Download Praktijkgids Jaar 2 (2014-2015)

OPLEIDING
MAATSCHAPPELIJK WERK EN
DIENSTVERLENING (MWD)
VOLTIJD
PRAKTIJKLEREN 2
2014-2015
Titel
Auteurs
Periode
Doelgroep
Datum
Code
Praktijkleren 2
Praktijkbureau MWD
Blok 1 t/m 4
Tweedejaars studenten MWD VT
2014-2015
Dit exemplaar behoort aan:………………………………………………….
Inhoudsopgave
Voorwoord .................................................................................................................... 3
Inleiding ....................................................................................................................... 4
1.
Doelstellingen van het onderwijsprogramma ...................................................... 4
2.
Beroepstaken en beroepscontext ........................................................................ 4
3.
Competenties, niveau, eindkwalificaties en leerdoelen ....................................... 5
3.1 Niveau ..................................................................................................................................... 5
3.2 Competenties en eindkwalificaties van het Landelijk Opleidingsprofiel .............................................. 5
3.3 leerdoelen ................................................................................................................................ 6
4.
5.
6.
Samenhang tussen de opdrachten in het onderwijsprogramma .......................... 7
Plaats van het onderwijsprogramma ................................................................... 7
Werkwijze en studiebelasting ............................................................................. 8
6.1
De praktijk ............................................................................................................................ 8
6.2
De opleiding .......................................................................................................................... 9
7.
Resultaten in het onderwijsprogramma .............................................................. 9
7.1 De opdrachten .......................................................................................................................... 9
7.2 Criteria leerwerkplan en eindverslag .......................................................................................... 11
7.3 Belangrijke data Praktijkleren 2. ............................................................................................... 11
8.
De toetsing en beoordeling, presentie ............................................................... 12
8.1
Presentie en beoordeling op de stage ..................................................................................... 12
8.2
Presentie bij de binnensschoolse stagebegeleiding ................................................................... 13
9.
Literatuur en studiemateriaal ............................................................................ 14
Bijlage 1
Model praktijkcontract MWD voltijd 2e jaars 2014-2015 ......................... 15
Bijlage 2
Scoreformulieren ..................................................................................... 20
Bijlage 3
Reflectiemodel opdracht .......................................................................... 23
Bijlage 4
Beroepsproducten voorbeelden en verantwoordingsvragen..................... 25
Bijlage 5
Competentiematrix .................................................................................. 26
Bijlage 6
Niveauomschrijving competenties ........................................................... 28
2
Voorwoord
De praktijk tweede jaar, ook wel Praktijkleren 2 genoemd, is bedoeld om tweede jaar Maatschappelijk Werk
en Dienstverlening Voltijd (MWD VT) studenten de gelegenheid te geven om te leren in de “echte” praktijk.
De confrontatie voor studenten met de ‘echte’ praktijk komt terug in alle jaren van de opleiding. Dit gebeurt
door praktijk of stage in de eerste drie jaar van de opleiding. Daarnaast door participatie in onderzoek in
het werkveld vanuit de praktijk en / of het kenniscentrum van de HvA. In het laatste jaar van de opleiding
doet de student onderzoek in het kader van zijn minor en scriptie in de maatschappelijk werk praktijk. De
studenten ervaren door het opdoen van praktijkervaring, hoe het is om met cliënten te werken, om samen
te werken met collega’s en professionals uit andere instellingen en hoe het is om een organisatie te
vertegenwoordigen.
Het is de bedoeling dat studenten in de praktijk van het tweede jaar een aantal basisvaardigheden
uitbreiden die van belang zijn voor het vak van maatschappelijk werker. Het toepassen van diverse
gesprekstechnieken, methoden en het analyseren van eigen en cliëntengedrag krijgt grotere aandacht.
NB: in het gehele document hanteren we de term “praktijk” in plaats van “stage”, aangezien Praktijkleren
de naam is van het studieonderdeel. Wegens stijltechnische redenen kan deze term niet overal doorgevoerd
worden. Als laatste willen we opmerken dat waar “de stagiair”, “hij” of “zijn” staat, ook “de stagiaire”, “zij”
of “haar” gelezen kan worden.
Amsterdam, augustus 2014
Namens het praktijkbureau
Corina Janssens - Vogel
3
Inleiding
In het eerste jaar van de opleiding gaat het om de oriëntatie op het beroep. In het tweede jaar gaat het om
beroepsvoorbereiding. Voor het studieonderdeel Praktijkleren 2 hebben we daarom gekozen voor
praktijkplekken waar het nog niet gaat om ‘hulp verlenen’ maar om ‘dienst verlenen’.
Praktijk ervaring opdoen in het kader van Praktijkleren 2 betreft dienstverlening aan een persoon uit een
groep volwassenen of kinderen ouder dan 12 jaar, waarbij de stagiair een ‘maatjescontact’ aangaat.
Voorbeelden zijn o.a.: buddy van een verslaafde, mantelzorgondersteuner bij verschillende doelgroepen,
coach van drop-outs, maatje van iemand met een psychiatrische diagnose etc. Meestal betreft het
vrijwilligerswerk waarbij de vrijwilliger iemand met een lichamelijk, psychiatrisch, verstandelijk en/of
psychosociale problematiek regelmatig bezoekt of spreekt.
De criteria voor een Praktijkleren 2 praktijkplaats zijn:

het contact met de doelgroep is structureel;

het opbouwen van een band en het winnen van vertrouwen zijn aspecten die in het contact onderdeel
zijn;

er is sprake van een zo gelijkwaardig mogelijk contact (dit houdt in dat doorgaans de doelgroepen die
jonger zijn dan 12 jaar niet geschikt zijn voor Praktijkleren 2);

1.
praktijkbegeleiding wordt verzorgd door een medewerker met een agogische achtergrond.
Doelstellingen van het onderwijsprogramma
De opleiding maatschappelijk werk en dienstverlening (MWD) stelt zich ten doel om ook in het tweede jaar
de student in de praktijk te laten leren, zodat de praktijk mede opleider is van de student. Tevens
ontwikkelt de student zijn vaardigheden door op het gebied van gespreksvoering, in en vanuit een
organisatie en binnen het beroepsmatig handelen.
2.
Beroepstaken en beroepscontext
Het praktijkleren moet altijd een verbinding hebben met het vak van maatschappelijk werker. De hieronder
beschreven taakgebieden komen voort uit het beroepsprofiel van het maatschappelijk werk en geven op
drie hoofdonderdelen aan op welke aandachtgebieden een maatschappelijk werker zich richt. Hier heeft de
student al kennis mee gemaakt in Praktijkleren 1. In Praktijkleren 2 wordt dit meer verdiept en toegepast in
een één op één cliënt situatie.
De



volgende taakgebieden staan centraal:
Taakgebied 1: directe en indirecte (hulp) en dienstverlening
Taakgebied 2: werken in en vanuit een arbeidsorganisatie
Taakgebied 3: werken aan professionaliteit en professionalisering
Binnen deze taakgebieden houdt de student zich specifiek bezig met de kerntaken die ook zijn afgeleid van
het beroepsprofiel. Het gaat om de volgende kerntaken:

1: werken met en namens cliënten

3: werken in de eigen instelling of organisatie

5: zichzelf ontwikkelen in het beroep
4
3.
Competenties, niveau, eindkwalificaties en leerdoelen
3.1 Niveau
Binnen praktijkleren werkt de student aan competenties 1, 4, 5, 7 en 8 op niveau 1 en 2.


