1 Bekering Zo af en toe komt er een vraag naar me toe om eens een preek te houden over het fundament, dus over hele fundamentele dingen. Volgens mij zijn we al bezig met hele fundamentele dingen, maar goed, ik dacht: ik ga het maar eens hebben over bekering. Dit doe ik aan de hand van Hosea 11:1-5. Toen Israël een kind was, heb Ik het liefgehad, en uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen. Hoe meer men hen riep, des te meer dwaalden zij weg: aan de Baäls offerden zij en aan de gesneden beelden brachten zij reukoffers. En Ik leerde Efraïm lopen; Ik nam hen op mijn armen, maar zij erkenden niet, dat Ik hen genas. Met mensenbanden trok Ik hen, met koorden der liefde; Ik was hun als degenen die het juk van hun kinnebak hieven. Ik neigde Mij tot hem, gaf hem te eten. Zal hij niet naar het land Egypte terugkeren? Ja, Assur zal zijn koning zijn, omdat zij geweigerd hebben zich te bekeren. Dit is eigenlijk een liefdesverklaring van God aan de mensen; aan Zijn mensen. Lees het nu eens heel persoonlijk: Toen jij nog een kind was, zei God, heb Ik je al liefgehad. Ik heb je geroepen uit Egypte, uit het huis van de dienstbaarheid. Uit het knechtschap heb ik jou, mijn zoon, mijn dochter, geroepen. Ik leerde jou lopen; Ik nam jou op Mijn armen. Met mensenbanden trok Ik jou, met koorden van liefde. Ik snap dat het moeilijk is om een God, die je niet kan zien, niet kan voelen en niet kan aanraken, te geloven en te ervaren dat Hij van je houdt. Daarom heb Ik mensen gegeven met liefde voor jou, koorden van liefde. Ik was als degene die jou het juk van je kinnebak hief. In de Naardense vertaling staat: Ik was voor jou als iemand die een baby optilt en tegen z’n wangen houdt. Dat is een hele andere vertaling, maar die vond ik wel heel mooi. Ik neigde Mij tot jou, Ik gaf jou te eten. Dáár zie je het verlangen van God. Heeft God een droom? Ja, dit! Dat Hij Zich zó tot de mens kan verhouden, dat jij en ik, wij dus, ons zó tot God kunnen verhouden. Die droom heeft Hij, dat de mens die liefde van God beantwoordt. Jacobus zegt ergens niet voor niets dat Hij de geest, die Hij in ons liet wonen, met jaloersheid begeert. (Jac. 4:5) Dit gaat niet over Gods heilige Geest, maar het gaat over jouw eigen geest, jouw eigen innerlijk, die Hij met jaloersheid begeert; waar Hij zó naar verlangt. Dat wij ons als mensen ten diepste voor Hem openen. 2 In het Latijn is geloven: credo, wat komt van cardo, wat betekent: ik geef mijn hart. Dát is waar het om gaat bij geloven: ik geef mijn hart! Dan blijkt heel vaak dat die droom van God niet uitkomt, dat het geen waarheid wordt. Dat zie je hier ook, dat God uiteindelijk moet zeggen: ‘Het komt er toch weer op neer dat ze terugkeren naar Egypte; dat ze de heerschappij van Assur weer accepteren.’ Waarom? Dat staat er bij: omdat ze geweigerd hebben zich te bekeren. Tja, je kan zeggen: nou, dit stukje kunnen we wel overslaan…., en nog een heleboel andere stukjes uit de bijbel, want ik heb mij al bekeerd. Ik denk dat voor iedereen die hier zit, geldt dat je hier zit omdat je je ooit hebt bekeerd tot God. Anders lag je nog wel lekker in je bed om uit te slapen, of iets anders te doen. Maar bekeren is méér dan je omkeren, dan je omwenden. Het is terugkeren. In de Engelse vertaling staat: return, en dat is terugkeren. Het is ook terugkomen. Het zijn eigenlijk twee kanten van dezelfde medaille; als je het bekijkt vanuit degene die terug gaat, dan heb je het over ‘terugkeren’. Als je het bekijkt vanuit degene náár wie je terug gaat, dan gaat het over: terugkomen. Dan denk je natuurlijk al gauw aan de gelijkenis van de verloren zoon. De jongen die ver van huis raakt, en in een ver land zit. En op een gegeven moment komt hij tot z’n positieven en zegt: ‘Wat zit ik hier nou toch in de drek van de varkens schillen te eten, de dagloners van mijn