ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME Faculteit der Maatschappijwetenschappen INSTITUTE FOR WOMEN, GENDER AND DEVELOPMENT STUDIES Verslag SEMINAR “GENDER ALS ANALYTISCH INSTRUMENT VOOR ONDERZOEK, BELEID EN PLANNING” 6 maart 2013, University Guesthouse UNIVERSITEITSCOMPLEX, LEYSWEG PO 9212 SURINAME PHONE: (597)465558 ext 218 E- MAIL: [email protected] Dagprogramma 6 maart 2013: 8.30 – 9.00 9.00 – 9.05 9.05 – 9.15 9.45 – 10.00 10.00 – 10.10 10.10 – 10.30 10.30 – 10.45 10.45 – 11.00 11.00 – 12.30 12.30 – 13.00 13.00 – 14.00 Notulisten: - Sudesh V. Sewgobind - Sheniel W. Cameron Inloop en registratie Welkom MC, drs. R. Rostam – Biharie Inleiding Prof. dr. Kamala Kempadoo, York University of Canada Onderwerp: Engendering the University: Reflection from within the Academy Inleiding Jewel Quallo – Rosberg B.A. M.P.H., Regional Gender Specialist UNFPA Onderwerp: Gender UNFPA Policy and Planning Regional Inleiding Judith Brielle MSc., Assistency Representative UNFPA Onderwerp: Gender and UNFPA Policy and Planning National Koffie break Inleiding drs. Jo-Ann Fung A Loi, Algemeen Bureau voor Statistiek Onderwerp: Gender in Statistieken Inleiding drs. Henna Guicherit Onderwerp: Aanzet tot Gender mainstreaming van het agrarisch beleid: een uitdaging Panel discussie: - Carla Bakboord MSc. - Dr. Julia Terborg - Judith Brielle MSc. - Drs. Melinda Reijme - Drs. Jo-Ann Fung A Loi - Drs. Henna Guicherit Wrap up / closing Lunch en informeel samen zijn Inhoudsopgave Welkomstwoord P1 Opening Seminar P1 Inleiding Prof. K. Kempadoo Engendering the University: Reflections from within the Academy Inleiding J. Quallo- Rosberg B.A, M.P.A P12 Gender and UNFPA Policy and Planning Regional P5 Inleiding J. Brielle MSc. Gender and UNFPA Policy and Planning National P15 Inleiding drs. Jo- Ann Fung- A loi Gender in Statistieken P18 Inleiding drs.Henna Guicherit Aanzet tot Gender mainstreaming van het agrarisch beleid: een uitdaging P 19 Samenvatting Paneldiscussie P 26 Wrap up P 42 1. Welkomstwoord: De gasten werden verwelkomd door mevr. drs. R. Rostam – Biharie, tevens de Master of Ceremonies. Het seminar werd gehouden in verband met de “Internationale dag van de Vrouw”. Vervolgens werd het dagprogramma doorgenomen en een couplet uit de UN Women Song 2013 voorgelezen. 2. Opening seminar Het seminar werd geopend door de heer K. Goenopawiro MSc, Secretaris van het Hoofdbestuur van de Universiteit, middels de volgende speech: De Intro: Voorzitter van de Nationale Assemblee mevr. Jenny Simons, keynotespeaker mevr. Prof. dr. Kamala Kempadoo, Overige Inleiders en Panelleden, Instituten zowel binnen als buiten de Universiteit, genodigden, geachte aanwezigen……………….. Onze Universiteit is een centrum van kennisontwikkeling dat reeds 45 jaar het intellectueel kader voor onze samenleving opleidt. Onze Universiteit zal zich nadrukkelijker richten op wetenschappelijk onderzoek en technologische vernieuwingen naar eigen behoefte en die van onze samenleving, zonder voorbij te gaan aan de mondiale en regionale ontwikkelingen. Wil de Universiteit de kritische, innoverende, begeleidende en versterkende rol bij de verdere ontwikkeling van de Surinaamse samenleving blijven vervullen, dan zal de mens centraal moeten worden gesteld, zal inventief, creatief moeten worden nagedacht en het handelen daarnaar gericht moeten worden. In afgelopen jaren zijn er vele veranderingen geweest in de wereld, onze regio maar zeker ook binnen onze samenleving. Tegen deze achtergrond moeten wij ons blijven afvragen op welke wijze de Universiteit zal moeten inspelen op deze veranderingen en hoe wij deze meenemen in ons onderwijs, onderzoek en onze beleidsondersteunende rol en taakstelling. Ontwikkeling is een multi dimensionaal en multidisciplinair fenomeen dat de mensheid decennia heeft beziggehouden en dat nog steeds doet en ook zal bezighouden in de toekomst. Daar zijn wij van overtuigd. De afgelopen jaren is gebleken dat een herdefiniëring van het concept ontwikkeling noodzakelijk is. De steeds duidelijkere hantering en toepassing van de “Sustainable Development” benadering, duurzame ontwikkeling dus, waarbij de verschillende groeperingen in de samenleving een cruciale rol vervullen, naast techologische vernieuwing en monetair-economische diversificatie en groei. Dit onderkent de Universiteit en zal dit dan ook prominent zichtbaar moeten maken in haar wetenschapsbeoefening (Onderwijs, Onderzoek en Dienstverlening ). Maar ook de vele sociale veranderingen noodzaken tot nieuwe / andere methodologie bij het bestuderen en analyseren van de vraagstukken in de samenleving. Genderanalyse richt zich op de rollen en verantwoordelijkheden van vrouwen en mannen in de samenleving, rollen die veranderen als de samenleving veranderingen ondergaat. Genderanalyse zal dan ook een cruciale rol moeten spelen wanneer de maatschappelijke vraagstukken worden bestudeerd, geanalyseerd en oplossingen moeten worden aangedragen. In deze memoren wij wederom de inauguratie van het Institute for Women, Gender and Development Studies aan de FMijW van de Anton de Kom Universiteit van Suriname op 6 december 2006. De toenmalige voorzitter van de AdeKUS, dr.Alan Li Fo Sjoe stelde het volgende: …”De specifieke aandacht voor vraagstukken die van invloed zijn op het leven van vrouwen zijn zaken waar ook de Universiteit aandacht aan moet kunnen besteden. Hoe kan zij anders haar rol als initiator, stimulator en begeleider van ontwikkeling op een juiste wijze invullen”. De missie van het IWGDS: Het Institute for Women, Gender and Development Studies van de Faculteit der Maatschappijwetenschappen committeert zich aan onderwijs, onderzoek en dienstverlening gericht op: I. Vraagstukken, nationaal, regionaal en internationaal, die betrekking hebben op levensomstandigheden van vrouwen en mannen in het algemeen en vrouwen in het bijzonder. II. Duurzame ontwikkeling van de samenleving middels gendermainstreaming. III. Historische en hedendaagse wetenschappelijke benaderingen met betrekking tot ontwikkelingsvraagstukken in de samenleving. Internationaal is met de vaststelling van de Millennium Development Goals (MDG’s) wederom specifieke aandacht gevraagd voor Gendergelijkheid en gelijkwaardigheid. Meer dan ooit recht van bestaan voor het IWGDS. Zie hier een duidelijk relatie met de missie van de AdeKUS zoals in het Strategisch beleidsplan 2012-2015 verwoord: Kennis maken en delen in duurzaam partnerschap. (Creating & sharing knowledge in sustainable partnership) Het Institute for Women, Gender and Development Studies heeft zich ten doel gesteld: 1. Bij te dragen aan kennisontwikkeling over vrouwen, mannen en andere relevante ontwikkelingsvraagstukken in Suriname en de Regio, middels dataverzameling en het publiceren daarvan. 