Minigids Productfiscaliteiten 2014

Minigids Productfiscaliteiten 2014
kerninformatie voor de adviespraktijk
1. Algemeen • Fiscale cijfers | Sociale cijfers
2. Eigen woning
3. Kapitaalverzekeringen
4. Lijfrente
5. Gouden handdruk
6. Pensioen
7. Arbeidsongeschiktheid
8. Spaarloon, levensloop en vitaliteit
9. Sparen en beleggen
10. Schenk- en erfbelasting
11. Samenwonen/trouwen, scheiden en overlijden
Begrippenlijst
➔
Fiscale cijfers
Belastbaar
inkomen
meer dan
Box 1
Belastbaar inkomen uit
werk en woning
Box 2
Belastbaar inkomen uit
aanmerkelijk belang
Box 3
Belastbaar inkomen uit
sparen en beleggen
Inkomstenbronnen:
• winst uit onderneming
• inkomsten uit arbeid (loon)
• resultaat uit overige
werkzaamheden
• periodieke uitkeringen en
verstrekkingen
• inkomsten uit eigen woning
• negatieve uitgaven voor
inkomensvoorzieningen
Inkomstenbronnen:
• reguliere voordelen
• vervreemdingsvoordelen
Inkomstenbronnen
• forfaitair rendement =
4% van (bezittingen
minus schulden
minus heffingvrij vermogen)
Aftrekposten:
•u
itgaven voor inkomens­
voorzieningen
•p
ersoonsgebonden aftrek
Aftrekposten:
• aftrekbare kosten
Aftrekposten:
• kosten zijn in deze box niet
aftrekbaar
Tarief: progressief (zie hieronder)
Tarief: 22% ≤ 250.000
25% > dan 250.000
Tarief: 30%
Verliesverrekening:
Alleen voor box 1-verliezen mogelijk
Verliesverrekening:
Alleen voor box 2-verliezen mogelijk
Verliesverrekening:
Verliesverrekening is niet mogelijk
Belastingtarief
Totaal tarief
Schijventarief box 1
Jonger dan AOW-leeftijd
-
€ 19.645
5,10%
31,15%
31,15%
36,25%
Heffing over
totaal van de
schijven
w 7.121
€ 19.645
€ 33.363
10,85%
42%
€ 12.882
€ 33.363
€ 56.531
42%
42%
€ 22.612
€ 56.531
-
52%**
52%
Maar niet meer
dan
Belastingtarief
Tarief premie
volksverzekering
Totaal tarief
Heffing over
totaal van de
schijven
-
w 19.645
5,10%
13,25%
18,35%
w 19.645
w 33.363
10,85%
13,25%
24,1%
w 6.910
w 33.363
w 56.531
42%
42%
w 16.640
w 56.531
-
52%
52%**
Overzicht boxenstelsel
Tarief premie
volksverzekering
Sluiten
AOW-leeftijd en ouder geboren vanaf 1 januari 1946*
(voor uitgebreidere informatie klik hier voor de meest recente versie van de Gids Productfiscaliteiten)
Maar niet meer
dan
Zoeken
extra bij volledige schermweergave
1. Algemeen: Fiscale cijfers/Sociale cijfers
Belastbaar
inkomen
meer dan
Menu
w 3.604
AOW-leeftijd en ouder, geboren vóór 1 januari 1946
Belastbaar
inkomen
meer dan
Maar niet meer
dan
Belastingtarief
Tarief premie
volksverzekering
Totaal tarief
Heffing over
totaal van de
schijven
-
w 19.645
5,10%
13,25%
18,35%
w 3.604
w 19.645
w 33.555
10,85%
13,25%
24,1%
w 6.956
w 33.555
w 56.531
42%
42%
w 16.605
w 56.531
-
52%
52%**
*Houdbaarheidsbijdrage
Sinds 2011 wordt van mensen die zijn geboren vanaf 1 januari 1946 een houdbaarheidsbijdrage gevraagd.
Door deze maatregel wordt de tweede tariefschijf jaarlijks nog maar met 75% van de inflatiecorrectie
aangepast, waardoor mensen sneller in de derde tariefschijf vallen.
** Aftrek kosten eigen woning
De aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning zijn in 2014 maximaal aftrekbaar tegen 51,5%
(zie Hoofdstuk 2 Eigen Woning)
Heffingskortingen
Bestanddelen
Jonger dan AOW-leeftijd
AOW-leeftijd en ouder
Maximale algemene heffingskorting lagere
inkomens1
€ 2.103,00
€ 1.065,00
Maximale algemene heffingskorting hogere
inkomens1
€ 1.366 ,00
€ 693,00
Maximale werkbonus
€ 1.119,00
,00
Maximale arbeidskorting lagere inkomens 2
€ 2.097,00
€ 1.062,00
Maximale arbeidskorting hogere inkomens 2
€ 367,00
€ 186,00
vervolg zie volgende pagina
2
3
Menu
➔
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Bestanddelen
Jonger dan AOW-leeftijd
AOW-leeftijd en ouder
MKB vrijstelling
Jaarlijks 14% over de winst -/- ondernemersaftrek, indien de ondernemer voldoet aan het urencriterium zoals
opgenomen in de Wet IB2001.
Ouderschapsverlofkorting per verlofuur
€ 4,29
Levensloopverlofkorting
(per gespaard kalenderjaar tot 2012)
€ 205,00
Inkomensafhankelijke combinatiekorting
maximaal
€ 2.133,00
€ 1.080,00
Alleenstaande-ouderkorting
€ 947 3,0
€ 480 3,0
Maximale aanvulling op de alleenstaandeouderkorting
€ 1.319
Jonggehandicaptenkorting
€ 708
668
€
Ouderenkorting
€ 1.032
Ouderenkorting bij een inkomen boven
€ 35.450
€
Alleenstaande-ouderenkorting
Tijdelijke heffingskorting voor VUT en
prepensioen (0,67%) maximum
Korting voor groene beleggingen 4
€
150
4293
€ 121
0,7% 5
Regelingen voor IB ondernemers
0,7% 5
1 Vanaf 1 januari 2014 is de algemene heffingskorting inkomensafhankelijk gemaakt
2 Vanaf 1 januari 2014 is de hoogte van arbeidskorting is afhankelijk van het gezamenlijk bedrag van het arbeidsinkomen en het
maximum van de arbeidskorting
3 vermeerderd met 4,3% van het arbeidsinkomen met een maximum van e 1.319 indien het kind bij de aanvang van het kalenderjaar nog niet 16 jaar is (AOW-leeftijd en ouder e 688)
4per 1 januari 2013 is de heffingskorting voor maatschappelijke beleggingen, beleggingen in durfkapitaal en culturele- en sociaalethische beleggingen vervangen door de heffingskorting voor uitsluitend groene beleggingen
5 van de vrijstelling in box 3
Aanslaggrens voor de inkomstenbelasting
Er wordt een verplichte aanslag inkomstenbelasting opgelegd als de verschuldigde belasting het saldo van
gezamenlijke voorheffingen en voorlopige teruggaven die met het oog op de heffingskorting zijn vastgesteld,
met meer dan € 45 te boven gaat.
Zelfstandigenaftrek
De zelfstandigenaftrek geldt voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet en die op 1 januari 2014
de AOW-leeftijd nog niet heeft bereikt. Voor vrouwelijke ondernemers geldt dat zij voor de toepassing van het
urencriterium bij wijze van fictie geacht worden gedurende de periode van hun zwangerschap- en bevallingsverlof, doch maximaal 16 weken, hun werkzaamheden niet hebben onderbroken.
Met ingang van 1 januari 2012 is de zelfstandigenaftrek een vast bedrag. Het is nu niet meer afhankelijk van
de hoogte van de winst. De zelfstandigenaftrek voor 2014 bedraagt € 7.280.
Als een ondernemer in één of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was en bij hem
in die periode niet meer dan tweemaal de zelfstandigenaftrek is toegepast, wordt de zelfstandigenaftrek
verhoogd met € 2.123 (startersaftrek). Dit geldt niet voor (voormalige) aandeelhouders die de onderneming
na geruisloze terugkeer uit de BV voortzetten in een IB onderneming. De ondernemer die bij het begin van
het kalenderjaar de AOW-leeftijd heeft bereikt, heeft recht op een zelfstandigenaftrek van 50% (van de
zelfstandigenaftrek).
Tarief vennootschapsbelasting (rechtspersonen)
Tarieven vennootschapsbelasting bij een winst van:
Meer dan
Maar niet meer dan
Bedraagt het percentage
-
€ 200.000
20%
€ 200.000
-
25%
Fictief gebruikelijk loon
De directeur-grootaandeelhouder, zijne de werknemer die in een vennootschap een aanmerkelijk belang
heeft en arbeid verricht, krijgt in beginsel een bepaald minimumsalaris toegerekend. Voor 2014 bedraagt dat
minimumsalaris € 44.000.
Teruggaafgrens bij te veel ingehouden voorheffingen: € 14.
Termijn indienen T-biljet
De termijn voor het indienen van een verzoek om teruggaaf bedraagt vijf jaar.
4
5
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Wajong, WAZ/WAZO, WAO/WIA, WW
Sociale cijfers
Wajong, WAZ/WAZO*
AOW
Maximum per dag
Samenwonenden
beiden AOWleeftijd
Alleenstaanden
Per partner
individueel
Alleenstaanden
met kind
Werkelijke AOW
€  17.626
€  12.891
€   8.813
€  16.346
Vakantietoeslag
€   1.203
€    842
€    601
€   1.083
Totaal
€  18.829
€  13.733
€   9.414
€  17.429
Inkomensgrens
Aantal uitkeringsdagen
  68,30
WAO/WIA **
WW ***
  197,00
€   197,00
€
261,00
261,00
261,00
75%,00
75%*100/108,00
70%*100/108,00
Maximumuitkering per jaar
€   13.370,00
€   35.706,00
€   33.326,00
Incl. vakantie-uitkering
€   14.439,00
€   38.563,00
€   35.992,00
-,00
€   51.417,00
€   51.417,00
Maximumuitkering
Per 1 januari 2014 is de AOW-leeftijd verhoogd naar 65 jaar en 2 maanden. Die leeftijd wordt de komende
jaren verder verhoogd.
€ *Grondslag Wajong is e 17.827.
** De WAO blijft bestaan voor diegenen die vóór 1 januari 2004 ziek zijn geworden en nu een WAO-uitkering hebben.
***De eerste twee maanden bedraagt de WW-uitkering 75% van het laatstverdiende loon (maximaal e 197 per dag), daarna 70%.
De maximumuitkering in het eerste jaar bedraagt e 36.420 (incl. vakantietoeslag).
Anw
Werkelijk
uitgekeerde bedragen
Vakantie uitkering
Totaal
Nabestaandenuitkering
€   13.526
€  1.007
€   14.533
Halfwezenuitkering
€   3.334
€  288
€   3.622
Wezen tot 10 jaar
€   4.328
€  323
€   4.651
Wezen 10-16 jaar
€   6.493
€  483
€   6.976
Wezen 16-21/27 jaar
€   8.657
€  644
€   9.301
Brutominimumloon
23 jaar en ouder Vakantietoeslag
Totaal
€ 17.827
€ 1.426
€ 19.253
Bruto-uitkeringen IOAW/IOAZ
Jaarbedragen voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en zelfstandigen, inclusief vakantietoeslag
Gehuwde en ongehuwde partners die beiden 21 jaar of ouder zijn
€ 18.857
Alleenstaande van 21 jaar of ouder met kinderen
€ 18.153
Alleenstaande van 23 jaar of ouder zonder kinderen
€ 14.539
In tegenstelling tot de IOAW kent de IOAZ voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte ex-zelfstandigen
een toets op inkomsten uit vermogen. Op de IOAZ-uitkering wordt in mindering gebracht een fictief inkomen
van 4% van bij bedrijfsbeëindiging aanwezig vermogen boven € 128.547.
Eigen vermogen bij bijstand
Vrij te laten vermogen:
• voor gezinnen • voor alleenstaanden • eigen huis extra vrijgelaten 6
€ 11.700
€ 5.850
€ 49.400
7
➔
Menu
2. Eigen woning
Premiepercentages
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Werkgever
Werknemer
Totaal
Max.premie
inkomen
AOW 1
-
17,90
17,90
€  33.363 p.j.
Anw 1
-
0,60
0,60
€  33.363 p.j.
De WOZ-waarde ligt tussen
Eigenwoningforfaitpercentage
AWBZ 1
-
12,65
12,65
€  33.363 p.j.
< € 12.500
0,00%
WAO/WIA-basispremie (Aof )
4,95
-
4,95
€  197 p.d.
€ 12.500 - € 25.000
0,25%
WGA-rekenpremie
(Werkhervattingskas)
1,03
-
1,03
€  197 p.d.
€ 25.000 - € 50.000
0,40%
€ 50.000 - € 75.000
0,55%
AWf (werkloosheidsverzekering)
2,15
-
2,15
€  197 p.d.
WW Gemiddelde sectorpremie
2,68
-
2,68
€  197 p.d.
ZVW 2 (inkomensafhankelijke bijdrage)
7,5
-
7,5
€   51.414 p.j.
KO (verplichte bijdrage kinderopvang)
0,50
-
0,50
€  197 p.d.
1 Voor de volksverzekeringen AOW, Anw en AWBZ geldt geen premievrije voet. Het totale premiepercentage bedraagt 31,15%.
2 De daling van de ZVW-inkomensafhankelijke bijdrage wordt voornamelijk veroorzaakt door lagere zorguitgaven dan verwacht.
Eigenwoningforfait
€ 75.000 - € 1.040.000
0,70%
> € 1.040.000
€ 7.350 vermeerderd met 1,80% van de eigenwoningwaarde voor zover deze uitgaat boven € 1.040.000
Hypotheekrenteaftrek
Maximale duur hypotheekrenteaftrek
30 jaar
Bestaande hypotheken op 1 januari 2001
Aftrek tot en met 31 december 2030
Soort woning
Uitsluitend de eigen woning (hoofdverblijf )
Voorwaarden voor nieuwe hypothecaire leningen per 1 januari 2013
Er bestaat alleen recht op renteaftrek voor de eigen woning als:
• de lening schriftelijk is overeengekomen én in maximaal 360 maanden volledig wordt afgelost;
• wordt afgelost volgens een ten minste annuïtair aflossingsschema; een lineaire leningvorm is ook mogelijk;
• aan de verplichting tot aflossing wordt voldaan (aflossingseis);
• de lening is aangegaan in verband met de eigen woning (eisen van vóór 1 januari 2013).
De vereisten gelden per leningdeel
Als er niet annuitair wordt afgelost, vervalt in beginsel het recht op renteaftrek. Dat recht vervalt dan voor de
rest van het leven van de belastingplichtige. Er zijn wel uitzonderingen. Meer hierover leest u bij bij ‘tijdelijke
betalings-problemen’.
8
9
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Overgangsrecht geldt:
• Als op 31 december 2012 sprake was van een eigen woning met een daarop rustende eigenwoningschuld;
• Was er op 31 december 2012 geen sprake van een eigenwoningschuld? Dan geldt als eigenwoningschuld
waarvoor overgangsrecht geldt:
• de eigenwoningschuld in 2012 direct voorafgaande aan de vervreemding van de woning, mits er in 2013
weer een eigenwoningschuld was (ziet met name op tijdelijke huur tussen twee woningen in);
• de oude eigenwoningschuld van belastingplichtigen die op of na 31 december 2012 geen eigen woning en
eigenwoningschuld hebben maar na 31 december 2012 (en vóór of na 31 december 2021) weer terugkeren
in een woning die vóór of na 31 december 2012 laatstelijk een eigen woning is geweest en de status van eigen woning is verloren als gevolg van verhuur van de woning, zonder dat na 31 december 2012 een andere
woning als een eigen woning is aan te merken geweest (met name gericht op ‘expats’),
• de eigenwoningschuld die in 2013 is ontstaan als gevolg van een onherroepelijke schriftelijke
overeenkomst afgesloten in 2012 tot verwerving van, het verrichten van onderhoud aan of de verbetering van de eigen woning mits het onderhoud of de verbetering in 2013 is voltooid.
• de eigenwoningschuld op de woning die overblijft wanneer t ijdelijk twee huizen op 31 december 2012
als eigen woning kunnen worden aangemerkt.
• de op 31 december 2012 bestaande schuld in verband met een woning die tot het ondernemingsvermogen werd gerekend bijvoorbeeld na staking van die onderneming. Dat kan net als bij de andere woningschul
den alleen voor zover de schuld ziet op het deel van de woning dat na overgang is aan te merken als een eigen woning.
Het aan de eigenwoningschuld gekoppelde spaar- of beleggingsproduct (KEW, SEW of BEW) ‘volgt’ als het
ware de eigenwoningschuld. Als de schuld onder het overgangsrecht valt geldt dat in beginsel ook voor de
daaraan gekoppelde KEW, SEW of BEW. Zie hiervoor Hoofdstuk 3 Kapitaalverzekering en overgangsrecht.
