Concept Nota Detailhandel 2014

Amersfoort
Stad om in te winkelen
Nota Detailhandel 2014
1
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1: ............................................................................................................................................ 4
1.1 Aanleiding ...................................................................................................................................... 4
1.2 Ambitie .......................................................................................................................................... 4
ANALYSE .................................................................................................................................................. 5
Hoofdstuk 2: Belangrijke landelijke trends voor het winkellandschap ................................................... 6
2.1. Economische stagnatie en omzetdalingen ................................................................................... 6
2.2. Toenemende leegstand door groei winkeloppervlak .................................................................. 6
2.3. Van fysiek winkelen naar Internetwinkelen ................................................................................. 7
2.4. Demografsiche ontwikkelingen en het winkellandschap ............................................................. 8
2.5 Veranderend koopgedrag van de consument en de beleveniseconomie..................................... 9
2.6 Branchevervaging .......................................................................................................................... 9
2.7 Binnenstad steeds belangrijker voor middelgrote steden. ......................................................... 10
Hoofdstuk 3: Winkelgedrag en typen winkelgebieden ........................................................................ 11
3.1 Hoofdwinkelgebied: Recreatief winkelen ................................................................................... 11
3.2 Wijk- en buurtcentra: Boodschappen doen en ondergeschikte aankopen. ............................... 11
3.3 Perifere gebieden: Doelgericht aankopen en vergelijkend winkelen ........................................ 11
Hoofdstuk 4: Stand van zaken Amersfoort ........................................................................................... 13
4.1 Amersfoort ten opzichte van Nederland ..................................................................................... 13
4.2 De detailhandelsstructuur ........................................................................................................... 14
4.3 Leegstand in Amersfoort ............................................................................................................. 20
4.4 Ontwikkeling branches en schaalvergroting in Amersfoort ........................................................ 20
4.5. Draagkracht van de regio ........................................................................................................... 21
4.6. Detailhandel structuur in de regio ............................................................................................. 23
4.7 Ladder voor duurzame verstedelijking ........................................................................................ 23
Hoofdstuk 5: Evaluatie beleid 2011 ...................................................................................................... 25
5.1 Terugblik op inhoud beleid 2011................................................................................................. 25
5.2 Ontwikkelingen 2011-2014 ......................................................................................................... 25
2
VISIE ....................................................................................................................................................... 27
Hoofdstuk 6: Beleid ............................................................................................................................... 28
6.1 Kernwinkelgebied; ....................................................................................................................... 28
6.2 Overige delen Stadshart .............................................................................................................. 28
6.3 Wijk- en buurtwinkelcentra;........................................................................................................ 29
6.3 Periferie; ...................................................................................................................................... 30
6.4 Internethandel en pickup points ................................................................................................. 30
6.5 Branchevervaging ........................................................................................................................ 31
Hoofdstuk 7: Economische toetsingskaders ......................................................................................... 33
Hoofdstuk 8: Kaderstellend beleid van Rijk en provincie ...................................................................... 36
UITVOERING .......................................................................................................................................... 38
Hoofdstuk 9: Uitvoering van het beleid ................................................................................................ 39
9.2 Beleidsinstrumenten: .................................................................................................................. 40
9.3 Juridisch planologisch:................................................................................................................. 41
9.4 Overlegstructuren: ...................................................................................................................... 41
9.5 Financiële instrumenten:............................................................................................................. 42
9.6 Overige instrumenten: ................................................................................................................ 43
Bijlagen .................................................................................................................................................. 44
Bijlage 1: Concentratiegebied voor detailhandel in historische binnenstad .................................... 45
Bijlage 2: concentratiegebied Hamseweg, Leusderweg en Noorderwierweg .................................. 46
3
Hoofdstuk 1:
1.1 Aanleiding
Winkels en winkelgebieden vervullen een essentiële rol in ons leven, als consument en als burger. Ze
fungeren als dagelijkse voorziening, als werk- en ontmoetingsplek en als kloppend
hart van onze dorpen en steden. Er komen op dit moment veel veranderingen op onze
winkelgebieden af. De economische tegenwind, vergrijzing, de opkomst van internet zorgen ervoor
dat we anders gaan winkelen en de effecten worden steeds zichtbaarder en merkbaarder in
winkelgebieden. In veel steden loopt daardoor winkelleegstand op.
In Amersfoort hebben er de afgelopen jaren een aantal veranderingen in het winkellandschap
plaatsgevonden. Het Eemplein en Oppidium zijn geopend. In de periferie zijn een aantal grote
winkels erbij gekomen, zoals Ikea en Kees Smit.
Tot slot is in de nota detailhandel uit 2011 ‘Een stad om in te winkelen’ afgesproken dat we het
beleid na drie jaar zouden evalueren. Gedurende de afgelopen jaren hebben we een groot aantal
gesprekken gevoerd over detailhandel met verschillende betrokken partijen en belanghebbenden.
Al deze ontwikkelingen en ontwikkelingen, externe adviezen en gesprekken hebben er toe geleid dat
er besloten is tot een actualisatie van het detailhandelsbeleid uit 2011.
1.2 Ambitie
De ambitie beschrijft het gewenste resultaat van detailhandel in Amersfoort:
Het voorzieningenniveau is aantrekkelijk voor inwoners en bezoekers en heeft een hoge kwaliteit.
Om dat te bereiken en een sterke centrumfunctie in de regio te behouden moet er voldoende
ruimte zijn voor marktdynamiek, waarmee de detailhandel optimaal kan voorzien in alle drie de
typen vormen van winkelen; recreatief winkelen, dagelijkse boodschappen en doelgericht
winkelen.
De detailhandelsstructuur van Amersfoort bestaat uit het kernwinkelgebied, de wijkwinkelcentra en
de winkels op perifere locaties. Met deze drie typen winkelgebieden heeft Amersfoort een compleet
detailhandelsaanbod, dat ook regionale aantrekkingstrekkracht heeft. Het kernwinkelgebied is er
voor het recreatieve winkelen, de wijkwinkelcentra in hoofdzaak voor het doen van de dagelijkse
aankopen (boodschappen) en in de periferie vinden we de aanvullende winkels die doelgericht en
minder vaak worden bezocht.
Het is onze ambitie om deze detailhandelsstructuur vitaal te houden en te versterken, waarbij de
verschillende winkelgebieden grotendeels complementair zijn. Daarom zoeken we naar een balans
tussen deze drie type van winkelgebieden, zodat de consumenten een optimaal voorzieningenniveau
hebben en er weinig koopkrachtafvloeiing zal plaatsvinden.
4
ANALYSE
5
Hoofdstuk 2: Belangrijke landelijke trends voor het winkellandschap
Er is een aantal landelijke ontwikkelingen die grote invloed hebben op het winkelen en het
winkellandschap. In dit hoofdstuk beschrijven we een aantal trends waarvan wij verwachten dat ze
op dit moment of in de nabije toekomst een grote impact op winkelgebieden hebben. De tabel
hieronder geeft een completer beeld van veranderingen in onze samenleving in de afgelopen jaren.
In dit hoofdstuk zullen we op een aantal trends wat verder ingaan.
2.1. Economische stagnatie en omzetdalingen
De slecht lopende economie heeft op dit moment waarschijnlijk de grootste invloed op de
detailhandelssector en, daarmee, op het functioneren van winkelgebieden. Consumenten gaven de
afgelopen vijf jaar telkens minder uit in winkels. Een combinatie van ‘ontschulden’, dalende
koopkracht en minder vermogen leidt tot een situatie waarbij consumenten genoodzaakt zijn
kritischer naar hun uitgaven te kijken. De economische stagnatie vormde de laatste jaren de
belangrijkste reden voor de teruglopende omzet van de detailhandel. De totale detailhandelomzet in
Nederland is sinds 2008 gedaald met 9% tot € 81 miljard in 2013. Sinds 2008 hebben sommige
branches grote omzetdalingen van bijna 30% gekend, met name de branches bouwen en wonen,
consumentenelectronica en huishoudelijke artikelen. Ook het aantal
videotheken en
kantoorartikelenwinkels is sterk afgenomen. Opvallend is echter dat in diezelfde periode een stevige
groei plaatsvond van het aantal parfumeries, opticiens en kookwinkels.
De omzet van de foodsector bleef de laatste jaren, ondanks de recessie, gestaag doorgroeien en
kende een totale stijging van 4%. Supermarkten pakten daarbij een stevig marktaandeel van de
overige foodwinkels. In de foodsector nemen bakkers en slagers in aantal af, maar er zijn veel koffie-,
delicatessen- en chocoladewinkels bij gekomen.
Voor zowel de food- als non-foodsector geldt dat verschillende winkels en winkelketens, ook binnen
branches, qua omzetontwikkeling sterk van elkaar verschillen. Tegenover faillissementen van
winkelketens als Block, Free Record Shop en Piet Kerkhof, staan de opening van nieuwe filialen voor
Action, Lidl, Zara, Rituals en Primark.
2.2. Toenemende leegstand door groei winkeloppervlak
De afgelopen 10 jaar is het winkelvloeroppervlak in Nederland met 16% toegenomen ten opzichte
van begin 2004. Een groot deel van deze recente groei kwam voor rekening van de branchegroep
‘In/Om Huis’ (meubels, bouwmarkten, tuincentra en dergelijke) en vond vooral plaats op perifere
en/of grootschalige detailhandelslocaties, die inmiddels zo’n 50% van de totale Nederlandse
6
winkeloppervlakte beslaan. De winkelvoorraad is tussen 2004 en 2014 gestaag toegenomen, in totaal
met ruim 4 miljoen vierkante meter winkelvloeroppervlak. Er zijn lange tijd veel vierkante meters
toegevoegd en aanzienlijk minder onttrokken. De laatste jaren liggen de toevoegingen en
onttrekkingen dichter bij elkaar. Bij de toevoegingen gaat het zowel om nieuwbouw, en dus nieuwe
vestigingen, als om uitbreidingen van bestaande vestigingen.
Opvallend genoeg nam het aantal winkels tussen 2004 en 2013 per saldo juist af. De gemiddelde
oppervlakte per winkel nam dus stevig toe. Omdat de omzetten niet navenant meegroeiden met
deze schaalvergroting, daalde de gemiddelde vloerproductiviteit (omzet per vierkante meter
winkelruimte) met zo’n 25% sinds 2000, vooral in de nonfoodsector.
Niet alleen de recessie, maar vooral ook de sterke groei van de totale winkeloppervlakte in de laatste
decennia heeft invloed op de groei van de winkelleegstand. In Nederland is een overaanbod van
winkels in de detailhandel. Gemiddeld bijna 9% van het winkelvloeroppervlakte leeg in 2014. Dit
percentage stijgt sinds 2008.
De landelijke gemiddelde leegstand van winkelpandenwas in 2013 6,4%. Op gebiedsniveau zijn er
uitschieters van meer dan 20%, of juist minder dan 3% leegstand te vinden.
2.3. Van fysiek winkelen naar Internetwinkelen
De omzet van online detailhandel groeide de laatste jaren snel, met meer dan 10% per jaar tot en
met 2010, en iets trager de laatste jaren. De detailhandelomzet via internet beslaat in 2013 6% van
de totale detailhandelomzet. Wanneer alleen gekeken wordt naar non-food dan ligt het aandeel
hoger, op ongeveer 10%. Hoewel dit nog relatief gering is kunnen de percentages fors variëren per
productgroep. Zo zijn de aandelen in bijvoorbeeld boeken, muziek, games, elektronica en kleding en
schoenen hoger.
Er zijn enkele branches waarin online al meer wordt omgezet dan offline: vakanties en reizen,
erotica en computerhard- en software. Telecom, media (waaronder boeken), financiële producten en
foto/film schurken dicht tegen deze grens aan. Branches waarvan het aandeel internetverkoop
vooralsnog onder de 15% ligt, zijn levensmiddelen, optiek, persoonlijke verzorging, plant en dier,
7
doe-het-zelf en hobby, sportartikelen en wonen. Binnen de online detailhandel zijn de branches
speelgoed, muziek/downloads en computer hardware in 2013 de grootste relatieve stijgers.
Internet is in veel productgroepen het dominante oriëntatiekanaal geworden. De rol van
vergelijkingssites speelt een steeds belangrijkere rol voor de keuze van de consument. Daarmee
heeft internet niet alleen effect op de omzet voor de winkelier, maar ook op de marges. Doordat er
een grotere (prijs)transparantie is ontstaan, is er een forse druk op marges van (online en offline)
winkels.
Het fysieke winkelen verdwijnt niet, maar verandert, waarbij de online en offline werelden steeds
meer naar elkaar toe groeien. Voor winkels- en winkelgebieden bieden deze ontwikkelingen
mogelijkheden om veel persoonsgerichter te functioneren.
Ruim 67% van de Nederlandse bevolking heeft een smartphone en 53% een tablet. Deze
percentages groeien ieder jaar. Het overgrote merendeel surft met deze apparaten op internet en
gaat niet zonder van huis. Voor de consument bieden deze apparaten allerlei diensten die
behulpzaam zijn in het aankoopproces: je kunt aanbiedingen ontvangen, openingstijden opzoeken,
bestellingen plaatsen en prijzen in verschillende winkels vergelijken. Hiermee biedt het internet ook
voordelen voor de winkelier. De winkelier kan via verschillende datastromen meer gegevens over zijn
klanten ontvangen en heeft meer middelen om te klant aan te trekken.
2.4. Demografsiche ontwikkelingen en het winkellandschap
Er zijn verschillende demografische ontwikkelingen die van invloed zijn op het winkellandschap,
waaronder vergrijzing, bevolkinsgroei of –krimp en kleinere huishoudens. De landelijke cijfers zijn
voor het functioneren van de detailhandel in specifieke regio’s en specifieke winkelgebieden eigenlijk
niet zo relevant. In de regio Amersfoort vindt er bijvoorbeeld de komende 20 jaar nog geen
bevolkingskrimp plaats.
8
Wel vindt ook hier vergrijzing plaats. Een belangrijke factor daarbij is het winkel- en
bestedingsgedrag van de toekomstige ouderen. De verwachting is dat de toekomstige generatie
ouderen een van de rijkste generaties senioren zijn die Nederland ooit gekend heeft. De vraag lijkt
dus niet zozeer of toekomstige ouderen wel geld te besteden hebben, maar veeleer of zij hun
inkomen en vermogen uitgeven in de detailhandel (en zo ja in welke winkels en winkelgebieden).
