Verslag partnervergadering 24/02/2014

Gezinshereniging met begunstigden van internationale bescherming
Verslag Partnervergadering 24/02/2014
Aanwezig: ARKTOUT Aziza (Convivial), BAH Mamadou (Convivial), BEECKAERT Julie
(Vluchtelingendienst Mechelen), CARTIGNY Aude (CAP Migrants), DAWOUD Sabrine (Kruispunt
Migratie), DEBROUWER Stefanie (Vluchtelingendienst Mechelen), DECLERCQ Astrid (CBARBCHV), DIAGRE Louise (CBAR-BCHV), GIELEN Doris (CAW Noord-West-Vlaanderen),
GOFETTE Bastien (CINL), GUZZONE Sebastiano (Foyer), HAYOIS Amélie (CBAR-BCHV),
HIERNAUX Marie-belle (ADDE), HUBLAU Coralie (CIRE), JACQUES Mathias (CINL),
LAMBRECHT Doriane (CINL), PAQUET Christine (Caritas International), RISSLAND Sisca
(Foyer), RUIZ ALCEDO Marina (APD), SCHEERLINK Sandra (SESO), SCHOCKAERT Liesbeth
(UNHCR), TITEUX Aude (Croix-Rouge), TSHILANDA Christelle (Caritas International), VAN
BELLEGHEM Sofie (Rode Kruis), VAN DER HAERT Charlotte (CBAR-BCHV), VAN DE WALLE
Els (CAW Noord-West-Vlaanderen), VAN TIEGHEM Anaïs (Croix-Rouge)
Verontschuldigd: VAN DE WATER Annick (Vluchtelingendienst CAW Antwerpen)
1. Welkom en voorstelling
2. Presentatie gezinshereniging met begunstigden van subsidiaire bescherming wijzigingen na het arrest van het Grondwettelijk Hof van 26/09/2013 (n°121/2013)
Zie powerpoint presentatie (in bijlage + op onze website)
Vragen en antwoorden over de presentatie
De vrijstelling van materiële voorwaarden bij de gezinshereniging tijdens het eerste jaar na het
verkrijgen van de beschermingsstatus geldt sinds het arrest eveneens voor de gezinshereniging
met medisch geregulariseerden. Kruispunt-Migratie stelt de vraag of hierbij dan ook de vrijstelling
van de voorwaarde van bestaansmiddelen geldt die door DVZ bevestigd werd per e-mail, voor
een aanvraag GH van alleenstaande kinderen van een begunstigde van subsidiaire bescherming,
ook wanneer deze werd ingediend na het jaar van de toekenning van het statuut van subsidiaire
bescherming. Voordien bestond deze vrijstelling (na het jaar) enkel voor de kinderen van erkende
vluchtelingen. BCHV antwoordt dat de vragen en antwoorden per e-mail voorlopig enkel GH met
begunstigden van subsidiaire bescherming (BSB) betroffen, maar dat de vraag zal voorgelegd
worden met betrekking tot GH met medisch geregulariseerden.
Vele familieleden van BSB kregen (onterecht) op basis van artikel 9 een verblijf in plaats van op
artikel 10 (humanitair visum i.p.v. visum gezinshereniging). DVZ stelt dat er een nieuwe GHaanvraag kan ingediend worden in België op basis van artikel 10. De foyer stelt bij deze
aangereikte oplossing de vraag of DVZ zich dan, bij de aanvraag van een B-kaart (onbeperkt
1
verblijf), voor de berekening van de drie jaar zullen plaatsen op het moment van het verkrijgen
van het humanitair visum (art. 9) of op het moment van het verkrijgen van de verblijfskaart op
basis van artikel 10. ADDE stelt vast dat DVZ hierover instructies zou moeten sturen naar de
gemeenten want er zal verwarring rijzen indien iemand met een A-kaart een nieuwe verblijfskaart
vraagt (op basis van een ander wetsartikel). Beide vragen zullen worden voorgelegd aan DVZ.
De vraag wordt gesteld of de vrijstelling van bestaansmiddelen zoals bevestigd per e-mail wat
betreft de GH van minderjarige kinderen van een begunstigde van subsidiaire bescherming, na
de termijn van één jaar, ook geldt als één van de ouders nog in het land van herkomst is. Het
antwoord is ja. DVZ heeft algemeen aanvaard de regel van artikel 10 §2, 3e lid ook toe te passen
voor begunstigden van subsidiaire bescherming.
De vraag wordt gesteld of het een probleem zal vormen voor een nieuwe aanvraag indien in
tussentijd de minderjarige meerderjarige is geworden. BCHV antwoordt dat dit geen probleem
vormt bij de nieuwe aanvraag aangezien DVZ zich bij haar beoordeling zal plaatsen op het
moment van de initiële aanvraag.
Enkele partners repliceren dat net zoals de gemeenten, de diplomatieke posten waarschijnlijk
evenmin op de hoogte van de nieuwe instructies. En DVZ voorziet immers geen enkele officiële
communicatie. BCHV raadt aan om steeds de ambassades te contacteren in individuele dossiers
die betrekking hebben op deze kwestie. In elk geval zal het BCHV eveneens vragen aan
Buitenlandse Zaken en/of aan DVZ om op officiële wijze de instructies te communiceren aan de
verschillende diplomatieke posten.
Cap Migrants stelt een vraag met betrekking tot de interpretatie van de definitief afgesloten
dossiers GH. DVZ heeft immers vastgesteld (per e-mail) dat zijn ‘soepele’ toepassing voor
nieuwe aanvragen enkel mogelijk is voor definitief afgesloten dossiers, en dat dit betekent dat er
geen beroep meer hangende is. Beroepen voor de RvV en de RvS kunnen echter jaren duren.
De Foyer vraagt wat DVZ zal doen moest er toch een nieuwe aanvraag worden ingediend,
aangezien DVZ gebonden is aan een termijn van 6 maanden. BCHV meent dat wanneer het
beroep hangende is, DVZ het dossier niet als definitief afgesloten zal beschouwen, waardoor ‘de
uitzondering’ toegestaan door DVZ (met name om zich bij het oordelen over een nieuwe
aanvraag te plaatsen op het ogenblik van de initiële aanvraag), niet van toepassing is. De nieuwe
aanvraag zal dus beschouwd worden als ingediend na de termijn van één jaar.
