6 Politie-idealisme het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.8/13 Grenzeloos politie-idealisme Piet van Reenen is emeritus hoogleraar Politie en Rechten van de Mens aan de Universiteit van Utrecht. Hij werkt als zelfstandig onderzoeker en adviseur. In het verleden was hij o.m. directeur van de Nederlandse Politie Academie, korpschef van Flevoland en waarnemend inspecteur-generaal voor de rechtshandhaving. Idealisme, niet als de houding van waarschijnlijk nagenoeg iedere beginnende politieambtenaar, maar als het bewuste streven van politieverbeteraars naar een betere politie is het onderwerp van dit artikel. Politie-idealisme is hier het duurzame streven van politiemensen (doorgaans zijn het politiemensen) naar een betere politie1. Een belangrijk deel van het idealisme is intern gericht: op het verbeteren van wat nu de ‘professionaliteit’ van de politie heet, het verbeteren van de organisatie, de strategie, van werkwijzen, of van hulpmiddelen Het idealisme kan zich ook naar buiten richten op de opdracht van de politie: orde- en rechtshandhaving. Soms zijn ook de waarden van de politie zoals de rechtsstatelijke idealen, voorwerp van idealisme. I k kwam de term politie-idealisme voor het eerst tegen in een studie van Niederhoffer (1969). Die studie, een eerste poging om ‘police cynicism’ te beschrijven, te operationaliseren en in een schaal van licht naar zwaar onder te brengen, begon bij het idealisme van jonge enthousiaste politiemensen. Want zo Naast de vakbeweging waren hervormingsgezinde korpschefs de kampioenen van die modernisering beginnen ze doorgaans: vol idealen. Dat idealisme voor het werk, voor de praktijk, raakt juist in die praktijk – in het contact met publiek, met verdachten en met de rauwe kant van het bestaan, met kritiek en ook met het interne gedoe van het politiekorps – gebutst en gedeukt en kan verkeren in cynisme. Die kans is zelfs vrij groot. Om dat te meten ontwierp Niederhoffer zijn schaal. Zijn onderzoek ging dus niet over idealisme, maar de term bleef bij mij hangen tot veel later. Ik gebruik die term nu voor het streven van politieverbeteraars, niet voor het startidealisme van de jonge executieve politieambtenaar. Nauwelijks beschreven Politie-idealisme is een niet afgepaald en nauwelijks beschreven fenomeen. Het is interessant, omdat terugkijkend een deel van de veranderingen van en binnen de politie zijn bewerkstelligd door mensen die je kunt kwalificeren als idealisten. Zij bepalen een deel, en mogelijk een belangrijk deel, van de veranderingsdynamiek van de politie, maar in hoeverre dat het geval is en hoe dat idealisme eruitzag en -ziet, of er verschillende soorten idealisme bestaan, hoe het in de praktijk uitwerkt, of er strategieën aan ten grondslag liggen en wat dan van zo’n strategie wel of niet werkt, is onbekend. Hoe komt het bijvoorbeeld dat het teampolitie-concept in de Nederlandse politie zo algemeen is ingevoerd in de jaren negentig, terwijl het een droom was van drie jonge hoofdinspecteurs, een externe organisatie-adviseur en een beleidsambtenaar van Binnenlandse Zaken, die slechts door weinigen serieus genomen is in aanvang? We weten het niet. Dat is een belangrijke reden om er aandacht voor te hebben en wellicht om er in de toekomst meer systematisch naar te kijken. Dit artikel bestaat uit twee delen, het eerste is een korte bewerking van wat ik er eerder over geschreven heb, het tweede deel, in het volgende nummer van dit Tijdschrift, gaat over uit de hand gelopen idealisme. Want idealisme heeft zijn mooie kanten, maar er zijn andere: het kan ook verkeren. Dan wordt wat zo mooi leek – wie zou iets tegen het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.8/13 Politie-idealisme 7 Die kwaliteitsverbetering ondersteunde de genoemde belangenbehartiging door de bonden natuurlijk: verbetering van arbeidsomstandigheden en