Niveau 1 houdt in dat de student kan laten zien dat bij de genoemde competenties het niveau is
behaald waarin de student zich kan oriënteren op het beroep en de sector.
Niveau 2 houdt in dat de taken die moeten worden uitgevoerd in de praktijk meer complex zijn maar
nog wel gestructureerd en onder begeleiding. Op deze manier kan de student laten zien dat hij op
beroepsvoorbereidend en beroepsoriënterend niveau de competenties aan het ontwikkelen is.
3.2 Competenties en eindkwalificaties van het Landelijk Opleidingsprofiel
De opleiding heeft het toetsniveau vastgelegd in de competentiematrix, die op zijn beurt gebaseerd is op
het beroepsprofiel van de maatschappelijk werker (NVMW, 2007) en het landelijk opleidingsprofiel
(Landelijk Opleidingsoverleg MWD, 2010). De volledige matrix is opgenomen als bijlage in deze gids. De
voor praktijkleren 2 van toepassing zijnde competenties en eindkwalificaties zijn:
Competentie 1 is gericht op:
“Verleent adequaat multi methodische hulp en diensten aan individuen, systemen en groepen met
problemen die zich psychisch, sociaal en/of materieel voordoen in diverse vrijwillige en onvrijwillige
(maatschappelijke) contexten en bevordert daarbij interculturele communicatie, vanuit grootstedelijk
perspectief.”
Het accent ligt op:

De maatschappelijk werker legt contact met de cliënt c.q. het cliëntsysteem en streeft naar een
samenwerkingsrelatie met de cliënt, ook in situaties gekarakteriseerd door drang of dwang (1).

De maatschappelijk werker vormt zich samen met de cliënt een beeld van de aard van de vraag van
de cliënt - of problemen in de situatie waarin de cliënt verkeert (2).

De maatschappelijk werker maakt een hulpverleningsplan of dienstverleningsplan in samenspraak
met de cliënt, verantwoordt dit plan op toegankelijke wijze voor betrokkenen en spreekt daarmee
de ontwikkelingsmogelijkheden van de cliënt aan (3).

De maatschappelijk werker verleent hulp en diensten op methodische en reflectieve wijze. Hij of zij
handelt volgens de regulatieve cyclus en vangt, afhankelijk van de situatie, op verschillende punten
in deze cyclus aan. Deze hulp- en dienstverlening neemt, afhankelijk van de situatie de
verschillende vormen aan (4).

De maatschappelijk werker verleent op resultaatgerichte wijze hulp- en diensten volgens een breed
spectrum van methodische benaderingen (eclectisch integratief, methodisch niet eenkennig en
evidence based als dat mogelijk, en gezien de situatie geëigend is) en verantwoordt de inzet ervan.
Ontwikkeling van het zelfregulerend vermogen, en empowerment van de cliënt, binnen de reële
mogelijkheden vormen daarbij uitgangspunten. Ten minste de methodische benaderingswijzen,
beschreven in de body of knowledge and skills maken onderdeel uit van zijn of haar methodische
handelingsvermogen (5).

De maatschappelijk werker kan verwijzen naar netwerkpartners, evalueert en sluit af (6).
Competentie 4 is gericht op:
Is als medewerker loyaal aan zijn organisatorisch kader en kan daarbij geëngageerd meewerken, leiding
geven en ontvangen, en kan vanuit de organisatie netwerkrelaties aangaan met andere positieve krachten
(instellingen, burgers) die kunnen bijdragen aan de doelstellingen van de organisatie.
5
Het accent ligt op:

De maatschappelijk werker maakt deel uit van een organisatie, is als professional loyaal aan die
organisatie, maakt zich de missie, beleid, doelstellingen en cultuur van de organisatie eigen en
levert vanuit ‘maatschappelijk werk perspectief’ een bijdrage aan de uitvoering en ontwikkeling van
missie, beleid, doelstellingen en cultuur (12).

De maatschappelijk werker initieert intercollegiaal overleg en samenwerking en werkt in
teamverband. Hij neemt deel aan voortgang- en beleidsoverleg, projectgroepen, intervisiegroepen,
signaleringsgroepen en werkbegeleiding (13).
Competentie 5 is gericht op:
Is als kritische professional loyaal aan zijn organisatorisch kader en levert een bijdrage aan beleid, beheer,
kwaliteitszorg en projecten in de organisatie.
Het accent ligt op:

De maatschappelijk werker werkt volgens en rapporteert conform het kwaliteitsborgingsysteem van
de organisatie. De maatschappelijk werker verantwoordt de effectiviteit en efficiëntie van het
functioneren naar collega’s en leidinggevenden vanuit de bestaande kaders van de eigen organisatie
(15).

De maatschappelijk werker levert een bijdrage aan beheersmatige aspecten van de organisatie.
Beheer valt daarbij op te vatten als het richting geven aan alle processen die zich in een organisatie
afspelen met het oog op de gestelde doelen. De maatschappelijk werker voedt de
informatiesystemen met gegevens uit de eigen portefeuille en gebruikt (ICT) hulpmiddelen voor het
registreren van deze werkzaamheden. Hij is zich bewust van financiële afrekening en
verantwoording (16).
Competentie 7 is gericht op:
Werkt aan persoonlijke en professionele ontwikkeling (Bildung) en ontwikkelt daarbij zijn of haar
persoonlijke kwaliteiten en beroepskwaliteiten.
Het accent ligt op:

De maatschappelijk werker reflecteert op het eigen handelen en stuurt de eigen
competentieontwikkeling (23).

De maatschappelijk werker hanteert de beroepscode en leert werken volgens de beroepscode; hij
kan omgaan met ethische dilemma’s (25).
Competentie 8 is gericht op:
Draagt bij aan ontwikkeling van zichzelf en het beroep door reflectie, wederkerend leren,
kennisontwikkeling en kenniscirculatie in opleiding en beroep, intervisie en coaching van collega’s en/of
stagiaires.
Het accent ligt op:

De maatschappelijk werker kan andere professionals consulteren, adviseren en coachen (21).
3.3 leerdoelen
Uit de competenties en de eindkwalificaties komen de volgende leerdoelen voort:
De




stagiair:
legt contact met de cliënt;
kan een samenwerkingsrelatie met cliënten/doelgroep aangaan en onderhouden;
kan de situatie van de cliënten/doelgroep verkennen en analyseren;
werkt cliënten situatiegericht aan planmatige hulp;
6

verwijst waar nodig naar andere personen of instellingen;

werkt volgens methoden binnen ondersteunende hulpverlening (leun/steuncontact);

kan effectief omgaan met andere belanghebbenden binnen het cliëntsysteem;

kan rapporteren aan derden over cliënten/doelgroep;

effectief communiceren als vertegenwoordiger van de eigen organisatie met belanghebbenden;

kan de eigen professionele ontwikkeling onderhouden via reflectie en zelfsturing.
Ten aanzien van de praktijk
De stagiair is in staat om:

contacten te leggen en onderhouden met cliënt;

leiding te nemen in een gesprek en diverse methoden toe te passen;

knelpunten te signaleren en deze door te sluizen naar eindverantwoordelijken;

eigen handelen te verantwoorden aan derden;

samen te werken met collega’s;

te beschrijven wat de plaats van de organisatie is binnen de sociale kaart van de regio;

mondeling en schriftelijk te reflecteren op handelen, voelen en denken;

geschikte casuïstiek te verwerken in evaluaties.
Ten aanzien van de praktijkbegeleiding
De stagiair is in staat om:

geschikte casuïstiek in te brengen en deze conform voorgeschreven intervisiemodellen te bewerken;

medestudenten adequaat feedback en adviezen te geven over ingebrachte casuïstiek;

eigen ingebrachte casuïstiek concreet in tussenverslag en eindverslag van de praktijk te beschrijven en
aan te geven wat de leerpunten zijn;