Het Rode Kruis stelt een vraag die kadert buiten het thema van de presentatie over GH met
subsidiair beschermden. Er wordt wettelijk geen uitzondering op de materiële voorwaarden
voorzien voor mindervaliden, en/of ouderen, het Rode Kruis vraagt zich af of er nieuwe
ontwikkelingen zijn in de praktijk. BCHV antwoordt dat er geen nieuwe praktijk werd vastgesteld.
BCHV voegt toe dat het alleszins altijd nuttig is om een humanitaire aanvraag te proberen, met
behulp van verwijzingen naar Internationale Conventies die discriminatie op basis van handicap
verbieden. Bij de aanvraag moeten er zoveel mogelijk concrete elementen en bewijzen worden
toegevoegd dat de persoon in kwestie in de onmogelijkheid is om te werken of werk te vinden.
Kruispunt-Migratie antwoordt dat zij twee aanvragen gezinshereniging met personen met een
handicap met succes hebben begeleid, het betroffen mindervaliden en het VN Verdrag inzake de
rechten van personen met een handicap werd ingeroepen. Zij vreest echter dat deze ‘soepelere’
2
praktijk van DVZ wel eens zou kunnen verstrengen nu dat het arrest van het Grondwettelijk Hof
hier niet op ingegaan is en enkel zeer kort motiveerde. Er is ook Europese rechtspraak waar
argumenten met betrekking tot discriminatie (op basis van leeftijd, handicap) werden
weerhouden. Toch werden er ook dossiers van gepensioneerden geweigerd, ook al werd er
rechtspraak en het verdragsrecht ingeroepen. Vluchtelingendienst CAW Antwerpen voegt toe dat
bepaalde dossiers van gepensioneerde, oudere personen werden aanvaard, andere niet. Het
hangt vooral af of de geïnteresseerde over een pensioen op basis van effectief werk in België
beschikt of niet. In elk geval is het niet mogelijk voor buitenlanders die vroeger wel gewerkt
hebben in het buitenland, maar hier geen pensioen hebben.
Voor de volledigheid, voegen we hierbij nuttige wetgeving/verdragen/rechtspraak toe met
betrekking tot de problematiek van discriminatie.
•
•
•
•
•
VN Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (door België geratificeerd
op 2 juli 2009).
Overweging 5 Richtlijn 2003/86/EG: “De lidstaten passen deze richtlijn toe zonder
onderscheid te maken op grond van ras, huidskleur, etnische of sociale afkomst,
genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke of andere denkbeelden,
het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, handicap, leeftijd of
seksuele geaardheid”.
Zie HvJ 22 november 2005, nr. C-144/04, Mangold (verbod op discriminatie op basis van
leeftijd).
Art. 21.1 Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie: “Iedere discriminatie,
met name op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische
kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke of andere denkbeelden, het behoren
tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele
gerichtheid, is verboden”.
Algemeen discriminatieverbod in art. 14 EVRM: “Het genot van de rechten en vrijheden
die in dit Verdrag zijn vermeld, moet worden verzekerd zonder enig onderscheid op welke
grond ook, zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere mening,
nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid,
vermogen, geboorte of andere status”.
3. Juridische actualiteit en informatie
•
Paspoort voor begunstigden van subsidiaire bescherming (Omzendbrief
26/09/2013)
BCHV legt uit dat de omzendbrief van de FOD Buitenlandse Zaken van 26/09/2013 over
reisdocumenten voor niet-Belgen bepaalt dat begunstigden van subsidiaire bescherming, ook zij
met beperkt verblijf, sinds 1 oktober 2013, eveneens een paspoort bij de provinciale
paspoortdiensten kunnen aanvragen.
De omzendbrief is niet altijd even duidelijk. Zo is er onder de categorieën vreemdelingen die door
de FOD Buitenlandse zaken in de onmogelijkheid worden geacht om een nationaal paspoort te
bekomen en dus in aanmerking komen voor een Belgisch reisdocument (eventueel mits
3
voorlegging van een bepaald attest van de bevoegde instantie), sprake van “Personen met het
statuut subsidiaire bescherming, met een verblijfsrecht van onbepaalde duur en waarvan het
Commissariaat-Generaal erkent dat ze geen nationaal paspoort of reisdocument kunnen
bekomen of aanvragen, ook niet bij de ambassade of consulaat van hun land in of bevoegd voor
België.”.
Bij navraag bevestigde de heer Hendrikx ([email protected]), ambtenaar van
de dienst reisdocumenten en identiteitsdocumenten van de FOD Buitenlandse Zaken, tevens
opsteller van de omzendbrief, dat dit een fout is, en deze bepaling eveneens geldt voor subsidiair
beschermden met beperkt verblijfsrecht.
Aangezien de toekenning van subsidiaire bescherming niet vanzelfsprekend impliceert dat men in
de onmogelijkheid is om zich te richten tot overheid van hun land om een paspoort te verkrijgen,
heeft deze groep een attest nodig van het CGVS (van maximum 1 jaar oud) waaruit blijkt dat ze
geen nationaal paspoort kunnen bekomen. Het CGVS oordeelt geval per geval of zij dergelijk
attest kunnen afleveren. De beoordeling wordt gedaan op basis van het dossier en de motivering
van de beslissing van de toekenning van subsidiaire bescherming.
Naar aanleiding van de vraag van K-MI of ook andere attesten aanvaard konden worden, werd
de heer Hendrikx opnieuw gecontacteerd door het BCHV. Ondertussen heeft de heer Hendrikx
geantwoord stelt dat een attest van een andere autoriteit (bijv. UNHCR, IOM) niet aanvaard zal
worden voor begunstigden van subsidiaire bescherming.
