronkelijke doelstellingen veilig te stellen, heeft het College van Burgemeester en Wethouders besloten om een registratiesysteem in te voeren, en de burgemeester te belasten met de uitvoering hiervan. Grondslag van het registratiesysteem Artikel 151a van de Gemeentewet bepaalt, dat de gemeenteraad een verordening kan vaststellen waarin voorschriften worden gesteld met betrekking tot het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling. In Nijmegen is die verordening opgenomen als hoofdstuk 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de Gemeente Nijmegen (APV). In dat hoofdstuk 3 van de APV zijn ook bepalingen opgenomen ten aanzien van de straatprostitutie. Artikel 3.2.6, lid 2 van de APV geeft het College van Burgemeester en Wethouders de mogelijkheid om wegen en gebieden aan te wijzen, waarvoor het verbod op de straatprostitutie niet geldt. Tevens kan het College van Burgemeester en Wethouders met zo’n aanwijzingsbesluit ook voorschriften geven in verband met de straatprostitutie. Artikel 3.2.6, lid 2 van de APV ziet op het delegeren van wetgevende bevoegheid, zoals bedoeld in artikel 156, lid 1 van de Gemeentewet. Het aanwijzingsbesluit ex artikel 3.2.6, lid 2 van de APV is daarmee een algemeen verbindend voorschrift (AVV), omdat het een grondslag in de wet heeft. Registratie Het registratiesysteem heeft tot doel om te bevorderen dat de tippelzone slechts toegankelijk is voor straatprostituees die daar tenminste vanaf 1 september 2005 met enige regelmaat gewerkt hebben, of straatprostituees die tenminste vanaf die datum bij de De Cirkel (het huiskamerproject van IrisZorg) bekend zijn als gebruikers van de Nijmeegse tippelzone, en die bij IrisZorg ook een casemanager hebben. 80 1. Doel van de registratie Door een beperking van het gebruik van de tippelzone door prostituees die daar hun seksuele diensten aanbieden, wil het College van Burgemeester en Wethouders bevorderen dat recht wordt gedaan aan de doelstellingen waarvoor de tippelzone is ingericht - in casu: het tegengaan van overlast door (verslaafde) straatprostituees, en het ervoor zorgen dat de straatprostituees laagdrempelig zorg kan worden aangeboden via het huiskamerproject van De Cirkel en door de GGD regio Nijmegen. De politie van het District Stad Nijmegen heeft aangegeven, dat door de aanzuigende werking vanwege sluitingen, c.q. verdere regulering van tippelzones elders in het land de overlast rondom de zone zonder een registratiesysteem niet goed beheersbaar meer is. 2. De burgemeester als bevoegde bestuursorgaan Het College van Burgemeester en Wethouders heeft de bevoegdheid voor de registratie bij de burgemeester van Nijmegen neergelegd, omdat de registratie, mede gelet op de bovenstaande overwegingen, een openbare-ordemaatregel is. Artikel 172 Gemeentewet belast de burgemeester met de handhaving van de openbare orde, en geeft de burgemeester de bevoegdheid om overtredingen van wettelijke voorschriften die betrekking hebben op de openbare orde te beletten of te beëindigen. 3. Aanvraag van een registratie De registratie dient te worden aangevraagd bij het bevoegde bestuursorgaan. Daartoe kan schriftelijk een verzoek worden ingediend bij: De burgemeester van Nijmegen per adres: Gemeente Nijmegen Afdeling Veiligheid (A700) Postbus 9105 6500 HG Nijmegen De aanvrager dient in ieder geval de volgende gegevens te overleggen: naam; adres; geboortedatum; burgerservicenummer (ook wel: sofi-nummer); een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA); informatie waaruit blijkt, vanaf welke datum de aanvrager - in ieder geval vanaf 1 september 2005 - met enige regelmaat op de tippelzone heeft gewerkt. De burgemeester toetst deze informatie bij de politie en/of het gemeentelijk Bureau Toezicht een verklaring van IrisZorg, dat betrokkene aldaar tenminste vanaf 1 september 2005 bij De Cirkel bekend is, c.q. al dan niet via De Cirkel gebruikmaakt van een zorgverleningsaanbod door IrisZorg. 4. De beslissing op de aanvraag van een registratie De registratie is een besluit in de zin van artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht, waartegen bezwaar en beroep mogelijk is. De beslistermijn op de aanvraag aanvraag van een registratie bedraagt maximaal 4 weken, met nog eens een verdaagtermijn van maximaal 4 weken. 81 De aanvraag zal marginaal worden getoetst: de overgelegde persoonsgegevens zullen via de gemeentelijke basisadministratie worden nagetrokken. Wel zal de burgemeester van Nijmegen bij alle aanvragen om registratie de politie van het District Stad Nijmegen op grond van artikel 15 Wet Politieregisters om een advies vragen, teneinde te voorkomen dat slachtoffers van vrouwenhandel en gedwongen prostitutie geregistreerd worden. 5. De wijze van registratie Indien de burgemeester de aanvraag om registratie inwilligt, krijgt de aanvrager een brief, inhoudende een bewijs van registratie. Het is verplicht dat betrokkene deze brief tijdens bezoeken aan de tippelzone altijd bij zich heeft, opdat betrokkene aanstonds op verzoek van de bevoegde toezichthouders kan aantonen op de tippelzone te mogen werken. Tevens zal de burgemeester een lijst van alle geregistreerden opstellen ten behoeve van het door hem in het kader van deze registratie uit te oefenen gegevensbeheer. Tevens zal hij van deze lijst een afschrift doen toekomen aan de ambtenaren die belast zijn met het toezicht in het kader van artikel 3.2.6 APV. Dat zijn, naast de politie-ambtenaren van de regio Gelderland-Zuid, ook de toezichthouders van de afdeling Stadstoezicht van de gemeente Nijmegen. De burgemeester zal derhalve een lijst van alle geregistreerden verstrekken aan de districtschef van de politie in Nijmegen, en aan de gemeentelijke afdeling Stadstoezicht. Sancties Ingevolge dit aanwijzingsbesluit is het verboden om, zonder daartoe bij de burgemeester van Nijmegen geregistreerd te zijn, seksuele diensten aan te bieden op de tippelzone aan de Nieuwe Marktstraat. Op overtreding van dit verbod zijn de strafbepalingen van hoofdstuk 6 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen van toepassing. De toezichthouders van politie en gemeente zullen van elke overtreding een proces-verbaal opmaken. Werken op de tippelzone zonder het bewijs van registratie met zich mee te dragen, kan leiden tot een bevel van de toezichthouders om zich van de tippelzone te verwijderen. Vaststelling Deze beleidsregels zijn vastgesteld op 10 september 2007 en treden in werking één dag na bekendmaking. De Burgemeester van Nijmegen Mr. Th.C. de Graaf 82 Bijlage 2B: Besluit van burgemeester en wethouders van 12 september 2000 (Agendapuntnr. 1.8 - CIS-nr. 1010/2000) tot vaststelling van nadere regels (op grond van artikel 3.1.3 van de verordening) voor seksinrichtingen en escortbedrijven. De inwerkingtreding is in het besluit bepaald op 1 oktober 2000. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 27 september 2000. Burgemeester en wethouders van Nijmegen; Overwegende, dat het in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de verkeersvrijheid of –veiligheid, de gezondheid, zedelijkheid en de arbeidsomstandigheden van de prostituee geboden is de exploitatie van seksinrichtingen en escortbedrijven aan nadere regels te binden; Gelet op artikel 3.1.3. van de Algemene Plaatselijke Verordening BESLUITEN: vast te stellen de volgende nadere regels: NADERE REGELS SEKSINRICHTINGEN EN ESCORTBEDRIJVEN Paragraaf 1. Algemeen Artikel 1.1. Begripsomschrijvingen In deze nadere regels wordt verstaan onder: a. seksinrichting: een seksinrichting als bedoeld in artikel 3.1.1, sub c van de Algemene Plaatselijke Verordening; b. escortbedrijf: een escortbedrijf als bedoeld in artikel 3.1.1, sub d van de Algemene Plaatselijke Verordening; c. verblijfsruimte: een verblijfsruimte als bedoeld in artikel 45 van het Bouwbesluit; d. werkruimte: een verblijfsruimte waar de feitelijke seksuele dienstverlening plaatsvindt. Paragraaf 2. Geschiktheidverklaring seksinrichting Artikel 2.1. Verklaring staat seksinrichting Het is verboden om zonder of in afwijking van een geschiktheidverklaring van Burgemeester en wethouders een gebouw als seksinrichting in gebruik te nemen, te hebben of te houden. Artikel 2.2. Aanvraag geschiktheidverklaring Artikel 6.1.2. van de Bouwverordening is van overeenkomstige toepassing. Artikel 2.3. Ontvankelijkheid Artikel 6.1.3. van de Bouwverordening is van overeenkomstige toepassing. 83 Artikel 2.4. Termijn van beslissing 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een geschiktheidverklaring binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen. 2. Burgemeester en wethouders kunnen hun beslissing eenmaal voor ten hoogste twaalf weken verdagen. Van het besluit tot verdaging wordt voor de afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager. 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en het tweede lid houden burgemeester en wethouders de beslissing op de aanvraag aan indien: a. een bouwvergunning is vereist en op deze aanvraag nog niet is beslist; b. voorschriften van het Bouwbesluit of de Bouwverordening en aan die aanschrijving (nog) niet is voldaan. 4. De in het vorige lid bedoelde aanhouding eindigt zes weken nadat op de aanvraag om een bouwvergunning is beslist of nadat is voldaan aan de aanschrijving. Artikel 2.5. Weigering geschiktheidverklaring Een geschiktheidverklaring wordt geweigerd indien een van de volgende omstandigheden zich voordoet: a. de bouwvergunning is geweigerd; b. de seksinrichting voldoet niet aan het bepaalde in paragraaf 3 of 4. Artikel 2.6. Intrekken of wijzigen geschiktheidverklaring Burgemeester en wethouders kunnen een geschiktheidverklaring intrekken of wijzigen indien: a. blijkt dat zij de verklaring ten gevolge van onjuiste of onvolledige gegevens hebben afgegeven; b. blijkt dat de houder van de verklaring niet of niet binnen de gestelde termijn heeft voldaan aan een aan deze verklaring verbonden voorwaarde; c. het belang op grond waarvan de verklaring is afgegeven dit vereist op grond van een verandering van de inzichten met betrekking tot de bescherming van de prostituees en de verbetering van hun positie, opgetreden na het afgeven van de verklaring. Paragraaf 3. Inrichtingseisen seksinrichtingen Artikel 3.1. Reikwijdte Het gestelde in deze paragraaf is niet van toepassing op een seksbioscoop en een seksautomatenhal. Artikel 3.2. Verblijfsruimten 1. Tot een seksinrichting moet tenminste behoren: a. een verblijfsruimte ingericht als keuken; b. een verblijfsruimte ingericht als kleedkamer met per werkruimte een afsluitbare hang/legkast, tenzij er voor iedere prostituee een afsluitbare hang/legkast in de werkruimte aanwezig is; b. een verblijfsruimte ingericht als dagverblijf met een vloeroppervlakte van ten minste 3,6 m x 3,6 m. 2. Samenvoeging van de keuken en het dagverblijf, dan wel de kleedkamer en het dagverblijf, is toegestaan als daarmee, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, een gelijkwaardige situatie wordt bereikt. 2. Het dagverblijf, de keuken en de kleedkamer mogen niet voor prostitutiedoeleinden worden gebruikt. 3. In het dagverblijf, de keuken en de kleedkamer moet in voldoende mate daglicht kunnen toetreden en vanuit deze verblijfsruimten moet visueel contact met buiten mogelijk zijn. 84 Artikel 3.3. Werkruimten 1. Elke werkruimte moet een vloeroppervlakte hebben van ten minste 5 m², waarvan de breedte ten minste 2 meter is. 2. Elke werkruimte moet zijn voorzien van een wasbak met warm en koud stromend water en van heldere witte elektrische verlichting. Artikel 3.4. Sanitaire voorzieningen In een seksinrichting moeten tenminste één toiletruimte en één badruimte aanwezig zijn, met dien verstande dat: a. per vijf werkruimten tenminste één toiletruimte en b. per 8 werkruimten tenminste één badruimte aanwezig dient te zijn. Artikel 3.5. Overige voorzieningen 1. De voorziening voor de toevoer van verse lucht en de afvoer van binnenlucht in een seksinrichting moet voldoen aan het bepaalde in hoofdstuk 2 van het Bouwbesluit. 2. Een seksinrichting moet zijn voorzien van verwarmingsapparatuur als bedoeld in hoofdstuk 2 van het Bouwbesluit waarmee alle besloten ruimten kunnen worden verwarmd. Artikel 3.6. Bed en handlinnen 1. Het bedlinnen in de werkruimten moet dagelijks worden verschoond. 2. Het handlinnen moet na gebruik door schoon handlinnen worden vervangen. Artikel 3.7. Ontvluchtings- en alarmeringsgelegenheid 1. Ruimten in het prostitutiebedrijf waarin zich één of meer prostitue(e)s plegen te bevinden, moeten zijn voorzien van duidelijk kenbare gelegenheden tot ontvluchting indien de normale uitgangen daartoe onvoldoende zijn. Deze moeten, mede gelet op het aantal andere personen dat zich in die ruimten pleegt te bevinden, in aantal, ligging en grootte toereikend zijn om de prostituee(s) op een zo veilig mogelijke wijze een zo veilig mogelijke plaats te doen bereiken. Vorenbedoelde gelegenheden tot ontvluchting moeten zijn vrijgehouden van obstakels. 2. De toegangsdeur van een werkruimte dient van binnenuit te allen tijde te openen te zijn. 3. Het bepaalde in het tweede lid is niet van toepassing indien een toegangsdeur van een werkruimte is gelegen aan de weg. 4. Een werkruimte waarvan de toegangsdeur is gelegen aan de weg moet in open verbinding staan met andere ruimten. 5. Indien het bepaalde in het vierde lid niet mogelijk is of niet kan worden gevergd, dienen maatregelen te worden getroffen waardoor de veiligheid van de prostituees anderszins wordt gewaarborgd. Artikel 3.8. Hulp bij ongevallen 1. Voor het verlenen van eerste hulp bij ongevallen moeten voldoende en doelmatige middelen beschikbaar zijn en direct voor gebruik bereikbaar zijn. 2. Op de trommels, kisten of kasten waarin de middelen verpakt zijn, moet duidelijk door een opschrift of door een gebruikelijk kenteken aangegeven zijn dat zij middelen voor eerste hulp bij ongevallen bevatten. 85 Paragraaf 4. Brandveiligheidseisen Artikel 4.1. Brandveiligheidsvoorschriften 1. Voor een seksinrichting met één werkruimte is hoofdstuk 2 van het Bouwbesluit van overeenkomstige toepassing. 2. Voor een seksinrichting met meer dan één werkruimte is hoofdstuk 7, titel 2 van het Bouwbesluit van overeenkomstige toepassing. 3. De algemene gebruikseisen van hoofdstuk 6 van de Bouwverordening zijn van overeenkomstige toepassing. 4. Het gebruik van verplaatsbare verwarmingstoestellen is niet toegestaan. Paragraaf 5. Eisen ten aanzien van de bedrijfsvoering Artikel 5.1. Algemeen 1. Het is verboden vanuit een seksinrichting klanten te werven die zich op of aan de weg bevinden. 2. Het verbod uit het eerste lid geldt niet voor de seksinrichtingen, gevestigd in de percelen Nieuwe Markt 24 tot en met 40 (even nummers). 3. De exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht te doen en na te laten hetgeen redelijkerwijs kan worden gevergd om hinder en overlast van bezoekers voor de omgeving te voorkomen of te beperken. 4. Het is de exploitant en beheerder van een seksinrichting verboden bezoekers beneden de leeftijd van 18 jaar toegang te verlenen tot de seksinrichting. Artikel 5.2. Register 1. De exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht een register bij te houden met daarin opgenomen naam, adres en geboortedatum van alle in het bedrijf werkzame personen. 2. De exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht het register als bedoeld in het eerste lid op eerste vordering ter inzage te geven aan een ambtenaar van politie. Artikel 5.3. Toegang ambtenaren van politie De exploitant en beheerder van een seksinrichting zijn verplicht ervoor te zorgen dat ambtenaren van politie onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot de seksinrichting: a. gedurende de tijd dat de seksinrichting voor bezoekers geopend is; dan wel b. gedurende de tijd dat het bedrijf gesloten dient te zijn en indien ambtenaren van politie hun vermoeden uiten dat daarin of aldaar bezoekers aanwezig zijn. Artikel 5.4. Bescherming van de gezondheid en het zelfbeschikkingsrecht van de prostituee 1. De exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht maatregelen te treffen in het belang van de veiligheid, de hygiëne en de bescherming van de gezondheid van de in het prostitutiebedrijf werkzame prostituee, alsmede de bescherming van de volksgezondheid. 2. De in het vorige lid bedoelde verplichting houdt in ieder geval in dat: a. de seksinrichting dient te voldoen aan de hygiëne-eisen, die door de GGD worden gesteld, zoals vermeld in het Inspectieformulier Hygiëne Seksinrichtingen van de GGDen Gelderland Zuid; b. de exploitant minimaal een keer per jaar een technische hygiëne-inspectie door de GGD of een door de gemeente aangewezen en daartoe gekwalificeerde instantie laat uitvoeren. 86 3. De exploitant en de beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht de in het bedrijf werkzame prostituees in de gelegenheid te stellen zich vier keer per jaar, of vaker wanneer de GGD dit uit het oogpunt van de bescherming van de volksgezondheid noodzakelijk acht, te laten onderzoeken op seksueel overdraagbare aandoeningen en overige aan het beroep gerelateerde klachten overeen-komstig de landelijke richtlijnen van de stichting SOA-bestrijding. 4. Indien een arts vast verbonden is aan de seksinrichting of het escortbedrijf, meldt de exploitant of beheerder schriftelijk de naam en adres van deze arts aan de GGD. 5. De exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht medewerkers van de GGD toegang te verlenen tot het prostitutiebedrijf om voorlichtingsen preventieactiviteiten uit te voeren en voorlichtingsmateriaal te verstrekken gericht op bevordering en instandhouding van de gezondheidssituatie van de in het prostitutiebedrijf werkzame prostituees. 6. De exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht er zorg voor te dragen dat onder de in het prostitutiebedrijf werkzame prostituees voldoende informatie- en voorlichtingsmateriaal in verschillende talen wordt verspreid over de aan prostitutie verbonden gezondheidsrisico's en over de aanwezigheid en bereikbaarheid van instellingen op het gebied van de gezondheids-zorg en de hulpverlening. 7. De exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht een bedrijfsbeleid te voeren waarin de toepassing van veilige sekstechnieken en het zelfbeschikkingsrecht van de prostituee centraal staan. 8. De in het vorige lid bedoelde verplichting houdt in ieder geval in dat: a. in de werkruimten te allen tijde voldoende wettelijk goedgekeurde condooms voor gebruik beschikbaar zijn; b. de prostituee het werken zonder condoom mag weigeren; c. de prostituee klanten en/of bepaalde diensten mag weigeren; d. de prostituee mag weigeren met de klant alcoholhoudende dranken te drinken of andere verdovende middelen te gebruiken; e. de prostituee niet verplicht kan worden zich geneeskundig te laten onderzoeken; f. de prostituee het recht heeft op een vrije artsen keuze; g. voor een seksinrichting of escortbedrijf geen reclame wordt gemaakt waarbij de garantie wordt gegeven of op andere wijze wordt aangegeven dat de in het bedrijf werkzame prostituees vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen; h. op een voor de klant duidelijk zichtbare plaats schriftelijke informatie wordt verstrekt over de toepassing van veilige sekstechnieken en het zelfbeschikkingsrecht van de prostituee. Paragraaf 6. Inwerkingtreding en overgangsbepaling Artikel 6.1. Inwerkingtreding Deze nadere regels treden in werking op 1 oktober 2000. Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders der gemeente Nijmegen in zijn vergadering van 12 september 2000. 87 De burgemeester, De secretaris, mr. E.M. d’Hondt ir. H.K.W. Bekkers Bijlage 2C: Aanwijzingsbesluit Toezichthouders Prostitutie, waarbij de in het besluit benoemde politieambtenaren aangewezen zijn als toezichthouder prostitutie in het kader van hoofdstuk 3 van de APV. Het besluit is voor het eerst op 17 oktober 2000 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB00-251. Na totstandkoming van het besluit op 10 oktober 2000, is het terstond in werking getreden. Aan het besluit is tevens openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 18 oktober 2000. BURGEMEESTER EN WETHOUDERS DER GEMEENTE NIJMEGEN; Gelet op artikel 151a van de Gemeentewet; BESLUITEN: alle politieambtenaren, werkzaam onder verantwoordelijkheid van de regiopolitie GelderlandZuid, aan te wijzen als toezichthouder prostitutie in het kader van hoofdstuk 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen. Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders der gemeente Nijmegen in zijn vergadering van 10 oktober 2000 (Agendapuntnr. 1.5 - CIS-nr. 1103/2000). 88 De Burgemeester, De Secretaris, mr. E.M. d'Hondt ir. H.K.W. Bekkers Bijlage 2D: Besluit van de Burgemeester ex artikel 3.2.1 lid 2 APV tot maximalisering van te verlenen vergunningen voor de exploitatie van seksinrichtingen niet zijnde vaar- of voertuigen en niet zijnde raamprostitutiebedrijven op twaalf. Doelstelling en beoogd effect maakt deel uit van het bijbehorende besluit van Burgemeester en Wethouders van 4 december 2001 (CIS-nr. 1247/2001, agendapuntnr. 1.5) zie ook de hierna volgende bijlage 2E. Burgemeester der gemeente Nijmegen; Overwegende: dat het in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast en het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat geboden is een maximum te verbinden aan het aantal te verlenen vergunningen voor de exploitatie van seksinrichtingen, niet zijnde vaar- of voertuigen en niet zijnde raamprostitutiebedrijven; Gelet op artikel 3.2.1. lid 2 van de Algemene Plaatselijke Verordening; Besluit: Het aantal te verlenen vergunningen voor de exploitatie van seksinrichtingen niet zijnde vaarof voertuigen en niet zijnde raamprostitutiebedrijven op twaalf te stellen. Aldus besloten door de burgemeester der gemeente Nijmegen op 4 december 2001. De burgemeester, mevr. dr. G. ter Horst 89 Bijlage 2E: Besluit van Burgemeester en Wethouders van 4 december 2001 (CISnr. 1247/2001, agendapuntnr. 1.5), ex artikel 3.2.1 lid 2 APV, tot maximalisering van te verlenen vergunningen voor de exploitatie van seksinrichtingen zijnde vaar- of voertuigen op nul. Uit het relevante voorstel aan het College en uit de besluitenlijst blijkt tevens dat Burgemeester en Wethouders ook hebben besloten om: Geen maximum te stellen aan het aantal te verlenen vergunningen voor escortbedrijven. Zie ook het hieraan gerelateerde besluit van de Burgemeester (bijlage 2D) Burgemeester en Wethouders der gemeente Nijmegen; Overwegende: dat het in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast en het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat geboden is een maximum te verbinden aan het aantal te verlenen vergunningen voor de exploitatie van seksinrichtingen, zijnde vaar- of voertuigen; Gelet op artikel 3.2.1. lid 2 van de Algemene Plaatselijke Verordening; Besluiten: Het aantal te verlenen vergunningen voor de exploitatie van seksinrichtingen zijnde vaar- of voertuigen op nul te stellen. Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders der gemeente Nijmegen in zijn vergadering van 4 december 2001. 90 De burgemeester, De secretaris, mevr. dr. G. ter Horst ir. H.K.W. Bekkers Bijlage 2F: Besluit van Burgemeester en Wethouders van 15 juni 2004, agendapuntnr. 1.23, tot regulering van sekswinkels op grond van artikel 3.2.7 van de APV in de vorm van een aanwijzingsbesluit van het centrum als gebied waarin het verboden is om een sekswinkel te exploiteren. Het verbod geldt niet indien sekswinkels zich minimaal op een loopafstand van 500 meter van elkaar bevinden. De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 4 november 2004, de dag na bekendmaking in het gemeenteblad GB04-86 en het huis-aan-huis-blad "De Brug". Hieronder is de letterlijke tekst toegevoegd van het voorstel, overgenomen uit de besluitenlijst, waaromtrent het college conform heeft besloten. 91 1. Het centrum (omsloten door de rivier de Waal, Keizer Traianusplein, St. Canisiussingel, Oranjesingel, Keizer Karelplein, Van Schaeck Mathonsingel, Stationsplein en de spoorlijn Arnhem-Nijmegen) op grond van artikel 3.2.7 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen aanwijzen als gebied waarbinnen het verboden is om een sekswinkel te exploiteren. Dit verbod geldt niet indien sekswinkels zich minimaal op een loopafstand van 500 meter van elkaar bevinden. 2. Voor sekswinkels die reeds binnen een loopafstand van 500 meter van elkaar zijn gevestigd geldt een overgangsregime. Voor deze sekswinkels geldt de afstand van 500 meter nog niet, maar indien de exploitatie van de sekswinkel wijzigt, gaat het afstandscriterium wel gelden. Bijlage 2G: Besluit van Burgemeester en Wethouders en de Burgemeester van 13 juni 2000 (agendapuntnr. 