Publicatiereeks Zorg en Technologie, aflevering 8. EHealth op de

SPEERPUNT ZORG EN TECHNOLOGIE
E-HEALTH OP DE DREMPEL
VAN ACCEPTATIE
EUROPESE VERSCHILLEN IN HET GEBRUIK VAN
‘ASSISTED LIVING TECHNOLOGIES’
OVER DEZE STUDIE
De studie naar het gebruik in Europa van Assisted Living Technologies
(ALT), hulptechnologie in het dagelijks leven, is een gezamenlijk
project van de Verklizan Group, Hogeschool Utrecht, Coventry
University, Universidad Politécnica de Madrid en Beuth Hochschule für
Technik Berlin. Het eindrapport is verschenen in februari 2014 onder
de titel Acceptance of Assisted Living Technologies in Europe.
Deze brochure is daarvan een bewerkte samenvatting.
COLOFON
In deze reeks zijn eerder verschenen:
Auteurs: Helianthe Kort (HU) en Matti Groot
• Zichtbaar beter inrichten, door M. Sinoo.
(Verklizan) op basis van het rapport
ISBN 978-90-8928-058-9
Acceptance of Assisted Living Technologies in
•Co-design: samen de technologie in de zorg
Europe door Roderick Udo MSc (Utrecht),
verbeteren, door R. van der Lugt,
Nikki Holliday MSc (Coventry), Thijs van
F. Verhoeven en A. Cremers.
Houwelingen MSc (Utrecht) en Laura Vadillo
ISBN 978-90-8928-061-9
Moreno MSc (Madrid).
•De maatschappelijke business case:
Tekstbewerking: drs. Jolanda Keesom, Arnhem
toegevoegde waarde voor zorgtechnolo­
Redactie: drs. Jurgen Mollema en drs. Maaike
gische innovaties, door E. Huisman en
Smole
G. Lanting. ISBN 978-90-8928-062-6
Vormgeving: Studio Vrijdag
ISBN/EAN: 978-90-8928-078-7
NUR: 981
•Beeldzorg bevorderen: een kwestie van
ervaring opdoen, door T. van Houwelingen
en A. Barakat. ISBN 978-90-8928-0664
•TASTE: het succes van zelfmanagement
Dit is de achtste publicatie in een serie
van het Speerpunt Zorg en Technologie.
De brochures zijn digitaal beschikbaar
ontrafelen, door dr. J. Trappenburg.
ISBN 978-90-8928-071-8.
•Blijven lopen na een beroerte: Feedback
op www.zent.hu.nl
op het nachtkastje, door dr. Anita Cremers,
Meer informatie: [email protected].
ir. Fred Montijn, Michiel Punt Msc, dr.
Harriët Wittink en ir. Marieke Zielhuis.
ISBN/EAN: 978-90-8928-0732
•Data in digitale dossiers: Wat mag en kan er
met gegevens van mensen?, door dr. Ellen
Gerrits, Frank Buijs, prof.dr. Mia Duijnstee,
drs. Bolinda Hoeksema, dr. Ir. Johan
Versendaal en ir. Freek Zuidweg. ISBN/EAN:
978-90-8928-078-7
INHOUD
04
VOORWOORD
05
UITDAGINGEN VOOR E-HEALTH
07
HET GEBRUIK VAN ALT IN EUROPA
11
PRAKTISCHE BELEMMERINGEN VOOR DE GEBRUIKER
12
PSYCHOLOGISCHE BELEMMERINGEN VOOR DE GEBRUIKER
16
ALT-EDUCATIE
18
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
21
LITERATUUR
VOORWOORD
Hoewel e-health al enkele decennia een technologische toepassing in de zorg is,
ligt die nog steeds op een niveau tussen de toepassings- en de acceptatiefase.
In de toepassingsfase bestaat er al een beproefd concept, dat breed wordt
toegepast, maar er zijn nog allerlei barrières waardoor de technologie niet op
het niveau van de acceptatiefase komt.
Deze theoretische verklaring van de evolutie van technologie naar een niveau
waarop die als vanzelfsprekend wordt beschouwd, schetste Koert van Mensvoort
in zijn lezing Pyramid of Technology, how technology becomes nature in seven
steps (2013). Deze theorie onderbouwde de constatering van Verklizan. Als
leverancier van een open platform voor zorgcentrales, constateerde Verklizan
namelijk in de dagelijkse praktijk dat technologische toepassingen op het
gebied van Assistive Living Technology (ALT), zoals op IT-gebaseerde alarmeringssystemen, niet in dezelfde mate worden gebruikt door hun klanten. De
vraag aan de kennisinstellingen was dan ook: hoe kan het dat er binnen Europa
verschillen zijn in het gebruik van e-health, waaronder ALT valt.
Deze vraag heeft Verklizan samen met vier kennisinstellingen nader onderzocht,
onder leiding van een breed samengestelde stuurgroep met expertise op het
gebied van onder andere sociologie, business models, engineering en gerontechnologie. De bevindingen zijn in lijn met de theorie van de technologiepiramide van Van Mensvoort. Het blijkt dat e-health nog steeds wordt gezien als
nieuw, kunstmatig en niet passend bij de zorg. Dat komt doordat het nog niet is
gelukt om deze technologische toepassing aan te laten sluiten bij het proces van
verplegen en verzorgen zoals dat op opleidingen geleerd wordt. Daarnaast
zijn er culturele verschillen in de belemmeringen voor het gebruik van e-health
en is het ook nog niet helder waar het voordeel oplevert. Om deze uitdagingen
voor het gebruik van e-health het hoofd te bieden is een publiek-private
samenwerking nodig, zoals het geval was binnen het project naar het gebruik
van Assistive Living Technologies in Europa. De studie heeft input gegeven
aan de bedrijfsstrategie van Verklizan en voor de kennisinstellingen het inzicht
vergroot in de mogelijkheden om het gebruik van ALT te verbeteren.