Met dit attest kunnen de geïnteresseerden rechtstreeks naar de provinciale paspoortdiensten
kunnen gaan, Buitenlandse zaken controleert dit in principe niet meer. In de e-mail van de heer
Hendrikx naar het BCHV staat op die manier: "Het attest van het CGVS voorgelegd aan de
provinciale paspoortdienst volstaat. De aanvraag moet niet aan BuZa worden voorgelegd (wat
niet uitsluit dat als het om iets onverwachts of nieuws gaat, de provinciale paspoortdienst toch
BuZa contacteert).»
Het BCHV liet weten dat ze nog wachtten op een antwoord van het CGVS hoe de procedure om
dergelijk attest te verkrijgen, verloopt, en wat de criteria zijn om dergelijke onmogelijkheid vast te
stellen.
In tussentijd ontving het BCHV een antwoord via e-mail van de heer Eric Anciaux, attaché dienst
documenten van het CGVS ([email protected]):
«
•
Een attest voor een reisdocument kan schriftelijk of per e-mail worden aangevraagd met
toevoeging van een kopie van het verblijfsdocument. Deze aanvraag dient te worden
gericht aan het CGVS ([email protected]). De tijd die nodig is voor een antwoord,
kan niet exact worden bepaald (enkele dagen).
•
De circulaire van de FOD Buitenlandse Zaken van 26 september 2013 verplicht tot het
voorleggen van een attest van het CGVS. Deze circulaire benadrukt dat de aanvrager
van een reisdocument een verblijfsdocument moet bezitten waarin de identiteit en de
nationaliteit zeker zijn: het verblijfdocument mag de vermelding “decl.” (voor
“declaratieve” identiteit en nationaliteit) niet bevatten.
Opmerking: dit zijn de algemene voorwaarden die gelden voor alle categorieën vreemdelingen
voor de afgifte van alle reisdocumenten: vaststaande identiteit en nationaliteit.
4
•
Een attest wordt per geval uitgereikt. Wanneer subsidiaire bescherming wordt uitgereikt
op basis van artikel 48/4, §2, C, van de wet van 1980 (risico’s in verband met een situatie
van nationaal of internationaal willekeurig geweld), luidt het principe dat personen die niet
persoonlijk worden geviseerd door de overheid van het land van herkomst, zich kunnen
wenden tot hun nationale overheid. Merk op dat personen die subsidiaire bescherming
genieten, in principe hun paspoort behouden en zich tot de overheid van hun land kunnen
richten om een paspoort te krijgen. Voor de Syriërs is men van oordeel dat automatisch
een attest mag worden uitgereikt aangezien de Syrische overheid verantwoordelijk is voor
het geweld. De circulaire van 26 september 2013 bepaalt dat de dienst Reis- en
Identiteitsdocumenten van de FOD Buitenlandse Zaken uiteindelijk evalueert of het
aannemelijk is dat men geen paspoort kan krijgen.
Merk op dat hierover een nieuwe wet werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 21 januari
2014 (wet van 21 december 2013 houdende het Consulair Wetboek). Deze wet voorziet niet in de
mogelijkheid een reisdocument uit te reiken aan een vreemdeling die niet gemachtigd is tot een
verblijf van onbepaalde duur. De afwijking van de FOD Buitenlandse Zaken voor personen die
subsidiaire bescherming genieten en gemachtigd zijn tot een beperkt verblijf, zou dus niet meer
mogelijk zijn. We moten zien wat het standpunt van BuZa zal zijn. De nieuwe wet wijst op het
principe dat de aanvrager van een Belgisch reisdocument zijn identiteit en nationaliteit moet
bewijzen. Deze wet is nog niet van kracht en schaft de wet van 1974 betreffende de paspoorten
af.».
In gevolge van deze laatste alinea vraagt BCHV zich af wat het standpunt zal zijn van
Buitenlandse Zaken hierover, het BCHV werd tot nog toe niet geïnformeerd van een wijziging in
de praktijk.
CAW Noord-West Vlaanderen laat weten dat er al verschillende keren een attest van het CGVS
geweigerd werd voor Syriërs aangezien hun identiteit niet vaststaat. Het komt echter zeer vaak
voor bij asielaanvragers dat de identiteit vast komt te staan louter op basis van verklaringen van
de persoon in kwestie.
•
Verlenging van verblijfsrecht op basis van artikel 9 (mail DVZ 10/2013)
BCHV legt uit dat sinds midden oktober 2013 een interne regel van DVZ stelt dat personen die
een verblijfsrecht hebben verkregen op basis van artikel 9 (Humanitair visum), pas een onbeperkt
verblijfsrecht kunnen verkrijgen na vijf jaar, dus niet al na drie jaar. Deze regel geldt eigenlijk voor
al die gevallen waar DVZ een ‘discretionaire bevoegdheid’ heeft.
Andere termijnen die ‘wettelijk bepaald’ werden blijven gelden. Voor een verblijf op basis van
artikel 10 geldt aldus momenteel nog steeds dat na drie jaar beperkt verblijf, een onbeperkt
verblijf verkregen kan worden. Er bestaat echter de politieke wil om dit voor familieleden van
derdelanders (artikel 10) op te trekken naar vijf jaar, maar dit moet wettelijk bepaald worden.
De website van Kruispunt-Migratie geeft hier duidelijke informatie over, de informatie zou
ontvangen zijn per e-mail van DVZ, maar waar de wijziging vandaan komt is niet echt duidelijk
aangezien er geen wettelijke bepaling over is. Er zouden wel interne instructies verspreid zijn van
DVZ naar de gemeentes.
5
ADDE bevestigt dat er hierover instructies werden gestuurd van DVZ naar de gemeenten. Het
voorwaardelijk verblijf van familieleden van Belgen en Unieburgers is van drie jaar gebracht naar
vijf jaar en het idee is om dezelfde regeling toe te passen voor familieleden van derdelanders,
maar dit werd nog niet doorgevoerd. DVZ heeft bijgevolg reeds beslist om deze regel toe te
passen waar zij discretionaire bevoegdheid heeft, waar aldus geen wetswijziging voor nodig is.
