alemeen overzicht ter bestrijding van ziekten en insecten

ALEMEEN OVERZICHT TER BESTRIJDING
VAN ZIEKTEN EN INSECTEN .
1. VOORKOMEN ( PREVENTIE ) .
- Bodem: - kruimelstructuur
- goede waterhuishouding .
- Bemesting - pH waarde in orde
- weinig stikstof
- veel kalium
- Hygiëne - onkruid bestrijden
- geen afval laten rondslingeren
- zieke delen direct vernietigen
- geen zieke planten op de composthoop
- graskanten kort houden
- Serre: - planten droog houden
bv. gieten bij droog weer .’s Morgens gieten ----> ’s avonds terug droog .
Enkel bij zeer warm weer ’s avonds gieten .
- veel luchten .
- Plantafstand respecteren ---> verluchting .
- Resistente rassen kweken .
- Vruchtafwisseling toepassen:
- kolen om de 7 jaar
- tomaten, aardappelen om de 4 jaar .
- Buiten het seizoen telen
- kolen planten in mei - juni ---> minder koolvlieg .
- bonen zaaien voor 10 mei ----> minder bonenvlieg .
- vroege selder ----> minder roest .
- vroege erwten ----> minder trips, erwtenpeulboorder en witziekte .
2. BIOLOGISCH .
- Bactospeine spuiten tegen jonge rupsen .
- Aaltjes inwerken tegen bodeminsecten . Zie www.ecostylewebshop.be
- Lieveheersbeestjes tegen bladluizen .
- Koolkragen tegen de koolvlieg .
- Kleefbanden op boomstammen ( oct. - nov ) tegen de wintervlinder .
- Insectennetten ( goed sluiten )tegen de wortel - en preivlieg .
- Gewasvermenging: rijenteelt
- wortelen en ui ----> wortelvlieg
- prei en selder ----> preivlieg
- afrikaantjes ----> aaltjes
- goudbloem ----> bladluis
- kolen en selder ----> roest en koolwitje
- kervel tussen sla ----> minder bladluis
- rozemarijn tussen kool ----> koolwitje
- peterselie ----> groentevliegen
- Basaltmeel stuiven ---> harder gewas dus minder ziekten
---> verstopt de luchtkanalen van de insecten waardoor deze sterven .
- Thee van palm, Prunus “ Atto Luyken “ en stinkende gauven tegen knolvoet ( wekelijks
gieten )
- Aftreksel van netels, tegen insecten .
74
- Minder gevoelige gewassen telen .
Bv. vroege selder
oerprei
vroege erwten
bonen
pastinaak
wortelpeterselie
vroege aardappelen
rode biet
sla
witloof
spinazie
vroege radijsjes
warmoes
andijvie
3. CHEMISCHE BESTRIJDING .
- Ziekten.
Valse meeldauw: Cuprex, Mancozeb, Unikat Pro ( aardappelen)
Echte meeldauw: Zwavel = Karathane = Hermovit
Roest: Bayfidan Special
Bodemschimmel: Aliette
- Insecten .
Bladluizen: Confidor
Algemeen: Okapi
Bodeminsecten: Pychlorex 5 G
- Spint: Masai, zwavel
- Slakken: Mesurol
75
DEEL 6 TOXICOLOGIE .
HOOFDSTUK 6.1 ALGEMENE INLEIDING .
Toxicologie is de studie van giftige producten ( = toxische stof ) . In de toxicologie wordt de
inwerking bestudeerd van chemische stoffen op het organisme van mens en dier of lagere
diersoorten zoals micro-organismen .
6.1.1 Acute en chronische toxiciteit .
6.1.1.1 Acute toxiciteit .
Als een persoon ziek wordt na éénmalige inname van een relatief hoge dosis binnen
een relatief korte termijn van een toxische stof .
De symptomen uiten zich snel na inname .
6.1.1.2 Chronische toxiciteit .
Als een persoon ziek wordt na herhaaldelijk innemen van kleine dosissen van een
toxische stof . Elke dosis apart is niet schadelijk, maar wel het cumulatieve effect .
Wat is het gevaar?