2. Het Mainstreamen van genderstudies en genderanalyse in de verschillende disciplines op de Universiteit. 3. Strategische samenwerkingsverbanden aan te gaan c.q. versterken met nationale, regionale en internationale Instituten die gendergerelateerde issues, activiteiten en diensten ontwikkelen en implementeren. Het Bestuur van de AdeKUS staat nog steeds achter de toen vastgestelde actiepunten van het IWGDS m.b.t. Gender op de AdeKUS: Integreren /mainstreamen van genderstudies op ADEK binnen alle geledingen op alle niveaus binnen onderwijs en onderzoek; Binnen het personeelsbeleid Ondersteuning van /samenwerking met overige nationale instituten op het gebied van beleidsvoorbereiding, beleidsontwikkeling en beleidsuitvoering om gender daadwerkelijk als analytisch instrument te gebruiken; gender based beleid; Het seminar vandaag georganiseerd door het Institute for Women, Gender and Development Studies heeft als titel /thema meegekregen: “ Gender als analytisch instrument voor onderzoek, beleid en planning”. Gender speelt een beslissende rol in de mate waarin mannen en vrouwen bijdragen aan de ontwikkeling van de samenleving en de mate waarin zij delen in de voordelen ervan. Om inzicht te krijgen in die ongelijke machtsverhoudingen, wordt gender als analytisch instrument ingezet voor wetenschappelijk onderzoek. Evenals de achterstand van vrouwen zichtbaar is geworden in het publieke domein, zal gender als analytisch instrument bij onderzoek ook zichtbaar maken welke achterstand mannen hebben in het private domein. Gender analyse heeft betrekking op de rechtvaardige en realistische kijk op de samenleving en is een systematische wijze om te onderzoeken: De huidige en potentiële verantwoordelijkheden van vrouwen en mannen, De toegang van vrouwen en mannen tot en controle over hulpbronnen en voordelen op verschillende niveaus en specifieke posities in de gemeenschap, het huishouden, maar ook binnen sectoren, programma’s en projecten. Het zichtbaar maken van ongelijkheid en ongelijkwaardigheid met specifieke karakteristieken, biedt een beter kader waartegen beleid, programma en projecten kunnen worden ontwikkeld en geïmplementeerd. Dit analytisch instrument verschaft inzicht in de realiteit van vrouwen en mannen, hun talenten, dromen, mogelijkheden, hun beleving van hun mensenrechten en de beleving van hun gender. Als Bestuur van de Universiteit zijn we niet alleen content met dit initiatief van het IWGDS, maar zijn er van overtuigd dat het bijdraagt aan ons streven om Wetenschappelijk Onderzoek te doen dat vanuit een gender perspectief integer, relevant, grensverleggend en gedreven is. Daarbij laten we ons leiden door onze missie: “Kennis maken en delen in duurzaam partnerschap.” (Creating & sharing knowledge in sustainable partnership) Het Bestuur onderkent de rol die het IWGDS kan vervullen in de Surinaamse samenleving en geeft dan ook de volle ondersteuning aan de activiteiten van dit instituut. Het Bestuur van de Universiteit wenst u een vruchtbaar seminar toe en maakt van deze gelegenheid gebruik u allen hier aanwezig, de Universiteitsgemeenschap en de Surinaamse samenleving er aan te herinneren dat de herdenking van de Internationale dag van de Vrouw op 8 maart a.s. een dag is van bezinning en dialoog, juist omdat deze dag ons erop wijst dat de positie van vrouwen wereldwijd nog een is van ongelijkheid en ongelijkwaardigheid. Ik dank U. Het Bestuur van het IWGDS van links naar rechts: Drs. L.Monsels (voorzitter), Mr. N.Tai Apin (bestuurslid), C.Bakboord M.Sc (bestuurslid), Drs.R.Rostam (secretaris), R. Antonius Lcs (penningmeester) 3. Inleiding prof.dr. Kamala Kempadoo “Engendering the University: Reflections from within the Academy” Gender equality is enshrined in most country’s laws, but there are few countries in the world that have actually achieved this. Yet, the Suriname government, like many other governments around the world, is committed to meeting the millennium development goals by 2016, which include gender equity. One of the important aspects to achieving this, and which is recognized by this government, is that in order to develop gender sensitive policies and strategies, there is a need for “quality data, analysis and insight into patterns of deprivation and inequities” (UNDAF 19:2012). http://web.undp.org/latinamerica/country-docs/Surinam%20UNDAF_2012_2016.pdf I would like to address in this talk, then, what is seen to be a road to establishing gender equality – namely the development of sound data, analysis and insights into the inequities in order to create policies and strategies that can be implanted by the government and other institutions. And to do this, I will focus on the university – as it is one of the critical institutions, if not the main site, for not only the production of research, analysis and knowledge on gender relations in a society but for training those who become policymakers, politicians, NGO consultants and workers, government officials, ministers, staff, perhaps even presidents, and who are the ones who develop gender policy in a country. (Too often, when talking about policy and planning, we overlook precisely those institutions for higher education that have helped us to develop the tools that enable us to do policy work, yet holding a first, second or third degree is often a