•
GH met kind van de echtgenoot/partner die zelf niet tot de gezinshereniging
behoort (mail DVZ 02/2014)
BCHV legt de situatie uit: mevrouw is in België erkend vluchteling, het minderjarig kind van de
echtgenoot (haar stiefdochter) vraagt een gezinshereniging, maar de vader van het kind/haar
echtgenoot komt niet mee naar België.
Artikel 10 §1, 4°, derde streepje van de vreemdelingewet bepaalt dat “ de kinderen van de
vreemdeling die vervoegd wordt, van diens echtgenoot of van de geregistreerde partner bedoeld
in het eerste streepje, die met hén komen samenwonen alvorens zij de leeftijd van achttien jaar
hebben bereikt en alleenstaand zijn, voor zover de vreemdeling die vervoegd wordt, zijn
echtgenoot of de bedoelde geregistreerde partner over het recht van bewaring beschikt en de
kinderen ten laste zijn van hem of diens echtgenoot of deze geregistreerde partner en, indien het
recht van bewaring wordt gedeeld, op voorwaarde dat de andere houder van het recht van
bewaring zijn toestemming heeft gegeven”.
De vraag rees of, wat betreft het stiefkind, de woorden ‘met hén’ impliceert dat de eigen
vader/moeder van het kind ook in de gezinshereniging betrokken moet worden. Het antwoord van
DVZ per mail van 20/02/2014 luidt: “Opdat het kind een aanvraag GH kan indienen, moet de
vader/moeder ook een aanvraag indienen voor zichzelf. Het beste is dat zij tegelijkertijd de
aanvraag indienen. Eventueel kan een humanitaire visumaanvraag ingediend worden voor het
kind.”
APD stelt de vraag wat indien de partner (ouder van het kind) sterft? BCHV antwoordt dat ook
hiervoor een humanitaire aanvraag op basis van artikel 9 kan dienen.
4. Vaak voorkomende problemen en uitwisseling van kennis en ervaring.
•
v/v Dienst Vreemdelingenzaken
Syrische dossiers
BCHV zet de problematiek rond Syrische vluchtelingen uiteen. De meeste Syrische vluchtelingen
die in België aankomen, krijgen een subsidiaire beschermingsstatus of de vluchtelingenstatus
toegekend. De problematiek situeert zich voornamelijk rond toegang tot België/Europa. DVZ heeft
enigszins tegemoet willen komen door aanvragen van een gezinsherenigingsvisum prioritair te
behandelen en niet meer te vereisen dat documenten worden gelegaliseerd, noch dat er een
attest van niet –legalisatie wordt afgeleverd. De grote obstakels blijven echter bestaan.
BCHV constateert dat de visumvoorwaarden even strikt gebleven zijn, en dat de bevoegde
autoriteiten zeer weinig administratieve soepelheid aan de dag legt.
6
Zo ondervinden Syriërs onder andere grote moeilijkheden om naar de ambassades in de
buurlanden te reizen. Deze reizen zijn vaak zeer gevaarlijk.
Verder geldt er geen bijkomende soepelheid voor de toekenning van humanitaire visa voor
familieleden van Syriërs hier in België. BCHV voegt toe dat zij zeer veel vragen krijgen van
personen hier in België die naar een oplossing zoeken voor hun familieleden die nog in Syrië of in
de buurlanden zijn,
maar die niet in aanmerking komen voor een gezinshereniging
(broers/zussen, neven/nichten, ouders,…).
Na een rondvraag bij de partners blijkt dat er nog steeds geen nieuwe ontwikkelingen of
wijzigingen in de praktijk zijn. Toeristenvisa worden nog steeds geweigerd omwille van het feit dat
er geen garantie is op terugkeer. Ook bij humanitaire visa wordt er geen soepelheid opgemerkt.
Het Rode Kruis legt uit dat zij in bepaalde gevallen aanraadt om een humanitair visum in te
dienen. Zij hebben echter evenmin positieve ervaringen met aanvragen van humanitaire visa, ook
niet voor familieleden van personen die in België al sinds lang inkomsten hebben. Zonder
inkomsten in België zijn de kansen op een humanitair visum onbestaande.
Cap Migrants heeft nog geen poging tot aanvraag humanitair visum ondernomen. Zij worden
bijvoorbeeld vaak geconfronteerd met families die reeds in Libanon zijn, en waarvan de
familieleden in België voldoende inkomsten hebben, maar de vraag rest of DVZ wel soepeler zal
zijn in zo’n gevallen.
APD legt uit dat ze de vraag gesteld hebben aan DVZ, het antwoord was dat er geen bijzondere
soepelheid zou worden toegestaan voor niet naaste familieleden. Ze beoordelen de aanvragen
voor een humanitair visum dus geval per geval. BCHV vermeldt dat DVZ tijdens contact bis
vergadering van 19 november 2013 vermeld had dat de schrijnende situatie in Syrië een
vaststaand feit is, maar dat dit op zich niet voldoende is om een humanitair visum toe te kennen.
DVZ had eveneens toegevoegd dat wanneer de familieleden zich in een ander land dan Syrië
bevinden, ze ondertussen in veiligheid zijn.
Caritas heeft ervaring met twee positieve beslissingen, maar werd nog meer geconfronteerd met
negatieve beslissingen. Caritas stelt dat voor het indienen van een humanitair visum er al sprake
moet zijn van een buitengewoon en zeer geloofwaardig dossier. Een voorbeeld waar zij een
positief antwoord op kregen was voor een dossier van een gezinshereniging van een Syriër,
erkend vluchteling, van 70 jaar, en reeds lange tijd in België. Hun meerderjarige kinderen zijn
verspreid over verschillende landen en zijn echtgenote bevond zich dus nog alleen in Syrië.
Ondanks er geen inkomsten aangetoond werden, kon zij toch naar België komen. Een ander
positief dossier betrof een erkend vluchteling die in de onmogelijkheid is om te werken gezien hij
in een rolstoel zit. Zijn vrouw, kind en jonge zus bevonden zich nog in Syrië. De jonge zus zou
alleen achter blijven wanneer zijn echtgenote en kind naar België zouden komen. Zij maakte deel
uit van het kerngezin.
