Besluitdocument

Raadsvoorstel
Aan
Raadsvergadering
Agendanummer
Datum collegebesluit
Onderwerp
0.
:
:
:
:
:
Raad van Geertruidenberg
4 september 2014
05
15 juli 2014
Ontwerp-verklaring van geen bedenkingen omgevingsvergunning
Oosterhoutseweg 24 te Raamsdonksveer.
Samenvatting
Voor het perceel Oosterhoutseweg 24 te Raamsdonksveer is een omgevingsvergunning
aangevraagd voor de legalisatie van de aanwezige activiteiten te weten: detailhandel, statische
opslag en bedrijfsmatige activiteiten (op- en overslag van aardappelen). De activiteiten zijn op
dit moment in strijd met het bestemmingsplan Buitengebied. Met toepassing van artikel 2.12,
eerste lid, onder a, onder 3 van de Wabo kan medewerking worden verleend. Voordat de
procedure kan worden opgestart moet de raad een besluit nemen over het verlenen van de
ontwerpverklaring van geen bedenkingen.
1.
Aanleiding
Verzoek tot handhavend optreden
Op 8 juni 2011 is een verzoek tot handhavend optreden ontvangen van Tuincentrum
Wagemakers tegen de detailhandelsactiviteiten die worden uitgevoerd door H.J. Dank Groente
en Fruit (hierna: Dank) op het perceel Oosterhoutseweg 24 te Raamsdonksveer. Bij besluit van
28 september 2012 hebben wij afgezien van handhavend optreden tegen de aanwezige
activiteiten op het perceel, aangezien er concreet zicht op legalisatie leek door het positief
bestemmen van de huidige aanwezige detailhandelsactiviteiten in de herziening van het
bestemmingsplan Buitengebied. Tegen dit besluit heeft de heer Wagemakers bezwaar
gemaakt. Naar aanleiding van dit bezwaar hebben wij op 2 april 2013 alsnog besloten
handhavend op te treden tegen de detailhandelsactiviteiten die plaatsvinden op het perceel.
Dit aangezien er ten tijde van het te nemen besluit op bezwaar, formeel nog geen zicht op
legalisatie bestond omdat op dat moment nog geen ontwerpbestemmingsplan Buitengebied ter
inzage lag waarin de huidige activiteiten van Dank positief bestemd waren.
Tegen deze beslissing op bezwaar hebben zowel de heer Wagemakers als de heer Dank beroep
ingediend bij de rechtbank Zeeland- West Brabant. Op 5 december 2013 heeft de rechtbank
uitspraak gedaan. Beide beroepen zijn door de rechtbank ongegrond verklaard. Hiermee heeft
de rechtbank bevestigd dat handhaving ter plaatse van het perceel terecht is. Tegen dit besluit
van de rechtbank heeft de heer Dank hoger beroep ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State, omdat de heer Dank van mening is dat de
rechtbank miskend heeft dat een aantal detailhandelsactiviteiten onder het overgangsrecht
vallen en daarmee legaal aanwezig zijn. De zitting bij de Raad van State betreffende het hoger
beroep zal op 27 augustus 2014 plaatsvinden.
De intentie is er altijd geweest om de huidige activiteiten van Dank alsnog planologisch
mogelijk te maken. Mede hierom hebben wij op 7 januari 2014 de heer Dank medegedeeld dat
wij het besluit tot het nemen van een invorderingsbeschikking voor een termijn van drie
maanden uitstellen. Binnen deze drie maanden moest duidelijk worden op welke wijze de
illegale situatie kan worden opgeheven.
Ingediend principeverzoek
In antwoord hierop hebben wij op 21 januari 2014 een principeverzoek van Mureau advies
namens de heer Dank ontvangen om medewerking te verlenen aan de legalisatie van de
bestaande activiteiten van Dank middels een omgevingsvergunning voor afwijken van het
bestemmingsplan (Wabo- projectbesluit). Op 18 maart 2014 hebben wij besloten onder
voorwaarden medewerking te verlenen aan het principeverzoek.