requirement for policy-making jobs.) To illustrate my talk I will draw heavily on information about Canada and my home institution in Toronto – York University, and hope that we can take up the situation in Suriname and at the Anton de Kom University in the discussion. (and when I speak of gender inequality – I am talking about a structural pattern in a society, and where it is most commonly, but not automatically, men who are the dominant social group, and where masculine ways of doing and knowing are usually held up as superior, while women and femininity are more likely, but not automatically, dominated, marginalised and undervalued, and it is generally women who experience the majority or violence, harm, and discrimination. There are then unequal patterns of participation in work, care, education, politics, etc, between genders, in the way that they contribute to, and benefit from society, and a big part of the struggle for gender equality means deconstructing the relations of power that undergird and maintain the inequality, and advocating for the empowerment and rights of the dominated group ). There are two areas that I would like to take into account when talking about education for gender equality in the university. The first concerns something quite basic, namely the way in which gender is embedded in the institution itself. If we examine and analyse the gendered composition and structure in the university – the gendered bodies in seats within class and in the university hierarchy we can gain a good idea of what we’re dealing with. The second is about the content and substance of the education that we receive about gender – the education that is needed to be able to produce gender-sensitive policy and plans. For the first we need research on where men, women and other genders are located within the university, in which studies, programs, departments, faculties, in which places in the administration all the way up to the president - and when we do have the data and research, we need to analyse it for what it is telling us about gender relations – i.e. is there a gendered group that is dominant in an institution, that is over- or under- represented in areas of the university, has greater access to positions, resources, access, funding, and so forth , that makes the decisions, holds the power, and is privileged. When we do that kind of analysis – which does require collecting ‘hard’ data on gender– statistics, numbers, etc - we commonly see what I call, “glass ceilings and glass walls.” Prof. dr. K. Kempadoo, York University of Canada Take Canada and my university for example: In Canadian universities, women are the majority and there are about as many women as men with university degrees in the country (same holds for countries such as the US, UK, the Netherlands, and the heavy representation of women at the university has been raised as an issue in UWI – but more as a concern about male/masculine underachievement and failure, than about gender equality. Still, in Canada, there is a declining representation of women, the higher the level of study. In the latest statistics from the Canadian government, women make up 62% of all students in Bachelor’s and first professional degree programs, compared with 54% of those in Master’s programs, while women represent 44% of those who earn doctorates. http://www.statcan.gc.ca/pub/89-503-x/2010001/article/11542-eng.htm#a9 Men, then are clearly, in the majority when it comes to the highest degree – the doctorate. Furthermore, according to Statistics Canada, women and men are over-represented in specific disciplines, e.g., women account for over three out of four graduates in education and in health sciences programs, and in the humanities, in visual and performing arts and communications technologies, as well as in social and behavioural sciences and law, roughly two out of three graduates were women. In some discipline, such as psychology, women make up about 70% of the students (Doctorate Education in Canada: Findings from the Survey of Earned Doctorates 2005-06, Statistics Canada). On the other hand, men make up the majority in other specific fields: for example, 86% of the students in engineering, 82% in computer and information sciences and mathematics, and 68% in physical sciences, are men. In other words, there is a distinctly gendered division in higher education, with women and men being heavily represented in those fields that are typically seen to be associated with femininity and masculinity – women in “soft” more socially-oriented areas and caring professions, and men in the technical professions – “hard” sciences, computer science, technology and engineering. These are what I call the glass walls – where both genders are held in place by almost an invisible wall that contains them within a gendered role. Moreover, while women are also the majority among high school and college teachers in Canada (college meaning a four year education in a tertiary institution, that leads to a first degree – commonly a Bachelors), the situation is completely different at the university level. In the most recent figures, the proportion of female university teachers (professors) reached 39%,” Stats Canada. To add to this rather sorry picture, women in Canada do not necessarily end up with higher employment earnings than men when they enter the job market. For example, according to the most recent data I can find conform the Statistics Bureau of the Government of Canada, young women with a first degree, in full-time work, earns approximately 85 cents for each dollar earned by their male counterparts. Slightly higher than when we take all educational levels into account, but not significantly – which was 83.3 cents on the dollar – but still not a situation of equal pay for women and men. http://www.statcan.gc.ca/daily-quotidien/101220/dq101220b-eng.htm And as we go further into the academy, we notice an increasing gender disparity, where traditional-defined masculine areas of study