Caritas haalt een ander negatief, zeer verontrustend voorbeeld aan: een subsidiair beschermde
wil zijn vrouw en kinderen van Syrië laten overkomen. Caritas heeft een afspraak kunnen regelen
op de Belgische Ambassade in het Noorden van Turkije voor de moeder en de kinderen die zich
nog in Syrië bevonden. Ze hebben het traject naar de Ambassade afgelegd met een schoonbroer
en broer maar ze werden tegengehouden onderweg, aan de grens met Turkije. De schoonbroer
7
en broer werden vermoord en de moeder werd samen met haar kinderen voor enkele dagen
vastgehouden. Nadat ze vrijgekocht werden, zijn ze noodgedwongen moeten terugkeren naar
Syrië. De aanvraag werd nog niet opnieuw ingediend.
BCHV reageert hierop en stelt vast dat het voorbeeld van Caritas het nut aantoont van de
mogelijkheid om bepaalde aanvragen per post (DHL) in te dienen. Zo moet er maar één keer
gereisd worden naar de ambassade, om het visum op te halen en te vertrekken naar België. Het
kan bovendien een oplossing bieden voor aanvragen die minder kans op slagen hebben zoals
een humanitair visum. Een onnodige gevaarlijke reis kan vermeden worden. BCHV wijst erop dat
DVZ bij het verslag van de contact bis vergadering van 19 november 2013 deze mogelijkheid
bevestigde voor dossiers op die manier in te dienen op de ambassade te Ankara.
Na een rondvraag blijkt dat er nog geen ervaringen te delen zijn over aanvragen ingediend per
post (DHL) voor familieleden die zich nog in Syrië bevinden.
Het Rode Kruis voegt toe dat Mevrouw Benoit van de FOD Buitenlandse Zaken best op voorhand
gecontacteerd wordt over de mogelijkheid om in een individueel dossier een aanvraag per DHL te
versturen naar Ankara. De ambassade wordt ook best gecontacteerd om de praktische regeling
af te spreken (hoe handling fee te betalen etc.), en ook later om hen te verwittigen eens ze het
visum gaan afhalen (aangezien ze de persoon die het visum zal komen aanvragen nog niet
zullen kennen).
De Foyer vraagt welke datum zal weerhouden worden bij een aanvraag per post (DHL), zal dit de
datum zijn van verzenden of de datum van ontvangst? BCHV veronderstelt dat het de datum zal
zijn van de ontvangst.
Naar aanleiding van de praktische vragen die komen kijken bij een aanvraag per post (DHL),
werd daartoe een e-mail gestuurd naar Buitenlandse Zaken.
Uit het antwoord (van de heer Boucique van de FOD Buitenlandse Zaken) bleek echter dat er
ondertussen een zeer terughoudende positie wordt aangenomen ten aanzien van het indienen
per post:
Mail van 11 maart: “Om technische redenen is de overmaking van dossiers per post niet mogelijk
noch te Ankara noch op andere posten van de regio.
Zoals u weet, is de fysische aanwezigheid van de visumaanvragers vereist tenminste één keer
gedurende de procedure. Om meerdere verplaatsingen te vermijden bvb in het geval van
kinderen die een DNA test zullen moeten ondergaan, kunnen de dossiers eventueel door één
persoon worden ingediend. De kinderen zullen zich later aanmelden voor de test. De Federale
Overheidsdienst Buitenlandse Zaken wenst niet af te wijken van de voorziene procedure : DNA
testen vinden nooit plaats via andere Schengen partners of ere-consulaten.
De documenten die vereist zijn opdat een visumaanvraag als ontvankelijk wordt beschouwd en
geregistreerd kan worden zijn u bekend : originele visumaanvraagformulieren met (originele) foto,
reisdocument, handling fee. Enkel indien er een onmogelijkheid bestaat om zich een paspoort te
verschaffen, wordt een dossier zonder reistitel geregistreerd en dit met het oog op de afgifte van
een vrijgeleide. Het gaat hier om de enige uitzondering.
8
De indiening van dossiers per e-mail is uitgesloten; originele visumaanvraagformulieren met
originele foto kunnen niet per e-mail verstuurd worden, het gaat alleen om kopieën. (…)”
Mail van 14 maart: “ (…) Zoals al gemeld, moeten Syrische visumaanvragers zich minstens
éénmaal tijdens de procedure persoonlijk aanbieden op de post waar ze de aanvraag indienen.
De bedoeling is dat onze post een maximum aan informatie uit de eerste hand kan krijgen en de
geloofwaardigheid van het dossier beter kan beoordelen. Dit is met name enorm belangrijk
wanneer sommige documenten ontbreken. Die persoonlijke verschijning hoeft niet noodzakelijk
bij de indiening van het dossier te gebeuren. Een derde persoon kan dus het dossier indienen.
De bedoeling is nogmaals om van die derde persoon (die meestal wel goed op de hoogte is van
de situatie van de visumaanvragers) een maximum aan informatie over de eigenlijke aanvraag te
verkrijgen. Bovendien lost dit ook veel praktische problemen op zoals de betaling van de handling
fee. De indiening van een dossier met de post (DHL bijvoorbeeld) heeft dus het nadeel dat
belangrijke informatie vaak niet aanwezig is en dat er in de praktijk ook veel tijd verloren gaat met
kleine praktische zaken. We hebben ook al vastgesteld dat het vinden van een derde persoon die
gemandateerd wordt om de visumaanvraag in te dienen, in de meeste gevallen geen probleem
stelt.”
Echter, bij tussenkomst in een dossier, bleek ook de mogelijkheid om het dossier te laten
indienen door een derde persoon niet evident.
BCHV is toch van mening dat ad hoc tussenkomsten voor individuele dossiers nog steeds nuttig
kunnen zijn.
Caritas stelt de vraag of de aanvraag in België (via DVZ) kan gedaan worden. BCHV antwoordt
dat ze heel strikt zijn geworden. Er is bijna sprake van systematische weigeringen bij aanvragen
rechtstreeks via DVZ in België.