zelfstandig te werken binnen een intervisiegroep.
4.
Samenhang tussen de opdrachten in het onderwijsprogramma
Praktijkleren is een programma in de eerste drie jaar van de opleiding. Praktijkleren 2 bouwt voort op de
ervaringen opgedaan in praktijkleren 1. De student neemt zijn leerervaringen en leerpunten uit een vorige
praktijksituatie (de vorige stage) mee naar de praktijksituatie in het tweede studiejaar. Aan het eind van
Praktijkleren 2 zal de student zijn portfolio vullen met producten waaruit weer nieuwe leerdoelen kunnen
worden afgeleid. Deze vormen het startpunt voor Praktijkleren 3.
Gedurende het gehele tweede studiejaar kan de student zijn agogische vaardigheden uitbreiden, daarnaast
ontwikkelt hij een professionele houding ten opzichte van de cliënten en de organisatie op niveau 1 en 2.
Ook reflecteert hij mondeling en schriftelijk op het leerproces.
Tevens worden binnenschoolse praktijksituaties aangeboden (de vaardighedenlijn en een rollenspel met
feedback bij Het Bureau) waarin de student zijn vaardigheden kan laten zien en kan toetsen. Dit is
voorwaardelijk voor het toekennen van de studiepunten die verbonden zijn aan dit vak.
Op de cijferlijst onder dit programma vallen 2 beoordelingen
- Eindverslag (PA) Dit is het cijfer voor de praktijk, waar het eindverslag onder valt en de
aanwezigheidsplicht in het binnenschoolse programma
- Het Bureau 2 (OP) Dit is de score die de student krijgt voor het onderdeel Het Bureau en wordt genoteerd
als voldaan/niet voldaan. Daarmee is deze score eveneens voorwaardelijk voor het toekennen van 5
studiepunten
5.
Plaats van het onderwijsprogramma
Praktijkleren 2 beslaat vier blokken (een jaarprogramma) in het tweede jaar van de opleiding. Het
programma omvat de stage, de stagemarkt voor jaar 3, deelname aan Het Bureau en dient als praktijk
voor de praktijkopdracht uit de O&O lijn in het tweede jaar.
7
6.
Werkwijze en studiebelasting
De student loopt 1 dagdeel (ongeveer 3-4 uur) per week stage op de praktijkplek en krijgt van de
praktijkbegeleider praktijkbegeleiding. De stageperiode loopt van oktober 2013 tot en met juni 2014. De
opleiding roostert alleen de vrijdag vrij voor het kunnen opdoen van praktijkervaringen.
De praktijkbegeleiding die de stagiair op de praktijkplaats krijgt, stimuleert tot het benoemen van
ervaringen, het analyseren van situaties, het reflecteren hierop en het zoeken naar alternatieven. Tevens
staat praktijkbegeleiding in het teken van werkbegeleiding. De student wordt hierin bevraagd op zijn
handelen in de praktijk. Het persoonlijk functioneren van de stagiair komt eveneens aan de orde.
De taken van de praktijkbegeleider zijn:

Hij beoordeelt het beroepsmatig handelen van de stagiair middels het invullen van de scoreformulieren.

Hij fiatteert het leerwerkplan en de evaluatieverslagen.

Hij fiatteert de urenregistratie voor 120 uur van de stagiaire.
Tijdens Praktijkleren 2 gaat de stagiair competentiegericht te werk. Dat betekent dat de stagiair in zijn werk
laat zien dat hij competent is door het gebruik van vaardigheden, kennis en een geschikte beroepshouding.
Op ieder moment van toetsing toont de student / stagiair:

zijn beroepsmatig handelen in de vorm van bewijzen aan de praktijkbegeleider en praktijkdocent;

beroepsproducten die passen bij de, te bewijzen, competentie voorzien van een verantwoording
waarom dit beroepsproduct passend is; (zie verder hoofdstuk 5)

Een onderwijsproduct (leerwerkplan, tussenverslag en eindverslag).
Wanneer de student het totale praktijkprogramma met een voldoende afrondt, krijt hij 5 studiepunten
(ects.) In totaal gaat het om een belasting van uur. De uren zijn als volgt verdeeld:
Praktijk
Verslaglegging
Het Bureau
Binnensschoolse praktijkbegeleiding
Studiebelasting totaal
6.1
120 uur
5 uur
1 uur
14 uur
140 uur
5 ECTS
De praktijk
De praktijkinstellingen doen een aanbod van praktijkplaatsen. Het praktijkbureau heeft in het laatste blok
van het vorige studiejaar een aantal instellingen voorgesteld aan de toekomstig tweedejaarsstudenten via
een stagemarkt. De rest van de instellingen die studenten zoeken worden via intranet kenbaar gemaakt. De
student/stagiair wordt geacht zelf contact op te nemen met de praktijkplaatsen en zo te solliciteren naar
een praktijkplaats. Het kan zijn dat de praktijkplaats via screeningsgesprekken op zoek gaat naar een
geschikte stagiair bij meerdere aanmeldingen. Daarnaast is het mogelijk dat studenten zelf een
praktijkplaats zoeken. De student laat deze plek goedkeuren door het praktijkbureau MWD. Zodra de
student een praktijkplek heeft gevonden en deze is goed gekeurd, vult de student het digitale
stagebevestigingsformulier in op intranet. Het praktijkcontract kan de student met de praktijkplek invullen
als de praktijk zelf geen contact aanbiedt. De ondertekening vanuit de opleiding kan door een medewerker
van het praktijkbureau of de praktijkdocent gebeuren.
Voor de opleiding MWD is de vrijdag de vaste praktijkdag, de student heeft dan geen lesgebonden
activiteiten. Gedurende het jaar moet de student minimaal 120 praktijkuren maken op de praktijkplaats.
Het is het mogelijk om ’s avonds of in de weekenden (een deel van de) 120 praktijkuren te vullen. Deze
8
uren moeten schriftelijk verantwoord worden aan het eind van het studiejaar door middel van een
urenregistratie. Dit betekent dat ze gefiatteerd moeten worden door de praktijkbegeleider en toegevoegd
aan het eindverslag.
6.2
De opleiding
Tijdens Praktijkleren 2 krijgt de student gedurende twee studieblokken (blok 2 en 3) ook binnensschoolse
praktijkbegeleiding. De begeleiding is groepsgewijs, 6 bijeenkomsten in totaal. De groepjes bestaan uit één
praktijkdocent en ongeveer zes studenten. De praktijkbegeleiding is voor 80% verplicht. Concreet betekent
dit dat de student 1 keer mag missen van alle bijeenkomsten in totaal.
Tijdens de begeleiding leert de student oefenen met het inbrengen en bewerken van eigen ervaringen. Via
deze (zelf)reflectie komt de student tot nieuwe inzichten en ontwikkelt een eigen (methodische) manier van
werken. Studenten ondersteunen elkaar hierin, denken met elkaar mee, geven en vragen elkaar feedback.
De praktijkdocent volgt zo het leerproces van de student tijdens de praktijk.
In het tweede jaar van de opleiding neemt de student één keer deel aan “Het Bureau”, een gesimuleerde
praktijkervaring. De student ontvangt als maatschappelijk werker van het AMW een cliënt voor een
intakegesprek. De ‘cliënt’ is in werkelijkheid een vierdejaars student. Dit gesprek wordt opgenomen en
bekeken door een andere vierdejaars student. Deze voorziet de student uit het tweede jaar van feedback.
Het is een diagnostisch gesprek. Het feedbackformulier wordt toegevoegd als gestuurd beroepsproduct bij
het eindverslag.
7.
Resultaten in het onderwijsprogramma
In dit gedeelte van de gids staat wanneer en wat de student moet aanleveren op de opleiding en/of de
praktijk en wanneer hij dit moet doen. Zie hiervoor ook het schematisch overzicht bij 8.3.
7.1 De opdrachten
Hieronder volgen de opdrachten in chronologische volgorde
Opdracht 1: Een leerwerkplan (acht weken na de start van de stage)
De stagiaire schrijft direct na de start op zijn praktijkplek een leerwerkplan.
De punten die overzichtelijk terug moeten komen in dit verslag zijn:

de visie van de organisatie beschreven in eigen woorden: max. ½ A4;

de doelgroep waar de student mee werkt met een beschrijving van hun achtergrond; max. 1 A4;

zijn takenpakket: max. ½ A4;

zijn begeleiding van de praktijkbegeleider (frequentie, doel, functie, tijd): max. ½ A4;