Winkelgebieden die goed bereikbaar zijn en service en kwaliteit bieden, zullen populair zijn onder
ouderen.
2.5 Veranderend koopgedrag van de consument en de beleveniseconomie
De ‘beleveniseconomie’ wordt steeds zichtbaarder in winkelgebieden. De kerngedachte van de
beleveniseconomie is dat bedrijven zich niet in eerste instantie focussen op het zo efficiënt mogelijk
organiseren van het verkoopproces,maar dat zij unieke ervaringen (en herinneringen van die
ervaringen) creëren bij hun klanten om hen over te halen tot aankopen. Er wordt daarom gezocht
naar creatieve winkelformules. Voorbeelden in den lande zijn winkels die verschillende functies
(horeca, detailhandel en leisure) onder één dak huisvesten: een koffiezaak waar je ook fietsen kunt
bestellen of laten repareren of een lunchroom met gratis lichttherapie. Andere voorbeelden
zijn de terugkeer van ambachtelijkheid en vakmanschap, zeer goede service of zeer zorgvuldig
management van productpresentatie en sfeer in een winkel
Winkeliers en consumenten, geholpen door gemeenten, maken veel gebruik van de ruimere
winkelmogelijkheden. Uit diverse onderzoeken komt naar voren dat steeds meer Nederlanders op
zondag of tussen 18.00 en 22.00 winkelen. Funshoppen is vooral op zondag populair, bezoek aan de
supermarkt doordeweeks na 18:00 uur. Steeds meer Nederlanders doen inkopen op terugweg van
hun werk. Overigens is zaterdag nog steeds de populairste winkeldag, gevolgd door vrijdag en
donderdag, of in sommige plaatsen, woensdag. De zondag is als winkeldag in veel grote steden de
maandag echter al voorbij gestreefd.
De recente groei van de daghoreca en de verschuiving van drinken naar eten zijn sterk verbonden
met de opkomst van het funshoppen in grotere winkelgebieden.
Horecabedrijven dragen bij aan de aantrekkelijkheid en verblijfskwaliteit van het winkelgebied. Met
name in centrumgebieden, maar ook in andere winkelgebieden waar recreatieve en vergelijkende
consumentenmotieven dominant zijn, spelen de beschikbare horecagelegenheden een belangrijke
rol in de keuze voor een specifiek winkelgebied. Opvallend is een afname van het aantal
avondbedrijven (cafés, discotheken, cafetaria’s) en toename van het aantal dagbedrijven
(koffieconcepten, lunchrooms, ijssalons). Dit versterkt de indruk dat de opkomst van het funshoppen
van belangrijke betekenis is geweest voor ontwikkelingen in de horecasector.
De kwaliteit, beschikbaarheid en betaalbaarheid van de aanwezige horeca draagt direct bij aan de
aantrekkelijkheid van winkelgebieden. Het bewaken van een goede balans en doelgroepenmatch
tussen winkels en horeca in winkelgebieden is daarom een belangrijke opgave.
2.6 Branchevervaging
Er is in de detailhandelswereld steeds meer sprake van branchevervaging. Dat wil zeggen dat winkels
steeds meer branchevreemde producten gaan verkopen: bijvoorbeeld bouwmarkten die ook fietsen
verkopen of supermarkten die computers verkopen. Zo proberen ze een grotere doelgroep naar hun
winkels te trekken en hun omzet niet meer volledig van hun eigen branche te laten afhangen. De
oorzaak hiervan kan mede gezocht worden in het feit dat marges en omzetten in veel branches
onder druk staan. Deze branchevervaging komt met name bij winkels in de perifere branches voor.
Daarnaast gaan steeds meer bedrijven ondergeschikte detailhandel voeren. Dat houdt in dat ze naast
hun hoofdactiviteit, bijvoorbeeld groothandel of fabrikant, ook een detailhandelscomponent
hebben. Ze gaan zich dan ook op de consumentenmarkt richten. Dit gebeurt mede vanwege het
9
doorontwikkelen van de technologische mogelijkheden, waarbij de consumenten steeds vaker
rechtstreeks bij de groothandel of fabrikant besteld
Er vindt ook branchevervaging tussen horeca en detailhandel plaats. Enerzijds productverwant, zoals
Bakker Bart, Kaldi & Koffie en de DE-winkels. Anderzijds ook niet product verwant: Bakerstreet bij de
Praxis, de tuincafés bij Intratuin, La Place, Ikearestaurants, brocante met tearoom. Deze verbreding
sluit aan bij de ontwikkeling van de beleveniseconomie.
2.7 Binnenstad steeds belangrijker voor middelgrote steden.
De laatste jaren is de aandacht voor de ontwikkeling van Vinexwijken verschoven naar de
binnenstad. In bestaand stedelijk gebied, met name in de binnensteden, is een grote hoeveelheid
voorzieningen op loop- of fietsafstand bereikbaar. Dit past bij een drukker leven van burgers en,
kijkend naar de vergrijzing, een beperktere mobiliteit van een groot deel van de bevolking.
Bedrijven, zeker in de sterk gegroeide diensten- en kennissector, vestigen zich in toenemende mate
in binnensteden, omdat hun werknemers er graag verblijven en er aantoonbare positieve
economische effecten zijn van ruimtelijke concentratie van deze typen bedrijvigheid. Daarbij wordt in
toenemende mate juist een mix van functies (in plaats van functiescheiding) gezien als succesfactor
voor goed functionerende stedelijke gebieden.
Winkelgebieden hebben baat bij hoge concentraties van bewoners. Mits goed ontsloten, zorgt dit
voor hogere passantenaantallen en omzetten. De focus op verdichting van bestaand stedelijk gebied
is een goede zaak voor (fysieke) detaillisten en grotere stedelijke winkelgebieden (type ‘binnenstad’).
10
Hoofdstuk 3: Winkelgedrag en typen winkelgebieden
Het winkelgedrag van de consument kan naar een aantal typen ingedeeld worden op basis van het
motief van het winkelen. Hierbij spelen verschillende aspecten een rol, zoals:
het aan te schaffen artikel, de eisen die gesteld worden aan het bezoek en de kenmerken van de
aankoopplaats (aanbod en verblijfsklimaat). Deze indeling kan in grote lijnen ook toegepast worden
op typen winkelgebieden en de eisen waar die winkelgebieden aan moeten voldoen.
3.1 Hoofdwinkelgebied: Recreatief winkelen
Winkelen is nog steeds de meest populaire vrije tijdsbesteding in Nederland. Het motief van de
consument is ontspanning en vermaak, waarbij veel verschillende winkels worden bezocht, vaak
zonder voorgenomen koopdoel. Dit wordt recreatief winkelen of funshoppen genoemd en dat doet
men met name in binnensteden en (zeer) grote wijkwinkelcentra. Consumenten zijn bereid om
hiervoor verder te reizen, zeker als het winkelen gebeurd in een historische setting en er een
aantrekkelijk aanbod aan functies is (met name horeca en detailhandel).
Bij recreatief winkelen zijn vooral de smaakgevoelige (keuzegevoelige) assortimenten en een grote
diversiteit (verrassing, vermaak) van belang. Dit type winkelgedrag vindt veel plaats in (historische)
binnensteden. De sfeer en een prettig verblijfsklimaat in de binnenstad zijn belangrijker. We gaan
zodoende van places to buy, naar places to be.
3.2 Wijk- en buurtcentra: Boodschappen doen en ondergeschikte aankopen.
De belangrijkste reden waarom mensen een winkelgebied kiezen waar ze dagelijkse boodschappen
doen is nabijheid. Van belang is wel dat er een voldoende breed aanbod is. Dit maakt dat met name
de grotere wijkwinkelcentra aantrekkelijk worden gevonden en daarmee economisch levensvatbaar
zijn. Het motief van de consument is om frequente aankopen te doen, vaak levensmiddelen, die men
al kent en/of niet keuzegevoelig zijn. Ook hier zijn gemak en efficiëntie (alles bij elkaar, snel
bereikbaar) belangrijker dan de ambiance of de keuze binnen een assortiment. In tegenstelling tot
het type winkelgedrag dat wij definiëren als ‘doelgericht aankopen’, vindt ‘boodschappen doen’
plaats bij meer dan één winkel in dezelfde kooptrip. Veelal worden de dagelijkse boodschappen op
deze wijze gekocht (als supermarkt en overige winkels bij elkaar liggen), maar bij voorbeeld ook
spullen voor een feestje. Wijkwinkelcentra hebben naast een boodschappenfunctie ook een
ontmoetingsfunctie.
3.3 Perifere gebieden: Doelgericht aankopen en vergelijkend winkelen
Bij dit type koopgedrag horen winkels die producten verkopen die consumenten over het algemeen
niet vaak nodig hebben en waar mensen meestal doelbewust naar opzoek gaan (denk aan meubels,
bouwmarkten, auto’s en fietsen). Mensen zijn hiervoor doorgaans bereid om grotere afstanden te
reizen, zeker als het gaat om grote winkels met een breed assortiment (regionale trekkers). Het
motief van de consument is om in een specifieke winkel of specifiek winkelgebied een specifiek
artikel (of artikelen) te kopen. Het motief van de consument kan ook oriëntatie en/of aankoop van
een specifiek type artikel zijn, waarbij de precieze keuze nog gemaakt moet worden. De eisen van
doelgerichte aankopen en vergelijkend winkelen liggen dicht bij elkaar. De zekerheid het artikel te
kunnen verkrijgen staat centraal. Efficiëntie is belangrijker dan ambiance of overig assortiment. Een
grote keuze aan betreffende artikelen en deskundig advies zijn belangrijk bij dit type winkelgedrag.
Veel winkels die in deze categorie vallen hebben een grotere omvang en zijn daarom lang niet altijd
inpasbaar in de bestaande winkelstructuur van een stad. Sfeer van het winkelgebied is voor de
consumenten in deze categorie veel minder belangrijk; gemak staat hier voorop. Zaken als
bereikbaarheid en parkeren zijn daarom van belang voor winkels in deze categorie.
Op basis van deze indeling komen we als gemeente tot drie typen winkelgebieden. De
ondergeschikte aankopen stellen geen eisen aan de winkelgebieden. Door aan te sluiten bij de
11
motieven van de consument kunnen winkelgebieden zich duidelijk profileren en hun eigen identiteit
uitdragen. Uitgaande van het koopgedrag zijn binnen de detailhandelsstructuur de volgende soorten
winkelgebieden te onderscheiden:
 de binnenstad en andere grotere hoofdwinkelcentra (nadruk op recreatief winkelen)
 de buurt- en wijkcentra (nadruk op boodschappen doen)
 detailhandel op perifere locaties (nadruk op doelgericht, laagfrequent aankopen doen).
Deze indeling zal verder in deze notitie gebruikt worden.
12
Hoofdstuk 4: Stand van zaken Amersfoort
In dit hoofdstuk staan we stil bij de stand van zaken op het gebied van de detailhandel in
Amersfoort. Daarbij maken we ook een vergelijking met de landelijke gegevens. Uit diverse
onderzoeken komen de sterke en zwakke punten van Amersfoort als winkelstad naar voren.
Amersfoort staat er redelijk goed voor op het gebied van detailhandel en heeft een aantal sterke
punten die in ons voordeel spreken. Ook zal er in dit hoofdstuk per winkelgebied een kleine
analyse zijn en wordt er naar de regio en de mogelijkheden in de regio gekeken.
Amersfoort is aantrekkelijk voor veel ketens en zelfstandigen om zich te vestigen. Dat heeft te maken
met dat Amersfoort een groot en groeiend achterland heeft, maar ook dicht bij andere grote
bevolkingsconcentraties gelegen is (Gooi, Utrecht en omgeving). Zodoende is er sprake van een groot
consumentendraagvlak. Tevens wordt er zowel op de korte als de lange termijn een toename van het
aantal inwoners verwacht. Volgens de prognose van de afdeling Onderzoek en Statistiek heeft
Amersfoort in 2020 158.734 inwoners, in 2030 168.491 en in 2040 169.977. Voeg daaraan toe dat
Amersfoort een centrale ligging heeft en op een kruising van snelwegen zit en er kan een verklaring
worden gegeven voor de aantrekkelijkheid van Amersfoort als vestigingsplaats voor winkels. Verder
staat Amersfoort in een beoordeling van Zoover op de negende plaats als stedentrip. In de
beoordelingen worden het uitgaansleven met cafés, restaurants en de winkels goed gewaardeerd.
In onderstaande tabel zijn de sterke en zwakke punten samengevat:
Kwaliteiten
Knelpunten
 Aantrekkelijk
kernwinkelgebied
 Achterblijven recreatieve
branches
(historische binnenstad & modern)
zowel qua omvang als aantal
verkooppunten (met name mode en
 Centrale ligging en knooppunt van
luxe)
snelwegen
 Spreiding perifeer winkelaanbod
 Groeiend toenemende bevolkingsgroei
en in grote regio
 Weinig circulaire routes
 Geringe leegstand
 Aanwezigheid grootschalige trekkers
 Inwoners met relatief hoog besteedbaar
inkomen
4.1 Amersfoort ten opzichte van Nederland
In Amersfoort is een detailhandelsaanbod van bijna 280.000 m² winkelvloeroppervlak (wvo),
verdeeld over 788 verkooppunten. Hiervan behoort circa 50.000 m2 wvo tot de dagelijkse sector en
230.000 m2 wvo tot de niet-dagelijkse sector. Amersfoort beschikt daarmee over een omvangrijk
detailhandelsaanbod. Qua winkelvloeroppervlak is dit circa 9% meer dan in vergelijkbare plaatsen.
Het aantal verkooppunten blijft juist achter (met circa 24%). Dit is vooral een gevolg van de omvang
van het aanbod in de branches wonen, bouwmarkten en tuin. Binnen dit aanbod, voor het grootste
deel perifeer gevestigd, zijn meerdere grootschalige winkels aanwezig (Ikea, Kees Smit tuin, Intratuin,
Praxis, Gamma). Het aanbod heeft de laatste jaren een sterke kwaliteitsslag gemaakt.