Toetsing aflosstand
Op de volgende toetsmomenten wordt bepaald of er voldoende is afgelost:
• 31 december van het kalenderjaar
• het moment van vervreemding van de eigenwoning
• het moment van wijziging van de maandelijkse rentevoet (zie Gids Productfiscaliteit van de Belastingbox)
• het laatste moment waarop de voorgaande schuld bestond (zie Gids Productfiscaliteit van de Belastingbox)
Een rekenhulp voor de berekening van de aflossingseis is te vinden op www.belastingdienst.nl/rekenhulpen/
aflossing_annuiteitenlening/
10
Tijdelijke betalingsproblemen en behoud van renteaftrek
Ontstaat er in een kalenderjaar een aflossingsachterstand? Het recht op renteaftrek blijft dan bestaan als:
1 In het daarop volgende kalenderjaar de achterstand is ingelopen. Voorwaarde is dat sprake is van een
incidentele achterstand.
2 Per 1 januari van het tweede kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de achterstand is ontstaan,
contractueel een nieuw, ten minste annuïtair aflossingsschema voor de resterende looptijd is overeengekomen. Voorwaarde is dat onvoldoende betalingscapaciteit aannemelijk wordt gemaakt.
3 Uiterlijk aan het einde van het vierde kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de achterstand is
ontstaan, contractueel een nieuw, ten minste annuïtair aflossingsschema voor de resterende looptijd is
overeengekomen. Voorwaarden zijn dat aannemelijk wordt gemaakt dat niet aan het nieuwe aflossingsschema als bedoeld bij punt 2 kon worden voldaan en de schuldeiser heeft ingestemd met betalingsuitstel.
4 De aflossingsachterstand uiterlijk is hersteld aan het einde van het tweede kalenderjaar, volgend op het
kalenderjaar waarin de fout in de berekening of in de betaling van het aflossingsbedrag ontstond.
Aflosstand
Als de eigen woning wordt vervreemd en de oude eigenwoningschuld is groter dan de nieuwe eigenwoningschuld (of deze ontbreekt), wordt het meerdere bedrag van de eigenwoningschuld én de stand van de
resterende looptijd in maanden vastgesteld: de aflosstand.
Bij een verhoging of het aangaan van een nieuwe eigenwoningschuld wordt de verhoging afgeboekt op de
aflosstand en moet dit bedrag ten minste annuïtair binnen de resterende looptijd te worden afgelost.
De aflosstand vervalt als deze geheel op de eigenwoningschuld is toegepast.
Restschuld
Een restschuld ontstaat als de verkoopprijs van de eigen woning lager is dan de eigenwoningschuld. De
rente over deze restschuld is met ingang van 1 januari 2013 gedurende 10 jaar aftrekbaar in box 1, mits de
restschuld ontstaat in de periode van 29 oktober 2012 tot en met 31 december 2017. De faciliteit is ook van
toepassing als er geen eigen woning meer is. Ook geldt er geen aflossingsvereiste voor de restschuld.
11
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Overzicht aftrekbare kosten box 1 eigenwoningschuld
Kosten zelf aftrekbaar?
12
Verbouwingen
Rente over de schuld bij
financiering aftrekbaar?
Koopsom
Nee
Ja
Overdrachtsbelasting
Nee
Ja
Roerende goederen
Nee
Nee
Omzetbelasting grond
Nee
Ja
Grond- en bouwrente over de periode vóór het
tijdstip van de koop-/aannemings­overeenkomst
Nee
Ja
Grond- en bouwrente over de periode na het tijdstip van de koop-/aannemings­overeenkomst
Ja
Nee
Verschuldigde box 1-lening rente
Ja
Nee
Verbouwing
Nee
Ja
Taxatiekosten i.v.m. hypotheek
Ja
Ja
Notariskosten hypotheekakte
Ja
Ja
Kosten verkrijgen nationale hypotheek­garantie
(t.b.v. hypotheek)
Ja
Ja
Notariskosten transport
Nee
Ja
Afsluitprovisie /advieskosten
Ja (beperkt)
Ja
Boeterente voor vervroegde aflossing
Ja
Nee
Kosten wegens oversluiten/verlengen
Ja
Nee
Administratiekosten
Ja
Ja
Jaarlijks erfpacht canon
Ja
Nee
Afkoopsom erfpacht
Nee
Ja
Makelaarscourtage
Nee
Ja
Bankgarantiekosten
Nee
Ja
Bereidstellingsprovisie
Ja
Ja
Annuleringskosten hypotheek
Nee
Nee
Inleg kapitaalverzekering eigen woning
Nee
Nee
Inleg spaarrekening eigen woning
Nee
Nee
Inleg beleggingsrecht eigen woning
Nee
Nee
Aflossing eigen woning
Nee
Nee
Voor het aangaan van leningen voor verbouwingen gelden onderstaande specifieke goedkeuringen:
• rente en kosten van een geldlening gesloten voor de verbouwing van de eigen woning zijn gedurende zes
maanden na het afsluiten van de geldlening aftrekbaar in box 1, ongeacht of verbouwingsuitgaven daadwerkelijk uit de geldlening zijn betaald;
• rente en kosten van de geldlening gesloten binnen zes maanden na aanvang van de verbouwing van de
eigen woning zijn aftrekbaar in box 1, voorzover de geldlening niet meer bedraagt dan in die zes maanden
gedane verbouwingsuitgaven;
• Voor het verbouwingsdepot geldt dat in de eerste zes maanden na het afsluiten van de geldlening de rente
en kosten volledig mogen worden afgetrokken. In het daaropvolgende anderhalf jaar worden de betaalde
en ontvangen rente in box 1 gesaldeerd.
Verhuizing
Een woning die nog niet betrokken kan worden vanwege een verbouwing of een in aanbouw zijnde woning
kan onder voorwaarden al aangemerkt worden als eigen woning. Een van de voorwaarden is dat de woning
moet leegstaan. Een tweede voorwaarde is dat de woning in het kalenderjaar of in één van de drie (per 1
januari 2015 twee jaar) volgende kalenderjaren als eigen woning moet gaan dienen. Hetzelfde geldt voor
leegstaande woningen die in het kalenderjaar of in één van de drie (per 1 januari 2015 twee jaar) voorafgaande jaren een eigen woning is geweest van belastingplichtige. De woning moet het hoofdverblijf zijn
geweest, leegstaan en te koop worden aangeboden. De met deze woning samenhangende (hypotheek)rente
is gedurende die tijd aftrekbaar. Bovendien is het eigenwoning­forfait voor de nieuwe woning nihil.
De hiervoor beschreven driejaarstermijn is met ingang van 1 januari 2015 twee jaar.
Bijleenregeling
Als bij verkoop van de eigen woning overwaarde is ontstaan, is de bijleenregeling van toepassing. Overwaarde betekent voor de bijleenregeling het verschil tussen de verkoopopbrengst van de oude woning en de
eigenwoningschuld op diezelfde woning plus de verkoopkosten. De lening waarvoor renteaftrek geldt, mag
niet hoger zijn dan de aankoopprijs van de nieuwe woning (inclusief aankoopkosten) minus de overwaarde
van de oude woning. Dit is de eigenwoningschuld. Voor dit bedrag kan de rente worden afgetrokken maar
dan moet aan de overige voorwaarden worden voldaan.
Afbouw hypotheekrenteaftrek
Vanaf 1 januari 2014 wordt gestart met het geleidelijk beperken van de hypotheekrenteaftrek. De aankomende 28 jaar zal de hypotheekrenteaftrek elk jaar met 0,5% afnemen. Wordt in 2014 belasting volgens het
hoogste tarief van 52% betaald? Dan is er nog maar aftrek tegen 51,5%. Deze maatregel heeft enkel invloed
op de aftrekbare kosten eigen woning en niet op de bepaling van de hoogte van het belastbare inkomen uit
de eigen woning (box 1).
13
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Met onderstaand schema kan worden bepaald of de bijleenregeling van toepassing is
en wat de gevolgen zijn!
Stroomschema Einde samenleving
Stroomschema Bijleenregeling
Dit schema moet per persoon worden doorgenomen! Je gaat uit van het juridisch eigendom per persoon*.
Is sprake van verwerving** van
een (andere) eigen woning?
ja
nee
Is sprake van een verbouwing van
of onderhoud aan de eigen woning?
ja
nee
Consumptief
Geen EWS
Is er nog een niet benutte EWR
die korter dan 3 jaar bestaat***?
ja
nee
Schuld voor verbouwing/
onderhoud = EWS
Schuld voor verbouwing/onderhoud minus EWR=EWS.
Restant is box 3-schuld.
stap 1
Bepaal het (geschatte) VVS van de huidige eigen woning:
verkoopprijs oude woning - verkoopkosten - EWS
stap 2
Bepaal EWR:
VVS + niet benutte EWR die korter dan 3 jaar bestaat***
stap 3.1
stap 3.2
Heeft de fiscaal partner een niet
benutte EWR afkomstig van de woning
die voor beide fiscale partners als
eigen woning diende?
Partnerregeling
is niet van toepassing
De bij stap 3.1 berekende
maximale EWS****
nee
Partnerregeling
is niet van toepassing
De bij stap 3.1 berekende
maximale EWS****
nee
Partnerregeling
is niet van toepassing
De bij stap 3.1 berekende
maximale EWS****
Wordt partnerschap verbroken
door overlijden?
ja
De fiscale partner neemt de EWR
over van de overleden partner
ja
De EWR (uit het verleden) van één
van beide partners wordt aan beide
partners toebedeeld naar rato van
juridische gerechtigheid.
Was de partnerregeling van
toepassing bij verwerving van de
eigen woning
nee
Gaat het om de partner
die
ja
rekening moet houden met de niet
benutte EWR van de andere partner
nee
Is er bij de financiering rekening
gehouden met de verlaging van de
maximale EWS door de partnerregeling?
ja
ja
Partnerregeling is van toepassing
*
let op indien er sprake is geweest van boedelmenging als gevolg van bijvoorbeeld een huwelijk in gemeenschap van goederen dan wordt de eigenwoningreserve uit het verleden van éen van beiden partners naar rato van de juridische gerechtigheid aan beide partners toebedeeld.
** Onder verwerving van een eigen woning wordt niet alleen de aankoop van een eigen woning verstaan,
maar ook een woning die van box 3 naar box 1 verhuist.
*** Er kan bij de verkoop van een voorgaande eigen woning een niet benutte EWR zijn blijven staan.
**** De aangegane EWS hoeft niet gelijk te zijn aan de maximale EWS.
14
Was er op enig moment sprake van
boedelmenging
Dit overzicht is niet relevant
Voor deze partner geldt dat als de
3 jaars-termijn niet is verstreken
de niet benutte EWR weer herleeft.
Dit kan gevolgen hebben bij de
verwerving van (een aandeel in) of
verbouwing van een eiegen woning
ja
nee
ja
Heeft de te verkopen/verkochte
woning als eigen woning gediend
voor beide fiscale partners?
ja
Dit overzicht is niet relevant
ja
nee
Bepaal de maximale EWS****:
aankoopprijs + aankoopkosten nieuwe eigen woning - EWR
Partnerregeling?
Dient de aan te kopen/ aangekochte woning voor beide fiscale
partners als eigen woning?
nee
Wordt een fiscaal partnerschap
verbroken?
nee
Blijft deze partner achter dan
neemt de maximale EWS toe met
het bedrag van de EWR waar
rekening mee is gehouden in het
kader van de partnerregeling. De
schuld voor de overname van het
aandeel van de ex-partner in de
eigen woning kan volledig fiscaal
gefaliciteerd worden aangegaan.
Vertrekt deze partner dan hoeft alleen rekening gehouden te worden
met de eigen EWR.
De rente over de aanwezige EWS
na toepassing van de partneregeling is aftrekbaar. Bovendien kan
de schuld voor de overname van
het aandeel van de ex-partner in
de eigen woning volledig fiscaal
gefacilieerd worden aangegaan.
15
Menu
➔
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Stroomschema Aflossingsstand
Dit schema moet doorlopen worden bij vervreemding van een eigen woning met een eigenwoningschuld die onder
het regime vanaf 1 januari 2013 valt (tenminste annuïtaire leningen). Dit schema moet per persoon worden doorgenomen.
Vervreemding eigen woning
Tussentijds huren
Aankoop goedkopere
nieuwe eigen woning
Aankoop duurdere nieuwe eigen
woning of aankoop eigen woning
na periode van tussentijdse huur
Bepaal de oude EWS direct voorafgaande aan de vervreemding van
de eigen woning
Bepaal de maximale EWS
op grond van het stroomschema
Bijleenregeling
Bepaal de maximale EWS
op grond van het stroomschema
Bijleenregeling
Bepaal welk deel van de oude
EWS doorloopt in de nieuwe EWS
en welk deel van de oude EWS
wordt stopgezet
Splitsen nieuwe EWS in:
•deel van de oude EWS dat
doorloopt;
•deel EWS dat herleeft op
grond van de aflossingsstand
(indien van toepassing)
•deel nieuwe EWS
(indien van toepassing)
Deze oude EWS vastleggen als
aflossingsstand: bedrag en
resterende looptijd in maanden
Deel van de oude EWS dat wordt
stopgezet vastleggen als
aflossingsstand: bedrag en
resterende looptijd in maanden
Eind van het kalenderjaar een
beschikking aflossingsstand
aanvragen bij inspecteur
Eind van het kalenderjaar een
beschikking aflossingsstand
aanvragen bij inspecteur
Oude EWS:
voortzetten
aflossing op
grond van
bedrag en
resterende
looptijd oude
EWS
Herleven
EWS middels
aflossingsstand:
voortzetten aflossing op grond van
(deel van) bedrag
en resterende
looptijd zoals
vermeld in
aflossingsstand
Nieuwe EWS:
aflossing
op grond
van nieuwe
30-jaarstermijn. *
De aflossingsstand neemt af met het bedrag dat
herleeft als EWS. Beschikking aflossingsstand laten
aanpassen. Bij volledige toepassing vervalt de
(beschikking) aflossingsstand.
*
16
Let op de samenloop met bijv. de imputatieregeling, schenkvrijstelling of een gedeeltelijke aflossing in het verleden deze kunnen van invloed zijn op de periode van renteaftrek voor de nieuwe EWS.
Definities
Eigen woning rs
gplichtige ande
g die de belastin
De eigen wonin
ing staat
ikk
sch
be
ter
hoofdverblijf
dan tijdelijk als
regeling
van de partner
Partner in de zin
rtner
• is de fiscaal pa
Afkortingen
ningreserve
EWR • eigenwo
ningschuld
wo
en
eig
•
S
EW
ingssaldo
md
ee
VVS • vervr
17
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
3. Kapitaalverzekering- of rekening en overgangsrecht
(voor uitgebreidere informatie klik hier voor de meest recente versie van de Gids Productfiscaliteiten)
Kapitaalverzekering- of rekening voor de eigen woning
Vanaf 1 april 2013 is er geen bijzondere fiscale regeling meer voor financiële producten
waarmee vermogen wordt opgebouwd om een eigenwoningschuld mee af te lossen. Voor
producten afgesloten vanaf 1 april 2013 moet de opgebouwde waarde ieder jaar in box 3 van
de inkomstenbelasting worden opgegeven. Voor op 31 maart 2013 bestaande producten is er
overgangsrecht.
Overgangsrecht kapitaalverzekering eigen woning/ spaarrekening eigen woning of
beleggingsrecht eigen woning (KEW/SEW/BEW)
Had een belastingplichtige op 31 december 2012 een eigen woning en een eigenwoningschuld die
aflossingsvrij is? Dan mocht hij tot 1 april 2013 een nieuwe KEW, SEW of BEW afsluiten ter grootte
van dat aflossingsvrije deel. Ook was het mogelijk om tot 1 april 2013 een bestaande KEW, SEW of
BEW te verhogen tot het bedrag van de aflossingsvrije eigenwoningschuld. In zeven situaties blijven
de oude regels nog van toepassing, namelijk als de KEW, SEW
of BEW:
• ongewijzigd wordt voortgezet na 31 december 2012;
•ongewijzigd wordt voortgezet vanaf 1 april 2013 als er op 31 december 2012 al een eigen woning
en aflossingsvrije eigenwoningschuld was en gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om een
nieuwe KEW, SEW of BEW af te sluiten of een bestaand opbouwproduct vóór 1 april 2013 te
verhogen;
•er in 2012 niet meer was, in verband met de verkoop van een eigen woning en er bij aankoop van
een nieuwe eigen woning in 2013 weer was;
•in 2013 werd afgesloten in verband met een koop- of aanneemovereenkomst die op 31 december
2012 onherroepelijk was;
•wordt voortgezet in een KEW, SEW of BEW bij een andere uitvoerder of in een vergelijkbaar
product bij dezelfde uitvoerder waarbij de oude regels van toepassing blijven; of
•een kapitaalverzekering is die op 31 december 2012 bestond en vóór 1 april 2013 een KEW is
geworden.
•tijdelijk tot box 3 behoorde door tijdelijk huren, verhuren of een periode van verblijf in het buitenland.
Op deze bestaande overeenkomsten blijven de oude regels van toepassing als:
•Het gegarandeerde kapitaal van het product na 31 december 2012 (of 31 maart 2013) niet is
verhoogd en de looptijd niet is verlengd.