- De symptomen komen pas na lang gebruik tot uiting, vaak als er al onherroepelijke
schade is aangericht ( zenuwstelsel, longen ….. )
- Doordat het effect traag tot uiting komt is het soms moeilijk om het verband te
leggen met bestrijdingsmiddelen .
- Chronisch toxische stoffen hebben vaak als nevenwerking het ontstaan van tumoren,
kanker, afwijkingen aan de foetus, vruchtbaarheidsdaling .
6.1.2 Giftige stoffen in het lichaam en hun gevaren .
Hoe komen we in contact met toxische stoffen?
- Via de mond .
- Via de huid/slijmvliezen .
- Via de ademhaling .
6.1.2.1 Via de mond/spijsvertering .
Een vergiftiging via de mond kan op 2 manieren ontstaan .
- Acute vergiftiging via de mond .
- per vergissing door opname via de mond
- vrijwillig bij zelfmoordpogingen .
- Chronische vergiftiging via de mond .
Alle stoffen die in het maagdarmkanaal worden opgenomen trekken ook door de
lever . Daar kunnen giftige verbindingen omgezet worden in minder giftige
verbindingen, maar giftige verbindingen kunnen in de lever en het vetweefsel
opgestapeld worden . De omzetting - en opslagcapaciteit van de lever is echter
beperkt . Bij te veel ophoping van giftige stoffen wordt men ziek .
Eerste hulpmaatregelen .
- Zo snel mogelijk 112 verwittigen .
- Proberen achterhalen welk product is ingenomen en de bijsluiter bekijken . Hierop
staan richtlijnen voor eerste hulp en aanbevelingen voor de arts .
- Slachtoffer doen braken indien niet bewusteloos Een bewusteloos persoon kan
stikken in het braaksel !
- Braakreflex opwekken door mechanisch het diepste van de keel te prikkelen .
- Slachtoffer 3 glazen water doen drinken met waarin per glas één koffielepel zout
( of mosterd ) is opgelost . Men moet de patiënt wel tussen elk glas laten braken .
Let op !!!
Geen melk of tafelolie geven, deze producten versnellen de opname van toxische
stoffen .
76
6.1.2.2 Via de huid/slijmvliezen .
Hoe kan iemand vergiftigd worden via de huid?
a. Onder de huid liggen vethoudende weefsels die gemakkelijk oplosbare stoffen
doorlaten . Organische fosforesters zijn in de meeste gevallen goed oplosbaar in
vet en kunnen gemakkelijk via de talgklieren en haarfollikels langs de huid worden
opgenomen .
b. Wateroplosbare stoffen kunnen langs de poriën in de zweetklieren terechtkomen en
vandaar het lichaam binnendringen .
c. Via de slijmvliezen: op bepaalde plaatsen is de huid bijzonder dun, dit is het geval
voor de slijmvliezen ( in neus, mond, luchtpijp ) en de ogen . Op deze plaatsen is
de opname bijzonder snel zodat één druppeltje van een giftig product volstaat om
een noodlottig ongeval te veroorzaken .
Opmerking .
Was je handen altijd met koud water!! arm water houdt de huidmondjes open
waardoor het gewasbeschermingsmiddel langs die weg kan binnendringen .
Doorsnede van de huid
Hoe kan men zich beschermen tegen vergiftiging via de huid?
- Door de huid te beschermen met veilige beschermkledij . (zie verder )
- Door een goede hygiëne in acht te nemen .
Hoe kan men een goede hygiëne in acht nemen .
- na het werk hadden wassen met zeep; vooral onder de nagels .
- een douche nemen .
- beschermingkledij na behandeling goed reinigen .
Eerste hulp .
- besmeurde kleren verwijderen .
- huid overvloedig wassen met koud water .
6.1.2.3 Via de ademhaling/longen .
- Hoe kan iemand vergiftigd worden via ademhaling?
Door het inademen van gassen, dampen, rook, fijn poeder of vaste stofdeeltjes, fijne
nevel, producten met hoge dampspanning .