inkomen. Foto: Collectie Menno Noort, http://politie23.webs.com opleidingsaspect: opleiding kan kwaliteit vergroten, en diploma’s garanderen een minimumniveau van kennis en kunde. De vakbonden stelden diploma-eisen op, een soort standaarden voor het niveau van kennis en vaardigheden, en gingen ook cursussen voor politiediploma’s verzorgen. Die kwaliteitsverbetering ondersteunde de genoemde belangenbehartiging door de bonden natuurlijk: verbetering van arbeidsomstandigheden en inkomen (Van der Wal 2007). En het legitimeerde de vakbonden, in aanvang met sterk wantrouwen bezien, in hun bestaan en hun belangenbehartiging. Het voorkwam ook dat de kloof tussen vakbonden en politieleiders te groot werd, ze hadden – gedeeltelijk – een gemeenschappelijk doel. Denkende laag idealisme hebben – iets wat vragen oproept, wat buiten de orde kan gaan, ons tegen de borst gaat stuiten of zelfs verwerpelijk wordt. Verheffing, het oude streven Ik stuitte op politie-idealisme toen ik schreef over het honderdjarig bestaan van ‘Stapel en De Koning’, het klassieke leerboek voor de Nederlandse politie. Dat leerboek was onderdeel en instrument van de beweging tot verheffing van de politie, een beweging die rondom de eeuwwisseling naar de twintigste eeuw opkwam (Van Reenen 2006). Die beweging had voor een deel een sterk vakbondsachtige basis; de verheffing betekende dat het ambt van politieambtenaar meer aanzien zou kunnen krijgen waardoor ook loon en arbeidsomstandigheden zouden kunnen verbeteren. De ambitie was sterk gericht op de verbetering van de kwaliteit van politiemensen aan de basis en had een sterk Naast de vakbeweging waren hervormingsgezinde korpschefs de kampioenen van die modernisering (Meershoek 2013). Hen ging hen om de verbetering van de organisatie, het ontwikkelen van nieuwe specialismen, en de modernisering van werkwijzen. Vooral in de ‘werksteden’, zoals ze genoemd werden, sloot de snelle industrialisatie van rondom de eeuwwisseling naar de twintigste eeuw aan bij de politieke en maatschappelijke vraag naar een betere politie. Welbeschouwd ging het erom de uitdaging aan te kunnen gaan die de opkomst van de industrialisatie de politie gaf, door de ermee gepaard gaande sociale ellende – de ‘sociale quaestie’ –, groeiende criminaliteit en de arbeidersbeweging. De eerste politie-idealisten waren dus de hervormers van rondom de eeuwwisseling. Die – paar –korpschefs namen de moeite zich in het buitenland te oriënteren waar ze inspiratie opdeden voor het werk aan de politie in Nederland. Ze waren zo gewild, dat sommigen van hen in verschillende steden opdoken om de zo gewenste veranderingen te realiseren. De ontwikkeling van het werk van de geüniformeerde dienst, de creatie van specialismen zoals de recherche en de ontwikkeling van de wetenschappelijke speurkunst, de oprichting van afdelingen kinderpolitie, de verkeerspolitie, de politie te water en de bereden politie – ze dateren allemaal uit deze periode kort na de eeuwwisseling. 8 Politie-idealisme Opvallend is dat het idealisme zich ook uitte in het geschreven woord, zoals Het Tijdschrift voor de Politie Het aantrekken van inspecteurs die de nieuwe hogere burgerschool hadden doorlopen, creëerde een denkende laag binnen de politie, waaruit tussen de twee wereldoorlogen een eigen kader opkwam en waarbinnen vernieuwers, meer in aantal nu, doorborduurden op het pionierswerk van de korpschefs (Meershoek 2013). Een man als Cohen deed dat voor de verkeerspolitie, Van Houten voor internationale politiesamenwerking, Broekhoff voor recherche en inlichtingenwerk en Sirks voor de ordehandhaving (J. Smeets, 2007). Stapel en de Koning waren er ook voorbeelden van, twee politiecommissarissen die leerboeken voor de politie gingen schrijven en die daarnaast rechercheperiodieken rondstuurden en hun bijdrage leverden aan de totstandkoming van de Model