Raadsvoorstel Aan Raadsvergadering Agendanummer Datum collegebesluit Onderwerp 0. : : : : : Raad van Geertruidenberg 4 september 2014 05 15 juli 2014 Ontwerp-verklaring van geen bedenkingen omgevingsvergunning Oosterhoutseweg 24 te Raamsdonksveer. Samenvatting Voor het perceel Oosterhoutseweg 24 te Raamsdonksveer is een omgevingsvergunning aangevraagd voor de legalisatie van de aanwezige activiteiten te weten: detailhandel, statische opslag en bedrijfsmatige activiteiten (op- en overslag van aardappelen). De activiteiten zijn op dit moment in strijd met het bestemmingsplan Buitengebied. Met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3 van de Wabo kan medewerking worden verleend. Voordat de procedure kan worden opgestart moet de raad een besluit nemen over het verlenen van de ontwerpverklaring van geen bedenkingen. 1. Aanleiding Verzoek tot handhavend optreden Op 8 juni 2011 is een verzoek tot handhavend optreden ontvangen van Tuincentrum Wagemakers tegen de detailhandelsactiviteiten die worden uitgevoerd door H.J. Dank Groente en Fruit (hierna: Dank) op het perceel Oosterhoutseweg 24 te Raamsdonksveer. Bij besluit van 28 september 2012 hebben wij afgezien van handhavend optreden tegen de aanwezige activiteiten op het perceel, aangezien er concreet zicht op legalisatie leek door het positief bestemmen van de huidige aanwezige detailhandelsactiviteiten in de herziening van het bestemmingsplan Buitengebied. Tegen dit besluit heeft de heer Wagemakers bezwaar gemaakt. Naar aanleiding van dit bezwaar hebben wij op 2 april 2013 alsnog besloten handhavend op te treden tegen de detailhandelsactiviteiten die plaatsvinden op het perceel. Dit aangezien er ten tijde van het te nemen besluit op bezwaar, formeel nog geen zicht op legalisatie bestond omdat op dat moment nog geen ontwerpbestemmingsplan Buitengebied ter inzage lag waarin de huidige activiteiten van Dank positief bestemd waren. Tegen deze beslissing op bezwaar hebben zowel de heer Wagemakers als de heer Dank beroep ingediend bij de rechtbank Zeeland- West Brabant. Op 5 december 2013 heeft de rechtbank uitspraak gedaan. Beide beroepen zijn door de rechtbank ongegrond verklaard. Hiermee heeft de rechtbank bevestigd dat handhaving ter plaatse van het perceel terecht is. Tegen dit besluit van de rechtbank heeft de heer Dank hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, omdat de heer Dank van mening is dat de rechtbank miskend heeft dat een aantal detailhandelsactiviteiten onder het overgangsrecht vallen en daarmee legaal aanwezig zijn. De zitting bij de Raad van State betreffende het hoger beroep zal op 27 augustus 2014 plaatsvinden. De intentie is er altijd geweest om de huidige activiteiten van Dank alsnog planologisch mogelijk te maken. Mede hierom hebben wij op 7 januari 2014 de heer Dank medegedeeld dat wij het besluit tot het nemen van een invorderingsbeschikking voor een termijn van drie maanden uitstellen. Binnen deze drie maanden moest duidelijk worden op welke wijze de illegale situatie kan worden opgeheven. Ingediend principeverzoek In antwoord hierop hebben wij op 21 januari 2014 een principeverzoek van Mureau advies namens de heer Dank ontvangen om medewerking te verlenen aan de legalisatie van de bestaande activiteiten van Dank middels een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan (Wabo- projectbesluit). Op 18 maart 2014 hebben wij besloten onder voorwaarden medewerking te verlenen aan het principeverzoek. Voorwaarden: De inpandige oppervlakte ten behoeve van de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen of het verlenen van aanverwante diensten mag maximaal 200 m2 bedragen (verkoopvloeroppervlak). De uitpandige oppervlakte ten behoeve van de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen of het verlenen van aanverwante diensten mag maximaal 300 m2 bedragen. De locatie waar detailhandel plaatsvindt en de maximaal toegestane oppervlakten dienen op een verbeelding behorend bij de vergunning te worden vastgelegd. Het bestemmingsvlak ten behoeve van het bedrijf mag maximaal 5.000 m2 bedragen. In afwijking op deze