Het gevaar is het grootst bij:
- gesloten ruimten
- hoge temperaturen
- windstil weer
77
Hoe komt het dat een vergiftiging via de longen altijd snel verloopt
Vanuit de longen komt de
toxische stof onmiddellijk in
onze bloedbaan terecht, zodat
geen eliminatie meer mogelijk
is . Door de longblaasjes
krijgen we een directe
uitwisseling tussen bloed en
ingeademde lucht .
- Welke voorzorgen dient men te nemen om vergiftiging via de longen te
voorkomen?
Een goedgekeurd gasmasker dragen met een goedgekeurde filterpatroon aangepast
aan de actieve stof waarmee men werkt ( zie verder ) gebruiken .
- Eerste hulpmaatregelen .
Welke eerste hulpmaatregelen kun je treffen als je vaststelt dat een persoon is
vergiftigd door inname van een gewasbeschermingsmiddel via de longen?
- In geval van een ongeval, zichzelf voorzien van een masker en het slachtoffer uit
de besmette zone halen .
- kunstmatige ademhaling toepassen
- zuurstof toedienen
- klemmende kledij losmaken .
6.1.2.4 Algemene maatregelen bij vergiftiging .
- Op elke verpakking en bijsluiter van een gewasbeschermingsmiddel staan ook
aanwijzingen voor eerste hulp en ( voor gewasbeschermingsmiddelen uit klasse A
of B ) aanwijzingen voor de dokter . Als er een ongeluk gebeurt, verwittigt men
best de spoedgevallendienst ( 112 ) en het antigifcentrum tel: 070/245245 .
- Het kunstgebit verwijderen voor patiënten met kunstgebit .
- De patiënt niet laten afkoelen .
- De patiënt een zijdelingse houding geven .
- De ademhalingswegen open houden .
6.1.2.5 Hoe herkent men een beginnende intoxicatie?
Vaak ziet men volgende symptomen: vermoeidheid, spijsverteringsstoornissen
( braken, diaree ), zweten, duizeligheid, hoofdpijn, krampen, spierpijn, eetlustverlies
( vermageren ), zichtstoornissen .
78
6.1.3 Giftigheid van gewasbeschermingsmiddelen .
De giftigheid van een gewasbeschermingsmiddel is afhankelijk van een heleboel factoren
We maken een onderscheid tussen individuele factoren, verschillend van persoon tot
persoon en uitwendige factoren, onafhankelijk van het individu .
6.1.3.1 Individuele factoren .
- Soort
Uit proeven is gebleken dat bepaalde toxische stoffen voor bepaalde levende
wezens véél giftiger kunnen zijn dan voor andere soorten .
Bij extrapolatie naar de mens wordt nog een grote veiligheidsfactor ingebouwd
( één honderdste ) .
Voorbeelden:
- Lood is 300 keer giftiger voor een hond dan voor de mens .
- Koper is giftiger voor een schaap dan voor een varken .
- Door de evolutie kan de mens beter tegen dioxine dan ratten .
- Leeftijd
Jonge proefdieren ( alsook kinderen ) zijn gevoeliger voor toxische stoffen . De
gevoeligheid vermindert met toenemende ouderdom tot volwassen leeftijd, maar
wordt daarna weer groter . Dit verschijnsel wordt verklaard door het feit dat de
organen die voor het ontgiften instaan op volwassen leeftijd beter worden .
- Ziektetoestanden .
Personen die lijden aan een bijzondere ziekte kunnen gevoeliger zijn dan gezonde
personen . Personen met een leverziekte hebben of een gestoorde leverfunctie, of
die geneesmiddelen nemen die de leverfunctie wijzigt zijn gevoeliger .
- Overgevoeligheid .
Zeer veel mensen hebben in mindere of meerdere mate een overgevoeligheid voor
stoffen die eigen zijn aan ons dagelijks leefmilieu .
Voorbeelden zijn o.a. hooikoorts, allergie voor berkenzaad ………….
Deze overgevoeligheid ( allergie ) kan men ook doortrekken naar de
gewasbeschermingsmiddelen in land - en tuinbouw .
- Fysiologische toestand .
Vermoeidheid of sommige normale fysiologische toestanden van het organisme
kunnen het individu gevoeliger maken voor de werking van een giftige stof .