maximaal drie leerdoelen. De student maakt een keuze uit de leerdoelen die in paragraaf 3.3 vermeld
staan. De leerdoelen worden SMART uitgewerkt; max. 2 A4.
Inleverdatum: Uiterlijk 20 november 2013
Opdracht 2: een tussenevaluatie
De student spreekt met de praktijkbegeleider een evaluatiemoment af: dit moment kan schriftelijk of
telefonisch of in persoon zijn. Voorafgaand aan dit gesprek bereidt de student zich zorgvuldig voor door
voorbeelden te bedenken bij zijn leerdoelen en hoe hij aan dit leerdoel heeft gewerkt.
De praktijkbegeleider en hij gaan hierover in gesprek. De praktijkbegeleider gebruikt als meetmiddel de
scoreformulieren om de voorbeelden van de student te toetsen. Zo nodig past de student de leerdoelen aan
of bij.
9
Uitvoeringsdatum: uiterlijk 1 februari 2014
Opdracht 3: Een eindverslag (voor het eind van de stage)
De stagiair schrijft een eindverslag met daarin drie hoofdstukken:
1. Een eindevaluatie op je leerdoelen. Welk leerdoel wordt er meegenomen naar het volgend jaar, welk
leerdoel is afgerond? Maximaal 1 A4.
2. Een terugblik op het stagejaar, maximaal 2 A4. De volgende punten komen aan bod:
a. Wat was voor jou de belangrijkste eyeopener uit het stagejaar;
b. Beschrijf het moeilijkste punt uit je praktijk van het afgelopen jaar;
c. Beschrijf je grootste succes uit je praktijkjaar;
d. Beschrijf in concrete termen wat deze bovenstaande punten betekenen voor je derdejaars stage
(volgend jaar). Wat heb je op deze plek geleerd , wat je gaat gebruiken in je derde jaar?
De volgende onderdelen komen in de bijlagen van het verslag:
3. Een urenverantwoording en registratie gefiatteerd door praktijkbegeleider.
4. 1 ongestuurd beroepsproduct met verantwoording, zie hiervoor bijlage 4.
Het scoreformulier zoals dit opgenomen is in de bijlage 2 wordt ook als beoordelingsmodel gebruikt.
Inleverdatum: twee weken voor het eindgesprek, zowel bij praktijkbegeleider als bij praktijkdocent
Opdracht 4: Praktijkopdracht:
Het behalen van een onvoldoende voor dit product betekent een onvoldoende voor de eindbeoordeling van
Praktijkleren 2.
Inleverdatum: twee weken voor het eindgesprek, zowel bij praktijkbegeleider als bij praktijkdocent
Opdracht 5: Deelname aan Het Bureau (voor het eind van de stage).
De student oefent de rol van maatschappelijk werker in een praktijksimulatie op de opleiding en reflecteert
op zijn ervaringen en leerdoelen in een verslag. Het bewijs doe je als bijlage bij je eindverslag.
Inleverdatum: twee weken voor het eindgesprek, zowel bij praktijkbegeleider als bij praktijkdocent
Opdracht 6: Reflectieopdracht.
De student reflecteert op een betekenisvolle situatie uit praktijkleren 2. Beschrijf de situatie aan de hand
van de cirkel van Korthagen en koppel er één of meerdere competenties aan. (zie bijlage 3 voor uitleg
waaraan de reflectie moet voldoen).
Inleverdatum: twee weken voor het eindgesprek, zowel bij praktijkbegeleider als bij praktijkdocent
Beoordelingsmoment eindgesprek
NB: de opleiding begroot één gesprek binnen 30 minuten reistijd vanaf de opleiding.
Afsluitend aan Praktijkleren 2 vindt er een eindgesprek plaats. Dit gesprek is op basis van het ingeleverde
materiaal door de student (opdracht 3, 4, 5,6). Het scoreformulier zoals dit opgenomen is in bijlage 2 wordt
als definitief beoordelingsmodel gebruikt. De indicatoren genoemd in het scoreformulier zijn de criteria voor
praktijkleren 2.
Als het door de praktijkdocent en praktijkbegeleider tussentijds noodzakelijk wordt geacht een gesprek met
stagiair te voeren over de beoordeling, kan er een extra gesprek plaatsvinden. In overleg tussen
praktijkbegeleider en docent worden tijd en plek van dit gesprek vastgesteld.
10
7.2 Criteria leerwerkplan en eindverslag
Hier vindt men de criteria waar de producten aan moeten voldoen. Daarnaast een overzicht van wat de
student moet aanleveren aan producten en welke onderdelen bij praktijkleren 2 hoort, denk hierbij aan
verplichte deelname van Het Bureau en het bezoek aan de stagemarkt op 12 december as.
Algemene product eisen:

Voor alle verslagen, gestuurde en ongestuurde beroepsproducten geldt dat deze in correct
Nederlands zijn getypt, op A4 formaat. Er wordt een standaard grootte lettertype en een standaard
regelafstand gehanteerd.

Bij elk verslag wordt een voorblad gemaakt met daarop de titel, de gegevens van de student, de
gegevens van de praktijkinstelling en de naam van de praktijkbegeleider. Zie verder de leerwijzer
voor tips over het schrijven van verslagen.