and positions that men are increasingly dominant – more prevalent, better paid, more valued and rewarded, etc. Take my university for example. Although in 2011, 57% (56.7%) of all employees – faculty and staff – were women, this number drops to under 44% (43.6%) in the group of full time academic employees - the professors, lectures, etc -, but goes up to 63% in the non-academic employee group – the staff. If we break the category of staff down even further, between 10 and 20% of the clerical and administrative staff are men (80-90% are women), while in the manual work and skilled trades sectors, men hold respectively 75% and 98% of the jobs – women 25% and 2%. http://www.yorku.ca/hr/documents/Employment_Equity_Report%20_2011.pdf In my own department these gendered disparities are very clearly also intersected with ethnicity – 15 of the 16 of the administrative staff are women, (8) (around half of whom are women of color (mostly women of Caribbean descent) and of the 65 full-time faculty members (lectures, assistant, associate and full profs) where 34 are women – only 3 (under 5%) women of color are full professors. Not only are women more heavily represented in the staff than in the faculty 94% vs 52%, but women of color are more represented in the administrative staff than at the top of the academic hierarchy – 53% vs 5%. So, in Canada, even though women are more likely than men to go to college or university, they appear to reach a ceiling the higher up the educational ladder they go, are commonly found within what can be called ‘traditional’ masculine and feminine areas of study and professional training and work within the university, and generally are paid less than men. It would seem that men and masculinity then still have the upper hand at York University - hardly what we could call gender equality - and this in many ways reflects what is happening in the broader society: Recognizing that there are gender inequalities, and in its efforts to address them, my university does have an affirmative action program for hiring, not just for women, but also for 3 other groups – visible/racialized minorities, aboriginal/indigenous people and people with disabilities - and AA is implemented in advertising, in job searches, and in recommendations for appointment. The principle of affirmative action works primarily as a 'tie-breaker' amongst qualified and substantially equal candidates, but only applies for gender if there are under 40% women in the unit that is hiring. However, all the analysis of gendered bodies in seats (and unfortunately we are still locked into a binary notion of gender – men and women – still no possibility of analysing any other gender participation in education, although at York a new initiative to include sexual orientation in the self-identification forms, and to include it in affirmative action programs is on the books) does not tell us about how that education enables people to recognize gender inequality, research gender, do a gender analysis or construct a policy or plan that would bring about gender equity. After all, simply counting bodies is not enough – we need to be able to have an idea of why such statistical patterns are occurring, be able to analyse where some of the barriers to equality are, and produce some kind of broader knowledge about gender relations. So we come to the second important area – the substance of the education students receive in the university, and how they are taught to acquire “gender knowledge”, to conduct research on gender, develop a gender analysis and produce ideas and ‘facts” about gender inequality and about the ways in which that inequality can be changed (which requires policies, plans and programs). If we are given what is often thought of as an “unbiased” education - on the assumption that the university is a place where one goes to learn ‘pure’ knowledge that is free of the constraints of gender then students may fail to know about how the field or the discipline they are studying is deeply structured by gendered interests, dynamics, identities, knowledge, etc. For example, I was director of a graduate program at York University for Social and Political Thought. It was a program that was touted to be “rigorous,” highly theoretical, and the “superior” graduate program at York University. I called it the program where young white men, were being taught by senior white men, about dead white men. It was believed to be a program when one studied the works of such social, philosophical and political thinkers such as Plato, Kant, Hegel, Marx, Derrida, Foucault, etc, with very little to no recognition that Africa, India, China etc, as well as women, have produced, and continue to produce as relevant and as important ideas and knowledge. It reproduced a very narrow notion of what could be considered social and political thought, and the majority of professors teaching in the program had very little consciousness about the gendered character of the education they were delivering. And what was happening was that the curriculum, biased as it was to masculine western European thought, attracted a certain student population – mostly men - and alienated those who could not recognize in that work their own lives and ways of thinking – mostly women and ethnic minorities, while also reproducing the notion that it is only (white) men who produce ‘important” ideas. So it becomes important for to look through the curriculum to see how it is engendered where gender studies are taught or not, where gender research is being undertaken, supported and funded, where gender analyses are promoted or discriminated against, and how gender knowledge is being produced. That is a big task to undertake as each discipline require its own type of gendered analysis – for example, the gendered use of space that architects and structural engineers learn to work with is different from the way that field of mathematics and its applications are engendered, or how the fields of biology or sociology