Kruispunt-Migratie vraagt hoe het zit voor de vele Syriërs die geen paspoort hebben. Hoe wordt
de aanvraag voor hen gedaan? BCHV antwoordt dat het vaak voorvalt dat familieleden van
begunstigden van internationale bescherming geen paspoort hebben. Er kunnen laisser-passers
worden uitgereikt, DVZ is daar niet zo strikt over.
Het Rode Kruis stelt dat een uittreksel van het strafregister in praktijk toch wel vaak vereist wordt,
ook voor Syriërs. Zij heeft al twee weigeringen gezien om deze reden. Dit vereisen betreft eerder
een recente praktijk van DVZ. Zo stelt DVZ soms vast dat er een vermoeden is dat de
echtgeno(o)t(e) teruggekeerd is naar Syrië. En als men kan terugkeren, kan men ook een
uittreksel van het strafregister opvragen, zo is de redenering. Men moet in casu bewijzen dat men
niet is teruggekeerd, of er moet althans gemotiveerd worden dat men dergelijk attest niet kan
verkrijgen. De dame in kwestie kon volgens DVZ een certificaat bekomen, aangezien ze
teruggekeerd was naar Syrië.
BCHV stelt vast dat deze praktijk toch niet getuigt van bijzondere soepelheid in hoofde van DVZ.
Bovendien is er ook geen directe link tussen een mogelijkheid om terug te keren naar Syrië en de
mogelijkheid om dergelijk uittreksel te bekomen, gezien de huidige situatie in Syrië.
Het Rode Kruis stelt vast dat de dossiers GH met begunstigden van subsidiaire bescherming
strikter behandeld worden tegenover de dossiers GH van erkende vluchtelingen.
9
Verlenging verblijfsrecht van familieleden
BCHV stelt het probleem vast dat er soms wachttermijnen zijn van meer dan 6 maanden alvorens
er een beslissing over de verlenging van de verblijfskaart van een familielid van een begunstigde
van internationale bescherming wordt genomen. Verder worden ook steeds vaker bewijzen van
voldoende bestaansmiddelen gevraagd hoewel ze vrijgesteld zijn van deze voorwaarde.
BCHV doet een rondvraag, of de partners met deze problematiek frequent worden
geconfronteerd, of ze hiervoor Meneer Marshall contacteren, etc?
Kruispunt-Migratie stelt de vraag of er geen bijlage 15 in afwachting wordt afgegeven. Het blijkt
dat sommige gemeenten dit toch niet doen. Soms zou DVZ zelfs mondeling instructies geven om
dit niet te doen, bij sommige gemeenten zou dit aldus echt voor problemen zorgen.
Cap Migrants stelt vast dat er toch dossiers zijn waar er vijf à zes maanden gewacht moet
worden, zonder enige documenten, wat zeer lang is.
BCHV antwoordt dat het inderdaad sterk verschilt van de ene gemeente tot de andere. Het is de
moeite waard om de vraag te stellen aan DVZ.
ADDE stelt dat de wet niet veranderd werd, dus een afgifte van een bijlage 15 is nog steeds
nodig.
Convivial stelt zich de vraag vanaf welk ogenblik het familielid bewijzen van voldoende inkomsten
zal moeten voorleggen.
BCHV antwoordt dat wanneer de aanvraag gezinshereniging werd ingediend binnen het jaar na
het verkrijgen van het beschermingsstatuut en de persoon vrijgesteld werd van de materiële
voorwaarden bij de toekenning van het visum, dezelfde vrijstelling eveneens geldt in een later
stadium, bij de verlenging van de verblijfskaart. Er kunnen in dit geval dus geen bewijs van
voldoende bestaansmiddelen worden gevraagd bij de verlenging van het verblijfsstatuut van de
familieleden van de begunstigde van internationale bescherming. BCHV raadt aan om de heer
Marchal te contacteren indien er problemen hieromtrent rijzen op niveau van de gemeenten, want
er gebeuren vaak fouten.
Convivial vraagt of deze regel dezelfde is wanneer men van een beperkt naar een onbeperkt
verblijf overgaat?
BCHV antwoordt dat dit inderdaad zo is. (tenzij voor ouders van NBMV: voor hen geldt de
voorwaarde van bestaansmiddelen op het moment van de omzetting naar een onbeperkt verblijf).
Convivial vraagt wat er gebeurt indien het kind meerderjarig wordt in tussentijd.
BCHV antwoordt dat er geen probleem is, maar de samenwoonst met zijn familie moet in principe
wel voor 3 jaar wel gerespecteerd blijven.
Convivial vraagt verder (in het kader van deze lange wachttermijnen) of men voor een inschrijving
bij de mutualiteit een rijksregisternummer (en een attest van gezinssamenstelling) nodig heeft of
kan dit op basis van een bijlage 15?
10
Kruispunt-Migratie antwoordt dat de reglementatie voorziet dat een minderjarig kind en de
echtgeno(o)t(e) moeten worden ingeschreven op basis van de geboorteakte en de huwelijksakte
van de ouders, indien zij ten laste zijn van de gerechtigde. Een rijksregisternummer noch een
attest van gezinssamenstelling is vereist.
ADDE merkt op dat men steeds Medimmigrant kan contacteren bij problemen.
CAW Noord-West Vlaanderen deelt mee dat er een tabel is op de website van Medimmigrant en
dat Medimmigrant inderdaad ook tussenkomt in individuele dossiers.
Convivial vraagt zich af wat te doen indien dit niet lukt. Er wordt aangeraden Medimmigrant of
Kruispunt Migratie te contacteren of de wettelijke bepalingen/referenties mee te geven aan
desbetreffende persoon zodat zij deze kan tonen wanneer zij of hij zich aanbiedt bij de
mutualiteit.