Voorbeelden:
- Zware arbeid heeft tot gevolg dat men meer zal zweten, de poriën gaan open, dus
meer mogelijkheid tot opname van het vergif . De bloedcirculatie neemt
eveneens toe zodat het vergif sneller in het lichaam wordt rondgevoerd . Ook het
volume ingeademde lucht neemt tot bij zware arbeid, zodat het risico op opname
van in de lucht aanwezige stoffen ook toeneemt .
Dit alles gaat gepaard met vermoeidheid, met het gevaar dat de
vermoeidheidsverschijnselen, de eventuele vergiftigingsverschijnselen kunnen
verbergen zodat niet op tijd ingegrepen wordt .
- Alcoholgebruik en roken versnelt de opname van giftige stoffen .
- Zwangerschap
- Medicatie .
6.1.3.2 Uitwendige factoren .
- De formulering ( de vorm van het middel )
Spuitpoeders stuiven bij het bereiden van de spuitoplossing .
- De manier van toepassen .
Vergassen is veel gevaarlijker dan strooien van korrels .
- De weersomstandigheden tijdens de toepassing en de omgeving .
Bij warm weer buiten of in de serres .
Bij warm weer verdampen sommige middelen gemakkelijker en in gesloten ruimten
79
kunnen zich snel hoge concentraties giftige dampen opstapelen .
Men zweet gemakkelijker en door de warmte zijn onze bloedvaten uitgezet en
nemen daardoor vlugger toxische stoffen op .
Beschermende kledij en masker worden niet gedragen wegens oncomfortabel .
De wind kan eveneens voor gevaarlijke situaties zorgen door overwaaien van
giftige stoffen naar naburige percelen .
Gewasbeschermingsmiddelen waaien in de richting van de gebruiker of toepasser .
6.1.4 Residutolerantie en bepaling .
6.1.4.1 Hoe beschermt de wetgever de bevolking tegen chronische toxiciteit?
- Door het invoeren van veiligheidstermijnen, dit is de wettelijke periode die ligt
tussen de laatste toepassing en de oogst van het product .
- Door het invoeren van residutolerantie .
- door controles op het residugehalte in marktklare producten .
- Door integrale ketenbewaking ( van producent tot consument )
6.1.4.2 Residu - residutolerantie .
- Residu: is het geheel van de actieve stoffen die nog aanwezig zijn in een oogstbaar
product .
- Residutolerantie of MRL ( maximum residu limiet )
Residutolerantie is het wettelijk maximum residu dat van een bepaalde actieve stof
mag aanwezig zijn in een kilogram van een eetbaar marktklaar product .
Dit geldt van het moment dat het product in de handel wordt gebracht .
Residutolerantie wordt uitgedrukt in ppm of dpm per kilogram product en wordt per
gewas en per product bij wet bepaald .
6.1.4.3 Hoe wordt de residutolerantie bepaald?
- Men bepaalt de NOEL - waarde .
Dit gebeurt aan de hand van een dierenproef .
De stof waarvan men de chronische toxiciteit wil onderzoeken wordt 2 jaar lang aan
proefdieren toegediend door deze stof in hun voedsel te mengen .
Men deelt de proefdieren in 5 groepen van 50 dieren in .
Eén groep krijgt geen actieve stof toegediend, dit is de controlegroep .
Bij iedere andere groep wordt eenzelfde hoeveelheid actieve stof toegediend, maar
de dosis per groep verschilt .
De NOEL - waarde ( no observable effect level ): is de hoogste dosis van de
toegediende actieve stof die na 2 jaar toediening geen enkele schade veroorzaakte
aan het lichaam .
De NOEL - waarde wordt uitgedrukt in mg werkzame stof per kg gewicht van het
proefdier en per dag .
- Men bepaalt nu de ADI - waarde
ADI = aanvaardbare dagelijkse inname door de mens .
Met andere woorden: hoeveel mag een mens nu van deze actieve stof innemen
zonder dat deze schade berokkent aan het lichaam?
Men neemt de NOEL - waarde en deelt deze door 100 om de ADI - waarde te
bekomen .
Deze ADI - waarde wordt uitgedrukt in mg werkzame stof per kg gewicht van de
mens .