De stagiair levert elk onderwijsproduct in bij zijn praktijkbegeleider en praktijkdocent. Daarnaast
houdt hij 1 exemplaar voor zichzelf als basis voor de gesprekken.
NB: Verslagen die meer dan 2 schrijffouten per pagina bevatten, worden niet nagekeken maar
teruggegeven.
Feedbackformulier leerwerkplan
Toetsindicator
Student levert verslag volgens afspraak in
Verslag is foutloos geschreven, voldoet aan APA norm
Visie organisatie is in eigen woorden correct omschreven
De doelgroep en de achtergronden zijn correct omschreven
Contacturen staan genoteerd
Leerdoelen zijn kloppend en SMART uitgewerkt
Theorie is passend bij leerdoelen
Beoordeling
Feedback:
1
2
3
4
5
7.3 Belangrijke data Praktijkleren 2.
Datum
11 september
volgens rooster
1 oktober 2014
1 oktober 2014
18 oktober 2014
Uiterlijk 20
november 2014
12 december 2014
Deadlines aangaande de Praktijkleren 2 in een overzicht
Actie
Beoordeling
Bijzonderheden
Introductiecollege
Praktijkgids op DLWO
Praktijkleren 2
evenals de beschikbare
plekken
Student levert
Deze vind je op DLWO
stagebevestigingsformulier
Iedere tweedejaars student
Na 1 september nog geen
heeft een stageplaats
plek? Meld je bij het
praktijkbureau
Start Praktijkleren 2
Niet gestart? Eindgesprek
uiterlijke startdatum stage
pas na zomervakantie
2015
Leerwerkplan inleveren bij
Zie beoordelingsformulier
praktijkdocent en
leerwerkplan
praktijkbegeleider
op vrijdag stagemarkt voor
Presentie wordt
SLB-er neemt dit op in
11
het derde jaar
genoteerd
Volgens rooster in
blok 2,3 of 4
deelname door student aan
Het Bureau
AVV/NVV
Volgens afspraak
met docent en
praktijkbegeleider
Eindverslag inleveren bij
praktijkdocent en
praktijkbegeleider
In juni 2015
Eindgesprek en
beoordelingen
Richtlijnen:
scoreformulier en
beoordelingsformat voor
beroepsproduct in de
bijlage
Beoordeling met een
cijfer
8.
gesprek over
studievoortgang
Bij geen deelname,
onvoldoende voor
Praktijkleren 2
Als student niet op tijd
inlevert geldt dit als een
herkansing
Bij onvoldoende afspraken
maken over herkansing,
herkansen voor 1 juli of
voor 1 sept 2015
De toetsing en beoordeling, presentie
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd wanneer de student een beoordeling ontvangt. Dit hangt af van de
presentie van de student op de stage en de opleiding. Ook de verslaglegging wat betreft niveau en
volledigheid worden hierin meegenomen
NB: Bij meer dan twee typefouten per pagina worden de stukken terug gegeven door de docent aan de
student. De student krijgt 1 dag om de stukken aan te passen op spelling en stijl.
Als het stuk dan niet op tijd is, geldt de toets als onvoldoende en volgt een herkansing volgens de regels.
8.1
Presentie en beoordeling op de stage
De student loopt gedurende het gehele studiejaar stage, exclusief de opleidingsvakanties. In totaal moeten
120 uren verantwoord worden door middel van een door de praktijkbegeleider gefiatteerde urenregistratie
bij het eindverslag. Deze uren betreffen de praktijk (120 uur). Als deze uren door "persoonlijke
omstandigheden" niet gehaald worden of de competenties niet voldoende zijn moet er een inhaalregeling
worden getroffen. Tevens levert de student gedurende het jaar een aantal schriftelijke producten in die
(in)direct van invloed zijn op de beoordeling van dit vak. De praktijkbegeleider beoordeelt dit in overleg
met de praktijkdocent.
Het presteren van de student op de stage wordt door de praktijkbegeleider beoordeeld. Als instrument
hiervoor hanteren we de scorelijsten met als beoordeling de vijfpuntsschaal. De praktijkbegeleider gebruikt
de scorelijsten om zijn feedback op het functioneren van de stagiaire te concretiseren. Het is de bedoeling
dat studenten ervaren waar ze staan en dit zich realiseren om er vervolgens aan te kunnen werken. De
scores staan voor de volgende uitleg:
1.
De student komt hier nog niet aan toe.
2.
De student kan intuïtief het juiste doen en zeggen, maar nog niet onderbouwen en verantwoorden.
3.
De student voldoet aan de criteria, de reflectie, onderbouwing en verantwoording zijn nog niet
concreet en/of verdiept.
4.
De student voldoet aan de criteria én de reflectie en onderbouwing en verantwoording zijn concreet,
verdiept, met gebruik van juiste literatuur en methoden.
5.
De student voldoet bijzonder, weet ook innovatief te handelen en kan dit onderbouwen en
verantwoorden.
12
8.1.1 Herkansingsopdracht aan het eind van de stage
Als de student aan het eind van de stage een onvoldoende haalt, heeft hij recht op een herkansing. Als de
student een onvoldoende scoort op het ingeleverd verslag of producten, maakt hij met de praktijkdocent en
de begeleider afspraken over wat hij moet aanpassen.
Als de student een onvoldoende scoort op de gedragsindicatoren geldt het volgende: de student reflecteert
na feedback van de praktijkbegeleider en de praktijkdocent op zijn leerdoelen en evalueert eigen handelen.
Het stuk waarin hij onvoldoende scoort, staat centraal bij deze evaluatie. De student stelt een nieuw
leerdoel op, en doet dat volgens de SMART-methode als conclusie van zijn evaluatie. De inhoud van zijn
evaluatie wordt ondersteund door theorie die de student zelf zoekt en toevoegt aan dit verslag en de
reflectie die de student uitschrijft en eveneens erbij voegt. Het verslag betreft maximaal 3 A4 en wordt
ingeleverd bij de praktijkdocent en de praktijkbegeleider. Hieronder de criteria voor de
herkansingsopdracht.
Criteria herkansingsopdracht bij onvoldoende voor de stage
Toetsindicator
1
2
3
Student levert verslag volgens afspraak in
Verslag is foutloos geschreven, voldoet aan APA norm
Evaluatie is correct uitgevoerd
Reflectie is correct volgens model van Korthage1
Leerdoel is een logische conclusie en SMART uitgewerkt
Theorie is passend bij het leerdoel
Beoordeling
Feedback:
8.2
4
5
Presentie bij de binnensschoolse stagebegeleiding
De student wordt bij 6 binnensschoolse bijeenkomsten verwacht. De aanwezigheidsnorm is 80%, dat
betekent dat student 1 bijeenkomst kan missen als gevolg van ziekte of overmacht.
8.1.2 Herkansing bij binnensschoolse praktijkbegeleiding
Als de student niet de 80% aanwezigheidsverplichting haalt bij de binnensschoolse praktijkbegeleiding, kan
hij geen voldoende voor de praktijkperiode behalen. De student moet zelf intervisie gaan inhalen van de
gemiste bijeenkomsten. Dit betreft onbegeleide intervisie. De student gaat met medestudenten of -collega’s
een intervisiebijeenkomst organiseren en uitvoeren. Daarbij maken ze gebruik van een door de student
omschreven situatie. Bij de intervisie wordt een intervisiemodel gebruikt, wat uitgewerkt wordt als verslag
door de student. De intervisiebijeenkomst wordt opgenomen. De docent ontvangt de DVD met de inbreng
en het verslag van de intervisie.
Beoordeling
Feedback docent op leerwerkplan
geeft aan dat beoordeling een
onvoldoende (O) is
1
Bijpassende herkansing
Nog geen consequenties voor het cijfer mits de student het
leerwerkplan aanpast volgens feedback en levert dit binnen de
afgesproken termijn bij docent en praktijkbegeleider in. Blijft
student in gebreke, wordt het cijfer voor praktijkleren 2 niet
vrijgegeven door docent.
Zoals uitgeschreven is in het boek van M.J. Geenen (Geenen, 2010)
13
Onvoldoende aanwezigheid bij stage
Onvoldoende aanwezigheid bij
binnensschoolse begeleiding
Student is de afspraak bij Het
Bureau niet nagekomen
Scoreformulier is onvoldoende bij
eindevaluatie door zowel
praktijkbegeleider als docent
Beroepsproducten zijn niet
voldoende bij eindverslag
Eindevaluatie verslag voldoet niet
aan (standaard)eisen gids.
Student presteert op stage onder het
niveau na signaal praktijkplek
Student presteert onder het niveau
bij eindevaluatie / ondanks feedback
praktijk
9.
Beoordeling onvoldoende. Alsnog gemiste uren bij stageplek of
andere plek lopen: bewijs is getekende urenlijst. Wel
onvoldoende voor stage, nieuwe plek of extra uren op oude
plek wordt eerste herkansing. Nieuwe urenlijst is toetsing
eerste herkansing
Beoordeling onvoldoende. Zelfstandig intervisie inhalen in blok
4: zie hiervoor herkansing binnensschoolse praktijk
Zie de handleiding van Het Bureau: een herkansing met acteurs
is alleen mogelijk als dit door de organisatoren van Het Bureau
is goedgekeurd. Anders moet de student het rollenspel zelf
organiseren. De feedback en het verslag wordt ingeleverd bij
praktijkdocent. Daarna verwerkt de docent de beoordeling voor
Het Bureau
Beoordeling onvoldoende. Herkansingsopdracht zoals deze
omschreven is in de praktijkleren vt jaar 2 gids
Beoordeling onvoldoende. Aanpassing door student binnen
vastgestelde termijn door docent, student en begeleider.
Aanpassing geldt als eerste herkansing
Beoordeling onvoldoende. Aanpassing en opnieuw inleveren als
eerste herkansing
Nog geen consequenties voor cijfer mits: student leerdoelen
aanpast met termijn. Zorgt voor meetbaar resultaat en levert
dit in als bewijs bij praktijkbegeleider en stagedocent.
Beoordeling onvoldoende. Afspraken tussen student/docent en
praktijk over inhaling,geldt als eerste herkansing.
Literatuur en studiemateriaal
Voor dit studieonderdeel is deze studiehandleiding noodzakelijk. Op de meeste praktijkplaatsen worden
trainingen verzorgd, waarbij ook relevant materiaal wordt uitgereikt. Daarnaast maakt de stagiair gebruik
van de relevante literatuur van de afgelopen twee studiejaren voor het correct schrijven van verslagen en
het reflectiemodel van Korthagen zoals deze beschreven wordt in het boek Reflecteren (Geenen, 2010).
Gebruikte literatuur:
Geenen, M. J. (2010). Reflecteren, Leren van je ervaringen als sociale professional. Bussum: Uitgeverij
Coutinho.
Hogeschool van Amsterdam. (2012). Competentieprofiel MWD 2011-2012 ten behoeve van inrichting
curriculum. Amsterdam: HvA MWD.
Landelijk Opleidingsoverleg MWD. (2010). Herkenbaar en Toekomstgericht - II, Opleidingprofiel en
opleidingskwalificaties. Amsterdam: SWP.
NVMW. (2007). Beroepscode voor de maatschappelijk werker. Utrecht: Anraad BV.
14
Bijlage 1
Model praktijkcontract MWD voltijd 2e jaars 2014-2015
Ondergetekenden:
Hogeschool van Amsterdam,
Domein Maatschappij en Recht
Opleiding Maatschappelijk werk en
Naam school en opleiding
Dienstverlening
Gevestigd te
Amsterdam
Vertegenwoordigd door
Stagedocent / medewerker Praktijkbureau
In de functie van
Maatschappelijk Werk en Dienstverlening*
Hierna te noemen: “Hogeschool”
en
Naam stage-instelling
Straat en huisnummer
Postcode en woonplaats
Telefoonnummer
Contactpersoon
E-mailadres contactpersoon
In de functie van
Hierna te noemen “praktijkinstelling”
en
Naam stagiair
Adres
Woonplaats
Geboortedatum
Studentnummer
E-mail
Telefoonnummer
Opleidingtype
Voltijd
Opleidingsjaar
2e jaar
Student aan de hierboven genoemde Hogeschool, hierna te noemen “student”
Verklaren het volgende te zijn overeengekomen:
15
Artikel 1:
De praktijkinstelling zal in overleg met de praktijkdocent de student in principe werkzaamheden opdragen die
een duidelijke leerfunctie hebben. De praktijkinstelling draagt er zorg voor dat de werkplek en - situatie van
de student voldoet aan de geldende (Arbo-) wet - en regelgeving. De instelling verantwoordelijk voor de
praktijkbegeleiding. De opleiding is verantwoordelijk voor de supervisie, de opleidingsbegeleiding en de
eindbeoordeling.
Artikel 2:
De praktijkperiode loopt van:…………………………….tot…………………………………………………………………
De opleidingsdagen zijn:……………………………………………………………………………………………………….
De student heeft recht op ……………vakantiedagen.
Artikel 3:
De werktijden van de student worden in overleg met de praktijkinstelling bepaald. Bij de vaststelling van de
werktijden wordt rekening gehouden met het volgen van onderwijsbijeenkomsten van de opleiding.
Artikel 4:
De student zal voorschriften, aanwijzingen en regels, welke voor de werknemers van de praktijkinstelling
gelden, in acht nemen. De student verplicht zich te handelen vanuit de beroepsethiek, zoals die is omschreven
in de Code voor de Maatschappelijk Werker, laatste versie. De student houdt zich aan de binnen de afdeling
waar hij geplaatst is geldende gedragsregels en werktijden. De student is verplicht tot geheimhouding van
gegevens, waarvan hij tijdens zijn verblijf in de praktijkinstelling kennis neemt en waarvan kan worden
vermoed dat deze vertrouwelijk zijn en/of onder geheimhouding vallen. Bij twijfels overlegt de student met de
praktijkbegeleider.
Artikel 5:
Uitgangspunt voor de inhoud, begeleiding en toetsing van de stage is de praktijkgids. Alle betrokkenen
verklaren hiermee akkoord te gaan.
Artikel 6:
De student ontvangt wel / geen vergoeding*.
Deze vergoeding bedraagt €……. per……..
Artikel 7:
De student verklaart een WA-verzekering te hebben afgesloten. De student is door de stage-instelling
verzekerd tegen het risico van wettelijke aansprakelijkheid ter zake van schade aan derden die bij de uitvoering
van zijn/haar werkzaamheden is ontstaan.
De student voorziet zichzelf in een zorgverzekering. Bij gebruik van een eigen motorvoertuig voor uitvoering
van de werkzaamheden is de student verplicht tot een W.A.-verzekering. Een inzittendenverzekering is
verplicht / niet verplicht*.
Artikel 8:

