Mobile Device Manager Handleiding voor de portal Inhoud 1 Inleiding 5 2 Aan de slag 6 2.1 Ondersteunde mobiele besturingssystemen 6 2.2 Ondersteunde browsers voor toegang tot de portal 7 2.3 Specifieke vereisten per platform 7 3 Inloggen bij de portal 9 3.1 Inloggen 9 3.2 Wachtwoord vergeten 9 4 Algemeen overzicht portal 11 4.1 Navigatie 11 4.2 Dashboard 13 4.3 Helpbestanden & Tooltips 14 5 Apparaten 15 5.1 Apparaten 5.1.1 Apparaatprofiel 5.1.2 Toestel uitrollen 5.1.3 Een verbinding activeren 5.1.4 Hardwareoverzicht 5.1.5 Softwareoverzicht 5.1.6 Compliance & beveiliging 5.1.7 Wachtwoord wissen 5.1.8 Herstel 5.1.9 Back-up en herstel 5.1.10 Wissen op afstand 5.1.11 Positiebepaling 5.1.12 Verbruiksmonitor 5.1.13 Enterprise App Store 5.1.14 APN-instellingen 5.1.15 Identiteitsmanager 5.1.16 Antivirus 15 15 17 17 18 18 18 19 19 19 20 20 21 21 21 22 23 5.2 Meerdere apparaten exporteren en importeren 23 Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 6 Groepen 24 6.1 Maak een groep aan 24 6.2 Apparaten aan een groep toevoegen 24 6.3 Een groepsactie activeren 6.3.1 Een besturingssysteem instellen 6.3.2 Access Point Name (APN) 6.3.3 Groepsuitrol apparaten 6.3.4 Inloggegevens versturen 6.3.5 Verbinding activeren 6.3.6 Sms versturen 6.3.7 Wachtwoord herstellen 6.3.8 Back-up en herstel 25 25 25 26 26 27 27 27 27 7 Taken 29 7.1 Maak een taak aan 29 7.2 Taaksoorten 7.2.1 Configuratie 7.2.1.1 Wachtwoord 7.2.1.2 Nitrodesk Touchdown 7.2.1.3 WiFi 7.2.1.4 Beperkingen 7.2.1.5 Apparaatversleuteling 7.2.1.6 VPN 7.2.1.7 APN 7.2.1.8 IMAP/POP 7.2.1.9 Exchange 7.2.1.10Webclips 7.2.1.11Upload MobileConfig 7.2.1.12Beveiligingsprofiel 7.2.1.13Favorieten 7.2.1.14Toestel 7.2.2 Bestand versturen 7.2.3 Back-up 7.2.4 Locator 7.2.5 Verbruiksmonitor 7.2.6 Antivirus 29 29 29 30 33 34 37 37 39 40 41 42 43 43 44 44 45 46 46 47 47 7.3 Een taak aan een groep koppelen 49 8 Samsung KNOX-container 50 8.1 Een KNOX-container aanmaken < Terug naar inhoud 50 Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 8.2 Maak een KNOX-configuratietaak aan 8.2.1 Wachtwoord 8.2.2 Exchange 8.2.3 Beperkingen 8.2.4 VPN 8.2.5 Browser 8.2.6 Applicatie 51 51 52 53 54 56 56 8.3 Maak een Enterprise App Store voor de KNOX-container aan 56 8.4 Een taak voor de KNOX Enterprise Content Store aanmaken 57 9 Enterprise App Store 59 9.1 Een taak voor de Enterprise App Store aanmaken 59 9.2 iOS 59 9.3 Android 61 9.4 Windows Mobile 62 9.5 Koppel de taak voor de Enterprise App Store aan een groep 62 10 Enterprise Content Store 63 10.1 Content aanmaken 10.1.1 Nieuwsberichten 10.1.2 Mediabestanden of URL’s 10.1.3 Officedocumenten 63 63 64 64 10.2 Content verspreiden 65 11Event triggers 66 11.1 Een event trigger aanmaken 66 11.2 Een event trigger activeren 69 12Rapporten 70 12.1 Voorgeprogrammeerde rapporten gebruiken 70 12.2 Een aangepast rapport aanmaken 72 < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 1 Inleiding Mobile Device Manager is een veilige en eenvoudige mPaaS™-oplossing (mobility Platform as a Service). Mobile Device Manager biedt volledig cloudbeheer van mobiele apparaten, mobiele content en mobiele applicaties, waardoor smartphones en tablets eenvoudig beheerd kunnen worden. In dit document wordt beschreven hoe de MDM-portal (Mobile Device Management - beheer van mobiele apparaten) door de beheerder van de klant moet worden gebruikt. De eerste stappen op het gebied van centraal beheer, pushing-beleid, distribueren van content en het creëren van een veiligere omgeving voor mobiele apparaten worden hierin behandeld. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 2 Aan de slag Voordat u apparaten vanuit de portal gaat beheren, moet u weten wat de systeemvereisten voor de verschillende mobiele platforms zijn. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de ondersteunde mobiele besturingssystemen, de ondersteunde browsers en de aanvullende eisen per mobiel besturingssysteem. 2.1 Ondersteunde mobiele besturingssystemen Android: 2.3.3-4.4.2* * De apparaten uit de aangegeven reeks zijn getest met Webroot® , Nitrodesk Touchdown™ , de MobiDM-app en de Afaria-app. Webroot® en Nitrodesk Touchdown™ worden ondersteund op apparaten met een SD-kaart en Mobile Device Management. OPMERKINGEN: Afhankelijk van de specificaties van het apparaat kunnen de prestaties tijdens het gebruik variëren. Het Android-besturingssysteem wordt in een groot aantal verschillende ROM-versies uitgebracht, afhankelijk van de fabrikant en de telecomprovider. We kunnen daarom geen volledige functionaliteit op alle apparaten garanderen. We raden u sterk aan om het specifieke apparaat te testen voor u het implementeert. iOS: 5.1-7.1* * De apparaten uit de aangegeven reeks zijn getest met de MobiDM-app en de Afaria-app Windows Phone 8 met update 1, 2 en 3* * De apparaten zijn getest met de MobiDM-app Windows Mobile Pro 6.5* * De apparaten zijn getest met de Afaria-app WebrootSecurityEngine versie 3.3 – heeft Android Gingerbread 2.3.3 of hoger nodig op een apparaat met minstens 3 MB vrij geheugen. Nitrodesk Touchdown™, nieuwste beschikbare versie (8.1.00086 – maart 2014) MobiDM-app voor Android 5.0.0.7 SAP Afaria-app voor Android, nieuwste beschikbare versie (6.60.6406) en SAFE-apparaten MMEP v. 7.00.6232 MobiDM-app voor iOS 5.0.1.4 SAP Afaria-app voor iOS 6.60.6231.7 MobiDM app voor WinPhone 5.0.0.1 SAP Afaria-app voor WM 7.0.6236.7 < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | Windows Mobile Standard 6.5* * De apparaten zijn getest met de Afaria-app BlackBerry 6.0 – 7.0* * BlackBerry is op aanvraag beschikbaar en wordt ondersteund voor de BES-server v. 5.0. Opmerking: Oudere versies van het besturingssysteem werken mogelijk goed, maar worden niet officieel ondersteund. 2.2 Ondersteunde browsers voor toegang tot de portal Google Chrome voor Mac OS: Mozilla Firefox voor Mac OS: Internet Explorer: Google Chrome voor Windows: Mozilla Firefox voor Windows: Apple Safari voor Mac OS versie 31 versie 15-26 versie 8-10 versie 31 versie 27 versie 6.1.1-7.0.1 Opmerking: Oudere browserversies werken mogelijk goed, maar worden niet officieel ondersteund. 2.3 Specifieke vereisten per platform Android U heeft een Google-account nodig om een Android-apparaat uit te rollen, anders kan het apparaat geen verbinding maken met de Google Play Store, wat nodig is om de MobiDM- en Afaria-app te installeren. Sommige Android-instellingen kunnen alleen op een SAFE-apparaat worden toegepast. Samsung SAFE staat voor Samsung for Enterprise (Samsung voor ondernemingen). Samsung for Enterprise (SAFE) is een assortiment smartphones en tablets die aan bepaalde beheers- en veiligheidscriteria voor zakelijk gebruik voldoen. iOS Met behulp van de Mobile Device Management-portal kunt u voor de gehele onderneming iOS-apparaten veilig uitrollen en beheren. Hiervoor heeft u een zogenaamd ‘Apple Push Notification service’-certificaat (APNs-certificaat) nodig. Apple heeft de Apple Push Notification service ontwikkeld, zodat de MDM-portal met de iOS-apparaten kan communiceren. Met het APNs-certificaat kan Apple de identiteit van het besturingssysteem controleren, wanneer deze via APNs een verzoek stuurt. SAP Afaria-app voor WM 7.0.6056.0 < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | Elke organisatie dient zijn eigen APNs-certificaat te verkrijgen. In de handleiding ‘APNs-certificaat aanmaken en installeren’ wordt meer informatie gegeven over hoe u een APNs-certificaat verkrijgt. Windows Phone Om een Windows Phone uit te rollen dient u een Microsoft-account op het apparaat aan te maken, zodat u de Windows Phone met de Windows Phone Apps & Games Store kunt verbinden. De MobiDM-app is alleen via de Store verkrijgbaar. Windows Mobile Bij Windows Mobile Standard/Professional heeft u geen extra account of verbinding nodig om een apparaat met Windows Mobile in de Mobile Device Management-portal uit te rollen. BlackBerry U moet aan een paar voorwaarden voldoen voordat u een BlackBerry kunt uitrollen. Een BlackBerry moet met de BlackBerry Enterprise Server verbonden zijn. U kunt dit doen met de beheercomponent van de BlackBerry Enterprise Server, die deel uitmaakt van de Hybrid Cloud-oplossing. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 3 Inloggen bij de portal 3.1 Inloggen Via de MDM portal kunt u mobiele apparaten beheren. Dit is de web interface van de beheersoftware, waarmee de beheerder alle hulp middelen heeft om apparaten in één systeem uit te rollen en te beheren. Navigeer naar de portal. Het inlogscherm wordt geopend en u krijgt aanvullende informatie te zien, zoals ondersteunde browsers, de portalversie en de releaseopmerkingen. Klik op de knop Talen om de taal van de portal te wijzigen. De portal ondersteunt de volgende talen: • Nederlands • Engels • Duits • Russisch • Braziliaans Portugees Voer de inloggegevens in en selecteer de knop Inloggen om u bij de portal aan te melden. Als de gebruikersnaam of het wachtwoord onjuist is, krijgt u een melding. Na drie mislukte pogingen wordt de gebruikersaccount een uur lang geblokkeerd. 3.2 Wachtwoord vergeten Klik op de knop Vergeten? om een wachtwoord te herstellen. Deze knop bevindt zich op het inlogscherm boven het wachtwoordveld. Hiermee opent u het scherm Wachtwoord vergeten?. Voer de gebruikersnaam van de account in en klik op Wachtwoord herstellen. Er wordt een e-mail met een link naar uw e-mailadres gestuurd. Wanneer u op de link klikt, bevestigt de portal het verzoek om het wachtwoord van de gebruiker te < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | herstellen en wordt een nieuwe e-mail met een tijdelijk wachtwoord verzonden. Nadat u met dit tijdelijke wachtwoord hebt ingelogd, verzoekt de portal u om het wachtwoord te wijzigen. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 4 Algemeen overzicht portal 4.1 Navigatie Nadat u zich bij de portal heeft aangemeld, ziet u als eerste het dashboard. Op het dashboard staat een algemeen overzicht van belangrijke gegevens over apparaten. Aan de linkerkant ziet u een navigatiemenu met de volgende onderdelen: Dashboard Op het dashboard staat een algemeen overzicht van belangrijke gegevens over apparaten. In hoofdstuk 4.2 vindt u meer informatie over de specifieke informatie op het dashboard. Contracten In het contractoverzicht ziet u een lijst van alle bestaande contracten en de apparaten per contract. Alleen KPN kan apparaten uit een contract verwijderen of eraan toevoegen of nieuwe contracten met apparaten toevoegen. Apparaten Op het scherm met het apparaatoverzicht kunt u zien welke apparaten door u in de portal zijn opgevoerd. De details van de individuele apparaten kunnen hier aangepast worden. Dubbelklik op of selecteer het gewenste apparaat en klik op Bewerken om de beschikbare opties te zien. Bekijk hoofdstuk 5 voor meer informatie over apparaten in de MDM-portal. Groepen Als u dit menuonderdeel selecteert, kunt u groepen aanmaken, bewerken en verwijderen. In hoofdstuk 6 vindt u meer informatie over het gebruik van groepen in de Mobile Device Management-portal. Taken Als u dit menuonderdeel selecteert, kunt u taken aanmaken, bewerken en verwijderen. In hoofdstuk 7vindt u meer informatie over hoe u taken gebruikt om een apparaat in de Mobile Device Management-portal te beheren. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | Content Store Hier kunt u content aanmaken om onder de beheerde apparaten te verspreiden, of om deze te bewerken of te verwijderen. In hoofdstuk 10 vindt u meer informatie over hoe contentverspreiding in de Mobile Device Management -portal werkt. Rapporten In het overzichtsscherm van de rapporten ziet u een lijst voorgeprogrammeerde rapporten. U kunt ook een aangepast rapport aanmaken. Meer informatie over de rapporten kunt u vinden in hoofdstuk 12. Event triggers Onder de knop ‘Event triggers’ vindt u een overzicht van de event triggers. Hier kunt u een trigger aanmaken die bij een bepaalde gebeurtenis een vooraf bepaalde actie uitvoert. Deze gebeurtenissen kunnen ook in de trigger vastgelegd worden. In hoofdstuk 11 kunt u meer informatie over de toepassing van event triggers vinden. Gebruik de optie ‘Zoeken’ om de hoeveelheid informatie te beperken. Op deze manier kan de beheerder van een klant zoeken naar bepaalde: • Contracten • Apparaten • Groepen • Taken In de bovenste menubalk van de portal kunt u de taal van de portal wijzigen. Klik op de knop Taal en kies de taal. U kunt dit op elk punt in de portal doen. U kunt kiezen uit de volgende talen: • Nederlands • Engels • Duits • Russisch • Braziliaans Portugees < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | Klik op Account om de informatie over de klant of de beheerder van de klant te bekijken. Als u de informatie over de klant of de beheerder van de klant wilt bewerken, klikt u op een van hen en vult u de informatie in. Kies ‘Opslaan’ om de informatie bij te werken. Kies Uitloggen in de bovenste menubalk om de momenteel ingelogde gebruiker af te melden. U kunt dit op elk punt in de portal doen. 4.2 Dashboard Hier heeft u de volgende informatie: • Welkom De ingelogde beheerder van de klant wordt op het dashboard welkom geheten met zijn of haar eigen avatar, de laatste inlogdatum en -tijd en het aantal beheerde apparaten. De avatarafbeelding wordt aangemaakt op basis van het e-mailadres van de aangemelde beheerder. De avatar kan op http://www.gravatar.com worden gewijzigd. • Snelkoppelingen Bij de snelkoppelingen staat een lijst van apparaten of gebruikers die de aangemelde beheerder van de klant onlangs heeft bezocht. De lijst wordt samengesteld op basis van de gegevens uit de cookies van de aangemelde beheerder. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | • Totaalaantal apparaten per besturingssysteem In dit cirkeldiagram ziet u een overzicht van het aantal apparaten per besturingssysteem. Bij wijzigingen wordt het diagram automatisch bijgewerkt. • Geblokkeerde gebruikers Een overzicht van de gebruikers die geblokkeerd zijn en niet bij de portal kunnen inloggen. Na drie mislukte aanmeldpogingen wordt een gebruiker geblokkeerd. Dubbelklik op de geblokkeerde account en kies ‘Inlog herstellen’ om de gebruiker te deblokkeren. • Apparaten die tien dagen niet verbonden zijn geweest Een overzicht van de apparaten die geen verbinding met de Mobile Device Management -portal hebben. • Beheerderslijst Een overzicht van de beheerders met aanvullende informatie, zoals ‘Laatste verbindingsdatum’ en of de beheerder geblokkeerd is. Klik op het oogje om het profiel van de geselecteerde beheerder te bekijken. • Gemanipuleerde apparaten Dit is een grafisch overzicht van de beheerde gemanipuleerde apparaten. Hierin kunt u het totaal aantal gemanipuleerde apparaten zien en een uitsplitsing van de gemanipuleerde apparaten per besturingssysteem. 4.3 Helpbestanden & Tooltips Veel informatie over het gebruik van de functies wordt in de Mobile Device Management -portal zelf gegeven. U kunt in de portal de helpbestanden raadplegen, die met een vraagteken worden aangegeven. Aanvullende informatie over bepaalde velden wordt met een uitroepteken aangegeven, die tooltip wordt genoemd. De helpbestanden geven informatie over relevante schermen of panelen. Ze leggen het gebruik van bepaalde functies en procedures uit en geven aanvullende informatie. Soms wordt voor aanvullende informatie naar de wikipagina’s van Mobile Device Management of naar een externe website verwezen. Alle informatie in de helpbestanden is gerelateerd aan de content en u krijgt alleen informatie over de lopende acties of schermen. Klik op het vraagteken om de helpbestanden te openen. Hiermee opent u een nieuw scherm. Tooltips bieden enkele regels informatie over een specifiek veld of een specifieke verwijzing. Wanneer de muis over het uitroepteken gaat, wordt de tooltip getoond en wanneer het pijltje van de muis wordt verplaatst, wordt de tooltip weer gesloten. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 5 Apparaten KPN heeft een contract in de portal aangemaakt. In dit contract staan de begin- en einddatum van het contract en wordt vermeld hoeveel apparaten dit contract omvat. Open het tabblad Apparaten om de beschikbare apparaten te bekijken. 5.1 Apparaten Op het tabblad Apparaten ziet de beheerder van de klant een overzicht van de informatie over de apparaten. Voordat u deze apparaten kunt beheren, moet u bij Profiel informatie over de gebruiker van het apparaat invoeren. 5.1.1Apparaatprofiel Open het apparaat om het apparaatprofiel te wijzigen. In het apparaatprofiel kunt u de volgende informatie invoeren. • Gebruikersnaam* De gebruikersnaam is een instelling die niet gewijzigd kan worden. De gebruikersnaam werd aangemaakt toen de beheerder van de partner het < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | • • • • • • • • • • • • contract aanmaakte en hij bevat altijd de vooraf bepaalde prefix van de klant. Wachtwoord Het wachtwoord moet minimaal acht tekens lang zijn en ten minste één hoofdletter, één kleine letter en één cijfer bevatten. Voorletter(s) Tweede voornaam Achternaam E-mail Voer het e-mailadres van de gebruiker van het apparaat in. Dit adres kan tijdens het uitrollen gebruikt worden. Afdeling Geslacht Apparaat is actief* Haal het vinkje bij ‘Apparaat is actief’ weg om de gebruikersaccount van het apparaat te deactiveren. Hierdoor kan het apparaat geen toegang tot de portal meer krijgen. Persoonlijk apparaat Vink dit vinkvakje aan als het apparaat een persoonlijk apparaat is of deel uitmaakt van een programma om je eigen apparaat mee te nemen. Mobiel nummer Voer het mobiele nummer van de gebruiker van het apparaat in. Zorg dat u altijd het landnummer invoert. Dit mobiele nummer kan tijdens het uitrollen gebruikt worden. Besturingssysteem Stel het besturingssysteem van het apparaat in. Het apparaat kan alleen uitgerold en beheerd worden wanneer het besturingssysteem is ingesteld. Rol* Stel een rol voor de gebruiker in. De standaardinstelling is de rol ‘Gebruiker’, maar u kunt extra rollen instellen. Zie het hoofdstuk ‘Rechten en rollen’ voor meer informatie. * U kunt grijs weergegeven velden niet aanpassen: Stel het besturingssysteem van het apparaat in en klik op de knop Opslaan. Open het apparaat opnieuw om toegang te krijgen tot de acties die specifiek voor dit apparaat zijn. U heeft de volgende acties tot uw beschikking: < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 5.1.2Toestel uitrollen De eerste stap voor het beheer van apparaten is het uitrolproces. Hiermee wordt een vertrouwensband tussen de portal en het apparaat gecreëerd. Kies het tabblad Toestel uitrollen en selecteer de uitrolmethode. U kunt dit proces beginnen door een e-mail of een sms te sturen. U kunt deze optie ook gebruiken om een apparaat opnieuw uit te rollen wanneer het gewist, verloren of gestolen is. Verander het besturingssysteem van het apparaat in het profiel in Onbekend, voordat u een nieuw of vervangend apparaat met een ander besturingssysteem dan het oorspronkelijke apparaat uitrolt. Zorg dat u het besturingssysteem voor het apparaat instelt, voordat u met uitrollen begint. Kijk in de handleidingen van de apps voor meer informatie over het uitrollen. Deze zijn beschikbaar voor elk besturingssysteem dat de portal ondersteunt. Beschikbaar voor: Alle besturingssystemen Vereisten: Een mobiel nummer of e-mailadres, ingevoerd in het Apparaatprofiel. 5.1.3Een verbinding activeren Klik op Verzenden om een Trigger-opdracht naar het apparaat te versturen. Hiermee wordt een gedwongen directe verbinding tussen de portal en het apparaat gelegd, zodat bepaalde instellingen rechtstreeks naar een apparaat kunnen worden gestuurd of apparaatgegevens kunnen worden verzameld. U kunt ook wachten tot de update op een vast tijdstip automatisch wordt uitgevoerd (Heartbeat). Beschikbaar voor: Android en iOS < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 5.1.4Hardwareoverzicht Het hardwareoverzicht geeft een overzicht van de hardwaregegevens van een apparaat. Afhankelijk van het apparaat en het besturingssysteem van het apparaat wordt een lijst met beschikbare gegevens samengesteld. Beschikbaar voor: Alle besturingssystemen: 5.1.5Softwareoverzicht Het softwareoverzicht geeft een overzicht van de software die op een apparaat is geïnstalleerd. Afhankelijk van het apparaat en het besturingssysteem van het apparaat wordt een lijst met beschikbare gegevens samengesteld. Beschikbaar voor: Android, iOS en Windows Mobile Standard/Professional 5.1.6Compliance & beveiliging In het Compliance & beveiliging ziet u een overzicht van de beveiligingsstatus van een uitgerold iOS- of Android-apparaat. In Compliance & beveiliging kunt u zien of het apparaat een taak voor het inlogbeleid en/of een taak voor het webclipsbeleid heeft ontvangen. Hier vindt u ook informatie over de beperkingen die momenteel van kracht zijn, of het apparaat een wachtwoord heeft en of het voldoet aan het beveiligingsprofiel. In Statussen kunt u zien of de Afaria-client op het apparaat is geïnstalleerd, of het apparaat door de portal wordt beheerd en of de beveiliging van het apparaat in gevaar is gebracht door jailbreaken of rooten. Android controleert ook of de KNOX-container actief is en biedt een manier om de container aan het apparaat te koppelen. De container kan alleen op dit tabblad worden losgekoppeld. Beschikbaar voor: iOS en Android < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 5.1.7Wachtwoord wissen Gebruik de knop Wachtwoord wissen om het wachtwoord voor één toestel te wissen. Als de gebruiker zijn of haar wachtwoord is vergeten, kunt u met deze functie het wachtwoord op zijn/haar apparaat wissen. Nadat het wachtwoord is gewist, kan de gebruiker een nieuw wachtwoord instellen. Android heeft ook een knop om het wachtwoord voor een KNOX-container te wissen. Klik op Wachtwoord KNOX-container wissen om het wachtwoord te wissen. Voor deze functie moet het mobiele nummer van het apparaat zijn ingevoerd. Beschikbaar voor: iOS 5.1.8Herstel Wanneer de beheerder van de klant het beveiligingsprofiel op één of hoger heeft ingesteld en de gebruiker van het apparaat het wachtwoord van het beveiligingsprofiel op het apparaat is vergeten, kan het wachtwoord met een herstelcode hersteld worden. • Gebruik de menuoptie op het inlogscherm van het apparaat. • Kies de optie: ‘Ik ben mijn wachtwoord vergeten’ (Windows Mobile). • Op het scherm van het mobiele apparaat wordt een zogenaamde apparaatsleutel weergegeven. • Voer deze sleutel hier in en klik op ‘Maak herstelcode aan’. • Voer deze herstelcode in op uw mobiele apparaat. • Kies een nieuw wachtwoord om weer toegang tot het apparaat te krijgen. Beschikbaar voor: Windows Mobile Standard/Professional 5.1.9Back-up en herstel Bij apparaten met Windows Mobile kunt u een back-up van (een deel van) de gegevens op het apparaat maken en een eerdere back-up op het apparaat < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | terugzetten. De herstel- en back-uptaken die door de beheerder zijn gedefinieerd, zijn hieronder te zien. Vink het vinkvakje van de back-uptaak aan en selecteer daaronder de gewenste herstel- of back-upfunctie door op de betreffende knop te klikken. Beschikbaar voor: Windows Mobile Standard/Professional 5.1.10Wissen op afstand Met de functie Wissen op afstand kunt u een bepaald apparaat gedeeltelijk of volledig wissen. Met Volledig wissen verwijdert u alle gegevens, instellingen en media van het apparaat, zodat het apparaat weer op de fabrieksinstellingen staat. U kunt volledig wissen niet ongedaan maken. Nadat de opdracht is verzonden, wordt het apparaat bij ontvangst van de opdracht meteen gewist. Met Gedeeltelijk wissen kunt u de uitrol van een apparaat ongedaan maken. Hierbij worden alle persoonlijke of zakelijke gegevens op het apparaat gewist, maar blijft het besturingssysteem intact. Net als bij volledig wissen kunt u gedeeltelijk wissen niet ongedaan maken. U kunt het apparaat na Wissen op afstand pas weer op afstand beheren nadat u het opnieuw heeft uitgerold. Met de optie Apparaat vergrendelen vergrendelt u een apparaat, zodat de gebruiker het wachtwoord voor het apparaat moet invoeren om toegang tot het apparaat te krijgen. Volledig wissen is beschikbaar voor: Alle besturingssystemen Gedeeltelijk wissen is beschikbaar voor: Android en iOS Apparaat vergrendelen is beschikbaar voor: iOS 5.1.11Positiebepaling Op dit tabblad kunt u bij benadering de locatie van het apparaat zien. Deze informatie is alleen beschikbaar als het apparaat de taak ‘Positiebepaling’ ontvangt. Beschikbaar voor: Android en iOS < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 5.1.12Verbruiksmonitor In de verbruiksmonitor ziet u een grafische voorstelling van het belgedrag en het gegevensverbruik van een toestel. Deze informatie is alleen beschikbaar als het apparaat de taak ‘Verbruiksmonitor’ ontvangt. Beschikbaar voor: Android en iOS Disclaimer voor positiebepaling en verbruiksmonitor Raadpleeg eerst de plaatselijke wetgeving voor u deze functies gebruikt, want de wet geving in de meeste landen stelt beperkingen aan het volgen van mobiele apparaten. Doordat deze functies persoonsgegevens versturen, is de beheerder in de meeste landen wettelijk verplicht om de gebruiker van het gebruik van deze functies op de hoogte te stellen. De gebruiker moet instemmen met de toepassing van de functies, voordat de beheerder ze mag gebruiken. Als de positiebepaling of de verbruiksmonitor aangezet worden, neemt de werkgever van de handelend beheerder alle aansprakelijkheid op zich voor welke juridische kwestie dan ook die zich als gevolg van het gebruik van deze functies zou kunnen voordoen. 