are constructed. Each requires a careful analysis, involving questions not just about who produces the knowledge, but about what kind of implications does that knowledge have for the gendered society we live in. I can really only do that for my own field in depth, but am sure some of you can do it for other fields. So I will leave aside the analysis of the university curriculum more generally, and speak about where we can see gender studies actually taking place within the university. Gender and women’s studies units in the academy are the preeminent sites where students have the opportunity to learn about gender and to develop a gender analytical framework. The field of women’s and gender studies is after all premised on creating an education so that people are able to acquire the tools to ‘see’ gender, to conduct research on the disparities, inequalities and violence, to collect data about gender, to analyse that data, and to design ways and means to break through the gendered glass ceilings and walls . These are the kind of insights and skills that students who take courses or degrees in WGS obtain, and which they can then take with them into whatever job they do, or life they live. It is an important education for without it, we are unable to produce the kind of information that is necessary to create or improve social policies and programing that would allow a country to meet the MDGs or its own goals of gender equality. But if a university wishes to seriously train its students to make a meaningful impact in bringing about gender equality, can it all be left up to a tiny academic unit and a handful of committed feminists, as is often the case? That hardly seems right or appropriate. To place the burden of the effort for changing something that is so deeply embedded in the whole institution in the hands of small number of faculty and students in an underresourced unit would seem to me, to defeat the object of the exercise. It becomes important then that a university administration recognize that many more students need to be exposed to gender studies and that provisions are made to integrate gender studies into the wider curriculum, so that as many students as possible can acquire the skills and training that is needed to be able to make the kind of changes needs, whether this is in engineering, computer science, health sciences, or psychology. Many more students should be able to ‘see” gender and be taught how to research and analyse gender inequality, gendered violence, gendered oppressions and discriminations, and for that a university needs to allocate far more resources to gender studies, both within the dedicated unit and program, but also within each department and faculty . (argue for maintaining a strong WGS unit for professional development purposes and to coordinate the university–wide efforts, as well as support graduate students and researchers.) And so, coming back to my home institution – even while York University has not achieved gender parity in any area, and it is still dealing with those glass ceilings and walls out of which the academy is built, it has managed to integrate WGS into a substantial amount of its education. If I look at the curriculum at York University - I see faculty members of various genders in a number of different departments and programs throughout the University, who in some way or another substantively teach gender studies. The majority who do so are not hired in the School of GSWS but integrate a gender analysis in their research and teaching and often cross-list their courses with GSWS. So, for example, this year, students at York can take courses in “gender and the construction of global markets”, gender and international human rights” “gender and international relations “ gender and public policy,” feminist philosophy”, sociology of work and gender” “law, gender, equality” “science and gender in modern western culture” rethinking gender in east Asian history” “gendering Islam” “the anthropology of gender and war” “race and gender in corporate law and governance” “gender and sexuality in sport and health”, “economics of gender” etc. all of which are offered through the mainstream departments, and which exist separate from the courses taught from within the School of GSWS. Moreover, students do not have to be enrolled in the women’s studies program to be able to access this education on gender – the university makes it available to all – and gender education is fully integrated in the curriculum in many departments. On the research front, many of the professors and faculty members who teach courses on women and gender also conduct research, as there is often a symbiotic relationship between research and teaching. The University moreover, supports several specific entities that encourage gender, women’s and feminist research, such as the Centre for Feminist Research, the School of Gender, Women’s and Sexuality Studies, the chair in the Political Economy of Gender and Work, the graduate program that offers a PhD in Gender, Feminist and Women’s studies, etc. Having said all that about gendered bodies in seats, and a training in gender analysis within the university, and even while I urge people at this university to be bring gender studies more centrally into its educational mandate and ensure that the gendered glass ceilings and walls are shattered, I fully recognize that little of this can happen unless there is a political will to look critically at one’s own institution, policies and practices, and that there needs to be some desire on the part of the administration to bring about change. Taking a lead from those who already do gender studies is of course the first step. And ultimately, by offering an education in gender to its students, who are, after all, the future researchers, teachers, policy-makers and planners, government officers, politicians, or even the presidents of the country, the university has a huge and important role in bringing about gender equality in