1.10 tot vaststelling van het Handhavingsprotocol Prostitutie (uitgelicht uit bijlage bij raadsvoorstel 112/2000: Deelnota 4 Handhaving prostitutiebeleid, met bijtitel: Zicht op rood licht. Voor de eerste keer gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad GB07-21 en gehanteerd sedert besluitvorming. HANDHAVINGSPROTOCOL PROSTITUTIE Hierna volgt de uitwerking van het handhavingsprotocol prostitutiebeleid. Daarbij is een onderscheid gemaakt in de drie belangrijkste categorieën van overtredingen, te weten: 1) exploitatie zonder vergunning; 2) exploitatie in strijd met de vergunning en 3) exploitatie in strijd met artikel 250a van het Wetboek van Strafrecht (oftewel mensenhandel) 1) exploitatie zonder vergunning Overtreding Exploitatie past niet binnen het prostitutiebeleid (dus niet te legaliseren) Exploitatie past binnen het prostitutiebeleid Politie/ Toezichthouder Waarschuwen en proces-verbaal (pv) c.q. rapport opmaken t.b.v. Openbaar Ministerie resp. gemeente. Waarschuwen en rapport c.q. pv opmaken t.b.v. gemeente en het Openbaar Ministerie. Gemeente Openbaar Ministerie Anderen 1e constatering: schriftelijke waarschuwing; 2e constatering: sluiting voor onbepaalde tijd. 1e constatering: schriftelijke waarschuwing met vermelding van de termijn waarbinnen de vergunning moet worden aangevraagd; 2e constatering: sluiting voor onbepaalde tijd. 1e constatering: pv en vervolgen op grond van de APV. Afhankelijk van de feitelijke situatie evt. inschakeling van bijv. de Arbeidsinspectie, of de Belastingdienst Na 1e constatering: vervolging o.g.v. de APV. Afhankelijk van de feitelijke situatie evt. Inschakeling van bijv. de Arbeidsinspectie, of de Belastingdienst 2 ) exploitatie in strijd met vergunning Overtreding Handelen in strijd met gedragseisen Overschrijden sluitingsuur 92 Politie/ Toezichthouder Pv opmaken tbv gemeente en OM Waarschuwen en rapport opmaken tbv gemeente. Bij tweede constatering ook pv t.b.v. OM. Gemeente Openbaar Ministerie Anderen Intrekking vergunning Zie onder 3) - 1e constatering: schriftelijke waarschuwing; 2e constatering: opleggen van beperkte openingstijden; 3e constatering: tijdelijke sluiting of intrekking Na 2e constatering: vervolging ogv de APV. Afhankelijk van de feitelijke situatie (bijv. te lange arbeidstijden) evt. inschakeling van de Arbeidsinspectie Overtreding Politie/ Toezichthouder Waarschuwen en rapport opmaken tbv gemeente. Bij 1e constatering pv tbv OM. Gemeente 1e constatering: schriftelijke waarschuwing; 2e constatering: tijdelijke sluiting of intrekking; 3e constatering: sluiting voor onbepaalde tijd of intrekking 1e constatering: Schijnbeheer Waarschuwen en volledig pv tbv schriftelijke gemeente en OM. waarschuwing; 2e constatering: tijdelijke sluiting of intrekking; 3e constatering: sluiting voor onbepaalde tijd of intrekking. 1e constatering: Waarschuwen en Wijzigen van de rapport opmaken inrichting zonder schriftelijke t.b.v. gemeente. Bij waarschuwing met voorafgaande tweede constatering vermelding van de toestemming (bijv. ook pv tbv OM. In afwijking van de termijn waarbinnen de geschiktheidsvergunning moet worden verklaring) aangevraagd; 2e constatering: tijdelijke sluiting, of opleggen van een dwangsom; 3e constatering: sluiting voor onbepaalde tijd Waarschuwen en 1e constatering: Gebruik van de rapport opmaken tbv schriftelijke inrichting in strijd gemeente. Bij 2e met de waarschuwing; vergunningsvoorwaa constatering ook 2e constatering: tijdelijke rden of nadere tbv OM pv. sluiting/intrekking/ regels dwangsom; 3e constatering: sluiting voor onbepaalde tijd of intrekking 1e constatering; Overlast voor de Waarschuwen en omgeving rapport opmaken tbv schriftelijke waargemeente. Bij 2e schuwing; constatering ook tbv 2e constatering: tijdelijke OM pv. sluiting of intrekking; 3e constatering: sluiting voor onbepaalde tijd/intrekking Ontbreken van toezicht door de exploitant Openbaar Ministerie Anderen Na 1e constatering pv en vervolgen. Afhankelijk van de feitelijke situatie evt. inschakeling van de Arbeidsinspectie, of de Belastingdienst 1e constatering pv en vervolgen. Afhankelijk van de feitelijke situatie evt. Inschakeling van bijv. De Belastingdienst Na 2e constatering vervolging o.g.v. de APV. Afhankelijk van de feitelijke situatie evt. Inschakeling van bijv. De Arbeidsinspectie, of de Belastingdienst Na 2e constatering vervolging ogv de APV. Afhankelijk van de feitelijke situatie evt. inschakeling van bijv. de Arbeidsinspectie of de Belastingdienst Na 2e constatering pv en vervolgen. - 3) exploitatie in strijd met artikel 250a van het Wetboek van Strafrecht (mensenhandel) Bij de exploitatie van prostitutie kan sprake zijn van strafbare feiten. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar artikel 250a Sr, maar ook naar andere regelgeving die in dit verband van toepassing kan zijn. Indien van dergelijke strafbare feiten sprake is, dan ligt de verantwoorde- 93 lijkheid voor de opsporing en vervolging ervan volgens de gangbare procedures bij het Openbaar Ministerie. Van belang daarbij is dat het Openbaar Ministerie de gemeente over het verloop en de uitkomsten van die procedure informeert, zodat ook tijdig de nodige bestuurlijke maatregelen getroffen kunnen worden, bijvoorbeeld de sluiting van de inrichting. Uitgelicht uit (bijlage van raadsvoorstel 112/2000) Deelnota 4 Handhaving prostitutiebeleid (met bijtitel: Zicht op rood licht). Het protocol is, voorafgaand aan het raadsvoorstel, vastgesteld bij besluiten van Burgemeester en Wethouders en de Burgemeester d.d. 13 juni 2000, agendapunt nummer 1.10 94 Bijlage 3: Vervangend aanwijzingsbesluit (onder intrekking van het voorgaande besluit van 6 februari 2007) van de burgemeester d.d. 15 maart 2012, inzake verblijfsontzegging (aanwijzing wegen, plaatsen en uren op grond van artikel 2.4.1 van de verordening). Tevens mandaat aan de politie met bijbehorende gebruiksinstructies. De inwerkingtreding is, zoals in het besluit geregeld, gesteld op 20 maart 2012, de dag na bekendmaking in het gemeenteblad GB2012-038 en op de site bekendmakingen.nijmegen.nl Betreft: Wijziging in het besluit tot aanwijzing wegen en uren op grond van artikel 2.4.1. APV, mandaat aan de politie en gebruiksinstructies voor dit mandaat, te weten: uitbreiding van het gebied Oranjesingel. De burgemeester van de gemeente Nijmegen Gelet op Artikel 2.4.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening, artikelen 10:4, 10:6 en 10:9 van de Algemene wet bestuursrecht; Besluit: I. Aan te wijzen als wegen en plaatsen, bedoeld in artikel 2.4.1. van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen: 1. gebied Kronenburgerpark: Voorstadslaan (tussen Nieuwe Hezelpoort en Havenweg), Simon Langendampad, Spoorbrugkade, Snelbinder (het gedeelte vanaf de aansluiting met de Stieltjesstraat tot de overbrugging van de Lange Hezelstraat, inclusief de trappen), Nieuwe Marktstraat, Veemarkt, Gravendal, Joris Ivensplein, Kartuizerhof, Rode Toren, Kromme Elleboog, Nieuwe Markt, Bottelstraat, Hof van Kampen, Oude Haven (tussen Rode Toren en Oude Havenstraat), Lange Hezelstraat (tussen Nieuwe Hezelpoort en Papengas), Pijkestraat, Hessenberg, Kroonstraat, Doddendaal (tussen Parkweg en Regulierstraat), Parkdwarsstraat, Achter de Valburg, Parkweg, van Berchenstraat, Kronenburgersingel, Kronenburgerplaats, Kronenburgerpark, Stieltjesstraat, Vredestraat, Nassausingel, Keizer Karelplein (gehele plein, inclusief middenplein), van Schaeck Mathonsingel, Stationsplein, Spoorstraat, Burg. Hustinxstraat, Tunnelweg (centrumzijde), inclusief alle straatjes die bovengenoemde straten met elkaar verbinden; 2. gebied Centrum Lange Hezelstraat (vanaf kruising Pijkestraat richting Grote Markt), Stikke Hezelstraat, Burchtstraat, Korte Nieuwstraat, Emaushof, Marikenstraat, Raadhuishof, Nieuwstraat, Gruitberg, Achter de Hoofdwacht, Kannenmarkt, Grote Markt, Grotestraat (vanaf Burchtstraat t/m Platenmakersstraat), Platenmakersstraat, Spinthuisplaats, Gapershof, mr. Hermanstraat, Broerstraat, Kerkegasje; Pauwelstraat, Koningstraat, Koningshofje, Arsenaalgas, Mariënburg, Passage Mariënburg, Tweede Walstraat, Ziekerstraat, van Welderenstraat, Vlaamse Gas, Eilbrachtstraat, Arksteestraat, Keizer Karelplein (gehele plein, inclusief middenplein), Bisschop Hamerstraat, Molenstraat, Passage Molenpoort, In de Betouwstraat, Smetiusstraat, Eerste Walstraat, Karrengas, Piersonstraat, Zeigelhof, Bloemenburgerhof, Bloemerstraat, Regulierstraat, Bloemerhof, Regulierenhof, Titus Brandsmastraat, Achter de Carmel, Carmelhof, Jodenberg, Doddendaal (vanaf Bloemerstraat t/m Regulierstraat), Plein 1944, Achter de Wiemelpoort, Hendrikhof, Scheidemakershof, Augustijnenstraat, Houtstraat, Houthof, Stikke Hezelstraat, inclusief alle straatjes die bovengenoemde straten met elkaar verbinden; 95 3. gebied St.Josephhof/Hunnerpark Hoogstraat, Lindenberg, Hunnerpark (uitgezonderd het lage gedeelte rond de bloemenklok), Valkhof (tot aan de Waalkade), het gebied onder de Waalbrug (tot aan ´t Meertje, dit gebied staat ook wel bekend als de vluchthaven), Lange Baan, Voerweg (tussen Hoogstraat en voetgangersbrug), Kelfkensbos, St. Jorisstraat, Gerard Noodtstraat, Derde Walstraat, Lunetstraat, Bastionstraat, St. Thomashof, St. Josephhof, Hertogstraat (vanaf Kelfkensbos t/m Gerard Noodtstraat), Hertogplein, Achter de bank, Klein Mariënburg, De Spaarpot, Hertoghof, Wintersoord, Mariënburgsestraat, Raadhuisstraat, Achter de Oude Gracht, inclusief alle straatjes die bovengenoemde straten met elkaar verbinden; 4. gebied Oranjesingel Keizer Karelplein (gehele plein, inclusief middenplein), Oranjesingel(tussen Keizer Karelplein en Berg en Dalseweg), Berg en Dalseweg, Van den Havenstraat, Jacob Canisstraat, Arksteestraat, van Welderenstraat, Eilbrachtstraat, Tweede Walstraat(tussen Eilbrachtstraat en Mariënburgsestraat), Mariënburgsestraat, van Broeckhuysenstraat, van Schevichavenstraat, Staringstraat, Hertogstraat, Prins Hendrikstraat, Daalseweg (tot Groesbeeksedwarsweg), Groesbeeksedwarsweg, Prins Bernhardstraat, Roukensstraat, Vonckstraat, Van Lyndenstraat, Stenen Kruisstraat, Singendonckstraat, Waldeck Pyrmontsingel, Bijleveldsingel, H. Hoogerstraat, Sloetstraat, Nijhoffstraat, Wilhelminasingel, Guyotstraat, Athlonestraat, van Gentstraat, Sweersstraat, Joh. Vijghstraat, Fort Kijk in de Potstraat, Groesbeekseweg (tussen Fort Kijk in de Potstraat en St.Annastraat), St.Annastraat (tussen Keizer Karelplein en Groesbeekseweg), inclusief alle straatjes die bovengenoemde straten met elkaar verbinden. 5. gebied Willemskwartier Thijmstraat, Multatuliplaats, Guido Gezellestraat, Schonckstraat, Brederostraat, Ruusbroeckstraat, Tollensstraat, Jacob van Lennepplaats, Spieghelstraat, Ds. Ter Haarstraat, Hofdijkstraat, Jan Luykenstraat, Maerlantstraat, A. Bijnsstraat, Tesselschadestraat, Beetsplein, Heyestraat, Willemsweg, De Genestetlaan, Potgieterplein, Ten Katestraat, Jacob Catsstraat, Pater van Meursstraat, Helmersstraat, dr. Schaepmanstraat, Da Costastraat, Bilderdijkstraat, Pootstraat, Feithstraat, inclusief alle straatjes die bovengenoemde straten met elkaar verbinden; 6. gebied Bottendaal: jaarlijks in de periode 1 mei tot 1 oktober Van Oldenbarneveltstraat, Stijn Buijsstraat (tussen Graafseweg en van Trieststraat), Burghardt van den Berghstraat, Jan de Wittstraat, Holtermanstraat, van Goorstraat, Cortenaerpad, De Ruyterstraat, Sint Stephanusstraat (tussen Dr.Jan Berendsstraat en Cortenaerpad), Jan van Galenstraat, Leemptstraat, Witte de Withstraat, Piet Heinstraat, van Heemskerckstraat, Bestevaerhof, Trompstraat, Dr Jan Berendsstraat (tussen van Diemerbroeckstraat en Jan van Galenstraat), Graafsedwars-straat, van Diemerbroeckstraat, Arend Noordduijnstraat, Vondelstraat en Graafseweg (tussen van Oldenbarneveltstraat en spoorbrug Graafseweg), inclusief alle straatjes die bovengenoemde straten met elkaar verbinden. 96 II. en als uren te noemen: *voor het gebied Kronenburgerpark: 12.00 uur tot 06.00 uur; *voor het gebied Centrum: 12.00 uur tot 06.00 uur; *voor het gebied St. Josephhof/Hunnerpark: 12.00 uur tot 06.00 uur; *voor het gebied Oranjesingel: 08.00 uur tot 22.00 uur; *voor het gebied Willemskwartier: 12.00 uur tot 06.00 uur; *voor het gebied Bottendaal: 12.00 uur tot 06.00 uur; III. aan de districtschef van Politiedistrict Stad Nijmegen de bevoegdheid te verlenen om de in artikel 2.4.1. APV aan de burgemeester toegekende bevoegdheid tot het doen van bekendmakingen op grond van openbare orde of zedelijkheid (het geven van een verblijfsontzegging) namens de burgemeester in mandaat uit te oefenen, met de mogelijkheid van ondermandaat, onder voorwaarde van een jaarlijkse rapportage over de uitoefening van die bevoegdheid; (de districtschef van politiedistrict Stad Nijmegen heeft bij besluit van 24 oktober 2003 alle hulpofficieren van Justitie, werkzaam in de regio Gelderland-Zuid en fungerend onder verantwoordelijkheid van district Stad Nijmegen, de bevoegdheid verleend om in ondermandaat de bevoegdheid uit artikel 2.4.1. APV uit te oefenen.) IV. Bij het doen van bekendmakingen (het geven van een verblijfsontzegging) op grond van artikel 2.4.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening in mandaat namens de burgemeester dient volgens de hiernavolgende instructies te werk te worden gegaan: In principe krijgt een persoon slechts een verblijfsontzegging voor één van de aangewezen gebieden. Slechts bij uitzondering krijgt iemand een gelijktijdige ontzegging voor meerdere gebieden. Indien er bijzondere omstandigheden zijn, die deze uitzondering noodzakelijk maken, dienen deze in het besluit vermeld te worden. Indien een ontzegging moet worden opgelegd voor een feit, gepleegd op een locatie die binnen meerdere aangewezen gebieden valt, wordt de ontzegging opgelegd voor dat gebied, waarin vrees bestaat voor een nieuwe openbare orde verstoring, gelet op de eerder opgelegde ontzegging/waarschuwing/antecedenten(zie onderstaande voorbereidingsprocedure). In de bekendmaking wordt duidelijk aangegeven welk gebied het betreft en voor welk tijdvak het verbod geldt. Indien de persoon aan wie de verblijfsontzegging gegeven wordt in het gebied woont of werkt waarvoor de ontzegging geldt, wordt dat gebied zodanig aangepast dat die persoon een aanlooproute heeft naar en van zijn woning of werklocatie. In de bekendmaking wordt eenduidig aangegeven op grond van welke feiten de persoon de bekendmaking ontvangt. De verblijfsontzegging wordt in geval van een aanhouding op heterdaad onmiddellijk, dat wil zeggen vóór heenzending, uitgereikt. In geval de verdachte buiten heterdaad binnen twee weken na het gepleegde feit wordt aangehouden, dan wordt alsnog onmiddellijk een ontzegging uitgereikt met dien verstande dat de tussenliggende periode in mindering wordt gebracht op de termijn van de verblijfsontzegging; m.a.w. de termijn begint te lopen op de delictsdatum. Feiten en termijnen tabel Feiten waarvoor ontzegging wordt opgelegd categorie 1: *tippelen in strijd met artikel 3.2.6 APV, lid 1 of lid 2 (tippelen buiten de zone of in strijd met de gestelde voorschriften) *onnodig verblijf op de tippelzone (3.2.6 lid 5 APV) *samenscholing (art. 2.1.1.1 APV) *hinderlijk gedrag (art. 2.4.6, 2.4.8 en 2.4.9 APV) *hinderlijk drankgebruik (art 2.4.7 APV) *openbare dronkenschap (453 Sr en 426 Sr) *baldadigheid (424 Sr) 97 Termijn ontzegging 2 weken Categorie 2 *1e recidive tippelen in strijd met artikel 3.2.6 APV 6 weken *huisvredebreuk in afwerkloods of in het inloopcentrum van de Grift (138 Sr) *bezit van meer dan een gebruikershoeveelheid drugs en gebruik van harddrugs in het openbaar (Opiumwet) *overtreding artikel 2.4.3a (kennelijk dealen), artikel 2.4.3b (gebruik harddrugs op straat), artikel 2.4.3c (samenscholing in verband met drugs)APV Nijmegen *overtreding Wet Wapens en Munitie: traangas, boksbeugels, wapenstokken, steekwapens e.d. *dragen gevaarlijke voorwerpen (2.1.6.8a APV) *vernieling (350 Sr) en openlijke geweldpleging, uitsluitend tegen goederen (141 Sr) *eenvoudige mishandeling (300 Sr) *diefstal met braak, vanuit een auto(311 lid 5 Sr) *belediging ambtenaar in functie (267 Sr) *bedreiging (285 Sr) *negeren bevoegd gegeven ambtelijk bevel (184 Sr) *wederspannigheid (180, 181, 182 Sr) Categorie 3 *2e recidive tippelen in strijd met artikel 3.2.6 APV *overtreding Wet Wapens en Munitie: vuurwapens/schietwapens *dealen harddrugs (Opiumwet) *Zware geweldsmisdrijven: zware mishandeling (302 Sr), (poging tot)doodslag (287 Sr), openlijke geweldpleging uitsluitend tegen personen (art 141 Sr), afpersing (317 Sr), afdreiging (318 Sr) *overtreding verblijfsontzegging (art.2.4.1. APV) 98 12 weken Voorbereidingsprocedure ontzegging Zodra een verdachte is aangehouden en proces-verbaal is opgemaakt voor een geconstateerd feit uit de feitentabel, gepleegd in of in relatie tot de aangewezen gebieden wordt bekeken of hij voldoet aan de volgende voorwaarden: 1.Indien er in de zes maanden voorafgaande aan de aanhouding een verblijfsontzegging is uitgereikt dan wordt opnieuw een ontzegging opgelegd conform de termijnentabel, aangezien er gerechtvaardigde vrees bestaat voor hernieuwde openbare ordeverstoring. 2. Indien er in de zes maanden voorafgaand aan de aanhouding een op naam gestelde waarschuwing is uitgereikt, wordt een verblijfsontzegging opgelegd aan betrokkene conform de termijnentabel, aangezien er gerechtvaardigde vrees bestaat voor hernieuwde openbare ordeverstoring. 3. Indien er geen sprake is van een verblijfsontzegging of waarschuwing in de zes maanden, voorafgaand aan de aanhouding, wordt er door de politie een op naam gestelde waarschuwing uitgereikt aan betrokkene. V. De processen-verbalen voor de feiten uit de feitentabel liggen ten grondslag aan de verblijfsontzegging omdat hieruit kan worden geconcludeerd dat de openbare orde in het betreffende gebied in het geding is door de aanwezigheid van de pleger. Het is niet doorslaggevend of de feiten op straat plaatsvinden, maar er moet wel een relatie met openbare orde zijn. Zo zullen bedreigingen in een winkel of het inloopcentrum wel degelijk relevant zijn voor de openbare orde en ten grondslag kunnen liggen aan een verblijfsontzegging. Tevens kunnen strafbare feiten die zich afspelen in een voor publiek toegankelijke inrichting de basis zijn voor een verblijfsontzegging, indien ze aan alle bovengenoemde voorwaarden voldoen. het eerder genomen besluit van 6 februari 2007 in te trekken en dit nieuwe besluit op de dag na bekendmaking in werking te laten treden. De burgemeester van Nijmegen, drs. W.J.A. Dijkstra Datum: 15 maart 2012 5 99 Bijlage 3a Besluit van de Burgemeester d.d. 9 juni 2009 (registratienummer 09.0014554) (Wijziging en aanvulling eerder besluit tot aanwijzing wegen en uren op grond van artikel 2.4.1 APV, inhoudende tot uitbreiding van het gebied, van toepassingverklaring mandaatbesluit en toevoeging mandaatsinstructies). Betreft: wijziging en aanvulling besluit tot aanwijzing wegen en uren op grond van artikel 2.4.1. APV, in het bijzonder gericht op Meijhorst registratienummer: 09.0014554 De burgemeester van de gemeente Nijmegen d.d. 9 juni 2009 Gelet op Artikel 2.4.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening; Besluit: I. Naast de reeds bij besluit van 6 februari 2007 (GB07-49) aangewezen wegen tevens aanvullend aan te wijzen als wegen en plaatsen, bedoeld in artikel 2.4.1. van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen: omgeving winkelcentrum Meijhorst: het gebied begrensd door de Van Apelterenweg, de 10e straat, 20e straat, 21e straat, 22e straat, 23e straat, 24e straat, 25e straat, 26e straat, 27e straat, 28e straat, 11e straat, 50e straat en door het pad door het park richting de Van Apelterenweg tot aan de Van Apelterenweg. II. en als uren te noemen voor de voor het gebied omgeving winkelcentrum Meijhorst op te leggen ontzeggingen: van 18.00 uur tot 08.00 uur. III. het mandaatsbesluit van 6 februari 2007 (GB07-49 )ook van toepassing te verklaren op de ontzeggingen voor de omgeving winkelcentrum Meijhorst IV. Bij het doen van bekendmakingen (het geven van een verblijfsontzegging) op grond van artikel 2.4.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening in mandaat namens de burgemeester dient volgens de hiernavolgende instructies te werk te worden gegaan: In de bekendmaking wordt duidelijk aangegeven welk gebied het betreft en voor welk tijdvak het verbod geldt. Indien de persoon aan wie de verblijfsontzegging gegeven wordt in het gebied woont of werkt waarvoor de ontzegging geldt, wordt dat gebied zodanig aangepast dat die persoon een aanlooproute heeft naar en van zijn woning of werklocatie. In de bekendmaking wordt eenduidig aangegeven op grond van welke feiten de persoon de bekendmaking ontvangt. De verblijfsontzegging wordt in geval van een aanhouding op heterdaad onmiddellijk, dat wil zeggen vóór heenzending, uitgereikt. In geval de verdachte buiten heterdaad binnen 100 twee weken na het gepleegde feit wordt aangehouden, dan wordt alsnog onmiddellijk een ontzegging uitgereikt met dien verstande dat de tussenliggende periode in mindering wordt gebracht op de termijn van de verblijfsontzegging; m.a.w. de termijn begint te lopen op de delictsdatum. Feiten en termijnen tabel Feiten waarvoor ontzegging wordt opgelegd categorie 1: *samenscholing (art. 2.1.1.1 APV) *hinderlijk gedrag (artt. 2.4.6, 2.4.8 en 2.4.9 APV) *hinderlijk drankgebruik (art 2.4.7 APV) *openbare dronkenschap (453 Sr en 426 Sr) *baldadigheid (424 Sr) *wildplassen (art. 4.3.6 APV) *vervoer zaken verboden handeling als kennelijk doel (art. 2.4.3 APV) *geluidshinder (art. 4.1.1.1 APV) *verontreiniging van de weg (art. 4.3.1.APV) * negeren verboden toegang (art. 461 Sr) Termijn ontzegging 2 weken Categorie 2 *bezit van meer dan een gebruikershoeveelheid 6 weken drugs en gebruik van harddrugs in het openbaar (Opiumwet) *overtreding artikel 2.4.3a (kennelijk dealen), artikel 2.4.3b (gebruik harddrugs op straat), artikel 2.4.3c (samenscholing in verband met drugs)APV Nijmegen *overtreding Wet Wapens en Munitie: traangas, boksbeugels, wapenstokken, steekwapens e.d *dragen gevaarlijke voorwerpen (2.1.6.8a APV) *vernieling (350 Sr) en openlijke geweldpleging, uitsluitend tegen goederen (141 Sr) *eenvoudige mishandeling (300 Sr) *diefstal met braak, vanuit een auto(311 lid 5 Sr) *belediging ambtenaar in functie (267 Sr) *bedreiging (285 Sr) *negeren bevoegd gegeven ambtelijk bevel(184 Sr) *wederspannigheid (180, 181, 182 Sr) 101 Categorie 3 *overtreding Wet Wapens en Munitie: vuurwapens/schietwapens *dealen harddrugs (Opiumwet) *Zware geweldsmisdrijven: zware mishandeling (302 Sr), (poging tot)doodslag (287 Sr), openlijke geweldpleging uitsluitend tegen personen (art 141 Sr), afpersing (317 Sr), afdreiging (318 Sr) *overtreding verblijfsontzegging (art.2.4.1. APV) 12 weken Voorbereidingsprocedure ontzegging Zodra een verdachte is aangehouden en proces-verbaal is opgemaakt voor een geconstateerd feit uit de feitentabel, gepleegd in of in relatie tot de aangewezen gebieden wordt bekeken of hij voldoet aan de volgende voorwaarden: 1.Indien er in de zes maanden voorafgaande aan de aanhouding een verblijfsontzegging is uitgereikt dan wordt opnieuw een ontzegging opgelegd conform de termijnentabel, aangezien er gerechtvaardigde vrees bestaat voor hernieuwde openbare ordeverstoring. 2. Indien er in de zes maanden voorafgaand aan de aanhouding een op naam gestelde waarschuwing is uitgereikt, wordt een verblijfs-ontzegging opgelegd aan betrokkene conform de termijnentabel, aangezien er gerechtvaardigde vrees bestaat voor hernieuwde openbare ordeverstoring. 3. Indien er geen sprake is van een verblijfsontzegging of waarschuwing in de zes maanden, voorafgaand aan de aanhouding, wordt er door de politie een op naam gestelde waarschuwing uitgereikt aan betrokkene. V. De processen-verbalen voor de feiten uit de feitentabel liggen ten grondslag aan de verblijfsontzegging omdat hieruit kan worden geconcludeerd dat de openbare orde in het betreffende gebied in het geding is door de aanwezigheid van de pleger. Het is niet doorslaggevend of de feiten op straat plaatsvinden, maar er moet wel een relatie met openbare orde zijn. Zo zullen bedreigingen in een winkel wel degelijk relevant zijn voor de openbare orde en ten grondslag kunnen liggen aan een verblijfsontzegging. Tevens kunnen strafbare feiten die zich afspelen in een voor publiek toegankelijke inrichting de basis zijn voor een verblijfsontzegging, indien ze aan alle bovengenoemde voorwaarden voldoen. het eerder genomen besluit van 19 mei 2009 in te trekken en dit nieuwe besluit onmiddellijk in werking te laten treden na bekendmaking. De burgemeester, mr. Th.C. de Graaf 102 Bijlage 3b internet Aanvullend aanwijzingsbesluit van de Burgemeester inzake aanwijzing wegen en uren op grond van artikel 2.4.1. APV. Het besluit treedt in werking op 15 december 2010 (terstond na plaatsing op ). Betreft: Wijziging van het aanvullend besluit tot aanwijzing wegen en uren op grond van artikel 2.4.1. APV, mandaat aan de politie en gebruiksinstructies voor dit mandaat tijdens jaarwisseling De burgemeester van de gemeente Nijmegen d.d. 13 december 2010; Gelet op Artikel 2.4.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening, artikelen 10:4, 10:6 en 10:9 van de Algemene wet bestuursrecht; Besluit: I. Naast de reeds bij besluit van 6 februari 2007 (GB07-49) en bij aanvullend besluit van 9 juni 2009 aangewezen wegen tevens aan te wijzen als wegen en plaatsen, bedoeld in artikel 2.4.1. van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen: 1. winkelhart Hatert, te weten het gebied omsloten door de Hatertseweg, Treubstraat, Thorbeckestraat, Malderburchtstraat, Sandenburgstraat, Nijenrodestraat, Zijpendaalstraat, Muiderslotstraat, Geersteinstraat en Craayesteinstraat, inclusief de genoemde straten; 2. winkelcentrum Leuvensbroek e.o., te weten het gebied omsloten door Leuvensbroek e e e e 30 straat, Leuvensbroek 31 straat Leuvensbroek 20 straat, Leuvensbroek 19 straat, e e e Leuvensbroek 17 straat, Leuvensbroek 16 straat, Leuvensbroek 12 straat en Leuvensbroek 11e straat, inclusief de genoemde straten; 3. gedeelte wijk Neerbosch-Oost, te weten het gebied omsloten door de Dorpsstraat, Symfoniestraat, Rhapsodiestraat, Albanystraat, Tubastraat, Bugelstraat, inclusief de genoemde straten. 103 II. en als uren te noemen: *voor de gebieden winkelhart Hatert, winkelcentrum Leuvensbroek e.o en gedeelte wijk Neerbosch-Oost: 31 december van 15.00 uur tot 1 januari , 08.00 uur; *voor het reeds bij besluit van 9 juni 2009 aangewezen gebied winkelcentrum Meijhorst worden voor de periode 31 december tot en met 1 januari andere uren aangewezen, te weten van 15.00 uur tot 08.00 uur; III. te bepalen dat het bij eerdere besluiten aan de districtschef van Politiedistrict Stad Nijmegen verleende mandaat met de mogelijkheid van ondermandaat m.b.t. artikel 2.4.1. APV zich mede uitstrekt tot bovengenoemde tijdelijk aangewezen gebieden. (de districtschef van politiedistrict Stad Nijmegen heeft bij besluit van 24 oktober 2003 alle hulpofficieren van Justitie, werkzaam in de regio Gelderland-Zuid en fungerend onder verantwoordelijkheid van district Stad Nijmegen, de bevoegdheid verleend om in ondermandaat de bevoegdheid uit artikel 2.4.1. APV uit te oefenen.) IV. Bij het doen van bekendmakingen (het geven van een verblijfsontzegging) op grond van artikel 2.4.