Voorwaarden:
 De inpandige oppervlakte ten behoeve van de uitstalling ten verkoop, het verkopen of
leveren van goederen of het verlenen van aanverwante diensten mag maximaal 200 m2
bedragen (verkoopvloeroppervlak).
 De uitpandige oppervlakte ten behoeve van de uitstalling ten verkoop, het verkopen of
leveren van goederen of het verlenen van aanverwante diensten mag maximaal 300 m2
bedragen.
 De locatie waar detailhandel plaatsvindt en de maximaal toegestane oppervlakten dienen op
een verbeelding behorend bij de vergunning te worden vastgelegd.
 Het bestemmingsvlak ten behoeve van het bedrijf mag maximaal 5.000 m2 bedragen.
 In afwijking op deze oppervlakte mag daarnaast dat deel van het perceel dat gelegen is
achter de bedrijfsbebouwing, worden benut voor statische opslag, waarbij een maximum
van 62 caravans, campers etc. geldt.
 In het kader van de Verordening Ruimte dient de ontwikkeling gepaard te gaan met een
kwaliteitsverbetering in het landschap. In tegenstelling tot de wens van de heer Dank,
stellen wij voor om als voorwaarde op te nemen dat de kwaliteitsverbetering in het
landschap zowel aan de noord-, west- als zuidzijde gerealiseerd moet worden, tenzij uit
overleg met het waterschap blijkt dat dit niet mogelijk is of tenzij uit de berekening van de
opgave blijkt dat volstaan, kan worden met een kleinere kwaliteitsverbetering. Op dat
moment kan de kwaliteitsverbetering gezocht worden op het perceel ten zuiden van het
bedrijfsperceel conform de wens van de heer Dank.
Naar aanleiding van dit principestandpunt heeft de heer Dank op 31 maart 2014 een aanvraag
omgevingsvergunning ingediend.
Ons college is het bevoegd gezag voor het verlenen van een omgevingsvergunning. Op grond
van artikel 2.27 Wabo juncto artikel 6.5 Bor dient uw raad een verklaring van geen
bedenkingen af te geven voordat ons college een omgevingsvergunning kan verlenen.
2.
Motivering
Aanvraag
De heer Dank heeft in zijn aanvraag omgevingsvergunning verzocht om een
omgevingsvergunning te verlenen voor:
- het legaliseren van inpandige detailhandel van 200 m2;
- het legaliseren van uitpandige detailhandel van 300 m2;
- het legaliseren van de bedrijfsmatige activiteiten het op- en overslag van aardappelen;
- het opnemen van de statische opslag tot 62 caravans buiten het bebouwingsvlak van
5000 m2;
Bestemmingsplan
Het perceel Oosterhoutseweg 24 te Raamsdonksveer is in het bestemmingsplan Buitengebied
gelegen binnen de bestemming Agrarisch met waarden met een nadere aanduiding “specifieke
vorm van agrarisch-5”. Op basis hiervan mag als nevenactiviteit “verkoop van aan het
agrarisch bedrijf gebonden producten zoals groente, fruit en bloemen, anders dan de op het
bedrijf geproduceerde producten en op- en overslag van aardappelen” plaatsvinden. Het
vloeroppervlak mag hiervoor max. 130m2 bedragen (art. 5.1.2 sub c).
Daarnaast is buitenopslag niet toegestaan en is inpandige statische opslag gelimiteerd tot
400m2 (art. 5.1.2 sub e en art. 5.4.1).
Op dit moment is er 550 m2 aan verkoopvloeroppervlakte, zowel inpandig als uitpandig, ten
behoeve van detailhandel aanwezig. Daarnaast is er achter op terrein nog sprake van statische
opslag in de vorm van caravans en vinden er nog bedrijfsmatige werkzaamheden plaats
ingevolge het op- en overslag van aardappelen.