oppervlakte mag daarnaast dat deel van het perceel dat gelegen is achter de bedrijfsbebouwing, worden benut voor statische opslag, waarbij een maximum van 62 caravans, campers etc. geldt. In het kader van de Verordening Ruimte dient de ontwikkeling gepaard te gaan met een kwaliteitsverbetering in het landschap. In tegenstelling tot de wens van de heer Dank, stellen wij voor om als voorwaarde op te nemen dat de kwaliteitsverbetering in het landschap zowel aan de noord-, west- als zuidzijde gerealiseerd moet worden, tenzij uit overleg met het waterschap blijkt dat dit niet mogelijk is of tenzij uit de berekening van de opgave blijkt dat volstaan, kan worden met een kleinere kwaliteitsverbetering. Op dat moment kan de kwaliteitsverbetering gezocht worden op het perceel ten zuiden van het bedrijfsperceel conform de wens van de heer Dank. Naar aanleiding van dit principestandpunt heeft de heer Dank op 31 maart 2014 een aanvraag omgevingsvergunning ingediend. Ons college is het bevoegd gezag voor het verlenen van een omgevingsvergunning. Op grond van artikel 2.27 Wabo juncto artikel 6.5 Bor dient uw raad een verklaring van geen bedenkingen af te geven voordat ons college een omgevingsvergunning kan verlenen. 2. Motivering Aanvraag De heer Dank heeft in zijn aanvraag omgevingsvergunning verzocht om een omgevingsvergunning te verlenen voor: - het legaliseren van inpandige detailhandel van 200 m2; - het legaliseren van uitpandige detailhandel van 300 m2; - het legaliseren van de bedrijfsmatige activiteiten het op- en overslag van aardappelen; - het opnemen van de statische opslag tot 62 caravans buiten het bebouwingsvlak van 5000 m2; Bestemmingsplan Het perceel Oosterhoutseweg 24 te Raamsdonksveer is in het bestemmingsplan Buitengebied gelegen binnen de bestemming Agrarisch met waarden met een nadere aanduiding “specifieke vorm van agrarisch-5”. Op basis hiervan mag als nevenactiviteit “verkoop van aan het agrarisch bedrijf gebonden producten zoals groente, fruit en bloemen, anders dan de op het bedrijf geproduceerde producten en op- en overslag van aardappelen” plaatsvinden. Het vloeroppervlak mag hiervoor max. 130m2 bedragen (art. 5.1.2 sub c). Daarnaast is buitenopslag niet toegestaan en is inpandige statische opslag gelimiteerd tot 400m2 (art. 5.1.2 sub e en art. 5.4.1). Op dit moment is er 550 m2 aan verkoopvloeroppervlakte, zowel inpandig als uitpandig, ten behoeve van detailhandel aanwezig. Daarnaast is er achter op terrein nog sprake van statische opslag in de vorm van caravans en vinden er nog bedrijfsmatige werkzaamheden plaats ingevolge het op- en overslag van aardappelen. Gezien de bepalingen uit het bestemmingsplan zijn de aanwezige activiteiten op het perceel Oosterhoutseweg 24 te Raamsdonksveer thans illegaal aanwezig. Echter bestaat er een kans dat een deel van de activiteiten zoals de detailhandel dan wel de statische opslag onder het overgangsrecht vallen. Of er al dan niet zaken onder het overgangsrecht vallen zal duidelijk worden in de zitting bij de Raad van State op 27 augustus 2014. De historische ontwikkeling van de activiteiten op het perceel In het bestemmingsplan Buitengebied uit 1986 was het perceel Oosterhoutseweg 24 bestemd als agrarisch bouwblok. Binnen deze bestemming mochten tevens producten worden verkocht die op het agrarisch bedrijf geproduceerd werden. In 1994 hebben wij besloten handhavend op te gaan treden tegen de aanwezige detailhandelsactiviteiten aan de Oosterhoutseweg 24. Destijds is geconstateerd dat de volgende producten werden verkocht in de winkel: groenten, voorgesneden groenten, fruit, kaas, koeken, blikgroenten en –fruit, perkplanten en snijbloemen. Het agrarische bedrijf produceerde op dat moment uitsluitend appels, peren, aardappelen en uien. Dit betekent dat er op dat moment dus sprake was van verkoopactiviteiten die in strijd waren met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. De heer Dank heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en tevens een verzoek om vrijstelling ingediend. De Provincie heeft negatief geadviseerd over het verzoek om vrijstelling. Als