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening in mandaat namens de burgemeester dient voor de bovengenoemde 3 gebieden en het gebied omgeving Winkelcentrum Meijhorst voor de periode rondom de jaarwisseling volgens de hiernavolgende instructies te werk te worden gegaan: Tijdens de jaarwisseling kan een verblijfsontzegging voor de vier gebieden, te weten onmgeving winkelcentrum Meijhorst, winkelhart Hatert, winkelcentrum Leuvensbroek e.o. en gedeelte wijk Neerbosch-Oost worden opgelegd. Deze vier gebieden zijn zogenaamde geïnventariseerde hotspots, waar op grond van eerdere ervaringen gevreesd wordt voor ordeverstoringen en brandstichtingen. De verblijfsontzegging wordt opgelegd voor maximaal 17 uur rondom de jaarwisseling aan personen die een aantoonbare relatie hebben met ordeverstoringen tijdens de jaarwisseling of waarvan aangetoond kan worden dat gevreesd moet worden voor ordeverstoringen tijdens de jaarwisseling. In de bekendmaking wordt duidelijk aangegeven welk gebieden het betreft en voor welk tijdvak het verbod geldt. Indien de persoon aan wie de verblijfsontzegging gegeven wordt in het gebied woont of werkt waarvoor de ontzegging geldt, wordt dat gebied zodanig aangepast dat die persoon een aanlooproute heeft naar en van zijn woning of werklocatie. In de bekendmaking wordt eenduidig aangegeven op grond van welk(e) feit(en) de persoon de bekendmaking ontvangt. Een verblijfsontzegging voor de jaarwisseling (17-uursverbod) voor de 4 hotspotsgebieden wordt (zonder voorafgaande waarschuwing) opgelegd aan een persoon indien tegen hem/haar in de jaarwisselingsperiode van 27 december vanaf 08.00 uur tot 1 januari , 08.00 uur proces-verbaal wordt opgemaakt voor een van de volgende feiten, gepleegd in de gemeente Nijmegen: de volgende artikelen uit het Wetboek van Strafrecht: artikel 131 (opruiing) artikel 141 (openlijke geweldpleging) artikelen 157/158 (brandstichting, opzet en culpoos) artikelen 161 bis/ter/sexies/septies (vernieling electriciteitswerk of telecommunicatiewerk, opzet en culpoos) artikelen 162/163 (vernieling werk voor openbaar verkeer, opzet en culpoos) artikelen 168/169 (vernieling voertuig, opzet en culpoos) artikelen 170/171 (vernieling/beschadiging gebouw, opzet en culpoos) artikel 184 (indien bevel verband hield met jaarwisselingsoverlast) artikel 186 (samenscholing) artikel 180 (wederspannigheid) artikel 201 (beschadigen post in postbus) artikel 285 (bedreigen met openlijk geweld) indien in relatie tot jaarwisseling of hulpdiensten artikelen 300/301/302/303 mishandeling en zware mishandeling indien in relatie tot jaarwisseling artikelen 307/308 (dood of zwaar letsel door schuld, indien in relatie tot jaarwisseling artikel 350 (vernieling) artikel 351 (vernieling werk van openbaar nut) 104 Een waarschuwing voor een verblijfsontzegging voor de jaarwisseling (17-uursverbod) wordt gegeven aan een persoon indien tegen hem/haar in de jaarwisselingsperiode 27 december vanaf 08.00 uur tot 1 januari 08.00 uur proces-verbaal wordt opgemaakt voor een van de volgende feiten: art 424 WvSr (baldadigheid) artikel 429 WvSr (vuurwerk afsteken met gevaarzetting) art 1.2.7 Vuurwerkbesluit (afsteken vuurwerk met gevaar voor mens/milieu) het voorhanden hebben van verboden vuurwerk: minstens 300 stuks van lijst I of minstens 6 van lijst II of minstens 1 van lijst III of IV. Aan een persoon, die een waarschuwing heeft ontvangen voor een verblijfsontzegging voor de jaarwisseling, kan alsnog een dergelijke ontzegging (17-uursverbod) worden opgelegd indien in de jaarwisselingsperiode 27 december vanaf 08.00 uur tot 1 januari, 08.00 uur proces-verbaal wordt opgemaakt voor een van de bovengenoemde feiten waarvoor direct een ontzegging kon worden opgelegd of waarvoor de waarschuwing werd gegeven De processen-verbalen voor de bovengenoemde feiten uit de feitentabel liggen ten grondslag aan de verblijfsontzegging omdat hieruit kan worden geconcludeerd dat de openbare orde in het betreffende gebied in het geding is door de aanwezigheid van de pleger. De feiten hebben namelijk allemaal een relatie met strafbare feiten zoals die veel gepleegd worden of waarvoor gevreesd wordt tijdens de jaarwisseling, en in het bijzonder in de geïnventariseerde hotspots. De verblijfsontzegging voor de jaarwisseling (17-uursverbod) wordt in mandaat opgelegd middels een door de burgemeester vastgesteld model. De waarschuwing voor een 17-uursverbod wordt in mandaat gegeven middels een door de burgemeester vastgesteld model. V. dit aanvullende besluit onmiddellijk na bekendmaking in werking te laten treden. De burgemeester, mr. Th. C. de Graaf 3 105 Bijlage 4B: Nadere regels op grond van artikel 2.1.5.1, tweede lid onder h, van de Algemene Plaatselijke Verordening ten aanzien van uitstallingen. Datum en kenmerken: Besluit van het college van Burgemeester en Wethouders d.d. 17 april 2012, agendapunt 3.14, registratienummer 11.0013830. De inwerkingtreding is (daags na bekendmaking) op 27 april 2012. Burgemeester en wethouders van Nijmegen. Overwegende , Dat in artikel 2.1.5.1. tweede lid onder h, van de Algemene Plaatselijke Verordening aan het college de bevoegdheid is toegekend regels te stellen ten aanzien van uitstallingen en gebieden aan te wijzen waar dit beleid geldt. Besluiten: A. Het gehele grondgebied van de gemeente Nijmegen aan te wijzen als gebied waar het verbod op grond van artikel 2.1.5.1. niet geldt zodat hier uitstallingen mogelijk zijn mits voldaan wordt aan de door het college vastgestelde nader regels ten aanzien van niet commerciële uitstallingen. B. Dat voor uitstallingen mits voldaan aan de onderstaande nadere regels geen vergunning is vereist. 1. De volgende niet commerciële uitstallingen mogen worden geplaatst a. één bankje parallel aan de gevel, b. ten hoogste twee bakken met bloemen en/of planten, c. andere objecten ter verfraaiing van de winkel of het pand, 2.De volgende commerciële uistallingen mogen worden geplaatst: a. handelswaar b. één speeltoestel voor kinderen 3. Voor het plaatsen van toegestane uitstallingen bedoeld in lid 1 en 2 gelden de volgende voorschriften: a. Plaatsing tegen de gevel, niet breder dan de gevel van de ter plaatse gevestigde onderneming, waartoe de uitstalling behoort, niet hoger dan 1,80 meter en gemeten vanaf de gevel maximaal 0,60 meter diep; b) bankjes mogen maximaal 0,80 meter diep, gemeten vanaf de gevel geplaatst worden. Er dient te allen tijde een vrije doorgang voor voetgangers van ten minste 1,50 meter over te blijven. Tevens dient er te allen tijde een vrije doorgang voor nood- en hulpdiensten van ten minste 4,5 meter over te blijven en rondom brandkranen moet een obstakelvrije ruimte aanwezig zijn met een diameter van 1,8 meter; c) plaatsing uitsluitend tijdens de openingsuren van de winkel; d) de uitstalling past in het straatbeeld en uitstallingen zijn voor hun doel ontworpen en dienen een eigen kwaliteit te hebben als zelfstandig object; e) de vormgeving van de uitstallingen is afgestemd op de architectuur van gebouw of winkelpui, óf legt een direct verband met de te leveren producten; f) uitstallingen zijn gemaakt van hoogwaardige, duurzame materialen (plastic wasmanden, kratten, kartonnen dozen en dergelijke zijn niet toegestaan). Verder zijn de uitstallingen niet in een felle, dominante of sterk contrasterende kleurstelling uitgevoerd; g) wel toegestaan zijn objecten die in eerste instantie ter verfraaiing zijn bedoeld, maar waarop op een terughoudende wijze productaanduidingen zijn aangebracht. Deze productaanduidingen zijn niet in een felle, dominante of sterk contrasterende kleurstelling of lettertype uitgevoerd. 106 h) een uitstalling (of een object ter verfraaiing) waarvan een oppervlak voor meer dan 20% voorzien is van een productaanduiding, is niet toegestaan. I) (reclame)borden zijn niet toegestaan. Het begrip reclamebord kan als volgt gedefinieerd worden: Een bord waarop productaanduidingen, al dan niet met vermelding van prijzen, aangegeven zijn. Reclameborden en -objecten zijn niet toegestaan. Productaanduidingen die vergezeld gaan van prijzen worden beschouwd als reclame en zijn daarom niet toegestaan. j) er mag geen verontreiniging ontstaan of worden veroorzaakt, eventuele ontstane verontreiniging moet dagelijks worden verwijderd; k) de uitstalling mag geen gevaar, schade of hinder opleveren voor personen en goederen, de veiligheid van de weg en het doelmatige beheer en onderhoud van de weg. 4. Dat uitstallingen niet mogen worden geplaatst: a) indien werkzaamheden moeten worden verricht aan, onder, op of boven de weg; b) indien dit een te houden evenement, festiviteit of gebeurtenis in het algemeen belang in de weg staat; c) in de binnenstad tijdens de week van de jaarlijkse Vierdaagsefeesten; d) indien dit door de politie, brandweer of toezichthouders van de gemeente onverwijld wordt geëist in het belang van de openbare orde en veiligheid, de bruikbaarheid van de weg of het e) doelmatig en veilig gebruik van de weg en/of het doelmatig beheer en onderhoud van de weg. 5. In straten met een verkeersfunctie is een uitstalling alleen mogelijk als het trottoir ten minste 2,10 meter breed is. In voetgangersgebieden dient de beschikbare ruimte ten minste 7,20 meter te zijn, opgebouwd uit 0,6 meter uitstalling, 1,5 meter vrije ruimte voetganger, 4,5 meter calamiteitenverkeer en 0,6 meter uitstalling. Bij bankjes dient de beschikbare ruimte omvangrijker te zijn. Uitgaande van 0,8 meter voor bankjes bedraagt de minimale beschikbare ruimte 7,60 meter. 6. Daar waar discussie ontstaat, kan op initiatief van Bureau Stadstoezicht de afdeling Economische Zaken een advies uitbrengen aan de verantwoordelijk portefeuillehouder die een besluit neemt. Het mandaat voor dit besluit wordt verleend aan het afdelingshoofd Economische Zaken. In de afweging worden de uitgangspunten voor het uitstallingenbeleid en ons beleid wat betreft beeldkwaliteit meegenomen. Verder wordt door de afdeling Economische Zaken advies ingewonnen bij de afdeling Stedenbouw & Architectuur en bij het ondernemerscollectief dat de belangen in de betreffende straat vertegenwoordigt waar de discussie afspeelt. College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester, De Gemeentesecretaris, drs. W.J.A. Dijkstra drs. B. van der Ploeg 107 Bijlage 4D Nadere regels op grond van artikel 2.1.5.1, tweede lid onder a, van de Algemene Plaatselijke Verordening met betrekking tot het tijdelijk plaatsen van objecten ten behoeve van (bouw)werkzaamheden. Datum en kenmerken: Besluit van het college van Burgemeester en Wethouders d.d. 17 april 2012, agendapunt 3.14, registratienummer 11.0013830. De inwerkingtreding is (daags na bekendmaking) op 27 april 2012. Burgemeester en wethouders van Nijmegen. Overwegende , Dat in artikel 2.1.5.1. tweede lid onder a, van de Algemene Plaatselijke Verordening aan het college de bevoegdheid is toegekend regels te stellen ten aanzien van bouwobjecten. Besluiten: I. Dat voor de bouwobjecten mits wordt voldaan aan de onderstaande nadere regels geen vergunning is vereist. II. Dat voor het niet vergunningplichtig plaatsen van bouwobjecten de onderstaande voorschriften gelden. Omschrijving en bereik Deze nadere regels hebben betrekking op bouwobjecten die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg of een weggedeelte worden geplaatst ten behoeve van (bouw)werkzaamheden. Begripsbepalingen a. Bouwobject: (verplaatsbaar) materiaal en/of materieel ten dienste van bouw- en onderhoudswerkzaamheden of van de daartoe betrokken personen, zoals: steigers, hoogwerkers, puinbakken, (afzet)containers, keetcontainers, verhuisliften, pompinstallaties, eco-toiletten, zand, cement, stenen en tegels. Eén big bag of één pallet geldt als één bouwobject. Per pand geldt een daarvoor geplaatste steiger als één bouwobject. b. Openbare plaats: een voor het publiek toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg als bedoeld onder c; c. Weg: de weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994. Criteria plaatsen bouwobjecten Het is toegestaan tijdelijk maximaal 4 bouwobjecten te plaatsen indien wordt voldaan aan elk van de volgende voorwaarden: 1. Losse materialen zoals bijvoorbeeld zand en grond worden opgeslagen in een big bag. Losse materialen zoals stenen e.d. worden opgeslagen op een pallet. 2. De duur van de ingebruikname van een openbare plaats bedraagt niet langer dan 4 weken. Tussen een afzonderlijke periode van opslag van bouwobjecten op dezelfde locatie bedraagt de tussenperiode minimaal één week. 3. De bouwobjecten mogen geen hinder opleveren voor het verkeer (zie ook artikel 2.1.5.1, tweede lid onder a APV). 4. Het bouwobject brengt door de omvang of vormgeving, constructie, plaats van bevestiging of het beoogde gebruik geen schade toe aan openbare plaatsen. 5. Het bouwobject of het beoogde gebruik daarvan levert geen gevaar op voor de bruikbaarheid en het doelmatig en veilig gebruik van de openbare plaats en vormt geen belemmering voor het doelmatig beheer en onderhoud van openbare plaatsen. Dit geldt ook voor de bereikbaarheid van rioleringsputten en ondergrondse kabels en leidingen. 6. Het bouwobject of het beoogde gebruik daarvan levert geen overlast op voor gebruikers van in de nabijheid gelegen onroerende zaken. 7. Op een voetpad is een vrije doorgang van tenminste 1,20 meter breed, in een zoveel mogelijk rechte lijn, gewaarborgd voor voetgangers en mensen met een fysieke beperking, zoals rolstoel- en rollatorgebruikers. 109 8. Het bouwobject wordt niet geplaatst op een gehandicaptenparkeerplaats. 9. De bouwobjecten worden zodanig geplaatst dat voorzieningen voor hulpdiensten goed te bereiken en te gebruiken zijn. Opstelplaatsen voor de brandweer blijven goed bereikbaar blijven. Brandkranen, bluswaterwinplaatsen, voedingspunten van droge blusleidingen etc. blijven onbelemmerd te gebruiken. 10. Alle in- en uitgangen, brandgangen en nooduitgangen van nabije panden in de omgeving blijven te allen tijde bereikbaar waarbij de in- en uitgangen aan weerszijden 0.5 meter vrij zijn van bouwobjecten en werkmaterialen. 11. De bouwobjecten mogen geen belemmering vormen voor evenementen, markten, kermissen, andere festiviteiten en/of gebeurtenissen van algemeen belang. 12. De bouwobjecten zijn c.q. worden niet geplaatst één week voorafgaand en tijdens de Vierdaagse en Vierdaagsefeesten. 13. Het bouwobject of het beoogd gebruik daarvan levert geen hinder, overlast of gevaar op voor het milieu. Indien niet aan bovenstaande criteria wordt voldaan, is de betreffende plaatsing van bouwobjecten vergunningplichtig (artikel 2.1.5.1 eerste en tweede lid APV). Voorschriften Onderstaande voorschriften zijn van toepassing op 1. Het plaatsen van de bouwobjecten moet worden gemeld via een digitaal meldingsformulier. Het meldingsformulier moet uiterlijk zijn ingediend om 09.00 uur ’s ochtends op de werkdag vóór de dag dat wordt gestart met het plaatsen van de bouwobjecten. Één van de op de locatie aanwezige personen moet een print- dan wel digitale versie van de ingediende melding kunnen tonen. 2. Binnen de singels dienen buiten de werktijden losse bouwmaatmaterialen en open containers te worden beveiligd middels afgesloten bouwhekken dan wel van de locatie te worden verwijderd. 3. Er mogen geen gevaarlijke situaties ontstaan door onveilig gebruik van vuur, gas en/of elektriciteit. 4. De steigers moeten worden beveiligd tegen het beklimmen door derden. Eventuele bekleding van de steiger* moet onbereikbaar zijn voor derden ( minimaal op 2,5 meter hoogte worden aangebracht) dan wel voldoen aan het criterium "niet gemakkelijk ontvlambaar" alsmede voldoen aan de eis dat bij brand de ontwikkeling van rook of giftige gassen minimaal is. De toegepaste materialen moeten derhalve voldoen aan klasse 4 voor wat betreft de bijdrage tot brandvoortplanting, bepaald overeenkomstig de NEN 6065 tentdoeken welke zijn geïmpregneerd, moeten zijn voorzien van een stempel of een label waarop een waarmerk met de datum van het impregneren c.q. de geldigheidsduur van het impregneren zijn aangegeven. * Overigens is voor reclame-uitingen een afzonderlijke toestemming vereist. 5. Het bouwobject moet voorzien zijn van naam en telefoonnummer van de eigenaar of verhuurder. 110 Opvolgen aanwijzingen Door of namens een bestuursorgaan gegeven aanwijzingen in het kader van het algemene belang, de openbare orde of veiligheid dienen strikt te worden opgevolgd. Deze aanwijzingen kunnen onder andere betrekking hebben op het geheel of gedeeltelijk verplaatsen dan wel verwijderen van de geplaatste bouwobjecten zonder dat de initiatiefnemer aanspraak kan maken op schadevergoeding. Schade Schade die is toegebracht aan gemeentelijke eigendommen als gevolg van het bouwobject zal door de gemeente voor rekening van de initiatiefnemer worden hersteld. College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester, De Gemeentesecretaris, drs. W.J.A. Dijkstra drs. B. van der Ploeg 111 Bijlage 4 E Nadere regels op grond van artikel 2.1.5.1, tweede lid onder i, van de Algemene Plaatselijke Verordening met betrekking tot het aanbrengen van spandoeken. Datum en kenmerken: Besluit van het college van Burgemeester en Wethouders d.d. 17 april 2012, agendapunt 3.14, registratienummer 11.0013830. De inwerkingtreding is (daags na bekendmaking) op 27 april 2012. Burgemeester en wethouders van Nijmegen. Overwegende , Dat in artikel 2.1.5.1. tweede lid onder i, van de Algemene Plaatselijke Verordening aan het college de bevoegdheid is toegekend regels te stellen ten aanzien van het aanbrengen van spandoeken. Besluiten: Dat voor het aanbrengen van spandoeken boven, op of aan de openbare weg geen vergunning is vereist mits is voldaan aan de onderstaande nadere regels. 1. Het spandoek mag aangebracht worden op de daarvoor bestemde voorziening op de volgende locaties zoals aangegeven op de bijbehorende plattegronden; - Van Broekstraat, - Van Boetbergweg, - Graaf seweg, - Berg en Dalseweg, - St. Annastraat, - Krone nburgersingel, - Ha zenkampseweg, - Stationsplei n, - Laau wikstraat, - Nijmegen Oosterhout, nabij Jonagoldstraat 2. Per locatie mogen tegelijkertijd twee spandoeken worden/zijn aangebracht. 3. De tekst op de spandoeken niet commercieel mag zijn; 4. Het spandoek maximaal 2 weken voorafgaand aan het evenement opgehangen worden en 5. De maximale afmetingen van het spandoek zijn 60 cm x 6 meter. College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester, De Gemeentesecretaris, drs. W.J.A. Dijkstra drs. B. van der Ploeg 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 Atlaz Print nqO^eq-ef^ ( C? CP'^'^ € rz h O ^d J paginalvaii2 |G E M E E W T E Ijmegen • Kadastraal perceei y^ gebouw _ / Niet gemeten / Pand ,-'•' overbouw y^ ovenge bebouwing y^ geslotenverharding y^ open verharding y^ groen y^ wateriopen / tenreinafscheiding y^ spoor y^ ovenge objecten JA|- straatnamen I A I huisnummers A l<oIk ^ obstakels 9 noolputten * straatverlichting — ^ hi-~inHI.'i-^nr^n Datum: 19-1-2010 Naam: POOLLO Stadsdeel: N.v.t 0 40m 1:1000 http://agita/Atla2/piintvoorbeeld.asp?xl=186017<Syl=432378&x2=186119&y2=432439&visThemes=Kadasto 122 19-1-2010 Bijlage 5A: Aanwijzingsbesluit (op grond van art. 2.4.11-a en 2.4.11-b) tot uitbreiding stallingverbod centrumgebied. De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 14 juli 2011. Dit is de dag na 13 juli 2011, waarop aan het besluit bekendheid is gegeven via het huis-aan-huis-blad “De Brug”. Onderwerp: Uitbreiding stallingverbod centrum Nijmegen/omgeving station Titus Brandsmastraat, Hoogstraat, kop Voerweg en St. Stevenskerkhof. Kenmerk: Besluit B&W d.d. 4 juli 2011, agendanr.: 3.15, registratienr.: 11.0012298 __________________________________________________________________________ Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, Overwegende, dat in de Titus Brandsmastraat, St. Stevenskerkhof, Hoogstraat en op de kop van de Voerweg fietsklemmen worden geplaatst; dat dit deels samenhangt met het tijdelijk wegvallen van de stallingsvoorzieningen op Plein 1944 in verband met de bouwwerkzaamheden die daar worden uitgevoerd; dat het om te voorkomen dat er overlast en hinder ontstaat door buiten de stallingen geplaatste fietsen gewenst is deze straten toe te voegen aan het gebied waar een verbod geldt om (brom)fietsen buiten de daarvoor aangewezen stallingsvoorzieningen te plaatsen. dat hiermee voorts wordt beoogd de verblijfskwaliteit van deze omgeving te verhogen en mogelijke belemmeringen van het verkeer (hulpdiensten e.d.) te voorkomen; dat hiermee bovendien wordt bijgedragen aan een efficiënt gebruik van de stalling; dat voor wat betreft de Titus Brandsmastraat, Hoogstraat en de kop van de Voerweg wordt aangesloten bij het bestaande stallingsregime in het winkelgebied (stallingsverbod van maandag tot en met zaterdag en op koopzondagen van 12.00 tot 17.00 uur, op koopavonden tot 20.00 uur); dat voor wat betreft St. Stevenskerkhof is aangesloten bij het bestaande stallingsverbod onder de kerkboog tussen de Grote Markt en St. Stevenskerkhof dat permanent geldt; gelet op artikel 2.4.11-a en 2.4.11-b van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen; besluiten: A. De Titus Brandsmastraat, de Hoogstraat en de kop van de Voerweg aan te wijzen als gebied waarbinnen het van maandag tot en met zaterdag en op koopzondagen van 12.00 tot 17.00 uur, en op koopavonden tot 20.00 uur verboden is: (brom)fietsen buiten de daarvoor aangewezen stallingsvoorzieningen te plaatsen (brom)fietsen al dan niet voor onmiddellijk gebruik geschikt langer dan 4 weken onbeheerd in een voor stalling bestemde voorziening achter te laten B. St. Stevenskerkhof aan te wijzen als gebied waarbinnen het permanent verboden is: (brom)fietsen buiten de daarvoor aangewezen stallingsvoorzieningen te plaatsen (brom)fietsen al dan niet voor onmiddellijk gebruik geschikt langer dan 4 weken onbeheerd in een voor stalling bestemde voorziening achter te laten een en ander zoals is aangegeven op de bij dit besluit behorende situatietekening d.d. 06-06-2011 123 C. Besluit Stallingsverbod centrum Nijmegen/omgeving station d.d. 13-05-2008, nr. 08.0008990/3.16 dienovereenkomstig aan te passen. Nijmegen, 4 juli 2011 De Burgemeester, De Gemeentesecretaris, mr. Th.C. de Graaf drs. B. van der Ploeg 124 Overzicht van de straatnamen van de situatietekening d.d. 6 juni 2011: Gebied waarbinnen het van maandag tot en met zaterdag en op koopzondagen van 12.00 tot 17.00 uur, en op koopavonden tot 20.00 uur verboden is: (brom)fietsen buiten de daarvoor aangewezen stallingsvoorzieningen te plaatsen (brom)fietsen al dan niet voor onmiddellijk gebruik geschikt langer dan 4 weken onbeheerd in een voor stalling bestemde voorziening achter te laten ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • 125 Arsenaalgas Arsenaalplaats Arsenaalpoort Augustijnenstraat Bisschop Hamerstraat Bloemerstraat (incl. doorsteek naar Bloemenhof) Broerstraat De Spaarpot Eilbrachtstraat Emaushof Gruitberg Gulden Wagengas Hertoghof Hertogstraat (gedeelte van Kelfkensbos tot Van Broeckhuysenstraat) Hessenberg Hoogstraat Houthof Houtstraat Houtstraat-Titus Brandsmastraat (aansluiting tussen Houtstraat nr. 33 en nr. 35) In de Betouwstraat Jodenberg Kerkegasje Klein Mariënburg Koningstraat Korte Nieuwstraat Kronenburgergas Lange Hezelstraat Mariënburg (tot de aansluiting Mariënburgsestraat) Marienburgsestraat Marikenstraat Moenenstraat Molenstraat Nieuwstraat Pauwelstraat Pijkestraat Plein 1944 plein rondom de Mariënburgkapel Raadhuishof Raadhuisstraat Scheidemakershof Smetiusstraat Stieltjesstraat (gedeelte vanaf Stationsplein tot de aansluiting Nieuwe Marktstraat) Stikke Hezelstraat Titus Brandsmastraat Tweede Walstraat van Broeckhuysenstraat van Schevichavenstraat van Welderenstraat Veemarkt (ter hoogte van Joris Ivensplein) • • • • Vlaamsegas Voerweg (kop van de weg) Wintersoord Ziekerstraat (gedeelte tussen Molenstraat en Tweede Walstraat) Overzicht van de straatnamen van de situatietekening d.d. 6 juni 2011: Gebied waarbinnen het permanent verboden is: (brom)fietsen buiten de daarvoor aangewezen stallingsvoorzieningen te plaatsen (brom)fietsen al dan niet voor onmiddellijk gebruik geschikt langer dan 4 weken onbeheerd in een voor stalling bestemde voorziening achter te laten --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------• • • • • 126 Grote Markt St. Stevenskerk; onderdoorgang (kerkboog) St. Stevenskerkhof Stationsplein (incl. voorplein voormalig streek- en stadsbusstation tevens met inbegrip van het meest westelijk gelegen deel van de Van Schaeck Mathonsingel) Tunnelweg; gebied aan oostzijde Tunnelweg tussen Koninginnelaan en Burg. Hustinxstraat (westzijde station) NIJMEGEN-CENTRUM •^ V Keizer Traianusplein y.<.- Verbod op maandag tot en met zaterdag en op koopzondagen van 12 00 tot 1700 uur, en op koopavonden tot 20.00 uur - (brom)fietsen buiten de daarvoor aangewezen stallingsvoorzieningen te plaatsen - (brom)fietsen al dan niet voor onmiddelijk gebruik gescliikt langer dan 4 weken onbeineerd in een voor stalling bestemde voorziemng achter te laten Permanent verbod - (brom)fietsen buiten de daarvoor aangewezen stallingsvoorzieningen te plaatsen - (brom)fietsen al dan niet voor onmiddelijk gebruik geschikt langer dan 4 weken onbeheerd in een voor stalling bestemde voorziening achter te laten 127 6 JUNI 2011 26784l(adei01 Bijlage 5B: Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 13 juli 1999 (Agendapuntnr. 