the country. I would like to end here by saying that I hope in the discussion we also hear about some of the challenges you face here at the Anton de Kom University in terms of developing gender studies. Prof. dr.K. Kempadoo en de Voorzitter van de Nationale Assemblee, mevr drs. J. Simons 4. Inleiding Jewel Quallo – Rosberg B.A. M.P.H. De inleiding van mevr. Jewel was een powerpoint presentatie. De inleiding wordt hieronder uiteengezet. Er zijn in 6 Caribische landen onderzoek gedaan om data te vergaren over “sexual violence” (seksueel geweld). De zes landen zijn: - Suriname - Belize - Guyana - Jamaica - St. Lucia - Trinidad and Tabago Reslutaten in Belize: Two gathering mechanisms for Sexual offences-The Belize Police Department Gender Based Violence surveillance System Court system yields Data Inconsistencies and disconnect between systems No data on outcome-what happens Need to track outcome by offenders Need for statistics that measure true extent of offences Reslutaten in Guyana: Magistrate court, Ministry of Labour, Human service, Social security none from MOH Court- no disaggregation by sex Limited resources to collect data, efficiently and effectively Organizations not willing to share information Cultural, economic education issues Resultaten in Jamaica: Jamaica Constabulary force main source of data from local stations and CISOCA,MOH Potential for inconsistencies Garrisson politics context, include different S Offences, no disaggregation of data,no reconciliation No centralized mechanism for collection & analysis Lack of standard reporting mechanisms Reslutaten in St. Lucia: Royal St Lucia Police force collects data, court no of offences Institutions had no protocol, indicators or variables Data does not reflect institutional or sectoral needs of stake holders-Except for crisis center data too general to asses SV No multi dimensional or sectoral approach to collection, evaluation and monitoring Resultaten in Trinidad and Tobago: T&T police service, Victim and witness, crime and problem analysis branch Slip Ups at point of collecting Accuracy of data entry –training clerks Under reporting limits accurate assesment of extent of SV Unable to compare data –lack of coordination Reslutaten in Suriname: Police Corps Suriname collects data on SO Central Info Collection service-Trafficking. Health-emergency, Bureau of statistics, only secondary data on sexual offences, NGOs Now info collected more detailed-demanded SO Laws-gender neutral e.g. rape, sexual ab. Reliance on Police reports –incomplete-stigma, report and withdrawal of cases International sources, trafficking in persons Waarom wordt seksueel geweld onderzocht? Omdat er in alle landen sprake is van geweld tegen vrouwen / meisjes. In Jamaica zijn er serieuze gevallen van geweld tegen vrouwen. De roep is daar daarom groot. De negatieve punten moeten worden aangehaald om bepaalde zaken te verduidelijken. In St.Lucia was het heel moeilijk om data te collecteren. In Suriname worden veel gevallen van seksueel geweld ingetrokken bij de politie, waardoor de zaken niet bij de rechter terechtkomen voor veroordeling. Dat brengt met zich mee dat het moeilijk is om na te gaan hoeveel gevallen van seksueel geweld in Suriname voorkomen. Data is verzameld uit: Justice system Public health System Public Sector, social services and Women’s /gender machinery National statistics gathering machinery Non government organizations Availability of specific data on sexual harassment Gaps: Limited data, a)collected without definition of purpose for which needed b)No internationally accepted std/guidelines in sys Comprehensive, systematic data from Health sector Detail in data captured and reported Data on sexual harassment Data on children Coordination Data on outcomes Data on unreported cases Institutional challenges Lack of human and financial resources Attitudes and comfort level of personnel dealing with sexual offences Mrs.Jewel Quallo- Rosberg BA,MPH, Regional Gender Specialist De aanbevelingen gedaan door mevr. Jewel: Recommendations for a framework on the development of systems for the collection of statistics on sexual offenses in the Caribbean 1. Establish a solid foundation among stakeholders who contribute to or have a use for statistics on sexual offenses. 2. Develop strategies in each country to address the need to collect and report on three types of statistics, specifically: Justice system statistics Surveillance or multi-sectoral statistics Statistics capturing both reported and unreported cases (prevalence statistics) 3. Assess how best to track data on outcomes of sexual offenses reports, whether those reports are to the police or agencies in other sectors. 4. Ensure that all systems to collect sexual offenses statistics pay attention to issues that affect the data as it is collected and submitted by front line workers. 5. In planning new or revised systems for data collection and reporting, assess the human and other resources necessary to implement and sustain the system and amend the design to take into account human resource constraints. Aanbevelingen voor regional and international agencies: Further develop the framework recommended above and make it available to stakeholders in each country in the region to guide their work in this area. Support work to elaborate multi-sectoral models to capture all reported cases of sexual offenses. As part of this process, conduct an analysis of the Belize Gender-Based Violence Surveillance System to determine whether it might be an efficient, effective and cost-effective model for use in other Caribbean countries. In addition, identify other models that might prove useful in the region. Undertake regional capacity building for national statistics gathering machineries in the Caribbean to enhance their ability to integrate a general survey/prevalence study into their systems. Support pilot projects or develop models for the development of data collection systems to more adequately track outcomes, including the use of statistics