Opvallend is het (fors) achterblijven van de recreatieve branches als kleding/mode en
schoenen/lederwaren. Dit kan mede worden verklaard doordat deze branches zich vrijwel altijd in
binnensteden willen vestigen. En juist onze binnenstad is verhoudingsgewijs klein van omvang ten
opzichte van andere binnensteden. In onderstaande tabel geeft de brancheverdeling weer en is er
gekeken naar vergelijkbare plaatsen.
13
4.2 De detailhandelsstructuur
De detailhandelsstructuur van Amersfoort kent een duidelijke hiërarchie, bestaande uit het
kernwinkelgebied, een fijnmazig aanbod van wijk- en buurtcentra en een perifeer aanbod. In deze
paragraaf gaan we dieper in op deze structuur en is er een analyse per gebied. Voor grotere
gebieden zijn tevens de aandachtspunten of opgaven benoemd. Bij de indeling is gebruikt gemaakt
van de indeling en terminologie van Locatus.
Kernwinkelgebied
Aan de top van de hiërarchie van winkelcentra staat het kernwinkelgebied. Het kernwinkelgebied
kent een sfeervolle, historische binnenstad en is sinds begin jaren ‘90 uitgebreid met enkele
moderne delen. Het St. Joriskwartier in de binnenstad en meer recentelijk het Eemplein en Oppidium
aan de randen van het kernwinkelgebied. De binnenstad zelf is wel relatief beperkt van omvang in
verhouding tot het aantal inwoners en dat verklaart mede de verhoudingsgewijs geringe omvang van
het op recreatief winkelen gerichte winkelaanbod (branches mode en luxe).
Het kernwinkelgebied heeft 83.858 m2 winkelvloeroppervlak, met vijf panden van boven de 2.000
m2. Het niet dagelijkse assortiment is dominant in het kernwinkelgebied en neemt ruim 75% van het
wvo voor haar rekening. Daarin is met name mode en luxe met ruim 41.000 m2 overheersend.
Daarmee is het kernwinkelgebied de belangrijkste plek voor recreatief winkelen in de regio. Bij dit
koopgedrag is ook een goede mix met horeca van belang. Ook in Amersfoort wordt de landelijke
trend gevolgd van het toenemen van het aantal horecapanden, en met name het aantal daghoreca
14
neemt (licht) toe. Het hebben van goede daghoreca is van belang om de verblijfsduur in het
kernwinkelgebied te verlengen.
De branche dagelijks is minder aanwezig in het kernwinkelgebied en is met name aan de rand te
vinden. Op het Eemplein en het Oppidium zijn enkele moderne grootschalige supermarkten te
vinden. De functie van dagelijkse boodschappen is meer ter ondersteuning in dit winkelgebied.
Stadsdeelcentrum
Er is in Amersfoort één winkelcentrum dat getypeerd kan worden als stadsdeelcentrum (> 50
winkels) en dat is Emiclaer. Het winkelcentrum tussen de wijken Kattenbroek en Zielhorst heeft in
het voorjaar van 2014 53 winkels en een winkelvloeroppervlak van ruim 11.000 m2. Er zijn meer
winkels gevestigd uit de niet dagelijkse branches, dan uit de branche dagelijks. In het niet dagelijkse
segment is met name het aantal modezaken dominant. Qua winkelvloeroppervlak zijn beide wel in
balans, mede door de aanwezigheid van twee grote supermarkten. Daarmee is Emiclaer een
aanvulling op het kernwinkelgebied, met zowel een boodschappen als een recreatieve functie in de
detailhandelsstructuur. Er zijn ook enkele ondersteunende horeca en diensten op het winkelcentrum
gevestigd. Er is momenteel geen leegstand op Emiclaer.
Binnenstedelijk winkelstraat
Een binnenstedelijke winkelstraat wordt omschreven als een winkelstraat in een grote stad met
meer dan 50 winkels, dat niet planmatig is ontwikkeld. In Amersfoort voldoet de Leusderweg aan
deze omschrijving. Er zijn 55 winkels hier gevestigd, aangevuld met 25 panden die een horecafunctie
of een dienstenfunctie hebben. In totaal is er ruim 9.000 m2 winkelvloeroppervlak. Winkels uit de
niet dagelijkse branche zijn iets in de meerderheid, waarbij de grote diversiteit aan branches opvalt:
mode, huishoudelijke artikelen en plant/dier. Er is qua branchering een vrij compleet aanbod op de
Leusderweg te vinden. Datzelfde geldt voor de dagelijkse branches: twee supermarkt, aangevuld met
een aanbod aan versspecialisten.
Wijkcentrum groot
Een wijkwinkelcentrum dat de classificatie groot krijgt heeft tussen de 25 en 50 winkels. Het accent
van het wijkwinkelcentrum ligt op dagelijkse artikelen met een aanvullend niet dagelijkse
assortiment. In Amersfoort voldoet alleen winkelcentrum Vathorst momenteel aan deze
omschrijving. Met de reeds bestaande plannen kan Vathorst doorgroeien naar een
stadsdeelcentrum.
Winkelcentrum Vathorst heeft momenteel bijna 8.000 m2 wvo. Waarbij er de dagelijkse branches
dominant zijn in winkelvloeroppervlak en de niet dagelijkse branches in aantal. Er zijn twee
supermarkten met een moderne omvang (> 1500 m2), aangevuld met diverse versspecialisten.
Tevens zijn er ondersteunde winkels gevestigd als een HEMA, ETOS en Blokker die zorgen voor een
vrij compleet winkelcentrum.
Aandachtspunt is de nog bestaande leegstand in het recent ontwikkelde deel aan de Leeghwater, het
gebrek aan een complementaire supermarkt en het gebrek aan daghoreca, indien men doorgroeit
naar een stadsdeelcentrum.
Wijkwinkelcentra klein
Een wijkwinkelcentrum getypeerd kan worden als ‘klein’, heeft tussen de 3.000 en 6.000 m 2 wvo.
Het accent van het centrum ligt met name in de dagelijkse branche, waarbij de trekkersrol vooral
door de aanwezige supermarkt wordt ingevuld. Vaak zijn er nog enkele aanvullende niet dagelijkse
branches aanwezig, met name in de wat meer frequent benodigde artikelen (onder andere bloemen
en planten en huishuidelijke artikelen). Voor het goed functioneren van een klein wijkwinkelcentrum
is ongeveer een verzorgingsgebied van 10.000 tot 15.000 inwoners nodig. In Amersfoort zijn er zes
15
winkelgebieden die aan deze typering voldoen: Euterpeplein,
Noorderwierweg, Pr. Julianaplein, Schothorst.
Neptunusplein, Nieuwland,
Euterpeplein
Het Euterpeplein is een winkelcentrum in de wijk Randenbroek en heeft bijna 2.800 m 2 wvo. Het
voldoet aan het standaard beeld van een wijkwinkelcentrum met de nadruk op dagelijks (9 winkels
en 63% van het totale winkelvloeroppervlak) aangevuld met enkele ondersteunende niet dagelijkse
winkels als de Blokker en de Bruna. In totaal zijn er 7 winkels in het niet dagelijkse segment. Ook zijn
er enkele ondersteunende diensten (o.a. kappers) en horecafuncties. Momenteel worden er
voorbereidingen getroffen om tweede supermarkt op het winkelcentrum te realiseren. Als een extra
trekker zou dat een versterking van het winkelcentrum betekenen en daardoor
toekomstbestendiger.
Neptunusplein
Aan het Neptunusplein is de afgelopen jaren de nodige veranderingen doorgevoerd, waardoor het
winkelcentrum een moderne omvang en uitstraling heeft. Op het moment van schrijven zijn er 19
van de 33 panden in gebruik als winkel en hebben zij een oppervlak van ruim 5.000 m2 wvo. Daarvan
wordt 60% ingenomen door de dagelijkse branche. Er zijn twee supermarkten (beide met een
moderne omvang) op het plein gevestigd, die samen met de aanwezige Action de trekkers van het
plein zijn. Tevens zijn er enkele ondersteunende functies als horeca en diensten op het plein
gevestigd. Het Neptunusplein kan worden omschreven als een volwaardig ‘klein’ wijkwinkelcentrum.
Nieuwland
Wijkwinkelcentrum Nieuwland is een planmatig ontwikkeld wijkwinkelcentrum in de (relatieve)
nieuwbouwwijk Nieuwland. Er zijn 24 panden op het winkelcentrum, waarvan er (slechts) 9 als
winkel worden gebruikt. Opvallend is het grote aantal van 5 leegstaande panden en de relatief sterke
vertegenwoordiging van horeca. Er is een supermarkt met een moderne maat en er zijn aanvullende
winkels in de dagelijkse en het niet dagelijkse segment (o.a. Blokker en Bruna). Daarnaast zijn er ook
enkele diensten als kappers op het plein gevestigd. De aandachtspunten voor Nieuwland zijn de
problemen rond leegstand (opvallend genoeg is overschrijdt het inwonersaantal van de wijk
Nieuwland het aantal van 15.000).
Noorderwierweg
In het Soesterkwartier ligt de Noorderwierweg. Deze langgerekte winkelstraat wordt getypeerd als
een wijkwinkelcentrum, dat momenteel uit 40 panden bestaat. Daarvan is de helft in gebruik als
winkel met een totaal winkelvloeroppervlak van iets meer dan 2500 m2 wvo. Opvallend aan de straat
is de grote diversiteit, waarbij de branche dagelijks nog wel het grootste deel van de
winkelvloeroppervlak voor haar rekening neemt. Tevens zijn het vooral zelfstandige winkeliers die in
het winkelgebied actief zijn en weinig ketens. Er is één supermarkt in het gebied en die is relatief
klein van omvang, wat het gebied mogelijk kwetsbaar kan maken (check op uitbreiding in de kaart).
Tevens is het aantal ondersteunende branches (horeca en diensten) in verhouding redelijk
omvangrijk, zeker in vergelijking met de andere winkelgebieden. Het tekent het bijzondere karakter
van de Noorderwierweg.
Prinses Julianaplein
Ook het Prinses Julianaplein is een langgerekte winkelstraat die qua winkelgebiedstypering als
wijkwinkelcentrum kan worden benoemd. Als we echter kijken naar de samenstelling van de straat,
dan wijkt dit wel af van de reguliere omschrijving van een wijkwinkelcentrum. Omdat het Prinses
Julianaplein tussen de binnenstad en de Leusderweg ligt, ligt hier niet de nadruk op de dagelijkse
branches (hoewel deze, vooral door de grote PLUS supermark, nog wel de meeste meters wvo heeft),
maar op de ondersteunende branches horeca en dienstverlening. Deze nemen met 14 (horeca) en 22
(diensten) van de 57 panden het leeuwendeel van het aantal panden op zich. Waarbij het aantal
16
makelaars en uitzendbureaus opvallend is. De structurele leegstand van een tweetal panden is een
opvallend gegeven in deze straat.
Schothorst
Wijkwinkelcentrum Schothorst, gelegen in de gelijknamige wijk, is wel weer te typeren als een
‘tradioneel’ wijkwinkelcentrum. Van de 21 panden worden er 15 gebruikt als winkel, met een totaal
van 3.600 m2 wvo. Daarvan wordt ruim 75% ingevuld door winkels in de dagelijkse branche. Er zijn
twee, elkaar aanvullende, supermarkten met een moderne omvang op het plein gevestigd. Verder is
ook het aantal versspecialisten op het winkelcentrum opvallend. Dit aangevuld met een aantal
winkels in de niet dagelijkse branche (o.a. Blokker en Zeeman) zorgt ervoor dat er een vrij compleet
wijkwinkelcentrum staat. Ook qua verzorgingsgebied (Schothorst heeft ongeveer 11.000 inwoners)
zijn er voldoende mogelijkheden om dit winkelcentrum vitaal te houden.
Buurtcentra
Een buurtwinkelcentrum heeft 5-9 winkels met één of geen supermarkt. Echter een goed
functionerend buurtcentrum heeft gemiddeld genomen tussen de 1.500 en 3.000 m e wvo en heeft
de beschikking over een supermarkt. Daarbij is er aanvulling van een enkele versspecialist en wellicht
een enkele winkel uit de niet dagelijkse branche. Daarnaast heeft een buurtwinkelcentrum ideaal
gezien een verzorgingsgebied van 7.500 inwoners. De buurtcentra staan onder druk, zeker in wijken
waar in de nabijheid een wijkwinkelcentrum is. Het geringe en zwakkere aanbod ten opzichte van de
wijkcentra zorgt ervoor dat men de concurrentieslag vaak niet aankan en consumenten vaker voor
de wijkcentra kiezen. Zeker ook omdat de toevloeiing vanuit andere wijken naar de buurtcentra vrij
klein is. In Amersfoort zijn er vijf winkelgebieden die door Locatus worden omschreven als
buurtcentrum: de Wiekslag, Hendrik van Viandenstraat, Stationsgebied, Utrechtseweg en de Van
Randwijklaan.
De Wiekslag
Buurtcentrum de Wiekslag heeft in totaal 6 panden, waarvan er 5 als winkel worden gebruikt. Het
totale wvo is iets meer dan 2.800 m2. Opvallend is dat ook het bouwcentrum bij de Wiekslag wordt
gerekend, hoewel deze iets buiten de andere winkels ligt. Er is een supermarkt van een moderne
omvang, aangevuld met een drogist en een apotheek. De Wiekslag heeft een functie in de buurt,
maar heeft geen potentie om te groeien en is daarom in de nota detailhandel uit 2011 aangemerkt
als een gebied waar geen uitbreiding is toegestaan.
Hendrik van Viandenstraat
In en rond de Hendrik van Viandenstraat zijn 24 panden die deel uit maken van het
buurtwinkelcentrum. Daarvan zijn er 9 winkels, waarvan slechts twee in het dagelijkse segment. Er is
geen supermarkt in het gebied aanwezig, maar wel een aantal tweedehandswinkels. Het overgrote
deel van de panden in het buurtwinkelcentrum wordt ingevuld door diensten. De Hendrik van
Viandenstraat is niet echt te typeren als een buurtwinkelcentrum, omdat er sprake is van verspreide
bewinkeling. Daardoor heeft het ook geen potentie om door te groeien.