Termijn van één jaar
BCHV deelt mee dat na navraag bij de partners blijkt dat de termijn van één jaar waarbinnen de
aanvraag gezinshereniging moet worden ingediend om te genieten van de vrijstelling van de
materiële voorwaarden, zeer vaak niet haalbaar blijkt te zijn. BCHV doet een rondvraag dit vooral
bij bepaalde nationaliteiten problematisch is, omwille van specifieke problemen gelieerd aan het
herkomstland, of er specifieke redenen zijn van het niet halen van de termijn, bijvoorbeeld de
hoge kosten van het visum zelf die hen weerhoudt om de aanvraag te doen. BCHV vraagt verder
of er voorbeelden van ‘good practices’ zijn van DVZ wanneer zij bijvoorbeeld op voorhand
werden gecontacteerd met de uitleg waarom de termijn van één jaar dreigt te verstrijken,
bijvoorbeeld indien bewijzen tracing worden toegevoegd, of bewijzen van tijdelijke opsluiting of
verdwijningen. Tenslotte rijst de vraag of er Ambassades zijn waar er hierrond vaak voorkomende
problemen zijn.
Caritas vraagt bijkomend of er nog steeds de praktijk geldt van de termijn van één jaar en één
maand tijd? BCHV bevestigt. DVZ doet de termijn van één jaar ingaan na 30 dagen vanaf de
erkenning, aangezien tijdens de eerste 30 dagen nog steeds een beroep kan ingediend worden
tegen de beslissing tot erkenning.
Het Rode Kruis stelt vast dat er geen enkel argument wordt aanvaard door DVZ om uit te leggen
dat het jaar verstreken werd. Onder andere een lange reis, tijdelijk verdwenen personen of indien
ze tijdelijk werden gevangengenomen, die argumenten worden niet aanvaard. Het is een vaak
voorkomend probleem voor het Rode Kruis. Bijvoorbeeld bij Eritreërs die worden aangehouden
aan de grens.
APD voegt toe dat de termijn ook moeilijk is te halen aangezien men vaak anderhalve maand à
twee maanden moet wachten vooraleer men de elektronische verblijfskaart verkrijgt.
BCHV antwoordt dat er voor ontvankelijkheid van de visumaanvraag bij de ambassade, en de
opvolgende registratie bij DVZ (in tegenstelling tot de goedkeuring door DVZ) maar drie
documenten nodig zijn: het visumformulier, de handling fee, en het reisdocument. Op basis van
die drie documenten kan men in theorie de aanvraag reeds tijdig registreren. Nadien kunnen nog
documenten zoals de kopie van de Belgische verblijfskaart toegevoegd worden aan het dossier.
11
Het is wel best om de ambassade en DVZ dan op de hoogte te houden van het feit dat het
dossier nog niet volledig is en nog aangevuld zal worden.
Inkomstenvoorwaarde en personen die in de onmogelijkheid zijn om te werken
Dit thema werd reeds besproken aan het begin van de vergadering, tijdens de vragen bij de
powerpoint presentatie.
Humanitair visum / arbeidskaart C
BCHV werd meerdere keren gecontacteerd voor de problematiek waarbij bepaalde personen die
een verblijf kregen op basis van een humanitair visum (artikel 9), nadien problemen ondervinden
om een arbeidskaart C te verkrijgen.
Het Centrum voor Gelijkheid van Kansen heeft begin 2013 het Kabinet van Werk hierover
aangesproken, er zou een voorstel worden ingediend om het KB van 09/06/1996 te wijzigen om
het mogelijk te maken dat personen die een verblijf verkregen op basis van een humanitair
visum, eveneens een arbeidskaart C kunnen verkrijgen. Het KB werd echter nooit aangepast, het
werd waarschijnlijk naar de achtergrond verschoven met de regionalisering van de
arbeidsmigratiereglementering. De vraag werd recent nogmaals gesteld aan het Kabinet, maar
tot nu zonder antwoord. BCHV stelt de vraag of de partners nog vaak met dit probleem
geconfronteerd worden.
Cap Migrants stelt vast dat zij dit probleem ook kennen in Wallonië, het probleem manifesteert
zich vooral wanneer er niet in het visum voorzien werd dat ze kunnen werken. Er wordt wel het
eventuele risico aangehaald dat ze de verplichting tot werken zullen opnemen bij de verlenging
van de verblijfskaart.
Tibetaanse dossiers
BCHV legt uit dat sinds kort Tibetaanse familieleden die een visum gezinshereniging indienen bij
de ambassade te New Delhi (India) een « Yellow book » (registratiecertificaat) moeten
voorleggen, vanwege het risico op misbruik dat werd vastgesteld door Buitenlandse Zaken. De
procedure om dergelijk document te verkrijgen bij de Tibetaanse overheden in India is echter heel
lang en vormt werkelijk een obstakel in bepaalde dossiers.
Buitenlandse Zaken heeft per e-mail geantwoord (ten gevolge van de vraag gesteld op de
contactbisvergadering van 19 november 2013 waar zij niet aanwezig was), dat ze zich zullen
informeren over de wachttermijnen van afgifte, alsook over de vraag naar afgifte aan kinderen
van de Yellow Card.
BCHV zal terugkomen op deze vraag bij Buitenlandse Zaken, maar vraagt rond of dit nog steeds
een probleem vormt.
Caritas bevestigt het probleem, het yellow book wordt nog steeds vereist en heeft vaak
wachttermijnen van 6 maanden tot gevolg.
SESO voegt toe dat zij de vraag hebben gesteld aan de ambassade van New Delhi. Er kwam
geen antwoord dus hebben zij de ombudsman (dienst monitoring) gecontacteerd. Het probleem
12
stelt zich vooral voor de kinderen. De ouders kunnen één verkrijgen en bijgevolg ook een laisserpasser, maar de kinderen niet. Het visum verstrijkt echter na zes maanden, waardoor men
bijgevolg bij DVZ een verlenging moet vragen van de geldigheidsduur van het visum.
Guinese dossiers
BCHV stelt vast dat DVZ zich steeds waakzamer opstelt wat betreft de aangeboden Guinese
documenten bij een gezinsherenigingsaanvraag. De verklaringen van de gezinshereniger in
België tijdens zijn asielaanvraag worden nagegaan. Er zouden steeds meer heroproepingen door
het CGVS volgen naar aanleiding van tegenstrijdigheden in het dossier, met risico op intrekking
van het statuut.
Caritas stelt vast dat er in Guinese dossiers vaak gebruik wordt gemaakt van de zogenaamde
‘jugements supplétatifs’ die worden afgeleverd louter op basis van verklaringen en getuigenissen.