1.5 - CIS-nr. 741/1999) tot vaststelling van de criteria voor ontheffing-verlening van het stallingsverbod Binnenstad voor fietsen. Het besluit treedt ingevolge art.142 van de gemeentewet in werking op de achtste dag na bekendmaking (voor het eerst gepubliceerd op 13 juli 1999 in gemeenteblad GB99-46), derhalve op 21 juli 1999. Daarnaast is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 21 juli 1999. Onderwerp: Kenmerk: Ontheffingsmogelijkheid stallingsverbod binnenstad voor fietsen. 99.32840 Aangepast bij besluit van Burgemeester en Wethouders van 12 mei 2009 ( agendapunt nr. 3.1, kenmerk 09.0006816) toevoeging van criterium tot ontheffing op bedrijfseconomische gronden. Criteria voor ontheffingverlening van het stallingsverbod Binnenstad voor fietsen: - 128 mensen die al in bezit zijn van een invalidenparkeerkaart of -plaats komen direct in aanmerking voor een ontheffing op het stallingsverbod voor fietsen, mensen die beschikken over een vervoersvoorziening in het kader van de WVG komen direct in aanmerking voor een ontheffing op het stallingsverbod voor fietsen, mensen die beschikken over een aangepaste fiets gericht op het gebruik door mensen met een loophandicap komen direct in aanmerking voor een ontheffing op het stallingsverbod voor fietsen, een huisartsverklaring waaruit blijkt dat door de fiets te gebruiken tegemoet gekomen wordt aan het opheffen van de mobiliteitsbeperking, is voldoende voor een ontheffing, ondernemers die om bedrijfseconomische redenen gebruik maken van een transportfiets. Bijlage 5C: Aanwijzingsbesluit (op grond van art. 2.4.11-a en 2.4.11-b) tot uitbreiding stallingverbod locatie voormalig postkantoor (TPG) bij station. De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 21 oktober 2010. Dit is de dag na 21 oktober 2010, waarop aan het besluit bekendheid is gegeven via het huis-aanhuis-blad “De Brug”. Onderwerp: Uitbreiding stallingsverbod locatie voormalig postkantoor (TPG) bij station Kenmerk: 10.0024111 __________________________________________________________________________ Nijmegen, BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN NIJMEGEN; Overwegende, dat in verband met de aanleg van de parkeergarage aan de Van Schaeck Mathonsingel de tijdelijke fietsenstalling op de hoek Van Schaeck Mathonsingel-Stationsplein is verplaatst; dat een nieuwe locatie voor deze tijdelijke stalling is gevonden op de plek van het voormalige postkantoor (TPG) bij het station; dat het om overlast en hinder door buiten de stallingen geplaatste fietsen te voorkomen gewenst is deze locatie toe te voegen aan het gebied waar in Nijmegen een verbod geldt fietsen buiten de stallingsvoorzieningen te plaatsen; dat hiermee voorts wordt beoogd de verblijfskwaliteit van deze omgeving te verhogen en mogelijke belemmeringen van het verkeer (hulpdiensten e.d.) te voorkomen; dat hiermee bovendien wordt bijgedragen aan een functioneel gebruik van de stalling; dat het Stationsplein is opgenomen in het gebied waar permanent een stallingsverbod geldt; dat het voor de hand ligt de aanliggende locatie van het voormalige postkantoor waar de nieuwe stalling is ingericht toe te voegen aan dit gebied; gelet op artikel 2.4.11-a en 2.4.11-b van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen; besluiten: het terrein nabij de aansluiting Stationsplein-Stieltjesstraat waar voorheen het TPG-gebouw stond en dat nu ingericht is als fietsenstalling aan te wijzen als gebied waarbinnen het permanent verboden is: (brom)fietsen buiten de daarvoor aangewezen stallingsvoorzieningen te plaatsen (brom)fietsen al dan niet voor onmiddelijk gebruik geschikt langer dan 4 weken onbeheerd in een voor stalling bestemde voorziening achter te laten een en ander zoals is aangegeven op de bij dit besluit behorende situatietekening d.d. 20-09-2010; De Burgemeester, mr. Th.C. de Graaf 129 De Gemeentesecretaris, drs. B. van der Ploeg G E M E E N T E mSiijmegen Bijlage 5D Onderwerp: Tijdelijk stallingsverbod locatie van Schaeck Mathonsingel ten zuiden van gebouw Metterswane (terreinvoormalig chinees restaurant) Kenmerk: 13.0005475 Nij megen - I MEI 2013 B U R G E M E E S T E R EN WETHOUDERS VAN NIJMEGEN; Overwegende, dat er op het terrein aan de van Schaeck Mathonsingel ten zuiden van gebouw Metterswane waar voorheen een chinees restaurant gevestigd was tijdelijk fietsklemmen wordend geplaatst; dat op deze plek stallingsruimte wordt geboden tot het moment dat de stallingsruimte op de nieuwe locatie van Doornroosje wordt opgeleverd; dat deze tijdelijke fietsenstalling ca. twee jaar in gebruik blijft en fietsers daarna dus terecht kunnen in de stalling bij Doornroosje; dat het om overlast en hinder door buiten de stallingen geplaatste fietsen te voorkomen gewenst is deze locatie tijdelijk aan te wijzen als gebied waar een verbod geldt fietsen buiten de stallingsvoorzieningen te plaatsen; dat hiermee voorts wordt beoogd de verblijfskwaliteit van deze omgeving te verhogen en mogelijke belemmeringen van het verkeer (hulpdiensten e.d.) te voorkomen; dat hiermee bovendien wordt bijgedragen aan een functioneel gebruik van de stalling; dat het nabijgelegen Stationspiein al is opgenomen in het gebied waar permanent een stallingsverbod geldt; gelet op artikel 2.4.11-a en 2.4.11-b van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen; gelet op Mandaat-, Volmacht- en Machtigingsbesluit gemeente Nijmegen (2013) vastgesteld op 18 december 2012 (agendapunt 3.40, registratienummer 12.0015860), mandaatregister Mobiliteit volgnr. 18 en 19; beslulten: Voor de periode 15 april 2013 tot 15 april 2015, over zoveel langer of korter dan nodig tot de stalling bij Doornroosje klaar is, het terrein aan de noordzijde van de van Schaeck Mathonsingel ten zuiden van gebouw Metterswane (waar voorheen een chinees restaurant gevestigd was) dat nu ingericht is als fietsenstalling aan te wijzen als gebied waarbinnen het verboden is: 130 Verkeersbesluit • • 2 (brom)fietsen buiten de daarvoor aangewezen stallingsvoorzieningen te plaatsen (brom)fietsen al dan niet voor onmiddelijk gebruik geschikt langer dan 4 weken onbeheerd In een voor stalling bestemde voorziening achter te laten een en ander zoals is aangegeven op de bij dit besluit behorende situatietekening d.d. 08-04-2013; 131 bsl-tijd stallingsverbod V S M S terrein voorm Ctiinees april 2013.fvlvdN.doc Page 1 of 1 Print voorbeeld 200 m 1 : 1718 Geprint op 14:39 4/13/2013 Gemeente Nijmegen 132 http://alana/atlaz2/commands/printadvanced/print_preview_landscape.asp 8-4-2013 Atlaz Print pagina 1 van 2 133 http://agita/Atlaz/printvooiteeld.asp?xl=l 868 ll&yl=428327&x2=l 8759 l&y2=428794&visThenies=KleurenpIattegrond;gebouw;Niet%20genieten;Pand;overbouw;overi^^ 20-9-2010 Bijlage 6: Besluit van de burgemeester, d.d. 16 april 2008, waarbij op grond van artikel 30b Wet op de kansspelen en artikel 2.3.3.4, lid 3 APV beleidsregels worden gegeven ten behoeve van het stellen van voorschriften en beperkingen aan vergunningen zoals bedoeld in artikel 2.3.3.2, lid 1 van de APV. De beleidsregels zijn gepubliceerd op 23 april 2008 als onderdeel van gemeenteblad nummer GB08-60. De inwerkingtreding is op 24 april 2008. Beleidsregels speelautomatenhallen in Nijmegen De Burgemeester van de gemeente Nijmegen; Gelet op artikel 30b Wet op de kansspelen en artikel 2.3.3.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen belast met het toezicht op de speelautomatenhallen; BESLUIT: 1. Het aantal speelautomaten en het daaraan te koppelen aantal spelersplaatsen dat mag worden opgesteld in de 3 Nijmeegse speelautomatenhallen als volgt te maximeren: a. de vestiging van JVH Gaming in Dukenburg: 130 automaten, met niet meer dan 242 spelersplaatsen; b. de vestiging van JVH Gaming in de Tweede Walstraat: 75 automaten, met niet meer dan 97 spelersplaatsen; c. de vestiging van Walk-in amusementscenter in de Bloemerstraat: 55 automaten, met niet meer dan 55 spelersplaatsen. 2. In geval van een nieuwe ondernemer voor de speelautomatenhal op grond van omstandigheden zoals zijn gegeven in artikel 2.3.3.8 APV stelt de burgemeester, uitgaande van het in het eerste artikel toegestane aantal speelautomaten, het daaraan te koppelen aantal spelersplaatsen vast met inachtneming van de volgende uitgangspunten: a. bij plaatsing van meerspelers, die als één speelautomaat gerekend worden, mag het daadwerkelijk te realiseren aantal spelersplaatsen niet uitstijgen boven het aantal spelersplaatsen dat gerealiseerd zou kunnen worden indien elke automaat slechts één spelersplaats zou bieden; b. de burgemeester kan van de voorgaande bepaling afwijken, indien dat naar zijn oordeel in het belang is van de zogeheten ‘ideale mix’ op grond van de landelijke Handreiking Gemeentelijke Speelautomatenbeleid uit 2003. 3. Dit besluit treedt in werking 1 dag na publicatie in het Gemeenteblad. Aldus besloten door de Burgemeester van de gemeente Nijmegen, de dato 16 april 2008. De Burgemeester mr. Th. C. de Graaf 134 Bijlage 7A: Besluit van 12 september 2003 tot wijziging type huisvuilzak voor restafval, genomen door het hoofd van de afdeling Milieu (gemandateerd bij besluit van Burgemeester en Wethouders van 14 november 2000, agendapunt nr. 1.15, registratienr. 0.86408). De inwerkingtreding is conform het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet gesteld op 2 oktober 2003. Het eerder genoemde besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 14 november 2000 vervalt slechts gedeeltelijk, voor zover het betreft de vaststelling van het type huisvuilzak. Het besluit is voor het eerst op 24 september 2003 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB03-89 en daarbij is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 1 oktober 2003. Besluit tot vaststelling van het type huisvuilzak als bedoeld in artikel 4.2.2.3 van de APV Datum besluit: 12-09-2003 Onderwerp Wijziging type vuilniszak voor huishoudelijk restafval Registratienummer 3.52327 Bijlage 7B opdruk groene vuilniszak voor restafval Mandaat Voor het nemen van dit besluit is gemachtigd het hoofd milieu bij besluit van 14-11-2000, gepubliceerd op 20-12-2000. Korte toelichting Recentelijk heeft DAR Milieudiensten haar logo veranderd waardoor de opdruk op de groene huisvuil-zak zal gaan wijzigen. Dit maakt het noodzakelijk dit nieuwe type vuilniszak conform artikel 4.2.2.3. van de APV vast te stellen. Tevens wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om het reprint logo aan te brengen teneinde de huisvuilzak beter beschermd te laten zijn tegen illegale namaak. De huidige opdruk van de huisvuilzak is: DAR Milieudiensten Restafval gemeente Nijmegen zoals vastgesteld in de collegevergadering van 14 november 2000 (nr. 0.86408). Deze opdruk op de groene huisvuilzak zal gelijk bijgesloten bijlage per 1 oktober 2003 worden gewijzigd in: Dar ® www.dar.nl restafval gemeente Nijmegen Het opschrift op de verpakking van een rol vuilniszakken “TARIEF HUISVUILZAK GEMEENTE NIJMEGEN” blijft ongewijzigd. 135 Omdat de bestaande voorraad zakken met het oude opschrift tijdelijk ook nog verkocht zal worden en de bewoners van Nijmegen in de gelegenheid moeten zijn om deze op te maken, wordt een over-gangstermijn van 6 maanden in acht genomen, ingaand op de datum van in werkingtreding van dit besluit. Besluiten 1. Per 1 oktober 2003 groene vuilniszakken met de opdruk: Dar ® www.dar.nl restafval gemeente Nijmegen vast te stellen als het toegestane type vuilniszak voor huishoudelijk restafval, zoals bedoeld in artikel 4.2.2.3 van de APV. 2. Als overgangstermijn tot 6 maanden na vaststelling van dit besluit toe te staan, dat restafval wordt aangeboden in groene vuilniszakken zoals vastgesteld in het besluit d.d. 14-11-2000 nr. 0.86408. 3. Het besluit d.d. 14-11-2000 nr. 0.86408 ten aanzien van de vaststelling van het type vuilniszak komt per 1 oktober 2003 te vervallen. Namens burgemeester en wethouders van Nijmegen, Drs. T.B. Yap Hoofd afdeling Milieu 136 Auteursrecht voorbehouden Bijlage behorend bij besluit 3.52327 d.d. 12 september 2003 137 Bijlage 8: Besluit van de Burgemeester van 28 november 2007 tot vaststelling van de beleidsregels stadionomgevingsverboden (2008 - onder intrekking van de voorgaande beleidsregels 2004) (als bedoeld in artikel 2.2.11 APV ), waarbij mandatering aan politiedistrict Stad Nijmegen (met de mogelijkheid van ondermandaat). In het besluit is de inwerkingtreding bepaald op 1 januari 2008, op welk tijdstip Gemeenteblad GB08-13 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB07-123. De burgemeester van de gemeente Nijmegen d.d. 28 november 2007 Gelet op Artikel 2.2.11 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV); Overwegende dat De beleidsregels stadionomgevingsverboden 2004 ten aanzien van het begrip ‘stadion’ niet voldoende duidelijk waren. In de gewijzigde beleidsregels duidelijker is opgenomen dat ordeverstorende gedragingen in alle stadions van betaald voetbal organisaties kunnen leiden tot een Nijmeegs stadionomgevingsverbod. De KNVB voor het voetbalseizoen 2007-2008 de richtlijnen met betrekking tot de termijnen voor stadionverboden heeft geactualiseerd. De oude richtlijnen met betrekking tot termijnen voor een stadionverbod in de “beleidsregels stadionomgevingsverboden” daarmee niet langer actueel waren. Uit de praktijk bleek dat het in artikel 2.2.6. APV (oud) bepaalde gebied te omvangrijk was. De omschrijving van het gebied waarvoor de stadionomgevingsverboden kunnen worden opgelegd is aangepast. In de beleidsregels nu nadere uitvoeringsvoorschriften zijn opgenomen. Deze uitvoeringsvoorschriften zijn van toepassing op degene die de bevoegdheden van de burgemeester terzake in mandaat uitoefenen en moeten garanderen dat het besluitvormingsproces zorgvuldig verloopt. Besluit I. Gewijzigd vast te stellen de ‘beleidsregels stadionomgevingsverboden’; II. Aan de districtschef van het politiedistrict Stad Nijmegen de bevoegdheid te verlenen om de in artikel 2.2.11 van de APV aan de burgemeester toegekende bevoegdheid tot het opleggen van een stadionomgevingsverbod namens de burgemeester in mandaat uit te voeren, met de mogelijkheid van ondermandaat, onder de voorwaarde van een jaarlijkse rapportage over de uitoefening van die bevoegdheid; III. De inwerkingtreding te bepalen op de dag na publicatie in het Gemeenteblad en “De Brug”. IV. Het besluit van 2 november 2004 (beleidsregels stadionomgevingsverboden 2004) in te trekken 138 Beleidsregels Stadionomgevingsverbod 1. Algemeen Op grond van artikel 2.2.11 van de APV kan de burgemeester in het belang van de openbare orde aan een persoon schriftelijk het verbod opleggen zich op te houden in de omgeving van het Goffertstadion vanaf 4 uur voor het vastgestelde aanvangstijdstip tot 4 uur na afloop van voetbalwedstrijden. Het verbod geldt voor een bepaalde periode en is niet langer dan twee jaar. Indien een persoon de openbare orde 1. in een stadion van een Nederlandse betaald voetbalvereniging, of 2. in de omgeving van een dergelijk stadion heeft verstoord, of 3. bij een onder auspiciën van de UEFA georganiseerde uitwedstrijd van NEC de orde heeft verstoord, en 4. daarvoor een privaatrechtelijk stadionverbod van de KNVB heeft gekregen krijgt deze persoon, indien aan de onderstaande voorwaarden daarvoor is voldaan, tevens een bestuursrechtelijk stadionomgevingsverbod binnen de gemeente Nijmegen opgelegd. Het verbod kan ook worden opgelegd aan een persoon aan wie een strafrechtelijk stadionverbod is opgelegd. Indien er een stadionomgevingsverbod wordt opgelegd als aanvulling op een strafrechtelijk stadionverbod of wegens verstoring van de openbare orde zonder dat dit heeft geleid tot het opleggen van een (privaatrechtelijk dan wel strafrechtelijk) stadionverbod, zullen bij het opleggen van een stadionomgevingsverbod deze beleidsregels analoog worden toegepast. 2. Gebied Het gebied waarvoor een stadionomgevingsverbod wordt opgelegd wordt omsloten door: Hatertseweg - Weg door Jonkerbos - Tarweweg - Nieuwe Dukenburgse weg - Muntweg Wezenlaan - Slotemaker de Bruïneweg. Ten aanzien van bovengenoemde wegen geldt dat deze wegen zelf geen deel uitmaken van het gebied waarvoor het stadiongebied van toepassing is. 3. Gedragingen en termijnen stadionomgevingsverbod Of naast een stadionverbod tevens een stadionomgevingsverbod wordt opgelegd hangt af van de ernst van de gedraging en de (verwachte) impact van de gedraging op de openbare orde. Er worden door de burgemeester enkel stadionomgevingsverboden opgelegd naar aanleiding van gedragingen die een mogelijk effect op de openbare orde kunnen (gaan) hebben. Voor de overige gedragingen wordt in principe geen stadionomgevingsverbod opgelegd. Wanneer een stadionomgevingsverbod wordt opgelegd correspondeert de duur van het verbod met de duur van het stadionverbod volgens de richtlijn Termijn Stadionverbod KNVB, met als maximum een duur van 24 maanden. Wanneer door de KNVB of NEC wordt besloten tot oplegging van een voorwaardelijk stadionverbod wordt daarbij aansluitend eveneens een voorwaardelijk stadionomgevingsverbod opgelegd. 139 In onderstaand schema wordt weergegeven wanneer en voor hoelang er een stadion(afgekort SV) en een stadionsomgevingsverbod (afgekort SOV) wordt opgelegd. Gedraging Overtreding van de wet ID Opgeven valse naam Overtreding APV Poging tot brandstichting met geringe gevaarzetting Niet voldoen aan een bevel of vordering van personen die belast zijn met de kaartcontrole en/of het handhaven van de orde, waaronder politie en stewards Valsheid in geschrift Beledigen en/of kwetsen van personen Diefstal of verduistering Baldadigheid/provocatie Openbare dronkenschap in of rond het stadion Overtreding van de Opiumwet (Geringe) vernieling of beschadiging Overtredingen van de KNVB standaardvoorwaarden niet nader en/of afzonderlijk genoemd in deze richtlijn Niet voldoen aan verplichte combiregeling Poging tot binnendringen van het stadion Schaden van het aanzien en/of belang van het voetbal Gooien van voorwerpen en/of vloeistoffen Aanbieden/verkopen van toegangskaarten Bezit of verkoop van illegale kaarten Opruiing Huisvredebreuk/lokaalvredebreuk buiten het stadion (stadionterrein en omgeving) Brandstichting met geringe gevaarzetting Wederspannigheid Eenvoudige mishandeling Overtreding van de Wet Wapens en Munitie Openlijke geweldpleging Voorhanden hebben en/of afsteken van vuurwerk Belediging groep c.q. verpreiding discriminatoire uitlatingen (Ernstige) vernieling of beschadiging Poging tot brandstichting met ernstige gevaarzetting Poging zware mishandeling Bedreiging Huisvredebreuk/lokalvredebreuk in het stadion Binnendringen van het stadion met geweld Betreden van het speelveld (erfvredebreuk) Vernieling met ernstige gevolgen Afsteken van een vuurwerkbom 140 Maanden SV 3 voorwaardelijk 3 9 9 9 Maanden SOV 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 Afhankelijk van de overtreding 9 tot 24 maanden 12 12 12 Afhankelijk van het feit en/of de gevolgen: 12 tot 24 18 18 18 18 9 9 9 9 - 18 18 18 18 Afhankelijk van de omschrijving en/of de gevolgen: 18 tot 36 18 24 24 36 36 36 36 48 60 60 60 - 18 18 18 18 18 18 gelijk aan het Sv, met een maximum van 2 jaar 18 24 24 24 24 24 24 24 24 Mishandeling met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge c.q. zware mishandeling Brandstichting met ernstige gevaarzetting Poging doodslag Deelneming aan een aanval of een vechterij Mishandeling met de dood ten gevolg Doodslag Deelneming aan aanval of vechterij de dood ten gevolge 60 24 60 60 60 240 (20 jaar) 240 (20 jaar) 240 (20 jaar) 24 24 24 24 24 24 4. Regels met betrekking tot uitoefening van de bevoegdheid in mandaat De politie is belast met de actieve handhaving van het stadionomgevingsverbod. De uitoefening van het mandaat is strikt gebonden aan de onderstaande uitvoeringsregels. Ten aanzien van de voorbereiding van het besluit geldt: • De gemandateerde onderzoekt of de feiten op grond waarvan de KNVB het stadionverbod heeft opgelegd voldoende aannemelijk zijn om ook een stadionomgevingsverbod voor op te kunnen leggen. • De gemandateerde maakt het voornemen tot het opleggen van het stadionomgevingsverbod schriftelijk bekend aan de persoon aan wie het verbod wordt opgelegd. • De persoon aan wie het voornemen tot het opleggen van het stadionomgevingsverbod wordt bekendgemaakt wordt in de gelegenheid gesteld binnen twee weken zijn of haar zienswijze naar voren te brengen Het uitbrengen van de zienswijze kan schrifelijk of mondeling gebeuren. • Indien de zienswijzen naar het oordeel van gemandateerde leiden tot nieuwe feiten of inzichten die tot heroverweging van het voornemen tot oplegging van het stadionverbod zouden moeten leiden, treedt gemandateerde in overleg met de Afdeling Veilgheid van de gemeente Nijmegen. • Ten aanzien van het besluit tot oplegging van het stadionomgevingsverbod geldt: • Indien de zienswijzen geen nieuwe feiten of inzichten opleveren die die er toe moeten leiden dat er geen stadionomgevingsverbod zou moeten worden opgelegd, wordt het stadionomgevingsverbod opgelegd. • Het stadionomgevingsverbod wordt persoonlijk en schriftelijk aan de betreffende persoon bekendgemaakt. • Binnen twaalf weken na oplegging van het stadionverbod wordt het stadionomgevingsverbod opgelegd. • In de beschikking wordt duidelijk aangegeven voor welk tijdvak het stadionomgevingsverbod geldt en op grond van welke feiten een stadionomgevingsverbod wordt opgelegd. • Een stadionomgevingsverbod duurt maximaal twee jaren (24 maanden) maar nooit langer dan het stadionverbod dat door de KNVB ten aanzien van dezelfde gedraging is opgelegd. • Indien een stadionverbod opgelegd door de KNVB eerder wordt beëindigd, heroverweegt de burgemeester het nut en de noodzaak van het door hem opgelegde stadionomgevingsverbod. • Een stadionomgevingsverbod geldt voor een bepaalde termijn en derhalve voor alle wedstrijden, ongeacht het risicoprofiel van die wedstrijden, in dat tijdvak. De burgemeester, mr. Th. C. de Graaf 141 Bijlage 9B: Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 10 december 2013, agendapunt nr. 4.2 (Aanwijzing collectieve festiviteiten horeca 2014). Onderwerp: Aanwijzing collectieve festiviteiten horeca 2014 Kenmerk: 13.0015768 Samenvatting (overgenomen uit het ambtelijke voorstel aan het college, d.d. 29-11-2013): Volgens de ’Festiviteitenregeling voor inrichtingen’ uit de APV wijst het college jaarlijks een aantal dagen aan als collectieve festiviteit voor inrichtingen die onder het Activiteitenbesluit vallen. Er geldt dan een collectieve verruiming van de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit. De navolgende data en tijden in aan te wijzen als collectieve festiviteiten: - 1 januari 2014 00.00 – 04.00 uur (nieuwjaarsnacht), (besluit van 05-02-2013) - 1 maart 12.00 – 2 maart 01.00 uur (carnaval) - 2 maart 14.00 – 3 maart 01.00 uur (carnaval) - 3 maart 10.00 – 4 maart 01.00 uur (carnaval) - 4 maart 10.00 – 00.00 uur (carnaval) - 2 februari 19:00 – 3 februari 01:00 uur (Big Street Live) - 22 februari 19.00 – 23 februari 01.00 uur (Tribute festival) - 12 april 20.00 – 13 april 01.00 uur (Billy in Bottendaal) - 21 april 15.00 – 23.00 uur (Easter Jazz) - 12 juli 14.00 – 13 juli 00.30 uur (vierdaagsefeesten) - 13 juli 14.00 – 14 juli 00.30 uur (vierdaagsefeesten) - 14 juli 14.00 – 15 juli 00.30 uur (vierdaagsefeesten) - 15 juli 14.00 – 16 juli 00.30 uur (vierdaagsefeesten) - 16 juli 14.00 – 17 juli 00.30 uur (vierdaagsefeesten) - 17 juli 14.00 – 18 juli 00.30 uur (vierdaagsefeesten) - 18 juli 14.00 – 19 juli 01.00 uur (vierdaagsefeesten) - 18 september 20.30 - 19 september 01.00 uur (Popronde) gewijzigd bij besluit B&W van 25-03-2014, nr. 3.18 - 1 november 21.00 - 2 november 01.00 uur (Troost van Oost) - 1 januari 2015 00.00 - 04.00 uur (nieuwjaarsnacht) 142 Bijlage 10: Besluit van de Burgemeester van 18-02-2008 tot vaststelling van de beleidsregels bootfeesten (gebaseerd op artikel 2.2.2 APV). Het besluit is voor het eerst op 4 juni 2008 gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB08-75 en daarbij is aan het besluit openbare bekendheid gegeven in "de Brug" van 4 juni 2008. De datum van inwerkingtreding, gekoppeld aan de publicatiedatum is op 5 juni 2008. Beleidsregels bootfeesten (2008) De burgemeester van Nijmegen, Gelet op artikel 2.2.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen, Besluit: I Vast te stellen de ‘beleidsregels bootfeesten 2008’; II De inwerkingtreding te bepalen op de dag na publicatie in het Gemeenteblad en “De Brug”; III De ‘beleidsregels bootfeesten 2002’ te laten vervallen. Beleidsregels Bootfeesten 2008 Algemeen Af en toe worden er in Nijmegen op passagiersschepen grootschalige dansfeesten georganiseerd. Dit houdt in dat een passagiersschip een aantal uren aan de Waalkade ligt terwijl feestgangers zich inschepen. Gedurende een deel van de nacht wordt er vervolgens een rondtocht over de Waal gemaakt. Tot slot wordt er weer aangemeerd en verlaten de passagiers het schip. Ter bescherming van de openbare orde en veiligheid, het beperken van geluidsoverlast, parkeeroverlast, vernielingen en baldadigheid bij het in- en uitschepen en de bescherming van de veiligheid aan boord van het passagiersschip is dit gereguleerd middels de ‘beleidsregels bootfeesten 2002’. Deze beleidsregel is in 2008 geactualiseerd. Juridisch kader Op grond van artikel 2.2.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen is het verboden om zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren. Het houden van een dansfeest op een passagiersschip wordt beschouwd als een evenement waarvoor een vergunning nodig is. Aan de vergunning worden een aantal voorwaarden verbonden. De vergunning geldt voor zover het passagiersschip zich binnen de grenzen van Nijmegen bevindt en is aangemeerd aan de Waalkade. Op grond van de Acte van Mannheim hebben schepen namelijk vrije doorgang en is op een varend schip alleen de landelijke nautische regelgeving van toepassing. Begripsomschrijvingen 143 In deze beleidsregels wordt verstaan onder: Bootfeest: Organisator: Passagiersschip: Vergunning: Waalkade: Een feest op een passagiersschip dat gedurende een vastgestelde tijd een vaartocht maakt. De natuurlijke of rechtspersoon onder wiens verantwoordelijkheid een bootfeest wordt georganiseerd. Een schip dat is gebouwd en ingericht voor het vervoer van passagiers. Voor zover niet anders is aangegeven de evenementenvergunning op grond van artikel 2.2.