Formule:
ADI = NOEL - WAARDE
100
Waarom deelt men door 100?
De wetgever bouwt een veiligheidsfactor in voor de mens omdat:
- De mens gevoeliger kan zijn dan de dieren voor een bepaalde werkzame stof .
80
- De mens in sommige gevallen levenslang dit voedingsmiddel inneemt ( en niet
over een periode van 2 jaar ) .
- Hoe berekent men nu de residutolerantie?
De wetgever stelt zich hierbij de vraag “ Hoeveel residu mag er van een bepaalde
werkzame stof per mens van 60 kg aanwezig zijn in een marktklaar product?
Formule:
RESIDUTOLERANTIE = ADI x 60.000 gram
400 gram
Uitgangspunten:
- Men berekent de residutolerantie voor een persoon van 60 kg = 60 000 gram
( gemiddeld gewicht )
- Men veronderstelt dat deze persoon dagelijks 400 gram groenten en fruit opneemt
via zijn dagelijks voedsel = voedselfactor .
- Men kan verschillende schadelijke stoffen opnemen .
Opmerking
- De NOEL - waarde is de hoogste dosis van de toegediende actieve stof die geen
enkel tegengesteld effect veroorzaakt aan het lichaam .
- De waarden die uitkomen bij residutolerantie worden getoetst in de praktijk . Men
neemt de laagste waarde voor landbouwkundig gebruik .
HOOFDSTUK 6.2 BESCHERMING VAN DE GEBRUIKER VAN
GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN .
6.2.1 Persoonlijke beschermingsmiddelen ( PBM ).
Toxische stoffen kunnen in het menselijk lichaam opgenomen worden door inademen,
inslikken en via de huid . Deze gevaren kun je voorkomen door persoonlijke
beschermingsmiddelen te gebruiken .
Welke ook de aard zij van het product of de soort behandeling, degenen die omgaan met
gewasbeschermingsmiddelen of ze gebruiken, moeten volgende bescherming dragen .
- een waterdichte overall
- rubberhandschoenen
- een beschermende bril of masker
- rubber laarzen
Lees vooraleer je start je veiligheidsvoorschriften op de verpakking en/of bijsluiter .
Trek de juiste spuitkledij aan .
6.2.1.1 Spuitkledij .
Bij het werken met een rugspuit is een regenpak zeker aan te raden . Het dragen van
een regenpak wordt ook geadviseerd bij het heen en weer lopen in een bespoten
gewas .
De kap van een regenvest of overall dient opgezet te worden .
81
6.2.1.2 Handschoenen.
De bijbehorende, eveneens waterdichte en chemicaliënbestendige handschoenen zijn
meestal van neopropeen en nitriline .
Handschoenen moeten voorzien zijn van een kap die lang genoeg is . De mouwen van
de spuitkleding draag je over je handschoenen heen .
Draag altijd handschoenen .
Een binnenvoering die vocht opneemt is zeker aan te raden .
Wanneer op de handschoenen het teken van een hamertje terug te vinden is, wil dit
zeggen dat deze mechanisch bestand zijn . Vind je het teken van een erlenmeyer
terug, dan zijn ze chemisch bestand .
Na gebruik van agressieve en giftige middelen is het zinnig de handschoenen telkens
te controleren .
6.2.1.3 Veiligheidslaarzen .
De laarzen moeten van pvc, neopreen of rubber zijn . Het moeten laarzen zijn die je
speciaal voor het spuiten gebruikt . Controleer ze regelmatig op lekkage en vervang
tijdig versleten laarzen . de broek moet je over de laarzen dragen om te voorkomen
dat er vloeistof in de laarzen terechtkomt .
82
6.2.1.4 Ademhalingsbescherming .
Voor middelen die je niet mag inademen, gebruik je filtermaskers . de gebruiker zuigt
lucht aan via filters . veel gebruikt is het stofmasker ( snoetje ) . Het biedt echter
alleen bescherming tegen stof en mag niet voor gewasbeschermingsmiddelen worden
gebruikt .
Gebruik steeds het juiste filterpatroon voor een bepaalde toepassing .