vader hebben het beter. Ik zal opstaan en teruggaan naar mijn vader….’, en hij stond op en keerde terug naar zijn vader. Dat is dus de ommekeer! Dat is niet de bekering, nee, dat is de ómkeer. En vervolgens moet je op weg gaan. Hij stond op en keerde terug naar zijn vader. Hij was daar niet meteen hoor, want hij zat in een ver land, dat was dus nog een hele reis terug. Het mooie is dan dat er staat: Toen hij nog ver was, zag zijn vader hem, en snelde hem tegemoet. Niet toen hij nog maar een kilometer van hem vandaan was, dus al als figuurtje in de verte te herkennen was als zijn zoon. Nee, er staat: toen hij nog vèr was; hij was in een ver land. Dáár kwam hij tot omkeer, en God zag dat! Dan kun je wel zeggen: dat bestaat niet; nee, dat kan ook niet. Maar juist door God gebeuren er dingen die eigenlijk niet kunnen. God zag dat hij zich omkeerde, en wat doet God? Hij ging hem meteen tegemoet! Je thuisreis is nooit een reis van jou alleen. Dat is een reis van jou zelf èn van God, die jou, vanaf het moment dat je je omdraait, tegemoet komt. Dan wordt het een hele andere thuisreis dan wanneer je in je eentje maar moet zien dat je het rooit en op het goeie punt, dus thuis, uitkomt. 3 Bekeren is een proces, het is een terugreis, terug naar je oorsprong, waar je vandaan komt. Eigenlijk kun je zeggen: het is een waagstuk van het menselijk hart: jezelf overgeven, jezelf geven, jezelf open geven. Als je het over overgave hebt, dat komt maar één keer in de bijbel voor, in het Hooglied. Het is wel goed om even scherp te hebben wat je er mee bedoelt, want dat soort begrippen is zo vaak misbruikt in de geschiedenis van de religie, waaronder ook het christendom. Want dan wordt overgave zoiets van: je moet jezelf uitvlakken; het doet er niet toe wie jij bent, je moet luisteren naar wat God zegt. Je moet luisteren naar wat de voorganger zegt, je moet je voegen naar zoals we het hier doen…. Dan wordt het een soort willoos overleveren. Als het in die sfeer komt, moeten alle alarmbellen gaan rinkelen hoor. Echt waar, want dat heeft helemaal niks met God te maken. Hij is er alleen maar op gericht om ons, als mens, tot eer te brengen; om jou tot je bestemming te brengen. Het kan dus nooit zo zijn dat je ophoudt te bestaan als mens. Dat je uitgevlakt wordt. Absoluut niet!! Overgave is, dat ik mij zonder enige reserve kan openen voor iemand anders, en misschien wel heel bijzonder voor iemand die groter is dan ik, en dat ik mij dáármee kan verbinden. Dat ik elke verdediging, elke reserve kan laten vallen en mij werkelijk ten diepste kan openen. Ik zei al dat het een waagstuk is van het menselijk hart. Waarom gaat het vaak zo moeizaam, waarom zijn wij mensen vaak zo slecht in overgave. Het is een waagstuk, het is eigenlijk een krankzinnige onderneming, tenzij er aan de andere kant, bij degene aan wie je je zou willen overgeven, sprake is van onvoorwaardelijke liefde. Alleen dán kun je je veilig overgeven. Maar ja, wie van ons heeft daar van jongs af aan ervaring mee. Niemand denk ik. Want geen enkele opvoeder was volmaakt. Er zijn mensen die hebben geluk gehad met ouders, opvoeders, die al een heel eind in de buurt kwamen van onvoorwaardelijke liefde. Nou, dan ben je een gezegend mens. Echt waar. Er zijn ook mensen die het minder getroffen hebben met opvoeders die geweldig hun best hebben gedaan, maar met een hoop lek en gebrek misschien. Er zijn mensen die nog minder geluk gehad hebben, die een opvoeding gehad hebben met wat misschien maar een schaduw van liefde was, die je nog net kon ontwaren. Er zijn ook mensen die nog meer pech hebben gehad, die hebben helemaal geen liefde gehad. Zij weten helemaal niet wat liefde is. Laat staan: onvoorwaardelijke liefde. Die hebben ongelooflijk op hun falie gekregen. 