De praktijkinstelling stelt wel / geen* medische keuring van de student verplicht.

De praktijkinstelling eist wel / geen* verklaring omtrent het gedrag van de student.
16

De kosten verbonden aan de keuring en aan de verklaring omtrent het gedrag komen voor rekening van
de praktijkinstelling. De praktijkinstelling regelt de keuring.

Eventuele afspraken omtrent inentingen:
Artikel 9:
Indien de student ziek is of anderszins verhinderd is zijn praktijkervaring te verrichten, stelt hij de
praktijkinstelling hiervan, zo mogelijk vooraf, doch in geval van ziekte uiterlijk de eerste afwezigheiddag, in
kennis met opgaaf van redenen. Duurt het verzuim langer dan 2 weken dan informeert de student de
opleiding.
Artikel 10:
Het intellectuele eigendom van de binnen de stageperiode tot stand gekomen onderwijsproducten berust bij de
opleiding. Het staat de Hogeschool vrij om de door de student opgedane praktijkervaring en overige informatie
die door de praktijkinstelling aan de opleiding is verstrekt, te gebruiken voor het onderwijs.
Artikel 11:
Dit praktijkcontract is geen arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 12:
Het praktijkcontract eindigt aan het einde van het onder artikel 2 genoemde tijdvak.
Dit praktijkcontract kan tussentijds worden opgezegd:

door opleiding, indien na overleg met de opleiding komt vast te staan dat de door de praktijkinstelling
opgedragen werkzaamheden zich niet verhouden tot de vooraf overeengekomen werkzaamheden en
dat de praktijkinstelling, na daarop te zijn geattendeerd, niet tot aanpassing van de werkzaamheden
bereid is.

door de praktijkinstelling na overleg met de opleiding is komen vast te staan dat student de
opgedragen werkzaamheden niet naar behoren vervult.