on outcomes to inform the development of a better response to victims/survivors. Make financial support for the implementation of new or enhanced systems of collection of statistics on sexual offenses contingent on the institutions ability to demonstrate that the system will be sustainable given human and other resource constraints. Where ongoing resources are a problem, support institutions to develop more realistic alternatives. Work in collaboration with other regional/international organizations to harmonize data required for national reports to different to reduce the duplication of efforts required in providing this information 6. Inleiding Judith Brielle MSc. De inleiding van mevr. Judith Brielle is een voortbouwing op de inleiding van mevr. Jewel Quallo. Mevr. Brielle geeft in haar presentatie aan hoe onderzoek en data resulteren in de prioriteiten, welke in de United Nations Development Framework zijn opgenomen. De toespraak: Ons mandaat luidt als volgt: “gender is niet weg te denken”. Onderwerpen over gender komen naar boven. Wat moet er gedaan worden: globaal → nationaal Heel veel landen zouden willen functioneren als de UNDAF (United Nations Development Assistence Framework). Waarvoor is de UNDAF? “(UNDAF) is an operational framework that guides the work of all UN agencies towards a common vision and strategy in support of socio-economic development priorities of the state”. Volgens mevr. Brielle wordt er te weinig gedaan aan research. De meeste research komt van ministeries. De ministeries hebben niet genoeg kader om analyse te doen en toch wordt dat van hun verwacht. Er moet meer geschreven worden. Er moet meer research komen op de Universiteit. UNDAF 2012-2016: • Outcome 1: By 2016, most excluded marginalised groups and vulnerable populations benefit from reinforced social, economic, and environmental programmes towards accelerated and equitable MDG progress, meaningful participation, and a better quality of life for all beyond the MDG agenda. • Outcome 2: By 2016, government formulates and implements harmonized, equity focused, and gender sensitive MDG-oriented key legislation, policies, and budgets in accordance with the Government’s commitments to • international human rights conventions and other internationally agreed development goals. Outcome 3: By 2016, quality equity focused, rights-based, and gendersensitive data collection and analysis and harmonized information systems serve the development of informed social, economic, and environmental policies, budgets, legislation, and programmes. Outcome 1: Social, economic, and environmental programmes • Enhanced national capacity to formulate and implement integrated programmes for Mother and Child Health and Nutrition. • Integrated programs for Non-Communicable Disease (NCDs), Communicable Diseases and Neglected Infectious Diseases are developed and implemented • A coherent behaviour change communication and advocacy strategy is developed and implemented • Improved implementation of evidence based programmes to prevent and respond to HIV/AIDS in Most At Risk Populations and vulnerable groups (de data hiervan komen meestal van NGO’s) • Child Protection and Gender Based Violence programmes are developed and implemented (2 initiatieven door research: 1. Met min. van Justitie en Politie – dader begeleiding – en 2. Data collection - voorbeeld Meldpunt van Politie) • Improved national emergency preparedness, response and recovery capacity Outcome 2: Legislation, policies and budgets • Strengthened evidence based health policies, strategies and improved Health M&E systems • Effective national legislations, policies, structures, plans and M&E systems for Child Protection and Gender Based Violence in place • Policies and plans for Youth and Adolescent Development and Participation are formulated, implemented and monitored Outcome 3: Data collection and analysis and harmonized information systems • Improved access to timely and quality disaggregated data and analysis (MICS, Census, SuriInfo, SITAN) Mrs. J. Brielle MSc, Assistance Representative UNFPA 7. Inleiding drs. Jo – Ann Fung A Loi De inleiding van mevr. Fung A Loi is een power point presentatie, die als bijlage is opgenomen. De hoofdonderwerpen die aan de orde zijn gekomen zijn: - Population - Education - Health - Labor, employment and unemployment - Crime - Public gevernance In het Hoger Onderwijs zijn er meer vrouwen dan mannen. De vraag die naar voren komt luidt: “Wat moet er gedaan worden om evenredigheid te krijgen?” De input is er wel, maar er moet worden onderzocht hoe het komt dat het verschil tussen mannen en vrouwen zo groot is. ABS: - Probeert alle data te splitsen naar geslacht - Nodigt de NGO’s uit om de data die zij hebben te delen met het ABS 8. Inleiding drs. Henna Guicherit Het onderwerp van mevr. Henna Guicherit was: “AANZET GENDERMAINSTREAMING VAN HET AGRARISCH BELEID; UITDAGING” TOT EEN Toespraak Met mijn inleiding op dit IWGDS seminar “Gender als analytisch instrument voor Onderzoek, Beleid en Planning” deel ik met u de ervaring die ik tussen 2000 en 2010 als gender specialist heb opgedaan met gendermainstreaming van het agrarisch beleid. 