Helianthe Kort
Hogeschool Utrecht
M D W D V Z Z
info bijwerkingen
1x per
dag met
water
innemen
4
UITDAGINGEN VOOR E-HEALTH
Technologische toepassingen in de gezondheidszorg die bedoeld zijn om mensen
langer zelfstandig te laten leven – kortweg e-health genoemd – zijn nog niet breed
geaccepteerd onder de bevolking. Uit onderzoek blijkt dat bij de invoering ervan vaak
te weinig rekening wordt gehouden met het perspectief van de gebruiker. Voor het
speerpunt Zorg en Technologie van Hogeschool Utrecht liggen de uitdagingen daarom
niet alleen in het opsporen van belemmeringen voor zorgverleners en hun cliënten om
e-health te gebruiken, maar ook in het aangeven van factoren die de acceptatie van
e-health juist vergroten.
DE TECHNOLOGIEPIRAMIDE
Voordat technologische uitvindingen voor dagelijks gebruik ook echt breed in
de samenleving worden toegepast, blijken ze verschillende stadia te doorlopen;
van de ‘kraamkamer’ tot een bijna natuurlijk onderdeel van het dagelijks leven
dat mensen bijna niet meer kunnen missen. Denk maar aan de mobiele telefoon.
Koert van Mensvoort (2013) van de Technische Universiteit Eindhoven ontwikkelde de Pyramid of Technology naar analogie van de behoeftenpiramide van
Maslow. Daarin onderscheidt hij zes stadia die een technologie kan doormaken
(zie figuur 1), oplopend van dat van de voorstelling of de kraamkamer, via het
operationele, toegepaste en geaccepteerde stadium, naar het stadium waarin
de technologie van levensbelang wordt, vervolgens onzichtbaar en uiteindelijk
een onderdeel van de natuurlijke omgeving.
Op dit moment bevindt e-health zich al heel lang op het derde niveau: dat
van de toepassing. Kennelijk zijn er nog teveel belemmeringen om de stap te
kunnen maken naar het volgende niveau, dat van de acceptatie waardoor de
e-health-technologie onderdeel van het dagelijks leven wordt.
OORZAKEN VAN STAGNATIE
Om verder te komen met e-health is het belangrijk om te weten waarom
zorgverleners en cliënten moeite hebben met het accepteren van de technologie in hun werk en dagelijks leven. Uit onderzoek is bekend dat in de eerste
Nederlandse projecten met telecare de aandacht teveel gericht was op de
organisatie en te weinig op gebruiksfactoren (Kort en Van Hoof, 2012). Die
factoren hebben bijvoorbeeld niet alleen te maken met generatieverschillen
5
in het omgaan met techniek, maar ook met wet- en regelgeving en opleiding
en training.
Brits onderzoek naar de relatie tussen de bereidheid van mensen om e-health
te gebruiken en de kostenbesparingen die ermee gepaard gaan, had een
teleurstellende uitkomst: er was geen verschil in acceptatie tussen de groep
die e-health kreeg en de groep die gangbare zorg ontving.
Duitse onderzoekers ontdekten dat de bereidheid om e-health te gebruiken
zelfs afneemt bij ouderen na een cardiovasculaire aandoening. Vermoedelijk
komt dat doordat zij door hun onzekere gezondheidssituatie meer behoefte
hebben aan face to face-contact.
Dat zorgverleners een cruciale rol spelen in de acceptatie van e-health bleek uit
de PETZ-studie van het Lectoraat Vraaggestuurde Zorg (Van Houwelingen en
Barakat, 2013). Professionals blijken alleen bereid te zijn om e-health te gebruiken als hun cliënten ermee overweg kunnen, er echt wat aan hebben en er niet
teveel voor hoeven te betalen. Een andere voorwaarde voor zorgverleners om
voor e-health te pleiten is dat hun collega’s er ook mee werken. Voor ouderen
zelf telt bij de keuze voor e-health zwaar mee of de technologie hen motiveert
tot zelfzorg en daarvoor bruikbaar is.
Figuur 1: De technologiepiramide van Van Mensvoort,
Technische Universiteit Eindhoven, 2013.
Level 7
Naturalized
Level 6
Invisible
Level 5
Vital
Level 4
Accepted
Level 3
Applied
Level 2
Operational
Level 1
Envisioned
OP WEG NAAR ACCEPTATIE
Om ervoor te zorgen dat het gebruik van e-health in de gezondheidszorg op
een hoger plan komt, is het belangrijk dat potentiële gebruikers weten wat het
is en het herkennen, dat het ontwerp intuïtief is zodat mensen er gemakkelijk
mee kunnen werken, en dat er scholing en training voorhanden is. Dat geldt in
principe voor iedereen, waar ook ter wereld.
Toch signaleren ontwikkelaars en leveranciers van e-health technologie binnen
Europa grote verschillen in gebruik. Om de oorzaken daarvan te achterhalen
heeft Verklizan opdracht gegeven voor een studie naar de acceptatie van
e-health in verschillende Europese landen.