5.1.13Enterprise App Store In de Enterprise App Store heeft u een overzicht van de apps die via de Enterprise App Store aan de gebruiker van het apparaat beschikbaar worden gesteld. Meer informatie over het opzetten van de Enterprise App Store kunt u vinden in hoofdstuk 9. Beschikbaar voor: Android, iOS en Windows Mobile Standard/Professional 5.1.14APN-instellingen Voor gegevensoverdracht heeft uw apparaat een gegevensverbinding nodig. Een mobiele gegevensverbinding gebruikt een bepaald communicatieprotocol met de naam APN (Access Point Name). Met ‘APN’ kunt u de APN-instellingen voor één apparaat wijzigen. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | Zorg dat u de juiste APN-instellingen invoert, voordat u de APN-instellingen opslaat. Het apparaat kan de verbinding met de portal verliezen als u de verkeerde instellingen invoert. Beschikbaar voor: Windows Mobile Standard/Professional 5.1.15Identiteitsmanager Gebruik de Identiteitsmanager om een bepaalde gebruiker van een apparaat een eigen gebruikersnaam te geven en instellingen in te stellen. U kunt dit voor de volgende velden doen: •Microsoft Exchange ‘Gebruikersnaam’ en ‘Wachtwoord’ Beschikbaar voor: Android, iOS en Windows Phone •IMAP/ POP ‘Inkomende gebruikersnaam’, ‘Uitgaande gebruikersnaam’, ‘E-mailadres’ en ‘Weergavenaam’ Beschikbaar voor: iOS •VPN ‘Gebruikersnaam’ Beschikbaar voor: iOS •APN ‘Gebruikersnaam’ en ‘Wachtwoord’ Beschikbaar voor: iOS •Gebruikersnaam WiFi Beschikbaar voor: iOS De Identiteitsmanager geeft ook een overzicht van de geüploade certificaten van één apparaat. Gebruik de knop ‘Certificaat uploaden’ om een certificaat te uploaden. De beheerder of gebruiker die het certificaat uploadt, moet de volgende gegevens invoeren: • Certificaatnaam Geef het certificaat een logische weergavenaam. Deze wordt aan de gebruiker getoond wanneer hij het certificaat installeert. • Certificaat Navigeer naar het certificaat om het te uploaden. • Pincode De distributeur van het certificaat levert de pincode van het certificaat. • Certificaattype Selecteer het type certificaat in het keuzemenu. Beschikbaar voor: Android, iOS en Windows Phone < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 5.1.16Antivirus Op dit tabblad ziet u een overzicht van de scanresultaten, waaronder informatie over het tijdstip waarop de scan werd afgerond en of er problemen op het apparaat zijn gevonden. Deze informatie is alleen beschikbaar als het apparaat de taak Antivirus ontvangt. Beschikbaar voor: Android 5.2 Meerdere apparaten exporteren en importeren Als u meerdere apparaten tegelijk wilt bewerken, kunt u ook de knop Naar Excel exporteren gebruiken om alle apparaten naar een Excel-bestand te exporteren. U kunt dit bestand bewerken en met de knop Bijwerken weer naar de portal uploaden. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 6 Groepen Een apparaat moet bij ten minste een groep horen voordat deze in de Mobile Device Management -portal kan worden beheerd. Een apparaat kan bij meerdere groepen horen. Apparaat A kan bijvoorbeeld tegelijkertijd van de groep iOS en van de groep Management lid zijn. Op deze manier kunt u de apparaten per besturingssysteem en per afdeling sorteren.Onthoud dat elk apparaat bij ten minste een groep moet horen om taken en instellingen te ontvangen. 6.1 Maak een groep aan 1 Klik op de knop Nieuw om het scherm Maak een groep aan te openen. 2 Voer een naam voor de groep in. Kies een naam die de content van de groep weergeeft. 3 Kies Opslaan om de nieuwe groep aan te maken. 6.2 Apparaten aan een groep toevoegen 1 Open een groep door de gewenste groep te selecteren en op Bewerken te klikken. 2 Klik op het tabblad Apparaten. 3 Selecteer de apparaten in de kolom Beschikbare apparaten. 4 Sleep ze naar de kolom Apparaten in groep of gebruik de pijltjes om de apparaten te verplaatsen. 5 U kunt een apparaat ook van Apparaten in groep naar Beschikbare apparaten verplaatsen. 6 Gebruik de knop Zoeken in de navigatie om de beschikbare apparaten op apparaatnaam of besturingssysteem te doorzoeken. 7 Kies Opslaan om de apparaten aan de groep toe te voegen. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 6.3 Een groepsactie activeren Kies de knop Groepsacties om bij een geselecteerde groep of groepen een actie uit te voeren. U kunt de volgende acties gebruiken: 6.3.1Een besturingssysteem instellen Stel het besturingssysteem voor alle toestellen binnen de geselecteerde groep in. Selecteer het besturingssysteem. Klik op Instellen om de selectie te bevestigen. Beschikbaar voor: Alle besturingssystemen 6.3.2Access Point Name (APN) Met deze actie kunt u de APN-instellingen van de mobiele aanbieder naar alle apparaten in de groep versturen en ze op de juiste manier configureren. De volgende informatie is verplicht: 1 Naam: Voer een naam voor deze groepsactie in 2 APN-naam: Voer de APN-naam (Access Point Name) in 3 Gebruikersnaam: Voer de gebruikersnaam in om toegang tot de APN te krijgen 4 Wachtwoord: Voer eventueel het wachtwoord van de APN in Nadat deze instellingen naar het apparaat of de apparaten zijn verzonden, moet de gebruiker van het apparaat op de link in de verstuurde sms klikken. Klik op de knop < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | Versturen om het bericht naar de apparaten te versturen. U kunt de gebruiker van het apparaat vragen om een code in te voeren ter verificatie van de instellingen. Deze code moet dezelfde zijn als de ingevoerde ‘Verificatiecode’. Deze functie is optioneel. Zorg dat u de juiste APN-instellingen invoert, voordat u de APN-instellingen opslaat. Het apparaat kan de verbinding met de portal verliezen als u de verkeerde instellingen invoert. Beschikbaar voor: Windows Mobile Standard/Professional 6.3.3Groepsuitrol apparaten Verstuur in een sms of e-mail een http-link naar de uitrolpagina. Met deze link kan de gebruiker op de uitrolpagina een apparaat (opnieuw) uitrollen. U kunt alleen een sms of e-mail sturen als er een telefoonnummer of e-mailadres in het ‘Apparaatprofiel’ staat. Beschikbaar voor: Alle besturingssystemen 6.3.4Inloggegevens versturen Met deze actie verstuurt u opnieuw de inloggegevens voor de portal naar de gebruiker van een apparaat. Er is al een standaardbericht dat de beheerder kan sturen, maar het bericht kan ook worden aangepast. De tijdelijke aanduiding {portalAddress} wordt vervangen door het portaladres, {username} door de gebruikersnaam en {customername} door de naam van de geselecteerde klant. U kunt deze tijdelijke aanduidingen op elke plaats in de e-mail gebruiken. U kunt geen wachtwoord met deze actie verzenden. Gebruik de groepsactie Wachtwoord herstellen om een wachtwoord opnieuw naar de gebruiker van een apparaat te versturen. Beschikbaar voor: Alle besturingssystemen < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 6.3.5Verbinding activeren Gebruik de actie Verbinding activeren om naar alle iOS- en Android-apparaten in deze groep een signaal te sturen, zodat deze apparaten gedwongen worden verbinding met de MDM-server te maken. Nadat de verbinding tot stand is gekomen, worden alle nieuwe taken naar de apparaten gestuurd en wordt het overzicht van hard- en software ververst. Klik op de knop Verzenden om gedwongen verbinding te maken. Beschikbaar voor: Android en iOS 6.3.6Sms versturen Voer een bericht in het berichtenvak in en klik op Versturen om een sms naar alle apparaten in de groep te versturen. De sms wordt dan naar alle apparaten in de groep verstuurd die een telefoonnummer in het ‘Apparaatprofiel’ hebben staan. Beschikbaar voor: Alle besturingssystemen 6.3.7Wachtwoord herstellen Gebruik deze actie om voor een hele groep het wachtwoord voor toegang tot de portal te herstellen. Dit kan een vast wachtwoord of een willekeurig aangemaakt wachtwoord zijn. Het nieuwe wachtwoord wordt naar de apparaten verstuurd als ze een e-mailadres in het ‘Apparaatprofiel’ hebben. Beschikbaar voor: Alle besturingssystemen 6.3.8Back-up en herstel U heeft de beschikking over een lijst met back-ups die u voor de hele groep kunt terugzetten. Bij een apparaat met Windows Mobile kunt u van alle gegevens op het apparaat een back-up maken. U kunt ook een eerdere back-up op het apparaat terugzetten. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | Vink het vinkvakje van de back-uptaak aan en selecteer daaronder de gewenste herstel- of back-upfunctie door op de betreffende knop te klikken. Beschikbaar voor: Windows Mobile Standard/Professional < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 7 Taken 7.1 Maak een taak aan Het beheer van mobiele apparaten begint bij het aanmaken en uitvoeren van taken. Met taken kunt u applicaties toevoegen, informatie verspreiden, instellingen toepassen en de beheerde apparaten beveiligen. Volg de onderstaande stappen om een nieuwe taak aan te maken. • Open Taken in het menu. • Klik op Nieuw om een nieuwe taak toe te voegen. • Kies de taaksoort. • Klik op Volgende. • Selecteer het besturingssysteem waarop de taak betrekking heeft. • Klik op Volgende. • Voer een naam en beschrijving voor de taak in. • Klik op Volgende. • Configureer de taak. • Klik op Opslaan. 7.2 Taaksoorten 7.2.1Configuratie 7.2.1.1 Wachtwoord Met de wachtwoordfunctie kan de beheerder van de klant op een apparaat de kwaliteit van het wachtwoord voor toegang tot het apparaat instellen. Op deze manier kunt u de veiligheid en kwaliteit van het wachtwoord op beheerde apparaten op peil houden. Op dit tabblad heeft u een aantal verschillende instellingen: • Eenvoudige code toestaan Wanneer u Eenvoudige code toestaat, kan een cijfer in een wachtwoord worden herhaald en zijn oplopende en aflopende waarden toegestaan. Instelling beschikbaar voor: iOS en Windows Phone • Alfanumerieke waarde vereist Wanneer u Alfanumerieke waarde instelt, moet een wachtwoord minimaal één letter bevatten. Instelling beschikbaar voor: iOS en Windows Phone < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | • Minimale wachtwoordlengte Stel de minimale lengte van het wachtwoord in om de beveiliging te verbeteren. Instelling beschikbaar voor: iOS, Android en Windows Phone • Minimumaantal bijzondere tekens Stel het minimumaantal niet-alfanumerieke tekens in, dat in het wachtwoord moet voorkomen. Instelling beschikbaar voor: iOS • Maximale geldigheid wachtwoord Stel in hoeveel dagen een wachtwoord geldig is. Instelling beschikbaar voor: iOS en Android • Automatische vergrendeling (minuten) Stel in na hoeveel minuten het apparaat wordt vergrendeld. Om het apparaat te ontgrendelen, moet het wachtwoord ingevoerd worden. U kunt kiezen uit 1, 2, 3, 4, 5,10 en 15 minuten. Instelling beschikbaar voor: iOS en Windows Phone • Unieke wachtwoorden (aantal) Stel in na hoeveel unieke wachtwoorden de gebruiker van het apparaat een wachtwoord opnieuw mag gebruiken. Instelling beschikbaar voor: iOS, Android en Windows Phone • Gratietijd na vergrendeling apparaat (minuten) De maximale gratietijd na vergrendeling van het apparaat waarin geen wachtwoord nodig is. De gebruiker van het apparaat kan op het apparaat een kortere tijd instellen. Instelling beschikbaar voor: iOS • Maximumaantal mislukte pogingen Stel het maximumaantal mislukte pogingen in. Wanneer het maximale aantal pogingen voor het invoeren van het wachtwoord overschreden wordt, wordt het apparaat teruggezet naar de fabrieksinstellingen. Instelling beschikbaar voor: iOS, Android en Windows Phone Beschikbaar voor: Android, iOS en Windows Phone 7.2.1.2 Nitrodesk Touchdown Nitrodesk Touchdown is een Android-applicatie van een derde partij. Met de applicatie kunt u instellingen voor Exchange op een Android-apparaat instellen, waaronder een groot aantal instellingen voor het configureren van e-mail, < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | contacten, de agenda enz. Om Nitrodesk Touchdown te gebruiken heeft u een aparte licentie nodig. Vink het eerste vinkvakje aan om de configuratie van Nitrodesk te activeren. U kunt de volgende instellingen instellen: • Licentiecode Voer de licentiecode voor Nitrodesk Touchdown in. Als dit veld leeg is, is de proefversie geïnstalleerd. • Adres mailserver Voer het serveradres van de mailserver in. • Gebruik persoonlijke gegevens uit Identiteitsmanager Kies ‘Ja’ om de persoonlijke gegevens uit de ‘Identiteitsmanager’ te gebruiken. • E-mail Voer het e-mailadres van de te installeren account in. Opmerking: Als dit veld is ingevuld, ontvangen de apparaten die deze taak ontvangen alleen het e-mailadres dat in dit veld is ingevuld. Gebruik de ‘Identiteitsmanager’ om de persoonlijke gegevens naar de beheerde apparaten te sturen. • Gebruikersnaam Voer de gebruikersnaam van de te installeren account in. Opmerking: Als dit veld is ingevuld, ontvangen de apparaten die deze taak ontvangen alleen de gebruikersnaam die in dit veld is ingevuld. Gebruik de ‘Identiteitsmanager’ om de persoonlijke gegevens naar de beheerde apparaten te sturen. • Activeer wachtwoord Touchdown Beveilig de Nitrodesk Touchdown-app met een wachtwoord. • E-mailversleuteling Activeer of deactiveer de e-mailversleuteling van Nitrodesk Touchdown. • Activeer eenvoudig herstellen PIN Activeer het herstellen van de pincode. • Verplicht versleuteling geheugenkaart Activeer de versleuteling van de geheugenkaart. • Sta bijlagen op de geheugenkaart toe Sta toe of verbied dat een bijlage op de geheugenkaart van het apparaat wordt opgeslagen. • Filter voor maximale kalenderduur Toon het geselecteerde aantal weken of maanden in de kalender van Nitrodesk Touchdown. • Filter voor maximale leeftijd e-mail Toon geen e-mails ouder dan het geselecteerde aantal dagen. • Maximale grootte e-mail Stel de maximale grootte van een e-mail in. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | • Sta e-mail in html toe Sta e-mail in html-formaat toe of verbied het. • Verplicht handmatig synchroniseren tijdens roaming Activeer handmatig synchroniseren tijdens roaming om het gegevensverbruik in de hand te houden. • Activeer kopiëren naar telefoonboek Activeer of deactiveer de functie voor het kopiëren van gegevens vanaf de Nitrodesk Touchdown-client naar het telefoonboek op het apparaat. • Activeer Nitrodesk-widget Activeer of deactiveer de Nitrodesk-widget op het beginscherm van Android. • Toon e-mailinformatie in de informatiebalk Activeer of deactiveer het tonen van e-mailnotificaties in de informatiebalk. • Activeer kalenderwidget Activeer of deactiveer de kalenderwidget op het beginscherm van Android. • Toon kalenderinformatie in de informatiebalk Activeer of deactiveer het tonen van kalendernotificaties in de informatiebalk. • Activeer taakwidget Activeer of deactiveer de taakwidget op het beginscherm van Android. • Toon taakinformatie in de informatiebalk Activeer of deactiveer het tonen van taaknotificaties in de informatiebalk. • Activeer universele widget Activeer of deactiveer de universele widget op het beginscherm van Android. • Activeer handtekening wijzigen Activeer of deactiveer het wijzigen van de handtekening van de gebruiker van het apparaat. • Stel handtekening in Voer een handtekening in, die wordt gebruikt wanneer de gebruiker van het apparaat vanuit de Nitrodesk Touchdown-app een e-mail stuurt. • Activeer back-up database Activeer of deactiveer het maken van een back-up van de gegevens uit Nitrodesk Touchdown. • Activeer exporteren naar widgets van derden Activeer of deactiveer het exporteren van gegevens uit Nitrodesk Touchdown naar een widget van een derde partij. Beschikbaar voor: Android < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 7.2.1.3 WiFi Met deze taak kunt u de WiFi-instellingen naar de beheerde apparaten sturen. De gebruiker van het apparaat ontvangt deze instellingen en kan verbinding met het WiFi-netwerk maken. Voor bepaalde besturingssystemen kunt u WiFi ook volledig deactiveren. Per besturingssysteem kunt u de volgende instellingen configureren: Android WiFi activeren Activeer of deactiveer de WiFi-verbinding op het Android-apparaat. WiFi-naam Voer de naam van het gewenste WiFi-netwerk in. Beveiligingsmodus Stel de beveiligingsmodus in van het netwerk waarmee het apparaat verbinding maakt. Kies uit de beveiligingsmodi WEP, WPA/WPA2 PSK of 802 1X Enterprise. iOS SSID (Service Set Identifier) Voer de naam van het gewenste WiFi-netwerk in. Beveiligingsmodus Stel de beveiligingsmodus in van het netwerk waarmee het apparaat verbinding maakt. Kies uit de beveiligingsmodi WEP, WPA/WPA2 PSK of willekeurige modus. Proxy instellen Stel indien van toepassing de proxyinstellingen voor de verbinding in. Kies Handmatig of Automatisch. Voer de URL van de proxyserver, het poortnummer van de proxy, de gebruikersnaam en het wachtwoord in als u ‘Handmatig’ kiest. Voer de URL van de proxyserver in als u ‘Automatisch’ kiest. Automatisch verbinden met netwerk Selecteer deze optie om automatisch verbinding met het geselecteerde WiFinetwerk te maken. Netwerk is verborgen Als het netwerk verborgen is, verstuurt het zijn Service Set Identifier (SSID) niet. Selecteer deze optie om verbinding met een verborgen WiFi-netwerk te maken. Windows Mobile Standard/Professional WiFi activeren Activeer of deactiveer de WiFi-verbinding op het apparaat met Windows Mobile. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | WiFi-naam Voer de naam van het gewenste WiFi-netwerk in. WiFi-bestemming Selecteer de bestemming van het WiFi-netwerk. Dit kan ‘Internet’ of ‘Werk’ zijn. Beschikbaar voor: Android, iOS en Windows Mobile Standard/Professional 7.2.1.4 Beperkingen De portal voor het beheer van mobiele apparaten heeft de onderstaande opties om het gebruik van de verschillende instellingen op het apparaat te beperken. Als u deze beperkingen instelt, kan de gebruiker bepaalde applicaties en instellingen niet gebruiken. De beperkingen verschillen per besturingssysteem. iOS Sta installatie applicaties toe Sta toe of verbied dat de gebruiker van het apparaat applicaties installeert. Sta gebruik van de camera toe Sta toe dat de gebruiker van het apparaat de camera op het apparaat gebruikt. Sta FaceTime toe Sta toe dat FaceTime op het beheerde apparaat wordt gebruikt. Sta schermafbeeldingen toe Sta toe of verbied dat een afbeelding van het scherm gemaakt kan worden. Sta automatisch synchroniseren tijdens roaming toe Sta toe of verbied dat gegevens tijdens het roamen worden gesynchroniseerd. Sta Siri toe Sta toe of verbied dat Siri op het beheerde apparaat wordt gebruikt. Sta spraakherkenning toe Sta toe of verbied dat spraakherkenning wordt gebruikt. Sta aankoop via een app toe Sta toe of verbied dat de gebruiker van het apparaat aankopen via een app doet. Dwing wachtwoord iTunes Store af Dwing de gebruiker van het apparaat om bij elke aankoop het wachtwoord voor de iTunes Store in te voeren. Sta gamen met meerdere spelers toe Sta toe of verbied dat een spel met meerdere spelers op het apparaat wordt gespeeld. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | Dwing versleutelde back-ups af Dwing af dat versleutelde back-ups van het beheerde apparaat worden gemaakt. Sta het gebruik van de YouTube-applicatie toe Sta toe of verbied dat de YouTube-applicatie op het beheerde apparaat wordt gebruikt. Sta gebruik van iTunes toe Sta toe of verbied dat iTunes op het beheerde apparaat wordt gebruikt. Sta gebruik van Safari toe Sta toe of verbied dat de Safari-browser op het beheerde apparaat wordt gebruikt. Activeer automatisch invullen Activeer of deactiveer de automatische invulfunctie in de Safari-browser. Dwing fraudewaarschuwing af Dwing de fraudewaarschuwing in de Safari-browser af. Activeer Javascript Activeer of deactiveer het gebruik van Javascript in de Safari-browser. Blokkeer pop-ups Kies of u pop-ups in de Safari-browser wilt blokkeren. Accepteer cookies Kies of u cookies in de Safari-browser wilt accepteren. Sta back-ups naar iCloud toe Sta toe of verbied dat back-ups naar de iCloud-dienst worden gemaakt. Sta documentsynchronisatie met iCloud toe Sta toe of verbied dat documenten met de iCloud-dienst worden gesynchroniseerd. Sta de iCloud fotostream toe Sta toe of verbied dat de iCloud fotostream op het beheerde apparaat wordt gebruikt. Sta expliciete content toe Sta toe of verbied dat de gebruiker van het apparaat expliciete content in filmpjes, tv-programma’s en apps bekijkt. Android De beperkingen zijn alleen beschikbaar voor apparaten met Samsung SAFE 1 en SAFE 2. Activeer Bluetooth Activeer of deactiveer het gebruik van de Bluetooth-verbinding door de gebruiker van het apparaat. Bluetooth-detectie Activeer of deactiveer of het apparaat waarneembaar is voor Bluetooth. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | Sta gegevens tijdens het roamen toe Sta toe of verbied de Exchange ActiveSync-verbinding tijdens het roamen. Sta synchroniseren tijdens roaming toe Sta toe of verbied dat gegevens tijdens het roamen worden gesynchroniseerd. Sta push tijdens roaming toe Sta toe of verbied dat tijdens het roamen push-e-mail wordt gebruikt. Activeer de camera Activeer of deactiveer het gebruik van de camera op het apparaat. Activeer de microfoon Activeer of deactiveer het gebruik van de microfoon op het apparaat. Applicatiebeheer -Applicatie Voer de naam van de te beheren applicatie in. -Activeer app Activeer of deactiveer of de geselecteerde app op het beheerde apparaat kan draaien -Sta wissen van beheerde-appinformatie toe Sta toe of verbied dat de gebruiker van het apparaat informatie over de beheerde app wist. -Sta wissen van appgegevens toe Sta toe of verbied dat de gebruiker van het apparaat de appgegevens van de geselecteerde app wist. -Activeer de-installatie Sta toe of verbied dat de gebruiker van het apparaat de geselecteerde app de-installeert. -Activeer installatie Sta toe of verbied dat de gebruiker van het apparaat de geselecteerde app installeert. Windows Mobile Standard/Professional Blokkeer het ‘Run’-scherm Blokkeer het gebruik van het ‘Run’-scherm door de gebruiker. Blokkeer externe applicaties Blokkeer de installatie van externe applicaties. Blokkeer het opstarten van apps vanaf de geheugenkaart Blokkeer het opstarten van apps vanaf de geheugenkaart door de gebruiker van het apparaat. Blokkeer Bluetooth Blokkeer het gebruik van de Bluetooth-verbinding op het apparaat. Blokkeer WiFi < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | Blokkeer het gebruik van de WiFi-verbinding op het apparaat. Zwarte lijst voor applicaties Gebruik de zwarte lijst voor applicaties om de installatie van bepaalde applicaties op het apparaat te blokkeren. Beschikbaar voor: Android, iOS en Windows Mobile Standard/Professional 7.2.1.5 Apparaatversleuteling Activeer of deactiveer gegevensversleuteling op het apparaat. Hiermee worden alle gegevens op het apparaat, inclusief die op de externe geheugenkaart, versleuteld. Dit is alleen beschikbaar voor Android-apparaten met SAFE 1 en 2. Beschikbaar voor: Android 7.2.1.6 VPN Gebruik de VPN-taak om een VPN-verbinding tussen het apparaat en de kantooromgeving op te zetten. Zet een VPN-verbinding voor een iOS-apparaat op Verbindingsnaam Stel de naam voor de VPN-verbinding op het apparaat in. VPN-type Selecteer het protocol voor de VPN-verbinding. Dit kan een L2TP-verbinding, een PPTP-verbinding, een IPSEC/L2TP-verbinding, een Cisco anyconnectverbinding, een Juniper SSL-verbinding of een F5 SSL-verbinding zijn. Server Voer het adres van VPN-server in. Gebruik persoonlijke gegevens uit Identiteitsmanager Selecteer deze optie als de VPN-taak de informatie uit de Identiteitsmanager dient te gebruiken. Account Voer de accountnaam van de VPN-verbinding in. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | Gedeelde geheime sleutel Voer de beveiligingssleutel in. Identiteitsverificatie gebruiker Selecteer de verificatiemethode voor de VPN-verbinding. Dit kan een wachtwoord of een RSA SecurID zijn. Stuur alle verkeer Selecteer deze optie als alle verkeer de VPN-verbinding gaat gebruiken. Proxy instellen Stel eventueel de proxyinstellingen voor de verbinding in. Kies Handmatig of Automatisch. Voer de URL van de proxyserver, het poortnummer van de proxy, de gebruikersnaam en het wachtwoord in als u ‘Handmatig’ kiest. Voer de URL van de proxyserver in als u ‘Automatisch’ kiest. Stel een VPN-verbinding voor een Windows Mobile Standard/Professional in VPN-naam Stel de naam voor de VPN-verbinding op het apparaat in. Wis deze VPN-registratie bij de client Vink dit vinkvakje aan om de huidige VPN-instellingen op het apparaat te wissen. Bron Selecteer de bron voor de VPN-verbinding. Kies uit ‘Internet’, ‘Werk’, ‘WAP’ of ‘beveiligd WAP-netwerk’. Bestemming Selecteer de bestemming voor de VPN-verbinding. Kies uit ‘Internet’, ‘Werk’, ‘WAP’ of ‘beveiligd WAP-netwerk’. Hostadres Voer het hostadres van VPN-verbinding in. Domein Voer de naam van het domein in dat door de VPN-verbinding wordt gebruikt. Gebruik specifieke naamservers Selecteer deze optie als de VPN een specifieke naamserver gebruikt. Voer, nadat u de optie heeft geselecteerd, het IP-adres van de primaire DNS, het IP-adres van de secundaire DNS, het IP-adres van de primaire WINS en het IP-adres van de secundaire WINS in. VPN-type Selecteer het VPN-type (het protocol) van de verbinding. Dit kan een PPTPverbinding of een IPSec/L2TP-verbinding zijn. Voer de sleutel in als u de IPSec/ L2TP-verbinding kiest. Beschikbaar voor: iOS en Windows Mobile Standard/Professional < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 7.2.1.7 APN Met de APN-instellingen kan een mobiel apparaat verbinding maken met een GPRS-, 3G- of 4G-netwerk. Elke provider heeft zijn eigen APN-instellingen. Het apparaat krijgt deze instellingen automatisch wanneer het verbinding met het mobiele netwerk maakt. In sommige gevallen kan het nodig zijn om deze instellingen voor de beheerde apparaten te wijzigen. Zorg dat u bij het configureren van een APN de juiste instellingen maakt. Het apparaat kan de verbinding verliezen als het de verkeerde instellingen krijgt. Dit kan alleen op het apparaat zelf ongedaan gemaakt worden. Configureer de APN-instellingen voor een iOS-apparaat • APN-naam • Gebruik apparaatprofiel • Gebruikersnaam APN • Wachtwoord APN • Proxyserver en -poort • Hostnaam/IP-adres proxy • Proxypoortnummer proxy Configureer de APN-instellingen voor een Windows Mobile Standard/ Professional • APN-naam • APN wissen • Bestemming • Access point name • Gebruikersnaam APN • Wachtwoord APN • Domein Beschikbaar voor: iOS en Windows Mobile Standard/Professional < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 7.2.1.8 IMAP/POP Op dit tabblad kunt u voor de beheerde apparaten een e-mailaccount met IMAP of POP configureren U kunt de volgende instellingen gebruiken om de IMAP-/POPaccount naar de beheerde apparaten te sturen. • Beschrijving account Stel op het apparaat een naam voor de account in. • Type account Stel in of de account een IMAP- of POP-account is. • Prefixpad Stel het prefixpad in, bijvoorbeeld ‘inbox’. Deze instelling is alleen voor IMAPaccounts beschikbaar. • Gebruik persoonlijke gegevens uit Identiteitsmanager Selecteer deze optie als de IMAP-/POP-taak de informatie uit de Identiteitsmanager dient te gebruiken. • Weergavenaam gebruiker Voer de naam van de gebruiker van de IMAP-/POP-account in. • E-mailadres Voer het e-mailadres van de gebruiker van de IMAP-/POP-account in. Inkomende e-mail • Server inkomende e-mail Voer de e-mailserver voor inkomende e-mail in. • Serverpoort inkomende e-mail Voer de serverpoort voor inkomende e-mail in. • Gebruikersnaam server inkomende e-mail Voer de gebruikersnaam voor de IMAP-/POP-account in. • Soort authenticatie Stel in of de IMAP-/POP-account ter controle een wachtwoord nodig heeft. • Wachtwoord inkomende e-mail Voer het wachtwoord van de IMAP-/POP-account in. • SSL gebruiken Bepaal of de e-mailserver een SSL-verbinding nodig heeft. Uitgaande e-mail • Server uitgaande e-mail Voer de e-mailserver voor uitgaande e-mail in. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | • Serverpoort uitgaande e-mail Voer de serverpoort voor uitgaande e-mail in. • Gebruikersnaam server uitgaande e-mail Voer de gebruikersnaam voor de IMAP-/POP-account in. • Soort authenticatie Stel in of de IMAP-/POP-account ter controle een wachtwoord nodig heeft. • Wachtwoord uitgaande e-mail Voer het wachtwoord van de IMAP-/POP-account in. • SSL gebruiken Bepaal of de e-mailserver een SSL-verbinding nodig heeft. Beschikbaar voor: iOS 7.2.1.9 Exchange Op dit tabblad kunt u de juiste instellingen voor een Microsoft Exchange-account naar een beheerd apparaat sturen, dat aan deze taak gekoppeld is. Onthoud dat deze taak voor alle apparaten in de groep is ingesteld. Dit is belangrijk voor het geval u informatie over de gebruikersnaam, het e-mailadres en het wachtwoord invoert. • Accountnaam Voer de accountnaam in van de e-mailaccount van Exchange op het apparaat. • Adres Exchange-server Voer het adres van de Exchange-server in. • SSL gebruiken Bepaal of de Exchange-server een SSL-verbinding nodig heeft. • Aantal verstreken dagen voor e-mailsynchronisatie Stel in van hoeveel dagen de e-mail met het apparaat gesynchroniseerd moet worden. • Gebruik certificaat Vul het certificaat voor de Exchange-server in als de beheerder dit vereist. • Domein voor account Stel het domein voor de Exchange-account in. Deze instelling is vereist voor Exchange-servers op locatie. Voor Exchange online heeft u geen domein nodig. • Gebruik persoonlijke gegevens uit Identiteitsmanager Selecteer deze optie als de Exchange-taak de informatie uit de Identiteitsmanager dient te gebruiken. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | • Gebruikersnaam Voer de gebruikersnaam van de Exchange-account in. • E-mailadres Voer het e-mailadres van de Exchange-account in. Extra optie voor apparaten met Windows Phone Een Windows Phone heeft een paar extra opties om de Exchange-account op het apparaat te beheren. • Kalender synchroniseren Selecteer deze optie om de Exchange-kalender met het apparaat te synchroniseren. • Contacten synchroniseren Selecteer deze optie om de Exchange-contacten met het apparaat te synchroniseren. • E-mail synchroniseren Selecteer deze optie om de Exchange-e-mail met het apparaat te synchroniseren. • Taken synchroniseren Selecteer deze optie om de Exchange-taken met het apparaat te synchroniseren. Beschikbaar voor: iOS en Windows Phone 7.2.1.10 Webclips Een webclip is een snelkoppeling naar een webpagina, die op het beginscherm van het iOS-apparaat staat. U kunt via de MDM-portal een uw eigen aangepaste webclip aanmaken. • • • • • • Voer een weergavenaam voor de webclip in. Stel de URL in waarnaar de snelkoppeling verwijst. Selecteer of de gebruiker van het apparaat de webclip kan verwijderen. Selecteer of een vooraf gecreëerd pictogram wordt getoond. Selecteer of de webclip in volledig scherm wordt geopend. Upload een aangepast pictogram door op ‘Bestand selecteren’ te klikken en naar het gewenste pictogram te navigeren. Het geüploade pictogram mag maximaal 10 kB groot zijn. Beschikbaar voor: iOS < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 7.2.1.11 Upload MobileConfig Met het iPhone-configuratieprogramma, een door Apple geleverde applicatie, kunt u de meeste instellingen van een iOS-apparaat instellen en als een MobileConfigbestand opslaan. Met dit bestand, dat alle instellingen bevat, kunt u met één configuratiebestand een iOS-apparaat beheren. Door MobileConfig te gebruiken hoeft u niet meer elke individuele instelling in de taak te definiëren. Klik op Bestand selecteren om naar het MobileConfig-bestand te navigeren en het naar de portal te uploaden. Klik op Opslaan om het uploaden te voltooien. Beschikbaar voor: iOS 7.2.1.12 Beveiligingsprofiel U kunt Windows Mobile Standard/Professional beheren door een beveiligingsniveau in te stellen. Zo’n beveiligingsniveau heeft een aantal configuraties. U kunt het beveiligingsniveau op nul zetten, zodat het beveiligingsniveau uitstaat. Beveiligingsniveau een is de standaardinstelling en beveiligingsniveau twee is de laagste instelling. Beveiligingsniveau vijf geeft u de veiligste instellingen. U kunt bij elk beveiligingsniveau de volgende instellingen instellen: • Vergrendelingstijd apparaat (min.) Stel in na hoeveel minuten het apparaat vergrendeld wordt. • Maximumaantal inlogpogingen Stel het maximumaantal pogingen voor het invoeren van het wachtwoord in. • Maximale geldigheid wachtwoord (dagen) Stel in na hoeveel dagen de gebruiker van het apparaat zijn/haar wachtwoord moet wijzigen. • Wachtwoordgeschiedenis (aantal) Stel in hoeveel wachtwoorden niet opnieuw kunnen worden gebruikt. • Wachtwoordgeschiedenis (dagen) Stel in na hoeveel dagen een wachtwoord opnieuw kan worden gebruikt. • Verplichte unieke cijfers en letters Stel de eisen aan het wachtwoord in. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | • Minimale wachtwoordlengte Stel de minimale lengte van het wachtwoord voor het apparaat in. • E-mail versleutelen Activeer of deactiveer versleuteling van de e-mailaccount op het apparaat. • PIM versleutelen Activeer of deactiveer versleuteling van persoonlijke gegevens (PIM) op het apparaat. • E-mailbijlagen versleutelen an e-mailbijlagen op het apparaat. • Gegevensversleuteling gebruiken Activeer of deactiveer gegevensversleuteling op het apparaat. • Hoofdmap voor documenten versleutelen Activeer of deactiveer versleuteling van de hoofdmap voor documenten (/mijn documenten/) op het apparaat. • Externe geheugenkaart versleutelen Activeer of deactiveer versleuteling van de externe geheugenkaart. Beschikbaar voor: Windows Mobile Standard/Professional 7.2.1.13 Favorieten Met deze taak verstuurt u een vast aantal favorieten naar het apparaat met Windows Mobile Standard/Professional. Voer de weergavenaam van de website en de volledige link in. U kunt vijf favorieten in de taak instellen. Opmerking: Deze favorieten worden voor de standaardbrowser op het apparaat ingesteld. Andere browsers, zoals Opera, worden niet ondersteund. Beschikbaar voor: Windows Mobile Standard/Professional 7.2.1.14 Toestel Configureer een apparaat met Windows Mobile Standard/Professional met extra instellingen voor het apparaat. U kunt de volgende instellingen doen: • Apparaatbeschrijving Voer een beschrijving van het apparaat in. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | • Sta verbinding met een pc toe Sta toe of verbied dat een apparaat met Windows Mobile verbinding maakt met een pc. • Maak verbinding met een pc met Kies de manier waarop het apparaat met Windows Mobile verbinding met een pc maakt. Selecteer de infraroodpoort, de seriële poort @ 115K, 19200, 38400, 57600 of de standaard USB-poort. • Bij gebruik batterij, ga in slaapstand na Stel in na hoeveel minuten het apparaat in slaapstand gaat. U kunt kiezen uit 1, 2, 5, 10, 15 of 30 minuten. • Ga in slaapstand bij gebruik externe voeding Sta toe of verbied dat het apparaat in slaapstand gaat wanneer het op externe voeding is aangesloten. • Ga in slaapstand na Als u toestaat dat het apparaat bij aansluiting op een externe voeding in slaapstand gaat, kies dan het aantal minuten waarna het apparaat in slaapstand gaat. U kunt dit instellen op 1, 2, 5, 10, 15, of 30 minuten. • APN-naam Selecteer het APN-profiel voor het apparaat. • Andere APN-naam Voer de APN-naam in als u ‘Andere’ heeft gekozen. Beschikbaar voor: Windows Mobile Standard/Professional 7.2.2Bestand versturen Selecteer Bestand versturen om een enkel bestand naar een apparaat met Windows Mobile Standard/Professional of Android te sturen. • Klik op Nieuw om een bestand aan de lijst toe te voegen, nadat het scherm met de taak ‘Bestand’ is geopend. • Klik vervolgens op Bestand selecteren om naar het gewenste bestand te navigeren. • Zorg dat het bestandstype voldoet aan de eisen van het besturingssysteem van het apparaat, anders kan het beheerde apparaat het bestand niet openen. • Het is belangrijk dat u op het apparaat het juiste bestandspad voor het opslaan van het bestand invoert. Voer het juiste pad naar de locatie op het apparaat in. Bijvoorbeeld: /sdkaart/ download. Zorg ook dat de locatie op het apparaat bestaat. • Klik op Opslaan om het bestand te uploaden en aan de lijst toe te voegen. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | Het apparaat ontvangt het bestand wanneer het verbinding met de MDM-portal maakt. Beschikbaar voor: Android en Windows Mobile Standard/Professional 7.2.3Back-up Met de back-uptaak kunt u een back-up van de gegevens of contacten op een apparaat met Windows Mobile maken. • Kies “Back-up contacten” om alleen een back-uptaak voor de contacten aan te maken. Als u dit niet aanvinkt, maakt de taak een back-up van de geselecteerde gegevens op het apparaat. • Voer de map in waarvan u een back-up wilt maken, bijvoorbeeld /mijn documenten/. • Kies wanneer de back-up gemaakt moet worden. Dit kan ofwel altijd zijn ofwel wanneer een nieuwere versie van de gegevens op het apparaat beschikbaar is. • Vink “Back-up submappen” aan als u ook een back-up van de submappen in de map wilt maken. Maak een map aan om de gegevens waarvan een back-up gemaakt is, op het apparaat terug te zetten. Bij het terugzetten van gegevens worden de originele bestanden in deze map op het apparaat overschreven. Maak een submap aan voor het terugzetten van de bestanden waar een back-up van is gemaakt, als u dit wilt voorkomen. Bijvoorbeeld: \Mijn Documenten\Herstellen\. De gebruiker van het apparaat kan de verschillende bestanden handmatig naar de gewenste map verplaatsen. Beschikbaar voor: Windows Mobile Standard/Professional 7.2.4Locator Als u een taak Locator aanmaakt en deze aan een Android- of iOS-apparaat koppelt, krijgt u bij benadering de locatie van het apparaat door. De locatie wordt bepaald met de Cell-ID van de zender van de mobiele telefoon. Op het overzichtsscherm van het apparaat kunt u op een kaart de locatie van het beheerde apparaat bij benadering zien. Klik op Opslaan om de taak op te slaan. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | Deze gegevens worden door de Afaria-client verzameld en verstuurd. De gegevens worden verstuurd met de eerstvolgende Heartbeat van Afaria. Beschikbaar voor: iOS en Android 7.2.5Verbruiksmonitor U kunt een taak Verbruiksmonitor aanmaken en aan een Android- of iOS-apparaat koppelen. Hiermee krijgt u informatie over het gegevensverbruik en het belgedrag van de beheerde apparaten. Op het overzichtsscherm van het apparaat ziet u een grafisch overzicht van de verzamelde informatie. De Verbruiksmonitor verzamelt maximaal twee maanden aan informatie. U kunt deze gegevens alleen in de portal inzien als u het apparaat aan de groep toevoegt die de taak Verbruiksmonitor ontvangt. De taak Verbruiksmonitor verzamelt automatisch locatiegegevens over het apparaat (positiebepalingstaak). Houd hier rekening mee bij het aanmaken van de taak “Verbruiksmonitor”. In de disclaimer in de portal kunt u een extra waarschuwing hierover vinden. Deze gegevens worden door de Afaria-client verzameld en verstuurd. De gegevens worden verstuurd met de eerstvolgende Heartbeat van Afaria. Beschikbaar voor: iOS en Android 7.2.6Antivirus Maak een ‘Antivirus’-taak aan om de beheerde apparaten beter te beveiligen. Met de antivirustaak kunt u een apparaat tot een virusscan dwingen. De scan controleert het beheerde Android-apparaat, maakt een rapport en verwijdert kwaadaardige software. Open het apparaat in het Apparaatoverzicht en kies Antivirus. Hier ziet u een rapport met de meest recente scanresultaten en eventueel een overzicht van de problemen die de scan is tegengekomen. • Planner Met de planner kunt u een of meerdere dagen selecteren waarop de scan op het apparaat wordt uitgevoerd. U kunt ook een dagelijkse scan instellen. Meteen na de eerste verbinding met de MDM-portal wordt de scan uitgevoerd. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | • Schilden Door de schilden te activeren, kunt u de beveiliging van de apparaten te verbeteren. Momenteel zijn de volgende schilden beschikbaar: • Scan nieuwe apps Met deze optie wordt een app meteen na de installatie gescand. Als het antivirusprogramma een virus of malware ontdekt, vraagt het de gebruiker om dit op te lossen. • Activeer bestandscontrole Met deze optie kunt u de geheugenkaart op kwaadaardige installatiebestanden scannen. • Deactiveer Onbekende bron Met deze optie kunt u de optie Onbekende bron uitschakelen, zodat de gebruiker alleen programma’s uit de Google Play Store kan installeren. • Deactiveer USB-fouten opsporen Schakel de optie “USB-fouten opsporen uit door deze functie te activeren. De optie USB-fouten opsporen wordt over het algemeen door ontwikkelaars gebruikt en is een mogelijk veiligheidsrisico voor Android-apparaten. • Activeer veilig surfen Activeer veilig surfen om websites te blokkeren die een bekend veiligheidsrisico zijn. Gebruik http://www.brightcloud.com/ om te controleren of een website betrouwbaar is. Zo niet, dan wordt deze door veilig surfen geblokkeerd. U kunt ook een zwarte of witte lijst gebruiken wanneer u de optie veilig surfen selecteert. Met een zwarte/witte lijst kunt u bepaalde websites blokkeren (zwarte lijst) of alleen bepaalde websites toestaan (witte lijst). Opmerking: Dit werkt alleen in de standaardbrowser in Android. Op andere browsers, zoals Opera, Firefox of Chrome, heeft het geen effect. Deze browsers kunnen de websites op de zwarte of witte lijst nog steeds openen. Beschikbaar voor: Android < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 7.3 Een taak aan een groep koppelen Voor u een taak kunt gebruiken om een apparaat te beheren, moet de taak aan een groep gebruikers worden gekoppeld. • Selecteer de taak. • Kies Aan groep koppelen. • Selecteer de groep(en) en zet deze in de “Gekoppelde groepen. • Sluit het scherm Aan groep koppelen. • Klik op Activeren om de taak te activeren voor de groepen die u zojuist gekoppeld heeft. De gebruikers van de apparaten ontvangen de taak bij de volgende Heartbeat. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 8 Samsung KNOXcontainer Beschikbaar voor: Android Met Samsung KNOX kunt u op een mobiel apparaat de persoonlijke van de zakelijke gegevens scheiden. U doet dit door een beveiligde container op het apparaat aan te maken. Deze container werkt als een tweede apparaat in het apparaat. Met de MDM-portal kunt u deze beveiligde container vanuit één punt beheren. 8.1 Een KNOX-container aanmaken Zorg dat u in de MDM-portal de licentiesleutel van KNOX instelt, voordat u een KNOX-container aanmaakt. • Klik op Account in de navigatiebalk. • Kies Klant. • Hiermee opent u het scherm Klantoverzicht. • Selecteer het tabblad Certificaten en licenties. • Voer de licentiesleutel van Samsung KNOX in. • U kunt de licentiesleutels bij Samsung verkrijgen. De volgende stap bij het aanmaken van een KNOX-container is het aanmaken van een KNOX-taak. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 8.2 Maak een KNOX-configuratietaak aan Wanneer het beheerde apparaat een KNOX-configuratietaak ontvangt, wordt de beveiligde container op het apparaat aangemaakt. U kunt de volgende instellingen voor de beveiligde container instellen: 8.2.1Wachtwoord Stel een wachtwoordbeleid voor de KNOX-container in. Dit wachtwoord is nodig om toegang tot de KNOX-container te krijgen. U heeft de beschikking over de volgende instellingen om de veiligheid van het wachtwoord te verzekeren: • Time-out voor de KNOX-container Stel in na hoelang de KNOX-container opnieuw om het wachtwoord vraagt. • Maximumaantal mislukte pogingen Stel in hoe vaak de gebruiker van het apparaat een mislukte poging kan doen voordat de beveiligde container vergrendeld wordt. • Minimale lengte Stel de minimale lengte van het wachtwoord in. • Kwaliteit wachtwoord Stel de kwaliteit van het wachtwoord in. U kunt dit instellen op alfanumeriek of op symbool verplicht. • Minimumaantal cijfers en symbolen Stel het minimale aantal cijfers en symbolen in, die in het wachtwoord moet voorkomen. • Maximumaantal keer dat een teken voorkomt Stel in hoe vaak een teken maximaal in een wachtwoord mag voorkomen. • Maximumaantal keer dat een reeks tekens voorkomt Stel in hoe vaak een reeks tekens maximaal in een wachtwoord mag voorkomen. • Maximumaantal keer dat een reeks cijfers voorkomt Stel in hoe vaak een reeks cijfers maximaal in een wachtwoord mag voorkomen. • Geldigheid wachtwoord in dagen Stel in hoeveel dagen een wachtwoord geldig is. • Blokkering eerdere wachtwoorden Stel in hoeveel eerder gebruikte wachtwoorden niet gebruikt mogen worden. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | • Minimumaantal veranderde tekens Stel in hoeveel tekens in het wachtwoord minimaal veranderd moeten worden, voordat het een nieuw wachtwoord is. • Optie wachtwoord tonen Stel in of het wachtwoord zichtbaar of verborgen is, wanneer dit op het apparaat wordt ingevoerd. 8.2.2Exchange Op dit tabblad kunt u de juiste instellingen voor een Microsoft Exchange-account naar de beveiligde container op het beheerde apparaat sturen, die aan deze taak gekoppeld is. Onthoud dat deze taak voor alle apparaten in de groep is ingesteld. Dit is belangrijk voor het geval u informatie over de gebruikersnaam, het e-mailadres en het wachtwoord invoert. • Adres Exchange-server Voer het adres van de Exchange-server in. • Domein Stel het domein voor de Exchange-account in. Deze instelling is verplicht. • Gebruik persoonlijke gegevens uit Identiteitsmanager Selecteer deze optie als de Exchange-taak de informatie uit de Identiteitsmanager dient te gebruiken. • E-mailadres Voer het e-mailadres van de Exchange-account in. • Gebruikersnaam Voer de gebruikersnaam van de Exchange-account in. • Wachtwoord Voer het wachtwoord van de Exchange-account in. • Accountnaam Voer de accountnaam in van de e-mailaccount van Exchange op het apparaat. • Alle certificaten accepteren Vul het certificaat voor de Exchange-server in als de beheerder dit vereist. • SSL gebruiken Bepaal of de Exchange-server een SSL-verbinding nodig heeft. • Aantal verstreken dagen voor e-mailsynchronisatie Stel in van hoeveel dagen de e-mail met het apparaat gesynchroniseerd moet worden. • Trillen bij e-mailnotificatie Stel in of het beheerde apparaat altijd of nooit trilt wanneer het een e-mail ontvangt. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | • Handtekening Stel de handtekening voor de Exchange-account in. Deze wordt in elke e-mail gezet die de gebruiker van het apparaat vanuit de beveiligde container verstuurt. • Begin piekuren Stel in wanneer de piekuren beginnen. • Einde piekuren Stel in wanneer de piekuren eindigen. • Synchroniseren tijdens piekuren Stel in hoe tijdens piekuren wordt gesynchroniseerd. • Synchroniseren buiten piekuren Stel in hoe buiten piekuren wordt gesynchroniseerd. • Blijf synchroniseren tijdens roaming Stel in of de e-mailaccount handmatig wordt gesynchroniseerd of dat de mobiele instellingen van het apparaat worden gebruikt. • E-mail binnenhalen Stel in of alleen de kop of een bepaald aantal KB’s van het bericht worden binnengehaald. • Kalender synchroniseren Selecteer deze optie om de Exchange-kalender met het apparaat te synchroniseren. • Synchroniseer de laatste Stel in hoeveel weken op de kalender met het apparaat gesynchroniseerd moeten worden. • Contacten synchroniseren Selecteer deze optie om de Exchange-contacten met het apparaat te synchroniseren. • Instellen als standaardaccount Stel de account in de beveiligde container als standaardaccount in. 8.2.3Beperkingen U kunt in de beveiligde container een paar beperkingen instellen. U heeft de volgende beperkingen tot uw beschikking: • Uitwisselingslijst Activeer of deactiveer de mogelijkheid om gegevens met andere applicaties in de beveiligde container te delen. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | • Camera Activeer of deactiveer het gebruik van de camera in de beveiligde container. • Toetsenbord Stel het voorkeurstoetsenbord in de beveiligde container in. 8.2.4VPN Maak eerst een VPN-profiel aan, voordat u de VPN-verbinding in de KNOXcontainer gebruikt. Deze instellingen zijn voor elke VPN-verbinding anders en zijn op bij de systeembeheerder op locatie te verkrijgen. Vink eerst aan of de VPN-verbinding de FIPS-standaard gebruikt. Selecteer vervolgens Nieuw om een VPN-profiel aan te maken. Voor het opzetten van de VPN-verbinding heeft u de volgende instellingen tot uw beschikking: • Naam Stel de naam van het VPN-profiel in. • Server Stel het serveradres van de VPN-verbinding in. • Authenticatie Stel in of de VPN-verbinding authenticatie nodig heeft. • Gebruikersnaam Stel de gebruikersnaam van de VPN-verbinding in. • Wachtwoord Stel het wachtwoord van de VPN-verbinding in. • Authenticatiemethode Stel de authenticatiemethode voor de verbinding in. U kunt de authenticatiemethode met een vooraf gedeelde sleutel gebruiken. • Vooraf gedeelde sleutel Stel de vooraf gedeelde sleutel van de VPN-verbinding in. • IKE-identiteit Stel de authenticatiemethode van de IKE VPN-verbinding in. U kunt deze instellen op automatisch, IP-adres, domeinnaam, e-mailadres of een identificatiesleutel. • Waarde IKE-identiteit Stel de waarde in die voor de verbinding wordt verwacht. • Back-upserver Stel het adres voor de back-upserver van de VPN-verbinding in. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | • IKE-versie Voer in of de VPN-verbinding IKE-versie 1 of 2 gebruikt. • IKE-modus fase 1 U kunt de IKE-modus fase 1 op ‘gewoon’ (standaard) of ‘agressief’ instellen. ‘Agressief’ wordt gebruikt voor mobiele apparaten die vaak van IP-adres veranderen. • Dead peer detection Stel in of de VPN-verbinding ‘Dead peer detection’ gebruikt. Hiermee wordt gecontroleerd of de VPN-verbinding nog actief is en kan een ‘dode’ verbinding opnieuw geactiveerd worden. • Perfect forward Secrecy Stel in of de VPN-verbinding de optie ‘Perfect forward Secrecy’ gebruikt. • Suite-B-algoritme Stel in of de VPN-verbinding het suite-B-algoritme gebruikt. U kunt deze instellen op GCM-128, GCM-256, GMAC-128 of GMAC-256. • Diffle-Hellman Selecteer de juiste groep voor de VPN-verbinding als deze de DiffleHellmanmethode gebruikt. Nadat u het VPN-profiel heeft ingesteld, kunt u een VPN-profiel voor alle applicaties of voor bepaalde applicaties instellen. • Klik op Nieuw om het VPN-profiel voor alle applicaties in te stellen. • Selecteer het VPN-profiel van uw keuze. • Stel in of de VPN-verbinding de split-tunnel gebruikt. Hiermee wordt het verkeer gesplitst, zodat de zakelijke applicaties de VPN-verbinding gebruiken en de browser de normale verbinding. • Klik op Opslaan om het VPN-profiel in te stellen. Klik op Nieuw om het VPN-profiel voor bepaalde applicaties in de beveiligde container in te stellen. • Selecteer het VPN-profiel. • Open de Google Play Store om de gewenste app te selecteren. Selecteer in de adresbalk van de browser het deel van de URL na ‘id=’ tot aan de ‘&’. Voor MobiDM is de volledige URL bijvoorbeeld: https://play.google.com/store/apps/details?id=com.veliq.MobiDM&feature= search_result#?t=W251bGwsMSwyLDEsImNvbS52ZWxpcS5Nb2JpRE0iXQ. • Het deel dat u moet selecteren en kopiëren is ‘com.veliq.MobiDM’. Dit is de pakketnaam, die u in het veld Pakketnaam kunt plakken. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 8.2.5Browser U kunt de standaardbrowser in de beveiligde container zo instellen dat deze beter beveiligd is. U heeft de volgende opties: • Cookies Sta toe of verbied het gebruik van cookies in de standaardbrowser. • Formulieren Sta toe of verbied de automatische invulfunctie voor webformulieren. • Javascript Sta toe of verbied Javascript op websites. • Pop-ups Sta toe of verbied pop-ups op websites. 8.2.6Applicatie U kunt bepaalde applicaties in de beveiligde container blokkeren. Dit doet u door de pakketnaam van de applicatie toe te voegen of door de knop App uploaden te gebruiken. Open de Google Play Store om de app te selecteren die u wilt blokkeren. Selecteer in de adresbalk van de browser het deel van de URL na ‘id=’ tot aan de ‘&’. Voor MobiDM is de volledige URL bijvoorbeeld: https://play.google.com/store/apps/details?id=com.veliq. MobiDM&feature=search_result#?t=W251bGwsMSwyLDEsImNvbS52ZWxpcS5Nb2J pRE0iXQ. Het deel dat u moet selecteren en kopiëren is ‘com.veliq.MobiDM’. Dit is de pakketnaam, die u in het veld Pakketnaam kunt plakken. 8.3 Maak een Enterprise App Store voor de KNOX-container aan • • • • • • Open Taken in het menu. Klik op Nieuw om een nieuwe taak toe te voegen. Kies als taaksoort de Enterprise App Store. Klik op Volgende. Selecteer Android als het besturingssysteem waarop de taak betrekking heeft. Klik op Volgende. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | • • • • • Voer een naam en beschrijving voor de taak in. Kies Ja, want dit is een KNOX-containertaak. Klik op Volgende. Configureer de taak. Klik op Opslaan. U kunt alleen applicaties in de container installeren die door Samsung zijn ondertekend. Zorg dat de applicatie ondertekend wordt voordat u hem naar de container uploadt. 8.4 Een taak voor de KNOX Enterprise Content Store aanmaken De content moet via een taak worden verstuurd om door het beheerde apparaat ontvangen te worden. Voordat de beveiligde container content kan ontvangen, moet hij de ondertekende MobiDM-app hebben. U kunt deze app met de Enterprise App Store voor de KNOX-container versturen. Nadat u dit heeft gedaan, doorloopt u de volgende stappen om de content naar de beveiligde container te versturen. • Ga naar Taken. • Kies Nieuw. • Selecteer Content Store als taaksoort. • Klik op Volgende. • Selecteer Meerdere besturingssystemen als besturingssysteem. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | Klik op Volgende. Voer een logische naam en beschrijving voor de content in. Kies Ja, want dit is een KNOX-containertaak. Klik op Volgende. Selecteer de gewenste beschikbare content en verplaats deze naar de kolom Gekoppelde content. • Klik op Opslaan om de taak op te slaan. • Selecteer de taak. • Kies Aan groep koppelen. • Selecteer de groep(en) en zet deze in de Gekoppelde groepen. • Sluit het scherm Aan groep koppelen. • Klik op Activeren om de taak te activeren voor de groepen die u zojuist gekoppeld heeft. De gebruikers van de apparaten ontvangen de content bij de volgende Heartbeat. • • • • • < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 9 Enterprise App Store Met de MDM-portal heeft de beheerder van de klant veel meer dan een eenvoudige appcatalogus alleen. De portal geeft de beheerder van de klant een volledig pakket aan functionaliteiten voor het beheer van mobiele applicaties, zodat hij de groeiende vraag naar beheerde mobiele applicaties aankan. U verspreidt de applicaties met de taak voor de Enterprise App Store. In dit hoofdstuk worden de opties voor elk besturingssysteem tot in detail besproken. 9.1 Een taak voor de Enterprise App Store aanmaken • • • • • • • • • • Open Taken in het menu. Klik op Nieuw om een nieuwe taak toe te voegen. Kies als taaksoort de Enterprise App Store. Klik op Volgende. Selecteer het besturingssysteem waarop de taak betrekking heeft. Klik op Volgende. Voer een naam en beschrijving voor de taak in. Klik op Volgende. Configureer de taak. Klik op Opslaan. 9.2 iOS De Enterprise App Store voor iOS-apparaten is in twee delen verdeeld, namelijk de ondernemingsapps en de aanbevolen apps. Nadat het apparaat de taak heeft ontvangen, worden de apps in de Enterprise App Store van de MDM-app voor iOS gezet. De gebruikers van de apparaten ontvangen de taak bij de volgende Heartbeat. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | Apps van de Enterprise App Store • • • • • • Klik op Nieuw om een app toe te voegen. Voer vervolgens een naam voor de geselecteerde app in. U kunt eventueel ook een beschrijving van de app toevoegen. Upload vervolgens het desbetreffende IPA-bestand (max. 200 MB!). Vink het vinkvakje aan als u de app verplicht wilt maken. Herhaal deze stappen als u meer apps aan de appstore wilt toevoegen. Aanbevolen apps Met de aanbevolen apps kunt u een app uit de iTunes App Store aan de gebruiker van het apparaat aanraden. De gebruiker van het apparaat ziet de aanbevolen apps in de MDM-app. Wanneer de gebruiker de app selecteert, wordt de iTunes App Store geopend, zodat de gebruiker van het apparaat de app kan installeren. De gebruiker van het apparaat moet een Apple ID hebben om de iTunes Store te kunnen gebruiken. • Kies eerst de regio van de Store. • Klik in de App Store op Zoeken. • Zoek naar de app. U krijgt een keuzemenu met de apps die u kunt selecteren. • De AppID en de naam van de applicatie worden automatisch ingevuld. • U kunt eventueel ook een beschrijving van de app toevoegen. • Vink het vinkvakje aan als u de app verplicht wilt maken. Verwijderen Selecteer een app en klik op Verwijderen om de betreffende app te verwijderen. Alleen voor ervaren gebruikers: Een IPA-bestand is een soort zip-bestand. Als u wilt controleren of een IPA-bestand het benodigde pictogram bevat, verandert u de bestandsextensie gewoon van .ipa in .zip. Meestal kunt u het bestand dan openen om te controleren of het een pictogram bevat. Verander de extensie weer in .ipa om het bestand aan de App Store toe te voegen. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 9.3 Android De Enterprise App Store voor Android-apparaten is ook in twee delen verdeeld, namelijk de ondernemingsapps en de aanbevolen apps. Nadat het apparaat de taak heeft ontvangen, worden de apps in de Enterprise App Store van de MDM-app voor Android gezet. De gebruikers van de apparaten ontvangen de taak bij de volgende Heartbeat. Apps van de Enterprise App Store • • • • • • Klik op Nieuw om een app toe te voegen. Voer vervolgens een naam voor de geselecteerde app in. U kunt eventueel ook een beschrijving van de app toevoegen. Upload vervolgens het desbetreffende APK-bestand (max. 200 MB!). Vink het vinkvakje aan als u de app verplicht wilt maken. Herhaal deze stappen als u meer apps aan de appstore wilt toevoegen. Aanbevolen Apps Met de aanbevolen apps kunt u een app uit de Google Play Store aan de gebruiker van het apparaat aanraden. De gebruiker van het apparaat ziet de aanbevolen apps in de MDM-app. Wanneer de gebruiker de app selecteert, wordt de Google Play Store geopend, zodat de gebruiker van het apparaat de app kan installeren. De gebruiker van het apparaat moet een Google-account hebben om de Google Play Store te kunnen gebruiken. • Klik in de App Store op Zoeken. • Zoek naar de app. U krijgt een keuzemenu met de apps die u kunt selecteren. • De MarketID en de naam van de applicatie worden automatisch ingevuld. • U kunt eventueel ook een beschrijving van de app toevoegen. • Vink het vinkvakje aan om de app verplicht te maken. Verwijderen Selecteer een app en klik op Verwijderen om de betreffende app te verwijderen. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 9.4 Windows Mobile Met de Enterprise App Store voor Windows Mobile Standard/Professional kunt u applicaties naar de beheerde apparaten sturen. Klik op Nieuw om een app toe te voegen. Voer vervolgens een naam voor de geselecteerde app in. U kunt eventueel ook een beschrijving van de app toevoegen. Upload vervolgens het desbetreffende CAB-bestand (max. 200 MB!). Selecteer Stille installatie, zodat de installatie op de achtergrond zonder tussenkomst van de gebruiker plaatsvindt. • Vink het vinkvakje aan als u de app verplicht wilt maken. • Herhaal deze stappen als u meer apps aan de appstore wilt toevoegen. • • • • • Verwijderen Selecteer een app en klik op Verwijderen om de betreffende app te verwijderen. 9.5 Koppel de taak voor de Enterprise App Store aan een groep Voor u met de taak apps naar het apparaat kunt versturen, moet de taak aan een groep gebruikers worden gekoppeld. • Selecteer de taak. • Kies Aan groep koppelen. • Selecteer de groep(en) en zet deze in de Gekoppelde groepen. • Sluit het scherm Aan groep koppelen. • Klik op Activeren om de taak te activeren voor de groepen die u zojuist gekoppeld heeft. De gebruikers van de apparaten ontvangen de taak bij de volgende Heartbeat. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 10Enterprise Content Store De gebruiker van het apparaat heeft zakelijke content nodig en moet op elk moment bij deze informatie kunnen. Met de Enterprise Content Store kunt u op een veilige manier de content naar de beheerde apparaten versturen. De beheerder van de klant kan documenten, multimediacontent en nieuwsberichten naar bepaalde groepen in de organisatie versturen en voor de gebruiker van het apparaat een centraal toegangspunt creëren om veilig toegang tot ondernemingsgegevens te krijgen. De Enterprise Content Store heeft 50 MB opslagruimte. 10.1Content aanmaken Klik op de knop Nieuw om nieuwe content aan de Content Store toe te voegen. U kunt de volgende soorten content versturen: • Nieuwsberichten • Mediabestanden of URL’s • Officedocumenten 10.1.1Nieuwsberichten • Kies de optie Nieuwsbericht om een nieuw nieuwsbericht toe te voegen en klik op Volgende. • Geef het bericht een logische naam en beschrijving. • Kies Volgende. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | • Met een RTF-editor kunt u het nieuwsbericht eenvoudig opmaken. De werkbalk heeft knoppen waarmee u een link of een op een link gebaseerde afbeelding in het nieuwsbericht kunt invoegen. • Klik op Opslaan om het bericht op te slaan en het venster te sluiten. Zorg dat u de tekst eerst in een platte-teksteditor plakt, zoals Kladblok of Text Edit, en als platte tekst opslaat voordat u de tekst naar de RTF-editor kopieert. Zo voorkomt u dat onnodige codes uit een Word-document worden gekopieerd. 