•De premie of de inleg niet is verhoogd als het product geen gegarandeerd kapitaal heeft en de
looptijd niet is verlengd.
De te benutten vrijstelling kan nooit hoger zijn dan de uiterlijk na 30 jaar met de eenmalige kapitaals­uitkering
af te lossen eigenwoningschuld. Bovendien geldt de vrijstelling eenmaal per leven, is persoons­gebonden en
mag de totale premie in enig verzekeringsjaar niet hoger zijn dan tienmaal de totale premie in enig ander
verzekeringsjaar. De kapitaalvrijstelling is ook van toepassing op de uitkeringen bij overlijden. Hierbij mag
de (restant) vrijstelling van de overleden partner worden gebruikt tot maximaal de uitkering ten gevolge van
het overlijden van die partner.
Bij de SEW wordt de deblokkering bij overlijden toegerekend aan de overleden partner. De vrijstelling is van
toepassing tot maximaal het tegoed op de SEW van de overleden partner. Bij een SEW is het ook mogelijk
het SEW-tegoed van de overleden partner door te schuiven naar de langstlevende partner. De toekomstige
vrijstelling van de langstlevende partner wordt dan verhoogd met de niet benutte vrijstelling van de
overleden partner. Dit is maximaal het SEW-tegoed ten tijde van het overlijden.
Uitzonderingen op de 15- en 20 jaarseis
In een aantal situaties hoeft niet aan de eis van 15- of 20 jaar premiebetaling te worden voldaan:
1. bij verhuizing naar een huurwoning;
Of, als aan overige fiscale voorwaarden is voldaan. Zoveel mogelijk op de eigenwoningschuld wordt afgelost
en in één van de volgende situaties om toepassing van de vrijstelling is verzocht:
2. echtscheiding of beëindiging van fiscaal partnerschap;
3. als de verkoopprijs van de vorige woning onvoldoende is om de eigenwoningschuld af te lossen; of
4. als gebruik wordt gemaakt van een vorm van schuldhulpverlening.
De belastingplichtige moet aan de bank of verzekeraar aannemelijk maken dat hij zich in één van de bij 2 tot
en met 4 genoemde situaties bevindt.
Imputatie
De uitkering uit een kapitaalverzekering is onder voorwaarden vrijgesteld. Wordt er gebruik gemaakt van
een life-timevrijstelling? Dan komt de vrijgestelde uitkering in mindering op de in de toekomst nog te
benutten life-timevrijstelling en de bezittingvrijstelling. Als er gebruik wordt gemaakt van een ongelimiteerde
vrijstelling (pre BHW) heeft dit geen invloed op deze vrijstellingen.
Uitkering uit:
KEW
Pré BHW
KEW-vrijstelling
Pré BHW-vrijstelling
BHW-vrijstelling Bezittingvrijstelling BHW
= vrijgestelde uitkering vermindert vrijstelling niet
= vrijgestelde uitkering komt in mindering op (resterende) vrijstelling
Oude regels KEW, SEW en BEW
Voor de uitkering uit een KEW/SEW/BEW (box 1) kunnen de volgende vrijstellingen van toepassing zijn:
• Bij 15 tot 20 jaar premiebetaling: maximaal € 36.300 (bedrag 2014)
• Bij 20 jaar of meer premiebetaling: maximaal € 160.000 (bedrag 2014)
18
19
➔
4. Lijfrente
Kapitaalverzekeringen afgesloten vóór 1 januari 2001
Bestaat de verzekering op 31 december 2000?
nee
Regime Wet IB 2001 van toepassing.
Eventueel overgangsrecht KEW, SEW,
BEW (zie hiervoor).
ja
• pré-BHW verzekering overgangsregime van
toepassing of
• duur verzekering en premiebetaling
minimaal 15 jaar en premie binnen 10:1
• vanaf aanvang premie betaald binnen 10:1
nee
Het rentebestanddeel (uitkering minus
premies) is volledig belast op expiratiedatum in box 1.
ja
Indien de uitkering hoger is dan de vrijstelling
moet over het rentebestanddeel afgerekend
worden. Belastbaar rentebestanddeel:
((uitkering-vrijstelling)/uitkering) x (uitkeringbetaalde premies)
Zie ook:
‘Overgangsrecht kapitaalverzekering eigen
woning/ spaarrekening eigen woning of beleggingsrekening eigen woning (KEW/SEW/BEW)’
Sluiten
(voor uitgebreidere informatie klik hier voor de meest recente versie van de Gids Productfiscaliteiten)
Uitgaven voor inkomensvoorziening
Jaarruimte
Als de belastingplichtige de inleg voor een lijfrente in aftrek wil brengen, moet hij meestal gebruik maken
van de jaarruimte. Deze jaarruimte kan voor de laatste keer in aftrek worden gebracht in het jaar waarin de
belastingplichtige de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Voor buitenlandse belastingplichtigen bestaat geen
recht op aftrek van de inleg, tenzij zij hebben gekozen voor de behandeling als binnenlands belastingplichtige.
(
nee
Tijdens de looptijd belast in box 3
• Verzekering bestond op 14 september
1999 en is op of na die datum niet
verhoogd of verlengd. Voor zover de
waarde meer bedraagt dan f 123.428
wordt deze waarde jaarlijks belast*.
• Verzekering is na 14 september 1999
tot stand gekomen en/of verhoogd of
verlengd. Volledige waarde jaarlijks
belast.
Op expiratiedatum belast in box 1
Rentebestanddeel is belast in box 1,
onder voorwaarden recht op
uitkeringsvrijstelling:
- pré BHW: ongelimiteerd
- BHW: max. f 123.428
* Bij een voortzetting - conversiestorting - is het van belang dat het verzekerd kapitaal niet wordt verhoogd en de duur niet wordt
verlengd. Bij de omzetting van een verzekering met een vast verzekerd kapitaal op einddatum in een beleggingsverzekering
houdt de eerste eis in dat de in totaal overeengekomen en betaalde premies op jaarbasis - dus de premiedelen voor uitkering
bij in leven zijn en bij overlijden tezamen - ná omzetting niet worden verhoogd. In uitzonderlijke situaties, zoals het wijzigen
van het verzekerd lijf of het overeenkomen van een ongebruikelijk overlijdensrisicodekking, moet een prognoseberekening
worden gemaakt.
20
Zoeken
extra bij volledige schermweergave
De jaarruimte kan met behulp van de volgende formule worden bepaald:
ja
Verzocht om aanwijzing als
kapitaalverzekering eigen woning (KEW)?
Menu
Jaarruimte = (15,5% x PG) -/- (7,2 x A) -/- F
slag
grond
mens f 11.829.
o
k
in
g is de nchise van an de in
a
v
ondsla
miegr d met een fr is de som oten winst
e
r
p
PG = erminder grondslag rjaar gen lastbare
e
s
v
d
n
n
on, be
ome
kale
elastDe ink rafgaande elastbare lo eden en b en.
h
g
o
b
o
,
m
in
v
g
a
za
het
min
trekk
e werk
derne
n vers
uit on at uit overig keringen e aximaal t
m
g
a
it
result riodieke u g bedraagt lag bedraa
e
s
bare p iegrondsla mensgrond
o
em
De pr 57. De ink 4.286.
en
.4
l f 17
a
f 162
pensio de
a
im
ax
n het
oei va ename van
dus m
r
g
n
a
a
to
an de jaar door ).
A
drag v
de
het be oorafgaan mde factor
=
A
v
a
et
in het ijd (zogena
e in h
t
t
reserv
diens
edags
d
u
o
ar.
van de
name kalenderja
e
de toe
.181.
F = oorafgaand
l f 25
v
ximaa
a
m
t
raag
te bed
rruim
De jaa
ij:
Waarb
Lijfrentefranchise
De franchise is dat gedeelte
van het inkomen waarover
geen lijfrente kan worden
opgebouwd omdat de
AOW-uitkering hierin later
voorziet. Deze franchise is
door de wetgever gesteld
op f 11.829. Het bedrag
van de lijfrentefranchise is
niet gelijk aan het minimale
franchisebedrag dat bij een
pensioenregeling moet
worden gebruikt.
21
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Inhaal jaarruimte (reserveringsruimte)
De belastingplichtige die de aftrekruimte uit de jaarruimte van de zeven voorafgaande jaren niet (geheel)
heeft gebruikt, kan gebruik maken van de reserveringsruimte. Hiertoe moet hij bij zijn aangifte inkomstenbelasting een verzoek indienen. Voor de reserveringsruimte is het van belang dat de pensioenaangroei in de
jaren voor 2014 werd vermenigvuldigd met 7,5 in plaats van 7,2. De verzekeringnemer kan het laagste van de
volgende drie bedragen als reserveringsruimte benutten:
l van de
1. Het niet gebruikte dee
lopen
jaarruimte van de afge
zeven jaar;
6.989
2. f
en
(voor iedereen die binn
tigde
10 jaar de AOW-gerech
02);
leeftijd bereikt: f 13.8
ondslag.
3. 17% van de premiegr
Jaar van
aftrek
2007
Inkomensgegevens
2006
Factor A
2006
Franchise
€ 10.990
Maximale
inkomens­
grondslag
€ 161.947
Maximale
jaarruimte
€ 25.663
Maximale reserveringsruimte
Tot 55 jaar/ Vanaf 55 jaar/
AOW-geAOW-gerechtigde rechtigde
leeftijd
leeftijd
- 10 jaar
- 10 jaar
€ 6.492
€ 12.823
Pensioenleeftijd in regeling
Middelloon
Jaarloon
Eindloon
Opbouw per dienstjaar
2,25%
2%
1,9%
€ 20.000
229
344
390
1,75%
459
€ 25.000
237
438
518
638
€ 30.000
246
532
646
817
€ 35.000
255
626
774
996
€ 40.000
264
720
902
1.175
€ 45.000
273
814
1.030
1.355
€ 50.000
281
907
1.158
1.534
€ 55.000
290
1.001
1.286
1.713
€ 60.000
299
1.095
1.414
1.892
€ 65.000
308
1.189
1.542
2.071
€ 70.000
316
1.283
1.670
2.250
€ 75.0000
325
1.377
1.798
2.429
Opmerking: omdat gerekend wordt met de pensioenaangroei over 2013 en in 2013 de Wet VAP
nog niet was ingegaan, is (eenmalig) gerekend met een factor A x 35/37.
2008
2007
2007
€ 11.155
€ 115.961
€ 17.817
€ 6.590
€ 13.016
2009
2008
2008
€ 11.345
€ 167.172
€ 26.491
€ 6.703
€ 13.238
Lijfrentevoorzieningen en ondernemers
2010
2009
2009
€ 11.561
€ 170.349
€ 26.994
€ 6.831
€ 13.490
Oudedagsreserve voor zelfstandigen
Dotatie: 10,9% van de fiscale winst, maar maximaal f 9.542. Voor de berekening van de jaarruimte in 2014 is
van belang dat in 2013 de dotatie maximaal 12% van de fiscale winst bedroeg, met een maximum van
f 9.542. Deze toevoeging wordt verminderd met de ten laste van de winst gekomen pensioenpremie.
Ook mag de reserve door de dotatie niet boven het ondernemingsvermogen uitkomen. Dotatie aan de fiscale
oudedagsreserve is niet meer mogelijk in het jaar waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt en de
jaren daarna.
2011
2010
2010
€ 11.631
€ 171.372
€ 27.156
€ 6.872
€ 13.571
2012
2011
2011
€ 11.829
€ 174.286
€ 27.618
€ 6.989
€ 13.802
2013
2012
2012
€ 11.829
€ 174.286
€ 27.618
€ 6.989
€ 13.802
2014
2013
2013
€ 11.829
€ 174.286
€ 25.181
€ 6.989
€ 13.802
Terugwentelingstermijn
Inleg van de jaarruimte en de inhaalruimte moet voor aftrek in het jaar 2014 uiterlijk op 31 december 2014
betaald zijn. Inleg betaald na 31 december 2014 kan niet worden teruggewenteld voor aftrek in het jaar 2014.
Minimale jaarruimte
In de onderstaande tabel staan de minimale jaarruimtes voor het jaar 2014 bij verschillende salarissen,
opbouwpercentages en een pensioenleeftijd van 65 jaar (volgens de pensioenregeling). Daarbij is
uitgegaan van een minimale franchise in de pensioenregeling (2013: f 13.227).
22
Staking onderneming
De stakingsaftrek bedraagt per ondernemer f 3.630.
Omzetting stakingswinst in lijfrente
De extra ruimte aan lijfrentepremieaftrek bij ondernemers die (een gedeelte van)
hun onderneming staken bedraagt maximaal, zie volgende pagina:
23
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Bij:
• stakingen door ondernemers die maximaal vijf jaar jonger
zijn dan de AOW-gerechtigde leeftijd
f 443.059
• óf stakingen door invalide ondernemers
• óf stakingen door overlijden van de ondernemer
• stakingen door ondernemers die 15 tot vijf jaar jonger zijn
dan de AOW-gerechtigde leeftijd
f 221.537
• óf stakingen indien de lijfrente-uitkeringen direct ingaan
In overige gevallen
toepassing op lijfrenten die vóór 1 januari 2001 zijn afgesloten. Voor alle saldo-lijfrenten geldt dat de inspecteur
op verzoek een saldoverklaring afgeeft. De belastingplichtige zal dan bijvoorbeeld aan de hand van oude aangiften moeten aantonen dat hij geen aftrek heeft genoten.
Schending van lijfrentevoorwaarden
Om een lijfrenteverzekering voor premieaftrek in aanmerking te laten komen, mag de verzekering niet worden
vervreemd, afgekocht of tot voorwerp van zekerheid dienen. Daarnaast moet het lijfrentekapitaal gebruikt te
worden voor aankoop van een toegestane lijfrentevorm. Wordt niet aan deze voorwaarden voldaan, dan worden
in het algemeen de in het verleden afgetrokken premies en het daarover behaalde rendement in box 1 belast en
is revisierente verschuldigd.
f 110.774
Als een ondernemer stopt met (een deel van) zijn bedrijf, kan hij een verzoek indienen om bij de berekening van de
jaarruimte uit te gaan van de gegevens van het kalenderjaar zelf. In het opvolgende kalenderjaar, waarin weer
uitgegaan moet worden van de gegevens van het voorafgaande kalenderjaar, mag de stakings­winst dan
niet nogmaals bij de berekening van de (inhaal)jaarruimte voor de aftrek van de lijfrente-inleg in aanmerking
worden genomen.
Terugwenteling lijfrente-inleg
Als door een ondernemer bij staking verzocht is om bij de (inhaal)jaarruimteberekening uit te gaan van de
gegevens van het jaar zelf, dient de inleg voor aftrek in de aangifte over het jaar 2014 uiterlijk op 30 juni 2015 te zijn
betaald. Inleg ter zake van een omzetting van de oudedagsreserve of stakingswinst moet ook voor aftrek in de
aangifte over het jaar 2014 uiterlijk op 30 juni 2015 betaald zijn.
Premie arbeidsongeschiktheidsverzekering en lijfrente voor een invalide kind
Premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering en premies ten behoeve van levenslange lijfrenten
voor meerderjarige invalide (klein)kinderen zijn niet gebonden aan een maximaal aftrekbedrag.
Belastbare periodieke uitkering
De beperkte saldomethode
Voor lijfrenteverzekeringen waarvoor aftrek mogelijk is, geldt dat de verzekering in box 1 wordt belast. De
uitkeringen uit de lijfrente zijn belastbare periodieke uitkeringen. Als (een deel van) de premie (of inleg) niet
in aftrek is gebracht, mag voor dat deel van de premie de saldomethode worden toegepast. Dat betekent dat
in box 1 geen belasting verschuldigd is tot een bedrag ter grootte van de aantoonbaar niet in aftrek gebrachte
premie. De niet-aftrekbare premie die na 1 januari 2010 is betaald en hoger is dan f 2.269 per belastingplichtige per jaar, blijft echter buiten beschouwing. Voor dat deel van de premie is dus geen aftrek mogelijk en kan
de saldomethode niet worden toegepast.
Overgangsregeling saldomethode
Voor lijfrenteverzekeringen die vóór 14 september 1999 zijn afgesloten, geldt de grens van f 2.269 per
verzekering. Dan mag de premie na deze datum niet zijn verhoogd (saldomethode 2001). Het verschil
tussen vóór en na 14 september 1999 afgesloten lijfrenteverzekeringen is dus dat de beperkte saldomethode
geldt per belastingplichtige of per verzekering. Heeft een belastingplichtige tussen 2001 en 2009 lijfrenteinleg betaald en deze niet (geheel) afgetrokken? Dan geldt voor de niet afgetrokken inleg een onbeperkte
saldomethode. De limiet van € 2.269 per jaar geldt dan dus niet. De onbeperkte saldomethode is ook van
24
Afkoop lijfrente
Afkoop of opname van een lijfrente is niet toegestaan. Als je lijfrente (gedeeltelijk) afkoopt of in een keer opneemt, betaal je in box 1 alsnog belasting over de in het verleden afgetrokken premies en het daarover
behaalde rendement. Als je lijfrente in een keer afkoopt of opneemt, betaal je in box 1 alsnog belasting over
in het verleden afgetrokken premies en het daarover behaalde rendement. Op de regel dat een lijfrenteverzekering niet mag worden afgekocht, bestaat een uitzondering. Een zogenaamde ‘kleine lijfrente’ mag afkocht
worden zonder dat dit leidt tot revisierente. Op de uitkering ineens is alleen inkomstenbelasting verschuldigd.