Geschikte maskers zijn:
- halfgelaatsmaskers, die mond en neus bedekken, een extra veiligheidsbril kan
instaan voor de afscherming van de ogen .
- volgelaatsmaskers die het hele gelaat omsluiten
Half - en volgelaatsmaskers zijn voorzien van inlegfilters ( worden in het filterhuis
ingelegd ) of schroeffilters . De filter moet voor dat deze verzadigd is steeds worden
vernieuwd . Om te kunnen spreken van een goede filter dient deze opgebouwd te zijn
uit:
- een voorfilter die stof van spuitnevels tegenhoudt .
- een gasfilter die bestemd is om gassen en dampen na gewasbeschermingsmiddelen
op te vangen .
Gasfilters worden op twee manieren ingedeeld:
- maximale concentratie van het gas waarbinnen je mag werken met masker .
# Klasse 1 = 0,1 % Vol ( 1 000 ppm )
# Klasse 2 = 0,5 % Vol ( 5 000 ppm )
# Klasse 3 = 1,0 % Vol ( 10 000 ppm )
- Aard van het gas .
Kenletter
A
B
E
K
Kleur
Bruin
Grijs
Geel
Beschermt tegen
Organische dampen
Anorganische dampen
Zwaveldioxide
Waterstofchloride
Groen Ammoniak
83
6.2.1.5 Na de spuitwerkzaamheden .
Na de spuitwerkzaamheden moet je de kleding met water afspuiten . Kleding waarin
toch middelen terecht zijn gekomen, mag je niet met andere kleding tegelijk in de
wasmachine doen .
De beschermkledij dient in een aparte, eveneens afgesloten ruimte of kast, bewaard te
worden . Maskers en filters mogen nooit bewaard worden in de bewaarplaats voor
gewasbeschermingsmiddelen .
Het masker mag niet in de zon liggen en moet goed onderhouden worden :
- Uitwassen
- Talk aanbrengen
- Bril reinigen
- In een gesloten plasticzak bewaren .
Noot: een filter is verzadigd als de geurstoffen van de sproeistof er door komen .
6.2.2 Maatregelen vóór het uitvoeren van een behandeling .
6.2.2.1 Men moet zich de vraag stellen of de behandeling noodzakelijk is .
Alvorens een behandeling uit te voeren moet men de aard van de belager kennen
waartegen men een behandeling wil uitvoeren .
In sommige gevallen kan men slechts tot een bespuiting overgaan wanneer een
bepaalde schadedrempel is bereikt en men werkelijk vreest voor schade aan het
gewas ( geleide bestrijding ) .
6.2.2.2 De keuze van de formulering .
Heeft men in zekere gevallen de mogelijkheid tot het toepassen van gekorrelde
producten, dan dient men daar de voorkeur aan te geven . Deze formulering geeft
immers geen problemen met afdrijving van het product .
6.2.2.3 Keuze van het product .
Men controleert of het product wettelijk toegelaten is in die teelt en in welke dosis .
Bij gelijke werking dient de voorkeur gegeven te worden aan het product dat het
minst toxisch is voor mens en dier en weinig gevaar oplevert voor het milieu .
6.2.2.4 Bereiding van de spuitoplossing .
- Enkele aandachtspunten
# De bereider moet eerst goed het etiket lezen en begrijpen en de voorschriften
strikt opvolgen .
# Eerst en vooral het spuittoestel contoleren .
# De spuitoplossing wordt bij voorkeur bereid in open lucht .
# De giftige producten worden niet verhandeld in lokalen waar voedingswaren
aanwezig zijn .
# Een geopende verpakking niet achteloos achterlaten ( naar het containerpark )
84
- Berekenen van de hoeveelheid spuitvloeistof .
Voor het berekenen van de juiste hoeveelheid water en gewasbeschermingsmiddel
moeten we de verpakking en/of bijsluiter raadplegen .
Gebruiken we een grotere concentratie dan op de verpakking staat aangegeven, dan
zal in de meeste gevallen spuitschade ontstaan .
Bij een te geringe concentratie zal het middel geen of nauwelijks enige uitwerking
hebben .
Voor het berekenen moeten we eerst de oppervlakte van het perceel in m², a of ha
weten .
