site fragment - Frank van den Ham

Duizend kleine
boompjes
Frank van den Ham-Msimang
De auto is veel te dik en groot naar zijn zin en elke meter vooruit lijkt het hem
erger te worden – opzichtiger en meer obsceen. Hij tuurt door de voorruit en ziet
het glanzend gelakt metaal steeds uitbundiger glimmen. De hele auto schijnt
zijn best te doen mateloos en redeloos op te vallen. Een grote, traag bewegende,
bolle schitterbolide die de zon reflecteert en hij zit erin, een blanke man. In deze
omgeving, een piepklein gehucht bij Ulundi dat Nkonjeni heet, niet te missen.
Waarom ook, wie zou zich zo’n klein stukje entertainment laten ontgaan? Elke
voorbijganger kijkt.
Hij kijkt afwisselend in de spiegels en op de weg en voelt zich intussen misselijk
van spanning, zijn maag is een samengeknepen klont in zijn buik geworden.
Ieder die naar hem kijkt of juist niet kijkt registreert hij maar hij kent er niemand
van. Spiegel rechts, de weg, spiegel links, de weg, achteruitkijkspiegel, naast de
auto, de weg... Ogen tekort. Deuren op slot, raampje open om te roken en dan
toch maar weer dicht want je weet nooit. Zijn sigaret stinkt en dus toch het raam
maar weer open, en weer dicht. Wel mooi, elektrische ramen.
Iemand steekt zijn hand op en het lijkt wat op zwaaien maar ook die man kent
hij niet. Voor de zoveelste keer snerpen dreigementen door zijn hoofd. Geweld,
pijn, dood. Visioen van een idioot die met een pistool of misschien wel een mes
zal staan te wachten. Een confrontatie die vooralsnog alleen in zijn gedachten
plaatsvindt maar die hem, na alle dreigementen en ellende van het laatste jaar,
maar al te mogelijk lijkt.
Intussen gaat het steeds trager en dat ligt niet aan die waanzinluxe auto. Hij rijdt
in de eerste versnelling alsof langzamer minder opvallend zou zijn en vraagt
zich af wat hij heeft gedacht toen hij die kar huurde. Lekker comfortabel naar
Nkonjeni?
Naast hem zit een tolk, ingehuurd omdat hij redelijk engels spreekt maar vooral
om zijn stevig postuur zodat hij in noodgevallen ook een ander soort hulp kan
verlenen. Wat kun je dan doen tegen kogels of een mes? De tolk zit er
ongemakkelijk bij en kijkt hem onderzoekend aan. Zorgelijk geval zegt zijn
oogopslag. En hij heeft last van de rook, hij hoest nadrukkelijk.
9
Vanaf het hotel eerst een vijftien kilometer noordwaarts over asfalt en dan
linksaf. Het gaat, ondanks de slakkengang, veel te snel naar zijn zin. Een paar
kilometer de heuvels in en dan niet rechtsaf de grote weg volgen maar
rechtdoor. Rechtsaf is de weg naar het ziekenhuis. Daar, in een van die lichtgele
barakken, is Emmanuel geboren. Ze zijn er jaren terug samen nog geweest. Niet
dat er wat te zien was, gewoon zo’n dag dat ze de omgeving en de kleine
geschiedenis van Emmanuel bekeken.
Nu rechtdoor over zand en gravelwegen want het asfalt stopt hier. Hij kan de
weg wel uittekenen en toch houdt hij gespannen de berm in de gaten, bezorgd
de afslag straks te missen. Het is droog geweest de laatste maanden, er waaien
wolken stof op. Gaat die rot kar misschien wat minder glimmen. Hij rijdt langs
de kerk.
Lang geleden was hij daar binnen, op een paasmorgen naar de kerk.
**********************
Toen ze eindelijk weer buiten stonden, de dienst had meer dan drie uur geduurd,
blonk in Emmanuels gezicht de blijheid van de zondagen van vroeger, oog en
hart gewassen en schoon. Een frisse leegheid, nieuwheid, had bezit van ze
genomen.
Ze keken elkaar aan en zagen toekomst. Tussendoor afscheid nemen van
kerkgangers die een hand of nog een hug kwamen brengen, nog even naar de
auto van Buthelezi om gedag te zeggen... Emmanuel had voor iedereen zijn
glimlach klaar.
‘Toch goed, je voelt je toch anders.’ En Ward stemde in, van harte.
Die morgen zag hij de zon in Emmanuels ogen meer en groter dan ooit en
voelde liefde en trots als niet eerder. Dankbaarheid dat het allemaal zo gelopen
was strooide ruimte in elke hoek van zijn denken.
Het was een hete dag geworden maar in grote lichtheid en luchtigheid liepen ze
door het veld terug naar het huis.
Waar niemand het kon zien praatten hun handen met elkaar.
10
Het is een gebeurtenis van lang geleden, vaak in handen genomen maar gemist
door de klok, voor altijd gisteren. Emmanuel blijft voor altijd jong en mooi. Het
is al meer dan vier jaar terug dat het allemaal begon.
********************
Ze stappen het museum binnen, een modern gebouw met een uiterst sobere
opstelling; menselijke hoop en wanhoop centraal in een minimalisme dat,
ongenadig hard, het drama van decennia onontkoombaar zichtbaar maakt.
Kleine steentjes met de namen van zoveel doden haast achteloos neergelegd op
een binnenplaats.
die kind wat ’n man geword het trek deur die
ganse Afrika
die kind wat ’n reus geword het reis deur die
hele wêreld
Sonder ’n pas1
Samen lopen ze langs de eerste foto’s. Op simpele, haast onderkoelde wijze
wordt een lijden getoond waarvan hij het bestaan niet half kende. Met foto’s en
geluidsfragmenten, met een paar beelden wordt hem meer duidelijk over wat
apartheid is geweest, en misschien soms nog wel is, dan hij ooit heeft geweten.
