Protocol Meldcode huiselijk geweld en

Protocol Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
# Doel*
Dit protocol geeft richtlijnen aan medewerkers van De Lichtenvoorde, voor zorgsignalering en handelen bij
(een vermoeden van) huiselijk geweld en kindermishandeling.
Het doel is om de (vermoedelijke) situatie van huiselijk geweld en kindermishandeling te stoppen. Dit kan
vanuit je beroepsverantwoordelijkheid door vroegtijdig te signaleren, (vermoedens van) huiselijk geweld en
kindermishandeling niet bij jezelf te houden maar bespreekbaar te maken met ouders, verwanten en
intercollegiaal, door de problemen rondom een kind / volwassene te inventariseren, een plan van aanpak te
maken en hulp op gang te brengen.
# Zorgplan*
--
# Handeling*
--
# Benodigdheden*
--
# Werkwijze*
Voorwoord
In het najaar van 2008 kondigden staatssecretaris Bussemaker (VWS) en de ministers Hirsch Ballin
(Justitie) en Rouvoet (Jeugd en Gezin) een wetsvoorstel aan waarin aan organisaties en zelfstandige
beroepsbeoefenaren, in het kader van de kwaliteitszorg, de plicht werd opgelegd om een meldcode te
hanteren voor huiselijk geweld en kindermishandeling, daaronder ook begrepen seksueel geweld,
vrouwelijke genitale verminking, eergerelateerd geweld en ouderenmishandeling. Een meldcode voor
huiselijk geweld en kindermishandeling helpt professionals goed te reageren bij signalen van dit soort
geweld. Sinds 1 juli 2013 zijn beroepskrachten verplicht zo'n meldcode te gebruiken bij vermoedens van
geweld in huiselijke kring.
In de meeste gevallen zullen volwassenen of kinderen die mishandeld worden of degene die hen
mishandelt niet uit zichzelf over de situatie vertellen. Het is nodig dat hulpverleners van het kind /
volwassene vroegtijdig de verantwoordelijkheid nemen om bij zorgwekkende situaties actie te ondernemen.
Hulpverleners dragen een bijzondere en directe verantwoordelijkheid voor de veiligheid van een cliënt met
wie zij beroepshalve in aanraking komen.
Dit protocol geeft richtlijnen aan medewerkers van De Lichtenvoorde, voor zorgsignalering en handelen bij
(een vermoeden van) huiselijk geweld en kindermishandeling.
Het doel is om de (vermoedelijke) situatie van huiselijk geweld en kindermishandeling te stoppen. Dit kan
vanuit je beroepsverantwoordelijkheid door vroegtijdig te signaleren, (vermoedens van) huiselijk geweld en
kindermishandeling niet bij jezelf te houden maar bespreekbaar te maken met ouders, verwanten en
intercollegiaal, door de problemen rondom een kind / volwassene te inventariseren, een plan van aanpak te
maken en hulp op gang te brengen.
Waarom een protocol?
Werken met een protocol huiselijk geweld en kindermishandeling vergroot de signaalgevoeligheid en
handelingsbereidheid van hulpverleners bij (een vermoeden van) huiselijk geweld en kindermishandeling.
Een protocol huiselijk geweld en kindermishandeling is een essentieel onderdeel van het beleid van De
Lichtenvoorde.
Richtlijnen voor zorgvuldig en eenduidig handelen;
Houvast in het maken van keuzes;
Duidelijkheid over de verdeling van verantwoordelijkheden;
Informatie over het huiselijk geweld en kindermishandeling, signalen, contact ouders/kind, melden en
verwijzen;
De mogelijkheid om verantwoording af te leggen in geval van vragen over de gevolgde werkwijze.
Als ze als kind de warmte van de zomer had gekend
Was ze die warmte in haar winter nooit verloren
Als ze als kind de warmte van een nest had gekend
Had het haar hele leven lang niet zo gevroren
Liselore Gerritsen
Uit: Oktoberkind (1982)
Wat te doen bij een vermoeden van huiselijk geweld en kindermishandeling?