politievakschool in Hilversum (Van Reenen 2006). Die school werd opgericht en in stand gehouden door een van de politievakbonden. De Koning was daar de eerste directeur van. Opvallend is dat het idealisme zich ook uitte in het geschreven woord, zoals de leerboeken van Stapel en de Koning en van Schreuder. Rechercheperiodieken, Het Tijdschrift voor de Politie, allemaal particuliere initiatieven van idealisten die in publiceren een middel zagen om idealen binnen de politie te verspreiden en hun publicaties gebruikten als middel ter oriëntatie en als discussiefora. Het tijdschrift voor de Politie opereert nog steeds op die basis. De jaren vijftig tot zeventig Na de Tweede Wereldoorlog is de aandacht eerst gericht op de opbouw van een betrouwbare politie en het herstel van vertrouwen. Idealisme is wellicht aanwezig maar slecht zichtbaar, het is er voor de politie die zijn respectabiliteit moet terugverdienen niet echt de tijd voor. In de jaren vijftig het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.8/13 concentreert het zich op het verkeer en de verkeerspolitie, de politie van de mobiliteit en van de toekomst, met idealisten als Muller, Molenaar en Van der Zande als voorbeelden van in die richting vernieuwend politiedenken. Pas in de jaren zeventig laten politie-idealisten van een andere snit zich weer kennen en horen. De tijd van de verbeelding aan de macht brengt ook binnen de politie het bewustzijn van verandering en verbeelding als element van denken en handelen. Het nestelt zich in jonge politieinspecteurs die dan net de praktijk in gaan en die in de jaren daarna meer systematisch en niet-aflatend de verbetering van de politie nastreven. Ik stuit dan voor het eerst op groepjes idealisten, mensen die de koppen bij elkaar steken om in vrije tijd te denken en te discussiëren over een betere politie. Het kan zijn dat ze er eerder ook waren, en dat die gewoon niet gedocumenteerd zijn, in ieder geval is in de jaren zestig en zeventig dat verschijnsel aanwijsbaar. Het wordt later ook bevorderd doordat het Politiestudiecentrum en de SPL activiteiten gaan organiseren waarin groepjes politiemensen projecten aanvatten over de toekomst van de politie, een faciliterende structuur voor mensen die, ook als zo’n opleiding achter de rug is, op eigen gelegenheid doorgaan met denken over desbetreffende onderwerpen. Die beweging krijgt ook een nieuwe richting: politie naar en voor de bevolking. Naast individuele idealisten ontstaan nu groepjes, en dergelijke groepjes zijn tot op de dag van vandaag aanwijsbaar. Opvallend genoeg negeert die brede beweging individuele idealisten als Perrick en Peijster (Meershoek 2012). De bedenkers van het teampolitieconcept zijn exponenten van die nieuwe beweging van jongeren die overigens later veel meer als individuen met hun idealisme aan de slag gaan. Een man als Straver heeft zijn idealisme verder gedragen als korpschef en na zijn pensionering als onderzoeker en docent aan de Politieacademie. Het houdt blijkbaar bij sommigen nooit op. Een apart groepje vormden nog de jonge politie-inspecteurs die zich via de wetenschap op een tot dan toe niet-gekende manier met vernieuwing van de politie verbinden en politie en wetenschap combineren en daar ook eigenlijk hun hele werkzame leven mee bezig blijven (Van Reenen). In de jaren dat deze vernieuwers de top van de politie bereiken, is idealisme een kenmerk van een hele groep geworden. Niet de top alleen Mijn eerste benadering van politie-idealisme had een sterk elitair karakter: het waren in mijn beeld een paar voortrek- het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.8/13 Politie-idealisme 9 In de historie zullen vaak ook onbekende individuen bezig zijn geweest met een betere politie. Foto: Collectie Menno Noort, http://politie23.webs.com kers binnen de politieleidingen en de vakbonden die zich sterk en