Indien de student zijn/haar inschrijving als student aan de opleiding beëindigt.
Artikel 13:
De volgende aanvullende afspraken zijn gemaakt:
* doorhalen wat niet van toepassing is.
Aldus overeengekomen en in drievoud opgemaakt en voor akkoord ondertekend,
Op:
Te:
…………………
……………………
(datum)
(plaats)
Instelling:
Opleiding:
Student:
………………….
………………….
………………….
(naam)
(naam)
(naam)
17
Handtekening:
Handtekening:
Handtekening:
18
Aansprakelijkheid in praktijksituaties WA-verzekering
Studenten verrichten tijdens de praktijk hun werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van de
stageverlenende instelling. Indien de student tijdens de praktijk onopzettelijk schade veroorzaakt aan
derden (bijvoorbeeld cliënten of bezoekers) dan dekt de aansprakelijkheidsverzekering van de instelling
deze schade, volgens verzekeringsvoorwaarden. Voor de schade tijdens de praktijkperiode veroorzaakt door
de student aan de stageverlenende instelling is de Hogeschool van Amsterdam niet aansprakelijk. Voor
zover er geen sprake is van verwijtbaar gedrag kan ook de betrokken student niet voor de schade
verantwoordelijk worden gesteld.
N.B. Voor een afdekking van een aantal risico's is het in het algemeen raadzaam dat men een eigen
ziektekosten-, ongevallen- en W.A.-verzekering afsluit.
Het contract in drievoud volledig ingevuld en ondertekend sturen naar:
Hogeschool van Amsterdam
Stagebureau MWD
T.a.v. Stagesecretariaat
Antwoordnummer 47636 (postzegel niet nodig)
1070 VD Amsterdam
19
Bijlage 2
Scoreformulieren
De praktijkbegeleider gebruikt de scorelijsten om zijn feedback op het functioneren van de stagiaire te
concretiseren. Het is de bedoeling dat studenten ervaren waar ze staan en dit zich realiseren om er
vervolgens aan te kunnen werken. De scores staan voor de volgende uitleg:
6.
De student komt hier nog niet aan toe.
7.
De student kan intuïtief het juiste doen en zeggen, maar nog niet onderbouwen en verantwoorden.
8.
De student voldoet aan de criteria, de reflectie, onderbouwing en verantwoording zijn nog niet
concreet en/of verdiept.
9.
De student voldoet aan de criteria én de reflectie en onderbouwing en verantwoording zijn concreet,
verdiept, met gebruik van juiste literatuur en methoden.
10.
De student voldoet bijzonder, weet ook innovatief te handelen en kan dit onderbouwen en
verantwoorden.
Kerntaak 1: Werken met en namens cliënten
Competentie 1: De student heeft adequaat multi-methodische hulp- en diensten verleend aan individuen met
problemen die zich psychisch, sociaal en/of materieel voordoen in diverse vrijwillige en onvrijwillige
(maatschappelijke) contexten en daarbij interculturele communicatie, vanuit grootstedelijk perspectief bevordert.
Niveau 2: Beroepsvoorbereidend en beroepsvormend
(Gedrags)indicatoren
Blijkt uit:
De student:
1
2
3
4
5
nvt
□ Observatie
legt contact met de cliënt/doelgroep en houdt
hierbij rekening met diversiteit van de
□ Verslag
cliënt/doelgroep (sekse, leeftijd, culturele
afkomst etc.) en kan daarbij diverse methoden
hanteren vanuit het perspectief van het
maatschappelijk werk;
□ Observatie
kan een samenwerkingsrelatie met
cliënten/doelgroep aangaan en onderhouden;
□ Verslag
□ Observatie
□ Verslag
□ Observatie
□ Verslag
□ Observatie
□ Verslag
□ Observatie
□ Verslag
kan de situatie van de cliënten/doelgroep
verkennen en analyseren;
werkt situatiegericht met cliënten aan
planmatige hulp;
werkt volgens methoden binnen
ondersteunende hulpverlening
(leun/steuncontact);
kan effectief omgaan met andere
belanghebbenden binnen het cliëntsysteem.
Totaalscore competentie 1 (som van de scores gedeeld door 6 maal 2):
Toelichting:
20
Kerntaak 3: Werken in de eigen organisatie of instelling
Competentie 4: Is als medewerker loyaal aan zijn organisatorisch kader en kan daarbij geëngageerd meewerken,
leiding geven en ontvangen, en kan vanuit de organisatie netwerkrelaties aangaan met andere positieve krachten
(instellingen, burgers) die kunnen bijdragen aan de doelstellingen van de organisatie.
Competentie 5: Is als kritische professional loyaal aan zijn organisatorisch kader en kan daarbij geëngageerd
meewerken en leidinggeven; levert een bijdrage aan beleid, beheer, kwaliteitszorg en projecten in de organisatie.
Niveau 2: Beroepsvoorbereidend en beroepsvormend
(Gedrags)indicatoren
Norm
Blijkt uit:
De student:
1
2
3
4
5
nvt
□ Observatie
□ Verslag
□ Observatie
□ Verslag
levert een actieve bijdrage aan de
praktijkbegeleiding binnen de organisatie;
legt verantwoording af over efficiency en
effectiviteit van het eigen professioneel
handelen;
□ Observatie
□ O&O opdracht
□ Verslag
kan weergeven hoe de instelling wordt
bestuurd en gefinancierd;
□ Observatie
□ O&O opdracht
□ Verslag
kan de doelstelling van de instelling, de
doelgroep(en) en de dienstverlening waarop
de instelling zich richt, benoemen en
beschrijven;
□ Observatie
laat zien dat hij in staat is samen te werken
met zijn teamgenoten en de
praktijkbegeleider;
□ Verslag
□ Observatie
□ Verslag
□ Observatie
□ Verslag
laat zien dat hij een open leerhouding heeft en
toont initiatief;
laat zien dat hij reële leerdoelen voor zichzelf
heeft geformuleerd en uitgeschreven voor de
praktijk, zoals dat op de opleiding is geleerd.
Totaalscore competentie 2 (som van scores, delen door 7 maal 2):
21
Kerntaak 5: zichzelf ontwikkelen in het beroep
Competentie 7: Werkt aan persoonlijke en professionele ontwikkeling (Bildung) en ontwikkelt daarbij zijn of haar
persoonlijke kwaliteiten.
Competentie 8: Draagt bij aan ontwikkeling van zichzelf en het beroep door reflectie, wederkerend leren,
kennisontwikkeling en kenniscirculatie in opleiding en beroep, intervisie en coaching van collega’s en/of stagiaires.
Niveau 2: Beroepsvoorbereidend en beroepsvormend
(Gedrags)indicatoren
Norm
Blijkt uit:
De student:
1
2
3
4
5
nvt
□ Observatie
is in staat het eigen (methodisch) handelen
ten aanzien van cliënten/doelgroep en
□ Verslag
collega’s te benoemen, en schriftelijk
mondeling weer te geven;
□ Observatie
□ Verslag
□ Observatie
□ Verslag
□ Observatie
□ Verslag
□ Observatie
□ Verslag
kan feedback geven en ontvangen en deze
mondeling en schriftelijk weergeven;
is in staat te reflecteren op gevallen en kan
daarbij een reflectiemodel gebruiken en deze
onbegeleid toepassen;
kan op basis van reflectie komen tot
verandering in gedrag en houding. Kan beide
aspecten benoemen, mondeling schriftelijk
verantwoorden en aanpassen;
heeft verslagen/opdrachten conform
aangegeven richtlijnen vorm gegeven en kan
deze verantwoorden met relevante literatuur.
Totaalscore competentie 1 (som van de scores gedeeld door 5 maal 2):
Toelichting:
22
Bijlage 3
Reflectiemodel opdracht
Instructie voor de student om te reflecteren op gestelde leerdoelen in Praktijkleren 2.
Doel van deze opdracht:
Jij toont aan dat je jezelf ontwikkelt in dit schooljaar door middel van reflectie op de leerdoelen. Als je deze
opdracht hebt gedaan, toon je tevens aan dat je op beginnend niveau II op eigen handelen kan reflecteren
De opdracht geconcretiseerd:
Je hebt een leerwerkplan opgesteld met daarin leerdoelen. Kies een leerdoel uit. Beschrijf een situatie
waarin je aan dit leerdoel hebt gewerkt. Werk uit volgens de fase 1 t/m fase 4 van de cirkel van Korthagen
(Geenen, 2010).
Op welke wijze:
Gebruik maximaal 2 A4 om de hele cirkel van Korthagen uit te schrijven. Benoem tevens aan welke
competentie uit de matrix je werkt met dit leerdoel.
Evaluatie:
De praktijkdocent geeft feedback op jouw reflectie. Zie daarvoor bijgaand feedbackformulieren.
De cirkel van Korthagen2
Fase 1: Beschrijf een betekenisvolle situatie, wie deed wat, waar en wanneer. Vaardigheden: de student
kan de situatie helder en concreet omschrijven.
Fase 2: Wat is er gebeurd? Vaardigheden: de student is zich bewust van de gebeurtenis; kan analyseren;
(handelen, gedachten, gevoelens) effecten van gedrag op de omgeving benoemen.
Fase 2+: Benoem de consequenties van jouw gedrag tijdens de situatie, deze omschrijving moet
gegeneraliseerd worden.
Fase 3: Wat vond je daaraan belangrijk? Vaardigheden: de student kan concretiseren, dat een ander het
kan begrijpen wat er precies gebeurde (zie richtvragen op pagina 50, Groen, M. 2006) de kern van de
situatie benoemen.
Fase 3+: De student kan de consequenties van deze kernsituatie benoemen, er volgt een beslismoment: ga
je iets met deze bewustwording doen, kortom: ga je leren en leervragen maken?
Fase 4: Tot welke voornemens of leerwensen leidt dat? Formuleren van een juist gesteld leerdoel volgens
de Leerwijzer en het leerdoel is concreet, realistisch, tijdsgebonden en meetbaar geformuleerd.
Onderstaand model is een beoordelingsmodel voor de reflectieopdracht. De docent gebruikt deze om de
reflectie na te kijken.
Reflectie op competentie verwerving in de stage met behulp van de Cirkel van
Korthagen, competentie 7
Leerdoel:
Vaardigheden
Gedragsindicatoren
Fase 1:
Schriftelijke
De situatie is begrijpelijk beschreven voor een
Omschrijving
beknopte
buitenstaander.
betekenisvolle
omschrijving van
Belangrijke elementen in die situatie zijn
situatie, wie
de situatie.
genoemd. Dit zijn:
deed (deden)
Mondelinge

de actoren in die situatie;
wat waar en
toelichting indien

de interactie die plaats vond;
wanneer.
gewenst.

de context van de situatie.
2
Beoordeling
O
V
G
Meer informatie over Korthagen vind je in het boek van Marie-José Geenen (Geenen, 2010)
23
Feedback / opmerkingen fase 1
Fase 2: Wat is
er gebeurd?
Bewustwording
van situatie
Analyseren van
handelen,
gedachten,
gevoelens.
Objectiveren,
benoemen van
effect van jouw
gedrag op
omgeving.
Generalisering van
jouw gedrag.
Duidelijk is gemaakt waarom jouw aandacht
uitging naar de situatie.

Er is sprake van analyse van denken.

Er is sprake van analyse van emoties.