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen. Het kadegedeelte langs de Waal. Procedure Een verzoek om een vergunning voor een bootfeest wordt ten minste twaalf weken voor de datum waarop het evenement plaatsvindt ingediend bij de burgemeester. De vergunningaanvraag gaat vergezeld van: • Een melding aan de havenmeester om aan de kade te mogen aanmeren op grond van artikel 3.1 van de Haven- en Kadeverordening. • Een verzoek om ontheffing voor het schenken van alcoholische dranken op het schip op grond van artikel 35 van de Drank- en Horecawet. • Een afschrift van een certificaat van onderzoek als bedoeld in artikel 1.03 van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn. • Een afschrift of een aanvraag van een gebruiksvergunning als bedoeld in artikel 2.1.1 van de Brandveiligheidsverordening van de gemeente Nijmegen. Bureau Vergunningen van de gemeente Nijmegen coördineert de totstandkoming van de evenementenvergunning die door de burgemeester wordt verleend dan wel geweigerd. Voorwaarden Aan de vergunning worden in het kader van geluid, veiligheid, brandveiligheid en de openbare orde de onderstaande voorwaarden verbonden. Algemeen 1.1 Certificaat van onderzoek Een passagiersschip waarop een bootfeest wordt gehouden dient te beschikken over een certificaat van onderzoek als bedoeld in artikel 1.03 van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn. Aan een organisator die niet over een certificaat van onderzoek beschikt, dan wel geen afschrift daarvan overhandigt, wordt geen vergunning verleend. 1.2 Ander vaartuig dan een passagierschip Voor een bootfeest op een ander vaartuig dan een passagiersschip wordt geen vergunning verleend. 1.3 Samenloop evenementen Er wordt voor niet meer dan één bootfeest tegelijk een vergunning afgegeven. Voorts wordt ook geen vergunning afgegeven voor een bootfeest indien op het voorgestelde tijdstip tevens een ander evenement plaatsvindt aan de Waalkade. 144 Openbare ruimte 2.1 Ligplaats Het passagiersschip is verplicht af te meren ter hoogte van de steiger van Viking River Cruises (voorheen KD-steiger) (ter hoogte van het evenemententerrein) aan de Waalkade. Het is op grond van artikel 3.2 van de Haven- en Kadeverordening verboden om een andere ligplaats in te nemen dan door de havenmeester is aangewezen. 2.2 Laad- en losplaatsen De laad- en losplaatsen en de plaatsen waar goederen en afvallen worden opgeslagen of gedeponeerd, moeten zodanig zijn gesitueerd dat bij brand het oprijden en opstellen van de voertuigen en andere hulpmiddelen van de brandweer niet worden bemoeilijkt of belemmerd. 2.3 Inscheepbeleid De organisator regelt de toestroom van bezoekers door een adequaat inscheepbeleid, zodat geen problemen kunnen worden verwacht. 2.4 Reclame-uitingen De organisator kan conform de beleidsregels Reclame-uitingen gedurende maximaal tien dagen op vijfendertig borden reclame maken voor het bootfeest. Openbare orde en veiligheid 3.1 Maximum aantal passagiers Het is verboden om meer dan het toegestane aantal bezoekers op het passagiersschip aanwezig te laten zijn. Het maximaal aantal bezoekers wordt bepaald door artikel 15.05 van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn of door hetgeen is vastgelegd in de gebruikvergunning. Het passagiersschip zal nooit meer dan 750 bezoekers aan boord hebben. 3.2 EHBO Er is aan boord voldoende EHBO-personeel aanwezig. Tevens dienen er voldoende EHBOvoorzieningen te zijn. 3.3 Melding GHOR/CPA De organisator dient de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen en de Centrale Post Ambulancevervoer ruim vooraf op de hoogte te stellen van datum, tijd, plaats en omvang van het bootfeest. 3.4 Veiligheidsplan Er is een veiligheidsplan voor het passagiersschip met instructies voor de bemanning en het personeel voor het geval het schip lek raakt, er brand aan boord uitbreekt, de passagiers moeten worden geëvacueerd of er een man-over-boord-situatie is. 3.5 Ontheffing artikel 35 van de Drank- en Horecawet Indien er op het passagiersschip alcoholische dranken worden verkocht is de organisator verplicht om een ontheffing op grond van artikel 35 van de Drank- en Horecawet aan te vragen. Bij de ontheffing zullen de bepalingen omtrent de verlening van een vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet voor zover mogelijk analoog worden toegepast. 3.6 Beveiligingsbedrijf De organisator huurt een vergunninghoudend beveiligingsbedrijf in. In verhouding tot het aantal bezoekers dienen voldoende beveiligingsbeambten aanwezig zijn (minimaal één per honderd bezoekers). 145 3.7 Toegangscontrole Er wordt gezorgd voor een goede uitvoering van de toegangscontrole en fouillering op wapen- en drugsbezit. Er dienen voldoende vrouwelijke fouilleerders te zijn (minimaal twee vrouwelijke fouilleerders). 3.8 Passagierslijst De organisator overhandigt voordat het schip de kade verlaat aan de politie een passagierslijst met daarop aangegeven de personen die aan boord zijn van het passagiersschip. 3.9 Overleg politie De organisator overlegt met de politie over de te nemen beveiligingsmaatregelen. Geluid 4.1 Ontheffing Er wordt geen ontheffing verleend van het verbod voor het veroorzaken van geluidshinder als bepaald in artikel 4.1.1.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening. Dit betekent dat de installaties (inclusief muziekgeluid en aggregaten) opgesteld ten behoeve van het bootfeest niet hoorbaar mogen zijn op de Waalkade. Uitgezonderd zijn het geluid ten gevolge van de voortstuwing gedurende aanmeren en afvaart en de normale energievoorziening. 4.2 Rustige ruimte Aan boord van het passagiersschip zijn één- of meerdere ruimtes waar geen harde muziek wordt gedraaid. Brandveiligheid 5.1 Gebruiksvergunning Een passagiersschip waarop een bootfeest wordt gehouden dient te beschikken over een gebruiksvergunning als bedoeld in artikel 2.1.1 van de Brandveiligheidsverordening van de gemeente Nijmegen. Aan een organisator die niet over een gebruiksvergunning beschikt wordt geen vergunning verleend. De brandweer kan in het kader van de brandveiligheid nadere regels stellen omtrent het gebruik van het passagierschip. Aldus besloten d.d. 18-02-2008 De burgemeester van Nijmegen, mr. Th. C. de Graaf 146 Bijlage 11: Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 8 april 2003, agendapunt nr. 4.1 (gewijzigd bij Collegebesluit van 8 april 2008, agendapunt nr. 4.1), overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.3.5. APV, tot nadere regulering (beperking) vergunningverlening strooifolders met commerciële doeleinden voor en tijdens de jaarlijkse Vierdaagse en Vierdaagsefeesten (3e week van juli) op plaatsen en tijden zoals in het aanwijzingsbesluit genoemd. Onderwerp: Gedeeltelijk strooifolderverbod vóór en tijdens de Vierdaagse en Vierdaagsefeesten Kenmerk: 08.0007036 Samenvatting van bovenomschreven besluit van Burgemeester en Wethouders, op basis van het eraan voorafgaande voorstel (korte inhoud) zoals omschreven in de openbare besluitenlijst: Korte inhoud: In 1999 is door de raad het milieuzorgsysteem voor evenementen vastgesteld. Centraal hierin staan mega-evenementen als de Vierdaagse en de Vierdaagsefeesten. Uit oogpunt van voorkoming van straatverontreiniging en ter vergroting van de veiligheid is het wenselijk bij mega-evenementen een strooifolderverbod in te stellen naar analogie van voorgaande jaren. Besluit om: Overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.3.5. Algemene Plaatselijke Verordening te bepalen dat geen vergunning voor strooifolders met commerciële doeleinden wordt verleend: jaarlijks op de zaterdag en zondag vóórafgaande aan en van maandag t/m vrijdag in de 3e week van juli van 11.00 tot 03.00 uur in de binnenstad, omgeven door de singels, de rivier de Waal en de spoorlijn; jaarlijks op de zondag in de 3e week van juli van 17.00 tot 23.00 uur bij gelegenheid van de Vlaggenparade in het Goffertstadion en langs de routes van en naar het stadion; jaarlijks van zondag t/m vrijdag in de 3e week van juli gedurende de hele dag op het traject Stationsplein, van Schaeck Mathonsingel, Keizer Karelplein, Oranjesingel, St. Canisiussingel, Wilhelminasingel, Waldeck Pyrmontsingel, Bijleveldsingel, Julianapark en Wedren alsmede langs de routes van de Internationale Vierdaagse - afstandsmarsen. 147 Bijlage 12a : Besluit van de burgemeester d.d. 16 maart 2009 (betreffende een wijziging van het besluit tot aanwijzing gebied, maximumaantal, inrichtingseisen coffeeshops en beleidsregels ten aanzien van vergunningstelsel alcoholvrije inrichtingen, inhoudende toevoeging van een afstandscriterium middelbaar onderwijsinstelling). De datum van inwerkingtreding is gesteld op 26 maart 2009. registratienummer: 09.0006488 De burgemeester van Nijmegen; Gelet op artikel 2.3.1.6, zevende lid en artikel 2.3.1.8, eerste lid onder b en onder c van de Algemene Plaatselijke Verordening, artikel 13B van de Opiumwet alsmede op artikel 4:81 van de Algemene Wet Bestuursrecht; Besluit: I. Als gebied, bedoeld in artikel 2.3.1.8 eerste lid onder c van de APV aan te wijzen, waar alcoholvrije inrichtingen zich mogen vestigen, die tevens cannabisproducten verkopen voor gebruik ter plaatse en voor gebruik elders dan ter plaatse: het gebied, omsloten door de rivier de Waal, Keizer Traianusplein, St. Canisiussingel, Oranjesingel, Nassausingel, Kronenburgersingel, Lange Hezelstraat en de spoorlijn Arnhem-Nijmegen; II. Het maximum, bedoeld in artikel 2.3.1.6 zevende lid van de APV, voor de categorie alcoholvrije inrichtingen, waar tevens cannabisproducten worden verkocht voor gebruik ter plaatse en voor gebruik elders dan ter plaatse, te stellen op 11. III. Als inrichtingseisen op grond van artikel 2.3.1.8, eerste lid onder b van de APV voor de categorie alcoholvrije inrichtingen, waar tevens cannabisproducten worden verkocht voor gebruik ter plaatse en voor gebruik elders dan ter plaatse, vast te stellen: Oppervlakte inrichting In de inrichting moet één lokaliteit een oppervlakte hebben van tenminste 25 m² en elke andere lokaliteit een oppervlakte van tenminste 15 m². Daglichttoetreding De inrichting moet zijn voorzien van ramen met een zodanige oppervlakte dat voldoende daglichttoetreding is gewaarborgd, met dien verstande dat het raamoppervlak tenminste gelijk moet zijn aan die oppervlakte die in het Bouwbesluit of, bij gebreke daarvan in de Bouwverordening ten aanzien van woonkamers in woonhuizen, wordt gesteld. De ramen moeten zijn bezet met blank doorzichtig glas, waarvan ten hoogste 20% mag zijn bedekt met materiaal dat daglichttoetreding verhindert. Behoudens het bepaalde in de vorige volzin mag de daglichttoetreding niet worden gehinderd door afscherming van het raamoppervlak binnen de inrichting. 148 Afzondering van de inrichting In een lokaliteit mogen geen voorzieningen zijn aangebracht die een gehele afzondering van een gedeelte van de lokaliteit mogelijk maken. Vanuit ieder punt van een lokaliteit moet bij voortduring een deel van de lokaliteit met een oppervlakte van tenminste 15 m² kunnen worden overzien. Kunstlichtvoorziening De inrichting moet een zodanige kunstlichtvoorziening hebben, dat de gemiddelde horizontale verlichtingssterkte, gemeten op 1 meter boven de vloer, over de gehele oppervlakte tenminste 50 lux bedraagt. Luchtverversings-, elektriciteits- en drinkwatervoorziening In de inrichting moeten de luchtverversing, de elektriciteits- en drinkwatervoorziening voldoen aan het bepaalde in het Bouwbesluit. Drinkwatervoorziening In de inrichting moet een voorziening aanwezig zijn om het glas- en vaatwerk met stromend deugdelijk drinkwater te kunnen reinigen. Toiletgelegenheden In de inrichting moet, ten behoeve van de bezoekers, een gescheiden toiletinrichting voor zowel mannen als vrouwen aanwezig zijn, die voldoet aan de vereisten, gesteld in het Bouwbesluit. Elke toiletgelegenheid moet tenminste bevatten: a. één of meer behoorlijke privaten; b. één of meer behoorlijke voorzieningen om de handen met stromend deugdelijk drinkwater te kunnen wassen. c. De in de privaten aanwezige closetpotten en de urinoirs moeten voorzien zijn van een waterspoeling, welke is aangesloten op de watervoorziening. IV. Vast te stellen de volgende “Beleidsregels vergunningverlening Exploitatievergunning”, zijnde beleidsregels inzake de verlening van vergunningen en het opleggen van vergunningvoorwaarden aan alcoholvrije inrichtingen ex artikel 2.3.1.6 APV “Beleidsregels vergunningverlening Exploitatievergunning Deze beleidsregels gelden uitsluitend voor die categorie inrichtingen, waar tevens cannabisproducten voor gebruik ter plaatse of anders dan ter plaatse worden verkocht (coffeeshops). 1. Weigeringsgronden: a: afstandscriterium middelbaar onderwijs en jeugdactiviteiten. Een vergunning zal geweigerd worden op grond van artikel 2.3.1.8, derde lid sub a indien in de omgeving van de inrichting, waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, veel specifiek op jongeren (12+) gerichte activiteiten worden ontplooid. Ten aanzien van instellingen voor middelbaar onderwijs geldt als afstandscriterium dat de loopafstand tussen de coffeeshop en de middelbaar onderwijsinstelling minimaal 150 meter bedraagt, gemeten van deur tot deur. b: concentratie coffeeshops, smartshops en growshops Een vergunning zal geweigerd worden op grond van artikel 2.3.1.8, derde lid sub c 149 en d indien er door de vestiging van de coffeeshop op de locatie een waarneembare concentratie van coffeeshops ontstaat. Dit is in het algemeen het geval indien er binnen een loopafstand van 300 meter een soortgelijke inrichting is gevestigd. Ook een combinatie met bijvoorbeeld smartshops en growshops is onwenselijk. 2. Vergunningvoorwaarden Aan de exploitatievergunning worden op grond van artikel 1.9 APV in ieder geval de volgende voorwaarden verbonden: * de exploitant dient, in overleg met de verslavingszorg, informatiemateriaal over de gevolgen van het gebruik van drugs onder de aandacht van de bezoekers te brengen. * de exploitant en de beheerder dienen te allen tijde medewerking te verlenen aan medewerkers van de politie, op hun verzoek: * de exploitant en beheerder dienen de zogeheten AHOJ-G-criteria strikt na te leven: * er mag geen alcohol verkocht worden of aanwezig zijn in de inrichting, ook niet voor eigen gebruik door de exploitant of beheerder. Sluitingstijden Aan de inrichting, zijnde een coffeeshop, wordt op grond van artikel 2.3.1.2 APV een sluitingstijd vanaf 01.00 uur tot 08.00 uur opgelegd. Aan een coffeeshop, die gelegen is in de nabijheid van een middelbare onderwijsinstelling, wordt, indien dit noodzakelijk blijkt ter voorkoming van (indirecte) verkoop aan minderjarigen, een sluitingstijd opgelegd van 01.00 uur tot 17.00 uur. Dit besluit treedt in werking één dag na bekendmaking. De burgemeester van Nijmegen, mr. Th. C. de Graaf Nijmegen, 16 maart 2009 150 Bijlage 12c: Besluit van de Burgemeester d.d. 26 april 2007 ( tot vaststelling van de Beleidsregel handhaving Alcoholvrije inrichtingen, inrichtingen ex artikel 2.3.1.1 eerste lid, sub a onder 2 of 3 APV. De inwerkingtreding van het besluit is gesteld op 31 mei 2007 (de dag na bekendmaking in “de Brug” en het Gemeenteblad. Beleidsregel handhaving Alcoholvrije inrichtingen; inrichtingen ex artikel 2.3.1.1 eerste lid, sub a onder 2 of 3 APV, uitgezonderd Coffeeshops 1. Inleiding Alcoholvrije inrichtingen, ook wel droge horeca genoemd, zijn horeca-inrichtingen waar ter plaatse etenswaren en alcoholvrije dranken genuttigd kunnen worden en afhaalzaken (winkels) waar etenswaren worden bereid om elders te worden genuttigd. Op grond van de APV is sinds 2003 voor deze inrichtingen een exploitatievergunning verplicht. Deze vergunningplicht verving de daarvoor geldende meldingsplicht. In 1999 is de mogelijkheid om bestuursdwang toe te passen door de burgemeester ter handhaving van de artikelen 2 en 3 van Opiumwet in voor het publiek toegankelijke lokalen en daarbij horende erven opgenomen in artikel 13B van de Opiumwet. Deze bevoegdheid staat bekend als de Wet Damocles. Om gebruik te maken van deze bevoegdheid is het wenselijk dat er een handhavingsprotocol is opgesteld, waarin wordt aangegeven hoe de burgemeester omgaat met deze bevoegdheid. Daarnaast is het sinds de introductie van de exploitatievergunning voor de droge horeca in 2003 ook mogelijk om op grond van de APV handhavingsmaatregelen te nemen. 2. Doel handhavingsprotocol Het handhavingsprotocol heeft tot doel: 151 • de activiteiten van gemeente, politie en justitie op elkaar af te stemmen en waar mogelijk complementair te laten zijn; • te realiseren dat geconstateerde overtredingen gevolgd worden door een maatregel die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de ernst van de overtreding en het daardoor ontstane gevaar voor de openbare orde; • kenbaar te maken aan de overtreder welke maatregel hij van de overheid kan verwachten na een overtreding, waardoor er mogelijk een preventieve werking van uit gaat. • door onderliggend beleid de motivering van de maatregel in een gerechtelijke procedure te versterken. 3. Handhavingsprotocol 152 Feit Politie Gemeente/ burgemeester 1e constatering: schriftelijke waarschuwing; Tegelijkertijd voornemen kenbaar maken van bestuursdwang o.v.v. zienswijzetermijn 2e constatering: toepassing bestuursdwang, gericht op beëindiging exploitatie op basis van APV. Openbaar Ministerie Artikel 2.3.1.6 APV Inrichting in bedrijf zonder (geldige) vergunning, waarvan exploitatie niet past binnen het drogehorecabeleid (dus niet te legaliseren) Waarschuwen en proces-verbaal (pv) c.q. rapport opmaken tbv Openbaar Ministerie en gemeente. Artikel 2.3.1.6 APV Inrichting in bedrijf zonder (geldige) vergunning, waarvan exploitatie past binnen het drogehoreca-beleid. Waarschuwen en rapport c.q. pv opmaken tbv gemeente en het Openbaar Ministerie. Vervolging conform 1e constatering: schriftelijke richtlijnen voor waarschuwing met strafvordering vermelding van de termijn waarbinnen de vergunning moet worden aangevraagd; Tegelijkertijd voornemen kenbaar maken van bestuursdwang o.v.v. zienswijzetermijn 2e constatering: toepassing bestuursdwang, gericht op beëindiging exploitatie op basis van APV Strafbare handelingen in inrichting of aantasting van de openbare orde zoals bedoeld in artikel 2.3.1.9 APV of strijd met belangen van art. 2.4.4 APV Pv opmaken tbv gemeente en OM, dan wel politierapportage ten behoeve van gemeente Vervolging conform 1e constatering: waarschuwing of richtlijnen voor tijdelijke sluiting strafvordering (2.4.4.), afhankelijk van ernst van de feiten, ter beoordeling van de burgemeester 2e constatering: langere tijdelijke Vervolging conform richtlijnen voor strafvordering sluiting of intrekking vergunning (2.3.1.9) afhankelijk van ernst van de feiten, ter beoordeling van de burgemeester Rapport opmaken tbv gemeente. Bij 2e constatering ook tbv OM pv. 1e constatering: schriftelijke waarschuwing; 2e , 3e en 4e constatering: tijdelijke sluiting of last onder dwangsom; 5e constatering: intrekking Vervolging conform richtlijnen voor strafvordering Gebruik van de Waarschuwen en inrichting in strijd met rapport opmaken de vergunningstbv gemeente. Bij voorwaarden of 2e constatering ook tbv OM pv. nadere regels 1e constatering: schriftelijke waarschuwing; 2e constatering: tijdelijke sluiting/intrekking/ last onder dwangsom; 3e constatering: sluiting voor onbepaalde tijd of intrekking Vervolging conform richtlijnen voor strafvordering Artikel 2 en 13B lid 1 p.v. opmaken Opiumwet: t.b.v. gemeente aanwezigheid van een en OM handelsvoorraad en/of verkopen van harddrugs in of vanuit de inrichting 1e constatering: sluiting voor periode van 1 jaar (Damocles) en, indien omvang en duur van de handel daartoe aanleiding geven, intrekking van de exploitatievergunning o.g.v. 2.3.1.9 APV 2e constatering: sluiting voor periode van 1 jaar (Damocles) en intrekking van de exploitatievergunning o.g.v. 2.3.1.9 APV Vervolging conform Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, harddrugs en aanwijzing Opiumwet artikel 2.3.1.7 APV; Schijnbeheer of niet aanwezig zijn beheerder 153 1e constatering: sluiting voor periode van minstens drie maanden tot maximaal één jaar 1 (Damocles)en, indien omvang en duur van de handel daartoe aanleiding geven, intrekking van de exploitatievergunning o.g.v. 2.3.1.9 APV 2e constatering: sluiting voor periode van 1 jaar (Damocles) en intrekking van de exploitatievergunning o.g.v. 2.3.1.9 APV verkopen alcohol voor zie Handhavings- zie Handhavingsgebruik ter plaatse , protocol protocol derhalve handelen Inrichtingen Drank Inrichtingen Drank i.s.m. art 3 Drank- en en en Horecawet Horecavergunning Horecavergunning Art. 2.1.5.1. jo p.v. opmaken 1e constatering: 2.3.1.5 APV: schriftelijke terras zonder waarschuwing; vergunning Tegelijkertijd voornemen kenbaar maken van last onder dwangsom o.v.v. zienswijzetermijn 2e constatering: last onder dwangsom per geconstateerde overtreding per 24 uur met een maximum van twee maal het geldende jaartarief aan precario. Artikel 3 en 13B lid 1 p.v. opmaken Opiumwet: t.b.v. gemeente aanwezigheid van een en OM handelsvoorraad en/of verkopen van softdrugs in of vanuit de inrichting 1 Vervolging conform Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, softdrugs en aanwijzing Opiumwet zie Handhavingsprotocol Inrichtingen Drank en Horecavergunning De sluitingsduur zal afhankelijk van de mate van de geconstateerde overtreding door de burgemeester naar eigen oordeel worden vastgesteld. 154 Art. 2.1.5.1. jo 2.3.1.5 jo 1.9 jo 1.11 APV: overtreding voorschriften terrasvergunning p.v. opmaken Overschrijden Waarschuwen en sluitingsuur rapport opmaken (voorzover bepaald op tbv gemeente. Bij grond van tweede art. 2.3.1.2 APV) constatering ook pv t.b.v. OM. 1e constatering: schriftelijke waarschuwing; Tegelijkertijd voornemen kenbaar maken van bestuursdwang o.v.v. zienswijzetermijn 2e , 3e en 4e constatering: toepassing bestuursdwang, gericht op beëindiging overtreding 5e constatering: intrekking vergunning art. 1.11 APV 1e constatering: schriftelijke waarschuwing; 2e constatering: opleggen van beperkte openingstijden; 3e constatering: tijdelijke sluiting of intrekking Vervolging conform richtlijnen voor strafvordering 4. Uitgangspunten voor optreden conform dit protocol: • Als beleidsuitgangspunt wordt bij handel in drugs of de aanwezigheid ten behoeve van handel als regel gekozen voor het toepassen van bestuursdwang en niet voor het opleggen van een dwangsom. Van een dwangsom mag in de meeste gevallen weinig effect worden verwacht, gelet op het feit dat het financiële gewin in het verdovende middelen-circuit dusdanig groot is dat met een dwangsom naar verwachting niet zal worden bereikt dat een overtreding ophoudt of niet meer wordt herhaald. Bestuursdwang is een directer middel dat in tegenstelling tot de dwangsom op termijn tot feitelijke beëindiging van de overtreding zal leiden. • 155 Bij het toepassen van bestuursdwang wordt vervolgens in principe gekozen voor sluiting van het lokaal. Dit moet als de meest effectieve maatregel worden beschouwd om de met de Opiumwet strijdige situatie te doen beëindigen en herhaling ervan te voorkomen. Bij wijze van uitzondering kan in concrete gevallen, waar het middel van sluiting niet adequaat of niet evenredig is, bekeken worden welke andere vorm van bestuursdwang dient te worden toegepast. • Indien na de 1e constatering een waarschuwing is gegeven, dient de 2e constatering in alle gevallen binnen een periode van 2 jaar gedaan te worden, om een maatregel op te kunnen leggen. Indien er na de waarschuwing een periode van meer dan 2 jaar is verstreken, wordt er bij een volgende constatering opnieuw een waarschuwing gegeven en wordt gehandeld alsof het de eerste overtreding betreft. • Indien er een bestuurlijke maatregel is opgelegd en vervolgens wordt er gedurende 5 jaar geen overtreding geconstateerd, dan wordt bij de eerstvolgende constatering weer eerst gewaarschuwd, indien een waarschuwing vereist is volgens het overzicht. • Indien er een 3e of 4e constatering plaatsvindt, en hiervoor geen specifieke maatregel wordt genoemd in dit overzicht, beslist de burgemeester of nogmaals een zelfde maatregel wordt genomen of dat een verzwaring van de maatregel als genoemd voor de 2e constatering plaatsvindt. • Dit handhavingsprotocol is een richtlijn. In voorkomende gevallen kan de burgemeester gemotiveerd afwijken van het protocol en de daarin genoemde (zwaarte van de) maatregel. 5. Vaststelling Beleidsregel Deze beleidsregel wordt voorzover het zijn compententie betreft vastgesteld door de burgemeester na consultatie van het Driehoeksoverleg. Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking. Het driehoeksoverleg is geconsulteerd op 19 april 2007. Aldus vastgesteld op 26 april 2007 De burgemeester van Nijmegen mr. Th.C. de Graaf 156 Bijlage 12d: Aanwijzingsbesluit Toezichthouders Horeca, waarbij de in het besluit benoemde medewerkers aangewezen zijn als toezichthouder horeca in het kader van afdeling 3 van hoofdstuk 2 van de APV (toezicht op openbare inrichtingen). Het besluit is voor het eerst op 3 januari 2007.gepubliceerd als onderdeel van gemeenteblad nummer GB07-21. Aan het besluit is tevens openbare bekendheid gegeven in “de Brug“ van 10 januari 2007. Burgemeester van de gemeente Nijmegen; Gelet op artikel 6.1a, derde lid van de APV; BESLUIT: alle medewerkers van het politiekorps Gelderland-Zuid met als taakaccent horeca aan te wijzen als toezichthouder horeca in het kader van afdeling 3 van hoofdstuk 2 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen. Aldus besloten door de burgemeester van Nijmegen. De burgemeester, mevr. dr. G. ter Horst Datum: 21 december 2006 157 Bijlage 12e Besluit aanwijzing uitzondering exploitatievergunningplicht Kenmerk: VH00/12.0007358 Betreft: aanwijzing soorten inrichtingen waarvoor de vergunningplicht van artikel 2.3.1.6 eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening niet geldt De burgemeester van Nijmegen; Overwegende dat: in onderstaande soorten inrichtingen het verstrekken van etenswaren en alcoholvrije dranken een zeer ondergeschikte rol speelt binnen de algehele bedrijfsvoering van de onderneming. in die gevallen waarin de verstrekking van alcoholvrije dranken of etenswaren door de setting waarin dat plaatsvindt, naar verwachting geen risico’s oplevert voor de openbare orde of voor de woon- en leefsituatie van de omgeving, de exploitatievergunningplicht achterwege kan blijven. Gelet op artikel 2.3.1.6 tweede lid van de Algemene Plaatselijke Verordening; Besluit: Als soorten inrichtingen, als bedoeld in artikel 2.3.1.6 tweede lid aan te wijzen: 1. hotels, indien uitsluitend aan hotelgasten alcoholvrije dranken worden geschonken en/of eetwaren worden verstrekt; 2. winkels, waar bedrijfsmatig of anders dan om niet, uitsluitend alcoholvrije dranken en/of eetwaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en die voldoen aan de volgende criteria: a. de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de winkel-activiteit en het aantal vierkante meters van het ondersteunende horecagedeelte is gemaximeerd ten opzichte van de hoofdfunctie; b. het horecagedeelte wordt door dezelfde ondernemer geëxploiteerd; c. voor het horecagedeelte gelden dezelfde openings- en sluitingstijden als voor de winkel; d. het horecagedeelte is niet direct gelegen aan de weg; e. er wordt geen reclame gemaakt voor de horeca-activiteiten door bij voorbeeld uithangborden of menukaarten zichtbaar vanaf de weg; f. de winkel is geen afhaalzaak als bedoeld in artikel 2.3.1.1 , eerste lid sub a onder 3; 3. prostitutiebedrijven, indien uitsluitend aan klanten alcoholvrije dranken worden geschonken en/of eetwaren worden verstrekt; 4. sport- en dansscholen, indien uitsluitend aan leerlingen alcoholvrije dranken worden geschonken en/of eetwaren worden verstrekt; 5. sauna’s en zonnecentra, indien de alcoholvrije dranken en etenswaren uitsluitend worden verstrekt aan bezoekers die gebruikmaken van de sauna- en zonnecentrafaciliteiten; 158 Besluit aanwijzing soorten inrichtingen ex artikel 2.3.1.6 lid 2 APV 6. ziekenhuizen, verzorgingshuizen en verpleeghuizen, indien de alcoholvrije dranken en etenswaren in het horecagedeelte uitsluitend worden verstrekt aan degenen die verblijven in deze instellingen en hun bezoekers, alsmede verzorgingshuizen en verpleeghuizen waarvan het horecagedeelte toegankelijk is voor de doelgroep in de buurt; 7. voor het publiek toegankelijke inrichtingen waar bedrijfsmatig, of in een omvang alsof bedrijfsmatig kookcursussen worden gegeven, waarbij de eindproducten ter plaatse worden geconsumeerd; 8. bedrijfs- of schoolkantines, indien de alcoholvrije dranken en etenswaren uitsluitend worden verstrekt aan degenen die hier werken, scholing volgen of werk- of scholingsgerelateerd deze inrichting bezoeken dan wel indien de verstrekking deel uitmaakt van een opleidingsprogramma; 9. musea, mits het horecagedeelte niet direct gelegen is aan de weg. Dit besluit treedt in werking één dag na bekendmaking. De burgemeester van Nijmegen, drs. W.J.A. Dijkstra Nijmegen, 23 april 2012 2 159 Bijlage 13A: Aanwijzingsbesluit (op grond van artikel 2.4.6b) van Burgemeester en Wethouders d.d. 9 december 2003, agendapunt nr. 1.5, tot aanwijzing van wegen waar niet geskateboard mag worden. De inwerkingtreding van het besluit is, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3:40 en 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht, gesteld op 8 januari 2004 (de dag na de advertentie in het huis-aan-huisblad "de Brug"). Onderwerp: Aanwijzing van wegen waar niet geskateboard mag worden Registratienummer: 3.69564 Samenvatting van bovenomschreven besluit van Burgemeester en Wethouders, zoals omschreven in de openbare besluitenlijst en het daaraan voorafgaande voorstel: Burgemeester en Wethouders hebben op 9 december 2003 besloten om op grond van artikel 2.4.6b van de Algemene Plaatselijke Verordening als wegen aanwijzen waar niet geskateboard mag worden: • • • • 160 Marikenstraat (beide niveau's) Raadhuishof Mariënburg (hoog bij de kapel en laag bij de lindenboom, inclusief de weg langs het arsenaal en de toegangsroute tot de mariënburgkapel) Koningsstraat Bijlage 13B: Aanvullend aanwijzingsbesluit (op grond van artikel 2.4.6b) van Burgemeester en Wethouders d.d. 28 november 2006, agendapunt nr. 2.17, tot aanwijzing van het Vondelpark als gebied waar niet geskateboard mag worden. Gelet op het bepaalde in artikel 142 van de Gemeentewet is de inwerkingtreding van het besluit gesteld op 14 december 2006. Onderwerp: Aanwijzing van het Vondelpark als gebied waar niet geskateboard mag worden Registratienummer: 06.0032382 Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen d.d. 28 november 2006; Overwegende, dat het Vondelpark gelegen aan de Vondelstraat, Van Diemerbroeckstraat en Arend Noorduijnstraat opnieuw is ingericht; dat het park onder meer is voorzien van zitranden met daarop een beschermende coating en er mozaïek is aangebracht; dat deze inrichting met zich mee brengt dat er door skateboarders schade aangericht zou kunnen worden; dat dit voorkomen kan worden door ter bescherming van het straatmeubilair in het park een verbod om te skateboarden in te stellen; dat hiermee bovendien hinder en overlast veroorzaakt door skateboarden wordt tegengegaan en er wordt bijgedragen aan de verblijfskwaliteit in het park; gelet op artikel 2.4.6b van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Nijmegen; besluiten: Het Vondelpark gelegen aan de Vondelstraat, Van Diemerbroeckstraat en Arend Noorduijnstraat aan te wijzen als gebied waar het verboden is om te skateboarden; een en ander zoals is aangegeven op de bij dit besluit behorende situatietekening d.d. 07-112006 161 De burgemeester, De secretaris, mw. dr. G. ter Horst P. Eringa 162 163 Bijlage 13C Aanwijzingsbesluit: van Burgemeester en Wethouders d.d. 23 januari 2012, agendapunt nr. 3.7. Onderwerp: Verbod skateboarden omgeving Hessenberg Kenmerk: 11.0025742 ___________________________________________________________________________ BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN NIJMEGEN; Overwegende, dat er in het gebied rond de Hessenberg woningbouw heeft plaatsgevonden en de openbare ruimte hier opnieuw is ingericht; dat hierbij rekening is gehouden met de directe omgeving van de benedenstad en er een historische sfeer is gecreëerd door middel van smalle straatjes en het gebruik van 'oud' aandoende materialen als baksteen en stucwerk; dat er in dit gebied in verband met de hoogteverschillen veel trappen en hellingen zijn toegepast; dat het gebied door deze inrichting aantrekkelijk is voor skateboarders; dat skateboarden hier echter schade aan weg, kunstwerken en straatmeubilair oplevert en er ook geluidsoverlast wordt ervaren; dat dit kan worden voorkomen door ter bescherming van dit kwetsbare gebied een verbod om te skateboarden in te stellen; dat hiermee hinder en overlast veroorzaakt door skateboarden wordt tegengegaan en er wordt bijgedragen aan de verblijfskwaliteit van dit gebied; dat er binnen Nijmegen andere plekken voorhanden zijn waar geskateboard kan worden; gelet op artikel 2.4.6b van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Nijmegen; besluiten: Op grond van artikel 2.4.6b van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) de volgende straten/pleinen aan te wijzen als gebied waar het verboden is om te skateboarden: Gebroeders van Limburgplein Hertog van Berryplein Groot Bethlehem Klein Bethlehem Arnold van Akenplein Johan Maelwaelplein Weeshuistrappen Op het Spinhuis een en ander zoals is aangegeven op de bij dit besluit behorende situatietekening d.d. 12-12-2012 De Burgemeester, mr. Th.C. de Graaf 164 De Gemeentesecretaris, drs. B. van der Ploeg 165 Bijlage 14: Aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 2 november 2004, (agendapunt nr. 1.9) inzake de aanwijzing, op grond van artikel 2.1.6.8a van de APV, van het Centrum als gebied waarin het verboden is om gevaarlijke voorwerpen openlijk bij zich te dragen. De inwerkingtreding is ingevolge het besluit (de dag na bekendmaking) gesteld op 18 november 2004. Onderwerp: Aanwijzing gebieden verbod op het dragen van gevaarlijke voorwerpen Registratienummer: 04.0045181 Het college van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Nijmegen, 2 november 2004; Gelet op Artikel 2.1.6.8a van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de Gemeente Nijmegen; Besluit De in het centrum (omsloten door de rivier de Waal, Keizer Traianusplein, St. Canisiussingel, Oranjesingel, Keizer Karelplein, Van Schaeck Mathonsingel, Stationsplein en de spoorlijn Arnhem-Nijmegen) gelegen wegen en daaraan gelegen voor publiek toegankelijke gebouwen en terreinen aanwijzen als gebied waarin het verboden is om messen, knuppels, slagwapens of andere voorwerpen die als wapen gebruikt kunnen worden, openlijk bij zich te dragen. Dit besluit treedt in werking op de dag na publicatie in het gemeenteblad en 'De Brug'. De burgemeester, mevr. dr. G. ter Horst De secretaris, ir. H.K.W. Bekkers 166 Bijlage 15: Besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 24 januari 2006 (agendapuntnr. 3.6 - registratienr. 05.0031624), op basis van afdeling 7 in hoofdstuk 2 van de APV, tot vaststelling van een afstandscriterium voor vuurwerkverkooppunten. Onderwerp: Afstandscriterium voor vuurwerkverkooppunten Kenmerk: 05.0031624 Samenvatting (overgenomen uit het ambtelijk voorstel aan het college, d.d. 30-12-2005): In de raadsvergadering van 21 december 2005 heeft de raad afdeling 7 in hoofdstuk 2 van de Algemene plaatselijke verordening opgenomen. Deze regeling in de Apv maakt het mogelijk dat wij een afstand vaststellen tussen verkooppunten van consumentenvuurwerk ter voorkoming van overlast. Voor nieuw te vestigen verkooppunten van consumentenvuurwerk geldt dat zij zich niet mogen vestigen binnen 1000 meter van een bestaand verkooppunt. Weergave van het besluit (overgenomen uit de openbare besluitenlijst d.d. 24-1-2006): Het afstandscriterium tussen vuurwerk verkooppunten vaststellen op 1000 meter. 167 Bijlage 16: Besluit van de Burgemeester van Nijmegen van 14 mei 2012 tot vaststelling van de beleidsregels Dansmuziekevenementen 2012. De datum van inwerkingtreding is 17 mei 2012. Besluit burgemeester betreffende beleidsregels voor Dansmuziekevenementen 2012 Registratienummer: 12.0010985 De burgemeester van de gemeente Nijmegen, Overwegende dat de geldende beleidsregels voor Dansmuziekevenementen op enkele punten geactualiseerd dienen te worden en dat het beleid qua terminologie moet worden afgestemd op de “Beleidsregels geluid bij evenementen in de openlucht” dansmuziekevenementen die plaatsvinden tijdens en onderdeel uitmaken van de Vierdaagsefeesten uitgezonderd dienen te worden van dit beleid, gelet op de bijzondere positie van dit evenement in Nijmegen, de reeds forse aandacht voor de veiligheid van dit evenement en de grote politie-inzet tijdens de Vierdaagsefeesten Gelet op artikel 2.2.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen Besluit: 1. Tot vaststelling van de "Beleidsregels voor Dansmuziekevenementen 2012" 2. De inwerkingtreding te bepalen op de dag na publicatie in het Gemeenteblad Besloten op 14 mei 2012 De burgemeester van Nijmegen, drs. W.J.A. Dijkstra 168 Beleidsregels Dansmuziekevenementen gemeente Nijmegen 1. Begripsomschrijvingen In deze beleidsregels wordt verstaan onder: a: Dansmuziekevenement: grootschalig evenement waar voornamelijk aan dance 1 gerelateerde muziekstromingen ten gehore worden gebracht. b: Grootschalig: er is sprake van een grootschalig evenement als de maximale bezoekerscapaciteit van de inrichting of de evenementenlocatie meer dan 500 personen betreft. c: APV: de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen; d: Horeca-inrichtingen: inrichtingen waarvoor een vergunning is verleend ex artikel 3 van de Drank- en Horecawet; e: Niet-horeca-inrichtingen: grote inrichtingen (bij voorbeeld zalen, sporthallen en dergelijke) waarvoor geen vergunning ex artikel 3 van de Drank- en Horecawet is verstrekt; 2. Juridisch kader Dansmuziekevenementen vallen onder het begrip 'evenement' van artikel 2.2.1. APVgemeente Nijmegen. Paragraaf 2.2. van de APV is daarmee van toepassing op dansmuziekevenementen. Deze beleidsregels gelden uitsluitend voor dansmuziekevenementen. De burgemeester bepaalt bij de beoordeling van het evenement aan de hand van de beschikbare (programma)informatie of er sprake is van een dansmuziekevenement. Dit betekent dat dansmuziekevenementen op grond van artikel 2.2.2 APV vergunningplichtig zijn, door de burgemeester verboden kunnen worden, aan voorwaarden kunnen worden onderworpen en, indien nodig, kunnen worden beëindigd. De enige uitzondering op deze regel is de bepaling van artikel 2.2.1, eerste lid sub d. Hierin is geregeld dat het gelegenheid geven tot dansen níet als een evenement beschouwd wordt, als dit onderdeel uitmaakt van de reguliere bedrijfsvoering van de inrichting en gedurende minimaal 40 weken per jaar plaatsvindt. Verder dienen inrichtingen, waarin dansmuziekevenementen plaatsvinden, ter voorkoming van geluidhinder, te beschikken over een vergunning op grond van de Wet milieubeheer die dergelijke activiteiten toelaat. Indien sprake is van een inrichting zoals bedoeld in de Wet milieubeheer, is het toegestane geluidsniveau geregeld via de Wet milieubeheer. De inrichting moet dan voldoen aan het volgens de Wet milieubeheer Volgens Van Dale dient hieronder te worden verstaan: elektronisch voortgebrachte dansmuziek met een snelle beat 1 169 toegestane geluidsniveau. Indien de Wm-inrichting valt onder het ‘Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer’ oftewel het Activiteitenbesluit, dan dient de inrichting aan de daarin geregelde geluidsregels te voldoen. De “Festiviteitenregeling voor inrichtingen” uit de APV, op basis waarvan deze inrichtingen zeer incidenteel een vergunning met ruimere geluidsnormen kunnen krijgen, is ook gebaseerd op dat Activiteitenbesluit. 3. Dansmuziekevenementen in tijdelijke bouwwerken (tenten en dergelijke) en in de openlucht Het is op grond van artikel 2.2.2. APV gemeente Nijmegen verboden zonder vergunning van de burgemeester dansmuziekevenementen in tijdelijke bouwwerken of in de buitenlucht te laten plaatsvinden. De evenementenvergunning dient uiterlijk 12 weken voor de geplande datum van het dansmuziekevenement schriftelijk te worden aangevraagd. De vergunning kan in het belang van de openbare orde, de veiligheid en de gezondheid worden geweigerd, dan wel onder voorwaarden worden verleend. De beleidsregels dansmuziekevenementen zijn niet van toepassing op dansmuziekevenementen in de openlucht die plaatsvinden tijdens en deel uitmaken van het evenement Vierdaagsefeesten. In het belang van de openbare orde, de veiligheid en de gezondheid worden in ieder geval die voorwaarden gesteld zoals die hier verder onder 6. zijn vermeld. Het evenement moet tevens voldoen aan de bepalingen van artikel 4.1.1.1 APV en de daarop gebaseerde “Beleidsregels geluid bij evenementen in de openlucht”. Indien er gelijktijdig met het dansmuziekevenement in het stadscentrum andere evenementen worden georganiseerd kan dit leiden tot weigering van de vergunning. 4. Dansmuziekevenementen in niet-horeca-inrichtingen Het is op grond van artikel 2.2.2. APV gemeente Nijmegen verboden zonder vergunning van de burgemeester dansmuziekevenementen in niet-horeca-inrichtingen te laten plaatsvinden. De evenementenvergunning dient uiterlijk 12 weken voor de geplande datum van het dansmuziekevenement schriftelijk te worden aangevraagd. De vergunning kan in het belang van de openbare orde, de veiligheid en de gezondheid worden geweigerd, dan wel onder voorwaarden worden verleend. In het belang van de openbare orde, de veiligheid en de gezondheid worden aan de evenementenvergunning in ieder geval die voorwaarden verbonden zoals die hier verder onder 6. zijn opgesomd. Daarnaast kunnen voorwaarden worden gesteld in het belang van de brandveiligheid en beperking van (geluids)overlast (voor zover de Wet Milieubeheer niet van toepassing is). De voor een niet-horeca-inrichting afgegeven vergunning op grond van de Wet 170 milieubeheer dient de mogelijkheid te bieden om evenementen die de gehele nacht duren te laten plaatsvinden. 5. Dansmuziekevenementen in horeca-inrichtingen Het is op grond van artikel 2.2.2. APV gemeente Nijmegen verboden zonder vergunning van de burgemeester dansmuziekevenementen in horeca-inrichtingen te laten plaatsvinden, tenzij er sprake is van de uitzondering van artikel 2.2.1 eerste lid sub d. De evenementenvergunning dient uiterlijk 12 weken voor de geplande datum van het dansmuziekevenement schriftelijk te worden aangevraagd. De vergunning kan in het belang van de openbare orde, de veiligheid en de gezondheid worden geweigerd, dan wel onder voorwaarden worden verleend. In het belang van de openbare orde, de veiligheid en de gezondheid worden aan de evenementenvergunning in ieder geval die voorwaarden verbonden zoals die hier verder onder 6. zijn opgesomd. 6. Voorwaarden voor dansmuziekevenementen 6.1: Vertegenwoordigers van de hulpverleningsdiensten dienen te allen tijde een vrije toegang tot het dansmuziekevenement te hebben. De organisator dient met de politie afspraken te maken over de toegangspasjes die kunnen worden gebruikt. Het bovenstaande geldt ook voor politieambtenaren 'in burger'; 6.2: De organisator treft, in overleg met de politie, maatregelen om parkeeroverlast te voorkomen; 6.3: De organisator regelt de toestroom van bezoekers door een adequaat 'deurbeleid', zodat geen opstootjes kunnen worden verwacht; 6.4: De burgemeester bepaalt het maximaal toegestane aantal bezoekers. De organisator zorgt ervoor dat dit aantal niet wordt overschreden door middel van (al dan niet gratis) gelimiteerde kaartuitgifte aan de bezoekers. Het aantal toegangskaarten dat op de dag van het evenement nog wordt uitgegeven mag niet groter zijn dan 10% van het maximum aantal bezoekers; 6.5: De burgemeester kan de minimum leeftijd van de bezoekers bepalen; 6.6: De organisator van het dansmuziekevenement dient een vergunninghoudend beveiligingsbedrijf in te huren; 6.7: De organisator dient ervoor te zorgen dat in verhouding tot het aantal bezoekers, voldoende beveiligingsbeambten aanwezig zijn (minimaal één beveiligingsbeambte per 100 bezoekers, van dit minimum kan worden afgeweken op advies van de politie); 6.8: De organisator moet een namenlijst van de in te zetten beveiligers aan de politie kunnen overleggen; 6.9: Onder verantwoordelijkheid van de organisator wordt gezorgd voor goede uitvoering van de toegangscontrole en fouillering. Er dienen voldoende vrouwelijke fouilleerders te 171 Beleidsregels zijn; 6.10: De organisator moet werkafspraken maken met de politie over het omgaan met tijdens de toegangscontrole en fouillering aangetroffen voorwerpen, zoals drugs, messen, wapens en andere voorwerpen die een gevaar kunnen vormen, over de opslag van deze goederen en over de aanhouding en overdracht van de betrokken personen; 6.11: De organisator dient te voldoen aan de voorwaarden op het terrein van hygiëne en andere gezondheidsvoorwaarden die in het advies van de GHOR en de GGD zijn gesteld en als bijlage bij de vergunning is opgenomen. Dit advies houdt rekening met het feit dat een evenement zich in een inrichting of in de openlucht afspeelt. 5 172 Bijlage 16A: Besluit van de burgemeester van 8 juni 2009 tot vaststelling van beleidsregels afterparty’s tijdens de vierdaagseweek (gebaseerd op artikel 2.2.2. APV). De datum van inwerkingtreding, gekoppeld aan publicatiedatum is op 18 juni 2009. Beleidsregels afterparty’s tijdens de Vierdaagseweek (2009) De burgemeester van de gemeente Nijmegen, Gelet op artikel 2.2.2. van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen, Besluit: I II Vast te stellen de ‘beleidsregels afterparty’s tijdens de jaarlijkse Vierdaagseweek’; De inwerkingtreding te bepalen op de dag na publicatie in het Gemeenteblad en “De Brug”; Besloten op 8 juni 2009. De burgemeester van Nijmegen, mr. Th.C. de Graaf 173 Beleidsregels afterparty’s tijdens de Vierdaagseweek Algemeen De afgelopen jaren zijn er verzoeken ingediend tot het houden van een afterparty tijdens de jaarlijkse terugkerende vierdaagseweek. Afterparty’s kunnen evenementvergunningplichtig zijn. Begripsomschrijving a) Een afterparty is een festiviteit (feestelijke aangelegenheid), die plaatsvindt na afloop van de programmeringstijden van de vierdaagsefeesten in een horeca-inrichting (binnen) of in een niethoreca-inrichting (binnen of buiten) waarbij in het algemeen muziek ten gehore wordt gebracht en/of alcoholhoudende drank wordt geschonken (ex artikel 3 of 35 Drank- en Horecawet). Met afterparty’s in de zin van deze beleidsregels wordt niet bedoeld afterparty’s die in reeds bestaande horeca inrichtingen worden gehouden en die over de daartoe vereiste vergunningen (drank- en horeca vergunning / exploitatievergunning) beschikken. Dergelijke afterparty’s/activiteiten zijn niet evenementvergunningplichtig gelet op artikel 2.2.1. lid 1 sub d APV. b) Evenement: elke voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van de activiteiten zoals opgesomd in artikel 2.2.1. lid 1 onder a t/m g van de APV; c) APV: de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen; d) Horeca-inrichting: inrichting waarvoor een vergunning is verleend ex artikel 3 van de Drank- en Horecawet; e) Niet-Horeca inrichting: grote inrichting (bijvoorbeeld o.a. zalen, sporthallen e.d.)waarvoor geen vergunning ex artikel 3 van de Drank - en Horecawet is verleend. Juridisch kader Op grond van artikel 2.2.2. van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen is het verboden om zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren. Overwegingen Overwegingen om een evenementenvergunning voor bovenstaande categorieën (afterparty/activiteit/overige evenementen) te weigeren tijdens de Vierdaagseweek: Uitgangspunt is dat het karakter van de vierdaagsefeesten Nijmegen behouden moet blijven met een bewuste keuze voor een start in de vroege avond, een eindtijd van de programmering aan het begin van de nacht en een programmering met en voor alle doelgroepen en alle leeftijden; Het toestaan van afterparty’s doet afbreuk aan het karakter van de vierdaagsefeesten; door afterparty’s na de vierdaagsefeesten en/of buiten het feestgebied wordt de positie die de vierdaagefeesten in Nijmegen innemen verzwakt; Voorkomen dat zowel wandelaars van de vierdaagsemarsen als omwonenden lang last (blijven) houden van publieksbewegingen als gevolg van een afterparty; Besluit Tijdens de vierdaagseweek worden na de vigerende programmeringstijden van de diverse podia/vermaakcentra, ongeacht de locatie, géén evenementenvergunningen verleend voor: * evenementvergunningplichtige afterparty’s; of * evenementvergunningplichtige activiteiten; of * overige evenementen (naast het evenement Vierdaagsefeesten en Vierdaagsemarsen). 174 Bijlage 17 Besluit van Burgemeester en Wethouders van 8 juli 2008 (agendapunt 3.19) betreffende de in het kader van deregulering vaststellen van nadere regels ten aanzien van bepaalde vergunningen (bijlage 17 A t/m E). De inwerkingtreding van de regels van de Burgemeester en van Burgemeester en Wethouders voortvloeiend uit het besluit is gesteld op 16 juli 2008, op welk tijdstip GB08-95 in plaats wordt gesteld van voorgaande publicatie GB08-94. 1e Wijziging Besluit van Burgemeester en Wethouders van 6 oktober 2009 (agendapunt 3.9, 09.0020738) betreffende de vereenvoudiging nadere regels evenementen. 1. Wijzigen van de criteria van de nadere regels voor kleine evenementen zoals opgenomen in bijlage 17C (plaatsen van objecten voor feest op of aan de weg) en 17D (buurt- en straatfeest/verbod geluidhinder) van de Algemene Plaatselijke Verordening. 2. Bijlage 17C en 17D integreren tot één nieuwe bijlage 17C, zoals hier bijgevoegd. 3. In bijlage 17E de titulatuur wijzigen door “straattheater” toe te voegen aan “straatmuziek” en de tekst van lid 3 wijzigen. Voor het overige de tekst in ongewijzigde vorm opnemen in bijlage 17D, zoals hier bijgevoegd. 4. Bijlage 17E te laten vervallen. e 2 Wijziging Besluit van Burgemeester en Wethouders van 17 april 2012 (agendapunt 3.14, 11.0013830) betreffende de vaststelling nadere regels o.b.v. Algemene Plaatselijke Verordening nav eerste tranche project ‘Minder regels, meer gemak’. Hierbij zijn bijlage 17A en 17B per 25 april 2012 vervallen. 3e Wijziging Besluit van Burgemeester en Wethouders van 9 oktober 2012 (agendapunt 2.2, 12.0018116) betreffende de vaststelling nadere regels o.b.v. Algemene Plaatselijke Verordening nav deregulering en actualisering tot intrekking van bijlage 17C. 4e Wijziging Besluit van de Burgemeester van 12 november 2012 (registratienummer 12.0020429) betreffende de vaststelling van de beleidsregel “locatie voorkeursbeleid evenementen”2012. De beleidsregel is opgenomen als bijlage 17C met als datum inwerkingtreding 23 november 2012. Bijlagen: Nadere regels voor: • bijlage 17C locatie voorkeursbeleid evenementen (2012) • bijlage 17D straatmuziek/straattheater 175 Registratienummer: 12.0020428 Bijlage 17C: Besluit van de burgemeester van 12 november 2012 tot vaststelling van de beleidsregel “locatie voorkeursbeleid evenementen”. De datum van inwerkingtreding is op de dag na publicatie in het Gemeenteblad en de gemeentelijke website www.nijmegen.nl. Beleidsregel “locatie voorkeursbeleid evenementen” (2012) De Burgemeester van de gemeente Nijmegen, Gelet op artikel 2.2.2. van de Algemene Plaatselijke Verordening van de Gemeente Nijmegen, Besluit: I II Vast te stellen de beleidsregel “locatie voorkeursbeleid evenementen”; De inwerkingtreding te bepalen op de dag na publicatie in het Gemeenteblad en de gemeentelijke website www.nijmegen.nl; Nijmegen, De burgemeester van Nijmegen, drs. H.M.F. Bruls Beleidsregel: hoe om te gaan met het “locatie voorkeursbeleid evenementen”? 