85
86
- Het klaarmaken van een spuitvloeistof .
Het klaarmaken bestaat uit:
a. Het doseren van de spuitoplossing .
In de gebruiksaanwijzing staat de juiste dosering vermeld .
De hoeveelheden te gebruiken middel zijn in de gebruiksaanwijzing aangegeven
als:
# een dosering per oppervlakte-eenheid: bij onkruidbespuiting of bespuiting lage
gewassen .
# een concentratie ( aantal g of ml per 100 l water ): voor het bespuiten van
opgaande gewassen .
b. Het aanmaken van de spuitoplossing .
# Eerst de tank tot halfvol vullen .
# Daarna het middel in de tank brengen, om overvloedige schuimvorming te
voorkomen .
# Spuitpoeders moeten eerst in een emmer opgelost worden alvorens ze in de
tank worden gebracht . Hierdoor wordt klontervorming voorkomen . Vloeibare
formuleringen worden direct in de tank gebracht . Emmers 3 keer naspoelen en
het spoelwater in de tank brengen .
# Nu kan de tank worden bijgevuld .
# Voldoende roeren om een goede menging te bekomen .
# De tank moet pas kort voor het spuiten worden gevuld .
Om ontmenging van de spuitvloeistof te voorkomen .
# Uitvloeier toevoegen ( 10 cc/10 l water) bv. vloeibare zeep .
c. De hoeveelheid water die we gebruiken .
De benodigde spuitoplossing per oppervlakte-eenheid hangt af van volgende
factoren:
# het gewas: hoog of laag
# de spuitapparatuur: nevelen of spuiten
# het middel
# het te bestrijden organisme: spint---> veel water gebruiken .
# 5 à 10 l water/ are
# zoveel spuiten zodat de spuitvloeistof juist niet van het blad valt .
6.2.3 Voorzorgen tijdens het uitvoeren van een behandeling .
Zoals reeds gezegd moet de gebruiker tijdens het uitvoeren van een behandeling de
vereiste persoonlijke beschermingsmiddelen dragen .
Naast de beschermkledij zal de gebruiker gedurende de behandeling met nog een aantal
zaken rekening moeten houden .
- niet roken, drinken of eten .
- zich niet in de ogen of in de mond wrijven .
- de door giftige stoffen besmette kledij niet langer dragen dan nodig .
- zorgen dat er geen kinderen of zwakke personen in de omgeving zijn .
- nooit spuiten bij hevige wind .
- verstopte spuitdoppen niet uitbladen met de mond .
- niet spuiten in volle zon .
- vermijden om door behandelde percelen te moeten lopen .
6.2.4 Maatregelen na het uitvoeren van een behandeling .
6.2.4.1 De producten .
- De niet gebruikte producten meten terug in hun oorspronkelijke verpakking
opgeborgen worden .
- De ledige verpakking moet vernietigd worden of onbruikbaar gemaakt worden
( ie richtlijnen op het etiket )
- Verzamel de stukgemaakte ledige verpakkingen op een plaats buiten het bereik van
87
kinderen en dieren . Laat ze zeker niet rondslingeren!!
- Ledige verpakkingen: papier en karton dat niet in contact geweest is met het
gewasbeschermingsmiddel mag bij de papierophaling . Alles wat in contact is
geweest met het gewasbeschermingsmiddel ( zakken, emmers, flessen ) is KGA en
moet naar het containerpark gebracht worden .
6.2.4.2 De apparaten .
- De apparaten vergen een regelmatige onderhoudsbeurt, indien men ze lang en
zonder problemen wenst te gebruiken .
- Het spuitvat na de behandeling goed reinigen na elk gebruik .
- De hoeveelheid spuitvloeistof goed berekenen en verdelen over de oppervlakte .
de restanten verdunnen en over het veld leegspuiten .
6.2.4.3 De gebruiker .
- Na het werk moet de gebruiker zich steeds zorgvuldig wassen ( met zeer ) en andere
kledij aantrekken .
- Eventuele kwetsuren, zelfs de kleinste, moeten ontsmet worden .
- De spuitkledij zal ook zorgvuldig gereinigd moeten worden .