Er is sprake van analyse van handelen.
Er is sprake van een zo objectief mogelijke
beschrijving van effecten van jouw gedrag in de
situaties.
Fase 2+:
Consequenties
van jouw
gedrag tijdens
de situatie
Feedback / opmerkingen fase 2
Er is sprake van beschreven gedragsprincipes (in
als…. dan…… formuleringen).
Fase 3: Wat
Concretiseren
vond ik
belangrijk aan
de situatie?
Fase 3+: Het
Formuleren van
benoemen van
leervragen
het
a.d.h.v.
beslismoment.
bewustwording
Feedback / opmerkingen fase 3
Het belang van de situatie is geconcretiseerd
hierbij wordt een verbinding gemaakt naar termen
die gebruikt worden in beroepssituaties.
Fase 4: Welk
Formuleren van
voornemen of
juist gesteld
leerdoel?
leerdoel.
Feedback / opmerkingen fase 4

Er is sprake van een duidelijke leervraag;
gekoppeld aan de competentie die daar bij hoort.

Er is sprake van een leerdoel (gebaseerd op
de leervraag).
Het leerdoel is SMART geformuleerd.
Alle criteria dienen minimaal voldoende gescoord te hebben.
24
Bijlage 4
Beroepsproducten voorbeelden en verantwoordingsvragen
Een beroepsproduct is een papieren bewijs dat jij kennis, vaardigheden en houding hebt ontwikkeld ten
tijde van je stage. Voorbeelden van beroepsproducten kunnen zijn;

een verbatim verslag van een deel van een kennismakingsgesprek waarmee de student aantoont in te
voegen en empathie te tonen; (competentie 1 en of 7);

(gecensureerde) notulen van een intervisiebijeenkomst met medemaatjes om aan te tonen hoe de
stagiair met collega’s samenwerkt; (competentie 5);

een zelfstandig geschreven en uitgelegd organogram van de instelling waarmee de student laat zien
begrip te hebben van beleid en uitvoering van de praktijkinstelling (competentie 5);

een plan voor een op de doelgroep toegespitste activiteit (competentie 1 en 5);

een op de doelgroep toegespitst dienstverleningsplan (competentie 1 en 5);

een theoretische analyse van (een onderdeel van) de problematiek van de doelgroep/het maatje.
(competentie 1 en 7).
Alle beroepsproducten worden verantwoord door drie vragen uit te schrijven per beroepsproduct. Per
product 1 A4:
1. Op welk theoretisch model, theorie, methode berust je handelen wat je met dit product hebt willen
aantonen, of waar heb je je op gebaseerd? Gebruik correcte bronvermelding en concrete verwijzingen
uit de literatuur om je handelen te verantwoorden.
2. Welke feedback heb je gekregen over dit beroepsproduct? Je hebt minimaal 2 personen gericht om
feedback gevraagd. Dit schrijf je uit en je schrijft je reactie op deze feedback erbij.
3. Wat is de waarde van dit beroepsproduct? Welke gedragsindicatoren toont dit product volgens jou aan
en wat is de waarde van het product voor volgend jaar als je als stagiair maatschappelijk werk gaat
werken?
Beoordelingsmodel
Beroepsproduct
Theoretisch model is gebruikt en correct
verantwoord.
De feedback van 2 belanghebbenden zijn
omschreven, inclusief reactie stagiair.
De waarde van het product is beschreven en aan
een competentie gekoppeld.
Beoordeling
Feedback:
1
2
3
4
5
Niet gezien
Bijlage 5
Competentiematrix
Opleiding
Maatschappelijk Werk
en Dienstverlening
HvA, competentiematrix
Deskundigheid.
Volgens de professionele logica
Inbedding.
Normatief handelen vanuit het beroep,
bijdragen aan het beroep
Belichaming.
Handelen vanuit persoonlijke en
beroepsovertuiging
Micro; directe
hulpverlening
aan
individuen,
systemen en
groepen
Verleent adequaat multi-methodische
hulp- en diensten aan individuen met
problemen die zich psychisch, sociaal
en/of materieel voordoen in diverse
vrijwillige en onvrijwillige
(maatschappelijke) contexten en
bevordert daarbij interculturele
communicatie, vanuit grootstedelijk
perspectief (1).
Is als medewerker loyaal aan zijn
organisatorisch kader en kan daarbij
geëngageerd meewerken en leiding
geven en ontvangen kan vanuit de
organisatie netwerkrelaties aangaan met
andere positieve krachten (instellingen,
burgers) die kunnen bijdragen aan de
doelstellingen van de organisatie (4).
Werkt aan persoonlijke en professionele
ontwikkeling (Bildung) en ontwikkelt
daarbij zijn of haar persoonlijke
kwaliteiten en beroepskwaliteiten (7)
Meso, op
georganiseerd
niveau, dus
vanuit een
organisatie of
beroepsgroep
Werkt beroepsmatig vanuit de
organisatie en organiseert
interorganisationele
samenwerkingsverbanden (2)
Is als kritische professional loyaal aan
zijn organisatorisch kader en levert een
bijdrage aan beleid, beheer,
kwaliteitszorg en projecten in de
organisatie (5)
Draagt bij aan ontwikkeling van zichzelf
en het beroep door reflectie,
wederkerend leren, kennisontwikkeling
en kenniscirculatie in opleiding en
beroep, intervisie en coaching van
collega’s en/of stagiaires (8)
Macroniveau,
namens
cliënten en als
burger en
professional in
onze
maatschappij
Werkt, waar nodig en zo mogelijk aan:
signalering, preventie en
belangenbehartiging, ook ter
verbetering van (maatschappelijke)
omstandigheden van cliënten(groepen)
(3)
Draagt bij aan de ontwikkeling van het
beroep door onderzoek en innovatie (6)
Positioneert het beroep en entameert
publiek debat, neemt daarin stelling, is
gericht op de ontwikkeling van de
samenleving en toont daarin
maatschappelijk
verantwoordelijkheidsbesef (9)
Competentie
basis
Context
Competentiematrix, verkort
Competentie
basis
Deskundigheid.
Volgens de professionele logica
Opleiding
Maatschappelijk Werk
en Dienstverlening
HvA, competentiematrix
Inbedding.
Normatief handelen vanuit het beroep,
bijdragen aan het beroep
Belichaming.
Handelen vanuit persoonlijke en
beroepsovertuiging
Context
Persoonlijke
organisatie-identiteit en
leidinggeven
Micro; directe
hulpverlening
aan
individuen,
systemen en
groepen
Methodisch werken met
individuen, gezinnen en
groepen
Meso, op
georganiseerd
niveau, dus
vanuit een
organisatie of
beroepsgroep
(Keten)samenwerking
vanuit de organisatie
tbv cliënt
Beleidsontwikkeling en
kwaliteitsbeleid
Levenslang leren en
samen leren
Signalering, preventie
en belangenbehartiging
Onderzoek en innovatie
Visieontwikkeling en
maatschappelijk stelling
nemen
Macroniveau,
namens
cliënten en als
burger en
professional in
onze
maatschappij
Persoonlijke
ontwikkeling en
beroepsidentiteit
Bijlage 6
Niveauomschrijving competenties
Niveauomschrijving voor alle competenties: de competenties moeten aan het eind van
Praktijkleren 2 behaald zijn op niveau 2.
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Onder begeleiding;
Deels onder begeleiding;
Zelfstandig / op eigen initiatief;
de problematiek is
enkelvoudig of
monodisciplinair en/of de
context is bekend en
gestructureerd;
de problematiek is meervoudig
of multidisciplinair en de
context is
bekend/gestructureerd;
de problematiek is meervoudig of
multidisciplinair en de context is
ongestructureerd;
de procedures liggen vast
(worden aangereikt);
de student kan het handelen
relateren aan de theorie over
het handelen (de
interventies);
de student kan bevindingen
en feedback benutten voor de
reflectie op het handelen.
de procedures liggen in grote
lijnen vast;
de student kan het
handelen relateren aan
context- en cliëntfactoren;
de student kan eigen
opvattingen, normen en
waarden betrekken bij de
reflectie.
procedures liggen grotendeels niet
vast: de student moet kennis uit
meerdere bronnen combineren en
productief kunnen inzetten;
de student kan culturele,
maatschappelijke en politieke
ontwikkelingen betrekken bij de
verantwoording van het eigen
handelen;
de student kan kritisch reflecteren
op het eigen handelen, op basis van
een eigen visie en ervaringen en de
feedback van diverse anderen.