gevolg hiervan is de vrijstellingsprocedure niet opgestart. De gemeente heeft echter niet de handhavingsprocedure vervolgd en de heer Dank heeft zijn verkoopactiviteiten voortgezet. Rond dezelfde periode, in 1995, was eveneens sprake van de ontwikkelingen rondom het plassengebied. In het kader van de ontwikkelingen van het plassengebied heeft de heer Dank een groot deel van zijn agrarische gronden (in totaal 19,3 ha) verkocht aan Caron. In het kader van deze onderhandelingen is daarnaast overeengekomen dat de gemeente zich zou inspannen om op een deel van het perceel van Dank een tuincentrum mogelijk te maken in het nieuwe bestemmingsplan Plassengebied, dat werd opgesteld ten behoeve van de ontwikkeling van het plassengebied. Op 30 september 1999 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan vastgesteld. Het perceel Oosterhoutseweg 24 zelf was wederom voorzien van een agrarische bestemming. Gedeputeerde Staten hebben in 2000 echter goedkeuring onthouden aan de bestemming Tuincentrum. Het beroep dat de gemeente tegen dit besluit heeft ingesteld, is door de ABRS ongegrond verklaard. Dit betekende dat in het bestemmingsplan Plassengebied aan de Donge het perceel wederom uitsluitend een agrarische bestemming had. De heer Dank heeft ook na 2000 zijn verkoopactiviteiten voortgezet en uitgebreid, ondanks het feit dat dit niet in overeenstemming was met het bestemmingsplan. Van handhaving door de gemeente is geen sprake geweest. Vervolgens heeft in 2005 de heer Wagemakers bij de gemeente geklaagd omdat zijn tuincentrum schade zou ondervinden als gevolg van het feit dat de heer Dank onder andere potgrond, planten en andere aan het tuincentrum gerelateerde artikelen verkoopt. De gemeente heeft op 22 december 2005 de heer Wagemakers schriftelijk laten weten dat deze verkoopactiviteiten onder het overgangsrecht vallen van het bestemmingsplan Plassengebied aan de Donge en daarmee dus legaal aanwezig zijn. In de periode vanaf 2008 is daarnaast gewerkt aan het bestemmingsplan Buitengebied. In dit bestemmingsplan is het perceel conform het bestemmingsplan Plassengebied aan de Donge wederom bestemd ten behoeve van het agrarisch gebruik. De intentie was echter wel om in dit bestemmingsplan de aanwezige verkoopactiviteiten als nevenactiviteit te bestemmen. Op dat moment was het bij de gemeente echter niet duidelijk dat geen sprake meer was van een agrarisch bedrijf. De heer Dank heeft pas in 2013 aangegeven dat de agrarische bedrijfsvoering als hoofdactiviteit al in 1999 is gestaakt als gevolg van de verkoop van de gronden aan Caron. De detailhandelsactiviteiten zijn daardoor in 1999 hoofdactiviteit van het perceel geworden. De gemeente heeft in het verleden tot tweemaal toe medewerking willen verlenen aan het vergroten van de detailhandelsactiviteiten, maar dit is steeds door de provincie tegengehouden. Van handhaving is tot 2013 geen sprake geweest. Verordening ruimte 2014 Het perceel van de heer Dank is gelegen binnen de groenblauwe mantel. Op grond van de Verordening Ruimte dienen bestemmingsplannen die gelegen zijn binnen de groenblauwe mantel te strekken tot het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de te onderscheiden gebieden. Onder voorwaarden zijn in dit gebied niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen op een voormalige agrarische bedrijfslocatie mogelijk. Het perceel van Dank kan worden aangemerkt als voormalige agrarische bedrijfslocatie waar niet- agrarische ontwikkelingen mogelijk zijn. Hierbij dient op basis van de verordening aan de volgende voorwaarden te worden voldaan. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. De totale omvang van het bestemmingsvlak van de beoogde ontwikkeling bedraagt ten hoogste 5.000m2; De ontwikkeling gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken in het betreffende gebied; Er is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt; De beoogde ontwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot milieucategorie drie of hoger; De beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven; De beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie; De beoogde ontwikkeling leidt niet tot al dan niet zelfstandige detailhandels voorziening met een verkoopvloeroppervlakte (vvo) van meer dan 200 m2; Aangetoond dient te zijn dat de ruimtelijke ontwikkeling ook op langere termijn past binnen de toegestane omvang van 5000 m2; De verordening biedt daarnaast de mogelijkheid om te voorzien in een redelijke uitbreidingsruimte van een bestaande niet- agrarische ruimtelijke ontwikkeling tot een oppervlakte van meer dan 5.000 m2, indien aan de volgende voorwaarden kan worden voldaan. 1. Aangetoond dient te zijn dat de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om op het in gebruik zijnde bestemmingsvlak tegemoet te komen aan de ruimtebehoefte door middel van zorgvuldig ruimtegebruik. 2. Daarbij dient aangetoond te worden dat er ruimtelijk- economische belangen voor de lange termijn aanwezig zijn die noodzaken tot de uitbreiding of vestiging ter plaatse. 3. Tot slot moet aangetoond worden dat de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om het bedrijf te verplaatsen. Verzoek van de heer Dank in relatie tot de Verordening ruimte 2014 De heer Dank verzoekt om een bestemmingsvlak van 5.000 m2 ten behoeve van de uitoefening van zijn bedrijf. Binnen deze bedrijfsoppervlakte wenst hij de volgende activiteiten te behouden: groothandel en op- en overslag van agrarische en agrarisch verwante producten; be- en verwerken van agrarische en agrarisch verwante producten; detailhandel in aardappelen, groenten, fruit, levensmiddelen en aanverwante artikelen, bloemen, planten, potgrond, tuinartikelen en aanverwante artikelen met een totale oppervlakte van 500 m2 verkoop vloeroppervlak. Waarvan 200 m2 inpandig en 300 m2 uitpandig. Daarnaast geeft de heer Dank aan dat de bestaande statische opslag onder het overgangsrecht valt waardoor het bestemmingsvlak groter wordt dan de aangegeven 5.000 m2. We constateren dat, indien tegemoet gekomen wordt aan de activiteiten die de heer Dank wenst te behouden, de volgende strijdigheden met het provinciale beleid zoals vastgelegd in de Verordening Ruimte optreden: op grond van de verordening is slechts detailhandel met een verkoopvloeroppervlak van 200 m2 toegestaan. Deze oppervlakte wordt met 300 m2 overschreden, indien aan het verzoek wordt tegemoet gekomen om 500 m2 vvo aan detailhandel mogelijk te maken; op grond van de verordening zijn uitsluitend bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten toegestaan. De groothandel en op- en overslag van aardappelen dient op grond van de VNG- brochure bedrijven en milieuzonering formeel te worden aangeduid als een categorie 3.1. bedrijf; Op grond van de verordening ruimte is slechts een bestemmingsvlak van 5.000m2 toegestaan. Het bestemmingsvlak zal door de aanwezige statische opslag met 2.000m2 worden overschreden. Op 21 februari 2014 heeft ambtelijk vooroverleg plaatsgevonden met de provincie over de ontstane situatie. Hierbij is een aantal scenario’s met de provincie besproken. Daarnaast is op 9 juli 2014 in het kader van het vooroverleg een vooroverlegreactie van de provincie ontvangen. Vooroverlegreactie Provincie De provincie stelt in haar vooroverleg dat zij zich bij de toetsing baseren op de hoofdlijnen die vastliggen in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en de te beschermen belangen in de Verordening Ruimte 2014. De provincie is van mening dat het plan op diverse onderdelen strijdig is met de Verordening Ruimte. 1. Omvang bouwperceel De provincie stelt dat de groenblauwe mantel in de verordening aangeeft dat niet- agrarische functies een bouwvlak mogen hebben van maximaal 5.000 m2. Het bouwvlak van de heer Dank heeft een bedrijfsbestemming van 5.000 m2 en een bouwvlak ten behoeve van statische opslag van 2.000 m2. Het totaal is dan 7.000m2. Hiermee wordt de maximum maat van 5.000m2 overschreden. De provincie geeft aan dat zij de redenering met betrekking tot het overgangsrecht van statische opslag niet deelt. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van de rechtbank van 5 december 2013. Het plan is dan ook strijdig met de Verordening Ruimte 2014. 