7
HET GEBRUIK VAN ALT IN EUROPA
Binnen Europa bestaan grote verschillen in het gebruik van Assisted Living
Technologies (ALT), zoals e-health technologie ook vaak genoemd wordt (Kubitschke,
2010). In Duitsland en Nederland blijkt maar 3 procent van de 65-plussers er gebruik
van te maken, tegen 6 tot 10 procent in de Scandinavische landen en 15 procent in
het Verenigd Koninkrijk. Hoe dat komt is niet duidelijk. Worden mensen er te weinig
over geïnformeerd, hebben ze er een afkeer van, houden zorgprofessionals het gebruik
ervan tegen, of sluit de technologie te weinig aan bij de behoeften van mensen met
een lichamelijke beperking?
STIMULERENDE EN BELEMMERENDE FACTOREN
Voor Verklizan, leverancier van apparatuur voor meldcentrales, was die onduidelijkheid reden om onderzoekers uit verschillende disciplines en uit verschillende
Europese landen in te schakelen voor een onderzoek naar de stimulerende en
belemmerende factoren voor het gebruik van ALT om beter inzicht te krijgen in
de lage acceptatie van ALT.
Met de resultaten heeft Verklizan voor ogen de samenwerking met haar klanten
en partners bij het op de markt brengen van hun producten en diensten te
vergroten om zo ouderen de ALT-diensten te bezorgen die ze nodig hebben.
ONDERZOEKSOPZET EN -METHODE
De verkennende studie is uitgevoerd in het Verenigd Koninkrijk, Nederland,
Duitsland en Spanje en was gericht op het genereren van nieuwe ideeën en
aanwijzingen voor onderzoekers, bedrijven en overheden welke factoren nader
onderzoek verdienen.
Eerst heeft een literatuurstudie plaatsgevonden naar vier perspectieven:
• de praktische kant voor de gebruiker;
• de psychologische kant voor de gebruiker;
• onderwijs in ALT;
• zakelijke modellen (business models) van ALT-bedrijven.
8
Vervolgens hebben de onderzoekers een vragenlijst opgesteld, vertaald en via
ALT-technologieproducenten, ALT-servicebedrijven, onderwijsinstellingen en
(gezondheids)zorginstellingen aan 2460 experts in het werkveld gestuurd.
Deze vragenlijst is door 361 personen beantwoord.
De resultaten zijn geanalyseerd volgens een descriptieve methode. Vervolgens
zijn de uitkomsten van de verschillende landen onderling vergeleken.
Door de breedte van het onderwerp, de lage respons en de beperkingen in
budget en tijd was het niet mogelijk om diep op de vier perspectieven in te
gaan, casestudies te verrichten of specifieke hypothesen te bewijzen. Wel
leverde de studie voldoende gegevens op om als pilotstudy te kunnen dienen.
9
PRAKTISCHE BELEMMERINGEN
VOOR DE GEBRUIKER
Ondanks de enorme groei van technologische mogelijkheden en het positieve effect
op de kwaliteit van leven, is het gebruik van ALT in Europa nog steeds beperkt.
Zelfs in het Verenigd Koninkrijk, waar de overheid vergeleken met andere Europese
landen het gebruik ervan het meest subsidieert, komt het percentage gebruikers niet
boven de 15 procent. Reden om een deel van de studie te wijden aan praktische
belemmeringen vanuit het gebruikersperspectief.
LITERATUURSTUDIE
Op grond van de internationale wetenschappelijke literatuur wordt aangenomen
dat de praktische belemmeringen voor het gebruik van ALT door ouderen en
mensen met een lichamelijke beperking kunnen liggen op het gebied van:
•de mate waarin producten adequaat tegemoetkomen aan de behoeften
van ouderen;
•de betrokkenheid van de gebruiker bij de ontwikkeling van producten
en de service;
• de toegankelijkheid van de technologie;
• mogelijkheden om te leren;
• de houding van de sociale omgeving van de gebruiker;
• de waargenomen bruikbaarheid;
• het bewustzijn zelf.
DOORSLAGGEVENDE FACTOREN
Het onderzoek van Verklizan laat zien dat voor de acceptatie van ALT het
argument van grotere veiligheid in alle vier de landen voor gebruikers doorslaggevend is, gevolgd door het argument van vermindering van angst (zie figuur 2).
In alle landen blijkt onbekendheid met het potentiële nut van ALT de grootste
belemmering te vormen voor het gebruik ervan. De rol van familie wordt overal
gezien als de belangrijkste menselijke factor voor acceptatie. Daarnaast blijken
in Engeland en Nederland ook sociale diensten van invloed te zijn, terwijl in het
Verenigd Koninkrijk ook zorgprofessionals een belangrijke rol in de acceptatie
van ALT spelen.
10
greater safety
seeing others
successfully use
ALT services
greater safety
feeling
alone
recommended
by family
feeling less
anxious
seeing others
successfully use
ALT services
feeling
alone
recommended
by family
UK
THE NETHERLANDS
greater safety
seeing others
successfully use
ALT services
greater safety
feeling
alone
recommended
by family
feeling less
anxious
SPAIN
feeling less
anxious
seeing others
successfully use
ALT services
feeling
alone
recommended
by family
feeling less
anxious
GERMANY
Figuur 2: Samenvatting van de relevantie van redenen voor eindgebruikers om ALT te
gebruiken in verschillende landen (volgens serviceverleners en gezondheidsinstellingen):
grotere veiligheid, anderen ALT succesvol zien gebruiken, zich alleen voelen, aanbevolen
door familie en zich minder bang voelen.