Stationsgebied
Het stationsgebied is een apart gebied, dat niet echt een winkelgebied is. Het bestaat uit twee
onderdelen: een gebied ten noorden van het station en een deel ten zuiden daarvan. Het overgrote
deel van de in totaal 28 panden die in dit gebied, op papier, het buurtcentrum vormen wordt
ingevuld door horeca. Verder zijn er de gebruikelijke winkels die er op alle vrijwel alle stations in de
Nederland te vinden zijn: de AH to go, de AKO enzovoorts. Verder is opvallend een aantal (langdurig)
leegstaande panden in de strip aan de zuidzijde van het station.
17
Utrechtseweg
De Utrechtseweg ligt in het verlengde van de Utrechtsestraat in de binnenstad en is een belangrijke
verbindingsweg. Ook dit winkelgebied is geen typisch buurtwinkelcentrum, maar heeft ook meer de
focus op de ondersteunende branches horeca en diensten (23 van de 30). Er is sprake van een grote
diversiteit. De Utrechtsestraat is dan ook een ‘aanloopstraat’ voor de binnenstad, zij het anders dan
de aanloopstraten die in de binnenstad liggen.
Van Randwijklaan
De van Randwijklaan is een recent opgeleverd buurtwinkelcentrum aan de drukke van Randwijklaan
en ligt tussen de Kamp en het Neptunesplein in geklemd, waardoor er vrijwel een aaneengesloten
winkelgebied ontstaan. Er staan nog enkele units leeg, maar ook hier is er sprake van een mix van
functies. Een paar winkels uit de dagelijkse branche, aangevuld met enkele winkels uit de nieut
dagelijkse branche en diverse diensten als kappers.
Supermarktcentra
Een supermarktcentrum bestaat uit ongeveer 3-5 winkels met minimaal 1 supermarkt van meer dan
500 m². Er zijn twee winkelgebieden die voldoen aan deze typering: het Operaplein en
Rietzangerstraat.
Operaplein
Het Operaplein is gelegen in de wijk Schuilenburg en bestaat uit vijf winkels, één horecapand en twee
diensten. Er is een kleine supermarkt gevestigd en een Wibra. Het Operaplein is de laatste jaren qua
uitstraling achteruit gegaan. De eigenaar van het winkelgebied is nu aan het kijken wat men met het
winkelgebied wil. In eerdere plannen is er gesproken over het terugbrengen van het aantal
winkelmeters, echter wel met het behoud van een buurtsuper.
Rietzangerstraat
De Rietzangerstraat ligt in de wijk Liedert en het bestaat uit vier winkels en een horecafunctie. Er is
een discounter gevestigd, met een relatief beperkte omvang. In totaal is er iets meer dan 900 m2
wvo. Vanwege haar beperkte omvang en buurtfunctie, is het onderzoek naar de optimale
voorzieningenstructuur van de Amersfoort Vernieuwd wijken is er voor de Rietzangerstraat
geconstateerd dat er geen toekomstperspectief is. In de nota detailhandel uit 2011 is aangegeven dat
er geen uitbreidingsmogelijkheden voor de winkels zijn.
Dorpen
In de gemeente Amersfoort bevinden zich twee dorpen, die beiden over winkelgebieden beschikken.
In Hoogland zijn er zelfs twee winkelgebieden te vinden: de Hamseweg en het gebied rond
Kraaijlandhof.
Hooglanderveen
De winkelstrip in Hooglanderveen (rond de Van Tuyllstraat) bestaat uit zes winkels, twee
horecapanden en twee diensten. Er is bij een recente nieuwbouwontwikkeling een supermarkt met
een moderne omvang in het dorp gekomen. Verder is de omvang en branchering in het dorp
beperkt. Gezien de nabijheid van het winkelcentrum in Vathorst is dat ook niet heel erg nodig.
Kraaijlandhof
Dit winkelgebied heeft een duidelijke functie voor het dorp. Het is daarmee te vergelijken met een
klein wijkwinkelcentrum: de focus ligt op de dagelijkse branche, waarbij de trekkersrol vooral door de
aanwezige supermarkt wordt ingevuld. Aangevuld met enkele winkels in de niet dagelijkse branches.
Op Kraaijlandhof is, mede door de realisatie van de nieuwbouw, een grote supermarkt aanwezig,
aangevuld met enkele winkels uit de dagelijkse en niet dagelijkse branche (onder andere enkele
18
modische winkels). Daarnaast zijn er nog enkele diensten en een cafetaria op het winkelcentrum
aanwezig.
Hamseweg
De Hamseweg ligt ook in Hoogland, maar waar Kraaijlandhof meer gericht is op de dagelijkse
boodschappen, heeft de Hamseweg meer haar focus op winkels uit de niet dagelijkse branche en de
horeca/diensten. Er zijn twee supermarkten in het gebied gevestigd, beide met een relatief beperkte
omvang. Wat opvalt aan de Hamseweg zijn de twee grote winkels in de woninginrichting: Kok
Wooncenter en de Trendhopper liggen naast elkaar en zijn beide van substantiële omvang. Om te er
voor te zorgen dat het winkelgebied niet te versnipperd raakt, is in de detailhandelsnota uit 2011
aangegeven waar er nog mogelijke uitbreiding zou kunnen plaats vinden.
Bedrijventerrein
Ook op de bedrijventerreinen is detailhandel te vinden. Vrijwel altijd is dat perifere detailhandel. In
de indeling van Locatus worden deze terreinen omschreven als ‘grootschalige concentraties’. Dat
bestaat uit vijf of meer verkooppunten in de detailhandel met een gemiddeld winkelvloeroppervlak
per winkel van minimaal 500 m2, gemeten over het gehele terrein. Het aanbod moet voor minimaal
50% doelgericht zijn. Dit betekent volgens hen dat minimaal de helft van het wvo van het
betreffende winkelgebied zich richt op de branches ‘dier en plant’, ‘bruin en witgoed’, ‘fietsen- en
autoaccesoires’, ‘doe-het-zelf’ of ‘wonen’. In Amersfoort is er momenteel detailhandel op drie
verschillende bedrijventerreinen en een enkele losse perifere winkel.
Calveen
Op Calveen, gelegennabij de snelweg A1, is momenteel ruim 15.500 m2 wvo aanwezig. Het grootste
deel daarvan wordt ingenomen door de Praxis en Babypark. Daarnaast zijn er onder andere nog
enkele woning gerelateerde branches (keukens, parket, badkamers) en diverse
autodealers/garagebedrijven actief. Ook is er enkele horeca gevestigd op het bedrijventerrein: een
hotel en een drietal (fastfood)restaurants.
Isselt
De Isselt is het oudste, nog in gebruik zijnde, bedrijventerrein van Amersfoort en is relatief gezien
dicht bij het Stadshart gelegen. Tevens is het het grootste bedrijventerrein van Amersfoort en dat is
ook wel te zien aan de hoeveelheid perifere detailhandel die er gevestigd is. Liefst 118 bedrijven
vallen onder noemer perifere branches. De twee grootste daarvan zijn auto/garagebedrijven (64) en
woninggerelateerde branches als keukens badkamers en woning inrichting. Daarvan zijn er in totaal
33 actief op de Isselt. Daarnaast zijn er nog enkele fitnesscentra gevestigd en is er een groot
tuincentrum te vinden. Er is relatief weinig horeca te vinden.
Bedrijventerrein Vathorst
Bedrijventerrein Vathorst is gelegen aan de kruising van de snelwegen A1 en de A28 en herbergt
momenteel acht perifere detailhandelszaken. Een daarvan is de IKEA en dat is tevens de grootste
winkel van Amersfoort met ruim 19.000 m2 wvo. Daarnaast zijn er nog enkele grootschalige winkels
in de branches keukens/badkamers, babywoonwinkel, tuinmeubelen en doe-het-zelf te vinden. Er is
geen zelfstandige horeca op het terrein aanwezig. In totaal is er op bedrijventerrein Vathorst ruim
36.000 m2 wvo gevestigd.
Overige gebieden
Er zijn ook nog enkele losse winkels actief op de resterende bedrijventerreinen. De drie meest in het
oogspringende daarvan zijn tuincentrum Ranzijn op de Wieken, van Duinkerken aan de Oude
Lageweg en Piet Klerkx op de Brand. Alle drie zijn het winkels met een substantiële omvang (meer
dan 3000 m2 wvo).
19
Overige gebieden
En tenslotte zijn er nog de winkels die niet toebedeeld kunnen worden aan een specifiek
winkelgebied. Dit zijn soms solitaire winkels, soms winkels in een hele kleine winkelstrip. We
verdelen ze naar binnen en buiten de bebouwde kom.
Binnen de bebouwde kom
Er zijn binnen de bebouwde kom 25 winkels actief in de branche dagelijks (in totaal 3.000 m2 wvo) en
34 in de branche niet dagelijks (in totaal 7.700 m2 wvo). Een duidelijke indeling naar branche is er
niet, het is zeer divers. Daarnaast zijn er nog een groot aantal auto/garagebedrijven ‘los’ gevestigd en
is er vooral veel sprake van horeca en diensten (met name kappers) dat verspreid door Amersfoort te
vinden is.
Buiten de bebouwde kom
Buiten de bebouwde kom is het aantal losse winkels minder groot: slechts zes winkels. Waar van
geen van allen een substantiële omvang heeft. Daarnaast zijn er nog enkele losse horecazaken te
vinden buiten de bebouwde kom.
4.3 Leegstand in Amersfoort
In de gemeente Amersfoort staat halverwege 2014 18.735 m² winkelvloeroppervlak leeg. Dat geeft,
gerelateerd aan het totale vloeroppervlak, een leegstandspercentage van dat 4,3%. Vergeleken met
het landelijk leegstandspercentage van 9% is dit laag te noemen. We kunnen nog verder inzoomen
door onderscheid te maken tussen frictie/aanvangsleegstand (korter dan 1 jaar), langdurige
leegstand (tussen 1 en 3 jaar) en structurele leegstand (langer dan 3 jaar). Momenteel is slechts 8%
van de leegstand als structureel aan te merken, 34% als langdurig en 58% als frictieleegstand.
Op het gebied van leegstand doet Amersfoort het dus nog redelijk goed. In 2007, voor het uitbreken
van de crisis, was de leegstand 3,8% (op winkelvloeroppervlak), in 2010 was het 2,4% en in 2013
3,2%. Er is nu dus sprake van een stijging. Dat komt met name door het opleveren van een deel
gedeelte van winkelcentrum Vathorst en Van Randwijcklaan. Ten tijden van het aanleveren van de
cijfers door Locatus, waren deze nog niet geheel gevuld.
Als we specifiek kijken naar de ontwikkeling van de leegstand in de binnenstad, dan is er ten opzichte
van voor de crisis nu nog een lager percentage leegstand te vinden.
2007
5,20%
Leegstand in wvo
Leegstand
in
panden
6,78%
2010
5,19%
2012
5,82%
2013
3,72%
2014
4,22%
4,27%
6,85%
4,82%
5,79%
Amersfoort zal zich echter moeten blijven onderscheiden. De voorspelling van experts is dat er een
strijd tussen winkelgebieden (binnensteden) gaat ontstaan, waarbij er een shake out zal plaats
vinden.
4.4 Ontwikkeling branches en schaalvergroting in Amersfoort
Amersfoort gaat mee in de trend van schaalvergroting, maar ook met de landelijke trend van het
verminderen van het aantal winkels. In 2007 waren er 838 winkels in Amersfoort, in 2013 waren dat
er 788. Met name in de branche ‘in en om huis’ is het aantal winkels gedaald. Dat is te verklaren
omdat de woningmarkt vrijwel stil ligt, waardoor de omzetten in deze branche onder druk komen te
staan. Maar ook in de branche ‘vrije tijd’ is het aantal winkels afgenomen. In de branches ‘dagelijks’
en ‘mode en luxe’ is er wel een zeer lichte stijging van het aantal winkels te zien.
20
Waar het aantal winkels afneemt, is het aantal vierkante meters winkeloppervlak juist toegenomen.
Door de komst van het Eemplein, het Oppidium en diverse invullingen op bedrijventerrein Vathorst
zijn er verschillende grootschalige formules in Amersfoort gekomen. Met name in de branches ‘vrije
tijd’ en ‘in/om huis’ is er landelijk gezien sprake van een schaalsprong en zit er in deze branches nog
dynamiek. Dat beeld zien we ook terug in Amersfoort (zie onderstaande grafiek), omdat we de
schaalvergroting ook hier in die branches zien. Amersfoort zit qua gemiddelde omvang zelfs iets
boven het landelijk gemiddelde.
4.5. Draagkracht van de regio
Amersfoort heeft de laatste 30 jaar een forse groei van de bevolking doorgemaakt. Van ca 100.000
inwoners in 1990 naar iets meer dan 150.000 in 2014. De groei prognoses voor Amersfoort variëren
van 170.000 tot 200.000 inwoners in 2035, afhankelijk van de gebruikte methode of instantie. In
ieder geval is er sprake van een bevolkingsgroei tot 2040.
Amersfoort vervult een centrumfunctie voor de regio Amersfoort (met Soest, Baarn, Eemnes,
Bunschoten-Spakenburg, Leusden, Woudenberg, Nijkerk en Barneveld). Consumenten zijn steeds
meer bereid om te reizen voor het winkelen, uitgezonderd voor de dagelijkse boodschappen. Ze
voelen zich steeds meer aangetrokken tot grotere binnenstedelijke gebieden met een groot aantal
winkels en minder tot kleinere winkelgebieden, vooral voor de niet-dagelijkse boodschappen. De
regionale binding (de mate waarin de consument winkelt in zijn of haar eigen regio) neemt sinds
1999 af. In onderstaande kaarten zijn de koopkrachtbinding van de dagelijkse en niet dagelijkse
artikelen te vinden. Dit is gebaseerd op het koopstromen onderzoek uit 2011.