2. Detailhandel De provincie geeft aan dat de verordening toeziet op een maximum van 200 m2 detailhandelsoppervlakte. Ook de buitenpandige detailhandel valt onder dit maximum van 200 m2. Het aantal m2 voldoet daarmee niet aan de verordening. Als onderbouwing heeft de provincie ons gewezen op een uitspraak van de rechtbank Den Bosch (AWB 12/1854 en 12/1855). Uit deze uitspraak kunnen wij echter niet opmaken dat het maximale verkoopvloeroppervlak van 200 m2 ook voor uitpandig geldt. De voorzieningenrechter spreekt zich in deze zaak alleen uit over het feit dat de maximale verkoopvloeroppervlakte nergens is vastgelegd. 3. Bedrijfsbestemming De provincie geeft aan dat de verordening alleen bedrijven toestaat in milieucategorie 1 en 2 dan wel daarmee gelijk te stellen. De op- en overslag van aardappelen valt onder milieucategorie 3. De opgenomen ruimtelijke onderbouwing dat het bedrijf niet jaarrond produceert is onvoldoende om aan te tonen dat het bedrijf gelijk te stellen is met een bedrijf in milieucategorie 2 waardoor er strijd is met de verordening. 4. Landschappelijke inpassing De provincie geeft aan dat de landschappelijke inpassing geen relatie legt met de groenblauwe mantel waardoor het plan op dat punt ook strijdig is met de verordening. Reactie op provincie De provincie heeft aangegeven dat het plan op een aantal punten strijdig is met de Verordening Ruimte 2014. Hieronder is de reactie van de provincie weerlegd. Het plan is strijdig met de verordening vanwege de opgenomen 2.000 m2 bestaande statische opslag in de vorm van caravans. Middels luchtfoto’s is echter aan te tonen is dat de aanwezige caravans al voor 1999 op het perceel aanwezig waren. Ook op dat moment vond deze opslag plaats buiten het bestemmingsvlak van 5.000 m2. Daarmee valt deze activiteit onder het overgangsrecht en is dus legaal aanwezig. Omdat sprake is van een legale situatie, dient met de statische opslag rekening gehouden te worden. Omdat het onwenselijk is dat de hele achterzijde van het perceel benut wordt voor statische opslag, is een vlak achter het bedrijfsgebouw aangewezen, waar uitsluitend opslag is toegestaan. Hiermee worden de caravans meer uit het zicht geplaatst. Omdat daarnaast maximaal 62 caravans onder het overgangsrecht vallen, is dit maximum aantal vastgelegd. De provincie verwijst in haar beantwoording naar de uitspraak van de rechtbank van 5 december 2013. Het besluit om handhavend optreden had geen betrekking op de aanwezige statische opslag waardoor de uitspraak van de rechtbank hier geen betrekking op heeft. De groothandel en op- en overslag van agrarische producten zijn activiteiten die van oudsher als nevenactiviteit zijn uitgevoerd bij het agrarische bedrijf. Deze activiteiten worden in de nieuwe situatie voortgezet. We kunnen dus concluderen dat het feitelijk gaat om een bestaande activiteit die wordt voortgezet. Daarnaast is de omvang van deze activiteit gering en wordt deze activiteit slechts een aantal weken per jaar uitgevoerd. Gezien de omvang van de activiteit is deze activiteit feitelijk vergelijkbaar met activiteiten van een bedrijf in categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat op dit punt geen sprake kan zijn van strijdigheid met provinciaal beleid. Voor wat betreft de maximale detailhandelsoppervlakte van 200 m2 kan worden gesteld dat de begripsbepaling voor verkoopvloeroppervlak zodanig geïnterpreteerd kan worden, dat deze uitsluitend van toepassing is op een inpandige ruimte. Uit de uitspraken die de provincie aanhaalt kan niet opgemaakt worden dat het maximale verkoopvloeroppervlak ook voor uitpandig geldt. De voorzieningenrechter spreekt zich in deze zaak alleen uit over het feit dat de maximale verkoopvloeroppervlakte nergens is vastgelegd. Ook AKD ziet sterke aanwijzingen dat het verkoopvloeroppervlak louter ziet op de vloer binnen een bouwwerk en niet op de gebruikte ruimte buiten een bouwwerk. AKD is dan ook van mening dat overtuigend kan worden betoogd dat de ruimte die buiten het bouwwerk wordt gebruikt voor het uitstallen van goederen ten behoeve van