Dit stappenplan schetst in algemene zin de stappen die in geval van signalen van huiselijk geweld en
kindermishandeling dienen te worden gezet. Bij specifieke vormen van dit geweld moeten de stappen soms
nader worden ingekleurd. Bijvoorbeeld in geval van signalen van seksueel geweld of van vrouwelijke
genitale verminking. Voor dit laatste wordt verwezen naar het Gespreksprotocol Meisjesbesnijdenis van de
AJN en het Handelingsprotocol Meisjesbesnijdenis van Pharos. Voor de omgang met signalen van
eergerelateerd geweld verwijzen we naar de Handleiding voor de aanpak van eergerelateerd geweld van de
Federatie Opvang en Movisie.
Naar aanleiding van een signaal van kindermishandeling of huiselijk geweld, is het in de eerste plaats
noodzakelijk dat je besluit het er niet bij te laten zitten. Begin met het zoeken naar meer duidelijkheid. De
eerste stappen zijn hier dan ook op gericht (zie bijlage ‘wat is kindermishandeling’ en ‘wat zijn de signalen’).
Daarnaast is er sprake van een verplichte Kindcheck.
Niet in alle gevallen zal het starten van de meldcode leiden tot stap 5: het doen van een melding bij het
AMHK of het organiseren van hulp. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat de zorgen door gesprekken met de
cliënt overtuigend worden weggenomen. Ook kan het zijn dat een andere hulpverlener binnen het gezien in
staat is de situatie van de kinderen nader te onderzoeken en hoeft het AMHK niet betrokken te worden.
Vraag zo nodig advies bij het AMHK.
Blijven de zorgen en/of lukt het niet om passende hulp te organiseren dan kan er besloten worden om een
melding te doen bij het AMHK, omdat een AMHK onderzoek naar de situatie van de kinderen noodzakelijk is
om het risico op ernstige schade te beperken.
Bespreek zo snel mogelijk met ouders de zorgen die je hebt over een kind. Het is vervelend voor ouders als
zorgen achter hun rug om worden besproken, zonder dat zij daar zelf in gekend zijn. Het is belangrijk om je
zorgen met ouders te delen, zodat ze hun verantwoordelijkheid kunnen nemen. Benoem wat je ziet.
Voorkom dat er een lijst ‘onbesproken zorgen’ ligt, waardoor ouders zich afvragen waarom zij niet eerder op
de hoogte zijn gesteld. Ouders zijn immers de belangrijkste gesprekspartners en informatiebron.
Wanneer er geen melding wordt gedaan bij het AMHK is het van belang dat je zelf blijft letten op risico’s op
ernstige schade voor de kinderen. Je blijft als professional verantwoordelijk tot een andere organisatie of
een andere afdeling de zorg heeft overgenomen. Wanneer er op een later moment blijkt dat, ondanks het
gevoerde gesprek en/of de gemaakte afspraken met de cliënt, er risico’s blijven bestaan op ernstige schade
voor de kinderen, doe je alsnog een melding.
De teammanager blijft, als betrokkene van De Lichtenvoorde, verantwoordelijk voor het proces inzake het
vermoeden. Dat wil zeggen dat de teammanager zorg draagt voor het doorlopen van alle stappen van de
meldcode. Daarnaast kun je een beroep doen op de aandachtsfunctionaris kindermishandeling en huiselijk
geweld binnen de organisatie voor de inhoudelijke ondersteuning bij het starten en invullen van de
meldcode.
Stap 1: Signalen in kaart brengen
Op het moment dat er zorgen zijn, ga je in overleg met de teammanager (en aandachtsfunctionaris) en kan
besloten worden de meldcode te gaan starten (zie de routekaart ‘Handelen bij huiselijk geweld en
kindermishandeling’). Dit bespreek je met ouders, (gezins)voogd en zo mogelijk met de betreffende cliënt
(zie ‘Gespreksvoering met ouders’ en ‘Benaderingswijze cliënt’). Er is een folder om aan ouders te geven
met uitleg wat de meldcode inhoud (zie bijlage ‘Uitleg Meldcode voor ouders).
Verzamel en leg alle aanwijzingen die het vermoeden kunnen onderbouwen of weerleggen vast.
Het gaat daarbij om het nader in kaart brengen van het gedrag van het kind, de interactie tussen ouders
onderling en tussen ouders en kind. Leg in deze en in alle volgende stappen, je waarnemingen en de acties
die je naar aanleiding van signalen onderneemt, schriftelijk vast in het profiel van de meldcode. Ter
ondersteuning kan hierbij de ‘VeiligThuis Kaart’ van het NJI worden gebruikt.