breed maakten voor een betere politie. Eerst de ‘Stapels en De Koningen’, later – toen het woord verheffing al hoog en breed ouderwets was geworden – mensen in de top van de organisatie als Perrick en Peijster (hoofdredacteuren van het Tijdschrift voor de Politie!) en weer later de groep rond Politie in Verandering. Verder kijkend begon ik aan die beperkte benadering van idealisme te twijfelen. Dat was in mijn bijdrage aan het afscheid van Cees van der Vijver (Van Reenen 2009) die ik een plaats gaf in een groep politiemensen annex wetenschappers die in de jaren zestig bij de politie begonnen en die ook gelieerd zijn aan de vernieuwingsbewegingen van de politie na de crisis van de jaren zestig. De drang tot verbetering of het behoud van kwaliteit of integriteit van de Idealisme is geen kenmerk van politiechefs of hoger kader meer politie is een verschijnsel dat vermoedelijk breed in de organisatie bestaat. Het zou me niet verbazen wanneer er in de historie van de politie en ook nu – vaak onbekend want ongedocumenteerd – steeds groepjes en individuen bezig zijn geweest met een betere politie. Het waren vroeger wellicht mensen in de top, maar nu niet meer. Zo kwam een groep jonge politie-inspecteurs in Rotterdam in de jaren zestig bijeen in kroegen en huiskamers om te praten over de toekomst van hun politie. Dat weet ik, want ik maakte er deel van uit. Het moest aanmerkelijk beter worden, zo vonden wij, dan wat we aantroffen in de korpsen. We noemden het politie 2000. Het project stierf later een stille dood, maar dat is niet het punt: steeds tref je, zo lijkt het, mensen aan die onvrede hebben met de gang van zaken, kritiek hebben, nadenken, hun kop stoten, weer doorgaan en met nieuwe inzichten komen. De groep marechausseeofficieren die in de Tweede Wereldoorlog in krijgsgevangenschap nadachten over de KMar van na de oorlog is er een wat buitenissig en ouder voorbeeld van (Van der Hoek 1975). De Projectgroep organisatiestructuren die community policing in Nederland introduceerde noemde ik al en van recenter datum is de Ithaka-beweging rondom Wierda en Sievers, in 2005 ontstaan, een groep politiemensen die zijn innerlijke overtuiging wil inzetten voor de politie en zo toont dat deze een ‘bezielde missie’ in de samenleving heeft (Wierda, Sievers 2006). Geen kader meer Er lijkt een beweging van hoger in de politieorganisaties naar lager te ontwaren te zijn als het gaat om de groei van idealisme. De innovatieprijs van het voormalige Korps Rijkspolitie, ingesteld in de jaren tachtig voor de hele politie, bracht een aantal voorbeelden van politiemensen voor het voetlicht uit alle lagen in de organisatie die heel verschillend met vernieuwing van de politie bezig waren. Ook een indicatie dat het oudere adagium dat het denken vooral in de top van de organisatie plaatsvond en dat je daar ook het politie-idealisme vond, verdwenen was. Ook politie-idealisme democratiseerde zo. In Blauw Relaas verhaalt Peter Gieling, tot districtschef opgeklommen door de rangen heen, hoe hij de overlastproblematiek in het Utrechtse Kanaleneiland aanpakt. Een mooi verhaal van betrokkenheid die leidt tot praktische vernieuwing die vervolgens breder wordt uitgedragen via de Politieacademie (Van der Torre 2011). Met die constatering – liever, met dat vermoeden – van verschillende en ook een groeiend aantal idealistische initiatieven, van een brede beweging binnen de politie, ben ik tegelijkertijd mijn oude kader kwijt. Het is geen kenmerk van politiechefs of hoger kader meer. Leidinggevenden zijn nog steeds meer afgeschermd van de slijtende werking van 10 Politie-idealisme het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.8/13 ren, politiemensen, allen trouw aan de Grondwet en aan de wetten des Rijks. Dat beeld is niet zo vreemd, omdat de minst gematigden binnen de samenleving de politie zelf doorgaans op grote