21
Dagelijkse artikelen
Van alle Amersfoorters doet 91% zijn dagelijkse boodschappen in Amersfoort. Dat is mede
verklaarbaar vanuit het feit dat afstand nog steeds het belangrijkste argument is om voor een
winkelcentrum te kiezen. Op de voet gevolgd door het aanbod en keuzemogelijkheid van het
winkelcentrum. Qua afvloeiing gaat er 1% naar Leusden, 7% naar andere gemeente (niet verder
gedefinieerd) en koopt 1% via internet zijn boodschappen. In 2004 was de koopkrachtbinding 95%,
deze is dus licht gedaald. Wel is de toevloeiing vanuit andere gemeenten toegenomen, van 3% in
2004 naar 7% in 2011.
Niet dagelijkse artikelen
Uit de cijfers is op te maken dat Amersfoort het regionale koopcentrum is. Voor haar omzet zijn de
winkels in de niet dagelijkse artikelen voor 61% afhankelijk van de inwoners van Amersfoort, voor
21% van inwoners van de regiogemeenten en 18% van de omzet komt uit de rest van Nederland. Er
is dus een koopkrachttoevloeing van 39%. Een regionale trekker als Ikea heeft hier ook invloed op.
Qua koopkrachtbinding doet 74% van de inwoners van Amersfoort haar niet dagelijkse
boodschappen in Amersfoort. De meeste afvloeiing is naar internet (13%), ‘overig Nederland’ (8%) en
Leusden en Utrecht (2%). In totaal vloeit er dus 13% af naar andere gemeenten, dat was in 2004 19%.
Daar is dus een stijging van de koopkrachtbinding te zien.
22
De binnenstad van Amersfoort heeft zelfs een nog grotere functie dan alleen de regio. Voor haar
omzet in de niet dagelijkse branches (verreweg de grootste groep in de binnenstad) is zij voor slechts
56% afhankelijk van de inwoners van Amersfoort. Ongeveer 20% van de omzet komt van inwoners
van de overige gemeenten in de regio Amersfoort en 24% komt van buiten de regio. Daarmee heeft
Amersfoort dus een aantrekkelijke binnenstad waar mensen van buiten de regio bereid zijn om naar
toe te reizen.
Om de kracht van de regio te versterken zijn bereikbaarheid en nabijheid van deze voorzieningen van
belang. De bereidheid om te reizen voor winkelen (niet dagelijkse boodschappen) of theaterbezoek
neemt namelijk snel af boven de 30 minuten. Daarmee wonen er binnen een cirkel van 30 minuten
reizen meer dan 380.000 mogelijke consumenten in de regio. Het EIB voorspelt voor Amersfoort een
groei naar circa 450.000 inwoners in de regio in 2040.
De bevolkingsgroei vindt naar verwachting vooral in Amersfoort plaats, waarmee de marktruimte
zich vooral in Amersfoort concentreert. Dit past ook in de centrum functie die Amersfoort wil
verzorgen.
Het inkomensniveau van de inwoners in de regio ligt met € 15.755,- per persoon per jaar bijna 6 %
boven het landelijk gemiddelde. Het inkomen is van invloed op de bestedingen. Ondanks de
landelijke daling van de bestedingen biedt het groot en groeiend aantal inwoners met een relatief
hoog bestedingspotentieel mogelijkheden voor groei van het winkellandschap in de toekomst.
4.6. Detailhandel structuur in de regio
In de regio Amersfoort zijn 1500 winkels gevestigd met een totaal vloeroppervlak van circa 500.000
m2 wvo. In winkelmeters is de branche wonen het meest omvangrijk met ruim 150.000 m2 wvo.
Met name Amersfoort en Baarn springen eruit door de aanwezigheid van Nijhof in Baarn en Ikea en
Piet Klerkx in Amersfoort. Het aanbod tuincentra is daarentegen bovengemiddeld in de regio, afgezet
tegen het inwonerstal. “Sport” is gemiddeld aanwezig in de regio, met Amersfoort als positieve
uitschieter. In de overige gemeenten is een beperkt sportaanbod aanwezig. De branches “spel,
fietsen en bruin- en witgoed” zijn min of meer gemiddeld vertegenwoordigd in de regio.
Het aanbod in de branche groep “mode en luxe”is relatief beperkt, zowel voor de regio als voor de
afzonderlijke gemeenten. Voor Amersfoort is het aantal winkelmeters voor deze branche gelijk aan
het landelijk gemiddelde, wat voor een stad met de omvang van Amersfoort (relatief) beperkt is. Er is
in deze branche nog een uitbreidingsruimte aanwezig. Omdat de bevolkingsgroei met name in
Amersfoort plaatsvindt, en met name de Amersfoortse binnenstad een regionale verzorgingsfunctie
in deze branches heeft , concentreert de mogelijke marktruimte zich hier.
In de regio Amersfoort staan medio 2014 circa 240 winkelpanden leeg, waarvan de meeste panden in
Amersfoort liggen. Een groot deel van deze leegstand is van recente datum en betreft relatief
kleinschalige winkels. Er staan geen echte grootschalige panden leeg. Ook op regionaal niveau liggen
de leegstandspercentages lager dan het landelijk gemiddelde, ook ten opzichte van de cijfers van
provincie Utrecht. Het leegstandspercentage naar panden ligt het hoogst in de gemeenten Baarn,
Leusden en Soest. Naar winkelmeters springt vooral Bunschoten er met een leegstandspercentage
van 10,9 % bovenuit.
4.7 Ladder voor duurzame verstedelijking
De ladder voor duurzame verstedelijking is een door het ministerie in het leven geroepen hulpmiddel
om (structurele) leegstand te voorkomen en is een verdere uitwerking van de SER ladder. De ladder
23
is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. De ladder
voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante
besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke
gebieden optimaal benut wordt.
De 'stappen van de ladder' worden als volgt omschreven:
1. Voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte?
2. Kan binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio in de behoefte worden
voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of
anderszins;
3. Wanneer blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan
plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die,
gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als
zodanig worden ontwikkeld (m.a.w. zorgen vooroptimale inpassing en bereikbaarheid).
Ten opzichte van de eerdere SER ladder dient nu, onder andere voor detailhandel, de regionale
behoefte aan een bepaalde branche in beeld te worden gebracht. Dat gebeurt vaak aan de hand van
een distributief planologisch onderzoek (DPO). Een DPO geeft de marktruimte aan voor een branche.
Als hieruit blijkt dat er in de regio al genoeg detailhandelsmeters voor die branche zijn en er wordt
toch detailhandel toegevoegd, dan kan dat mogelijk op andere plekken leiden tot leegstand: hetgeen
men met de ladder voor duurzame verstedelijking wil voorkomen. Echter ter nuancering: een DPO is
absolute waarheid, maar een richtinggevend document.
Als blijkt dat er weinig marktruimte is, betekent dat niet dat er geen ontwikkelingen meer mogelijk
zouden zijn of dat dit zal leiden tot onacceptabele leegstand. Dat zou immers betekenen dat we
trends als schaalvergroting en ander koopgedrag van consumenten zouden negeren. Ontwikkelingen
in branches met weinig tot geen uitbreidingsmogelijkheden kunnen wel plaats vinden, maar het zal
dan om gaan om maatwerk van geval tot geval. Op grond van ruimtelijke relevante argumenten kan
er toch medewerking worden verleend aan een ontwikkeling. Voorbeelden van ruimtelijk relevante
argumenten zijn ruimtelijke inpasbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en
mobiliteit. Wel geldt echter, hoe groter de afwijking van het kwantitatieve verhaal hoe sterker de
ruimtelijk relevante argumenten moeten zijn om toch medewerking te verlenen. Bij ontwikkelingen
die niet passen binnen het bestemmingsplan vragen we aan de initiatiefnemers om de bewijslast aan
te tonen.
24
Hoofdstuk 5: Evaluatie beleid 2011
Op 29 maart 2011 heeft de gemeenteraad de Nota Detailhandel 2011 vastgesteld. Er is destijds
met de gemeenteraad afgesproken dat er na drie jaar een evaluatie van het beleid zal
plaatsvinden, enige tijd na realisatie van de toen geplande nieuwe ontwikkelingen (Eemplein en
Oppidium). We hebben deze evaluatie vorm gegeven door een terugblik op het beleid te doen,
gesprekken met diverse partijen te houden, de trends en ontwikkelingen in beeld te brengen, een
extern advies te vragen en om te kijken welke zaken een verdere verduidelijking nodig hadden. Dit
was de basis van de actualisatie en het proces dat we daarbij gevolgd hebben.
5.1 Terugblik op inhoud beleid 2011
In de detailhandelsnota uit 2011 is er een ten opzichte van de detailhandelsnota daarvoor een stap
gezet op het gebied van perifere detailhandel. Verder bleef de binnenstad bovenaan in de hiërarchie
staan en kreeg zij voorrang in het beleid. Op gedeeltes van bedrijvenpark Vathorst en de Isselt werd
perifere detailhandel toegestaan. Voor de wijkwinkelcentra werd er een keuze gemaakt voor de
sterkere wijkwinkelcentra. Door hun omvang zijn zij beter in staat om ook in de toekomst vitaal te
blijven. De andere winkelstrips en losse winkels kregen geen mogelijkheid om uit te breiden. Ook
nieuwe solitaire vestigingen werden niet toegestaan. Verder waren er regels opgenomen voor
internetwinkels. Op bedrijventerreinen waren deze toegestaan, maar er mocht geen showroom zijn
of ter plekke worden betaald.
De afgelopen drie jaar zijn er veel gesprekken geweest met diverse partijen: met bestaande
winkeliers, ondernemersverenigingen, partijen met interesse in Amersfoort, de Kamer van
Koophandel, de provincie Utrecht, Hoofdbedrijfschap Detailhandel, ontwikkelaars, makelaars en
adviesbureaus. Uit deze gesprekken krijgen we diverse signalen naar voren: enerzijds een groep die
vindt dat de huidige nota nog volledig voldoet, anderzijds een groep die vindt dat we het beleid veel
meer moeten verruimen. Zodoende concludeerden we dat het beleid uit 2011 op veel punten nog
prima voldoet (het beleid voor wijkwinkelcentra en de binnenstad), maar ook dat sommige
ontwikkelingen en trends uit de markt niet meer gefaciliteerd kunnen worden (schaalvergroting en
veranderend koopgedrag in bepaalde branches).
5.2 Ontwikkelingen 2011-2014
In de periode 2011 – 2014 is er op het gebied van detailhandel het nodige in Amersfoort gebeurd.
Het meest zichtbare daarvan is de oplevering van het Eemplein en het Oppidium, een toevoeging van
gezamenlijk ruim 19.000 m2 winkelvloeroppervlak. Ook in de periferie is er een substantiële
toevoeging geweest: Kees Smit Tuinmeubelen heeft zijn deuren geopend. En in de wijkcentra is er
tevens beweging: op het Euterpeplein worden momenteel voorbereidingen getroffen voor een extra
supermarkt.
Oppidium en Eemplein
Ten tijden van het opstellen van het detailhandelsbeleid uit 2011 is er aangegeven dat er een
evaluatie zal plaats vinden van het Eemplein en het Oppidium. Als we kijken naar de effecten van
deze twee ontwikkelingen op de binnenstad zien we dat dit geen extra leegstand tot gevolg heeft
gehad. De leegstand in de binnenstad is zelfs tussen 2007 en 2013 afgenomen. Echter het evalueren
van hoe het Eemplein en het Oppidium zelf functioneren is ten tijden van deze nota nog niet aan te
geven. Beide locaties zijn nog in ontwikkelingen en het zal daarom te vroeg zijn om nu een uitspraak
over hun functioneren te doen.
Toevoeging periferie
Ook door de komst van enkele grootschalige winkels in de periferie, is de leegstand niet sterk
toegenomen en blijft het ruim onder het landelijk gemiddelde. Uit een onderzoek van
RoyalHaskoningDHV blijkt dat de komst van de IKEA Amersfoort geen invloed heeft gehad op de
25
binnenstad. Positief hieraan is dat er geen substitutie effect is, negatief dat er geen synergie is tussen
deze twee gebieden. De fysieke afstand tussen bedrijvenpark Vathorst en de binnenstad is
behoorlijk, waardoor de kans op de mogelijke synergie tussen deze gebieden klein is.
Er zijn diverse trends en ontwikkelingen die invloed hebben op het beleid en die tot andere keuzes
leiden dan dat er in het beleid uit 2011 zijn gemaakt. Denk daarbij aan het doorzetten van
internetwinkelen, de branchevervaging, het veranderende koopgedrag en schaalvergroting. Ook
hebben we geconcludeerd dat we sommige ontwikkelingen/trends niet kunnen faciliteren met het
beleid uit 2011. Dit vraagt om een aanpassing van het beleid.
26
VISIE
27
Hoofdstuk 6: Beleid
In dit hoofdstuk zetten we het detailhandelsbeleid neer. Met dit beleid geven we invulling aan
onze ambitie om in Amersfoort een optimaal voorzieningenniveau te creëren. Daarbij zoeken we
een balans tussen dynamiek en bescherming. In hoofdstuk zeven staan de toetsingskaders voor
detailhandelsontwikkelingen.
Aan de hand van de beschreven trends en stand van zaken van de Amersfoortse en regionale
detailhandel hebben we het beleid ontwikkeld. Daarbij stellen we in dit beleid de consument
centraal, waarbij we gebruik maken van het onderscheid, zoals genoemd in hoofdstuk 3 voor het
koopgedrag:
 Het doen van dagelijkse aankopen (boodschappen)
 Recreatief winkelen (funshoppen)
 Doelgerichte en laagfrequente aankopen
Om een optimaal voorzieningenniveau voor de consumenten te realiseren, is het van belang dat we
als Amersfoort zo goed mogelijk in alle drie de typen koopgedrag voorzien met een juiste
branchering per gebied. Alleen op die manier blijven we voor de consumenten aantrekkelijk als
winkelstad en zal de koopkrachtafvloeiing naar andere gemeenten beperkt blijven. Daarbij blijft het
voor ons van belang dat de winkelgebieden vitaal en complementair aan elkaar zijn. Ontwrichting
van de structuur willen we voorkomen: de inwoners moeten bijvoorbeeld op aanvaardbare afstand
hun boodschappen kunnen blijven doen. Dat leidt tot de volgende keuzes per type gebied:
6.1 Kernwinkelgebied;
Het kernwinkelgebied is voor Amersfoort en de regio de belangrijkste plek als het gaat om recreatief
winkelen en staat boven aan in onze detailhandelsstructuur. In onze structuur is en blijft het
kernwinkelgebied (binnenstad, Eemplein en Oppidium) het gebied voor recreatief winkelen. De
branches die beantwoorden aan dit koopgedrag behouden we dan ook exclusief voor dit
winkelgebied en kunnen zich daarmee niet in de periferie vestigen. Het gaat dan om de branches
‘ontspanning’ en ‘mode/luxe’ .