De Kindcheck (zie ook bijlage ‘Handleiding kindcheck’)
Je gaat in gesprek met de cliënt en bespreekt;
-of er minderjarige kinderen bij de cliënt in huis wonen en als dit het geval is, met wie de cliënt de zorg voor
deze kinderen deelt;
-of het de cliënt, ondanks de situatie, lukt om de kinderen voldoende verzorging, zorg en veiligheid te
bieden, of hij/zij daar hulp bij heeft en of hij/ zij (meer) hulp wenst;
-of de cliënt een (ex)partner heeft met kinderen waar hij/zij geregeld aanwezig is;
-of (de partner van) de cliënt mogelijk zwanger is.
Op basis van dit gesprek en op basis van de situatie waarin de cliënt verkeert, stelt je vast of de zorgen over
de mogelijke ernstige schade voor de kinderen zijn weggenomen, of dat de zorgen, ook na het gesprek, zijn
gebleven.
Blijven er zorgen na het gesprek met de cliënt, dan zet je op basis van de oudersignalen de stappen van de
meldcode. Deze stappen zijn er op gericht de situatie waarin de kinderen zich feitelijk bevinden nader te
(laten) onderzoeken en zo nodig (meer) passende hulp te organiseren voor alle betrokkenen.
Leg de waarnemingen zo mogelijk voor aan de cliënt en of de ouders.
Signalen als hoofdpijn, angst of agressie kunnen verschillende oorzaken hebben. Het is belangrijk deze
signalen (zie ‘signalen van kindermishandeling’) in de vorm van concrete waarnemingen zo veel mogelijk
rechtstreeks met de cliënt en/of de ouders te bespreken. Bespreek de feiten zo feitelijk mogelijk, zonder
interpretatie en een wijzende vinger naar ouders. Worden ook hypotheses en veronderstellingen vastgelegd,
vermeld dan uitdrukkelijk dat het gaat om een hypothese of veronderstelling. Maak een vervolgaantekening
als een hypothese of veronderstelling wordt bevestigd of ontkracht. In deze eerste fase is het verstandig de
eigen vermoedens nog niet uit te spreken in het contact met de cliënt en ouders. In veel gevallen zal het
bespreken van de signalen ertoe leiden dat er een verklaring volgt die het vermoeden kan wegnemen.
Misschien spelen er andere problemen waarvoor hulp kan worden geboden, maar vaak zal zelfs dat niet
nodig zijn. In een aantal gevallen zal de informatie van de cliënt en ouders het vermoeden niet kunnen
wegnemen en zijn verdere stappen noodzakelijk. Ook is het mogelijk dat de cliënt of de ouders zelf vertellen
over de mishandeling of huiselijk geweld. (klik hier voor 'Gespreksvoering met ouders')
Stap 2: Collegiale consultatie en vragen aan AMHK
In de tweede stap staat overleg met anderen centraal. Dit overleg dient als middel het vermoeden te toetsen
bij anderen, maar ook om ruimte te geven aan eventuele emoties.
Bespreek het vermoeden met de teammanager/gedragsdeskundige.
Vermoedens ontstaan op basis van signalen die niet altijd even duidelijk zijn. Daarom bestaat het risico dat
je de situatie van de cliënt verkeerd inschat. Het is daarom altijd belangrijk om vermoedens met je
teammanager en binnen het teamoverleg te bespreken. Daarbij dient ook een gedragsdeskundige aanwezig
te zijn.
Doel van dit overleg is om:
-signalen concreet en objectief met elkaar te bespreken;
-samen te duiden wat de signalen (kunnen) betekenen;
-advies in te winnen en noodzakelijke vervolgstappen uitzetten;
-te weten met wie en onder welke voorwaarde vertrouwelijke informatie gedeeld mag worden.
Naar aanleiding van dit overleg stel je in overleg met de teammanager en de gedragsdeskundige (en
mogelijk aandachtsfunctionaris) een plan van aanpak op, welke wordt besproken met alle betrokkenen
binnen het gezin. In een aantal gevallen zal het noodzakelijk zijn meerdere beroepskrachten vanuit
verschillende instellingen bij de verdere aanpak te betrekken. Het is van belang afspraken te maken over
wat er moet gebeuren, wie welke taken op zich neemt en wie zorg draagt voor de coördinatie.