afstand houden. En mocht dat niet het geval zijn, dan zijn ze er al ‘uitgezeefd’, of al vroeg in hun carrière ‘ontmaskerd’ als te radicaal. Maar de vanzelfsprekendheid van het fatsoenlijke, het goede en het gematigde van politie-idealisme is, hoe ontroerend ook, tevens een vorm van naïviteit. Idealen kunnen met de bedenkers ervan op de loop gaan. Waar idealisten zijn gedreven door het hogere, door waarden die soms uitermate krachtige coördinatiepunten en motieven voor het handelen zijn, ligt radicaliteit steeds op de loer. Waarom zou politie-idealisme zich door de fatsoensrakkerij van de vele gematigden onder ons altijd laten ringeloren? Politie-idealisme kan dus ook een radicale kracht voor verandering vormen, die buiten de bestaande orde treedt en daarvoor een ongemakkelijke of zelfs bedreigende kant heeft. Afweging Opvallend genoeg kan dat al heel snel het geval zijn. Het ordentelijke beroep op de principes van het recht, de rechtsstaat door politiemensen, op mensenrechten ook, als uitgangspunten voor het handelen is mooi en geeft de politie een ethische grondslag. Dat ethische denken en dat ethisch het werken op straat. Maar voor nu is het onderscheid tussen idealisme is nog niet zo oud. Ik zie het aan het eind van de hoger kader waaruit de idealisten zouden voortkomen, en twintigste eeuw opkomen. Frans Denkers, idealist pur sang, uitvoerende politiemensen waarbij dat idealisme niet wordt werkte dat thema uit in zijn Moreel kompas van de politie. aangetroffen, onjuist. En ook in het ontstaan van een groep politiemensen die zich De politievakbeweging lijkt uit de rangen der idealisten in het kader van Amnesty International inzetten voor menverdwenen. Ze is belangenbehartiger geworden. De oude senrechten is dat idealisme zichtbaar (Denkers 2001,Van gemeenschappelijkheid met de korpsleiding is verdwenen. Reenen 1997). Bernard Welten is een exponent van dat Begrijpelijk en verklaarbaar, maar tegelijkertijd een verlies. idealisme. Het is, hoe vanzelfsprekend het ook lijkt, toch al snel De randen van de bestaande orde problematisch binnen de bestaande orde. Ik maakte dat Mijn aandacht voor politie-idealisme heeft zich tot nu toe lang geleden mee toen we met de Rotterdamse afdeling van bepaald tot het mooie. Het moest immers tot een betere poli- de Vereniging van Hogere politieambtenaren professor tie leiden. Steeds, maar steeds stilzwijgend, was daarbij de Enschede uitnodigden om te praten over de conclusies van premisse dat dan dat idealisme zich binnen de grenzen van zijn rapport over de rellen van Amsterdam in 1965-1966. In het fatsoen zou manifesteren. Iets formeler omschreven is de discussie claimde ik, jong inspecteur, het recht op eigen dat binnen de grenzen van de rechtsstaat en binnen de beslissingen, gebaseerd op mijn eigen geweten en rechtsgrenzen van wat voor politie binnen de politieke en bestuur- statelijke opvattingen. Het antwoord van Enschede, een lijke cultuur van dit land acceptabel zou zijn. Gedreven juridisch zwaargewicht, was kort en heel helder: “Mijnheer, fatsoenlijke mensen die binnen de lijn van wat oirbaar is dan heeft U het verkeerde beroep gekozen.” blijvend aan de politie sleutelen – burgemeesters, ambtena- In de afweging tussen mijn vrijheid van opvatting en keuze Politie-idealisme het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.8/13 11 enerzijds, en de wens om de politie aangestuurd te weten door politiek ter verantwoording te roepen ambtsdragers anderzijds, koos hij voor de politiek ter verantwoording te roepen autoriteit. Begrijpelijk, wie zou zijn lot in handen willen leggen van een 23-jarige snotneus van een inspecteur die het zelf wel wist? Eigen oriëntatie Maar de discussie kwam terug, en dit keer niet onder snotneuzen. Nog maar enkele jaren geleden ontstond er een debat onder politiechefs toen er het gevoel ontstond dat de PVV een