Een lijfrente is een ‘kleine lijfrente’ als:
- er nog geen termijnen zijn uitgekeerd; en
- het totale lijfrentekapitaal bij dezelfde uitvoerder niet groter is dan f 4.242.
Bij afkoop van een lijfrenteverzekering mag de saldomethode worden toegepast als (een deel van) de premie
aantoonbaar niet is afgetrokken. Dit kan bijvoorbeeld door een door de inspecteur afgegeven saldoverklaring
aan de verzekeraar te sturen. De saldomethode is ook van toepassing als een lijfrente niet voldoet aan de voorwaarden om een ‘kleine lijfrente’ te zijn.
Saldomethode bij reguliere uitkering en afkoop
De beperkte en de onbeperkte saldomethode geldt alleen als het opgebouwde lijfrentekapitaal wordt
omgezet in reguliere lijfrentetermijnen of wordt afgekocht. Bij het niet voldoen aan de voorwaarden is
de saldomethode niet van toepassing.
Overgangsregeling saldolijfrente
We spreken van een saldolijfrente als de verzekering vóór 1 januari 2001 is afgesloten en de verzekering bij het
afsluiten al niet voldeed aan de voorwaarden voor aftrek van de premie. Saldolijfrenteverzekeringen die
bestonden op 14 september 1999 en waarvan nadien de premies niet zijn verhoogd, komen in aanmerking voor
de saldomethode uit het overgangsrecht in verband met de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Deze saldomethode is van toepassing tot een bedrag aan niet aftrekbare premies van f 2.269 per kalenderjaar
per verzekering in box 1. De toekomstige uitkeringen zijn pas belast als deze de premies - die onder het
saldodeel vallen - overtreffen.
Uitsluitend voor zogenaamde saldolijfrente-verzekeringen die zijn afgesloten voor 14 september 1999, waarvoor
hierna nog premie is betaald en in 2001 is gekozen voor de saldomethode, kan een deel van de aanspraak
gedurende de looptijd onderdeel uitmaken van de rendementsgrondslag voor box 3. De waarde van de
aanspraak die wordt opgebouwd uit een eventueel hoger premiebedrag dan f 2.269, maakt dan onderdeel uit
van de rendements­grondslag voor box 3. Deze saldomethode eindigt per 31 december 2020.
25
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Lijfrentevormen
Overbruggingslijfrente
• Naar keuze: tot ingang pensioen, 65 jaar of AOW-gerechtigde leeftijd
• maximaal f 63.288
• ingang vrij
vrij
*
Zijn de tot en met maart 2006 betaalde premies volledig teruggewenteld naar het belastingjaar 2005?
Dan geldt het volgende:
• vanaf april 2006 zijn geen premies meer betaald:
het volledige expiratiekapitaal kan worden benut voor een overbruggingslijfrente;
• vanaf april 2006 zijn nog premies betaald:
de waarde per 31 december 2005 verhoogd met de naar belastingjaar 2005 teruggewentelde premies,
kan worden benut voor een overbruggingslijfrente.
Tijdelijke oudedagslijfrente
Opbouw vanaf 1 januari
2014*
• minimaal 5 jaar
• maximaal f 20.953
• ingang tussen AOWgerechtigde leeftijd en
AOW-gerechtigde leeftijd
+ 5 jaar**
Als het kapitaal voor een overbruggingslijfrente wordt overgedragen naar een bancaire lijfrenterekening, komt
het recht op een overbruggingslijfrente te vervallen. Dit recht herleeft op het moment dat het kapitaal weer
wordt overgedragen naar een verzekeraar. Het is dus mogelijk om het opgebouwd lijfrentekapitaal voor een
overbruggingslijfrente tijdelijk over te hevelen naar de bank zonder het uiteindelijke recht op overbrugging te
verliezen. Dit vereist wel een zorgvuldige vastlegging van het deel van het kapitaal dat in aanmerking komt voor
een overbruggingslijfrente.
Oudedagslijfrente
Nabestaandenlijfrente
• levenslang
• géén maximum
• i ngang vrij maar uiterlijk AOW + 5 jaar**
• levenslang óf tijdelijk
• géén maximum
• ingang direct ná overlijden,
tenzij Anw-uitkering
65 jaar AOW-gerechtigde AOW-gerechtigde
leeftijd
leeftijd plus 5 jaar
Voor lijfrentekapitaal dat is opgebouwd tot en met 31 december 2013 en wordt aangewend voor een tijdelijke oudedagslijfrente geldt dat de tijdelijke oudedagslijfrente:
- Niet eerder mag ingaan dan het jaar waarin de klant de leeftijd van 65 jaar bereikt, maar;
- Uiterlijk moet ingaan in het jaar waarin de klant de AOW-leeftijd plus 5 jaar bereikt.
**De AOW + vijfjaarsgrens geldt niet als in de BHW-verzekering vóór 1 januari 2001 al een latere ingangsdatum d
an 70 jaar was opgenomen.
Overgangsrecht tijdelijke oudedagslijfrente (per 1 januari 2014)
Op lijfrente-aanspraken die op 31 december 2013 bestaan, blijven naar keuze de toenmalige leeftijdgrenzen
van 65 jaar en 70 jaar van toepassing. Als er na 31 december 2013 niet meer wordt ingelegd, mag ook het
rendement over de periode na 2013 worden aangewend voor een tijdelijke oudedagslijfrente die ingaat in het
jaar van 65 jaar worden of op moment van het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Als zowel vóór als
na 1 januari 2013 premie of inleg wordt betaald, mag alleen de waarde op 31 december 2013 worden gebruikt
voor een tijdelijke oudedagslijfrente die ingaat naar keuze in het jaar van 65 jaar worden of op moment van
het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
Overbruggingslijfrente (afgeschaft per 1 januari 2006)
De opgebouwde rechten per 31 december 2005 kunnen worden benut voor een overbruggingslijfrente.
Hierbij gelden de volgende regels:
• vanaf 2006 zijn geen premies meer betaald:
het volledige expiratiekapitaal kan worden benut voor een overbruggingslijfrente;
• vanaf 2006 zijn nog premies betaald:
de waarde per 31 december 2005 kan worden benut voor een overbruggingslijfrente.
26
Expiratie lijfrente
Let op!
Verzekerde lijfrente
Is de einddatum van de lijfrenteverzekering bereikt en is de verzekerde nog in leven? Dan moet de begunstigde van de
verzekering uiterlijk op 31 december van het jaar dat volgt op de einddatum een nieuwe lijfrenteverzekering sluiten (of
een lijfrenterekening) openen. Als de verzekerde is overleden, dan moet de begunstigde binnen 2 jaar na het jaar waarin
de verzekerde is overleden lijfrenteuitkeringen aankopen. Deze extra tijd wordt de redelijke termijn genoemd.
Bancaire lijfrente
Is de einddatum van de lijfrenterekening bereikt en de rekeninghouder is nog in leven? Dan moet de rekeninghouder
uiterlijk op 31 december van het jaar dat volgt op de einddatum een nieuwe einddatum of lijfrenteuitkeringen
afspreken. Als de rekeninghouder is overleden, dan moeten de erfgenamen binnen 2 jaar na het jaar waarin de
verzekerde is overleden lijfrenteuitkeringen van het opgebouwde lijfrentekapitaal aankopen. Deze extra tijd wordt de
redelijke termijn genoemd.
Voor zowel verzekerd als bancair geldt dat als de begunstigde resp. de erfgenaam dit niet of niet tijdig doet, dan wordt
de verzekering resp. rekening geacht tot uitkering te zijn gekomen op het moment dat deze termijnen zijn verstreken.
In onderstaande schema’s zijn de mogelijkheden voor een lijfrenteverzekering per fiscaal regime aange­
geven. Ook is per fiscaal regime weergegeven aan welke eisen een lijfrenteverzekering moet voldoen.
Schema expirerend lijfrentekapitaal
Kapitaalbron
Lijfrentemogelijkheden
Uitkering ineens
Schenken
Periodiek uitkeren
Later uitkeren
Lijfrente pre-BHW-regime
Ja
Ja
Ja
Ja
Lijfrente BHW-regime
Nee
Nee
Ja
Ja
Lijfrente IB 2001-regime
Nee
Nee
Ja
Ja
27
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Lijfrentevorm
Ingangsdatum
Looptijd
Maximale uitkering
Lijfrentevorm
Ingangsdatum
Looptijd
Maximale uitkering
Lijfrente
pre-BHW-regime
Vrij te kiezen
Vrij te kiezen
Afhankelijk van
leeftijd
Onbeperkt
Overbruggings­
lijfrente*
Vrij te kiezen
€ 63.288 per jaar
Lijfrente
BHW-regime
Oudedagslijfrente
Vrij te kiezen als
overeengekomen
vóór 1 januari 2001
Levenslang
Onbeperkt
Naar keuze: einddatum ingang
pensioen, 65 jaar of
AOW-gerechtigde
leeftijd.
Tijdelijke
oudedagslijfrente
Niet eerder dan
Minimaal 5 jaar
in het jaar waarin
de leeftijd van 65
jaar resp. de AOWgerechtigde leeftijd
wordt bereikt en
niet later dan in
het jaar waarin de
AOW-gerechtigde
leeftijd + 5 jaar wordt
bereikt*
€ 20.953 per jaar
Nabestaanden­
lijfrente
Direct na overlijden
verzekerde of datum
waarop recht op Anw
vervalt.
Levenslang of
tijdelijk**
Onbeperkt
Vrij te kiezen
Naar keuze: einddatum ingang
pensioen, 65 jaar of
AOW-gerechtigde
leeftijd.
€ 63.288 per jaar
Overbruggings­
lijfrente*
Lijfrente
IB 2001- regime
28
* Vanaf 1 januari 2006 is het niet meer mogelijk de premies voor een overbruggingslijfrente af te trekken.
** Afhankelijk van de bloed- of aanverwantschap van de gerechtigde met de overledene.
*** Door de redelijke termijn kunnen de uitkeringen ingaan in het jaar van 71 jaar worden of het jaar nadat de AOW-gerechtigde leeftijd + 5
jaar is bereikt.
Bancaire lijfrente
Met ingang van 2008 is het ook mogelijk om een lijfrentetegoed op te bouwen via een bank­rekening of met beleggingen. Ook kan het opgebouwde lijfrentetegoed worden uitgekeerd via een bankrekening.
Hieronder is een overzicht opgenomen van de mogelijkheden van de bancaire uitkeringsvormen:
Bancaire lijfrente
Nabestaanden­
lijfrente
Direct na overlijden
verzekerde of datum
waarop recht op Anw
vervalt
Levenslang of
tijdelijk**
Onbeperkt
Oudedagslijfrente
Uiterlijk het jaar dat
vijf jaar na het jaar
van bereiken van de
AOW-gerechtigde
leeftijd ligt***
Levenslang
Onbeperkt
Tijdelijke
oudedagslijfrente
Niet eerder dan
Minimaal 5 jaar
in het jaar waarin
de leeftijd van 65
jaar resp. de AOWgerechtigde leeftijd
wordt bereikt en
niet later dan in
het jaar waarin de
AOW-gerechtigde
leeftijd + 5 jaar wordt
bereikt***
Lijfrentevorm
Ingangsdatum
Looptijd
Maximale uitkering
Oudedagslijfrente
Uiterlijk het jaar dat
vijf jaar na het jaar van
bereiken van de AOW
gerechtigde leeftijd ligt**
Ten minste 20 jaar + 65 jaar
-/- leeftijd bij ingang
Onbeperkt
Tijdelijke
oudedagslijfrente
Niet eerder dan in het jaar
waarin de leeftijd van 65
jaar resp. de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt
en niet later dan in het jaar
waarin de AOW-gerechtigde leeftijd + 5 jaar wordt
bereikt**
Minimaal 5 jaar
€ 20.953 per jaar
Nabestaanden­lijfrente
Direct na overlijden verzekerde of datum waarop
recht op Anw vervalt.
Ten minste 5 of 20 jaar*
Onbeperkt
€ 20.953 per jaar
* Afhankelijk van de bloed- of aanverwantschap van de gerechtigde met de overledene.
** Door de redelijke termijn kunnen de uitkeringen ingaan in het jaar van 71 jaar worden of het jaar nadat de AOW-gerechtigde leeftijd
+ 5 jaar is bereikt.
29
➔
De bancaire lijfrente en de lijfrenteverzekering verschillen van elkaar. In onderstaand schema zijn de ver­
schillende kenmerken tussen de bancaire lijfrente en de lijfrenteverzekering op een rij gezet.
Verschil
Bancaire lijfrente
Lijfrenteverzekering
Uitvoerder
Bank
Verzekeraar
Product
Rekening
Levensverzekering
Uitkeringsvorm
Bancaire termijnen
Lijfrentetermijnen
Hoogte uitkering afhankelijk van
Rente+storting
Rente+storting+sterftekans+kosten
Aanvang vóór 65 jaar
20 jaar + het aantal jaren dat de
rekeninghouder jonger is dan 65 jaar
op de ingangsdatum
Levenslang
Aanvang tussen 65 - 70 jaar
Tenminste 5 jaar (< € 20.953)
of 20 jaar
Tenminste 5 jaar (< € 20.953)
of levenslang
Uitkering bij overlijden in opbouwfase
Tenminste 5 jaar, tot 30 jaar of
20 jaar
Tijdelijke rente (1% criterium)
of levenslang
Uitkering bij overlijden in
afbouwfase
Termijnen gaan over op
erfgenamen
Termijnen stoppen bij
overlijden verzekerde
Tegoed bij overlijden
In nalatenschap; vrijgesteld
voor erfbelasting
Niet in nalatenschap, maar
voor begunstigde; vrijgesteld
voor erfbelasting
Omzetting FOR /
stakingswinst in een lijfrente
Niet mogelijk bij een eigen BV
Wel mogelijk bij een eigen BV
5. Gouden handdruk
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
(voor uitgebreidere informatie klik hier voor de meest recente versie van de Gids Productfiscaliteiten)
Een werknemer kan bij ontslag een schadeloosstelling krijgen. De werkgever kan deze ‘gouden handdruk’ als
bedrag ineens aan de ex-werknemer uitkeren. In dat geval is het bedrag bij de ex-werknemer belast als loon.
Hoe hoger het uitgekeerde bedrag is, hoe meer belasting moet worden betaald. De werkgever is verplicht de
loonheffing op het uitgekeerde bedrag in te houden en af te dragen. De maximale loonheffing is 52%.
Stamrechtvrijstelling vervallen
Tot 1 januari 2014 bestond de mogelijkheid om belastingheffing uit te stellen door te kiezen voor een
stamrecht. Die mogelijkheid is afgeschaft. De regels die vóór 1 januari 2014 golden blijven nog wel van
toepassing op aanspraken die op 31 december 2013 al bestaan.
Stamrecht
Een stamrecht is een aanspraak op periodieke uitkeringen die dienen ter vervanging van gederfd of te derven
loon. Niet de gouden handdruk zelf, maar de periodieke uitkeringen zijn te zijner tijd belast. Omdat de
periodieke uitkeringen worden belast, is sprake van belastinguitstel. In sommige gevallen kan sprake zijn
van belastingvoordeel. Bijvoorbeeld als de periodieke uitkeringen na de AOW-gerechtigde leeftijd worden
uitgekeerd. Een gouden handdruk voor een stamrecht
moest door de werkgever rechtstreeks aan een toegestane
uitvoerder worden betaald. Toegestane uitvoerders zijn
onder andere verzekeraars en banken. Maar ook het
afstorten bij een ex-werkgever of stamrecht-BV was onder
voorwaarden mogelijk. Hierop gaan we niet verder in.
Een bank of verzekeraar is verplicht de loonheffing
op de periodieke uitkeringen in te houden en af te
cht:
stamre
dragen. Wij noemen de belangrijkste kenmerken van
enging
r
rb
e
d
on
pij;
de stamrechtverzekering (verzekeraar) en het bancaire
heden
tschap
ogelijk
gsmaa
n
M
ri
e
k
stamrecht (bank).
rze
lling;
een ve
gsinste
rten bij
leggin
e
• afsto
b
f
o
nk
Met het vervallen van de mogelijkheid om voor een
een ba
rten bij
er;
stamrecht te kiezen, is ook het opname/afkoopverbod
• afsto
erkgev
e ex-w
vervallen. Na 1 januari 2014 hoeft bij opname of een
en bij d
g
n
e
r
rb
.
• onde
cht-BV
andere schending van de voorwaarden geen revisierente
stamre
an een
v
n
meer betaald te worden. Na een opname of schending is
e
t
h
• opric
de aanspraak belast.
80%-regel
Vanaf 1 januari 2014 kan een stamrecht zonder revisierente volledig uitgekeerd worden.