de verkoop, niet kan worden gekwalificeerd als verkoopvloeroppervlak. Op basis hiervan kan dan ook medewerking worden verleend aan het legaliseren van de aanwezige detailhandelsactiviteiten, mits de verkoopvloeroppervlakte inpandig teruggebracht wordt naar 200 m2. Ten behoeve van de kwaliteitsverbetering van het landschap is de relatie met de groenblauwe mantel opgenomen in de onderbouwing hiermee voldoet de landschappelijke inpassing wel aan de eisen die gesteld worden in de verordening ruimte 2014. Gezien het bovenstaande voldoet de ruimtelijke onderbouwing aan de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 5.20 Bor. De ruimtelijke onderbouwing is als bijlage bij het raadsvoorstel gevoegd. Verklaring van geen bedenkingen Artikel 2.12, eerste lid onder a onder 3º van de Wabo bepaalt dat een omgevingsvergunning voor gebruik in strijd met het bestemmingsplan kan worden verleend als er geen strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de omgevingsvergunning is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. De verklaring kan slechts worden geweigerd in het belang van een goede ruimtelijke ordening. Als de verklaring wordt geweigerd, wordt ook de omgevingsvergunning geweigerd. Uw raad wordt voorgesteld om kennis te nemen van het plan, het ontwerpbesluit en de ontwerp-vvgb te verlenen. Hierna kan de procedure worden gestart en kunnen het ontwerpbesluit en de ontwerp-vvgb 6 weken ter inzage worden gelegd. Na deze 6 weken zal uw raad een besluit moeten nemen over de definitieve vvgb. 3. Financiële consequentie(s)/risico('s) In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is in artikel 6.2.1 een opsomming gegeven van de bouwplannen die worden beschouwd als bouwplan in de zin van 6.12 Wro waarvoor een exploitatieplan dient te worden vastgesteld indien het kostenverhaal niet anderszins is geregeld. Het voorliggende plan is geen bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro. Het opstellen van een exploitatieplan is dan ook niet noodzakelijk. De overige kosten zullen ingevolge de legesverordening verhaald worden. 4. Juridische consequentie(s)/risico('s) Na besluitvorming door uw gemeenteraad wordt de procedure opgestart. Dit betekent dat de ontwerp-omgevingsvergunning en de ontwerp-vvgb gedurende 6 weken ter inzage worden gelegd. Van de ter inzage legging wordt kennisgegeven in de Staatscourant, de Langstraat, op de gemeentelijke website, gemeentelijke viewer en op www.ruimtelijkeplannen.nl. Gedurende de ter inzage legging kan eenieder zienswijzen naar voren brengen. Na de zienswijzenperiode zal het plan opnieuw aan uw raad worden voorgelegd. Dit in verband met het verlenen van de definitieve vvgb. Hierna zal B&W de vergunning verlenen. De omgevingsvergunning treedt in werking na afloop van de beroepstermijn (6 weken). Kanttekeningen bij het voorgestelde besluit Zoals eerder al is aangegeven is de provincie het niet eens met ons standpunt. Het is dan ook goed denkbaar dat de provincie een zienswijze zal indienen tegen het ontwerpbesluit en de ontwerp-vvgb. Er is gerede kans dat de provincie na het verlenen van de omgevingsvergunning een reactieve aanwijzing zal geven. Tegen dat besluit kan het college beroep instellen. Momenteel kan dus niet met zekerheid gesteld worden dat de omgevingsvergunning in stand kan blijven. 5. Communicatie De heer Dank en de heer Wagemakers zullen op de hoogte worden gebracht van uw genomen besluit tot het afgeven van een ontwerp-vvgb. Daarna zal de ontwerp-omgevingsvergunning met bijbehorende stukken ter inzage worden gelegd. Daarnaast zal een afzonderlijke brief aan de provincie wordt gezonden met de vraag of een eventuele heroverweging in de rede ligt. 6. Bijlagen 1. Overige bijlagen 7. :- aanvraag omgevingsvergunning ontwerp- vvgb ontwerp omgevingsvergunning ruimtelijke onderbouwing Voorstel Wij stellen u voor, een ontwerpverklaring van geen bedenkingen af te geven voor de legalisatie van de aanwezige activiteiten te weten: 1. detailhandel tot maximaal 500 m2 waarvan 200 m2 inpandig; 2. statische opslag tot een maximum van 62 caravans; 3. bedrijfsmatige