4 Zij hebben dus niets anders mee gekregen dan: ‘je bent niet oké, je mag er niet zijn’. Dat brengt dus een hoop angst teweeg als het gaat om overgave. Dat is dan toch één van de laatste dingen waar je aan denkt. Want dat draag je in je mee. Dat is niet zomaar een opvatting die je even kan vervangen door een andere opvatting, dat je ineens weet dat het heel anders is…., God heeft onvoorwaardelijke liefde; mooi, we vervangen de ene opvatting door de andere….. Was het maar zo simpel. Want het heeft je gevormd, het heeft je kijk bepaald op mensen, op hoe alles in elkaar zit; dus het is deel van jezelf geworden, het reist met je mee, waar je ook heen gaat. Ook op de terugreis. Want je ouderbeeld gaat met je mee, en dat wordt heel gemakkelijk vervangen door God, die er ongeveer net zo komt uit te zien. Je wéét wel dat God anders is, maar dat is wetenschap, dat is dan nog geen ervaring. Want dingen die door ervaring jou gevormd hebben, kun je niet even veranderen door van opvatting te veranderen; die kunnen alleen veranderen door andere en betere ervaringen. Zo worden oude ervaringen en wat ze hebben uitgewerkt, overschreven door betere en nieuwe ervaringen. Zó verander je als mens. Maar zolang daar nog die angst zit, zijn mensen vaak heel schichtig als het gaat om overgave. Dat is logisch. En heb je een hang naar controle, naar houvast, naar structuur. Als je bang bent, wil je houvast hebben, dat geeft veiligheid - dan zie je dat mensen weer terugvallen, teruggrijpen naar oude Godsbeelden. Dat zie je hier in Hosea ook gebeuren: geroepen uit Egypte.., en wat gaan ze doen? …toch weer offeren. Ze hebben zich omgekeerd naar een nieuw begin, en wat denken ze? O, nou moeten we God dienen. Ja, het heet niet voor niks godsdienst. Nou moeten we God tevreden stellen. Nou moeten we naar Zijn wil gaan leven. Dat is dus offeren. En God zegt: Ik vraag geen offers. En als ik dan toch offer, gedraag ik mij naar mijn oude Godsbeeld. Godsdienst. Het woord zegt het al, het is godsdienst aan de mens. Want als er één de grootste is in het Koninkrijk van God dan is het God Zelf. En wie is de grootste? Ja, dat is aller dienaar. Zo eenvoudig zijn de wetten van het Koninkrijk van God hoor. Wat héél iets anders is dan, dat God Zich door mensen laat commanderen en laat sturen. Gelukkig niet. Ze grijpen dus weer terug op gesneden beelden: dat je precies gaat uitzoeken hoe het allemaal is en in elkaar zit. Dat je precies weet wat God van je wil, en 5 wat niet mag; dat kun je uittekenen en je kunt het anderen vertellen….; Hè hè, gelukkig, we hebben God een beetje op onze maat geknipt, we hebben gezorgd dat Hij een beetje binnen de grenzen van ons bevattingsvermogen past…., dat voelt wel rustig…, Hij kan ons niet meer verrassen, we hebben Hem getemd, zal ik maar zeggen, gedomesticeerd, en dat geeft lekker rust, denken we…. En wat is hier het eind van het liedje? Terug naar Egypte! Het volk was amper onderweg, en ze zouden zich toe moeten vertrouwen, moeten overgeven aan een God, die zegt: Ik ben jullie voorhoede, Ik ben jullie achterhoede, Ik zal zorgen dat het jullie aan niks ontbreekt, en Ik zal zorgen dat jullie dáár komen waar Ik je beloofd heb dat je zal komen. Ze moesten zich dus hieraan overgeven. Dat lukte maar heel even en als de eerste problemen opdoemen, de eerste onzekerheid of ze wel eten hebben…., dan begint het geroep al: Mozes, waarom zijn we hier, waarom heb je ons meegenomen? Waren we maar in Egypte gebleven, daar hadden we tenminste te eten en te drinken. Daar hadden we tenminste houvast; daar kenden we onze plek. Oké, die plek was wel helemaal onderaan, het was geen pretje, maar je had wel houvast, je wist waar je aan toe was. Het was geen echt leven, maar het leverde wel iets op. Wat deden ze daar dan? Bouwen aan bouwwerken. Niet de piramides waar wij ons aan vergapen, maar ze bouwden steden, voorraadsteden. Dat is de valkuil, het risico, van