Alleen als het volledige bedrag in 2014 in een keer wordt opgenomen, hoeft maar over 80% van dat bedrag
belasting worden betaald. De ontslagvergoeding moet dan wel uiterlijk op 14 november 2013 door de
werkgever naar de uitvoerder zijn overgemaakt.
30
31
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Stamrechtverzekering
Direct ingaande of uitgestelde uitkeringen
Het verzekerde stamrecht moet voldoen aan de volgende voorwaarden:
• de periodieke uitkeringen komen alleen toe aan de ex-werknemer. Bij zijn overlijden mogen de uitkeringen
toekomen aan de (gewezen) partner of aan zijn kinderen jonger dan 30 jaar;
• de periodieke uitkeringen gaan uiterlijk in op 31 december van het jaar waarin de ex-werknemer de voor
hem geldende AOW-ingangsdatum heeft bereikt;
• de periodieke uitkeringen omvatten meerdere uitkeringen;
• gedurende de looptijd van de periodieke uitkeringen moet de kans op overlijden van de ex-werknemer
tenminste 1% bedragen;
• de uitvoerder van het stamrecht moet een toegestane verzekeraar zijn.
De periodieke uitkeringen uit een stamrecht kunnen voor de ex-werknemer direct na het ontslag ingaan.
Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn als de ex-werknemer geen nieuwe baan heeft. De periodieke uitkeringen
mogen fiscaal in hoogte variëren, bijvoorbeeld binnen een bandbreedte van 10:1. Hierdoor is het mogelijk
om rekening te houden met de hoogte en duur van een WW-uitkering. De mate van variëring moet vaststaan
vóórdat de eerste periodieke uitkering wordt betaald.
Bancair stamrecht
Sinds 1 januari 2010 kan een gouden handdruk bij een bank of beleggingsinstelling in een stamrecht worden
afgestort. Het grootste verschil met een stamrechtverzekering is dat bij een bancair stamrecht bij overlijden
van de ex-werknemer het tegoed toekomt aan de erfgenamen of op grond van het huwelijksvermogenrecht
(gedeeltelijk) aan de partner. Daarnaast is een 1% sterftekans tijdens de looptijd van de periodieke uitkeringen
niet van belang. In plaats hiervan geldt voor de minimale uitkeringsduur van de periodieke uitkeringen een
tabel (zie hierna).
Als de eerste uitkering op of na 1 januari 2013 nog moet plaatsvinden geldt het volgende:
Als de gerechtigde de leeftijd heeft
bereikt van:
Maar nog niet de leeftijd heeft
bereikt van:
Bedraagt de minimale periode
tussen de eerste en de laatste uitkering het in deze kolom vermelde
aantal jaren
-
25
18*
25
30
15*
30
35
12
35
40
9
40
45
6
45
50
4
50
55
3
55
60
2
60
-
1
* Als het saldo van de stamrechtrekening na overlijden van de ex-werknemer in de opbouwfase naar zijn kinderen gaat en zijn kinderen zijn op dat moment jonger dan 30 jaar, dan bedraagt het aantal jaren tussen de eerste en de laatste uitkering nooit meer dan het aantal jaren dat het kind jonger is dan 30 jaar.
32
De ingang van de periodieke termijnen kan ook worden uitgesteld. Bijvoorbeeld als de ex-werknemer direct
een nieuwe baan vindt. Uitstel is mogelijk tot uiterlijk 31 december van het jaar waarin de ex-werknemer
de voor hem geldende AOW-ingangsdatum heeft bereikt. De periode van uitstel van de periodieke
termijnen wordt de opbouwfase genoemd. Als de opbouwfase is afgelopen, begint de uitkeringsfase.
In de uitkeringsfase worden de periodieke uitkeringen uitbetaald. De opbouwfase is afgelopen als de
overeengekomen einddatum is bereikt en de ex-werknemer op dat moment in leven is.
De opbouwfase is ook afgelopen op het moment dat de ex-werknemer overlijdt.
Overlijden van de ex-werknemer
Stamrechtverzekering
Als de ex-werknemer in de opbouwfase overlijdt, dan moeten de in de polis genoemde begunstigden voor
het verzekerd kapitaal direct ingaande periodieke uitkeringen aankopen. Alleen de partner of kinderen
jonger dan 30 jaar kunnen begunstigden zijn. Voor kinderen jonger dan 30 jaar geldt de 1% sterftekans
niet. De periodieke uitkeringen stoppen voor hen bij 30 jaar. Zijn er geen partner of kinderen jonger dan
30 jaar, dan komt de uitkering bij overlijden toe aan de werkgever of de verzekeraar. Dat hangt van de
verzekeringsvoorwaarden af.
Overlijdt de ex-werknemer in de uitkeringsfase? Dan kan van tevoren zijn bepaald dat de periodieke
uitkeringen overgaan op de partner of kinderen jonger dan 30 jaar. Had de overledene geen partner of
kinderen? Dan stoppen de uitkeringen en vervallen aan de verzekeraar.
Bancair stamrecht
Als de ex-werknemer in de opbouwfase overlijdt, behoort het saldo van de bancaire stamrechtrekening
tot zijn nalatenschap. Zijn alleen de partner of kinderen jonger dan 30 jaar erfgenaam? Dan moeten zij
direct ingaande periodieke uitkeringen aankopen. De minimale looptijd daarvan wordt bepaald met de
bovenstaande tabel. Als het saldo ook aan andere erfgenamen toekomt, wordt dit onder inhouding van
loonheffing als uitkering ineens in de nalatenschap uitgekeerd. In deze situatie moet wel erfbelasting betaald
worden.
Als de ex-werknemer in de uitkeringsfase overlijdt, dan gaan de periodieke uitkeringen over op de partner
of kinderen jonger dan 30 jaar. Ontbreken deze, dan wordt het saldo onder inhouding van loonheffing als
uitkering ineens in de nalatenschap uitgekeerd. Daarnaast is in deze situatie over de uitkering erfbelasting
verschuldigd.
33
➔
Redelijke termijn
Voor zowel het verzekerde als het bancaire stamrecht geldt na afloop van de opbouwfase een redelijke termijn.
Binnen deze termijn moet de uitkeringsfase ingaan. De uitkeringsfase mag bij een andere bank of verzekeraar
plaatsvinden als waarbij de opbouw heeft plaatsgevonden.
De redelijke termijn voor de ex-werknemer is zes maanden. Na het overlijden van de ex-werknemer is de
redelijke termijn voor de nabestaanden twaalf maanden. Maar kan de ex-werknemer of de nabestaande bij de
belastinginspecteur aannemelijk maken dat de redelijke termijn nog niet is verstreken? Dan kan de inspecteur de
termijn van zes of twaalf maanden verlengen. Dat gebeurt in het algemeen alleen in bijzondere situaties.
Regeling voor vervroegde uittreding (RVU)
Sinds 2006 worden regelingen om eerder dan de AOW-ingangsdatum te stoppen met werken niet meer fiscaal
ondersteund. Een gouden handdruk die als doel heeft om eerder stoppen met werken financieel toch mogelijk te
maken, kan door de belastinginspecteur worden aangemerkt als een regeling voor vervroegde uittreding (RVU).
De werkgever is bij een RVU een eindheffing verschuldigd van 52% over de gouden handdruk. Deze is niet te
verhalen op de ex-werknemer. Als de gouden handdruk die als RVU wordt aangemerkt bij een bank of verzekeraar
wordt afgestort, dan is bovendien de bank of verzekeraar 52% eindheffing over het rendement van de gouden
handdruk verschuldigd. Daarom accepteerden de meeste banken en verzekeraars geen RVU’s.
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
6. Pensioen
(voor uitgebreidere informatie klik hier voor de meest recente versie van de Gids Productfiscaliteiten)
Hoofdvormen pensioen
Pensioenvormen
Ingang
Einde
Wie
Ouderdomspensioen
AOW-gerechtigde leeftijd,
indien eerder actuarieel
herrekenen
Bij overlijden
(Gewezen) deelnemer
Overbruggingspensioen 1
Vóór AOW-gerechtigde
leeftijd (gelijktijdig met het
ouderdomspensioen)
AOW-gerechtigde leeftijd
(Gewezen) deelnemer
Prepensioen 2
Op z’n vroegst op 60 jaar,
vóór AOW-gerechtigde
leeftijd
Op pensioendatum, echter
uiterlijk op AOW-gerechtigde leeftijd
(Gewezen) deelnemer
Partnerpensioen
Na overlijden (gewezen)
deelnemer of na beëindiging van recht op
Anw-uitkering
Uiterlijk bij overlijden
(gewezen) partner
(Gewezen) echtgenoot,
(gewezen) geregistreerd
partner, diegene met
wie de werknemer een
duurzame gezamenlijke
huishouding voert of heeft
gevoerd (niet zijnde bloedof aanverwanten in de
eerste graad) 3
Nabestaandenoverbruggingspensioen
Na overlijden (gewezen)
deelnemer of na beëindiging
van recht op uitkering Anw
Uiterlijk op AOW-gerechtigde leeftijd van de
nabestaande
Gewezen) echtgenoot,
(gewezen) geregistreerd
partner, diegene met
wie de werknemer een
duurzame gezamenlijke
huishouding voert of heeft
gevoerd (niet zijnde bloedof aanverwanten in de
eerste graad)3
Wezenpensioen
Na overlijden (gewezen)
deelnemer
Uiterlijk tot 30-jarige
leeftijd van het kind 4
(Pleeg)kinderen jonger dan
30 jaar 4
Arbeidsongeschiktheidspensioen
Na 104 weken arbeidsongeschiktheid
Bij (volledig) herstel, echter
uiterlijk op pensioendatum of AOW-gerechtigde
leeftijd indien vroeger
Deelnemer
1Per 1 januari 2006 is het alleen nog mogelijk een overbruggingspensioen op te bouwen voor werknemers die
geboren zijn vóór 1 januari 1950.
In de praktijk worden de termen overbruggingspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen door elkaar gebruikt.
2Per 1 januari 2006 is het alleen nog mogelijk een prepensioen op te bouwen als deze pensioenvorm was toegezegd
op 1 januari 2005 en de werknemer geboren is vóór 1 januari 1950.
34
35
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
3In het pensioenreglement kan een beperking van het partnerbegrip zijn opgenomen. Gebruikelijk is de eis dat de
partners gedurende tenminste 6 maanden op hetzelfde adres wonen volgens de Gemeentelijke Basisadministratie.
4In het pensioenreglement kan een jongere leeftijd zijn opgenomen. Gebruikelijk is 21 jaar of bij studerende
kinderen tot 27 jaar.
jaarlijkse fiscaal maximale opbouwpercentages voor salaris-/diensttijdregelingen verlaagd. Voor middelloon
is dit 2,15% en voor eindloon 1,9% per jaar. Voor beschikbare premieregelingen gelden nieuwe maximale
staffels.
Wet VPL
Belangrijke definities
Per 1 januari 2005 is de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloop­
regeling (Wet VPL) ingevoerd. Deze wet moet langer doorwerken stimuleren. De Wet VPL maakt een einde
aan de fiscale faciliëring van prepensioen-, overbruggingspensioen- en VUT-regelingen.
Pensioenregelingen zijn sinds die tijd alleen fiscaal gefacilieerd als de pensioenopbouw gericht is op
de fiscaal bepaalde pensioenrichtleeftijd. Bij een eerdere pensioenleeftijd moet actuariële herrekening
plaatsvinden. Voor werknemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950, hoeft er niets te veranderen. De opbouw
van overbruggingspensioen, prepensioen en VUT blijft voor deze groep werknemers mogelijk. Voor deze
groep mag ook een eerdere pensioenleeftijd dan de fiscaal bepaalde pensioenrichtleeftijd, zonder actuariële
herrekening, gehandhaafd blijven. Ook voor op 31 december 2005 opgebouwde aanspraken prepensioen,
overbruggingspensioen en ouderdomspensioen uit een op 31 december 2004 bestaande regeling geldt overgangsrecht. Dit betekent dat deze aanspraken nog kunnen worden aangewend om vóór de fiscaal bepaalde
pensioenrichtleeftijd te stoppen met werken.
Loon: de beloning (salaris, vergoedingen, verstrekkingen, aanspraken) die de werknemer van zijn werkgever
ontvangt uit de (vroegere) dienstbetrekking.
Pensioengevend loon: de loonbestanddelen van de werknemer die in de regeling voor de pensioenopbouw
in aanmerking worden genomen. Over de bijtelling in verband met de auto van de zaak mag géén pensioen
worden opgebouwd!
Franchise: dat deel van het pensioengevend loon waarover in de regeling geen pensioen wordt opgebouwd,
omdat vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd AOW wordt ontvangen.
Pensioengrondslag: pensioengevend loon -/- de franchise.
Diensttijd: de periode waarover pensioen kan worden opgebouwd.
Witteveenkader: de fiscale begrenzing die voor pensioen geldt.
Fiscaal minimale franchisebedragen pensioenregelingen
Geheel verzekerde pensioenen
(Deels) eigen beheer
f 13.449
f 19.619
Franchise “10/7 AOW”
Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd (Wet VAP)
Op 1 januari 2013 is de Wet VAP in werking getreden.
Verlaagde franchisebedragen bij verlaagde jaarlijkse opbouw
Verhoging AOW-gerechtigde leeftijd
Door inwerkingtreding van de Wet VAP is de AOW-gerechtigde leeftijd in 2013 met één maand verhoogd. In
2014 bedraagt de AOW-gerechtigde leeftijd 65 jaar en twee maanden. Verdere verhoging gebeurt in stapjes.
Tot 2016 bedraagt de verhoging ieder jaar één maand. In de jaren 2016, 2017 en 2018 bedraagt de verhoging
ieder jaar twee maanden en vanaf het jaar 2019 bedraagt de verhoging jaarlijks drie maanden. Uiteindelijk is
de AOW-gerechtigde leeftijd dan op 1 januari 2023 opgehoogd tot 67 jaar.
eindloonstelsel
meer dan
1,70%
Schema AOW-gerechtigde leeftijd
Jaar
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
AOWleeftijd
65+1
65+2
65+3
65+5
65+7
65+9
66
66+3
66+6
66+9
67
maand
maanden
maanden
maanden
maanden
maanden
maanden
maanden
maanden
Vanaf 2014 wordt een verdere verhoging gekoppeld aan de levensverwachting. Deze wordt elke vijf jaar
vastgesteld en bekend gesteld.
Verhoging pensioenrichtleeftijd
Met ingang van 1 januari 2014 is de pensioenrichtleeftijd verhoogd naar 67 jaar. De maximale
pensioenopbouw is daardoor afgestemd op een in 37 jaar op te bouwen ouderdomspensioen ter grootte
van 70% van het laatste loon. Hierbij dient de AOW in aanmerking te worden genomen. Concreet zijn de
36
Indien bij een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar voor de opbouw van ouderdomspensioen
een percentage per dienstjaar wordt toegepast van
bedraagt de fiscaal
minimale franchise
middelloonstelsel
maar niet meer dan
meer dan
maar niet meer dan
1,70%
-
1,95%
e 11.005
1,80%
1,95%
2,05%
e 12.251
Fiscaal maximale opbouwpercentages pensioenleeftijd 67 jaar
Voor het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen gelden sinds 1 januari 2014 de volgende fiscaal maximale
jaarlijkse opbouwpercentages.
Pensioensoort
Eindloon
Middelloon
Ouderdomspensioen (OP)
1,90%
2,15%
Partnerpensioen (max. 70% van
het OP)
1,33%
1,51%
Wezenpensioen (max. 14% van het
OP, bij volle wezen 28%)
0,27%
0,30%
37
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Reglementaire pensioenleeftijd lager dan 67 jaar
Het blijft mogelijk om in een regeling een vroegere pensioenleeftijd dan 67 jaar toe te zeggen. In dat geval
moet het jaarlijkse opbouwpercentage voor het ouderdomspensioen worden herrekend (lees: verlaagd).
Als een vroegere pensioenleeftijd in de regeling geldt, hoeft het maximum opbouwpercentage voor het
eventueel toegezegde partner- en/of wezenpensioen niet te worden verlaagd. Dit mag dus 70% van 1,90%
= 1,33% in een eindloonregeling en 70% van 2,15% = 1,51% in een middelloonregeling bedragen. Als geen
partnerpensioen is toegezegd of het partnerpensioen bedraagt 1,33% / 1,51% per dienstjaar dan geldt voor
de opbouw van het ouderdomspensioen deze tabel.
Pensioenleeftijd volgens pensioenregeling
Maximaal opbouwpercentage
ouderdomspensioen in een eindloonstelsel
Maximaal opbouwpercentage
ouderdomspensioen in een
middelloonstelsel
67
1,90%
2,15%
66
1,76%
1,99%
65
1,63%
1,84%
64
1,52%
1,72%
63
1,41%
1,60%
62
1,32%
1,49%
61
1,23%
1,39%
60
1,15%
1,30%
Het partnerpensioen kan in plaats van zelfstandig ook afhankelijk vormgegeven zijn. Het bedraagt bijvoorbeeld 70% van het ouderdomspensioen. Onder voorwaarden kan dan een hoger maximaal opbouwpercentage voor ouderdomspensioen gelden. Zie www.belastingdienstpensioensite.nl
Ook bij een beschikbare premieregeling is een vroegere pensioenleeftijd dan 67 jaar mogelijk. In dat geval
kan gewoon de staffel bij pensioenleeftijd 67 jaar worden gebruikt (met aanpassing van de oudste leeftijdsklasse). De herrekening (lagere pensioenopbouw) blijkt dan uit de kortere periode van belegging
en premiebetaling.