1. De burgemeester kan een aanvraag voor een vergunning of ontheffing op grond van deze verordening weigeren indien tegelijkertijd voor dezelfde locatie en datum of alleen voor dezelfde datum reeds een vergunning of ontheffing krachtens deze verordening is verleend of daarvoor reeds een volledige aanvraag was binnengekomen en de verschillende activiteiten of handelingen waarvoor een vergunning of ontheffing is gevraagd of verleend redelijkerwijs niet verenigbaar zijn op dezelfde locatie, hetzij redelijkerwijs niet verenigbaar zijn op dezelfde datum. 2. In afwijking van lid 1 zal de burgemeester bij zijn beoordeling, indien aan de orde, de volgende toetsingscriteria hanteren: a. evenementenorganisatoren krijgen voorrang, indien: i. hetzij de gemeente een partnership-, convenant-, en/of subsidierelatie met hen heeft; ii hetzij de organisator al gedurende een langere periode hetzelfde evenement organiseert; iii ofwel de organisator een evenement organiseert dat goed aansluit op het gemeentelijk evenementenbeleid; b. indien de gemeente een negatieve ervaring heeft met een organisator, dan zal de burgemeester dit laten meewegen. De organisator wordt hierover schriftelijk geïnformeerd voordat de jaarlijkse inventarisatie van opties plaatsvindt. 176 Bijlage 17 D Onderwerp: Nadere regels straatmuziek/straattheater ___________________________________________________________________________ De burgemeester van Nijmegen, overwegende dat in artikel 2.1.4.1, van de Algemene Plaatselijke Verordening aan de burgemeester de bevoegdheid is toegekend nadere regels te stellen met betrekking tot straatmuzikanten. besluit: dat het voor publiek muziek ten gehore brengen op grond van artikel 2.1.4.1. APV zonder ontheffing is toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende regels: 1. Straatmuziek/straattheater moet voldoen aan de volgende voorwaarden: a. Er mag slechts gemusiceerd worden op werkdagen tussen 11:00 en 18:00 uur en op de koopavond (donderdag) tot 21.00 uur; op zon- en feestdagen tussen 13:00 en 17:00 uur met uitzondering van Eerste Paasdag, Eerste Pinksterdag en Eerste Kerstdag en Nieuwjaarsdag. b. Er mag geen muziek ten gehore worden gebracht door middel van elektrische versterkers en/of motorische aandrijving; c. Deze nadere regels gelden voor groepen muzikanten tot maximaal 5 personen; d. Er mag niet worden gemusiceerd in de Molenpoortpassage en winkelcentrum Dukenburg; e. Wanneer door anderen eveneens voor publiek muziek ten gehore wordt gebracht mag binnen een afstand van 100 meter tot die ander niet worden gemusiceerd; f. Wanneer een evenement en / of (centrum)markt plaats vindt mag binnen een afstand van 100 meter tot het evenement niet worden gemusiceerd; g. Men mag per locatie slechts 30 minuten muziek maken. Iedere volgende locatie waar men muziek gaat maken, moet minimaal 100 meter verwijderd liggen van de vorige locatie; h. Er mag niet gemusiceerd worden op terrassen van horecabedrijven; Nabij een terras mag niet langer dan 10 minuten worden gemusiceerd; i. Er mag niet gemusiceerd worden voor de in- en uitgang van winkels; j. er mag slechts geld worden ingezameld door middel van het plaatsen van één (1) voorwerp op de weg zonder dat daarop mondeling schriftelijk of op enigerlei andere wijze de aandacht wordt gevestigd; 177 k. Er mag niet gemusiceerd worden binnen een afstand van 100 meter van kerken en andere voor de voor de openbare eredienst bestemde gebouwen, gedurende de tijden dat daarin godsdienstoefeningen worden gehouden, noch binnen een afstand van scholen, waarin onderwijs wordt gegeven, noch op plaatsen waar stilte wordt gevraagd en gewenst is, noch op dagen en tijden die door middel van openbare bekendmaking zijn afgekondigd; l. de aanwijzingen door ambtenaren van de politie en toezichthoudende gemeenteambtenaren in het belang van de openbare orde en ter voorkoming van overmatige hinder voor de omgeving dienen onmiddellijk en stipt te worden opgevolgd; 2. Het optreden van straatartiesten als bedoeld in het eerste lid kan te allen tijde door de burgemeester worden verboden vanuit het oogpunt van: a. de openbare orde; b. het voorkomen of beperken van overlast; c. de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen; d. de zedelijkheid of gezondheid; e. het woon- en leefklimaat. 3. Dat dit besluit niet van toepassing is gedurende de week dat de Vierdaagsemarsen en de Vierdaagsefeesten plaatsvinden. Aldus vastgesteld op 6 oktober 2009 college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester, De Secretaris, mr. Th.C. de Graaf P. Eringa 178 Bijlage 18: Vaststelling Handhavingsprotocol bureau Toezicht (2008) door de Burgemeester en Wethouders en de Burgemeester bij besluit van 30 september 2008 (agendapunt 3.16, reg. nr. 08-0016651A). De inwerkingtreding is de dag na bekendmaking op 16 oktober 2008. waarbij gemeenteblad GB08-116 in de plaats is gesteld van voorgaande publicatie GB08-113. Handhavingsprotocol Algemene Plaatselijke Verordening Bureau Toezicht Inhoudsopgave A. Instrumenten 1. opleggen van een dwangsom 2. toepassen van bestuursdwang 3. Intrekken van de vergunning 4. Kennisgeving van bekeuring 179 3 3 3 B. Keuze voor een dwangsom, bestuursdwang, kennisgeving van bestuursdwang 3 C. Vereisten inhoud handhavingsbesluiten 5 D. Keuze duur begunstigingstermijn 6 E. Hoogte van de dwangsom 6 F. Hoogte bekeuring 6 MATRIX H2 Openbare orde H3 Sexinrichtingen H4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente H5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente 8 Algemeen stappenplan 16 11 11 14 Handhavingsprotocol APV bureau Toezicht Bureau Toezicht houdt toezicht op de naleving van een aantal bepalingen in de Algemene Plaatselijk Verordening (APV). Dit protocol ziet op de mogelijkheden tot handhaving, zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk (bekeuring). De bedoeling van dit protocol is dat er op een eenduidige manier wordt gehandhaafd door alle handhavers. Dit protocol ziet op de meest voorkomende (wijze van) overtredingen. Uiteraard zijn er specifieke situaties denkbaar waarbij van het protocol kan/moet worden afgeweken. Dit zal dan nader gemotiveerd worden in het handhavingsbesluit. A. Instrumenten Het gaat hierbij om de volgende instrumenten; 1. het opleggen van een last onder dwangsom. Hierbij wordt de overtreder opgedragen zelf een einde te maken aan de overtreding (en deze beëindigd te houden) op straffe van het verbeuren van een dwangsom. Het initiatief ligt dus bij de overtreder. Indien na het verstrijken van de termijn de overtreding niet is beëindigd (constateren), wordt de dwangsom automatisch verbeurd. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht moet er binnen zes maanden na het verbeuren van de dwangsom een actie tot invordering plaatsvinden, zoals een dwangbevel maar ook het versturen van een nota of een aanmaning. De termijn van zes maanden begint dan weer opnieuw te lopen. 2. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt de overtreding door of namens de gemeente beëindigd. Tenzij er sprake is van een spoedeisendheid wordt degene die de overtreding kan beëindigen, eerst in de gelegenheid gesteld dit zelf te doen. Het hoeft hierbij dus niet alleen om de daadwerkelijke overtreder te gaan. De kosten van het toepassen van bestuursdwang kunnen alleen verhaald worden op de overtreder. 3. Intrekken vergunning Bij overtreding van een aantal bepalingen in de APV bestaat ook de mogelijkheid om de vergunning geheel of gedeeltelijk en/of permanent of tijdelijk in te trekken. Aan een handhavingsbesluit kan een vooraanschrijving vooraf gaan. In deze vooraanschrijving moet de betrokkene gewezen worden op de overtreding en moet hem een termijn worden gesteld waarbinnen de overtreding ongedaan kan worden gemaakt. Tevens moeten de mogelijke vervolgstappen worden vermeld. Deze stap is niet wettelijk verplicht maar kan in het kader van de zorgvuldigheid toch vereist zijn. Uiteraard is het stellen van een termijn niet nodig indien er sprake is van een spoedeisend belang waardoor afwachten niet wenselijk is. Indien het beëindigen van de overtreding slechts bestaat uit het nalaten dan behoeft ook geen termijn te worden gegeven. 4. Kennisgeving van bekeuring Artikel 6.1 van de APV geeft de strafbepalingen aan voor het overtreden van de bepalingen in de APV, hechtenis of een geldboete. Een bekeuring ziet op het straffen van de overtreder en niet zo zeer op het beëindigen van de overtreder. B. Keuze voor dwangsom, bestuursdwang of een kennisgeving van bekeuring Wanneer wordt er nu gekozen voor een dwangsom, bestuursdwang of een boete. 180 Voordelen dwangsom; • Het financiële risico ligt geheel bij de overtreder. • De gemeente hoeft de overtreding niet zelf te (laten) beëindigen. Nadelen dwangsom • Indien blijkt dat het opleggen van een dwangsom geen effect heeft moet deze of worden ingetrokken of moet worden gewacht totdat deze is uitgewerkt. Voordelen bestuursdwang • Als overtreding niet wordt beëindigd heeft de gemeente de volledige regie bij het opheffen van de overtreding. • Bij spoedgevallen kan de gemeente de overtreding direct beëindigen. Nadelen bestuursdwang • De kosten kunnen slechts verhaald worden op de overtreder. Als deze niet meer in beeld is dan kunnen de kosten niet worden verhaald. • Indien de overtreder niet draagkrachtig is, valt er dus niets te verhalen. De kosten zijn daarmee voor de gemeente. Voordelen bekeuring • De boete is geschikt om de overtreder te straffen. Dit kan van belang zijn als de overtreding al is geëindigd maar toch opgetreden moet worden (bijv. wildplassen) Nadelen bekeuring • De boete is bedoeld om de overtreder te straffen en is niet gericht op beëindiging van de overtreding. Als er nog maatregelen getroffen moeten worden om de overtreding te beëindigen is (alleen) een boete niet geschikt. In eerste instantie wordt er gekozen voor een dwangsom omdat de risico’s voor de gemeente hierbij het kleinst zijn en een financiële prikkel vaak wel het gewenste effect heeft. Bij overtredingen waarbij het direct handelen (door het bestuursorgaan) noodzakelijk is, is bestuursdwang geschikt. Een boete wordt opgelegd bij overtredingen die al zijn beëindigd en waarbij de schriftelijke bestuursrechtelijke procedure geen soelaas zal bieden. Overigens is het mogelijk om naast de bestuursrechtelijke besluiten een bekeuring op te leggen. Deze combinaties staan niet beschreven. 181 SANCTIE dwangsom BETEKENT het opleggen van een financiële prikkel; de dwangsom kan worden vastgesteld per overtreding, tijdseenheid of per bedrag ineens TOEPASSING - in beginsel bij alle overtredingen, behalve als het voorkomen van direct (milieu)gevaar, ernstige overlast of groot gevaar voor de gezondheid, openbare orde of veiligheid zich daartegen verzet. - efficiënt bij (toekomstige) herhalingen; de sanctie werkt voor onbepaalde tijd (mits goed geformuleerd) en blijft dus bestaan na beëindiging van de overtreding. Na een jaar zonder herhaling van de overtreding kan de overtreder verzoeken het besluit tot dwangsom in te trekken bestuurs-dwang het op kosten van de overtreder ongedaan maken - bij overtredingen waarbij sprake is van direct (milieu)gevaar, ernstige overlast of groot gevaar voor de gezondheid, openbare orde of veiligheid van de overtreding. intrekken vergunning bekeuring tijdelijk of permanent intrekken van een deel van) de vergunning de overtreder wordt stafrechtelijk gestraft. (zware overtreding, spoedeisendheid) - indien opgelegde en geïnde dwangsom geen effect heeft gehad en aannemelijk is dat dit ook geen effect meer zal hebben. Let op het besluit tot dwangsom moet eerst worden ingetrokken, voordat het besluit tot bestuursdwang wordt genomen (tenzij het dwangsombesluit is uitgewerkt) - bij overtreding van sommige apv-bepalingen kan dit als sanctie worden toegepast - de boete wordt ingezet als de bestuursrechtelijke procedure geen adequate oplossing biedt of als de overtreding al is beëindigd (bijv. bij wildplassen) C. Vereisten inhoud handhavingsbesluiten; 1. Last onder dwangsom • Aanschrijven van de overtreder. Het moet daarbij gaan om degene die het voorschrift daadwerkelijk overtreedt. • Welk wettelijk voorschrift wordt overtreden? • De wijze waarop het voorschrift wordt overtreden. • Opnemen last, waarbij wordt aangegeven wat de overtreder moet doen om de overtreding te beëindigen. • Binnen welke redelijke termijn (vanaf verzenddatum brief) moet de overtreding beëindigd zijn en moet de overtreding beëindigd blijven. Het opnemen van dit laatste is van belang om te voorkomen dat de overtreding wordt beëindigd en er aan de last word voldaan, om vervolgens de overtreding weer te begaan. (bijvoorbeeld het plaatsen van een container). • Hoogte dwangsom. Er wordt vermeld dat er de dwangsom wordt verbeurd indien de overtreding niet tijdig wordt beëindigd. Het kan dan gaan om; - een bedrag ineens. - een bedrag per tijdseenheid (dag/week etc) dat de overtreding voortduurt. - per geconstateerde overtreding. Het maximum van de te verbeuren dwangsommen. • Bezwarenclausule. • In principe wordt in alle handhavingsbesluiten aangegeven hoe de zienswijze is gevraagd. Bij acuut gevaar kan de zienswijze achterwege blijven. Waar mogelijk wordt een schriftelijke zienswijze gevraagd en in andere gevallen zal door de toezichthouder naar een mondelinge reactie worden gevraagd. 2. Bestuursdwangbesluit • Aanschrijven van degene die het in zijn macht heeft om de overtreding te beëindigen. Dit hoeft dus niet de overtreder te zijn. • Welk wettelijk voorschrift wordt overtreden? • De wijze waarop het voorschrift wordt overtreden. • Welke maatregelen moeten er worden genomen om de overtreding op te heffen. • De betrokkene dient een redelijke termijn te krijgen om de overtreding te beëindigen tenzij er sprake is van spoed. 182 • Na verloop van deze termijn zal de overtreding door of namens de gemeente worden beëindigd (toepassen bestuursdwang). • Kosten. In het besluit moet worden vermeld; - dat de kosten op de overtreder zullen worden verhaald. (indien dit niet vermeld wordt is kostenverhaal niet mogelijk) - als de kosten slechts gedeeltelijk of niet op de overtreder worden verhaald moet dit gemeld worden. Kosten worden niet verhaald als dit onredelijk is. • Bezwarenclausule • In principe wordt in alle handhavingsbesluiten aangegeven hoe de zienswijze is gevraagd. Bij acuut gevaar kan de zienswijze achterwege blijven. Waar mogelijk wordt een schriftelijke zienswijze gevraagd en in andere gevallen zal door de toezichthouder naar een mondelinge reactie worden gevraagd. NB; Een last onder dwangsom en een bestuursdwangbesluit mogen nooit tegelijk worden opgelegd. D. Keuze duur begunstigingstermijn Het bestuursorgaan komt bij het bepalen van de begunstigingstermijn een grote mate van beleidsvrijheid toe. De begunstigingstermijn wordt vooral bepaald door de ernst van de overtreding en de tijd die redelijkerwijs nodig is om de overtreding te beëindigen. Hoe meer werk het is om de overtreding te beëindigen en hoe meer de betrokkenen afhankelijk is van derden, hoe langer de begunstigingstermijn. Een sanctiebesluit hoeft niet per definitie een begunstigingstermijn te bevatten. Bepalend is of voor het beëindigen van de overtreding, het ongedaan maken van de gevolgen van de overtreding dan wel het voorkomen van herhaling nog maatregelen moeten worden getroffen. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat; • Bij overtreding van gedragsvoorschriften wordt een korte termijn gesteld aangezien het handelen onmiddellijk kan worden stopgezet. Indien er geen andere maatregelen hoeven te worden getroffen dan het nalaten van de verboden gedraging behoeft geen termijn te worden gesteld. • Bij het ontbreken van voorzieningen wordt een termijn gesteld waarbinnen de voorzieningen redelijkerwijs kunnen worden aangebracht. • Hoe acuter het gevaar en hoe ernstiger de overtreding, hoe korter de termijn dan wel geen termijn. E. De hoogte van de dwangsom Het doel van de last onder dwangsom is om de overtreding te beëindigen of om herhaling te voorkomen. De hoogte van de dwangsom moet een financiële prikkel geven om de overtreding te beëindigen. Het mag dus geen straf zijn. De hoogte van de dwangsom moet in redelijke verhouding staan tot de overtreding. Hoe zwaarder de overtreding, hoe hoger de dwangsom. Bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom moet altijd naar het individuele geval worden gekeken. Van belang kan o.a. zijn; • Het economische voordeel als gevolg van de overtreding. Overtreden moet financieel niet interessant zijn. • Recidive. Verderop in dit protocol wordt een indeling gemaakt naar overtreding, duur van de begunstigingstermijn en bij het opleggen van een dwangsom, de hoogte van de dwangsom. 183 Dit zijn slechts richtlijnen waarbij de bovengenoemde afwegingen vooraf zijn gemaakt. Per individueel geval moet bekeken worden of afwijking noodzakelijk is. Als een overtreding zich uitsluitend leent voor het opleggen van een boete zoals aangegeven in de strafbepalingen van de apv, dan staat dit aangegeven. Uiteraard kan er naast het toepassen van bestuursdwang en dwangsom ook een boete worden opgelegd. Deze combinaties zijn niet opgenomen. Tevens is de mogelijkheid tot intrekken van de vergunning/ontheffing niet opgenomen omdat dat echt specifiek per geval bekeken moet worden. F. Hoogte van de bekeuring Als voor een overtreding een boete wordt opgelegd dan staat in onderstaande matrix aangegeven welk feitnummer (op basis van het feitenboekje van het Ministerie van Justitie van april 2008) dit zal zijn en hoe hoog de bekeuring is. 184 MATRIX Artikel Overtreding ernst overtreding hoogte dwangsom bestuursdwang Keuze handhaving en Begunstigingstermijn bekeuring Hoofdstuk 2 Openbare Orde Afdeling 1 Orde en veiligheid op de weg 2.1.3.1. zonder ontheffing aanbieden van schriftelijke stukken of afbeeldingen 2.1.4.1. straatartiest verbod tenzij nadere regels en ontheffing 2.1.5.1. voorwerpen of stoffen in, op, aan, of boven de weg; vergunning tenzij voldaan aan nadere regels - bekeuring feitencode F11 - bekeuring feitencode 100 gemiddeld tot zwaar - bestuursdwang - dwangsom €100,- p/dag, maximum van €500 2.1.6.2. winkelwagens op de weg, ontheffing mogelijk licht 2.1.6.3. Uitzicht belemmerende beplanting of voorwerp gemiddeld winkelier; dwangsom €50 p/overtreding maximum €500,consument; bekeuring feitencode F136 bestuursdwang dwangsom €50100,- p week. maximum €500,- 185 2.1.6.4. openen straatkolken e.d. - 2.1.6.5. Kelderingangen, koekoeken e.d. in of aan de weg, verboden - bekeuring feitencode F120B, Bekeuring feitencode F120B - Bij acuut gevaar voor (verkeers) veiligheid, geen termijn - 24 uur - indien er geen gevaar is voor de omgeving en er veel maatregelen moeten worden genomen,langere termijn 1 uur bij ernstige belemmering, gevaarzetting, geen termijn afhankelijk van de ernst van de belemmering; geen termijn- 1 week 2.1.6.7. tenzij voldaan aan nadere regels Rookverbod in bossen - 2.1.6.7a Verbod vuur te stoken - 2.1.6.8. Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp (prikkeldraad e.d.) Objecten onder hoogspanningslijn ontheffing mogelijk Veiligheid op het ijs zwaar 2.1.6.11 2.1.6.12 Afdeling 2 Toezicht op evenementen 2.2.2. Evenementenvergunning gemiddeld zwaar lichtzwaar bekeuring feitencode H315 bekeuring feitencode H1.01 feitencode H.025 bestuursdwang - dwangsom €150,p/week maximum van €900,bekeuring twee weken bestuursdwang geen termijn dwangsom/ bestuursdwang onderscheid maken in grootmiddelgroot-klein evenement. geen termijn geen termijn t.a.v. sub c van dit artikel Hoe kleiner/ kortdurend het evenement, hoe korter de termijn. De hoogte van de dwangsom afhankelijk stellen van het economische gewin. 2.2.5. Verwijderplicht Afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen 2.3.1.5 Terrasvergunning 186 - bekeuring zie handhavinsprotocollen Alcoholvrije inrichtingen (bijlage 12c-2 APV) en beleidsregels handhaving horecainrichtingen, waarop de vergunningplicht van artikel 3 Drank - en horecawet feitencode F060, 2.3.1.6. Vergunningsplicht alcoholvrije inricht- ingen 2.31.7 aanwezigheid exploitant en beheerder van toepassing is. zie handhavingsprotocol Alcoholvrije inrichtingen; bijlage 12c-2 bij apv zie handhavingsprotocol Alcoholvrije inrichtingen; bijlage 12c-2 bij apv Afdeling 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid 2.4.1. Verblijfsontzeggingen - 2.4.2. Plakken en kladden - 2.4.6. Hinderlijk gedrag op of aan de weg - Verbod slapen op of aan de weg Overlast skateboarden - 2.4.6a 2.4.6b 2.4.7 - 2.4.8 lid 1 en 2 Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen - 2.4.9 Gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten overlast van fiets of bromfiets bij publiektrekkende activiteiten aanwijzen gebied waar plaatsingsverbod fietsen geldt; ontheffing mogelijk (brom)fietsen langer dan 4 weken stallen alarminstallaties ontheffing mogelijk - loslopende honden - 2.4.11 2.4.11a 2.4.11b. 2.4.15 2.4.16 187 Hinderlijk drankgebruik - bekeuring feitencode F177, hoogte bedrag wordt bepaald door justitie bekeuring feitencode F110a en b bekeuring feitencode feitencode bekeuring feitencode bekeuring feitencode bekeuring feitencode en F121b - - F120a F120b F114 F118 F121a bekeuring feitencode F125a F130a F130b bekeuring feitencode F125b bekeuring feitencode F135 - licht bestuursdwang zie beleid licht bestuursdwang zie beleid licht dwangsom 100p/dag maximum €700 bekeuring geen termijn - - - 2.4.17 verontreiniging door honden - 2.4.18 Gevaarlijke honden nav mededeling burgemeester zwaar feitencode F145a F145b F145c bekeuring feitencode F145d H325a H325b H325c 1e overtreding bekeuring + aanzeggen dwangsom dwangsom €100 per overtreding tot max van 500,- - 1 uur bestuursdwang bij acuut gevaar geen termijn 2.4.19 Bescherming tegen gevaarlijke honden op eigen terrein 2.4.23 Bijen ontheffing mogelijk 2.4.24 opvang op straat aangetroffen dieren zwaar gemiddeld 1e overtreding Bekeuring + aanzeggen dwangsom dwangsom €300,per overtreding maximum van €3000 dwangsom €100,- p/week 1 tot max5 dagen afhankelijk van de te treffen maatregelen feitelijk handelen Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels. Straatprostitutie e.d. 3.2.6. straatprostitutie bekeuring feitencode F174 F175 hoogte van het bedrag wordt door justitie bepaald - Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente Afdeling 1 Geluidhinder 4.1.1.1 verbod geluidhinder, ontheffing mogelijk gemiddeld kleine vermaakcentra dwangsom €100 p/overtreding maximum van €500 bij gemiddeld- 188 geen termijn grotere vermaakcentra (vierdaagse, poppodia etc) aparte belangenafweging Dit geldt voor zover het stappenplan horeca en geluidsbeleid voor evenementen in de openlucht niet van toepassing is. 189 Afdeling 2 Afvalstoffen NB; In artikel 6.1 van de APV wordt voor de toezichthouders handhaving van de artikelen 4.2.2.1-4.2.4.2 uitgesloten. De bevoegdheid voor de toezichthouders om deze artikelen te handhaven wordt ontleend aan de Wet milieubeheer en niet aan de APV. Gelet op de duidelijkheid wordt het wel in dit protocol opgenomen. 4.2.2.2 4.2.2.3 4.2.2.6 4.2.2.7 aanbieden restafval op andere dagen en tijden dan aangewezen de wijze en de plaats voor het overdragen van afval aanbieden afval op aangewzen plaats bij de percelen (verzamelplek) het overdragen of aanbieden in containers 4.2.2.7a het overdragen of aanbieden in wijk- containers 4.2.2.9 het in bijzondere gevallen overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen 4.2.2.10 aangewezen plaats waar huishoudelijk afval- stoffen kunnen worden achtergelaten opstellen van regels omtrent het incidenteel achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen opstellen van nadere regels omtrent bijzondere categorieën huishoudelijke afvalstoffen vaststellen plaats, tijd en wijze van aanbieden en 4.2.2.11 4.2.2.14 4.2.3.2 2 licht bestuursdwang zie huidige handelswijze 2 bestuursdwang zie huidige handelswijze 1 bestuursdwang zie huidige handelswijze 1 bestuursdwang zie huidige handelswijze 1 bestuursdwang zie huidige handelswijze 1 bestuursdwang afhankelijk van wijze waarop het afval verkeerd wordt aangeboden afgezet tegen de overlast, geen termijn tot 1 dag bestuursdwang zie huidige handelswijze 1 bestuursdwang zie huidige handelswijze 1 bestuursdwang zie huidige handelswijze 1 bestuursdwang zie huidige De huisvuilzak wordt gestickerd en voorzien van datum en tijd. De overtreder wordt in de gelegenheid gesteld om de zelfde dag de zak nog te verwijderen. Is dit niet gebeurd dan wordt de zak meegenomen en krijgt de overtreder, mits bekend, een bestuursdwangbesluit. 190 4.2.4.1 4.2.5.1. overdragen grof huisafval inzamelvergunning aanwijzen andere categorieën afvalstoffen licht gemiddeld handelswijze 1 bestuursdwang bestuursdwang geen termijn 1 dag Afdeling 3 Bodem- weg en andere milieuverontreiniging 4.3.1. Verontreiniging van de gemidbekeuring weg en van terreinen deld feitencode H017 (bodem) H020 H022 H096 F180a F180b of bestuursdwang 4.3.5. 