Gezien de bepalingen uit het bestemmingsplan zijn de aanwezige activiteiten op het perceel
Oosterhoutseweg 24 te Raamsdonksveer thans illegaal aanwezig. Echter bestaat er een kans
dat een deel van de activiteiten zoals de detailhandel dan wel de statische opslag onder het
overgangsrecht vallen. Of er al dan niet zaken onder het overgangsrecht vallen zal duidelijk
worden in de zitting bij de Raad van State op 27 augustus 2014.
De historische ontwikkeling van de activiteiten op het perceel
In het bestemmingsplan Buitengebied uit 1986 was het perceel Oosterhoutseweg 24 bestemd
als agrarisch bouwblok. Binnen deze bestemming mochten tevens producten worden verkocht
die op het agrarisch bedrijf geproduceerd werden.
In 1994 hebben wij besloten handhavend op te gaan treden tegen de aanwezige
detailhandelsactiviteiten aan de Oosterhoutseweg 24. Destijds is geconstateerd dat de
volgende producten werden verkocht in de winkel: groenten, voorgesneden groenten, fruit,
kaas, koeken, blikgroenten en –fruit, perkplanten en snijbloemen. Het agrarische bedrijf
produceerde op dat moment uitsluitend appels, peren, aardappelen en uien. Dit betekent dat
er op dat moment dus sprake was van verkoopactiviteiten die in strijd waren met het ter
plaatse geldende bestemmingsplan.
De heer Dank heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en tevens een verzoek om vrijstelling
ingediend. De Provincie heeft negatief geadviseerd over het verzoek om vrijstelling. Als gevolg
hiervan is de vrijstellingsprocedure niet opgestart. De gemeente heeft echter niet de
handhavingsprocedure vervolgd en de heer Dank heeft zijn verkoopactiviteiten voortgezet.
Rond dezelfde periode, in 1995, was eveneens sprake van de ontwikkelingen rondom het
plassengebied. In het kader van de ontwikkelingen van het plassengebied heeft de heer Dank
een groot deel van zijn agrarische gronden (in totaal 19,3 ha) verkocht aan Caron. In het
kader van deze onderhandelingen is daarnaast overeengekomen dat de gemeente zich zou
inspannen om op een deel van het perceel van Dank een tuincentrum mogelijk te maken in het
nieuwe bestemmingsplan Plassengebied, dat werd opgesteld ten behoeve van de ontwikkeling
van het plassengebied. Op 30 september 1999 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan
vastgesteld. Het perceel Oosterhoutseweg 24 zelf was wederom voorzien van een agrarische
bestemming. Gedeputeerde Staten hebben in 2000 echter goedkeuring onthouden aan de
bestemming Tuincentrum. Het beroep dat de gemeente tegen dit besluit heeft ingesteld, is
door de ABRS ongegrond verklaard. Dit betekende dat in het bestemmingsplan Plassengebied
aan de Donge het perceel wederom uitsluitend een agrarische bestemming had.
De heer Dank heeft ook na 2000 zijn verkoopactiviteiten voortgezet en uitgebreid, ondanks het
feit dat dit niet in overeenstemming was met het bestemmingsplan. Van handhaving door de
gemeente is geen sprake geweest.
Vervolgens heeft in 2005 de heer Wagemakers bij de gemeente geklaagd omdat zijn
tuincentrum schade zou ondervinden als gevolg van het feit dat de heer Dank onder andere
potgrond, planten en andere aan het tuincentrum gerelateerde artikelen verkoopt. De
gemeente heeft op 22 december 2005 de heer Wagemakers schriftelijk laten weten dat deze
verkoopactiviteiten onder het overgangsrecht vallen van het bestemmingsplan Plassengebied
aan de Donge en daarmee dus legaal aanwezig zijn.