Half overgeslagen krantenberichten van vroeger, feitjes van school; er komen
gezichten bij van mensen die hem wanhopig maar indringend aanstaren, van
mishandelde lichamen die even niet kunnen kijken en doden die nooit meer
zullen zien. Een beschermende arm om een jochie van nog geen vijf, de arm
van een moeder die met een van radeloosheid en angst vertrokken gezicht haar
kind meetrekt. Beelden van honderden, duizenden mensen in een ongelijk
gevecht om een menswaardig bestaan. De naamgever van het museum in de
armen van een jongen met een door angst en woede vervormd gezicht.
1
- uit een gedicht van Ingrid Jonker uit 1960.
11
We wisten het niet denkt hij even, we hebben dit nooit zo gehoord of gelezen.
Gelijk schieten hem beruchte Duitsers te binnen met soortgelijke teksten. Het is
anders weet hij, hij had het kunnen weten maar heeft niet verder gekeken, niet
de moeite genomen. Hij herinnert zich de tijd dat een Nederlander vast zat in de
Nederlandse ambassade in Zuid-Afrika; Klaas de Jonge, hij weet de naam nog.
Die had het ANC2 geholpen maar hoe het precies zat... Een lastpost daar in die
ambassade ver weg. En het ANC werd een terroristische organisatie genoemd.
Hij heeft niet gekeken.
Hoe konden we zo zijn, vraagt hij zich af, hoe kon ik zo zijn, het lijden van
anderen negerend, alleen maar kijkend naar eigen belangetjes en comfortabel
leven in een misschien wel gezochte, in ieder geval niet onwelkome
onbekendheid met de waarheid? Geen sinaasappeltjes meer kopen en dan
denken dat je ermee klaar was. Hij weet geen antwoord maar voelt zich
gedwongen de beelden goed in zich op te nemen, zich eigen te maken om nooit
meer te vergeten. Er dringt zich, ook door zijn onwetendheid van toen, een
gevoel van medeverantwoordelijkheid voor het gebeurde op. Hij voelt ook een
drang om zich er zo ver mogelijk van te distantiëren, kan zich niet voorstellen
deel uit te maken van zo’n pervers systeem van onderdrukking.
Even is hij weer vijf jaar en zit op een zomerse zondag met zijn ouders buiten
op de stoep voor het huis aan het plein in Amsterdam. Pappa heeft een paar
straten verderop een fietsje gehuurd – vijf cent per dag – en Ward leert fietsen.
Moe maar trots dat hij al drie keer om dat ongelooflijk grote plein is
heengereden, zit hij even bij pappa terwijl mamma een glas ranja maakt. Een
zwarte man, gekleed in een wit zomerkostuum, rijdt op een fiets voorbij. Ward
ziet alleen hoe snel de fiets gaat en hoe groot die is in vergelijking met het
kleine, blauwe tweewielertje waarop hij zijn rondjes doet. Pappa ziet iets anders
en spreekt zacht genoeg zodat de fietser hem niet kan horen.
‘Kijk eens hoe mooi om te zien Wardje, zo’n donkere meneer in een wit
kostuum. Wat een prachtig mens hé?’
Enig ander commentaar van zijn ouders over de huidskleur van een ander mens
kan hij zich niet herinneren.
En als hij in Zuid-Afrika geboren was? Dan was het anders gelopen weet hij,
dan had hij waarschijnlijk aan de andere kant gestaan.
2
- African National Congress
12
‘Onpartijdig blijven bij onrecht en onderdrukking is gelijk aan partij kiezen’
schreef Desmond Tutu. ‘De status quo wordt zo ondersteund en zwijgen en
niets doen zijn in zo’n geval gelijk aan tolereren en daarmee aan instemmen.’
Inzien dat hij zo weinig weet over die jaren brengt Tutu’s woorden angstig
dichtbij.
**********************
Hij wil met Ward mee teruglopen naar de b&b. In het donker gaan ze, dicht
naast elkaar, door de rustige buurt en met regelmaat raken hun schouders elkaar
even. Ward weet niet of hij op wolken of eieren gaat. Onhandig probeert hij
telkens nog wat dichter naast Emmanuel te gaan lopen en trekt dan snel weer
terug. Is dit begin of einde, wat zal hij denken van iemand, net ontmoet, die
zomaar? Mooie verhalen over de zin van leven en dan... Opeens pakt
Emmanuel Wards hand, vlecht zijn vingers tussen de zijne en houdt hun handen
omhoog.
‘Kijk, net een piano, zwart en wit, daar kun je mooie muziek mee maken weet
je.’
Hij kijkt Ward vragend aan met die wonderlijk mooie lach. Pas na lang zo bij
elkaar staan maakt Ward voorzichtig zijn hand los en slaat aarzel, heel
voorzichtig zijn armen om Emmanuel. Behoedzame armen die met ongeloof
zich buigen en omsluiten. Handen die niets bezitten, niet durven nemen en zich
niet vlak strekken over zijn rug maar als schepjes zijn, als schelpen gebogen
handen die niet helemaal raken, terughoudend en misschien wel angstig.
Langzaam maar, moeizaam ontspant hij en durft het voorbeeld te volgen van die
andere armen die steeds strakker om hem sluiten en kan geloven dat
misschien... Op zijn lippen vindt hij moed en vertrouwen.
*
13