4.3.7 strooibiljetten met commerciële doeleinden doorzoeken afvalstoffen Afdeling 4 Het bewaren van houtopstanden 4.4.2 Kapverbod gemiddeld bekeuring feitencode F111 boete feitencode H016 bekeuring feitencode H470 Hoogte bedrag wordt bepaald door justitie of dwangsom waarbij de last een herplantplicht inhoudt Afdeling 6 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast 4.6.1. opslag voertuigen gemiddeld dwangsom afvalstoffen e.d. hoogte dwangsom moet ontheffing mogelijk afhankelijk worden gesteld van het economisch voordeel bekeuring feitencode H096 voor particulieren 191 geen termijn voor beëindigen verontreiniging. Bij verwijderen afhankelijk van de te treffen maatregelen afhankelijk van het seizoen afhankelijk van groote opslag 14 weken Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente Afdeling 1 parkeerexcessen 5.1.2. Regels omtrent parkeren licht dwangsom €150 24 uur van voertuigen van p/dag, maximum autobedrijf e.d., €1050 ontheffing mogelijk 5.1.6. Parkeren caravans e.d. aan licht dwangsom €75 2 dagen de weg, p/dag maximum ontheffing mogelijk €750 5.1.7. 5.1.8. 5.1.11 Parkeren van reclamevoertuigen, ontheffing mogelijk Parkeren van grote voertuigen, ontheffing mogelijk aantasting groen- voertuig door voertuigen, ontheffing mogelijk bestuursdwang als direct optreden direct noodzakelijk is, geen termijn - bekeuring feitencode F210 1 uur - bekeuring feitencode R414a F205 bekeuring feitencode H310 H311 - - Afhankelijk van het type voertuig Afdeling 2 Collecteren, venten, standplaatsen en snuffelmarkten 5.2.1 5.2.2 5.2.3. collectes zonder vergunning venten e.d. vergunning standplaatsen; uitstallingen op de weg vergunning licht bekeuring feitencode F220 bekeuring feitencode F225 bekeuring feitencode F230 dwangsom €100 p/dag maximum bestuursdwang - afhankelijk van de mate van overlast/gevaar geen termijn- 4 uur bij noodzaak tot direct optreden, geen termijn Evt intrekken vergunning zie art. 1.11 192 Afdeling 4 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden 5.4.1. Crossterreinen - 5.4.2. Beperking gemotoriseerd verkeer ruiters en fietsen in natuurgebieden ontheffing mogelijk - bekeuring feitencode H311 bekeuring feitencode D537 Afdeling 6 Straatnaamborden, huisnummers, brandkranen e.d. 5.6.1. Gedoogplicht van eigen licht dwangsom €50 aan-duidingen straatp/dag met een naamborden op een pand maximum van €700 - geen termijn. Betrokkene hoeft slechts te gedogen. Afdeling 7 Gevonden voorwerpen 5.7.2 Detectorverbod gemiddeld bekeuring van de tweede categorie Deze beleidsregel/dit handhavingsprotocol wordt voorzover het zijn/hun compententie betreft vastgesteld door de burgemeester en het college van Burgemeester en Wethouders, ieder orgaan voor zijn eigen bevoegdheden, Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking. Aldus vastgesteld op 30 september 2008 De Burgemeester van Nijmegen mr. Th.C. de Graaf College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, 193 De Burgemeester, De Secretaris, mr. Th.C. de Graaf P. Eringa Algemeen Stappenplan Overtreding geconstateerd Op straat Mondelinge waarschuwing; Verzoek tot beëindigen overtreding, geef aan wanneer je terugkomt Controle; overtreding beeindigd? nee ja afgerond Schriftelijk vooraanschrijving Evt zienswijzen Controle; overtreding beeindigd? nee ja afgerond Dwangsom/bestuurs-dwang aanschrijving Inningsprocedure starten bij dwangsom Toepassen bestuursdwang; Kostenverhaall 194 nee Controle; overtreding beeindigd? ja afgerond Bijlage 19 a Besluit burgemeester tot hernieuwde aanwijzing Tunnelweg als locatie voor cameratoezicht in de zin van artikel 151c Gemeentewet Reg.nr: 14.0007031 De burgemeester van de gemeente Nijmegen d.d. 20 juni 2014, Gelet op Artikel 151c Gemeentewet en Artikel 2.8.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening ; Gehoord het advies van de Officier van Justitie ; Overwegende dat • • • • het in het kader van het belang van de handhaving van de openbare orde en (subjectieve) veiligheid van de gebruikers van de Stationstunnel het noodzakelijk is gebleken het cameratoezicht, gebaseerd op de bevoegdheid van artikel 151c Gemeentewet, voor een langere periode voort te zetten; het cameratoezicht in het hierna genoemde gebied voldoet aan de eisen die artikel 151c van de Gemeentewet stelt aan het instellen van cameratoezicht (bijvoorbeeld kenbaarheid van cameratoezicht, proportionaliteit, subsidiariteit); de fysieke situatie van de Stationstunnel een grote rol speelt in de veiligheidssituatie van dit gebied en dat die zoveel mogelijk geoptimaliseerd is; er gelet op het feit dat er geen mogelijke piekmomenten aan te geven zijn voor de mogelijke openbare ordeverstoringen gekozen wordt voor een dagelijks gebruiks- en uitkijktijdenregime; Besluit 1. de toepassing van cameratoezicht als bedoeld in artikel 151c Gemeentewet jo artikel 2.8.1 APV, waarmee is gestart in juni 2008, voort te zetten; 2. de Stationstunnel, gelegen aan de Tunnelweg, als openbare plaats, als bedoeld in artikel 151c Gemeentewet, aan te wijzen; 3. de duur van de plaatsing, als bedoeld in artikel 151c Gemeentewet, te laten eindigen op 1 juli 2016; 4. de periode, waarin het daadwerkelijk gebruik van de camera’s plaatsvindt vast te stellen op 24 uur per dag; 5. als uitkijktijden, gedurende welke periode de met de camera’s gemaakte beelden in elk geval rechtstreeks worden uitgekeken, vast te stellen de periode tussen 18.00 uur en 01.00 uur. De burgemeester van Nijmegen, Drs. H.M.F. Bruls Burgemeestersbesluit cameratoezicht Stationstunnel (3) Reg.nr: 13.0016619 De burgemeester van de gemeente Nijmegen d.d.18 december 2013, Gelet op Artikel 151c Gemeentewet en Artikel 2.8.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening en het besluit van de burgemeester van 30 januari 2013; Gehoord het advies van de Officier van Justitie in het driehoeksoverleg van 25 oktober 2012 ; Overwegende dat • • • het in het kader van het belang van de handhaving van de openbare orde en veiligheid van de omwonenden en bezoekers van het Kronenburgerpark in verband met de langdurige en structurele overlast van dealers noodzakelijk is gebleken een structurele vorm van cameratoezicht, gebaseerd op de bevoegdheid van artikel 151c Gemeentewet, in te zetten en dat daartoe op 30 januari 2013 besloten is door de burgemeester; er gelet op de ervaringen met de openbare orde-verstoringen gekozen werd voor een dagelijks gebruiks- en uitkijktijdenregime; dat de problematiek nog dusdanig is dat de inzet van het middel van cameratoezicht nog niet beëindigd kan worden; Besluit 1. de toepassing van cameratoezicht als bedoeld in artikel 151c Gemeentewet jo artikel 2.8.1 APV vooralsnog voort te zetten; 2. Het Kronenburgerpark, en de omliggende straten, te weten de Parkweg en het Joris Ivensplein, als openbare plaats, als bedoeld in artikel 151c Gemeentewet, aan te wijzen; 3. de duur van de plaatsing, als bedoeld in artikel 151c Gemeentewet, te verlengen met een jaar, derhalve eindigend op 1 januari 2015; 4. de periode, waarin het daadwerkelijk gebruik van de camera’s plaatsvindt vast te stellen op 24 uur per dag; 5. als uitkijktijden, gedurende welke periode de met de camera’s gemaakte beelden in elk geval rechtstreeks worden uitgekeken, vast te stellen de periode tussen 18.00 uur en 01.00 uur. De burgemeester van Nijmegen, Drs. H.M.F. Bruls 196 Reg.nr: 14.0005207 De burgemeester van de gemeente Nijmegen d.d. 24 april 2014, Gelet op Artikel 151c Gemeentewet en Artikel 2.8.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening ; Gehoord het advies van de Officier van Justitie, o.a. in het driehoeksoverleg van 27 maart 2014; Overwegende dat • • het in het kader van het belang van de handhaving van de openbare orde en veiligheid en ter voorkoming van overlast voor de ondernemers, bewoners en bezoekers van de kop van de Willemsweg in verband met de structurele overlast van een bepaalde overlast gevende jeugdgroep noodzakelijk is gebleken cameratoezicht, gebaseerd op de bevoegdheid van artikel 151c Gemeentewet, in te zetten; er gelet op de ervaringen met de openbare orde verstoringen gekozen wordt voor een dagelijks gebruiks- en uitkijktijdenregime; Besluit 1. over te gaan tot toepassing van cameratoezicht als bedoeld in artikel 151c Gemeentewet jo artikel 2.8.1 APV; 2. De kop van de Willemsweg als openbare plaats, als bedoeld in artikel 151c Gemeentewet, aan te wijzen; 3. de duur van de plaatsing, als bedoeld in artikel 151c Gemeentewet, in principe te laten eindigen op 1 oktober 2014; 4. de periode, waarin het daadwerkelijk gebruik van de camera’s plaatsvindt vast te stellen op 24 uur per dag; 5. als uitkijktijden, gedurende welke periode de met de camera’s gemaakte beelden in elk geval rechtstreeks worden uitgekeken, vast te stellen de periode tussen 18.00 uur en 01.00 uur. De burgemeester van Nijmegen, Drs. H.M.F. Bruls 197 Bijlage 19D: Cameratoezicht Reg.nr: 12.0002628 De burgemeester van de gemeente Nijmegen d.d.14-09-2012 Gelet op Artikel 151c Gemeentewet en Artikel 2.8.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening ; De besluiten van de burgemeester van 20 maart 2009 en 2 november 2011 tot plaatsing van vaste camera’s Gehoord het advies van de Officier van Justitie; Overwegende dat: het in het kader van het belang van de handhaving van de openbare orde en veiligheid van de omwonenden en bezoekers van het winkelcentrum Meijhorst en van het winkelcentrum Hatert en omgeving (Couwenbergstraat en Thorbeckestraat, tussen de Hatertseweg en de Nijenrodestraat/Cort van der Lindenstraat) bij bovengenoemde besluiten deze gebieden zijn aangewezen als als openbare plaats als bedoeld in artikel 151c Gemeentewet waar cameratoezicht plaatsvindt. dit cameratoezicht nog steeds noodzakelijk is in bedoelde gebieden, maar door wijziging van het uitkijkregime een wijziging van het eerdere besluit op dit punt noodzakelijk is. Tevens wordt de duur van de plaatsing gewijzigd. er gelet op de ervaringen met de openbare orde-verstoringen gekozen wordt voor een roulerend surveillanceregime, dagelijks tussen 20.00 uur en 05.00 uur; de camera’s worden uitgekeken in de Regionale Toezichtruimte (RTR) van de politie; Besluit: 1. de aanwijzing van de directe omgeving van winkelcentrum Meijhorst (Dukenburg) en winkelcentrum Hatert en omgeving (Couwenbergstraat en Thorbeckestraat, tussen de Hatertseweg en de Nijenrodestraat/Cort van der Lindenstraat) als openbare plaats, als bedoeld in artikel 151c Gemeentewet, te handhaven 2. de duur van de plaatsing, als bedoeld in artikel 151c Gemeentewet, te bepalen op: uiterlijk eindigend op 15 maart 2014; 3. de periode, waarin het daadwerkelijk gebruik van de camera’s plaatsvindt vast te stellen op 24 uur per dag; 4. als uitkijktijden, gedurende welke periode de met de camera’s gemaakte beelden via een roulerend surveillanceregime worden uitgekeken, vast te stellen de periode tussen 20.00 uur en 05.00 uur. 5. dit besluit in de plaats te stellen van de eerdere uitvoeringsbesluiten van 20 maart 2009 en 2 november 2011. De Burgemeester van Nijmegen, drs. H.M.F. Bruls 198 Bijlage 21: Aanwijzingsbesluit (parkeren grote voertuigen op basis van art. 5.1.8.) bij B&W besluit van 14 juli 2009 (agendapunt 3.9, registratienr. 09-.0011707. De inwerkingtreding is gesteld op 1 september 2009. _________________________________________________________________________________________ Nijmegen,14 juli 2009 BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN NIJMEGEN; Overwegende, dat het op basis van artikel 5.1.8. van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) verboden is een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op andere dan door burgemeester en wethouders aangewezen wegen; dat het gewenst is een aantal wegen aan te wijzen waar het voor de hierboven omschreven categorie voertuigen is toegestaan te parkeren; dat het overigens gewenst is te bepalen dat het in de eerste alinea genoemde verbod niet geldt op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur; gelet op artikel 5.1.8 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen; besluiten: I. de volgende wegen/weggedeelten aan te wijzen als locatie waar het parkeren van een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter is toegestaan: Industrieterrein Energieweg Nijverheidsweg Handelsweg Industrieterrein Weurtseweg/Kanaalstraat Beurtvaartweg Cargadoorweg Koopvaardijweg Fabrieksweg Industrieterrein Phillips/Winkelsteeg St. Teunismolenweg Nieuwe Dukenburgseweg (alleen parallelweg ter hoogte van Smitweld) II. Het in artikel 5.1.8. 1e lid APV genoemde verbod parkeren grote voertuigen niet van toepassing te verklaren op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur; een en ander zoals is aangegeven op de bij dit besluit behorende situatietekening d.d. 23-06-2009; De burgemeester, De secretaris, mr. Th.C. De Graaf P. Eringa 199 Koopvaardijweg Gargadoorweg Handelsweg Nijverheidsweg Nw. Dukenburgeweg (parallelweg) St. Teunismolenweg 200 Bijlage 22 : Besluit aanwijzing gebied verbod meevoeren glazen drinkgerei en verpakkingen Kenmerk: A700/10.0012415 Betreft: aanwijzing centrum als gebied bedoeld in artikel 2.4.7a APV De burgemeester van Nijmegen; Gelet op artikel 2.4.7a, lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening; Besluit: Als gebied, bedoeld in artikel 2.4.7a, lid 1 APV, waar het op de weg verboden is om drinkgerei van glas of geopende glazen verpakkingen, kennelijk bestemd voor het bewaren van dranken, bij zich te hebben of met zich mee te voeren, aan te wijzen: het gebied, omsloten door de rivier de Waal, Keizer Traianusplein, St. Canisiussingel, Oranjesingel, Nassausingel, Kronenburgersingel, Lange Hezelstraat en de spoorlijn ArnhemNijmegen; Dit besluit treedt in werking één dag na bekendmaking. De burgemeester van Nijmegen, mr. Th.C. de Graaf Nijmegen, 17 mei 2010 201 Bijlage 22a: Besluit tot aanwijzing van wegen, verpakkingen en drinkgerei en periode ex artikel 2.4.7a, lid 3 APV, Kenmerk: 13.0005787 Betreft: aanwijzingen als bedoeld in artikel 2.4.7a lid 3 APV De burgemeester van Nijmegen; Gelet op artikel 2.4.7a, lid 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening; Overwegende dat het gebruik van glazen verpakkingen of glazen drinkgerei tijdens een groot evenement grote risico’s meebrengt voor de openbare orde en veiligheid. Het glas dat op straat terechtkomt kan immers verwondingen opleveren bij bezoekers of medewerkers van hulpdiensten. Flessen en glazen kunnen tevens gebruikt worden als slag- of steekwapen. In de praktijk blijkt dat er voor de ondernemers voldoende alternatieven beschikbaar zijn, waardoor het belang van de openbare orde en veiligheid hier zwaarder moet wegen dan het economische belang; Besluit: • als wegen, bedoeld in artikel 2.4.7a, lid 3 van de APV, waar het alle inrichtingen, bedoeld in de zin van artikel 2.3.1.1, en winkelbedrijven en slijtersbedrijven verboden is om dranken in aangewezen verpakkingen te verstrekken aan te wijzen: Alle wegen en weggedeelten, gelegen in het gebied, omsloten door de rivier de Waal, Keizer Traianusplein, St. Canisiussingel, Oranjesingel, van Schaeck Mathonsingel, het Stationsplein en de spoorlijn Arnhem-Nijmegen; • als verpakkingen en drinkgerei, aan te wijzen: alle verpakkingen en drinkgerei gemaakt van glas; • als periode, bedoeld in artikel 2.4.7a, derde lid van de APV, aan te wijzen: de jaarlijkse periode vanaf de eerste zaterdag van de Vierdaagsefeesten tot de tweede zaterdagochtend van de Vierdaagsefeesten, dagelijks van 18.00 uur tot 08.00 uur; • het verbod tot het verstrekken van dranken in glazen drinkgerei voor gebruik ter plaatse te beperken tot het verstrekken op het terras en het verbod in het algemeen te beperken tot alcoholhoudende dranken, voorzover in dit onderwerp niet reeds is voorzien in de terrasvergunning, zoals die geldt tijdens de Vierdaagsefeesten. Dit besluit treedt in werking onmiddellijk na bekendmaking. De burgemeester van Nijmegen, Drs. H.M.F. Bruls 202 Nijmegen, 16 april 2013 Publicatiedatum Overwegende dat: artikel 2.5.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening van Nijmegen verplicht handelaren van de door de burgemeester aangewezen categorieën gebruikte of ongeregelde goederen een verkoopregister bij te houden; artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit ter uitvoering van artikel 437, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat een handelaar verplicht is aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verworven of voorhanden heeft, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register (inkoopregister); er een digitaal opkopersregister (DOR) is ontworpen voor het in- en verkoopregister; het digitale opkopersregister dat de handelaren kunnen gaan gebruiken, kan worden gekoppeld aan een landelijk systeem waarin gestolen goederen worden geregistreerd; indien een handelaar een gestolen goed registreert, het systeem hiervan een melding maakt waardoor gestolen goederen snel worden getraceerd en heling op een effectieve wijze kan worden tegengegaan; BESLUIT: 1. dat naast het papieren register, het digitale opkopersregister wordt aangewezen als doorlopend en gewaarmerkt register voor de in- en verkoop van gebruikte of ongeregelde goederen; 2. dat gelet op artikel 2.5.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening alle categorieën goederen worden aangewezen die genoemd zijn in artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit ex. artikel 437, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, zijnde; opkopers en handelaren in gebruikte en ongeregelde goederen, metalen, edelstenen, uurwerken, kunstvoorwerpen, auto's, motorfietsen, bromfietsen, fietsen, foto-, film-, radio-, audio- en videoapparatuur en apparatuur voor automatische registratie; 3. dat de daarmee belaste ambtenaren van de gemeente Nijmegen en politieambtenaren gelet op artikel 5:11 van de Algemene wet Bestuursrecht worden aangewezen als toezichthouder in het kader van de controle op het verkoopregister zoals geregeld in artikel 2.5.2 e.v. van de Algemene Plaatselijke Verordening; 4. dat het aanwijzingsbesluit toezichthouders opkopersregister van 4 juni 2008 met het gemeentebladnummer GB08-82 komt te vervallen; 5. dat dit besluit de dag na bekendmaking in werking treedt. Nijmegen, 4 juni 2014 De Burgemeester van Nijmegen, drs. H.M.F. Bruls 203 Bijlage 24: Nadere regels op grond van artikel 5.2.1. lid 4 , van de Algemene Plaatselijke Verordening met betrekking tot het collecteren. Datum en kenmerken: Besluit van het college van Burgemeester en Wethouders d.d. 17 april 2012, agendapunt 3.14, registratienummer 11.0013830. De inwerkingtreding is (daags na bekendmaking) op 27 april 2012. Burgemeester en wethouders van Nijmegen. Overwegende , Dat in artikel 5.2.1. lid 4, van de Algemene Plaatselijke Verordening aan het college de bevoegdheid is toegekend regels te stellen ten aanzien van het collecteren. Besluiten: 1. Collectes die beoordeelt zijn door het CBF en staan vermeld op het daarbij behorende collecterooster behoeven geen vergunning aan te vragen. 2. Collectes die beoordeelt zijn door het CBF maar niet staan vermeld op het daarbij behorende collecterooster dienen 3 weken voorafgaande aan de datum waarop de collecte aanvangt een melding te doen. Het College zal niet instemmen met de melding indien er op het gevraagde tijdstip reeds een andere collecte is toegestaan dan wel vergund tenzij de andere collecterende organisatie op verzoek van aanvrager toestemming verleent om tegelijkertijd een collecte te houden. De collecte kan slechts gehouden worden mits er schriftelijk toestemming is verleend door of namens het college. 3. Voor het houden van collectes onder lid 1 en 2 moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden. Collectes mogen niet plaatsvinden op een zondag. De collectanten moeten minstens 16 jaren oud zijn; De collectanten voor de collectes onder lid 2 moeten in bezit zijn een door adressanten afgegeven en namens het college afgestempelde deelnemerskaart, waarop de naam van verzoekster, de naam van de collectant en de datum van de collecte voorkomen. De locatie hiervoor zal worden vermeld op www.nijmegen.nl; digitale balie. Uitsluitend wordt gecollecteerd met verzegelde bussen, welke u zelf dient aan te schaffen; Op de verzegelde bussen duidelijk de naam van de vereniging of instelling waarvoor wordt gecollecteerd, alsmede de collectedatum staan vermeld; Mocht de collecte door onvoorziene omstandigheden niet doorgaan, dan dient hiervan onmiddellijk kennis te worden gegeven aan het College van Burgemeester en Wethouders. Redelijkerwijs dienen mogelijke maatregelen genomen te worden ten einde te voorkomen, dat de Gemeente dan wel derden tengevolge van het plaatsen of de aanwezigheid van de objecten schade lijden. Eventuele schade aan gemeente-eigendommen dient op eerste aanzegging binnen de daarbij te stellen termijn aan de Gemeente Nijmegen te worden vergoed; Er wordt niet gecollecteerd op plaatsen, waar dit hinderlijk is voor het verkeer; het woon- en leefmilieu dient zo min mogelijk te worden geschaad; Alle bevelen door de politie of anderszins van gemeentewege in het belang van de openbare orde en/of veiligheid gegeven dienen onmiddellijk en stipt te worden opgevolgd; 204 Voor de collectes onder lid 2 moet binnen 3 weken na afloop der collecte de opbrengst hiervan worden opgegeven aan de gemeente met vermelding van de gemaakte onkosten, door invulling en terugzending van bijgevoegd collectestaat. College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester, De Gemeentesecretaris, drs. W.J.A. Dijkstra drs. B. van der Ploeg 205 Bijlage 25: Nadere regels op grond van artikel 2.1.5.1, tweede lid onder j, van de Algemene Plaatselijke Verordening ten aanzien van informatiekramen. Datum en kenmerken: Besluit van het college van Burgemeester en Wethouders d.d. 17 april 2012, agendapunt 3.14, registratienummer 11.0013830. De inwerkingtreding is (daags na bekendmaking) op 27 april 2012. Burgemeester en wethouders van Nijmegen. Overwegende, Dat in artikel 2.1.5.1. tweede lid onder j, van de Algemene Plaatselijke Verordening aan het college de bevoegdheid is toegekend regels te stellen ten aanzien van informatiekramen. Burgemeester en wethouders van Nijmegen. Besluiten: Dat voor de informatiekramen, mits voldaan aan de onderstaande nadere regels, geen vergunning is vereist. Omschrijving en bereik Deze nadere regels hebben betrekking op informatiekramen van waaruit aan het publiek niet commerciële informatie wordt verschaft. Begripsbepalingen 1. Openbare plaats: een voor het publiek toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg als bedoeld onder c; 2. Weg: de weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994. Criteria plaatsen informatiekramen Het is toegestaan informatiekramen te plaatsen indien wordt voldaan aan elk van de volgende voorwaarden: 1. Informatiekramen mogen alleen geplaatst worden op zaterdag van 09.00 tot 18.00 en op donderdagavond van 17.00 tot 21.00. 2. Informatie kramen mogen worden geplaatst in de Broerstraat aan de kruisingen met de Ziekerstraat en de Pauwelstraat en Plein 1944. 3. De plaatsing van de informatiekraam levert geen gevaar op voor de bruikbaarheid en het doelmatig en veilig gebruik van de openbare plaats en vormt geen belemmering voor het doelmatig beheer en onderhoud van openbare plaatsen. 4. Objecten mogen niet met pinnen e.d. aan de bestrating worden bevestigd. Er mag geen beschadiging aan bestrating of straatmeubilair worden toegebracht. 5. De informatiekraam of het gebruik daarvan levert geen overlast op voor gebruikers van in de nabijheid gelegen onroerende zaken. 6. De informatiekraam of het gebruik daarvan levert geen risico op voor de openbare orde en veiligheid. 7. Er mogen geen brandgevaarlijke situaties ontstaan door onveilig gebruik van vuur, gas en/of elektriciteit; 8. De standplaats moet aan redelijke eisen van welstand en hygiëne voldoen en er steeds ordelijk uitzien. Op of bij de standplaats liggend papier of ander afval moet door de gebruiker van de informatiekraam steeds worden opgeruimd; 9. Op een voetpad is een vrije doorgang van tenminste 1,20 meter breed, in een zoveel mogelijk rechte lijn, gewaarborgd voor voetgangers en mensen met een fysieke beperking, zoals rolstoel- en rollatorgebruikers. 10. De informatiekraam wordt niet geplaatst op een (gehandicapten)parkeerplaats. 206 11. Er is altijd een vrije en onbelemmerde doorgang in een rechtdoorgaande lijn van minimaal 4 meter breed met een vrije hoogte van tenminste 4,20 meter aanwezig ten behoeve van hulpdiensten. 12. De informatiekraam moet zodanig geplaatst worden dat voorzieningen voor hulpdiensten goed te bereiken en te gebruiken zijn. Opstelplaatsen voor de brandweer moeten goed bereikbaar blijven. Brandkranen, bluswaterwinplaatsen, voedingspunten van droge blusleidingen etc. moeten onbelemmerd te gebruiken zijn. Daarbij dient minstens een strook van 0,9 meter rondom vrij te zijn. Overige regels 1. Informatiekramen mogen niet worden geplaatst of geplaatst worden gehouden indien deze een belemmering vormen voor aan, onder, op of boven openbare plaatsen te verrichten (onderhouds)werkzaamheden, evenementen, markten, kermissen, andere festiviteiten en/of gebeurtenissen van algemeen belang. 2. Voor informatiekramen die worden geplaatst één week voorafgaand en tijdens de Vierdaagse en Vierdaagsefeesten is een vergunning op grond van artikel 2.1.5.1 van de APV noodzakelijk. Opvolgen aanwijzingen Door of namens een bestuursorgaan gegeven aanwijzingen in het kader van het algemene belang, de openbare orde of veiligheid dienen strikt te worden opgevolgd. Deze aanwijzingen kunnen onder andere betrekking hebben op het geheel of gedeeltelijk verplaatsen dan wel verwijderen van de geplaatste bouwobjecten zonder dat de initiatiefnemer aanspraak kan maken op schadevergoeding. Schade Schade die is toegebracht aan gemeentelijke eigendommen als gevolg van de informatiekraam zal door de gemeente voor rekening van de initiatiefnemer worden hersteld. College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester, De Gemeentesecretaris, drs. W.J.A. Dijkstra drs. B. van der Ploeg 207 Bijlage 26A 208 Bijlage 26B Monumentale boom Waardevolle boom Monumentale en waardevolle bomen 209 Ontwerp: R. van Wijk Datum: 06‐03‐2011
© Copyright 2024 ExpyDoc