10.1.2Mediabestanden of URL’s • Kies de optie Mediabestanden of URL’s om een media-item toe te voegen. • Klik op Volgende. • Voer een logische naam en beschrijving voor het item in. • Klik op Volgende. • Kies eerst of dit item een URL of een bestand is. • Kies de mediasoort: afbeelding of video. • Voer de URL in of navigeer naar het te uploaden bestand met de knop Bladeren. • Klik op Opslaan om het item op te slaan en het venster te sluiten. Het aantal of de grootte van de bestanden die kan worden geüpload, hangt af van de beschikbare ruimte. In het overzichtsscherm van de Enterprise Content Store kunt u zien hoeveel ruimte beschikbaar is. 10.1.3Officedocumenten • Kies de optie Officedocumenten om een Word-, Excel-, PowerPoint-, pdf- of tekstdocument toe te voegen. • Klik op Volgende. • Voer een logische naam en beschrijving voor het document in. • Klik op Volgende. • Upload het Office-document met de knop Bestand selecteren. • Klik op Opslaan om het document op te slaan en het venster te sluiten. Zorg dat de bestanden die u selecteert, op het beoogde apparaat ondersteund worden. Raadpleeg de begeleidende documentatie van het beoogde apparaat voor de ondersteunde bestandstypen. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 10.2Content verspreiden De content moet via een taak worden verstuurd, voordat het beheerde apparaat deze ontvangt. • Ga naar Taken. • Kies Nieuw. • Selecteer Content Store als taaksoort. • Klik op Volgende. • Selecteer Meerdere besturingssystemen als besturingssysteem. • Klik op Volgende. • Voer een logische naam en beschrijving voor de content in. • Klik op Volgende. • Selecteer de gewenste beschikbare content en verplaats deze naar de kolom Gekoppelde content. • Klik op Opslaan om de taak op te slaan. • Selecteer de taak. • Kies Aan groep koppelen. • Selecteer de groep(en) en zet deze in de Gekoppelde groepen • Sluit het scherm Aan groep koppelen. • Klik op Activeren om de taak te activeren voor de groepen die u zojuist gekoppeld heeft. De gebruikers van de apparaten ontvangen de content bij de volgende Heartbeat. Beschikbaar voor: Android, iOS en Windows Phone < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 11Event triggers Met event triggers kunt u een apparaat beheren door een actie te laten uitvoeren wanneer zich een vooraf bepaalde gebeurtenis voordoet. 11.1Een event trigger aanmaken In het hoofdscherm ziet u de knoppen ‘Nieuw’, ‘Bewerken’ en ‘Verwijderen’ en een algemeen overzicht van de bestaande event triggers. Klik op Nieuw om een nieuwe trigger aan te maken. Volg de volgende stappen om een trigger aan te maken en uit te voeren: 1 Maak een trigger aan. 2 Stel een gebeurtenis voor de trigger in. 3 Stel een actie voor de trigger in. 4 Sla de trigger op. 5 Koppel de trigger aan een groep. 6 Activeer de trigger. De trigger wordt uitgevoerd wanneer een bepaalde gebeurtenis zich voordoet. Momenteel zijn de volgende gebeurtenissen beschikbaar: • De beveiliging van het apparaat is in gevaar gebracht. Een apparaat is in gevaar wanneer een apparaat jailbroken (iOS) of rooted (Android) is. De MDM-client neemt dit gevaar waar en rapporteert het aan het ‘Hardwareoverzicht’. • Zwarte-lijstwaarschuwingen Maak een zwarte lijst van bepaalde applicaties aan. Dit kan op naam, applicatieID en locatie zijn en hangt af van het besturingssysteem dat werd geselecteerd bij het aanmaken van de actie. Android en iOS hebben een naam en applicatie-ID nodig, terwijl Windows Mobile Professional/Standard een naam en de locatie van de applicatie nodig heeft. • Android Open de Google Play Store om de app te selecteren die u op de zwarte lijst wilt zetten. Selecteer in de adresbalk van de browser het deel van de URL na ‘id=’ tot < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | aan de ‘&’. Voor MobiDM is de volledige URL bijvoorbeeld: https://play.google. com/store/apps/details?id=com.veliq.MobiDM&feature=search_result#?t=W251 bGwsMSwyLDEsImNvbS52ZWxpcS5Nb2JpRE0iXQ. Het deel dat u moet selecteren en kopiëren is ‘com.veliq.MobiDM’. Dit is de pakketnaam, die u in het veld ‘Pakketnaam’ kunt plakken. • iOS Bij iOS kunt u de regio van de Store kiezen. Op deze manier kunt u applicaties uit bepaalde regio’s op de zwarte lijst zetten. De trigger wordt alleen uitgevoerd als de gebeurtenis plaatsvindt nadat de trigger is aangemaakt. Een trigger wordt dus niet uitgevoerd wanneer een apparaat al in gevaar gebracht is of wanneer een applicatie van de zwarte lijst al geïnstalleerd was voordat de trigger werd aangemaakt. Deze gebeurtenissen kunnen een actie activeren, die in de volgende stap wordt gedefinieerd. Klik op Volgende. Het laatste deel van de trigger is de actie. Momenteel kunt u een sms, een e-mail, gedeeltelijk wissen of volledig wissen sturen. Dit betekent dat wanneer een bepaalde gebeurtenis zich voordoet, zoals de installatie van een applicatie die op de zwarte lijst staat, een actie naar het apparaat wordt verzonden. Voorbeeld: gedeeltelijk wissen. Klik op Nieuw en kies de actiesoort van de Event trigger. • Een sms of e-mail instellen Als u de optie kiest om een e-mail of sms te versturen, kunt u de ontvanger van het bericht en het bericht zelf bepalen. De ontvanger kan de gebruiker van het apparaat zijn waarvoor de trigger is uitgevoerd, alle beheerders van de portal of één of meerdere beheerders. In het veld “Andere” kunt u ook een extra e-mailadres of mobiel nummer als ontvanger van het bericht invoeren. De e-mailactie heeft een RTF-editor, zodat u de e-mail eenvoudig kunt opmaken. Met behulp van de knoppen onder het tekstveld kunt u ook tijdelijke aanduidingen invoegen. Deze aanduidingen worden door de gegevens van het betreffende apparaat vervangen. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | • Volledig wissen of gedeeltelijk wissen Wees u bewust van het volgende, wanneer u ervoor kiest om een apparaat geheel of gedeeltelijk te wissen. Volledig of gedeeltelijk wissen van een apparaat kan niet ongedaan gemaakt worden. Nadat de opdracht is verzonden, wordt het apparaat bij ontvangst van de opdracht meteen gewist. Het apparaatprofiel wordt zowel bij volledig als bij gedeeltelijk wissen gewist. Het apparaat moet opnieuw uitgerold worden voordat deze weer beheerd kan worden. De gebruiker kan last hebben van triggers die op het apparaat worden aangemaakt en uitgevoerd. U wordt aangeraden goed over beleidswijzigingen en wijzigingen in de instellingen te communiceren, zodat de gebruikers op de hoogte zijn van mogelijke wijzigingen. Klik op Opslaan om het aanmaken van de event trigger te voltooien. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 11.2Een event trigger activeren U moet de event trigger aan een groep koppelen, voordat deze gebruikt kan worden. • Selecteer de event trigger. • Kies Aan groep koppelen. • Selecteer de groep(en) en zet deze in de Gekoppelde groepen. • Sluit het scherm Aan groep koppelen. • Klik op Activeren om de event trigger te activeren voor de groepen die u zojuist gekoppeld heeft. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 12Rapporten Met de rapporten in de MDM-portal kunt u op een handige manier grote hoeveelheden gegevens filteren en bekijken. De beheerder van een klant kan deze gegevens gebruiken om de apparaten te beheren en maandelijkse rapporten op te stellen. • • • • • • • • Selecteer Rapporten in het menu. Hiermee wordt een overzicht van de beschikbare rapporten geopend. Selecteer een rapport en kies Voorvertoning. Het scherm Rapport bekijken wordt geopend. Op dit scherm worden bij wijze van voorvertoning tien vermeldingen getoond. Klik op Exporteren om het volledige rapport te maken. De browser vraagt of u Rapport.xls wilt downloaden. Sla het bestand op en open het om het volledige rapport te bekijken. U kunt een rapport ook rechtstreeks uit het scherm met het rapportenoverzicht exporteren. • Selecteer een rapport. • Klik op Exporteren. • De browser vraagt of u Rapport.xls wilt downloaden. • Sla het bestand op en open het om het volledige rapport te bekijken. 12.1Voorgeprogrammeerde rapporten gebruiken In de MDM-portal staat een aantal voorgeprogrammeerde rapporten, die de beheerder informatie geven. De volgende voorgeprogrammeerde rapporten zijn beschikbaar: • Alle apparaten Dit rapport geeft een lijst van alle beschikbare apparaten van een klant. Hieronder bevinden zich ook de apparaten die nog niet zijn uitgerold. In het rapport kunt u het volgende zien: gebruikersnaam, voornaam, tweede < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | • • • • • voornaam, achternaam, mobiel nummer, afdeling, contract, laatste datum waarop verbinding is gelegd, besturingssysteem, e-mailadres en datum waarop het apparaat is aangemaakt. Actieve apparaten Dit rapport is vergelijkbaar met het vorige, behalve dat alleen de apparaten die in de portal uitgerold zijn worden weergegeven. In het rapport kunt u het volgende zien: gebruikersnaam, voornaam, tweede voornaam, achternaam, mobiel nummer, afdeling en besturingssysteem van het apparaat. Apparaten gerangschikt op aanmaakdatum Dit is een overzicht van de apparaten en de datum waarop ze in de portal zijn aangemaakt of eraan zijn toegevoegd. In het rapport kunt u het volgende zien: gebruikersnaam, voornaam, tweede voornaam, achternaam, mobiel nummer, afdeling, besturingssysteem en datum waarop het apparaat is aangemaakt. Aanmaakdatum van apparaten die nog niet zijn uitgerold Dit is een overzicht van apparaten die nog niet in de portal zijn geactiveerd en de datum waarop ze in de portal zijn aangemaakt of eraan zijn toegevoegd. In het rapport kunt u het volgende zien: gebruikersnaam, voornaam, tweede voornaam, achternaam, mobiel nummer, afdeling en besturingssysteem van het apparaat. Jailbroken apparaten Bij iOS-apparaten wordt hier een lijst gegeven met apparaten die ‘jailbroken’ zijn. Een “jailbroken” apparaat kan een beveiligingsrisico vormen of kan niet op de juiste manier worden beheerd en ondersteund. In het rapport kunt u het volgende zien: gebruikersnaam, voornaam, tweede voornaam, achternaam, mobiel nummer, afdeling en besturingssysteem van het apparaat. Verbruiksmonitor Dit is een overzicht van de gegevens van de verbruiksmonitor, die door de verbruiksmonitortaak zijn verzameld. In dit rapport kunt u zien welke soort gegevens zijn gebruikt, de gebruikersnaam van het apparaat, het besturingssysteem van het apparaat, hoeveel bytes het apparaat heeft verzonden, hoeveel bytes het apparaat heeft ontvangen, de datum waarop de gegevens zijn verzameld, de duur van de gesprekken, het land van waaruit het gesprek gevoerd werd, of het verkeer inkomend of uitgaand was en het nummer van de beller. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | 12.2Een aangepast rapport aanmaken Volg de onderstaande stappen om een aangepast rapport aan te maken: • Klik op Nieuw om een nieuw aangepast rapport aan te maken. • Het scherm Rapport toevoegen wordt geopend. • Voer een naam voor het rapport in. • U kunt eventueel een beschrijving van het rapport invoeren om de instellingen en de toepassing van dit rapport uit te leggen. • Kies de eenheid voor de gegevensopties. Selecteer een of meer opties in het veld Eigenschappen om de details van het rapport te bepalen. Dit zijn de gegevensvelden die in het rapport de gegevens bevatten. U heeft de volgende opties: • Partner - Klant - Groep - Apparaat - Contract - Apparaat - Apparaat - Beheerder < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | Per eenheid heeft u de volgende gegevensvelden: Partner Nummer | Btw-nummer | Straat | Postcode | Plaats | Land | Naam | Prefix | Partnernummer Klant Nummer | Btw-nummer | Straat | Postcode | Plaats | Land | Naam | Prefix | Klantnummer Groep Groepsnaam Contract Contractnaam | Begindatum | Einddatum Apparaat Apparaatnaam | Initialen | Voornaam | Tweede voornaam | Achternaam | Afdeling | Mobiel nummer | Geslacht | Apparaat is actief | Apparaat is privé | Besturingssysteem | E-mailadres Beheerder Naam | Initialen | Voornaam | Tweede voornaam | Achternaam | Actief | E-mail | Mobiel nummer • Stel vervolgens een of meer filters in. • Klik onder Filteropties op Filter toevoegen. • Selecteer een onderwerp in het keuzemenu. Kies vervolgens of het onderwerp gelijk of ongelijk aan de waarde moet zijn of dat het wel of niet de waarde uit het derde veld moet bevatten. • U kunt zoveel filters toevoegen als u nodig heeft. • Klik op Opslaan om het rapport op te slaan of op Voorvertoning om te controleren of het rapport de gewenste gegevens toont. < Terug naar inhoud Mobile Device Manager - Handleiding voor de portal | AD-15705/05-14
© Copyright 2024 ExpyDoc