Wat betreft informatie en training rond ALT-producten blijken producenten,
leveranciers en familieleden beter bereikt te worden dan de gebruikers zelf.
Om die reden zou informatie en training niet alleen op de eindgebruiker gericht
moeten zijn, maar juist ook op familieleden, sociaal werkers en gezondheids­
professionals.
11
Voor zorginstellingen in Nederland en het Verenigd Koninkrijk blijken de
aanschaf- en servicekosten een van de meest significante belemmeringen
te vormen voor de invoering van ALT.
KWALITEITSSTANDAARDEN ONTBREKEN
Duidelijk is dat het nut van ALT in de samenleving in het algemeen meer
zichtbaar zou moeten zijn. Een multidisciplinaire aanpak in het ontwikkelen van
nieuwe ALT-oplossingen waarin met dit gegeven rekening wordt gehouden,
is wenselijk. Vergeleken met het Verenigd Koninkrijk heerst in Nederland een
sterkere trend onder producenten om gebruikers te betrekken bij het verbeteren
van producten en diensten (zie figuur 3). Daaruit mogen nog geen conclusies
worden getrokken over de kwaliteit van die producten en diensten. Wel kan
worden vastgesteld dat het ontbreken van standaarden en procedures voor het
betrekken van gebruikers in het ontwikkelingsproces en het gebrek aan model-
% answers of stakeholders
len voor servicekwaliteit het verbeteren van producten en diensten belemmert.
100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
productors
providers
UK
Annual evaluation of
user satisfaction
providers
productors
THE NETHERLANDS
System of complaints
and comments
User testing
An internal document to
ensurequality standards
Figuur 3: Percentage antwoorden op de vraag: Wat doen producenten en leveranciers
van ALT om de kwaliteit van hun producten te verbeteren? (Mogelijkheden: jaarlijkse
evaluatie van gebruikerstevredenheid, gebruikerstest, systeem van klachten en
opmerkingen en intern document ter verzekering van kwaliteitsstandaarden).
12
% answers of stakeholders
40
35
30
INFORMATIE EN TRAINING
25
Het verschilt per land of als belangrijkste
20
oorzaak om geen ALT te gebruiken onbe-
15
kendheid met de mogelijkheden wordt
10
aangewezen, dan wel angst voor technolo-
5
gie. In Nederland lijkt die angst het minst
0
80-100%
60-80%
30-60%
10-30%
0-10%
% of users
% answers of stakeholders
Training by producer/provider
relevant. Vooral in Spanje lijkt het voor het
gebruik van ALT veel uit te maken of iemand
contact heeft met anderen die er al mee
bekend zijn. Dat pleit voor een betere
informatievoorziening. Volgens producenten
en leveranciers is training van gebruikers
40
vooral in Spanje noodzakelijk. In het
35
Verenigd Koninkrijk zijn de meningen over
30
het belang ervan tegengesteld, in Duitsland
25
wordt het alleen voor een klein deel van de
20
gebruikers van belang geacht, terwijl in
15
Nederland de meningen gelijkmatig
10
verdeeld blijken te zijn (zie figuur 4).
5
0
80-100%
60-80%
30-60%
10-30%
0-10%
% of users
% answers of stakeholders
Explanation by family/friends
60
50
40
30
20
10
80-100%
% of users
60-80%
30-60%
10-30%
0-10%
0
Figuur 4: Percentage antwoorden op de vraag:
Hoe vaak gebruiken cliënten de volgende bronnen
om te leren hoe ze ALT-producten en diensten
moeten gebruiken, volgens gezondheidsinstellingen?
(Mogelijkheden: training door producent/leverancier,
uitleg door familie/vrienden en zelf uitzoeken).
By themselves
UK
THE NETHERLANDS
13
Verklaringen voor deze verschillen liggen bijvoorbeeld in het gebruiksgemak en
de uiteenlopende rollen die familie en zorgprofessionals in het gebruik spelen.
Hoe meer de gebruiker de apparatuur zelf onder knie moet krijgen, des te
belangrijker training wordt. Meer voorbeelden en gedeelde ervaringen met
ALT zouden hierbij kunnen helpen. Ook zouden mensen eerder bereid zijn een
training te volgen wanneer ze daarover vooraf informatie krijgen en voor de
aanschaf een product of dienst kunnen uitproberen.
TOEGANKELIJKHEID
De waarde die betrokken partijen hechten aan toegankelijkheid blijkt nogal te
verschillen (zie figuur 5). Voor zorginstellingen telt die zwaar, terwijl producenten
en leveranciers toegankelijkheid minder belangrijk vinden. Hun opvattingen over
het gebruiksgemak van producten en diensten kunnen daardoor beïnvloed zijn.
Dat toegankelijkheid minder relevant wordt geacht dan andere factoren, is
wellicht te verklaren uit het grote aantal mensen dat er door een beperking
geen gebruik van kan maken. Wanneer meer werk wordt gemaakt van aanpassingen aan hun specifieke behoeften, zou dat de toegankelijkheid wel degelijk
% answers of stakeholders
kunnen vergroten voor mensen die er nu geen gebruik van maken.