zodanige omvang en invloed zou krijgen, dat de politie daarvan de gevolgen zou merken in rechtsstatelijke zin. Bijvoorbeeld in het beleid ten aanzien van vreemdelingen en allochtone Nederlanders. Strijd met Artikel 1 van de Grondwet was niet denkbeeldig, de discussie over de afschaffing ervan werd in ieder geval door Pim Fortuyn en later door Wilders geëntameerd. Dat leidde bij politiechefs tot reflectie, die voor een deel was gebaseerd op mensenrechten en Grondwet, voor een deel op de geschiedenis. Enkelen grepen bijvoorbeeld Maar de discussie kwam terug, en dit keer niet onder snotneuzen terug op de Weimarrepubliek en verdiepten zich in de positie van de politie daarin om gevoeliger te worden voor de morele en mensenrechtelijke vragen die kunnen opkomen wanneer de politieke sturing van de politie verandert en in strijd komt met fundamentele waarden. Politiechefs discussieerden over hun positie en beslissingen voor het geval dat de positie van vreemdelingen te veel in de knel zou komen, bijvoorbeeld bij deelname van de PVV aan de regering. Het pleidooi voor een eigen waardenoriëntatie van de politie in het visiedocument Politie in Ontwikkeling (Projectgroep Visie 2005) moet begrepen worden als een claim op een eigen oriëntatie op de rechtmatigheid van beslissingen van de regering die de politie raken. Handicap en bedreiging Politie-idealisme hier gezien als de duurzame oriëntatie van de politie op de waarden van de rechtsstaat, lijkt wat meer ruimte te hebben gekregen. Maar hoe groot die ruimte is, blijft zeer de vraag. De claim van de politie op een eigen waardenoriëntatie die in Politie in Ontwikkeling verscheen, werd door het bevoegd gezag, en vooral door korpsbeheerders, breed afgewezen. De ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag is een centraal uitgangspunt van de politie. Het maakt de politie tot instrument. Het lijkt nog steeds aan anderen om de waarden van de politie uit te maken en daarin schuilt tevens de bedreiging die uitgaat van een eigen waardenoriëntatie van de politie: zij belemmert de instrumentaliteit van de politie. Radicale rechtsstatelijkheid onttrekt zich aan de eis van ondergeschiktheid, omdat die van een lagere orde is dan rechtsprincipes. Zo blijft ook op basis van mensenrechtenverdragen de verantwoordelijkheid van politiemensen voor hun eigen handelen in stand – die wordt niet altijd opgeheven door een opdracht van hogerhand. Dat is vanuit het perspectief van het recht een zegen, omdat het macht beperkt en bindt aan standaarden en procedures. Tegelijkertijd ligt daarin de handicap en de bedreiging voor het gezag over de politie. Tot slot Politie-idealisme is hier het duurzame streven van politiemensen (doorgaans zijn het politiemensen) naar een betere 12 Politie-idealisme politie. Met de komst van de moderne politie twee eeuwen geleden begint tevens de vraag naar haar inrichting, haar taak en haar kwaliteiten. Idealisme als houding wordt dan mogelijk, maar raakt in eerste instantie slechts enkelingen. Het krijgt pas echt ruimte met de uitdaging van de in Nederland laat opgang komende industrialisatie (in ons omringende landen waar die industrialisatie eerder opgang komt, tref je ook vroeger idealisten aan). Dan, wanneer de politie een wat meer denkende organisatie moet worden, in ieder geval in de top, wordt ook de politietaak sterker in termen van idealen beschreven. Dat proces start, niet toevallig, rondom de eeuwwisseling. Dan wordt ook idealisme zichtbaar als elitefenomeen: korpschefs, enkele commissarissen en de leiding van de vakbonden gaan zich intensief en niet-aflatend met de verbetering van de politie bezighouden. Voor sommigen wordt het een levensdoel. Radicale rechtsstatelijkheid onttrekt zich aan de eis van ondergeschiktheid het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.8/13 dacht aan deze categorie mensen te besteden. Dit is een eerste bescheiden aanzet daartoe. « De energie die in idealisten steekt, het heilig vuur, is niet altijd beheersbaar, het drijft sommigen van hen over de grenzen van wat aanvaardbaar is. Daarover gaat het tweede deel van dit artikel in het volgende nummer van dit Tijdschrift. Literatuur Bovenkerk, F.