Pensioenstelsels
Eindloon
Middelloon
Beschikbare premie
Salarisstijgingen tellen terug tot de
toetreding in de regeling en mee
naar de toekomst
Salarisstijgingen tellen alleen mee
naar de toekomst
Salarisstijgingen leiden tot een
hogere beschikbare premie
Backservice direct affinancieren
Geen backservice
Geen backservice
Onzekerheid over toekomstige
lasten
Meer zekerheid over toekomstige
lasten
Meer zekerheid over toekomstige
lasten
38
In het algemeen hogere pensioenaanspraken
In het algemeen lagere pensioenaanspraken
Pensioenaanspraken afhankelijk
van beleggingsresultaat
Maximale opbouw 1,9% per
dienstjaar
(Witteveenkader per 2014)
Maximale opbouw 2,15% per
dienstjaar
(Witteveenkader per 2014)
Premiestaffels, maximale opbouw
afgeleid van middelloon
Opbouw over variabele loonbestanddelen niet mogelijk
Opbouw over variabele loonbestanddelen mogelijk
Opbouw over variabele loonbestanddelen mogelijk
Beschikbare premiestaffels
Alle hiernavolgende staffels passen binnen het Witteveenkader per 2014.
Staffelbesluit van 12 februari 2013
In het besluit van 12 februari 2013 zijn nieuwe staffels voor beschikbare premieregelingen opgenomen.
Deze staffels komen voort uit de Wet VAP. Ze zijn gebaseerd op de meest recente overlevingstafels GBM/
GBV 2005/2010 en een rekenrente van 4%. Daarnaast is de leeftijdsklasse 65 tot 67 jaar toegevoegd. De
uitkomsten zijn gebaseerd op een opbouwpercentage van 2,15% middelloon met een pensioenrichtleeftijd
van 67 jaar. De overige staffels zijn te vinden via www.belastingdienstpensioensite.nl.
Netto staffels besluit 2013, 2,15% opbouw per dienstjaar, rekenrente 4%
Leeftijdsklassen
tot 67 jaar
Percentage van de pensioengrondslag
OP
(staffel I)
OP en PPvoor+na
(staffel III)
OP en PPna
(staffel II)
15 tot en met 19
3,8
4,6
5,3
20 tot en met 24
4,4
5,3
6,0
25 tot en met 29
5,3
6,4
7,3
30 tot en met 34
6,5
7,8
8,8
35 tot en met 39
7,9
9,5
10,6
40 tot en met 44
9,6
11,6
12,8
45 tot en met 49
11,7
14,2
15,5
50 tot en met 54
14,4
17,4
18,7
55 tot en met 59
17,7
21,5
22,7
60 tot en met 64
22,1
26,8
27,6
65 tot en met 66
25,9
31,5
31,8
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Netto staffels besluit 2013, 2,15% opbouw per dienstjaar, rekenrente 3%
Het is ook mogelijk om in de toezegging de beschikbare premie te baseren op een rekenrente van 3%. Deze
staffel ligt in zijn geheel boven de 4% rekenrentestaffel. In dat geval gelden aanvullende voorwaarden. De
belangrijkste daarvan zijn de toets op eventmomenten en het vervallen van een eventueel bovenmatig deel
aan de pensioenuitvoerder. Zie voor een volledige opsomming bijlage IV van het besluit van 13 februari 2013,
te vinden via www.belastingdienstpensioensite.nl.
Leeftijdsklassen
tot 67 jaar
15 tot en met 19
6,6
20 tot en met 24
25 tot en met 29
9,2
7,4
9,0
10,2
8,5
10,5
11,8
30 tot en met 34
9,9
12,2
13,6
35 tot en met 39
11,5
14,2
15,7
40 tot en met 44
13,4
16,5
18,1
45 tot en met 49
15,6
19,2
20,8
50 tot en met 54
18,2
22,4
24,1
55 tot en met 59
21,4
26,4
27,9
25,4
65 tot en met 66
31,4
28,8
32,4
35,7
OP en PPvoor+na
(staffel III)
15 tot en met 19
4,5
5,5
6,3
20 tot en met 24
5,2
6,3
7,2
25 tot en met 29
6,3
7,6
8,7
30 tot en met 34
7,7
9,3
10,5
35 tot en met 39
9,4
11,3
12,6
40 tot en met 44
11,5
13,8
15,3
45 tot en met 49
14,0
16,9
18,5
40
32,0
33,0
65 tot en met 66
31,0
35,7
38,0
22,4
Voor de voorwaarden die gelden bij het uitstellen van de pensioendatum kan het volgende schema worden
geraadpleegd:
Uitstel pensioendatum
uitstel vóór
AOW-leeftijd
uitstel op of na
AOW-leeftijd
EL/ML
met opbouw
BPR
zonder opbouw
EL/ML
met opbouw
BPR
zonder opbouw
met opbouw
zonder opbouw
met opbouw
zonder opbouw
toets bij
premiebetaling
toets op
reglementaire
pensioendatum
100%
niet bereikt
100%
bereikt
100%
niet bereikt
100%
bereikt
100%
niet bereikt
100%
bereikt
100%
niet bereikt
• opbouw en/
of oprenting
mag
doorgaan
• op X
• opbouw moet
stoppen
• oprenting mag
doorgaan
• pensioen mag
ingaan
• bij verder
uitstel (uiterlijk
tot X) vindt
100%-toets bij
ingang pensioen
plaats
• afrekenen
>100%
• opbouw en/
of oprenting
mag
doorgaan
• op X
pensioen
gaat
verplicht in
opbouw c.q.
oprenting
mag doorgaan
(uiterlijk tot X +
5 jaar)
pensioen
gaat
verplicht in
opbouw c.q.
oprenting
mag doorgaan
(uiterlijk tot
X + 5 jaar)
doorlopende toets
• opbouw en/
of oprenting
moet stoppen
• pensioen mag
ingaan
• bij verder
uitstel
(uiterlijk
tot X) wordt
pensioen
bevroren op
100%
Percentage van de pensioengrondslag
OP en PPna
(staffel II)
26,4
100%
bereikt
Deze bruto staffels zijn voor beschikbare premieregelingen waarbij de pensioenleeftijd 67 jaar bedraagt,
maar de verzekeraar tot 1 januari 2015 gebruik wil blijven maken van bruto staffels.
OP
(staffel I)
27,1
60 tot en met 64
36,1
Bruto staffels besluit 2013, 2,15% opbouw per dienstjaar, rekenrente 4%
(te gebruiken tot 1 januari 2015)
Leeftijdsklassen
tot 67 jaar
25,6
Uitstel pensioendatum
8,1
60 tot en met 64
20,8
21,2
Afkoopbedrag klein pensioen: f 458,06 per jaar.
OP en PPopbouwvoor+na
(staffel III)
OP en PPopbouwna
(staffel II)
17,2
55 tot en met 59
Afkoop
Percentage van de pensioengrondslag
OP
(staffel I)
50 tot en met 54
doorlopende toets
doorlopende toets
(X) = AOW-gerechtigde leeftijd
41
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Witteveen 2015
Het fiscale kader waarbinnen pensioen mag worden opgebouwd, het zogenoemde Witteveenkader, zal per
1 januari 2015 opnieuw worden verlaagd. Met ‘Witteveen 2015’ wordt naar deze verlaging per 1 januari
2015 verwezen. Hierna is uiteengezet wat de stand van zaken van Witteveen 2015 is direct na het indienen
van de zogenoemde novelle bij de Tweede Kamer. De novelle is het wetsvoorstel tot wijziging van de
eerder ingediende Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering
pensioengevend inkomen en Belastingplan 2014. Dit als gevolg van het pensioenakkoord dat in december
2013 tussen coalitiepartijen VVD en PvdA en oppositiepartijen D66, ChristenUnie en SGP is gesloten.
Verdere verlaging opbouwpercentages
Witteveen 2015 stelt voor het jaarlijks fiscaal maximale opbouwpercentage voor middelloonregelingen naar
1,875% te verlagen en voor eindloonregelingen naar 1,657%. Hiermee kan in 40 jaar een pensioen worden
opgebouwd van 75% van het gemiddelde loon. Bij een pensioenopbouw vanaf 25 jaar tot 67 jaar (in totaal 42
jaar) kan een pensioen worden opgebouwd van 78,75% van het gemiddelde loon. Het lijfrentekader en de
fiscale oudedagsreserve worden overeenkomstig aangepast.
Aftopping pensioengevend loon en aanvullende regelingen
Het pensioengevend loon wordt afgetopt op € 100.000. Voor inkomen vanaf € 100.000 wordt een vrijwillige
nettolijfrente faciliteit gecreëerd. Hiermee kan een netto oudedagsvoorziening worden opgebouwd die
grotendeels overeenkomt met een pensioenopbouw van 1,875% van het gemiddeld verdiende loon. De
premie-inleg voor de nettolijfrente wordt uit het netto loon betaald. Voor de opgebouwde nettolijfrente geldt
een vrijstelling in box 3. Voor de nettolijfrente gaan dezelfde wetsbepalingen gelden als voor de reguliere
lijfrenten. Deze mogelijkheid geldt voor werknemers, zzp’ers en overige ondernemers.
Doorwerking van wet- en regelgeving
Tot slot volgt hierna een schema van de gevolgen van wet- en regelgeving naar de toekomst toe.
Schema aangenomen wetten en besluiten
31 december 2014
• Bekendstelling of per 1 januari 2016 de pensioenrichtleeftijd wordt verhoogd naar 68
jaar
• Einde overgangsrecht Wet VPL voor personen geboren vóór 1 januari 1950
1 januari 2015
• AOW-leeftijd 65 jaar + 3 maanden
• Witteveenkader voor IB-ondernemers die verplicht in een beroepspensioenfonds
deelnemen
• Gebruik netto staffels verplicht
31 maart 2015
• Einde versoepeling van doorwerkvereiste voor personen geboren vóór 1 januari 1950
1 januari 2016
• AOW-leeftijd 65 jaar + 5 maanden
1 januari 2017
• AOW-leeftijd 65 jaar + 7 maanden
1 januari 2018
• AOW-leeftijd 65 jaar + 9 maanden
31 december 2018
• Peildatum om te bepalen of de AOW-leeftijd verder omhoog gaat per 01-01-2024?
Afhankelijk van CBS-gegevens
1 januari 2019
• AOW-leeftijd 66 jaar
31 december 2021
• Einde overgangsrecht levensloopregelingen
1 januari 2023
• AOW-leeftijd 67 jaar
Toekomstvisie
Met de verdere uitwerking van Witteveen 2015 wordt in 2014 ook een brede dialoog gestart over de lange
termijn visie ten aanzien van het Nederlandse pensioenstelsel. Het kabinet zal de Sociaal - Economische
Raad vragen uiterlijk eind 2014 hierover een advies te geven.
42
43
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
7. Arbeidsongeschiktheid
8. Spaarloon, levensloop en vitaliteit
(voor uitgebreidere informatie klik hier voor de meest recente versie van de Gids Productfiscaliteiten)
(voor uitgebreidere informatie klik hier voor de meest recente versie van de Gids Productfiscaliteiten)
Aftrekbare premie
Spaarloon
De premies voor aanspraken op periodieke uitkeringen en verstrekkingen bij invaliditeit, ziekte of ongeval
zijn fiscaal aftrekbaar. Voorwaarde is dat de uitkeringen toekomen aan degene die de premies betaalt. De
begunstigde van de periodieke uitkering moet dus dezelfde zijn als de verzekeringnemer/premiebetaler.
Inleggen in de spaarloonregeling is per 1 januari 2012 niet meer mogelijk. Het spaarloontegoed is per
dezelfde datum vrijgegeven en kan dus vrij ter besteding worden opgenomen. Het gaat hierbij om het
tegoed dat is opgebouwd in de jaren 2010 en 2011. Het spaarloontegoed over de jaren daarvoor was al in
2009 vrijgegeven.
Periodieke uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid
De periodieke uitkeringen uit een arbeidsongeschiktheidsverzekering zijn belast in box 1 als de premie is
afgetrokken. Vanaf 2011 moeten inkomensverzekeraars over deze uitkering de wettelijke loonheffingen
inhouden.
Als de verzekeraar rechtstreeks aan de werknemer uitkeert, moet de verzekeraar over de uitkering wettelijke
loon­heffingen inhouden en afdragen aan de Belastingdienst. De wettelijke loonheffingen zijn loonbelasting,
premies volksverzekeringen en de bijdrage Zorgverzekeringswet.
Keert de verzekeraar aan de werkgever uit? Dan betaalt de verzekeraar deze uitkeringen zonder inhouding van
loonheffingen. Over de uitkeringen die de werkgever aan de werknemer betaalt, moeten wel loon­heffingen
worden ingehouden. Dit is immers loon.
Verzekeringnemer en
premiebetaler
Ontvanger uitkering
Premie
Inhouding van loon­
heffing door de
verzekeraar
BV
DGA/werknemer
Last voor de BV
Ja*
BV
Stichting
Gemeente
BV
Stichting
Gemeente
Last voor de BV
Last voor de Stichting
Last voor de Gemeente
Nee
Stichting/Gemeente
Verzekerde
Last voor Stichting/
Gemeente
Ja*
VOF
Maatschap
VOF/vennoot
Maatschap/maat
Uitgave voor inkomensvoorziening
Ja (tnv verzekerde)
Eenmanszaak
Ondernemers
Uitgave voor inkomensvoorziening
Ja
Natuurlijke persoon
Natuurlijke persoon
(zelfde)
Uitgave voor inkomensvoorziening
Ja
* heffing vindt plaats uit hoofde van de dienstbetrekking.
44
De werknemer is niet verplicht om het tegoed op te nemen. Als hij het tegoed geblokkeerd op de spaarloon­
rekening laat staan, blijft de speciale vrijstelling in box 3 voor spaarloontegoed van kracht. Deze speciale
vrijstelling is maximaal € 17.025. Per 1 januari 2016 vervalt deze speciale vrijstelling in box 3. Op die datum is
de spaarloonregeling uitgewerkt.
De spaarloonregeling zou per 1 januari 2013 worden vervangen door de vitaliteitsregeling.
Maar de vitaliteitsregeling is niet ingevoerd.
Levensloopregeling
De levensloopregeling is op 1 januari 2012
grotendeels afgeschaft. De levensloop­
regeling was een wettelijk recht van de
werknemers en biedt hen de mogelijkheid te
sparen voor een periode van onbetaald verlof.
Werknemers hadden recht op deelname aan de
levensloopregeling, maar geen recht op opname
van levensloopverlof. Zij mogen per kalenderjaar
maximaal 12% van hun bruto-jaarsalaris
laten inhouden in het kader van levensloop.
Rechtstreekse inleg vanuit privé is niet toegestaan.
Had een werknemer op 31 december 2005 de leeftijd
van 51 jaar maar nog niet de leeftijd van 56 jaar
bereikt? Dan geldt de beperking van de jaarlijkse inleg
tot 12% van het jaarsalaris niet. Voor deze categorie
blijft wel het maximale tegoed van 210% van het
jaarsalaris gelden.
)
20 22
uari p 31
n
a
j
o t 1 d dat o r
e
en (t
ee
k hed o op tego 0 0 o f m
j
i
l
e
Mog levensl 11 € 3.0
f.
verlo
m e t m b e r 20
taald de vere
b
e
n
o
or
d e c o e g:
e
r een en vo
g
ts di
bedr me voo nwend en (mi regelin
en
na
aa
sio
• Op tegoed het pen e pensio
t
of
• He ering van ook in d
eftijd
bet lijkheid ).
W-le dt het
O
A
e
e
mog enomen n van d tum wor erekend
e
g
a
is op et bereik nsioend et loon g t.
pe d tot h 1 belas
jh
i
e
B
r
e
•
oe
ox
erd
de e sloopteg ssief in b
leven s progre
u
en d
Vanaf 2013 is over opnamen van levenslooptegoed
loonbelasting en premies volks-èn werknemersverzekeringen
verschuldigd.
45
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Levenslooptegoed van € 3.000 of meer
Inleg in de levensloopregeling is alleen nog mogelijk als het saldo in het levensloop­product op 31 december
2011 € 3.000 of meer was. Inleg is mogelijk op basis van de ‘oude’ regels (zie hiervoor). Inleg in 2012 of later
levert geen levensloopverlofkorting meer op. Voor deelnemers die op 31 december 2011 € 3.000 of meer als
levenslooptegoed hadden, is de looptijd van het overgangs­recht beperkt tot 1 januari 2022. Bedragen uit de
levensloopregeling mogen vanaf 2013 bestedingsvrij worden opgenomen.