Zonodig wordt advies gevraagd bij het AMHK
Overleg met het Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling is aan te raden. In de eerste
plaats kan het AMHK ondersteuning bieden bij het interpreteren van signalen en bij het nadenken over de
vervolgstappen die noodzakelijk zijn. Het gaat om vragen over de mogelijkheden voor verder onderzoek van
het vermoeden, over diagnostiek en hulpverlening en over de verdeling van verantwoordelijkheden in het
hele traject.
De uitkomsten van dit overleg worden besproken met teammanager/gedragsdeskundige (en
aandachtsfunctionaris).
De teammanager zal daarnaast ook overwegen of een melding gedaan moet worden in de VIA (verwijsindex
Achterhoek). Deze verwijsindex heeft tot doel om de betrokkenen hulpverleners die met dezelfde jongere te
maken hebben met elkaar in contact te brengen. Doel daarvan is te komen tot een gezamenlijke aanpak van
de problematiek van de jongere en zijn gezin. De verwijsindex en de meldcode ondersteunen elkaar in deze.
Stap 3: Gesprek met de cliënt
In deze fase wordt het plan van aanpak uitgevoerd. Om het vermoeden nader te onderzoeken, zijn de
volgende stappen noodzakelijk.
Praat zo mogelijk met de cliënt, ouders en/of verzorgers.
Bespreek het gemaakte plan van aanpak met de cliënt. Let hierbij op de volgende aandachtspunten:










Houd in de gespreksvoering en voorbereiding rekening met de psychische en/of fysieke beperkingen
van de cliënt ;
Wees voorbereid op mogelijke emoties, weerstanden en loyaliteitsconflicten;
Bedenk voor je het gesprek aangaat het doel van het gesprek (bijvoorbeeld toetsen, informeren) en
stem de inhoud hierop af;
Vraag zo nodig bij het voorbereiden van het gesprek advies bij een deskundig collega, het AMHK;
Sluit in houding en taalgebruik aan bij het begripsvermogen van de cliënt (kind, volwassene of oudere)
en/of zijn verzorgers;
Maak je vermoedens expliciet en vraag door;
Weet welke rechten en plichten je hebt m.b.t. bijvoorbeeld de wens tot geheimhouding van de cliënt of
zijn/haar verzorgers;
Weet wat de mogelijke concrete vervolgstappen zijn;
Weeg af wat nodig is om de onmiddellijke veiligheid van de cliënt te waarborgen;
Leg de uitkomsten van het gesprek objectief en volledig vast in het dossier.
Afhankelijk van de situatie kan in overleg de teammanager, gedragsdeskundige of aandachts-functionaris
aansluiten bij het gesprek.
Wordt het vermoeden bevestigd dan zal met de ouders, en zo mogelijk ook met het kind, gesproken moeten
worden over de mishandeling en/of huiselijk geweld en over de gevolgen daarvan voor alle gezinsleden. Op
grond daarvan zullen gezinsleden gemotiveerd moeten worden om hulp te accepteren bij het oplossen van
de problemen en bij het herstellen van de ontwikkelingskansen van het kind.
Schakel zo nodig andere hulpverleningsinstanties in.
Het kan nodig zijn de cliënt te laten onderzoeken. Voorbeelden hiervan zijn een lichamelijk onderzoek door
een arts, observatie door een pedagoog of onderzoek door een IB-er.
Ook kan met andere bij de cliënt betrokken hulpverleners of beroepskrachten overlegd worden als dat nodig
is om het vermoeden van kindermishandeling of huiselijk geweld te bespreken. Andere betrokken
hulpverleners of beroepskrachten kunnen zijn: jeugdarts, huisarts, een behandelend specialist, leerkracht
van school, leidster uit de kinderopvang, etc.
Hierbij geldt dat je in geval van minderjarigen toestemming van de ouders of voogd nodig hebt om andere
betrokken professionals te benaderen.
Stap 4: Wegen aard en ernst
Op basis van de verzamelde informatie maak je, in overleg met de teammanager en gedragsdeskundige,
een inschatting van het risico op huiselijk geweld en kindermishandeling en de aard en de ernst van het
geweld. Hierbij wordt de LIRIK als risicotaxatie-instrument ingevuld door de gedragsdeskundige.