In de periode vanaf 2008 is daarnaast gewerkt aan het bestemmingsplan Buitengebied. In dit
bestemmingsplan is het perceel conform het bestemmingsplan Plassengebied aan de Donge
wederom bestemd ten behoeve van het agrarisch gebruik. De intentie was echter wel om in dit
bestemmingsplan de aanwezige verkoopactiviteiten als nevenactiviteit te bestemmen. Op dat
moment was het bij de gemeente echter niet duidelijk dat geen sprake meer was van een
agrarisch bedrijf. De heer Dank heeft pas in 2013 aangegeven dat de agrarische
bedrijfsvoering als hoofdactiviteit al in 1999 is gestaakt als gevolg van de verkoop van de
gronden aan Caron. De detailhandelsactiviteiten zijn daardoor in 1999 hoofdactiviteit van het
perceel geworden.
De gemeente heeft in het verleden tot tweemaal toe medewerking willen verlenen aan het
vergroten van de detailhandelsactiviteiten, maar dit is steeds door de provincie
tegengehouden. Van handhaving is tot 2013 geen sprake geweest.
Verordening ruimte 2014
Het perceel van de heer Dank is gelegen binnen de groenblauwe mantel. Op grond van de
Verordening Ruimte dienen bestemmingsplannen die gelegen zijn binnen de groenblauwe
mantel te strekken tot het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en
de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de te onderscheiden gebieden.
Onder voorwaarden zijn in dit gebied niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen op een
voormalige agrarische bedrijfslocatie mogelijk. Het perceel van Dank kan worden aangemerkt
als voormalige agrarische bedrijfslocatie waar niet- agrarische ontwikkelingen mogelijk zijn.
Hierbij dient op basis van de verordening aan de volgende voorwaarden te worden voldaan.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
De totale omvang van het bestemmingsvlak van de beoogde ontwikkeling bedraagt ten
hoogste 5.000m2;
De ontwikkeling gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en
ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken
in het betreffende gebied;
Er is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
De beoogde ontwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot milieucategorie drie of
hoger;
De beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
De beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met
een baliefunctie;
De beoogde ontwikkeling leidt niet tot al dan niet zelfstandige detailhandels voorziening
met een verkoopvloeroppervlakte (vvo) van meer dan 200 m2;
Aangetoond dient te zijn dat de ruimtelijke ontwikkeling ook op langere termijn past
binnen de toegestane omvang van 5000 m2;
De verordening biedt daarnaast de mogelijkheid om te voorzien in een redelijke
uitbreidingsruimte van een bestaande niet- agrarische ruimtelijke ontwikkeling tot een
oppervlakte van meer dan 5.000 m2, indien aan de volgende voorwaarden kan worden
voldaan.
1. Aangetoond dient te zijn dat de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken
om op het in gebruik zijnde bestemmingsvlak tegemoet te komen aan de ruimtebehoefte
door middel van zorgvuldig ruimtegebruik.
2. Daarbij dient aangetoond te worden dat er ruimtelijk- economische belangen voor de lange
termijn aanwezig zijn die noodzaken tot de uitbreiding of vestiging ter plaatse.
3. Tot slot moet aangetoond worden dat de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden
ontbreken om het bedrijf te verplaatsen.
Verzoek van de heer Dank in relatie tot de Verordening ruimte 2014
De heer Dank verzoekt om een bestemmingsvlak van 5.000 m2 ten behoeve van de
uitoefening van zijn bedrijf. Binnen deze bedrijfsoppervlakte wenst hij de volgende activiteiten
te behouden:
 groothandel en op- en overslag van agrarische en agrarisch verwante producten;
 be- en verwerken van agrarische en agrarisch verwante producten;
 detailhandel in aardappelen, groenten, fruit, levensmiddelen en aanverwante artikelen,
bloemen, planten, potgrond, tuinartikelen en aanverwante artikelen met een totale
oppervlakte van 500 m2 verkoop vloeroppervlak. Waarvan 200 m2 inpandig en 300 m2
uitpandig.
Daarnaast geeft de heer Dank aan dat de bestaande statische opslag onder het
overgangsrecht valt waardoor het bestemmingsvlak groter wordt dan de aangegeven 5.000
m2.