In 2013 werd slechts 80% van de waarde van het levenslooptegoed per 31 december 2011 belast (in box 1) bij
volledige opname in 2013. Dat was om de opname van tegoeden te versnellen.
Bij opname wordt rekening gehouden met de door de deelnemer opgebouwde levensloopverlofkorting.
Overheveling naar pensioen mogelijk
Ja, mits toegestaan volgens de pensioenregeling,er
ruimte is om het pensioen fiscaal aan te vullen en
overheveling uiterlijk 31 december 2021 plaatsvindt.
Sanctie bij ongeoorloofde opname
Volledige tegoed ineens belast als loon uit vroegere
dienst­betrekking
Vitaliteitsregeling
In 2013 zou - ter vervanging van de levensloopregeling en spaarloonregeling - de vitaliteitsregeling van start
gaan. In het kader van de bezuinigingen is besloten de vitaliteitsregeling niet door te laten gaan.
Levenslooptegoed minder dan € 3.000
Was het tegoed op 31 december 2011 minder dan € 3.000? Dan is het tegoed op 1 januari 2013
vrijgevallen. Slechts 80% van de waarde per 31 december 2011 is in box 1 belast. Het meerdere is volledig
in box 1 belast. Bij de belastingheffing is rekening gehouden met de door de deelnemer opgebouwde
levensloopverlofkorting.
Levensloopregeling
Doel
Sparen voor onbetaald verlof, verlof is geen vereiste
meer voor opname.
Deelname mogelijk voor
Werknemers.
Maximum spaartegoed
210% brutojaarsalaris van het voorafgaande kalender­
jaar.
Maximum aftrekbare inleg per jaar
Alleen nog mogelijk als levenslooptegoed op 31-12-2011
€ 3.000 of meer was.
Bijdrage werkgever
Ja voor alle werknemers (ook niet-deelnemers) gelijk.
Opname mogelijk
Geen beperkingen voor opname.
Inhouding belasting over uitkering
Volgens tabel door (ex)werkgever en bij ontbreken
werkgever door uitvoerder.
Verrekening in aangifte inkomstenbelasting
(progressief tarief ).
Bij opname ineens in 2013 werd 80% van de waarde op
31 december 2011 belast; meerdere is volledig belast.
Heffingskorting
Ja, € 205 per jaar waarin is ingelegd (uitsluitend voor
inleg tot en met 2011).
Uiterste opnamedatum
Dag vóór bereiken AOW-gerechtigde leeftijd, eerdere
pensioendatum dan wel 31 december 2021.
Tegoed dat op 31 december 2011 minder was dan
€ 3.000, is op 1 januari 2013 vrijgevallen.
46
47
➔
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
9. Sparen en beleggen
Vrijgesteld vermogen in box 3
(voor uitgebreidere informatie klik hier voor de meest recente versie van de Gids Productfiscaliteiten)
Grondslag en tarief voor inkomen uit sparen en beleggen (box 3)
Het voordeel uit sparen en beleggen wordt gesteld op 4% van de rendementsgrondslag op 1 januari.
De rendementsgrondslag is het saldo van de waarde in het economisch verkeer van de bezittingen
minus de waarde in het economisch verkeer van de schulden. Voor schulden geldt een aftrekbeperking.
De drempel is f 2.900. Bij partners wordt het bedrag verdubbeld en wordt in totaal de eerste f 5.800
aan schulden buiten beschouwing gelaten. De belasting op het forfaitaire rendement bedraagt 30%. Het
tarief komt per saldo neer op 1,2% belasting over de grondslag sparen en beleggen.
Heffingvrij vermogen box 3
Heffingvrij vermogen per belastingplichtige is f 21.139.
Na overdracht van het heffingvrij vermogen van de partner op gezamenlijk verzoek is het heffingvrij
vermogen f 42.278.
De toeslag op heffingvrij vermogen voor minderjarige kinderen is per 2012 vervallen.
Ouderentoeslag
Heeft een belastingplichtige aan het einde van het kalenderjaar de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt? Dan
kan het heffingvrij vermogen worden verhoogd met de ouderentoeslag. Om in aanmerking te komen voor de
ouderentoeslag mag de rendementsgrondslag (voorzover die meer bedraagt dan het heffingsvrije vermogen)
niet meer bedragen dan f 279.708.
Bij een inkomen uit werk en woning (vóór inachtneming van de uitgaven voor kinderopvang en de persoonsgebonden aftrek) van:
Meer dan
Menu
Maar niet meer dan
Bedraagt de ouderentoeslag
f 14.302
f 27.984
f 14.302
f 19.895
f 13.992
f 19.895
–
Nihil
De volgende bezittingen zijn vrijgesteld van de vermogensrendementsheffing:
- voorwerpen van kunst en wetenschap, tenzij deze hoofdzakelijk (= meer dan 70%) als belegging dienen;
- roerende zaken voor eigen gebruik, zoals de inboedel, auto en caravan, tenzij deze hoofdzakelijk als
belegging dienen;
- belastingvorderingen en -schulden, tenzij in verband met erfrecht;
- contant geld en vergelijkbare vermogensrechten tot maximaal f 512,- per belastingplichtige
(f 1.024,- voor partners);
- tegoeden op een spaarloonrekening tot maximaal f 17.025 minus de jaarlijkse (vanaf 2012) vrijgevallen tegoeden;
- op 14 september 1999 bestaande kapitaalverzekeringen (onder voorwaarden) tot maximaal f 123.428
(indien het hele jaar sprake is van dezelfde fiscale partner, wordt de vrijstelling verdubbeld naar f 246.856);
- uitvaartverzekeringen en bancaire uitvaartrekeningen, mits de totale warde hiervan lager dan f 6.859;
- rechten op kapitaaluitkeringen die uitsluitend kunnen plaatsvinden bij invaliditeit, ziekte of ongeval;
- bepaalde schuldvorderingen en verkregen bloot eigendom krachtens erfrecht;
- nog te vorderen of nog te betalen termijnen (van rente, pacht, huur) met een looptijd van maximaal 1 jaar;
- groene beleggingen zijn vrijgesteld tot maximaal € 56.420 (indien het hele jaar sprake is van dezelfde
fiscale partner, wordt de vrijstelling verdubbeld naar € 112.840);
- bossen, natuurterreinen en landgoederen;
- aandelen in bepaalde participatie­-maatschappijen;
- rechten op periodieke uitkeringen;
- geërfde rechten op roerende zaken.
Sociale, ethische, culturele en durfkapitaal beleggingen
Vanaf 1 januari 2013 bestaan de vrijstelling en de heffingskorting voor sociale, ethische, culturele en
durfkapitaal beleggingen niet meer.
Heffingskorting groene beleggingen
De heffingskorting is 0,7% van het bedrag dat daarvoor is vrijgesteld in box 3 (maximaal f 56.420 of
f 112.840 indien het hele jaar sprake is van een fiscale partner).
Belastbaar inko
men uit sparen
en beleggen (b
ox 3)
rendementsgro
nslag (op 1 jan
uari)
af: heffingvrij ve
rmogen + toes
lagen
grondslag forfai
tair rendement
(niet negatief )
voordeel uit sp
aren en belegge
n (=4% forfaitai
af: persoonsgeb
r rendement)
onden aftrek
belastbaar ink
……….
………. –
……….
……….
………. –
omen uit spare
48
n en beleggen
……….
49
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
10. Schenk- en erfbelasting
(voor uitgebreidere informatie klik hier voor de meest recente versie van de Gids Productfiscaliteiten)
Tarief schenk- en erfbelasting
Gedeelte van de belaste
verkrijging
€            0
I
€ 117.214
IA
II
€ 117.214
10%
18%
30%
en hoger
20%
36%
40%
• tariefgroep I omvat de partner en (pleeg)kinderen. Onder voorwaarden de ex-partner of aanstaande echtgenoot.
• tariefgroep IA omvat kleinkinderen en verdere nazaten.
• tariefgroep II omvat alle overige verkrijgers.
Vrijstellingen
Verkrijgingen schenkbelasting
Schenkingen door ouders aan kinderen
• per kalenderjaar
• eenmalig voor kinderen tussen 18 en 40 jaar
f 5.229
f 25.096
De eenmalige verhoogde vrijstelling kan worden
verhoogd tot f 52.281. Dit kan alleen als:
• de schenking wordt gedaan aan een kind tussen
18 en 40 jaar voor de aankoop, verbetering of
onderhoud van een eigen woning of voor de
aflossing van (een gedeelte van) de eigenwoningschuld of restschuld (ongeacht datum
ontstaan restschuld). De eigenwoningschuld
wordt beperkt met de gebruikte vrijstelling (zie
ook hoofdstuk 2), of
• voor studie of beroepsopleiding van een kind
tussen 18 en 40 jaar waarvan de kosten hoger zijn
dan f 20.000.
• er niet eerder gebruik is gemaakt van de tijdelijke verhoogde vrijstelling (zie hieronder).
Tijdelijke vrijstelling ten behoeve voor de aankoop,
verbetering of onderhoud van een eigen woning of
de aflossing van (een deel van) de eigenwoningschuld of restschuld. De relatie van de schenker
met de verkrijger en de leeftijd van de verkrijger
zijn hierbij niet van belang. De tijdelijke vrijstelling
wordt wel beperkt als een ouder aan een kind
schenkt en er al eerder gebruik is gemaakt van
een deel van de verhoogde eenmalige vrijstelling
van f 52.281.
50
Sociaal belang behartigende instelling of het
algemeen nut beogende instellingen
Alle overige gevallen
Volledig vrijgesteld*
f 2.092 per kalenderjaar
* De verkrijging is volledig vrijgesteld indien en voorzover de verkrijging het algemeen en sociaal belang dient.
Vrijstellingen erfbelasting
Partner
• na pensioenimputatie minimaal
f 627.367
f 162.071
Kinderen die grotendeels op kosten van de overledene
werden onderhouden en die als gevolg van ziekte of gebreken
ver­moedelijk de komende 3 jaar niet in staat zijn de helft
te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde
personen van gelijke leeftijd zouden kunnen verdienen.
f 5 9 . 6 0 1
Kinderen en kleinkinderen
f
Ouders
f 47.053
Andere verkrijgers
f
19.868
2.092
Schenkingen worden, onder verrekening van de verschuldigde schenkbelasting, betrokken in de erfbelasting wanneer de schenker binnen 180 dagen na de schenking overlijdt. Hierop zijn enkele uitzonderingen
gemaakt, onder meer voor schenkingen voor een dure studie of de eigen woning waarop een reguliere
verhoogde vrijstelling of de tijdelijke verhoogde vrijstelling is toegepast. Deze schenkingen worden niet
betrokken in de erfbelasting wanneer de schenker overlijdt binnen 180 dagen na de schenking.
f 100.000
51
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Gevolgen voor de Successiewet bij het schenken en erven van de eigen woning, verzekeringen en
bancaire producten
Gevolgen van schenking
Gevolgen van overlijden
Eigen woning
Schenking = belast. Tarief is tenminste
2% in verband met samenloop
overdrachtsbelasting.
Vererving eigen woning = belast voor
waarde onbewoond. De verkrijging is
niet belast met overdrachtsbelasting.
Geldlening eigen
woning
Zakelijke geldlening tussen ouders en
kind = onbelast.
Kinderen kunnen rente aftrekken van de
inkomstenbelasting in box 1 en de vordering
is bij ouders vermogen in box 3.
Direct opeisbare renteloze of laagrentende
lening is belast voor zover de rente <6%.
Het vruchtgebruik is jaarlijks belast.
Lening vormt schuld aan de nalatenschap
en verlaagt voor het kind het aandeel in
de nalatenschap.
Verzekering
Schenking verzekering = belast.
Bij KEW niet toegestaan. Gevolg is een
fictieve uitkering en heffing over rendement
in box 1.
Verzekering
Vererving verzekering door overlijden
verzekeringnemer (niet zijnde verzekerde)
= belast.
Kapitaalverzekering
Uitkering
Begunstigde van de uitkering is een ander
dan de verzekeringnemer =>
belaste schenking.
Spaarrekening eigen
woning (SEW) of
Beleggingsrekening
eigen woning (BEW)
Spaarrekening
Schenking rekening = belast
Bij SEW niet toegestaan. Gevolg is een fictieve
uitkering en heffing over rendement in
box 1.
Uitkering
Verkrijger van het saldo is een ander dan
de rekeninghouder => belaste schenking.
52
Uitkering
Uitkering door overlijden verzekerde =
belast, tenzij niets onttrokken aan
vermogen verzekerde. Dit is het geval als:
• premieschuldige � verzekerde
(premiesplitsing), en
• premieschuldige en verzekerde hebben
elk een privévermogen. Bij overlijden
van verzekerde wordt slechts de helft van
de uitkering belast als sprake is van een
huwelijk in gemeenschap van goederen.
Lijfrente
Bancaire lijfrente
Gevolgen van overlijden
Verzekering
Schenking = afkoop.
Behalve bij pre-BHW-lijfrente gesloten
vóór 16 oktober 1990 (premie) of vóór
1 januari 1992 (koopsom). Bij schenking
is waarde verminderd met 30% latentie
belast.
Verzekering
De waarde van de aanspraak valt in de nalatenschap van de verzekeringnemer (tenzij niets is onttrokken aan het vermogen
van de erflater). De verkrijging van (een
deel van) de waarde door erfgenamen is
vrijgesteld van erfbelasting.
Termijnen
Schenking niet toegestaan, behalve bij
pre-BHW-lijfrente. Schenkbelasting wordt
niet geheven als termijn belast is met
inkomsten- en/of loonbelasting.
De waarde van de aanspraak dat door de
langstlevende partner wordt verkregen, wordt na vermindering met 30%
latentie, in mindering gebracht op de
algemene partnervrijstelling erfbelasting
(imputatie).
Spaarrekening
Schenking = afkoop,
Bij schenking is waarde verminderd met
30% latentie belast.
Spaarrekening
Het tegoed van de spaarrekening valt in
de nalatenschap (tenzij niets onttrokken
is aan het vermogen van de erflater).
De verkrijging van (een deel van) het
tegoed door erfgenamen is vrijgesteld van
erfbelasting.
Bancaire termijnen
Schenking van de termijnen is niet
toegestaan.
De helft van de waarde van het tegoed
voor de erfbelasting dat door de langstlevende partner wordt verkregen, wordt
na vermindering met 30% latentie, in
mindering gebracht op de algemene partnervrijstelling erfbelasting (imputatie).
Pensioen
Geen gevolgen bij toekenning binnen
dienstbetrekking.
Verkrijging is vrijgesteld als het partner­
pensioen voldoet aan definitie in loonbelasting. De waarde van de aanspraak
wordt wel in mindering gebracht op de
algemene vrijstelling van erfbelasting
(imputatie).
Gouden handdrukverzekering
Schenking = afkoop.
Verkrijging is vrijgesteld als gouden handdruk voldoet aan definitie in loonbelasting.
De waarde van de aanspraak wordt wel
in mindering gebracht op de algemene
vrijstelling van erfbelasting (imputatie).
Bancaire gouden
handdruk
Schenking = afkoop.
Verkrijging is vrijgesteld als bancaire
gouden handdruk voldoet aan definitie
in loonbelasting. De waarde van de aanspraak wordt wel in mindering gebracht
op de algemene vrijstelling van erfbelasting (imputatie).
Levensloop
Schenking = afkoop.
Verkrijging is belast met erfbelasting.
Spaarrekening
Tegoed spaarrekening valt in nalatenschap.
Voor erfgenamen erfrechtelijke verkrijging
= belast.
Uitkering
Verkrijging door overlijden rekeninghouder
= belast. Premiesplitsing is bij een SEW niet
aan de orde.
Gevolgen van schenking
53
➔
Menu
11. Samenwonen/trouwen, scheiden en overlijden
Eigen woning
54
Samenwonen/trouwen
Scheiden
Overlijden
Bij samenwonen is de
partner­regeling mogelijk
van toepassing.
Zie hiervoor ook hoofdstuk 2
van de Belastingbox.
Normaal gesproken kan een
woning voor de vertrekkende
partner niet meer aangemerkt
worden als eigen woning
op het moment dat hij deze
woning verlaat. De woning
staat hem namelijk niet
meer als hoofdverblijf ter
beschikking. Bij vertrek door
scheiding kan de vertrekkende partner de woning voor
een periode van twee jaar
nog beschouwen als eigen
woning. De periode van twee
jaar gaat in zodra de partner
de woning verlaat. De rente
over zijn/haar aandeel van
de lening kan als inkomsten
uit eigen woning in aftrek
worden gebracht. Het eigenwoningforfait over zijn/haar
aandeel wordt aangemerkt
als betaalde alimentatie. De
tweejaarsperiode geldt alleen voor de rente en kosten
van de geldlening.
Bij de vertrekkende partner
kan een eigenwoning­reserve
ontstaan.
De tweejaarstermijn van de
verhuisregeling is tijdelijk
verlengd naar drie jaar. Na
31 december 2014 geldt
weer de normale termijn van
twee jaar.
De omvang van de verkrijging
is met name afhankelijk
van het huwelijksgoederenregime en een eventueel
testament.