De combinatie van diverse functies in dit het kernwinkelgebied maakt het aantrekkelijk om in te
verblijven. De detailhandel is daarbij een van de belangrijkste functies, waarvan de belangrijkste
dragers de branches ‘mode/luxe’ en ‘ontspanning’ zijn. Deze branches zijn ook de belangrijkste voor
het recreatief winkelen en staan we dus niet in de periferie toe. Amersfoort heeft relatief gezien een
kleine omvang van deze recreatieve branches. Gezien de regiofunctie en het groeiende achterland,
zien we mogelijkheden voor het kernwinkelgebied om zich te versterken. Specifiek op het gebied van
recreatief winkelen, maar alle branches in het kernwinkelgebied zijn toegestaan.
Tevens willen we de mogelijkheden voor horeca of combinatie met horeca vergroten, de kwaliteit
van de openbare ruimte versterken en de bereikbaarheid verbeteren en parkeren van auto’s en
stallen van fietsen verbeteren. In dit gebied willen we zoveel mogelijk de winkels aaneengesloten
houden. Daarom bieden we in het (nieuwe) bestemmingsplan de mogelijkheden voor
functieverandering om het verplaatsen van winkels te vergemakkelijken.


We behouden de branches ‘dagelijks’ ‘ontspanning’ en ‘mode/luxe’ exclusief voor het
kernwinkelgebied en de wijkwinkelcentra
We zetten op het verbeteren van de randvoorwaarden voor een aantrekkelijk
kernwinkelgebied.
6.2 Overige delen Stadshart
Om in lijn met de Structuurvisie Amersfoort 2030 het Stadshart verder te versterken en met name de
verbindingen tussen het station, Eemplein en de binnenstad te versterken en functiemenging
mogelijk te maken, willen we op beperkte schaal, ook in de andere delen van het Stadshart (de
28
Zonnehof, Stationsomgeving, het Oliemolenkwartier, de Wagenwerkplaats en de Stadhuisomgeving)
kleinschalige detailhandelsontwikkelingen toestaan. Doel daarbij is om in hier meer levendigheid
mogelijk te maken, die ondersteunend zijn aan aanvullend op de huidige sfeer van het gebied/kamer
van het Stadshart. Vaak zijn dergelijke initiatieven locatiegebonden en zullen waarschijnlijk niet per
se op een regulier winkelcentrum komen. Van belang is dat deze winkels niet zorgen voor
ontwrichting of leegstand in de (binnen)stad. Er zal daarom van geval tot geval een keuze worden
gemaakt voor ontwikkelingen in het Stadshart. De bewijslast om aan te tonen dat deze keuzes niet
leiden tot aantasting van de winkelstructuur ligt bij de initiatiefnemer.
Tevens maken we een Visie Stadshart waarin we de ruimtelijke afbakening van een kamer van het
Stadshart bepalen en daarbinnen de beoogde functioneel-ruimtelijke profielen (trekkers, routing,
branchering, verkeer, parkeren, et cetera). In deze Visie Stadshart komt ook de inrichting en het
beheer van de openbare ruimte aan de orde. Winkelgebieden, en dan met name centrumgebieden,
vormen het visitekaartje en de ‘huiskamer’ voor een gemeente. Ook bereikbaarheid en parkeren zijn
hierin van belang. Een goede bereikbaarheid voor meerdere vervoerswijzen en adequate
parkeervoorzieningen (omvang, locatie, al of niet betaald, serviceniveau), zijn essentiële
randvoorwaarden voor een goed functioneren van winkelgebieden. Maar de Visie Stadshart gaat
verder dan alleen het centrum, deze zaken zullen ook voor de andere gebieden van het Stadshart
worden uitgewerkt.


We staan kleinschalige detailhandelsontwikkelingen toe in de overige delen van het
Stadshart toe, echter alleen als deze passen bij de sfeer van het gebied en niet
ontwrichtend zijn voor de winkelstructuur;
We stellen een Visie Stadshart op, waarbij we kijken naar zaken als parkeren, routing en
dergelijke die van belang zijn voor het functioneren van de (winkel)gebieden.
6.3 Wijk- en buurtwinkelcentra;
De wijkwinkelcentra zijn de belangrijkste gebieden voor het doen van de dagelijkse aankopen
(boodschappen). Deze branche vormt de drager van de wijkwinkelcentra. De wijkwinkelcentra in
Amersfoort zijn de belangrijkste gebieden voor het doen van boodschappen en zijn op het gebied van
recreatief winkelen onderschikt aan het kernwinkelgebied. Het is van belang dat mensen op
aanvaarbare afstand hun (dagelijkse) boodschappen kunnen blijven doen en dat het
voorzieningenniveau in de buurten goed blijft. Circa tweederde van de Amersfoorters doet nog
steeds hun boodschappen in het dichtstbijzijnde wijkwinkelcentrum en het is belangrijk dat ook
degenen die minder mobiel zijn zelfstandig boodschappen kunnen doen.
In Amersfoort is er een fijnmazige structuur van winkelcentra die we graag willen behouden, maar
zetten we wel in op een structuur van sterke wijkwinkelcentra. Deze wijkwinkelcentra hebben
voldoende schaal om ook in de toekomst vitaal en aantrekkelijk te blijven en eventueel nieuwe
winkels aan te trekken. De winkelcentra waar we nog mogelijkheden voor zien zijn: Emiclaer,
Euterpeplein, Hamseweg, Leusderweg, Kraailandhof, Neptunusplein, Nieuwe Hof, Noordewierweg,
Pieter Stastokerf en Vathorst . Er zijn in Amersfoort ook een aantal buurtwinkelcentra die een minder
goed functioneren en slechts een kleine rol spelen in de detailhandelsstructuur. Voor deze gebieden
bieden we geen mogelijkheden om verder uit te breiden, maar zal er in sommige gevallen nog wel
een beperkte boodschappen functie kunnen blijven bestaan.
Verspreide winkels in woonwijken kan bijdragen aan de levendigheid in de wijk. Voor zover dit
bestaande winkels betreft kunnen deze blijven bestaan. Voor nieuwe winkels willen we verspreide
winkels vermijden. Dat houdt in dat we de schaalvergroting en extra detailhandelsmeters alleen in de
aangewezen wijkwinkelcentra faciliteren.
29
Zodoende versterken we de bestaande structuur en kunnen inwoners van Amersfoort op korte
afstand hun boodschappen blijven doen. Voor de wijkwinkelcentra is de belangrijkste drager de
branche ‘dagelijks’ en daarom sluiten we deze ook uit in de periferie.
Conclusies voor beleid:
 We kiezen voor sterke wijkwinkelcentra. Deze zullen ook in de toekomst vitaal en
aantrekkelijk blijven, zij krijgen de mogelijkheden om zich verder te versterken en winkels
toe te voegen.
 Nieuwe solitaire winkels (niet in winkelcentra) worden niet toegestaan. Dit kan
ontwrichtend voor de structuur zijn;
6.3 Periferie;
De schaalvergroting is een van de belangrijkste motoren achter de dynamiek in de detailhandel. Dit is
momenteel vooral te vinden bij de grotere formules met een bovenregionale aantrekkingskracht, die
zich op perifere locaties (voornamelijk bedrijventerreinen) vestigen. Ook vanwege het veranderende
koopgedrag worden daar, naast de al toegestane perifere branches (meubelzaken, tuincentra,
bouwmarkten, auto’s, boten, caravans en sanitair) ook winkels in onder andere bruin- en witgoed
(consumentenelektronica), sport, fietsen en dierenzaken toe gerekend. In ons beleid gaan we ervan
uit dat branches, die niet onder ‘dagelijks’, ‘ontspanning’ en ‘mode/luxe’ vallen, tot deze groep van
laagfrequent en doelgericht behoren. We vinden dat deze branches zich niet per se op een
winkelcentrum hoeven te vestigen, vaak omdat het combinatiebezoek met de andere winkels ook
laag is. Daarom staan we toe dat deze overige branches, zich naast mogelijkheden op het
bedrijventerrein willen we toestaan om zich behalve in de reguliere winkelcentra ook in de periferie
te vestigen.
We willen de perifere detailhandel zoveel mogelijk clusteren om zo de bedrijven te laten profiteren
van elkaars nabijheid, aantrekkingskracht en gemeenschappelijke faciliteiten. Clustering kan
resulteren in meer bezoekers. Daarnaast draagt concentratie ook bij aan het beperken van het aantal
verkeersbewegingen. Perifere detailhandel is toegestaan op de bedrijventerreinen Vathorst (inclusief
ten westen van de Bergpas) en Isselt. Hier zijn al clusters van perifere detailhandel aanwezig die we
de mogelijkheid willen geven om zich te versterken. Op de andere bedrijventerreinen zal er, afgezien
van de branches auto, boten en caravans, geen nieuwe detailhandel worden toegestaan.
In 2018 zal er, door middel van een evaluatie, gekeken worden of er behoefte is aan het toevoegen
voor extra perifere gebieden. Is daar dan behoefte aan, dan zal daarbij als eerste gebied gekeken
worden naar bedrijventerrein Calveen. Er is daar al een cluster van perifere detailhandel aanwezig
(ongeveer 15.000 m2), waardoor we, met het eventueel toevoegen van dit gebied, op deze plek ook
meer aan onze wens tot clustering kunnen komen.
Conclusies voor beleid:
 We faciliteren de schaalvergroting in de detailhandel. Dit kan op de bedrijventerreinen
Vathorst en Isselt, behalve voor winkels in de branches dagelijks, ontspanning en
mode/luxe.
 In 2018 zal er door een evaluatie gekeken worden of er behoefte is aan het aanwijzen van
nieuwe gebieden waar perifere detailhandel is toegestaan. Indien daar behoefte aan is,
denken we het eerste aan bedrijventerrein Calveen.
6.4 Internethandel en pickup points
Internethandel is een fenomeen dat al jaren groei doormaakt. De detailhandelsomzet via internet
beslaat in 2013 6% van de totale detailhandelomzet en dat aandeel zal de komende jaren verder
toenemen. Uiteraard zijn er ook in Amersfoort de nodige internetwinkels en komen er recentelijk
ook regelmatig aanvragen voor pickup points langs.
30
Een internetwinkel op een pand met een woonbestemming is toegestaan, mits ze voldoen aan de
regels die in het bestemmingsplan ‘Beroepen en bedrijven aan huis’ gelden. De belangrijkste daarvan
zijn dat er niet afgehaald mag worden in verband met verkeersaantrekkende werking, dat maximaal
35% van de woning (tot een maximum van 75 m2) mag worden gebruikt voor het bedrijf en dat er
geen showroom is toegestaan.
Voor internethandel op bedrijventerreinen maken we onderscheid tussen ‘traditionele’
internetwinkels (in hoofdzaak een combinatie van online verkooppunt met een vestiging voor opslag,
distributie en administratie) en pickup points (plekken waar bezoekers hun op internet bestelde
goederen kunnen ophalen).
De ‘traditionele’ internetwinkels willen vaak niet op een regulier winkelcentrum zitten, maar in de
periferie. Dat kan op al onze bedrijventerreinen, omdat we een internetwinkel niet beschouwen als
detailhandel, maar als een regulier bedrijf. We stellen daaraan wel voorwaarden. Het criterium
daarvoor is de aanwezigheid van een showroom: is er sprake is van een showroom, dan beschouwen
we het als een winkel en mogen dus niet alle branches op een bedrijventerreinen.
Een pickup point is een bijzonder vorm van internethandel. Echter past een afhaalpunt, bekeken
vanuit het bestemmingsplan, niet volledig op de bestemming ‘bedrijf’. Omdat we als gemeente deze
ontwikkelingen niet onmogelijk willen maken, zal daarom een planologische procedure doorlopen
moeten worden. Daarbij kijken we ook naar de mogelijke structuurontwrichtende effecten van de
pick up points en kan er bij het ontstaan van ‘verkapte’ winkels opgetreden worden.
Conclusies voor beleid:



In de woonwijken zijn internetwinkels toegestaan, maar deze dienen te voldoen aan het
bestemmingsplan ‘Beroepen en bedrijven aan huis’;
Op de bedrijventerreinen zijn internetwinkels toegestaan en vallen onder een
bedrijfsbestemming. Afhalen en een showroom zijn daarbij niet toegestaan.
Voor afhaalpunten/pickup points zal een planologische procedure doorlopen moeten
worden, voordat deze zich op een bedrijventerrein kunnen vestigen.
6.5 Branchevervaging
Steeds meer winkels gaan branchevreemde producten verkopen, waardoor de trend van
branchevervaging nog prominenter wordt. En hoewel het assortiment steeds diffuser wordt, willen
we als gemeente toch een regel opstellen om te voorkomen dat er verkapte winkels ontstaan in
branches die we niet in de periferie willen toestaan. Bij nieuwe gevallen mogen daarom deze
hoofdbranchevreemde artikelen maximaal 10% van de brutovloeroppervlakte innemen. Bij grote
winkels hanteren we daarnaast een maximaal brutovloeroppervlak. Dit is maatwerk, waarbij we als
richtlijn een maximaal bruto vloeroppervlak van 250 m2 hanteren. Reeds bestaande gevallen worden
getoetst aan het bestemmingsplan of vergunning.