We constateren dat, indien tegemoet gekomen wordt aan de activiteiten die de heer Dank
wenst te behouden, de volgende strijdigheden met het provinciale beleid zoals vastgelegd in
de Verordening Ruimte optreden:
 op grond van de verordening is slechts detailhandel met een verkoopvloeroppervlak van
200 m2 toegestaan. Deze oppervlakte wordt met 300 m2 overschreden, indien aan het
verzoek wordt tegemoet gekomen om 500 m2 vvo aan detailhandel mogelijk te maken;
 op grond van de verordening zijn uitsluitend bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat
van bedrijfsactiviteiten toegestaan. De groothandel en op- en overslag van aardappelen
dient op grond van de VNG- brochure bedrijven en milieuzonering formeel te worden
aangeduid als een categorie 3.1. bedrijf;
 Op grond van de verordening ruimte is slechts een bestemmingsvlak van 5.000m2
toegestaan. Het bestemmingsvlak zal door de aanwezige statische opslag met 2.000m2
worden overschreden.
Op 21 februari 2014 heeft ambtelijk vooroverleg plaatsgevonden met de provincie over de
ontstane situatie. Hierbij is een aantal scenario’s met de provincie besproken. Daarnaast is op
9 juli 2014 in het kader van het vooroverleg een vooroverlegreactie van de provincie
ontvangen.
Vooroverlegreactie Provincie
De provincie stelt in haar vooroverleg dat zij zich bij de toetsing baseren op de hoofdlijnen die
vastliggen in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en de te beschermen belangen in de
Verordening Ruimte 2014. De provincie is van mening dat het plan op diverse onderdelen
strijdig is met de Verordening Ruimte.
1. Omvang bouwperceel
De provincie stelt dat de groenblauwe mantel in de verordening aangeeft dat niet- agrarische
functies een bouwvlak mogen hebben van maximaal 5.000 m2. Het bouwvlak van de heer
Dank heeft een bedrijfsbestemming van 5.000 m2 en een bouwvlak ten behoeve van statische
opslag van 2.000 m2. Het totaal is dan 7.000m2. Hiermee wordt de maximum maat van
5.000m2 overschreden.
De provincie geeft aan dat zij de redenering met betrekking tot het overgangsrecht van
statische opslag niet deelt. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van de rechtbank van 5
december 2013. Het plan is dan ook strijdig met de Verordening Ruimte 2014.
2. Detailhandel
De provincie geeft aan dat de verordening toeziet op een maximum van 200 m2
detailhandelsoppervlakte. Ook de buitenpandige detailhandel valt onder dit maximum van 200
m2. Het aantal m2 voldoet daarmee niet aan de verordening. Als onderbouwing heeft de
provincie ons gewezen op een uitspraak van de rechtbank Den Bosch (AWB 12/1854 en
12/1855). Uit deze uitspraak kunnen wij echter niet opmaken dat het maximale
verkoopvloeroppervlak van 200 m2 ook voor uitpandig geldt. De voorzieningenrechter spreekt
zich in deze zaak alleen uit over het feit dat de maximale verkoopvloeroppervlakte nergens is
vastgelegd.
3. Bedrijfsbestemming
De provincie geeft aan dat de verordening alleen bedrijven toestaat in milieucategorie 1 en 2
dan wel daarmee gelijk te stellen. De op- en overslag van aardappelen valt onder
milieucategorie 3. De opgenomen ruimtelijke onderbouwing dat het bedrijf niet jaarrond
produceert is onvoldoende om aan te tonen dat het bedrijf gelijk te stellen is met een bedrijf in
milieucategorie 2 waardoor er strijd is met de verordening.
4. Landschappelijke inpassing
De provincie geeft aan dat de landschappelijke inpassing geen relatie legt met de groenblauwe
mantel waardoor het plan op dat punt ook strijdig is met de verordening.
Reactie op provincie
De provincie heeft aangegeven dat het plan op een aantal punten strijdig is met de
Verordening Ruimte 2014. Hieronder is de reactie van de provincie weerlegd.