Hier staat vaak foutieve informatie in. Zo was er een geval waar iemand gestorven was, maar op
een latere datum zou hij nog verklaringen hebben afgelegd. Er volgen vaak heroproepingen bij
het CGVS.
Convivial bevestigt deze nieuwe tendens.
BCHV vraagt of er ook effectief intrekkingen zijn. Er wordt bevestigend geantwoord, maar het
komt niet bijzonder vaak voor. Het Rode Kruis had hier nog geen ervaring mee.
•
v/v Buitenlandse Zaken
Maison Schengen Kinshasa
BCHV deelt mee dat er vaak problemen zouden zijn bij het indienen van de visumaanvraag bij
het Maison Shengen Kinshasa. Vaak volgen hieruit de problemen zoals het overschrijden van de
termijn van één jaar, het meerderjarig worden van de kinderen, etc. BCHV vraagt rond of velen
hiermee geconfronteerd worden, en indien wel, of deze problemen op te lossen zijn door contact
met Mevrouw Benoit van Buitenlandse Zaken?
Het Rode Kruis deelt mee dat zij bij een probleem van die aard gemakkelijk werd geholpen door
Mevrouw Benoit.
Cap Migrants stelt dat zij Maison Shengen gecontacteerd had met betrekking tot een probleem
van toegang tot de ambassade, maar dat ze geantwoord hadden dat het om een vergissing ging.
Nadat de persoon in kwestie zich met een uitgeprinte mail had aangeboden, kreeg deze persoon
meteen toegang.
SESO stelt vast dat er zich vaak problemen stellen op het niveau van de Ambassades (bijv. NewDelhi, Abuja). Ze ontzeggen bijvoorbeeld de toegang omdat ze wachten op instructies van DVZ,
maar die instructies bevinden zich al in de beslissing die reeds werd genomen door DVZ. Het kan
in die zin ook problematisch zijn wanneer er een beslissing is van DVZ (bijv. onder voorbehoud
van bijkomende documenten of een DNA-test) maar de geïnteresseerden niet op de hoogte
werden gehouden hiervan.
13
Medische getuigschriften
BCHV deelt mee dat de kosten van medische geschriften sterk variëren van land tot land,
sommige partners zijn daarom van mening dat het goed zou zijn om de kosten op voorhand te
kennen, of tenminste schattingen hierover te hebben, zodat de personen in kwestie beter
geïnformeerd zouden zijn. (bijv. te Abuja zou een medisch getuigschrift 350 euro kosten).
Caritas stelt dat in Kabul de kosten ook zeer hoog liggen (250 euro + kosten van verzending naar
FEDEX te Pakistan).
Cap Migrants stelt zich de vraag of gewoon een duidelijke tarieflijst niet mogelijk zou zijn.
Bijvoorbeeld, bij die geaccrediteerde/geassocieerde artsen van de ambassade, die bepaalde
vaste kost.
Het Rode Kruis stelt dat een medisch getuigschrift te Turkije (Istanbul-Ankara) varieert van 90
euro tot 250 euro (binnen één zelfde land zijn er dus grote verschillen). Het Rode Kruis bevestigt
ook de klachten over de kosten van de medische attesten in Afghanistan.
Caritas heeft ook kennis van een dossier waarbij een Afghaan in Pakistan is moeten terugkeren
naar Kabul voor het medisch attest. In een ander gelijkaardig dossier mocht deze persoon dan
weer in Pakistan blijven. Het Rode Kruis stelt dat dit probleem zich normaal gezien ondertussen
niet meer stelt, het betrof een tijdelijke regel die nadien werd afgeschaft. Ze kunnen aldus
opnieuw in Pakistan terecht voor een medisch onderzoek.
Traditioneel huwelijk
BCHV deelt mee dat hen werd meegedeeld dat bepaalde ambassades (Abidjan, Conakry) het
advies geven om een burgerlijk huwelijk af te sluiten (omdat een traditioneel huwelijk niet
aanvaard wordt voor een gezinshereniging), maar bijgevolg oordeelt DVZ dat de huwelijksband
ontstaan is na aankomst in België van de begunstigde van internationale bescherming. De
uitzondering van de materiële voorwaarden geldt aldus niet meer. Dit hoewel DVZ in praktijk
humanitaire visa kan uitreiken voor traditioneel gehuwde koppels.
ADDE voegt toe dat zij kennis hebben van een geval waarbij het niet enkel een louter advies
betreft, maar werkelijk een verplichting is om eerst te trouwen in Togo vooraleer een visum
gezinshereniging aan te vragen.
Cap Migrants stelt hetzelfde vast in het geval van Guinee.
Convivial stelt dat voor Guinese dossiers de ‘jugement supplétif’ een oplossing biedt bij de
traditionele of religieuze huwelijken. Er kan een 'jugement supplétif' van de huwelijksakte
gevraagd worden. Dit ‘jugement supplétatif’ wordt afgeleverd door een rechter op basis van
verhoren en verklaringen van getuigen. Dit wordt gemakkelijk afgeleverd, en op basis daarvan
kan het visum gezinshereniging worden toegekend.
BCHV verbaast zich hierover omdat deze traditionele huwelijken niet worden aanzien als officiële
burgerlijke huwelijken en dat DVZ aldus een humanitair visum toekent (artikel 9) en niet een
visum op basis van artikel 10. Convivial bevestigt dat hij tal van dossiers volgt die een
gezinshereniging verkregen op basis van deze 'jugements supplétatifs'. BCHV zal deze kwestie
14
mee opvolgen en voegt toe tot nog toe bepaalde traditionele huwelijken het recht kunnen geven
op een visum gezinshereniging, maar dit enkel wanneer het religieuze huwelijk wordt in het
herkomstland wordt aanzien als een officieel burgerlijk huwelijk.
FEDEX (en bepaalde andere ambassades)
Problematiek van de gebrekkige kennis van Fedex en andere ambassades (bijvoorbeeld over de
termijn van één jaar). Deze kwestie werd hierboven reeds behandeld onder het punt over Maison
Shengen te Kinshasa.
15