( red). (1996), De Georganiseerde criminaliteit in Nederland, Deventer. Denkers, F., P. van Beers, W. Elzenga (2001), Moreel Kompas van de Politie, Den Haag. Dijkhuis, G. (1982), Niet alleen met stok en steen, Den Haag. Fijnaut, C. (1983), De Zaak Francois, beschouwingen naar aanleiding van het vonnis, Antwerpen. Hoek, W. van der (1975), De Koninklijke Marechaussee in de Nederlandse Samenleving, Soest. Meershoek, A.J. J. (2012), Kees Peijster en de herijking van de maatschappelijke politierol, Amsterdam. Meershoek, A.J.J. (2013), ‘Een politiële vernieuwing die vruchten afwierp, vastliep en ontspoorde’, in: Proces, Tijdschrift voor strafrechtpleging, 2013, nr. 3. Meershoek, A.J.J. (1999), Dienaren van het Gezag, De Amsterdamse Politie tijdens de Bezetting. Amsterdam. Niederhoffer, A. (1969), Behind the Shield: The Police in Urban Society. Garden City, N.Y. Projectgroep visie op de politiefunctie, ( 2005), Politie in Ontwikkeling, Den Haag. Reenen. P. van (1979), ‘The Amnesty Adventure, Amnesty International’s police group in the Netherlands’, Netherlands Quarterly of Human Rights ; vol. 15, no. 4. Reenen, P. van (2006), ‘Politie-idealisme’, in: G. Leistra, P. van Reenen, Portret van de Politie, Amsterdam. Reenen, P. van (2009), ‘De Zestigers en de politiewetenschap’, in: G. Meershoek (Ed.), Politiestudies: terugblik en vooruitzicht. Een bundel essays voor Kees van der Vijver. Dordrecht. Smeets, J.( 2007), De Geschiedenis van de Nederlandse Politie, verdeeldheid en eenheid in het Rijkspolitieapparaat. Amsterdam. Reenen. P. van (2010), ‘From policing the garbage can to garbage can policing’ in: Policing and Society: An International Journal of Research and Policy, Volume 20, Issue 4, 2010 Torre, E.J. van der (2011), Blauw Relaas, Apeldoorn. Wal, R. van der (2007), De Geschiedenis van de Nederlandse Politie, de vakorganisatie en het beroepsonderwijs, Amsterdam. Wierda, H, L. Sievers (2006), ‘Ithaka: start van een beweging. Het ontstaan van een beweging van politiemensen die zichzelf tot doel stelt de ‘bezielde beroepsuitoefening’ door politiemensen te stimuleren’ in: J. van Hoorn, J. Nap, L. Sievers, H. Wierda, Wat bezielt politiemensen: op zoek naar de essenties van politiewerk’, Apeldoorn. Tot in de jaren zestig kun je politie-idealisme vermoedelijk bij een klein groep voornamelijk hogere politieambtenaren aantreffen. Het heeft dan nog steeds, wanneer je naar de inhoud ervan kijkt, rechtsstatelijke thema’s. Daarna verbreedt het zich snel, eerst via de moderniseringsbeweging van de jaren zestig, vervolgens van jonge politie-inspecteurs en daarna breder, wanneer de vraag naar vernieuwing algemener wordt en door de hele organisatie meer en meer een beroep wordt gedaan op het eigen initiatief en het denkvermogen van politiemensen. Idealisme krijgt een kans wanneer de politie niet meer geldt als repressie-element, maar zichzelf hogere doelen gaat stellen, met daarin ethische momenten. Politiekorpsen krijgen een missie of geven zichzelf een missie, een rechtvaardiging in termen van hogere doelen die ook idealisme kan versterken. Idealisten vormen met de energie die zij opbrengen, de intellectuele input die ze leveren en het voorbeeld dat zij vormen voor anderen, een fenomeen dat van belang is voor Noot de politie. Het zijn ‘change agents’ bij uitstek. Het zijn ook mensen die voorbeelden zijn voor anderen, rolmodel- 1. Van Waning, burgemeester, is een boeiend voorbeeld van een hardnekkig politie-idealist. len. Het is de moeite waard om meer systematisch aan-
© Copyright 2024 ExpyDoc