Het plan is strijdig met de verordening vanwege de opgenomen 2.000 m2 bestaande statische
opslag in de vorm van caravans. Middels luchtfoto’s is echter aan te tonen is dat de aanwezige
caravans al voor 1999 op het perceel aanwezig waren. Ook op dat moment vond deze opslag
plaats buiten het bestemmingsvlak van 5.000 m2. Daarmee valt deze activiteit onder het
overgangsrecht en is dus legaal aanwezig. Omdat sprake is van een legale situatie, dient met
de statische opslag rekening gehouden te worden. Omdat het onwenselijk is dat de hele
achterzijde van het perceel benut wordt voor statische opslag, is een vlak achter het
bedrijfsgebouw aangewezen, waar uitsluitend opslag is toegestaan. Hiermee worden de
caravans meer uit het zicht geplaatst. Omdat daarnaast maximaal 62 caravans onder het
overgangsrecht vallen, is dit maximum aantal vastgelegd.
De provincie verwijst in haar beantwoording naar de uitspraak van de rechtbank van 5
december 2013. Het besluit om handhavend optreden had geen betrekking op de aanwezige
statische opslag waardoor de uitspraak van de rechtbank hier geen betrekking op heeft.
De groothandel en op- en overslag van agrarische producten zijn activiteiten die van oudsher
als nevenactiviteit zijn uitgevoerd bij het agrarische bedrijf.
Deze activiteiten worden in de nieuwe situatie voortgezet. We kunnen dus concluderen dat het
feitelijk gaat om een bestaande activiteit die wordt voortgezet. Daarnaast is de omvang van
deze activiteit gering en wordt deze activiteit slechts een aantal weken per jaar uitgevoerd.
Gezien de omvang van de activiteit is deze activiteit feitelijk vergelijkbaar met activiteiten van
een bedrijf in categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Op basis hiervan kan
geconcludeerd worden dat op dit punt geen sprake kan zijn van strijdigheid met provinciaal
beleid.
Voor wat betreft de maximale detailhandelsoppervlakte van 200 m2 kan worden gesteld dat
de begripsbepaling voor verkoopvloeroppervlak zodanig geïnterpreteerd kan worden, dat deze
uitsluitend van toepassing is op een inpandige ruimte.
Uit de uitspraken die de provincie aanhaalt kan niet opgemaakt worden dat het maximale
verkoopvloeroppervlak ook voor uitpandig geldt. De voorzieningenrechter spreekt zich in deze
zaak alleen uit over het feit dat de maximale verkoopvloeroppervlakte nergens is vastgelegd.
Ook AKD ziet sterke aanwijzingen dat het verkoopvloeroppervlak louter ziet op de vloer binnen
een bouwwerk en niet op de gebruikte ruimte buiten een bouwwerk. AKD is dan ook van
mening dat overtuigend kan worden betoogd dat de ruimte die buiten het bouwwerk wordt
gebruikt voor het uitstallen van goederen ten behoeve van de verkoop, niet kan worden
gekwalificeerd als verkoopvloeroppervlak.
Op basis hiervan kan dan ook medewerking worden verleend aan het legaliseren van de
aanwezige detailhandelsactiviteiten, mits de verkoopvloeroppervlakte inpandig teruggebracht
wordt naar 200 m2.
Ten behoeve van de kwaliteitsverbetering van het landschap is de relatie met de groenblauwe
mantel opgenomen in de onderbouwing hiermee voldoet de landschappelijke inpassing wel aan
de eisen die gesteld worden in de verordening ruimte 2014.
Gezien het bovenstaande voldoet de ruimtelijke onderbouwing aan de voorwaarden die zijn
opgenomen in artikel 5.20 Bor. De ruimtelijke onderbouwing is als bijlage bij het raadsvoorstel
gevoegd.
Verklaring van geen bedenkingen
Artikel 2.12, eerste lid onder a onder 3º van de Wabo bepaalt dat een omgevingsvergunning
voor gebruik in strijd met het bestemmingsplan kan worden verleend als er geen strijd is met
een goede ruimtelijke ordening en de omgevingsvergunning is voorzien van een goede
ruimtelijke onderbouwing. De verklaring kan slechts worden geweigerd in het belang van een
goede ruimtelijke ordening. Als de verklaring wordt geweigerd, wordt ook de
omgevingsvergunning geweigerd.