activiteiten de op- en overslag van aardappelen; op het perceel Oosterhoutseweg 24 te Raamsdonksveer conform artikel 2.27 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 6.5 van het Besluit omgevingsrecht. Een ontwerpbesluit bieden wij u hierbij ter vaststelling aan. Het college van Geertruidenberg, de secretaris, de burgemeester, R.C.J. Nagtzaam drs. W. van Hees Ontwerp verklaring van geen bedenkingen Nummer 05 De raad van de gemeente Geertruidenberg; gelet op artikel 2.27 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en artikel 6.5, lid 1 van het Besluit omgevingsrecht; overwegende dat: door de heer Dank op 31 maart 2014 een aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteit handelen in strijd met de regels van het bestemmingsplan Buitengebied ten behoeve van het legaliseren van de aanwezige activiteiten aan de Oosterhoutseweg 24 te Raamsdonksveer is ingediend te weten: detailhandel tot maximaal 500 m2 waarvan 200 m2 inpandig, statische opslag tot een maximum van 62 caravans en bedrijfsmatige activiteiten de op- en overslag van aardappelen aan de Oosterhoutseweg 24 te Raamsdonksveer; sprake is van strijdigheid met het bestemmingsplan Buitengebied; de strijdigheid verband houdt met het gebruik van de agrarische gronden voor detailhandel, statische opslag en bedrijfsmatige activiteiten als hoofdactiviteit; als gevolg van dit gebruik strijdigheid optreedt met de bestemming ‘Agrarische met waarden’, omdat binnen deze bestemming alleen agrarische activiteiten mogen plaatsvinden met als nevenactiviteiten “verkoop van aan het agrarisch bedrijf gebonden producten zoals groente, fruit en bloemen, anders dan de op het bedrijf geproduceerde producten en op- en overslag van aardappelen”. Met een maximum van 130 m2. het verlenen van een omgevingsvergunning om de strijdigheid te legaliseren alleen mogelijk is door middel van een projectafwijkingsbesluit zoals bedoeld in artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat; het bevoegde gezag de gevraagde omgevingsvergunning niet kan verlenen dan nadat de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen heeft afgegeven; de gemeenteraad de verklaring van geen bedenkingen alleen kan weigeren in het belang van een goede ruimtelijke ordening (artikel 2.27 lid 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 6.5 van het besluit omgevingsrecht); de aanvraag om omgevingsvergunning is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing; in de ruimtelijke onderbouwing wordt ingegaan op alle relevante omgevingsaspecten; uit de ruimtelijke onderbouwing blijkt dat het project niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de weigeringsgrond als genoemd in artikel 2.27 lid 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 6.5 van het Besluit omgevingsrecht niet van toepassing is; het ontwerpbesluit gedurende 6 weken ter inzage wordt gelegd en een ieder in de gelegenheid wordt gesteld een zienswijze in te dienen; het ontwerpbesluit om een verklaring van geen bedenkingen samen met het ontwerpbesluit om omgevingsvergunning te verlenen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 3.12 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vanaf xx-xxxxxx gedurende zes weken voor een ieder ter visie heeft gelegen; er wel/niet zienswijzen zijn ingediend tegen het ontwerpbesluit; de ingediende zienswijzen wel/niet een wijziging van het besluit tot gevolg hebben gehad. besluit: De raad besluit: een ontwerpverklaring van geen bedenkingen af te geven voor de legalisatie van de aanwezige activiteiten te weten: 1. detailhandel tot maximaal 500 m2 waarvan 200 m2 inpandig; 2. statische opslag tot een maximum van 62 caravans; 3. bedrijfsmatige activiteiten de op- en overslag van aardappelen; op het perceel Oosterhoutseweg 24 te Raamsdonksveer conform artikel 2.27 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 6.5 van het Besluit omgevingsrecht. Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 4 september 2014, De raad van Geertruidenberg, de griffier, de voorzitter, drs. K.M.C. Millenaar-Rammelaere drs. W. van Hees
© Copyright 2024 ExpyDoc