Er kan erfbelasting verschuldigd zijn afhankelijk van de
omvang van de verkrijging
en van toepassing zijnde
vrijstelling.
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Kapitaal­
verzekering eigen
woning (KEW)
Samenwonen/trouwen
Scheiden
Overlijden
Het toevoegen van een
tweede rekeninghouder op
de rekening kan schenking
tot gevolg hebben.
Het toevoegen van een tweede rekeninghouder is als
gevolg van overgangsrecht
met ingang van 2013 alleen
mogelijk voor gehuwden/
geregistreerde partners.
Voor samenwonenden kan
het toevoegen van een
tweede rekeninghouder
alleen bij het aangaan van
een fiscaal partnerschap.
De verdeling van een KEW in
het kader van scheiden kan
zonder fiscale heffing plaatsvinden. De KEW kan dan als
volgt worden aangepast:
• wijziging verzekeringnemer;
• wijziging verzekerde
(is niet verplicht);
• gedeeltelijk voortzetten in een andere KEW
=> premieverleden gaat
evenredig mee.
Als een uitkering bij overlijden is meeverzekerd, komt
deze tot uitkering. Als op dit
deel van de verzekering de
voorwaarden van de KEW
van toepassing zijn, is aflossing van de EWS met de
uitkering noodzakelijk voor
vrijstelling van de uitkering.
De heffing van erfbelasting
kan onder voorwaarden
worden voorkomen door
premiesplitsing.
Let op dat bij een overname
van een KEW bij echtscheiding er wel een EWS tegenover staat.
Bij scheiding is het onder
voorwaarden mogelijk een
KEW eerder tot uitkering te
laten komen dan de gebruikelijke 15 of 20 jaar voor een
uitkeringsvrijstelling.
55
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Spaarrekening
eigen woning
(SEW)
Samenwonen/trouwen
Scheiden
Overlijden
Het toevoegen van een
tweede rekeninghouder op
de rekening kan schenking
tot gevolg hebben.
Het toevoegen van een tweede rekeninghouder is als
gevolg van overgangsrecht
met ingang van 2013 alleen
mogelijk voor gehuwden/
geregistreerde partners.
Voor samenwonenden kan
het toevoegen van een
tweede rekeninghouder
alleen bij het aangaan van
een fiscaal partnerschap.
De verdeling van SEW kan
net zoals bij een KEW in het
kader van scheiden zonder
fiscale heffing plaatsvinden.
De SEW kan dan als volgt
worden aangepast:
• Wijziging rekeninghouder
• Gedeeltelijke voortzetten
in een andere SEW =>
inleg van de rekening gaat
evenredig mee.
In geval van overlijden van
de rekeninghouder doet
de Belastingdienst alsof de
rekening is gedeblokkeerd
direct voorafgaand aan het
overlijden. De deblokkering
wordt dus toegerekend aan
de overleden rekeninghouder. Deze maakt gebruik van
zijn eigen vrijstelling.
Let op dat bij een overname
van een SEW bij echtscheiding er wel een EWS tegenover staat.
Bij partners is het mogelijk
de SEW van de overleden
partner voort te zetten.
Premiesplitsing is niet
mogelijk bij een SEW.
Bij scheiding is het onder
voorwaarden mogelijk een
SEW eerder tot uitkering te
laten komen dan de gebruikelijke 15 of 20 jaar voor een
uitkeringsvrijstelling.
Kapitaal­
verzekering box 3
Het toevoegen van een
tweede verzekeringnemer
op de verzekering kan
schenking tot gevolgen
hebben.
Gesloten vanaf 2001
Echtscheiding heeft geen
gevolgen bij splitsing ver­
zekering.
Gesloten vóór 2001
In het kader van echt­
scheiding kan de kapitaalverzekering als volgt worden
aangepast zonder fiscale
heffing in de inkomsten­
belasting:
• wijziging verzekeringnemer;
• wijziging verzekerde =>
hoeft geen gevolgen te
hebben voor overgangsrecht die geldt voor
verzekeringen gesloten
vóór 14-9-1999;
• gedeeltelijk voortzetten in
een andere kapitaalverzekering => premieverleden
gaat evenredig mee.
56
Gesloten vanaf 2001
De uitkering is onbelast voor
de inkomstenbelasting. De
heffing van erfbelasting kan
onder voorwaarden worden
voorkomen door premiesplitsing.
Lijfrente
Samenwonen/trouwen
Scheiden
Overlijden
Toevoegen tweede verzekeringnemer kan afkoop tot
gevolg hebben.
De gerichte lijfrente­
verzekering kan als volgt
worden aangepast:
• splitsen in twee
verzekeringen;
• ex-partner wordt onherroepelijk begunstigde;
• ex-partner krijgt
verzekering toebedeeld.
De uitkeringen uit een
lijf­­renteverzekering moeten
direct na het overlijden van
de verzekerde of na het
beëindigen van het recht op
een Anw-uitkering ingaan.
De uitkering moet uiterlijk
aanvangen vóór het einde
van het tweede kalenderjaar
volgend op het jaar waarin
de verzekerde is overleden.
Er is een vrijstelling in de erfbelasting voor gefacilieerde
lijfrenten.
Let op:
(Gedeeltelijke) afkoop is niet
toegestaan.
Als binnen de boedelverdeling verrekening plaatsvindt
met geld of andere
vermogensbestanddelen,
bijvoorbeeld een auto, is
sprake van uitruil van de
lijfrenteverzekering. Degene
die het geld of het bestanddeel ontvangt, wordt voor de
toebedeelde waarde belast
in box 1. Degene aan wie de
lijfrenteverzekering wordt
toebedeeld, kan de waarde
hiervan als persoonsgebonden aftrekpost ten laste
brengen van zijn inkomen.
Gesloten vóór 2001
Onder voorwaarden is de
uitkering onbelast voor de
inkomstenbelasting. De
heffing van erfbelasting kan
onder voorwaarden worden
voorkomen door premiesplitsing.
57
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Bancaire lijfrente
Samenwonen/trouwen
Scheiden
Overlijden
Toevoeging tweede rekeninghouder kan afkoop tot
gevolg hebben.
De lijfrenterekening kan als
volgt worden aangepast:
• splitsen in twee
rekeningen;
• ex-partner krijgt
rekening toebedeeld.
Opbouwfase rekening
De uitkeringen uit een
lijfrenterekening moeten
direct na het overlijden van
de rekeninghouder of na het
beëindigen van het recht op
een Anw-uitkering ingaan.
De uitkering moet uiterlijk
aanvangen vóór het einde
van het tweede kalenderjaar volgend op het jaar
waarin de rekeninghouder is
overleden.
Er is een vrijstelling in de
erfbelasting voor gefacilieerde lijfrenten.
Let op:
(Gedeeltelijke) afkoop is
niet toegestaan. Als binnen
de boedelverdeling verrekening plaatsvindt met geld of
andere vermogensbestanddelen, bijvoorbeeld een
auto, is sprake van uitruil
van de lijfrenteverzekering.
Degene die het geld of het
bestanddeel ontvangt, wordt
voor de toebedeelde waarde
belast in box 1. Degene aan
wie de lijfrenteverzekering
wordt toebedeeld, kan de
waarde hiervan als persoonsgebonden aftrekpost
ten laste brengen van zijn
inkomen.
Alimentatie­
lijfrente
Scheiden
Overlijden
Is niet aan de orde bij
samenwonen.
Bij echtscheiding kan een
alimentatieverplichting
ontstaan.
De uitkering stopt bij over­
lijden van de verzekerde.
Vormen alimentatie­verplichting
1. Periodieke alimentatieuitkering
2. Afkoop in bedrag ineens
3. Alimentatielijfrente bij
verzekeraar
4. Lijfrente bij alimentatieplichtige.
Aankoop alimentatielijfrente bij
verzekeraar moet aan eisen voldoen
• professionele verzekeraar;
• voldoen aan lijfrente­definitie;
• termijnen uitkeringen
moeten direct ingaan;
• ex-partner = verzekerde;
• 1% sterftekans is niet van
toepassing.
Uitkeringsfase rekening
Als de genieter van de
termijnen overlijdt, gaat
het recht op de nog niet
uitgekeerde termijnen over
op zijn erfgenamen.
Gevolg:
• uitkering belast in box 1;
• koopsom is aftrekbaar als
onderhoudsverplichting
in box 1.
Verrekening
pensioenrechten
door betaling
lijfrentepremie
58
Samenwonen/trouwen
Is niet aan de orde bij
samenwonen.
Als Wet VPS niet van toepassing is, kunnen aanspraken
worden verrekend. Dit
kan door middel van een
lijfrenteverzekering. Fiscale
gevolgen zijn gelijk als bij
alimentatielijfrente. Als
binnen de boedelverdeling
verrekening plaatsvindt met
geld of andere vermogensbestanddelen, bijvoorbeeld
een auto, is sprake van
uitruil van de lijfrente­
verzekering. Degene die
het geld of het bestanddeel
ontvangt, wordt voor de
toebedeelde waarde belast
in box 1.
Zie lijfrente.
59
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Gouden
handdruk
Samenwonen/trouwen
Scheiden
Overlijden
Zodra er sprake is van
een partner, kan deze
worden opgenomen
als begunstigde bij
overlijden van de gouden­
handdrukverzekering.
De waarde van de goudenhanddrukverzekering of
-rekening kan bij scheiding
zonder fiscale gevolgen
worden toebedeeld aan de
ex-partner. De ex-partner
wordt na verdeling van het
stamrecht aangemerkt als
‘de werknemer’.
De uitkeringen kunnen
echter niet later ingaan dan
in het jaar waarin de overdragende partner de leeftijd
van de AOW-gerechtigde
leeftijd bereikt.
Verzekering
De uitkeringen uit een
goudenhanddrukverzekering moeten direct na het
overlijden van de werknemer
ingaan. De uitkering mag
uitsluitend toekomen aan
de (gewezen) partner en/of
kinderen tot 30 jaar (kring
van gerechtigden).
De verzekeringsvorm is be­
palend of er bij overlijden
een uitkering voor de begunstigde volgt.
Er is een vrijstelling in de
erfbelasting voor gefacilieerde goudenhanddrukstamrechten.
Rekening
Bij de goudenhanddruk­
rekening komt het tegoed
bij overlijden toe aan de
erfgenamen. Als de rekeninghouder in de opbouwfase
overlijdt, moeten de partner
en/of kinderen tot 30 jaar
direct een uitkerings­rekening
openen. Bij overlijden in
de uitkeringsfase worden
de resterende uitkeringen
periodiek aan deze personen
uitgekeerd.
Er is een vrijstelling in de
erfbelasting voor gefacilieerde goudenhanddrukstamrechten.
Samenwonen/trouwen
Scheiden
Overlijden
Pensioen
Afhankelijk van de productvorm kan het raadzaam zijn
om een partner zo spoedig
mogelijk aan te melden bij
de pensioenuitvoerder.
De Wet VPS geeft de expartner recht op de helft van
het ouderdomspensioen
dat tijdens het huwelijk
is opgebouwd. Om een
rechtstreeks vorderingsrecht
op de pensioenuitvoerder te
krijgen, moet de scheiding
binnen twee jaar worden
gemeld. Daarnaast kan de
ex-partner recht op bijzonder
partnerpensioen hebben.
De uitkeringen uit een
pensioen­verzekering moeten
direct na het overlijden van
de werknemer of na het
beëindigen van het recht op
een Anw-uit­kering ingaan. In
de pensioentoezegging ligt
vast op welke van deze twee
momenten de uit­keringen
aanvangen. Er is na overlijden
geen keuzemogelijkheid.
De uitkering mag uitsluitend
toekomen aan de (gewezen)
partner en/of kinderen tot 30
jaar. Indien er geen partner of
kind is, kan het opgebouwde
kapitaal toekomen aan de
werkgever. Er is een vrijstelling in de erfbelasting voor
pensioen.
Levensloop
Geen gevolgen.
Alleen de werknemer kan
uitkeringen ontvangen uit
een levensloopregeling.
De ex-partner kan buiten
de levensloopregeling om
gecompenseerd worden.
Het tegoed op een levenslooprekening komt toe aan
de erfgenamen. Voor levens­
loopverzekeringen is de
verzekeringsvorm bepalend
of er bij overlijden een uitkering voor de begunstigde(n)
volgt.
Er is geen aparte vrijstelling
in de erfbelasting voor
levensloopproducten.
Het tegoed wordt ineens
belast bij de overleden
rekeninghouder als een
ander dan de partner en/
of kinderen het tegoed erft.
In deze situatie is er geen
vrijstelling van erfbelasting
van toepassing.
60
61
➔
Menu
Begrippenlijst
EchtgenootPartners die gehuwd zijn of een geregistreerd
partnerschap hebben.
LevensverzekeringEen verzekering die is gerelateerd aan leven en/of
dood van de verzekerde persoon.
Eigen woningDe eigen woning die de belastingplichtige anders
dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat.
Onherroepelijke begunstigingDe begunstiging is conform de voorwaarden aanvaard, of de verzekering is tot uitkering gekomen
doordat de begunstiging vast ligt. De begunstiging
moet wel eerst ‘geaccepteerd’ worden.
EigenwoningforfaitHet fictief inkomen dat de bezitter van een eigen
woning moet aangeven in box 1.
Fiscaal partnerEchtgenoten, geregistreerd partners en samen­
wonenden op hetzelfde woonadres in de Gemeentelijke Basis Administratie die:
- een notarieel samenlevingscontract hebben
gesloten; of
- samen een kind hebben; of
- een kind van een van de partners hebben dat
door beide partners is erkend; of
- a ls partners zijn aangemeld voor een pensioen­
regeling; of
-b
eiden eigenaar zijn van de woning die het hoofdverblijf is,
worden automatisch aangemerkt als fiscaal partner.
Gerichte lijfrenteLijfrenteverzekering gesloten na 01-01-1992 (koopsom) of 15-10-1990 (premiebetalend). De omvang
van de termijnen staat nog niet vast. Bij het sluiten
van de verzekeringsovereenkomst wordt bepaald
van wiens leven de uitkeringen afhankelijk zullen
zijn.
JaarruimteWanneer een belastingplichtige, die bij aanvang
van het kalenderjaar nog geen 65 jaar oud is, een
pensioentekort heeft, kan hij gebruik maken van
de jaarruimteberekening voor lijfrentepremieaftrek.
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
OudedagsreserveDit is een bepaald bedrag dat een ondernemer van
een eenmanszaak, maatschap of vof opzij mag zetten
voor de oudedagsvoorziening. Over dat bedrag hoeft
hij voorlopig geen belasting te betalen. De reserve
is een uitstel van het betalen van belasting.
Periodieke uitkeringRecht op (toekomstige) uitkeringen die periodiek
gedaan worden.
RenseignerenAlgemene term voor de informatieverplichting van
verzekeraars en banken aan de Belastingdienst.
ReserveringsruimteLijfrentepremieaftrek in enig kalenderjaar in de
situatie dat de belastingplichtige in de zeven
voorafgaande kalenderjaren geen of niet volledig
gebruik heeft gemaakt van de jaarruimte.
SaldomethodeUitkeringen zijn onbelast zolang de som van de
uitkeringen kleiner is dan de som van de niet aftrekbare premies.
SpaarloonFiscale faciliteit voor werknemers om onder
voorwaarden uit het brutoloon te kunnen sparen.
Stamrecht Een ontslagvergoeding die wordt omgezet in een
aanspraak op periodieke uitkeringen die dienen ter
vervanging van gederfd of te derven loon.
KapitaalverzekeringIedere levensverzekering waarbij de prestatie
van de verzekeraar vast staat, ongeacht of er een
bedrag ineens wordt uitgekeerd of een vast aantal
termijnen.
62
63
SNS REAAL is een innovatieve dienstverlener op het gebied van bankieren en verzekeren die zich vooral
richt op de Nederlandse retailmarkt en het midden- en kleinbedrijf. Het aanbod bestaat uit: sparen,
betalen, beleggen, hypotheken, verzekeren en pensioenen.
De Minigids Productfiscaliteiten verschijnt onder redactie van:
mr. Nancy Struve en drs. Kees van Oostwaard.
Auteurs:
Remco Alkemade MSc, Hans van den Berg, mr. Jasper Commandeur,
drs. Manuela Lamot-van Blanken, mr. Deby Lie, mr. Oliver Nierman, drs. Kees van Oostwaard,
Hans Schreuder BBA bc, mr. Nancy Struve, mr. Bas Vereggen en mr. Jacqueline Verweij-Daemen.
Allen zijn werkzaam bij de afdeling Productfiscaliteit, onderdeel van Fiscale Zaken SNS REAAL.
© SNS REAAL 2014
SNS REAAL
Croeselaan 1
3521 BJ Utrecht
www.snsreaal.nl
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze opgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd
gegevens­bestand of openbaar worden gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming van SNS REAAL.
De Minigids Productfiscaliteiten is met uiterste zorgvuldigheid samengesteld. Wij kunnen echter geen aansprakelijkheid
aanvaarden voor eventuele onjuistheden of onvolledigheden hierin. Aan de inhoud van deze uitgave kunnen dan ook
geen rechten worden ontleend.