HOOFDSTUK 6.3 BESCHERMING VAN DE CONSUMENT TEGEN
MOGELIJKE VERGIFTIGING .
6.3.1 Even herhalen .
Wat is residu?
Residu is het geheel van actieve stoffen die nog aanwezig zijn in een oogstklaar product
Wat is residutolerantie?
Residutolerantie is het wettelijk maximum residu dat van een bepaalde actieve stof mag
aanwezig zijn in een kg van een eetbaar marktklaar product .
6.3.2 De veiligheidstermijn of wachttijd .
Dit is de wettelijke periode die ligt tussen het moment van laatste toepassing van een
gewasbeschermingsmiddel en de oogst van het gewas .
De veiligheidstermijn is op de verpakking van het bestrijdingsmiddel vermeld .
De veiligheidstermijn is afhankelijk van:
- De giftigheid van het gewasbeschermingsmiddel .
- De afbreekbaarheid van het gewasbeschermingsmiddel .
- De aard van het behandelde gewas: blad - of vruchtgewas .
- Toepassing in open lucht of onder glas .
- Winter of zomerperiode .
Wat kan men doen om de residu’s zo laag mogelijk te houden?
- De veiligheidstermijn respecteren .
- De voorgeschreven dosis nooit overschrijden .
- Niet steeds hetzelfde gewasbeschermingsmiddel gebruiken, maar afwisselen met
andere die ook een goede werking hebben tegen dezelfde parasiet . ( uit verschillende
chemische groepen ) .
- Het aantal sproeibeurten verminderen dit wil zeggen slechts behandelen indien nodig .
Het routine spuiten is dus zeker héél slecht .
6.3.3 Nawerking en persistentie .
Nawerking is de periode waarin het middel het gewas beschermt tegen zijn belagers en
parasieten . Er bestaan middelen met een korte en met lange nawerking .
Persistentie is het vermogen van een gewasbeschermingsmiddel om na de toepassing
aanwezig te blijven . Meestal is een zekere nawerking van het
gewasbeschermingsmiddel gewenst om na de bespuiting, de plant gedurende een min of
meer lange periode te beschermen tegen zijn belager .
De persistentie van een gewasbeschermingsmiddel wordt uitgedrukt in“half waarde tijd”
88
Dit is de tijd die nodig is opdat in een bepaald milieucompartiment de oorspronkelijke
aanwezige concentratie van een actieve stof op de helft zou terugvallen .
6.3.4 Welke factoren hebben invloed op de afbraak van gewasbeschermingsmiddelen ?
Na toepassing van een gewasbeschermingsmiddel wordt dit geleidelijk afgebroken door
volgende factoren:
# Regen ( afregenen)
# Verdamping
# Scheikundige ontbinding door:
- de werking van het licht
- de vochtigheid
- de micro-organismen
- de temperatuur
# Door de plant zelf:
- de plant kan in staat zijn bepaalde producten af te breken .
- door toename van gewicht en volume verdunt het residu .
- enzymen breken producten ook af .
De afbraaksnelheid is afhankelijk van:
# Het product zelf .
# De behandelde teelt
# Het tijdstip van toepassing .
# De plaats van toepassing ( volle veld- of rijenbehandeling )
6.3.5 Bescherming van de consument door de wetgever.
Hoe beschermt de wetgever de consument tegen de gevaren van giftige
gewasbeschermingsmiddelen .
# Vooraleer een gewasbeschermingsmiddel in een teelt mag toegepast worden moet dit
middel wettelijk erkend zijn voor die teelt .
# Voor ieder gewasbeschermingsmiddel is een veiligheidstermijn of wachttijd
vastgelegd .
# Voor elke actieve stof zijn residutoleranties vastgelegd .
# Op geoogste producten gebeuren regelmatige residucontroles door bevoegde instanties
Overtreders worden zwaar gestraft .
89
90
91
Bijlage 2: Berekenen van de hoeveelheid spuitvloeistof .
HOOFDSTUK 6.4 HET ETIKET OP EEN SPROEISTOF.
92
6.4.1 Het etiket.
93
6.4.2 De bijsluiter .
94
95
96
97