50
45
40
35
30
25
20
15
10
5
0
0-10%
UK (63)
10-30%
THE NETHERLANDS (30)
30-60%
SPAIN (11)
60-80%
GERMANY (10)
Figuur 5: Percentage toegekende invloed van toegankelijkheid (gebruiker kan technologie
niet gebruiken door visuele, auditieve, fysieke, intellectuele en cognitieve beperkingen) in
het afwijzen van het product (volgens leveranciers van producten en diensten).
14
PSYCHOLOGISCHE BELEMMERINGEN
VOOR DE GEBRUIKER
In de beslissing om ALT te gebruiken kan meespelen of dat bij iemands identiteit
past en of iemand dat als ondersteunend of juist als bedreigend ervaart. En wanneer
ouderen technologie in het algemeen te ingewikkeld vinden, zullen zij er ook minder
gauw aan beginnen. De houding van zorgprofessionals kan mede van invloed zijn op
het ALT-gebruik, vooral wanneer zij in ALT een bedreiging voor hun eigen rol zien en
bang zijn dat zij face to face-contacten verliezen. Tussen de landen waarop de studie
betrekking heeft, blijken geen opvallende verschillen in psychologische thema’s te
bestaan.
BEHOUD VAN IDENTITEIT
Zorgprofessionals en bedrijven in het Verenigd Koninkrijk en Nederland zijn het
erover eens dat van mensen die gehecht zijn aan hun onafhankelijkheid en een
positieve kijk hebben op ouder worden, eerder verwacht kan worden dat ze
ALT gebruiken. Dit strookt met de constatering uit de literatuurstudie dat er een
grotere kans bestaat dat mensen die waarde hechten aan onafhankelijkheid en
autonomie, ALT gaan gebruiken om hun bestaande identiteit te behouden.
Verder zijn betrokken partijen het erover eens dat het verschaffen van informatie
over gezondheid en positief oud worden mensen kan stimuleren om ALT te
gebruiken, mogelijk door de aandacht te vestigen op de voordelen van ALT
voor hun onafhankelijkheid. Daardoor kunnen mensen zo lang mogelijk in hun
eigen huis blijven, wat weer belangrijk is wanneer hun identiteit en zelfbewustzijn nauw verbonden zijn met hun huis en hun vertrouwde omgeving (figuur 6).
15
% Health and Social Care Professionals; clients who have
a positive view of ageing are more likely to use ALT
50
UK
45
THE NETHERLANDS
40
SPAIN
35
GERMANY
30
25
20
15
10
5
0
Strongly
agree
Agree
Neither
Disagree
Strongly
Disagree
Figuur 6: Percentage (gezondheid)zorgprofessionals over de vraag of cliënten met een positieve
kijk op ouder worden eerder geneigd zijn ALT te gebruiken. (VK n=76; N n=17; D n=13; S n=5).
Mogelijke antwoorden van links naar rechts: sterk mee eens, mee eens, niet mee eens of oneens,
% Companies that provide services: the stigmatising design
mee oneens
en sterk
oneens.
of ALT
is a mee
barrier
to the succesful use
65
UK
60
THE NETHERLANDS
55
SPAIN
50
GERMANY
45
40
35
30
25
20
15
10
5
0
Strongly
agree
Agree
Neither
Disagree
Strongly
Disagree
Figuur 7: Percentage van service verlenende bedrijven over de vraag of stigmatiserend design
van ALT een belemmering vormt voor succesvol gebruik. (VK n=54; N: n=25; D: n=3; S n=11).
Mogelijke antwoorden van links naar rechts: sterk mee eens, mee eens, niet mee eens of oneens,
mee oneens en sterk mee oneens.
16
STIGMATISEREND ONTWERP
Niet iedereen is ervan overtuigd dat meer informatie het gebruik van
ALT vergroot, bijvoorbeeld omdat het stigmatiserende en lelijke ontwerp
mensen kan tegenstaan (zie figuur 7).
BEDREIGEND VOOR PROFESSIONALS?
De meningen zijn verdeeld over de invloed van de bedreigingen die
zorgprofessionals van ALT ervaren voor hun professionele identiteit.
Bedrijven die ALT leveren zijn er meer van overtuigd dat dit het geval
is dan zorgprofessionals zelf, die het er in meerderheid niet mee eens
zijn (zie figuur 8).
% Health and Social Care Professionals: “Health and Social Care
Professionals have concerns that ALT may threaten their job role”
60
UK
55
THE NETHERLANDS
50
SPAIN
45
GERMANY
40
35
30
25
20
15
10
5
0
Strongly
agree
Agree
Neither
Disagree
Strongly
Disagree
Figuur 8: Percentage antwoorden op de vraag: Zijn zorgprofessionals bezorgd dat
ALT een bedreiging vormt voor hun beroepsrol? (VK n=76; N n=17; D n=13; S n=5).
Mogelijke antwoorden van links naar rechts: sterk mee eens, mee eens, niet mee eens
of oneens, mee oneens en sterk mee oneens.
17
Onderwijsinstituten signaleren vooral in Nederland en het Verenigd Koninkrijk
dat verpleegkundigen wel bezorgd zijn over het verlies van face to face-contact
met hun cliënten als het gebruik van ALT toeneemt (zie figuur 9).