Uw raad wordt voorgesteld om kennis te nemen van het plan, het ontwerpbesluit en de
ontwerp-vvgb te verlenen. Hierna kan de procedure worden gestart en kunnen het
ontwerpbesluit en de ontwerp-vvgb 6 weken ter inzage worden gelegd. Na deze 6 weken zal
uw raad een besluit moeten nemen over de definitieve vvgb.
3.
Financiële consequentie(s)/risico('s)
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is in artikel 6.2.1 een opsomming gegeven van de
bouwplannen die worden beschouwd als bouwplan in de zin van 6.12 Wro waarvoor een
exploitatieplan dient te worden vastgesteld indien het kostenverhaal niet anderszins is
geregeld. Het voorliggende plan is geen bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro. Het opstellen
van een exploitatieplan is dan ook niet noodzakelijk. De overige kosten zullen ingevolge de
legesverordening verhaald worden.
4.
Juridische consequentie(s)/risico('s)
Na besluitvorming door uw gemeenteraad wordt de procedure opgestart.
Dit betekent dat de ontwerp-omgevingsvergunning en de ontwerp-vvgb gedurende 6 weken
ter inzage worden gelegd. Van de ter inzage legging wordt kennisgegeven in de Staatscourant,
de Langstraat, op de gemeentelijke website, gemeentelijke viewer en op
www.ruimtelijkeplannen.nl.
Gedurende de ter inzage legging kan eenieder zienswijzen naar voren brengen. Na de
zienswijzenperiode zal het plan opnieuw aan uw raad worden voorgelegd. Dit in verband met
het verlenen van de definitieve vvgb. Hierna zal B&W de vergunning verlenen.
De omgevingsvergunning treedt in werking na afloop van de beroepstermijn (6 weken).
Kanttekeningen bij het voorgestelde besluit
Zoals eerder al is aangegeven is de provincie het niet eens met ons standpunt. Het is dan ook
goed denkbaar dat de provincie een zienswijze zal indienen tegen het ontwerpbesluit en de
ontwerp-vvgb. Er is gerede kans dat de provincie na het verlenen van de
omgevingsvergunning een reactieve aanwijzing zal geven. Tegen dat besluit kan het college
beroep instellen. Momenteel kan dus niet met zekerheid gesteld worden dat de
omgevingsvergunning in stand kan blijven.
5.
Communicatie
De heer Dank en de heer Wagemakers zullen op de hoogte worden gebracht van uw genomen
besluit tot het afgeven van een ontwerp-vvgb. Daarna zal de ontwerp-omgevingsvergunning
met bijbehorende stukken ter inzage worden gelegd. Daarnaast zal een afzonderlijke brief aan
de provincie wordt gezonden met de vraag of een eventuele heroverweging in de rede ligt.
6.
Bijlagen
1. Overige bijlagen
7.
:-
aanvraag omgevingsvergunning
ontwerp- vvgb
ontwerp omgevingsvergunning
ruimtelijke onderbouwing
Voorstel
Wij stellen u voor,
een ontwerpverklaring van geen bedenkingen af te geven voor de legalisatie van de aanwezige
activiteiten te weten:
1. detailhandel tot maximaal 500 m2 waarvan 200 m2 inpandig;
2. statische opslag tot een maximum van 62 caravans;
3. bedrijfsmatige activiteiten de op- en overslag van aardappelen;
op het perceel Oosterhoutseweg 24 te Raamsdonksveer conform artikel 2.27 van de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 6.5 van het Besluit omgevingsrecht.
Een ontwerpbesluit bieden wij u hierbij ter vaststelling aan.