iedere gelovige. Maar vooral voor mensen die altijd bezig zijn om te zoeken naar hoe het zit, of hoe het is. Nóg dieper de waarheid in, om alles te weten en te snappen. Je kunt wel steeds meer voorraad vergaren, de steden worden steeds voller, en denken dat dát geloof is; en daarin groeien. Je denkt dat geloof een samenstel is van mooie gedachten en waarheden die ik beaam. En naarmate ik daarin groei, groei ik in geloof. Op zich is daar helemaal niks mis mee, want het is wel je routekaart, je kompas. Je hebt het wel nodig onderweg om niet te verdwalen; maar op zich brengt het je niet verder. Ik hou er zelf van om naar, liefst hele gedetailleerde, kaarten te kijken, die topografische kaarten, voor als we ergens op vakantie zijn, om te kijken hoe het allemaal in elkaar zit, hoe lopen de wegen, dat vind ik gewoon leuk, daar heb ik aardigheid in. Maar brengt dat mij verder? Helemaal niks! Het is je kaart, het is ook niet méér dan je kaart, je moet ook op weg gaan! Anders kun je de rest van je leven de kaart steeds verder verfijnen, en alle knooppunten opschrijven etc. Maar je komt geen stap verder. Ga er mee op reis, op terugreis. Op terugreis naar het hart van God. 6 Dat heeft alleen zin als ik mijzelf openstel; dát is die hele terugreis, waar God mij voortdurend in tegemoet komt. Van Zijn kant is er die openheid. Ja, dan moet ik mij wel kwetsbaar opstellen. Daar zijn we over het algemeen niet zo goed in, ik tenminste niet. Dat kwetsbaar opstellen gaat ook helemaal in tegen onze cultuur, waarin je eigenlijk aangepraat krijgt: wanneer ben je echt gelukkig? Als je autonomie hebt. Als je kan zeggen: ik ben helemaal eigen baas. Niemand heeft iets over mij te zeggen…, ik ben van niemand afhankelijk. Ik ben ik, en ik ben autonoom. God laat een heel ander geluid horen. Hij heeft het over ontmoeting. Hij wil jou graag ontmoeten. Hij heeft het over verbinding, over áfhankelijkheid. De bijbel staat er vol van. God noemt het ook steeds een verbond. Hij wil graag een verbond met jou. Een beter verbond, nou, dan heb je het over verbinding. Jezus gebruikte het voorbeeld van de ranken en de wijnstok. Als je het nou over afhankelijkheid hebt, Jezus zegt: ‘Wie Mijn woord bewaart, die is het die Mij liefheeft, en de Vader en Ik, Wij zullen bij hem komen en maaltijd bij hem houden, bij hem wonen.’ Dan heb je het over ‘samen’, over delen, over ontmoeten, over verbinden. Misschien helpt het om te bedenken hoe God Zich eigenlijk kwetsbaar heeft gemaakt. Als God zegt tegen de mens, tegen jou: ‘Ik verbind Mij onvoorwaardelijk aan jou.’ Er is niets wat jij kan doen waardoor dat verandert; er is ook niets wat jij kan nalaten waardoor dat verandert. ‘Ik verbind Mij onvoorwaardelijk met jou’. En God neemt dus het risico dat Hij gekwetst wordt. Daar zie je ook zulke ontroerende stukken van in de bijbel staan, bijv. in Jesaja, dat God zegt: ‘Dag en nacht stond Ik voor jullie klaar, had Ik mijn armen geopend, en jullie hebben niet gewild, je hebt je afgekeerd.’ Daar hoor je een gekwetste God. En kijk naar wat ze met God gedaan hebben in Zijn Zoon: afgeslacht, gehoond en vernederd. Dat heeft God aan Zichzelf laten gebeuren in Zijn Zoon. Zó kwetsbaar. Wát een God! Die kom je, wat mij betreft, nergens anders tegen hoor; hoeveel goden er ook zijn. Wat maakt het toch soms zo moeilijk om werkelijk je hart te openen en je zonder reserve, onvoorwaardelijk over te geven? Is het misschien de schaamte, schaamte over jezelf? Over wie je bent; die geringe dunk over jezelf? 7 Dat ‘dunk’ veronderstelt ook ‘denken’, maar het is niet eens denken, het is zo van: zo zit ik in elkaar, zo zit het leven in elkaar, en dat is mijn plek in het leven. Niet eens schaamte over dingen die je fout hebt gedaan. Als ik achterom kijk, kan ik ook dingen bedenken waar ik niet trots op ben. Ik denk dat dat wel voor iedereen geldt. Maar daar gaat het niet eens om. Het is schaamte over je eigen wezen. Hoe weet je dat? Als je bijvoorbeeld zegt: ‘Ik moet maar niet in het middelpunt van de belangstelling staan. Ik wil van alles doen, ik wil me ook wel inzetten, maar het moet niet over mij gaan.’ Of: je bent er gewoon niet goed in om voor jezelf op te komen. Niet dat je altijd voor jezelf op de barricaden moet staan, maar je bent er gewoon niet goed in om voor jezelf op te komen. Je hebt hele gerechtvaardigde wensen, maar je zegt toch: ‘Ach, laat maar’; de ander gaat altijd voor. Of er zit toch altijd een soort sluier van een basale triestigheid in je bestaan; ergens leef je toch met het gevoel van een soort domper. Dat soort dingen. Ik denk dat dat symptomen zijn van schaamte over wie je bent. Hoe kom je eraf? Dan kun je zeggen: nou, ik moet mij in het evangelie verdiepen, want dát herstelt en dát bevrijdt. Ja, dat is zeker, maar hóe dan? Die terugreis is een kwestie van jou en de Vader samen. Hij is niet anders dan onderweg om jou tegemoet te komen. Ook hierin. Want als ik denk: oh, dit moet ik in mezelf herstellen, of ik moet betere gedachten gaan verzamelen, dit vervangen door waarheid…, dan ben ik tóch weer bezig om mijzèlf te herstellen. In plaats van dat ik leef vanuit de genade van de Vader die zegt: alles is volbracht. Ik ben gekomen voor jou. Je mag het ervaren. Het beste is om dat gewoon bij je Vader te brengen, als dit speelt. Als je zegt: eigenlijk vind ik het zó lastig om mij werkelijk te laten zien Vader. Wilt U mij gewoon eens laten zien hoe het dan wél zit, en vooral, wilt U mij laten ervaren wat waar is. Die hele verzameling waarheden in je rugzak is natuurlijk prima voor onderweg; een goeie routekaart, je kunt er niet zonder, maar daarvan herstel je nog niet. Daarvan wordt je nog geen ander mens. Dat is zo wezenlijk. En God doet dat wel hoor! Hoe kun je dat dan heel concreet doen? Ik denk door gewoon eens stukjes uit de bijbel te nemen, bijv. dat stukje wat we net gelezen hebben uit Hosea, en ga die eens herkauwen. Niet analyseren, maar gewoon eens op je in laten werken: hoeveel liefde van God voor mij spreekt hier nou uit. Vader, laat mij dit nou eens gewoon ervaren. Want die betere en nieuwe ervaringen, maken dat de oude langzamerhand vervagen. Zodat je een ander mens wordt. Dat je een nieuw mens wordt. 8 Dan kan ik mij zonder reserve en zonder die verdedigende houding overgeven en daarin groeien. Dat is de levenslange reis naar het hart van God, die bekering heet. En naar de mate dat ik daar verder in kom op die weg, op die reis, wordt ook Gods kracht openbaar. Voor mij staat als een paal boven water dat er maar één kracht is in hemel en op aarde die kan maken dat de gebeden wáár worden: ‘Heer, laat er alstublieft een nieuwe hemel en een nieuwe aarde komen’. Die kracht is Gods liefde hoor, dat is echt de enige kracht. Dáár zullen we het van moeten hebben. Nou, dan hebben we met elkaar, en dan heeft de mens nog een hele weg te gaan, als je om je heen kijkt. Maar dat is uiteindelijk Gods verantwoordelijkheid. Hoe en wanneer precies? Jezus zegt: ‘Wat Mij betreft, de Vader heeft de tijden en gelegenheden aan Zich gehouden.’ Wij kunnen niet meer doen dan ieder in z’n eigen leven daarmee bezig zijn, en dat uitstralen en daarvan uitdelen. Die volmaakte liefde van God, dát is de volmaakte liefde, ik hoef niet volmaakt te zijn in de liefde. Góds liefde is volmaakt en die drijft dus alle vrees uit. Als alle vrees weg is, dan durf je je als mens werkelijk te openen. Zó komt je als mens op je bestemming, bij het Vaderhart van God. Dát is je bestemming. En al het andere, misschien heet het wel godsdienst, maar al het andere is: je doel missen; en dat is pas zonde! Ik zou zeggen: Een goede terugreis en een behouden thuiskomst. Henk Moorman
© Copyright 2024 ExpyDoc