VERDER ONDERZOEK NODIG
Hoewel het onderzoek de belangrijkste psychologische factoren voor ALTgebruik uit de literatuur in kwalitatieve zin bevestigt, is nader kwantitatief
% of respondents
from
Institutions
who
thinken de onderlinge
onderzoek
nodig om
hetEducation
effect ervan
te kunnen
meten
nurses are worried about losing face tot face interaction
relaties ertussen te kunnen zien.
60
55
50
45
40
35
30
25
20
15
10
5
0
UK
The Netherlands
Germany
Spain
Figuur 9: Percentage respondenten van onderwijsinstituten die denken dat
verpleegkundigen zich zorgen maken over het verlies van face to face-contacten
(VK n=39; N n=12; D n=11; S n=10).
18
ALT-EDUCATIE
Zorgprofessionals kunnen een belangrijk rol spelen in het optimaliseren van het
gebruik van ALT. Daarom zouden zij moeten weten hoe deze technologie in de
zorg in te zetten is. Nog lang niet alle zorgprofessionals blijken daarvoor gemotiveerd.
Het ontbreken van educatie op het gebied van ALT kan daarvoor een belangrijke
verklaring zijn.
GEEN COMPLEET CURRICULUM
In geen van de vier landen bieden universiteiten en hogescholen hun studenten
een compleet programma aan in het gebruik van ALT. Door de snelle veranderingen in de technologie, dreigt hun curriculum zelfs achter te lopen op de
dagelijkse praktijk (zie figuur 10).
VERANTWOORDELIJKHEID
Over wie verantwoordelijk is voor het trainen van zorgprofessionals in ALT
bestaat in alle landen onenigheid. Opleidingen willen het wel verplicht stellen,
maar houden zorgorganisaties medeverantwoordelijk. Voor zorgprofessionals
die hun opleiding al achter de rug hebben, ligt het voor de hand dat zij via hun
werkgever getraind worden in het gebruik van ALT. De vraag is in hoeverre dat
in de praktijk ook gebeurt. Tussen het Verenigd Koninkrijk, Nederland en
Duitsland blijken op dit punt flinke verschillen te bestaan (zie figuur 11).
Ook leveranciers van ALT-technologie leveren een bijdrage aan de educatie
van zorgprofessionals. In het Verenigd Koninkrijk doen ze dat minder dan in
de andere landen (zie figuur 12).
19
% of Nursing Schools
80
Education on social
alarming, already offered
75
70
Offer or planning to offer
social alarming education
in the near future
65
60
Education on
screen-to-screen care,
already offered
55
50
45
Offer or planning to offer
on screen-to-screen care
in the near future
40
35
30
25
20
15
10
5
0
UK
The Netherlands
Germany
Spain
Figuur 10: Percentage educatie in verpleegkunde-opleidingen over sociale alarmering
en beeldzorg. Mogelijkheden: al aangeboden educatie over sociale alarmering, aanbod
of gepland aanbod van educatie over sociale alarmering in de nabije toekomst, al
aangeboden educatie over beeldschermzorg, aanbod of gepland aanbod van educatie
over beeldschermzorg in de nabije toekomst.
3.50
3.00
2.50
2.00
1.50
1.00
0.50
0
UK
The Netherlands
Germany
Note: Range 1 (Rarely, 0-10% of staff) till 5 (Always 81-100% of staff)
* Spain was excluded due to the small response number
Figuur 11: Zorgorganisaties over de vraag: In welke mate traint uw organisatie
uw zorgprofessionals in het gebruik van ALT?
20
3.50
3.00
2.50
2.00
1.50
1.00
0.50
0
UK
The Netherlands
Germany
Note: Range 1 (Rarely, 0-10% of staff) till 5 (Always 81-100% of staff)
* Spain was excluded due to the small response number
Figuur 12: Technologieleveranciers over de vraag: In welke mate traint u
zorgprofessionals in ALT?
SAMENWERKING ALS OPLOSSING
Samenwerking aan ALT-educatie, ook met leveranciers, lijkt de beste oplossing.
Uiteindelijk heeft iedereen daar belang bij: producenten kunnen meer producten
verkopen, opleidingen kunnen hun curricula verbeteren en zorgorganisaties
kunnen het gebruik van ALT erdoor bevorderen. Bovendien kan de samenwerking op het gebied van educatie bevorderend werken voor:
• begrip van de voordelen van ALT (leveranciers en zorgorganisaties);
•motivatie vanuit het cliëntperspectief in plaats van vanuit de technologie
(zorgorganisaties);
• promotie en aanbeveling door eindgebruikers (zorgorganisaties);
• praktisch bewustzijn, ingebed in zorgpaden (leveranciers en zorgorganisaties);
• goede relaties met experts en specialisten (technologieleveranciers);
• goede technische ondersteuning (dienstverleners);
• basiskennis over hoe ALT werkt en welke voordelen het heeft (leveranciers);
•diepgaandere kennis van de eigen rol (verpleegopleidingen en zorgorganisaties).
21
EEN GESCHIKT BUSINESS MODEL
De uitkomsten van het verkennende onderzoek naar de stimulerende en
belemmerende factoren voor het gebruik van ALT kunnen het beste vertaald
worden in een dynamisch business model waarin rekening wordt gehouden
met de rol van gebruikers en zorgprofessionals.
KENNIS VAN DE GEBRUIKER
Bij gebrek aan voldoende gegevens uit Spanje en Duitsland zijn alleen
de gegevens over de business modellen van technologieproducenten
en serviceaanbieders in het Verenigd Koninkrijk en Nederland met
elkaar vergeleken (zie figuur 13).