Daarnaast gaan ook meer bedrijven ondergeschikte detailhandel voeren. Dat houdt in dat ze naast
hun hoofdactiviteit, bijvoorbeeld groothandel of fabrikant, ook een detailhandelscomponent
hebben. Ze gaan zich dan ook op de consumentenmarkt richten. Dit gebeurt mede vanwege het
doorontwikkelen van de technologische mogelijkheden, waarbij de consumenten steeds vaker
rechtstreeks bij de groothandel of fabrikant besteld. Dit willen we faciliteren zolang er sprake blijft
van een bedrijf en het geen winkel wordt. Bij nieuwe aanvragen is er sprake van ondergeschiktheid
als de verkoopruimte maximaal 10% van de bruto-vloeroppervlakte in neemt. Daarnaast is er een
richtlijn van een maximaal bruto vloeroppervlak van 250 m2 brutovloeroppervlak bij grote winkels (>
2.500 m2). Reeds bestaande gevallen worden getoetst aan het bestemmingsplan of vergunning.
31
Conclusies voor beleid:
 Het voeren van een ondergeschikt nevenassortiment is toegestaan. Bij nieuwe gevallen
geldt een maximum van 10% van het verkoopvloeroppervlak. Het maximale metrage is
maatwerk, waarbij de richtinglijn voor nieuwe aanvragen 250 m2 (bruto) is.
 Het voeren van ondergeschikte detailhandel is toegestaan. Daarbij geldt voor nieuwe
gevallen dat dit maximaal 10% van het vloeroppervlak mag bedragen. Het maximale
metrage is maatwerk, waarbij de richtinglijn voor nieuwe aanvragen 250 m2 (bruto) is.
32
Hoofdstuk 7: Economische toetsingskaders
Stadshart
Toetsingskader
Kernwinkelgebied
Het kernwinkelgebied (de historische binnenstad, het Oppidium en het
Eemplein) is het belangrijkste gebied in Amersfoort voor recreatief winkelen.
In het kernwinkelgebied zijn alle branches toegestaan en is er ook ruimte om
winkelvierkante meters toe te voegen. De combinatie van diverse branches en
verschillende functies, zoals horeca, maakt juist dit gebied zo aantrekkelijk als
recreatief winkelgebied.
Toetsingskader overige
onderdelen Stadshart
In de overige onderdelen van het Stadshart (de Zonnehof, Stationsomgeving,
het Oliemolenkwartier, de Wagenwerkplaats en de Stadhuisomgeving) staan
we kleinschalige detailhandelsontwikkelingen, echter alleen als deze passen bij
de sfeer van het gebied en niet ontwrichtend zijn voor de winkelstructuur;
Ook stellen we een Visie Stadshart op, waarbij we kijken naar zaken als
parkeren, routing en dergelijke die van belang zijn voor het functioneren van
de (winkel)gebieden.
Wijkwinkelcentra
Toetsingskader voor
wijkwinkelcentra
De winkelcentra in Amersfoort vormen een fijnmazige structuur, die we willen
behouden. De wijkwinkelcentra zijn vooral belangrijk voor het doen van de
dagelijkse aankopen (boodschappen), aangevuld met een kleinere recreatieve
functie. We zetten in op een structuur van sterke wijkwinkelcentra. Deze
wijkwinkelcentra hebben voldoende schaal om ook in de toekomst vitaal en
aantrekkelijk te blijven.
In de wijkwinkelcentra zijn alle branches toegestaan en is er voor de
winkelcentra Emiclaer, Euterpeplein, Hamseweg, Leusderweg, Kraailandhof,
Neptunusplein, Nieuwe Hof, Noordewierweg, Pieter Stastokerf en Vathorst de
mogelijkheid om het aantal winkelmeters uit te breiden .
Toetsingskader voor de
Hamseweg, Leusderweg en
Noorderwierweg.
De Hamseweg, Leusderweg en Noordewierweg zijn wijkwinkelcentra die zijn
ontwikkeld aan een lange weg. Ten behoeve van concentratie van winkels is
uitbreiding van het aantal winkelmeters toegestaan binnen de daarvoor
aangegeven zones (zie bijlage 2).
Toetsingskader voor
winkelstrips en verspreide
winkels
We geven de overige verspreide winkels en winkelstrips geen
uitbreidingsmogelijkheden, behoudens een vijftal panden in de woonwijk
Vathorst, de bestemming detailhandel kunnen krijgen en bedoeld zijn voor
startende ondernemers.
Toetsingskader voor
Wiekslag/Rietzangerstraat
Hier continueren we op hoofdlijnen het beleid uit de vorige nota. Het
winkelgebied Wiekslag/Rietzangerstraat bestaat uit een aantal winkelstrips en
winkels met een verspreide ligging. Er is daardoor geen sprake van een
wijkwinkelcentrum. We willen de boodschappenfunctie voor de buurt
behouden en enige ruimte bieden voor uitbreiding. Dit gebeurt bij voorkeur als
deze buurtvoorzieningen geconcentreerd worden in één wijkwinkelcentrum,
33
en /of als er sprake is van de verplaatsing van winkels van elders. Het initiatief
hiervoor moet door de markt genomen worden.
Toetsingskader voor buurtas
Hogeweg en Operaplein
Voor het Operaplein verminderen we de detailhandelsvierkante meters, maar
willen we wel een levensvatbare buurtfunctie voor dagelijkse boodschappen
behouden. Momenteel zijn we hierover in gesprek met de eigenaar.
Toetsingskader voor
wijkwinkelcentrum Vathorst
Het uitgangspunt is een hoofdwinkelcentrum op Vathorst van maximaal
2
18.000 m (bvo). Daarbinnen is flexibiliteit voor de functies horeca, diensten
en detailhandel. Dit wordt gefaseerd ontwikkeld, afgestemd op de
ontwikkeling van de woonwijk.
Voor de toekomst is er voorzien in de ontwikkeling van een klein
wijkwinkelcentrum (buurtwinkelcentrum, maximaal 3.500 m2 bvo) aan de
westkant van Vathorst. Zolang in dit gebied geen woningen worden
gerealiseerd ontbreekt daarvoor de benodigde aanvullende marktruimte.
Perifere detailhandel (Vathorst en Isselt)
Toegestane branches
Toetsingskader voor,
elektronica en sportzaken
Evaluatie in 2018
Perifere detailhandel is toegestaan op de bedrijventerreinen Vathorst
(inclusief ten westen van Bergpas), en Isselt. Deze gebieden hebben een
functie in detailhandelsstructuur door branches te faciliteren die zich richten
op doelgerichte en laagfrequente aankopen. Dat houdt in dat winkels in alle
branches zich hier mogen vestigen afgezien van winkels in de branches
dagelijks, ontspanning en mode/luxe.
Op de andere bedrijventerreinen is, afgezien van auto’s, boten en caravans,
geen (perifere) detailhandel toegestaan. Auto’s, boten en caravans vormen
een aparte categorie en zijn toegestaan daar waar een passende
bedrijvenbestemming mogelijk is.
Om nieuwe winkels complementair te laten zijn aan het reeds bestaande
aanbod, is voor de vestiging van deze zaken in de periferie een minimale
2
omvang van 1.500 m bruto vereist. Zo faciliteren we ook de schaalvergroting
die met name in deze branches aan de gang is en waarvoor panden van deze
omvang in de bestaande centra lastig te vinden zijn.
In 2018 zal er door een evaluatie gekeken worden of er behoefte is aan het
aanwijzen van nieuwe gebieden waar perifere detailhandel is toegestaan.
Indien daar behoefte aan is, denken we het eerste aan bedrijventerrein
Calveen
34
Branche indeling
Dagelijks
Groente en Fruit, Bakker, Vlaaien, Toko, Chocola, Koffie/Thee, Delicatessen,
Kaas, Minisuper, Nachtwinkel, Reform, Slagerij, Slijter, Wijnwinkel,
Supermarkt, Tabak/Lectuur, Vis, Zoetwaren, Overige Levensmiddelen,
Apotheek, Drogist, Parfumerie, Haarproducten
Ontspanning
Speelgoed, Boekhandel, Muziek/Video, Software/Games, Kantoorartikelen,
Poster/Kaart, Boek&Kantoor, Hoortoestel, New Age, Smartshop, Erotica,
Souvenirs
Warenhuis,
Beenmode,
Bruidskleding,
Damesmode,
Herenmode,
Kindermode,
Leermode,
Lingerie,
Modeaccessoires,
Textielsuper,
Modewarenhuis, Lederwaren, Schoenen, Juwelier, Optiek, Glas/Aardewerk,
Huishoudelijke Artikelen, Huishoudelijk linnen, Cadeau-Artikelen, Kookwinkel,
Antiek/Kunsthandel, Tweedehands Kleding
Mode/luxe
Internetwinkels
Woonwijken
Bedrijventerrein
In de woonwijken zijn internetwinkels toegestaan, mits ze voldoen aan de
regels die in het bestemmingsplan ‘Beroepen en bedrijven aan huis’ gelden:
 Niet afhalen in verband met verkeersaantrekkende werking
2
 Maximaal 35% van de woning (tot een maximum van 75 m ) mag
worden gebruikt voor het bedrijf.
 Geen showroom
We beschouwen een internetwinkel als een regulier bedrijf en deze kunnen
zich op alle bedrijventerreinen vestigen (en overal waar een passende
bedrijvenbestemming mogelijk is). Het is toegestaan om een afhaalpunt te
realiseren. Maar er zal een planologische procedure doorlopen moeten
worden.
Ondergeschikte detailhandel en nevenassortiment
Ondergeschikte detailhandel
Bij nieuwe gevallen mag de ondergeschikte detailhandel maximaal 10% van
de bruto-vloeroppervlakte innemen. Daarnaast hanteren we als richtlijn een
maximaal bruto vloeroppervlak van 250 m2. Reeds bestaande gevallen
worden getoetst aan het bestemmingsplan of vergunning
Ondergeschikt
nevenassortiment
Voor winkels in de periferie is het toegestaan om ondergeschikt
nevenassortiment uit de branches ‘dagelijks’, ‘mode/luxe’ en ‘ontspanning’ te
voeren. Bij nieuwe gevallen mag het ondergeschikt nevenassortiment
maximaal 10% van de bruto-vloeroppervlakte innemen. Daarnaast hanteren
we als richtlijn een maximaal bruto vloeroppervlak van 250 m2. Dit is relevant
voor grote winkels (groter dan 2.500 m2). Reeds bestaande gevallen worden
getoetst aan het bestemmingsplan of vergunning
35
Hoofdstuk 8: Kaderstellend beleid van Rijk en provincie
Het geactualiseerde detailhandelsbeleid staat niet op zichzelf. Er zijn bestaande kaders waarmee
rekening moet worden gehouden: beleid van gemeente, provincie en Rijk. Het detailhandelsbeleid
is hier op afgestemd.
Er zijn drie belangrijke kaders van hogere overheden, waarbinnen we ons al gemeente moeten
bewegen. De Europese Dienstenrichtlijn, de Ladder voor duurzame verstedelijking en de
provinciale structuurvisie 2013-2028..
Europees:
De Europese Dienstenrichtlijn legt de nadruk op het ordenen van detailhandel langs
ruimtelijke en niet op economische gronden. Deze richtlijn verbiedt het beperken van het recht van
vrijheid van vestiging op economische gronden. Voor het ordenen van detailhandelsontwikkelingen
volgt hieruit dat Nederlandse overheden niet in concurrentieverhoudingen mogen treden.
Overheden mogen wel degelijk sturen op detailhandelsontwikkelingen als dit gebeurt vanuit
motieven van goede ruimtelijke ordening, bescherming van het milieu of borging van de
leefbaarheid. Hierbij kan ook gedacht worden aan het behouden van een voldoende
voorzieningenniveau voor de consument of het voorkomen van leegstand.
Rijks:
In oktober 2012 heeft het Rijk de Ladder voor Duurzame Verstedelijking als een belangrijk
motiveringsinstrument voor nieuwe, stedelijke ontwikkelingen verplicht gesteld in het Besluit
ruimtelijke ordening. De Ladder bouwt voort op het gedachtegoed van de zogenaamde SER-ladder;
het streven naar duurzaam ruimtegebruik. De Ladder kent drie treden die gemotiveerd doorlopen
moet worden. Gemeenten die overwegen nieuwe winkels te ontwikkelen, moeten eerst nut en
noodzaak overwegen. Is er een regionale behoefte aan de geplande winkels (en winkeltypen)? Zo ja,
kan (een deel van) de behoefte worden opgevangen in bestaand stedelijk gebied, al dan niet door
transformatie? Als dat niet het geval is dient een nieuwe uitleglocatie gerealiseerd te worden op een
plek die multimodaal ontsloten is of kan worden. Kortom, vooral eerst onderzoeken of er nog
onbenutte binnenstedelijke ruimte beschikbaar is.
Provinciaal PRS 2013-2028:
In de provinciale Structuurvisie 2013-2028 beschrijft de provincie haar beleid voor detailhandel als
volgt:
De sterke groei van retail via internet en schaalvergrotingsprocessen in de detailhandel vormen een
steeds grotere bedreiging voor de kernwinkelgebieden en grotere buurtcentra.
Provincie wil voldoende ruimte bieden aan de veranderende wensen van consumenten en
bedrijfsleven. Zij zetten in op de binnenstedelijke vernieuwing en vragen bij gemeenten aandacht
voor transformatie van verouderde winkelcentra. Bij ruimtelijke plannen voor nieuwe grootschalige
detailhandelsontwikkelingen vragen Zij bij gemeenten aandacht voor regionale afstemming en het
overtuigend aantonen van de behoefte. De ontwikkeling van detailhandel buiten de rode contouren
(anders dan de verkoop van eigen producten als nevenfunctie op een agrarisch bedrijf) staan zij niet
toe.
Toelichting
De detailhandelssector heeft te maken met een aantal ingrijpende veranderingen zoals de
toenemende rol van internet als oriëntatie- en aankoopkanaal, veranderende wensen van
consumenten en nieuwe winkelconcepten. Dit zal leiden tot een afname van het totale
winkeloppervlak. Nu is er al sprake van een groeiende structurele leegstand aan winkelruimte.
Nieuwe trends laten zien dat winkels zich vooral concentreren in binnensteden en thematische
36
winkelcentra aan de rand van de steden. Uitzondering zijn winkels die zich richten op de dagelijkse
boodschappen, die vestigen zich meer op goed bereikbare (perifere) locaties. Door deze
ontwikkelingen komen vooral centra van kleine en middelgrote gemeenten en kleinere wijkcentra
onder druk te staan. Door beperking van de ontwikkeling van nieuw winkelvloeroppervlak en de
transformatie van bestaande centra blijft de markt voor detailhandelsvoorzieningen gezond en
toekomstgericht.