Het college van Geertruidenberg,
de secretaris,
de burgemeester,
R.C.J. Nagtzaam
drs. W. van Hees
Ontwerp verklaring van geen bedenkingen
Nummer 05
De raad van de gemeente Geertruidenberg;
gelet op artikel 2.27 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en artikel 6.5,
lid 1 van het Besluit omgevingsrecht;
overwegende dat:
door de heer Dank op 31 maart 2014 een aanvraag om omgevingsvergunning voor de
activiteit handelen in strijd met de regels van het bestemmingsplan Buitengebied ten behoeve
van het legaliseren van de aanwezige activiteiten aan de Oosterhoutseweg 24 te
Raamsdonksveer is ingediend te weten: detailhandel tot maximaal 500 m2 waarvan 200 m2
inpandig, statische opslag tot een maximum van 62 caravans en bedrijfsmatige activiteiten de
op- en overslag van aardappelen aan de Oosterhoutseweg 24 te Raamsdonksveer;
sprake is van strijdigheid met het bestemmingsplan Buitengebied;
de strijdigheid verband houdt met het gebruik van de agrarische gronden voor detailhandel,
statische opslag en bedrijfsmatige activiteiten als hoofdactiviteit;
als gevolg van dit gebruik strijdigheid optreedt met de bestemming ‘Agrarische met waarden’,
omdat binnen deze bestemming alleen agrarische activiteiten mogen plaatsvinden met als
nevenactiviteiten “verkoop van aan het agrarisch bedrijf gebonden producten zoals groente,
fruit en bloemen, anders dan de op het bedrijf geproduceerde producten en op- en overslag
van aardappelen”. Met een maximum van 130 m2.
het verlenen van een omgevingsvergunning om de strijdigheid te legaliseren alleen
mogelijk is door middel van een projectafwijkingsbesluit zoals bedoeld in artikel 2.12 lid 1 sub
a onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht indien de activiteit niet in strijd is
met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke
onderbouwing bevat;
het bevoegde gezag de gevraagde omgevingsvergunning niet kan verlenen dan nadat de
gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen heeft afgegeven;
de gemeenteraad de verklaring van geen bedenkingen alleen kan weigeren in het belang van
een goede ruimtelijke ordening (artikel 2.27 lid 3 van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht juncto artikel 6.5 van het besluit omgevingsrecht);
de aanvraag om omgevingsvergunning is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing;
in de ruimtelijke onderbouwing wordt ingegaan op alle relevante omgevingsaspecten;
uit de ruimtelijke onderbouwing blijkt dat het project niet in strijd is met een goede ruimtelijke
ordening en de weigeringsgrond als genoemd in artikel 2.27 lid 3 van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 6.5 van het Besluit omgevingsrecht niet van
toepassing is;
het ontwerpbesluit gedurende 6 weken ter inzage wordt gelegd en een ieder in de gelegenheid
wordt gesteld een zienswijze in te dienen;
het ontwerpbesluit om een verklaring van geen bedenkingen samen met het ontwerpbesluit
om omgevingsvergunning te verlenen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet
ruimtelijke ordening en artikel 3.12 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vanaf xx-xxxxxx gedurende zes weken voor een ieder ter visie heeft gelegen;
er wel/niet zienswijzen zijn ingediend tegen het ontwerpbesluit;
de ingediende zienswijzen wel/niet een wijziging van het besluit tot gevolg hebben gehad.
besluit:
De raad besluit:
een ontwerpverklaring van geen bedenkingen af te geven voor de legalisatie van de aanwezige
activiteiten te weten:
1. detailhandel tot maximaal 500 m2 waarvan 200 m2 inpandig;
2. statische opslag tot een maximum van 62 caravans;
3. bedrijfsmatige activiteiten de op- en overslag van aardappelen;
op het perceel Oosterhoutseweg 24 te Raamsdonksveer conform artikel 2.27 van de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 6.5 van het Besluit omgevingsrecht.
Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 4 september 2014,
De raad van Geertruidenberg,
de griffier,
de voorzitter,
drs. K.M.C. Millenaar-Rammelaere
drs. W. van Hees