100
Producers UK
90
Producers NL
80
Services UK
70
Services NL
60
50
40
30
20
10
0
%
User
satisfaction
evaluation
Complaints
& comments
system
User testing
Quality
standards
document
Figuur 13: Percentage van Nederlandse en Britse bedrijven met een werkend
kwaliteitscontrolesysteem. Mogelijkheden: gebruikerstevredenheid evaluatie,
klachten en opmerkingensysteem, gebruikerstest, kwaliteitsstandaardendocument.
22
In het Verenigd Koninkrijk, waar het ALT–gebruik onder 65-plussers met
15% maar liefst vijf keer hoger ligt dan de 3% van het gebruik onder
65-­plussers in Nederland, geeft een flink aantal bedrijven toe dat ze niet
weten wie hun gebruikers zijn. Alle onderzochte Nederlandse bedrijven
denken dat ze dat wel weten. Tegelijkertijd beschouwen Britse bedrijven
artsen meer als belemmering voor ALT-gebruik dan Nederlandse bedrijven.
De vraag is of er een relatie is tussen deze verschillen en de mate waarin
de business modellen van de betrokken bedrijven rekening houden met
de gebruiker.
‘LEAN LAUNCH PAD’
Voor bedrijven die ALT-producten en -diensten leveren is het ‘Lean Launch
Pad’-model een bruikbaar business model omdat het de verschillende
onderzochte perspectieven kan verbinden: de praktische en psychologische
gebruikersperspectieven met de educatieve behoeften. Met behulp van dit
model kan een bedrijf zich laten inspireren door feedback van klanten,
experimenteren en herhalend ontwerp (iterative design). Dit kan een markt­
benadering opleveren die eindgebruikers, hun familieleden, medische staf
en artsen waarderen en die daardoor tot meer ALT-gebruik leidt.
23
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
Het is op z’n zachtst gezegd gecompliceerd om de factoren aan te wijzen die de
verschillen tussen landen in het gebruik van ALT kunnen verklaren. De gegevens die
binnen de beperkingen van deze multidisciplinaire studie zijn verzameld, waren niet
geschikt om bewijs te leveren voor de hypothesen uit de literatuurstudie. Wel kon
bepaald worden welke factoren in aanmerking komen voor verder onderzoek.
DE ROL VAN ZORGPROFESSIONALS
Uit de vergelijking van de resultaten van Nederland met die van het Verenigd
Koninkrijk blijkt dat de invloed van zorgprofessionals bij het begin van het
gebruik van ALT-technologie in het Verenigd Koninkrijk sterker is. In Nederland
snijden familie en gebruikers vaker zelf het onderwerp aan. Dit verschil kan
mogelijk verklaard worden uit het verschil in zorgsysteem. In het Verenigd
Koninkrijk speelt de overheid via de National Health Service (NHS) een grote
rol, terwijl de gezondheidsmarkt in Nederland geprivatiseerd en geïndividua­
liseerd is.
HET ONDERZOEKEN WAARD
Over het positieve effect van het verstrekken van informatie over ALT zijn de
meningen van betrokken partijen verdeeld. Het kan zinvol zijn om de redenen
waarom sommigen niet van het nut overtuigd zijn, verder te onderzoeken.
Een ander onderwerp waarover de respondenten in verschillende landen het
niet eens zijn, is de invloed van het stigmatiserende of lelijke ontwerp van
ALT-oplossingen. Nederlanders lijken daar minder zwaar aan te tillen dan
Britten. Ook dit kan een interessant onderwerp voor nader onderzoek zijn.
Een derde thema voor toekomstig onderzoek is de invloed van de bezorgdheid
van zorgprofessionals over de gevolgen van ALT voor hun beroepsrollen.
Uit de studie komen op dit punt geen duidelijke verschillen tussen de onderzochte landen naar voren.
SAMENWERKEN AAN ONDERWIJS
Wat betreft de rol van het onderwijs is duidelijk dat in het Verenigd Koninkrijk de
gezondheidszorgopleidingen de meeste aandacht aan ALT besteden. Nederland
24
is een goede tweede, met het streven dat in 2020 alle verpleegkundigen
getraind zijn in het gebruik van ALT. Duitsland blijft hierin duidelijk achter, terwijl
van Spanje te weinig gegevens bekend zijn om conclusies te kunnen trekken.
Bedrijven, zorgorganisaties en -instellingen, verpleegopleidingen en overheden
krijgen de aanbeveling gezamenlijk de krachten te bundelen om ALT-educatie
te verbeteren.
DE GEBRUIKER CENTRAAL
Vervolgonderzoek naar business modellen zou gericht moeten zijn op de mate
waarin de gebruiker een centrale positie inneemt. Hoe komt het bijvoorbeeld
dat Engelse bedrijven meer verkopen, terwijl ze zelf aangeven dat ze hun
klanten niet altijd goed kennen?
De Lean Launch Pad-benadering kan bedrijven inspireren om hun processen te
veranderen en zo manieren te vinden om meer klanten voor hun diensten en
technologieën te krijgen.
RECEPT VOOR SUCCESVOLLE BEDRIJFSSTRATEGIEËN
Deze studie heeft belangrijke inzichten opgeleverd in de mogelijke belemme­
ringen voor het gebruik van ALT. Verklizan en zijn klanten kunnen deze inzichten
benutten om de concurrentie voor te blijven en tegelijkertijd een bijdrage
leveren aan het verbeteren van de levens van potentiële gebruikers.