Provincie vraagt bij gemeenten aandacht voor de beperking van de ontwikkeling van nieuw
winkeloppervlak en transformatie van bestaande centra.
37
UITVOERING
38
Hoofdstuk 9: Uitvoering van het beleid
Het detailhandelsbeleid is een toetsingskader voor nieuwe initiatieven. Uitvoering betekent
daarom dat we het nieuwe toetsingskader gaan hanteren. Ook is het beleid input voor onder
andere nieuwe bestemmingsplannen.
In de Structuurvisie Amersfoort 2030 worden drie rollen voor de gemeente genoemd variërend van
een regisserende, een faciliterende tot een actieve rol. De rol die we gaan spelen zal per ontwikkeling
en situatie variëren en is afhankelijk van de soort ontwikkeling, de haalbaarheid en het belang van de
ontwikkeling.
Over de keuze welke rol we als gemeente nemen, staat in de structuurvisie aangegeven, dat deze
wordt bepaald door:
 Het onderscheid in gebieden waarvoor de ruimtelijke ambities en veranderingen van groot
belang zijn voor de stad of niet;
 Of een ontwikkeling risicodragend door derden wordt (of kan worden) opgepakt;
 Of de risico’s te overzien en beheersbaar zijn;
 Of financiële middelen aanwezig zijn;
 Welke financiële/ eigendomsposities we als gemeente hebben.
Regisserende rol
De regisserende rol is veelal ook een stimulerende rol. Naast het zoeken naar kansen en partijen die
willen investeren in de stad willen we met een heldere visie ook partijen stimuleren om in de stad te
investeren. Daarnaast zullen we partijen met elkaar verbinden of verbinden met een bepaalde plek
met een opgave.
Faciliterende rol
De faciliterende rol voor ons als gemeente wordt al veel ingezet. Het is ook deels onze wettelijke
taak, bijvoorbeeld met het verlenen van vergunningen, vaststellen van bestemmingsplannen en
projectbesluiten om ruimtelijke ontwikkelingen te sturen.
Actieve rol
In sommige gevallen zullen we zelf een actieve rol aannemen. Dit zal met name gebeuren in het
publieke domein bij de inrichting en beheer van de openbare ruimte. Hier ligt nog steeds duidelijk
het primaat bij de gemeente.
9.1. Rollen in detailhandel:
Het succes van de winkelgebieden is overigens niet alleen afhankelijk van het detailhandelsbeleid van
de gemeente Amersfoort. De laatste decennia zijn veel rollen en verantwoordelijkheden in
winkelgebieden vrij duidelijk bij specifieke spelers komen te liggen. Een goede samenwerking tussen
gemeente en de andere betrokkenen is van essentieel belang voor winkelgebieden. De rolverdeling
tussen gemeenten en private partijen in de stad is op hoofdlijnen als volgt:
De winkelier is verantwoordelijk voor zijn eigen etalage, interieur, personeel en bedrijfsvoering. De
eigenaar van winkelvastgoed is verantwoordelijk voor het onderhoud en de verhuurbaarheid van zijn
panden en, in planmatige ontwikkelde winkelgebieden, voor een goede huurdersmix. De gemeente
zorgt voor de veiligheid op straat en een goede openbare ruimte en zorgt voor heldere
beleidskaders. Iedere partij gebruikt hiervoor zijn eigen instrumenten en businessmodel. Samen met
deze partijen willen we Amersfoort aantrekkelijk houden als winkelstad.
Om de markt meer ruimte te geven om kansen te benutten, geven wij zoveel mogelijk ruimte voor
dynamiek, zodat bijdraagt aan vernieuwing en verbetering van de kwaliteit van het aanbod.
39
Tegelijkertijd blijven wij randvoorwaarden stellen bij nieuwe ontwikkelingen. Met de
randvoorwaarden willen we een goed voorzieningenniveau in het kernwinkelgebied en de wijken
blijven waarborgen. Ook willen we voorkomen dat, zoals we hebben zien gebeuren op de
kantorenmarkt, een teveel aan leegstand van winkelruimte ontstaat. Dat betekent dat we een keuze
blijven maken in de branches die we toestaan op perifere locaties.
De gemeente heeft van alle partijen de meeste instrumenten in handen die kunnen bijdragen aan
het goed (of slecht) functioneren van winkelgebieden. Het gaat om beleidsmatige, juridischplanologische, financiële, fysieke en procesmatige instrumenten. Deze veelheid aan instrumenten wil
overigens niet zeggen dat de gemeenten voor de toekomst van winkelgebieden de meest
invloedrijke of belangrijkste partij is.
Hieronder worden beleidsmatige, juridisch planologisch en overleg instrumenten
gepresenteerd die de gemeente in winkelgebieden kan inzetten om te werken aan winkelgebieden.
9.2 Beleidsinstrumenten:
Visie Stadshart.
Naast deze detailhandelvisie stelt de gemeente ook een visie voor het Stadshart op. Deze visie
bepaalt de ruimtelijke afbakening van een gebied en daarbinnen de beoogde functioneel-ruimtelijke
profielen (trekkers, routing, branchering, verkeer, parkeren, et cetera). In deze visie Stadshart komt
ook de inrichting en beheer van de openbare ruimte aan de orde. Winkelgebieden, en dan met name
40
centrumgebieden, vormen het visitekaartje en de ‘huiskamer’ voor een gemeente. Ook
bereikbaarheid en parkeren zijn hierin van belang. Een goede bereikbaarheid voor meerdere
vervoerswijzen en
adequate parkeervoorzieningen (omvang, locatie, al of niet betaald,
serviceniveau), zijn essentiële randvoorwaarden voor een goed functioneren van winkelgebieden.
Deze en andere zaken zullen aan de orde komen bij het opstellen van de visie Stadshart. De visie zal
in afstemming met de partijen uit het Stadshart worden opgesteld.
Regionale afstemming van het detailhandelsbeleid:
Omdat consumenten zich in hun winkelgedrag niet laten leiden door gemeentegrenzen – zeker waar
het gaat om recreatief winkelen, vergelijkend winkelen en doelgerichte aankopen – hebben
verschillende winkelgebieden een regionaal verzorgingsgebied. Afgesproken is met de
regiogemeenten dat we grotere ontwikkelingen met elkaar zullen afstemmen, om er voor te zorgen
dat er geen grote concurrentie tussen de regiogemeenten ontstaat.
9.3 Juridisch planologisch:
Bestemmingsplan binnenstad (in voorbereiding):
Voor een deel van de structureel leegstaande winkelruimte, zeker in en rondom binnensteden, is
met enige creativiteit een alternatieve tijdelijke of permanente bestemming te vinden. Deze
winkelpanden liggen immers op centrale (en gewilde) plekken in de stad. Op dit moment is al
zichtbaar dat steeds meer winkelruimten worden getransformeerd naar woon- of werkruimte. Ook
kleine zorgaanbieders vinden steeds vaker hun plek in voormalige winkelpanden. Pop-up winkels en
galeries als tijdelijke invulling zijn sterk in opkomst. Dit is ook in Amersfoort al een tijdje te zien. Op
kleine schaal worden overigens ook winkelpanden als permanente ruimte voor pop-ups in de markt
gezet.
Bestemmingsplan bedrijventerreinen (vastgesteld):
In het bestemmingsplan bedrijventerreinen zijn de mogelijkheden voor functiemenging verruimd.
Diverse bedrijventerreinen zijn te monofunctioneel en hebben behoefte aan andere functies zoals
horeca en diensten. Ook is er een koppeling met het detailhandelsbeleid gemaakt. In het
detailhandelsbeleid zetten we de kaders neer voor de mogelijkheden qua branchering in de periferie.
Er zal dus alleen nieuwe perifere detailhandel op Isselt en Vathorst mogelijk zijn.
9.4 Overlegstructuren:
Overleg met vastgoed eigenaren
Kennis van en samenwerking met de lokale vastgoedeigenaren is voor gemeenten van groot belang
voor de optimalisering van de uitstraling, inrichting en branchering van lokale winkelgebieden. De
eigenaren zijn samen met de winkeliers (waar vaak wel geregeld overleg mee is) de belangrijkste
stakeholders in winkelgebieden.
PEB
Specifiek voor de binnenstad is er een platform economie binnenstad (PEB) actief. In dit platform zijn
alle stakeholders van de binnenstad vertegenwoordigd: winkeliers, horeca, bewoners, culturele
instellingen, de VVV, gemeente en de pandeigenaren. Zij komen vier keer per jaar bij elkaar om
actuele zaken en beleidsplannen te bespreken en van commentaar te voorzien.
Bestuurlijk overleg detailhandel
Dit is een overleg met alle vertegenwoordigers van winkeliersverenigingen uit Amersfoort. Daar
worden actuele zaken besproken. De laatste jaren is dit overleg een aantal jaren niet door gegaan in
41
verband met een gebrek aan onderwerpen, weinig interesse. De gemeente zal hier meer energie
opzetten om deze vergaderingen door te laten gaan.
9.5 Financiële instrumenten:
De gemeente zet geen directe financiele middelen in voor subsidieregelingen. Wel zoekt de
gemeente naar mogelijkheden om samen met de winkeliers en ondernemers voor andere
financieringsconstructies
Ondernemersfonds;
Een ondernemersfonds is een fonds voor en door ondernemers om gezamenlijke activiteiten
te bekostigen, bovenop de gemeentelijke inspanningen, op bedrijventerreinen en in winkelgebieden,
bijvoorbeeld op het vlak van veiligheid of attractiviteit voor de consument.
In Amersfoort is er een ondernemersfonds actief in de binnenstad. Deze wordt gevoed door de
reclamebelasting die wordt opgelegd aan de winkeliers in de binnenstad. Uit deze opbrengsten
worden diverse activiteiten (mede) gefinancierd. Ook is er een binnenstadsmanager aangesteld
vanuit het Ondernemersfinds.
Bedrijven Investerings Zones (BIZ):
Een andere mogelijkheid tot gezamenlijke financiering is de BIZ. Vanaf 1 januari 2015 treedt een
nieuwe wet in werking die de oprichting van een BIZ wederom mogelijk maakt. De BIZ heeft een
toegevoegde waarde ten opzichte van de alternatieven als de reclamebelasting en de OZB-opslag,
aangezien de BIZ als enige instrument specifiek ontworpen is als financieringsinstrument voor een
ondernemersfonds, met alle waarborgen die daar bij horen. Zo hebben ondernemers de zekerheid
dat de middelen naar hen terugvloeien en komt een BIZ alleen tot stand bij bewezen draagvlak (er
zijn daaraan relatief zware eisen gesteld). De bijdrage mag worden geheven voor activiteiten gericht
op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek
belang in de openbare ruimte. In de praktijk ligt bij de keuze bij winkelgebieden op de
aantrekkelijkheid van de omgeving. Nadeel van de BIZ is dat deze (nu nog) niet ingezet mag worden
bij promotionele activiteiten.
In Amersfoort zijn er twee BIZ’zen actief, op het Neptunusplein en op het Euterpeplein.
City- en gebiedsmarketing en –promotie;
Citymarketingcampagnes kunnen succesvol zijn als ze herkenbaar zijn en een duidelijke
relatie met een bestaand beeld van de betreffende stad hebben.
Uiteraard kan ook een sterk evenementenaanbod bezoekers naar winkelgebieden trekken. Het
draagt bovendien bij aan de profilering van de gemeente en regio als geheel.
Actieve acquisitie:
Voor de aantrekkingskracht van een winkelgebied is een aantrekkelijk winkel- en horeca-aanbod van
groot belang. Daarom dienen er inspanningen geleverd te worden om in ieder geval de
aantrekkingskracht van het aanbod te behouden en waar mogelijk te vergroten. Hoewel het in
principe niet een kerntaak van de gemeente is, kan er ook gekozen worden om als gemeente te
investeren in actieve acquisitie. Parallel aan de acquisitie voor bedrijven.
42
9.6 Overige instrumenten:
Winkelstraatmanagement
Voor winkelcentra die niet goed functioneren is een winkelstraatmanager wellicht een optie. Een
winkelstraatmanager is een tijdelijke oplossing (meestal drie tot vijf jaar) die structurele oplossingen
moet aandragen. Het doel is om het economisch functioneren van de winkelstraten te verbeteren.
De straatmanager vormt een spil tussen de gemeente en de partijen het winkelgebied en probeert
knelpunten op te lossen en draagt oplossingen aan om het functioneren te verbeteren. Daarbij is er
wel van belang om geen winkelstraatmanager in te zetten op gebieden waar we geen toekomst meer
in zien.
Stedelijke herverkavling
Dit is een vergaand en erg lastig instrument, waarbij de gemeente vooral een faciliterende rol heeft.
De beleggers en eigenaren staan de aan de lat, indien men dit wilt inzetten. Bij stedelijk
herverkaveling brengen de verschillende partijen hun eigendom in, in een fonds, om zo een gebied te
versterken of een ontwikkeling mogelijk te maken. Daardoor gaat niet het individuele, maar het
gezamenlijke belang prevaleren. Zo kunnen bijvoorbeeld enkele straten waar relatief veel leegstand
is zijn worden samengevoegd tot één aanloopstraat die wel functioneert. De andere panden zullen
dan een andere bestemming krijgen (rol van de gemeente). Ook zullen uiteraard de winkeliers
moeten doen (willen ze verhuizen). Zelfs bij winkelstraten waar de nood hoog is, blijft dit een
ingewikkelde procesopgave.
43
Bijlagen
44
Bijlage 1: Concentratiegebied voor detailhandel in historische binnenstad
45
Bijlage 2: concentratiegebied Hamseweg, Leusderweg en Noorderwierweg
Wijkwinkelcentrum Hamseweg:
Tussen rotonde Hamseweg/Van Boetzelearlaan/Zevenhuizerstraat en Komhoeklaan/De Heetkamp
46
Wijkwinkelcentrum Leusderweg:
Tussen Frans Halsstraat en rotonde Leusderweg/Borneoplein/Pasteurstraat
Wijkwinkelcentrum Noordewierweg:
Tussen Merwedestraat/Tulpstraat en Anemoonstraat/Dintelstraat
47