De aard en ernst van het geweld worden beoordeeld en bij twijfel over of ter ondersteuning van de eigen
inschatting wordt het AMHK geraadpleegd.
De teammanager brengt de sectormanager op de hoogte van de vermoedens. In overleg met de
sectormanager wordt eventueel de bestuurder van De Lichtenvoorde op de hoogte gebracht.
Stap 5: Zelf hulp organiseren of melden
In het plan van aanpak maak je een inschatting welke hulp een cliënt of cliëntsysteem nodig heeft om het
geweld te stoppen en je overlegt dit met teammanager en gedragsdeskundige (mogelijk met ondersteuning
van de aandachtsfunctionaris). Belangrijk om te weten welke hulp in de regio beschikbaar is voor de
verschillende vormen van huiselijk geweld.
Belangrijke aandachtspunten in deze stap:
 Je bent verplicht als hulpverlener de noodzakelijke hulp te organiseren;
 De effecten van deze hulp moet je volgen;
 Leg in het dossier vast aan wie de hulp is overgedragen;
 Volg en ondersteun de cliënt binnen de grenzen van je functie en verantwoordelijkheid. Bij
onduidelijkheid overleg je met de teammanager, gedragsdeskundige en/of aandachtsfunctionaris;
 Wanneer de hulp niet het gewenste effect heeft, beslis dan welke vervolgstappen noodzakelijk zijn;
 Bij nieuwe signalen moeten de stappen van de meldcode opnieuw doorlopen worden en moet
overwogen worden een melding te doen.
Wanneer in wordt geschat dat de eigen mogelijkheden om de cliënt voldoende tegen het risico van huiselijk
geweld te beschermen ontoereikend zijn en het noodzakelijk is te melden bij het AMHK, overleg je met de
teammanager wie de melding doet (teammanager of sectormanager).
Van de melder wordt verwacht dat hij/zij het vermoeden van kindermishandeling of huiselijk geweld
onderbouwt met feiten. Voor een melding moet sprake zijn van een reële kans op schade en die kans moet
enigszins worden getaxeerd. Het woordje ‘reële’ maakt duidelijk dat de enkele (theoretische) kans op
schade onvoldoende basis is voor een melding. Pas als een vermoeden kan worden onderbouwd met
(zoveel mogelijk feitelijke) informatie uit het onderzoek en overleg dat is gevoerd, is een melding aan de
orde. Daarbij moet de melder duidelijk kunnen maken welk risico hij/zij denkt dat de cliënt loopt, hoe reëel
dat is en welke schade de cliënt kan oplopen. Daarbij worden ook mogelijke risico’s voor de anderen in het
gezin meegenomen, en wanneer van toepassing wordt ook de kans dat de ouders in de toekomst nog meer
kinderen kunnen krijgen voor wie zij een bedreiging kunnen vormen besproken.
Belangrijke factoren die moeten worden meegewogen kunnen onder andere zijn:
 De duur of de intensiteit van de mishandeling of geweld;
 De (kans op) herhaling;
 De ernst van het lichamelijk of psychisch letsel;
 De eventuele extra kwetsbaarheid van de cliënt;
 De aanwezigheid van kinderen bij structureel huiselijk geweld;
 De leerbaarheid van de ouders;
 Alcoholmisbruik of andere verslavingen;
 Aan- of afwezigheid van een sociaal netwerk;
 Gebruik van wapens of andere zware middelen;
 Voorgeschiedenis ouders;
 Verhouding draagkracht – draaglast.
De melder meldt vervolgens zo objectief, feitelijk en volledig mogelijk welke aanwijzingen en signalen hij/zij
heeft, welke risico’s de cliënt en eventuele andere kinderen lopen en welke stappen er reeds zijn gezet. De
melder verstrekt niet meer gegevens dan nodig voor het onderzoek door het AMHK.
In het meldingsgesprek komt ook aan de orde of en zo ja, welke stappen binnen De Lichtenvoorde kunnen
worden genomen om de cliënt en/of diens ouders te helpen en de mogelijke kindermishandeling of het
huiselijk geweld te stoppen.