Geconcludeerd kan worden dat succesvolle bedrijfsstrategieën voor ALT de
volgende elementen bevatten:
• jezelf afvragen of je echt je gebruikers kent;
•een positieve kijk hebben op ouder worden en onafhankelijkheid
communiceren;
•er rekening mee houden dat stigmatiserend ontwerp potentiële gebruikers
kan beïnvloeden;
• samenwerken met andere partijen om ALT-training en -educatie te
verbeteren;
•je bedrijfsstrategie en business model beschrijven vanuit het perspectief
van gebruikers en hun families;
•geïnspireerd worden door de Lean Launch Pad-benadering dat herhalend
ontwerpen (iterative design) gebruikt om technologie of dienst op te markt
te brengen.
25
LITERATUUR
Houwelingen, Thijs van, en A. Barakat (2013)
Beeldzorg Bevorderen. Utrecht: HU
Kort, H. en J. van Hoof (2012) Telehomecare in
The Netherlands: Barriers to Implementation.
International Journal of Ambient Computing
and Intelligence, 64-73.
Kubitschke, L. en K.Cullen (2010)
ICT&Aging: European study on users, markets
and technologies – Final Report. European
Commission, Directorate General for
Information Society and Media.
Mensvoort, K.van (2013) Pyramid of
Technology. How technology becomes nature in
seven steps. Eindhoven University lectures,
NR.3, (2012 -2013) Eindhoven: Platform for
Academic Education (TU/e).
Verklizan (2014) Acceptance of Assisted Living
Technologies in Europe. Analysis of the major
differences in the adoption rates of Assisted
Living Technologies across Europe. Sliedrecht.
26
HOGESCHOOL UTRECHT
Hogeschool Utrecht (HU) is een kennisorganisatie waar door hoogwaardig
onderwijs en onderzoek wordt gewerkt aan innovatie en professionalisering
van de beroepspraktijk. Het is een sterk groeiende, dynamische hogeschool.
De HU is gevestigd op het Utrecht Science Park, nabij strategische, kennis­
intensieve partners UU en UMCU.
Kennisontwikkeling en kenniscirculatie beschouwt de HU als één van haar
kerntaken. De HU investeert dan ook in vraaggericht toegepast onderzoek,
kennis­circulatie en kennisvalorisatie en levert als University of Applied Sciences
door onderwijs en onderzoek een grote bijdrage aan de innovatie van de
beroepspraktijk en daarmee aan de sociale en economische ontwikkeling van
de innovatieve regio Utrecht/Amersfoort.
HU kenniscentra
De HU kent zes kenniscentra waarbinnen het onderzoek plaatsvindt. Verschillende lectoraten binnen een bepaald onderzoeksdomein vormen samen een
kenniscentrum. Een kenniscentrum doet onderzoek op specifieke thema’s, in
samenspraak met het beroepenveld. Elk kenniscentrum binnen de HU heeft
een eigen website. Op deze sites vindt u informatie over de individuele onderzoeksgebieden, onderzoeken en projecten. Ook worden de lectoren aan u
voorgesteld. Het overzicht van de kenniscentra vindt u op www.onderzoek.hu.nl
27
Speerpunt Zorg en Technologie
Het speerpunt Zorg en Technologie richt zich op onderzoek als gevolg van
twee trends. Het aantal ouderen neemt snel toe en de ontwikkelingen in de
technologie gaan heel hard.
De gangbare gedachte bij Zorg en Technologie is dat de technologische
toepassingen een bevorderende invloed hebben op het dagelijks leven van
mensen met een zorgvraag. De andere kant is dat technologische toepassingen,
bijvoorbeeld ICT-toepassingen, in sommige situaties juist belemmerend werken
voor mensen met een zorgvraag. Het vraagstuk dan is hoe de techno­logische
toepassing ontworpen en gebruikt moet worden, zodat er geen of nauwelijks
belemmeringen meer zijn.
In het algemeen hebben vooral oude ouderen en mensen met een chronische
ziekte een zorgvraag. Binnen het speerpunt ligt de focus op hoe zorg en
technologie kan inspelen op een potentiële zorgvraag en op deze manier
een preventieve werking kan hebben.
Het speerpunt Zorg en Technologie richt zich op de volgende
vraagstukken:
•Hoe kan Zorg en Technologie de belemmering in het dagelijks functioneren
en of sociale participatie voortkomend uit de biologische veroudering of als
gevolg van een chronische ziekte verminderen?
•Hoe kan Zorg en Technologie een positief effect hebben op de ondersteuning
van het cliëntsysteem bij de zorg voor de naaste?
•Hoe kan Zorg en Technologie het werk van de beroepsbeoefenaar binnen de
zorg verlichten en daarmee passend zijn bij de zorgvraag?
•Hoe kunnen binnen Zorg en Technologie woningen/leefomgevingen worden
gebouwd die maximaal aansluiten bij de mogelijkheden van mensen met een
zorgvraag?
Contact
Mw. drs. Maaike Smole, manager Zorg en Technologie
Hogeschool Utrecht, Kenniscentrum Innovatie van Zorgverlening
Meer informatie: [email protected], www.zent.hu.nl
fg_spp_0914_sv
Mw. prof. dr. Helianthe Kort, programmadirecteur Zorg en Technologie