Ook is het van belang om te weten in welke situaties en onder welke voorwaarden je je beroepsgeheim
kan, mag of moet doorbreken;
De cliënt (vanaf 12 jaar) wordt bij voorkeur vooraf geïnformeerd over de melding;
Leg aan de cliënt uit waarom je een melding wil doen en wat het doel van de melding is;
Vraag de cliënt uitdrukkelijk om een reactie;
Maak een adequate inschatting van de noodzaak om zonder toestemming van de cliënt, ouders en/of
(gezins)voogd een melding bij het AMHK te doen;
Leg in het dossier vast dat een melding is gedaan bij het AMHK, of je daarover wel of niet gesproken
hebt met de cliënt en of de cliënt toestemming heeft gegeven of niet.
Blijf alert op het welzijn van de cliënt en weet dat zij bij nieuwe signalen de stappen van de meldcode
opnieuw moet doorlopen.
Bijlagen
Klik hier voor Route bij opstellen en onderhouden Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
Klik hier voor Routekaart
Klik hier voor Wat is huiselijk geweld en kindermishandeling?
Klik hier voor Signaleren van huiselijk geweld en kindermishandeling
Klik hier voor Handleiding kindcheck
Klik hier voor Benaderingswijze van de cliënt
Klik hier voor Gespreksvoering met ouders
Klik hier voor Verwijsindex Achterhoek (VIA)
Klik hier voor Uitleg Meldcode voor ouders
www.watkanikdoen.nl
www.kindermishandeling.info
www.amk-nederland.nl
www.meldcode.nl
www.vooreenveiligthuis.nl
www.huiselijkgeweld.nl
Voor kinderen en jongeren:
www.kindermishandeling.info
# Omschrijving werkgebied
# Inhoudsopgave
# Definities
# Bevoegdheden
# Indicaties
# Complicaties
# Werkwijze voorbereiding
# Voorbehouden handeling
# Toepassingsgebied
Uitvoerenden
Indicaties
Contra-indicaties
# Nazorg
# Verantwoordelijkheden en bevoegdheden
# Verwijzing
Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK)
- Iedereen die beroepshalve met kinderen te maken heeft
Noord-Hollands protocol kindermishandeling, juni 2007
- Zorgsignalering en handelen bij kindermishandeling
Artsen en kindermishandeling, september 2008
- Meldcode en stappen plan
Nederlands Jeugdinstituut, december 2008
- Competenties in relatie tot de aanpak van kindermishandeling
Ministerie Jeugd en Gezin, juni 2008
- Meldcode kindermishandeling
NIZW Jeugd / Expertisecentrum Kindermishandeling, december 2002
- Richtlijnen voor het handelen van beroepskrachten
Nederlands Jeugdinstituut, maart 2010
- Regionale aanpak kindermishandeling RAAK, nieuwsbrief
Basismodel meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, Ministerie van VWS, december 2009
-Stappenplan voor het handelen bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling.
Signalering- en handelingsprotocol kindermishandeling Streekziekenhuis Koningin Beatrix
-Signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling.
-Signalen specifiek voor seksueel misbruik
Rake acties maken het verschil, Werkplan Aanpak kindermishandeling regio Achterhoek, 2009/2010,
Projectgroep RAAK, december 2009, C. Capel en E. Stam
Enkele suggesties voor aanvullende informatie over kindermishandeling en huiselijk geweld:
De kleine gids signalering kindermishandeling 2010/ D. Holtzer; B. Rensen; P. Ohlsen; ... [et al.]. - Deventer
: Kluwer, 2009
Het bestrijden van kindermishandeling: een aanpak die werkt / J. Hermanns. - Utrecht: Nederlands
Jeugdinstituut (NJi), 2009
Opvoeden kan zeer doen: over oorzaken van kindermishandeling, hulpverlening en preventie / H.E.M.
Baartman - Utrecht: SWP, 1996
Gespreksprotocol Meisjesbesnijdenis AJN, 2005
Handelingsprotocol Meisjesbesnijdenis Pharos 2007.
Brief van de Staatssecretaris van VWS, de Minister voor Jeugd en Gezin en de Minister van Justitie aan de
Tweede Kamer m.b.t. een verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling kenmerk Tweede
Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 28 345. nr, 72, november 2008.
# Bijlage(n)*
# Stroomschema
# Einde document
# Aandachtspunten
# Verslaglegging
# Einde document