2000 2003 2009/2010 Het Gendermainstreaming Actieplan van de Surinaamse Overheid in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken Aanzet tot een genderanalyse van de agrarische sector in het kader van het Agrarisch Sector Plan “Project Gender” van het ASP. Opdracht om de eerste aanzet voor gendermainstreaming van de agrarische sector te begeleiden en vervolgens ook training te verzorgen voor stafleden. In 2000 tekende mijn consultantbureau (CULCONSULT), geheel in de tijdgeest, een samenwerkingsovereenkomst met het Ministerie van Binnenlandse Zaken voor het samenstellen van een Gendermainstreaming Actieplan. Ik ging er vanuit dat een gendermainstreaming actieplan van de Surinaamse overheid gebaseerd moest zijn op concrete, haalbare en meetbare beleidsprioriteiten; in de regeerperiode (2000 – 2005) uitvoerbaar moest zijn of aangevangen en dat de verantwoordelijkheid voor het mainstreamen van gender in het overheidsbeleid een verantwoordelijkheid is van de totale regering en niet alleen van de Minister van Binnenlandse Zaken. Omdat men op het hoogste niveau zou moeten weten wat gendermainstreaming is en, hoewel paradoxaal, het vermoeden bestond dat dit niet het geval was, werd een brochure1 samengesteld voor distributie onder ministers en hun directie – en stafleden. Door de Minister van Binnenlandse Zaken werd in de Raad van Ministers mededelingen gedaan over het te ontwikkelen actieplan en gesprekken gevoerd met ministers verantwoordelijk voor de geïdentificeerde beleidsprioriteiten en de reproductieve rol van vrouwen. De Regeringsverklaring 2000 – 2005 vormde de leidraad voor het identificeren van 23 actiepunten gericht op het opheffen van genderongelijkheid en op vrouwen in hun reproductieve rol. Als consultant heb ik met 8 ministers gesprekken gevoerd en met stafleden van drie ministeries. 1 Guicherit, H. en Schmeitz, M. (2000) Wat is gendermainstreaming? De minister van Onderwijs en Volksontwikkeling moest niets weten over discriminatie van vrouwen en genderongelijkheid. Onze grondwet stond dat immers niet toe. “Elders in de wereld was er sprake van discriminatie van vrouwen maar in Suriname echt niet.” Toen ik, inspelend op zijn ingenomenheid met het ministerschap, concludeerde dat zijn ministerie dan niet terug te vinden zou zijn in het actieplan veranderde hij direct van gedachte. Een herhaald verzoek tot een gesprek met het Ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij werd niet gehonoreerd. Drie jaar later was het uitgerekend dit ministerie dat met mij de eerste stappen zette om het agrarisch beleid te mainstreamen. De strategie was er voorts op gericht om het Gendermainstreaming Actieplan2 te laten verheffen tot regeringsbeleid en het daarom niet alleen op de agenda van de Raad van Ministers te plaatsen maar ook de goedkeuring van De Nationale Assemblee te verkrijgen. De Minister van Binnenlandse Zaken hield ik voor dat zij daarmee in de annalen zou worden vereeuwigd als de minister die met het genderbeleid geschiedenis heeft geschreven. Het heeft niet mogen baten. De minister is er niet in geslaagd de Vice President te bewegen om op de agenda van de Raad van Ministers plaats in te ruimen voor dit actieplan. Mijn aanbod om haar als deskundige hierin bij te staan was tevergeefs. Gebrek aan genderbewustzijn, op zich debet aan genderblindheid, belemmerde iedere politieke wil en gedrevenheid, voor zover die wel aanwezig waren, beleidvoornemens waar te maken.(zie Regeringsverklaring 2000). De informatie verstrekt aan - en dialoog met beleidsverantwoordelijken was onvoldoende voor de vereiste mind shift en lobby en advocacy structuren waren niet in place. Het Gendermainstreaming Actieplan werd niet tot overheidsbeleid verheven. De minister, zelf geen gender activist, stuitte op de mannelijke dominantie, genderblindheid en genderonvriendelijkheid in de machtsstructuren van coalitiepartijen en regering. De 23 actiepunten zijn anno 2013 nog actueel. In 2003 kreeg mijn consultantsbureau de opdracht van het Ministerie van Planning en Ontwikkelingssamenwerking om in het kader van de ontwikkeling van het Agrarisch Sector Plan (ASP) een aanzet te geven tot een genderanalyse van de agrarische sector. Inherent aan het standpunt van de Regering3 dat de participatie van de vrouw in het ontwikkelingsproces optimaal zal worden geïntegreerd in het ontwikkelingsbeleid en de planning, zou met het ASP een eerste aanzet worden gegeven tot gendermainstreaming van de agrarische sector. De ondertekening van het contract met mij stuitte bij enkele vertegenwoordigers van het Ministerie van Planning en Ontwikkelingssamenwerking, op volledig gebrek aan inzicht een genderoptiek te integreren in het sectorplan. Met als klap op de vuurpijl een ambtenaar die voorstelde dat ik het gender begrippenkader in mijn goedgekeurde plan van aanpak moest vervangen door begrippen die in de planning wel gangbaar zijn. Interventie van de Nederlandse Ambassade leidde uiteindelijk tot het tekenen van de 2 3 Guicherit, H. (2001) Het Gendermainstreaming Actieplan van de Surinaamse overheid Regeringsverklaring 2000 overeenkomst. De ambtenaar in kwestie nam jaren later deel aan een gendertraining. Bij de evaluatie stelde zij, zeer tot mijn genoegen, het eindelijk begrepen te hebben. Ik ging er o.a. vanuit dat: - De rol van de vrouw en haar bijdrage aan de sector en ook de genderongelijkheid in de sector zichtbaar gemaakt moesten worden; - Instrumenten moesten worden ontwikkeld om de verschillende subsectoren vanuit een genderoptiek te analyseren; - Het ASP de praktische en strategische behoeften van vrouwen en mannen in de sector moest aanspreken en zowel vrouwen als mannen ten goede moest komen. Samen met agro- econoom Andre Graanoogst ontwikkelde ik voor de sector aangepaste methodologische instrumenten voor een genderanalyse waarmee op snelle en efficiënte wijze de bijdrage van vrouwen in de volledige productieketens van diverse sub sectoren in groot - , middengroot – en kleine landbouw bedrijven in verschillende districten zichtbaar werden. De arbeidsinput van vrouwen voor alle geledingen van de productiekolom4 werd in kaart gebracht waarbij de productiemethode als belangrijke determinant werd meegenomen. Voor wat betreft de rijstteelt, het belangrijkste gewas in termen van areaal, productieomvang en deviezenverdiener, kwam o.a. aan het licht dat in de productieketen van het grootbedrijf de vrouw nagenoeg geen inbreng heeft in het productieproces (m.u.v. administratieve – en huishoudtaken). De productiemethode van het middenbedrijf is nagenoeg identiek aan die van het grootbedrijf. Verschillen zitten vooral in de marketing en de besluitvorming. Tabel 1. Rijstproductieketen groot rijstbedrijf naar productie methode en inzet vrouwen (Bron: Guicherit, H en Graanoogst A. 2003) Rijst Productieketen Groot bedrijf Grondbewerking Plantmateriaalvoorziening Inzaai Verpleging Oogst Drogen Pellen / sorteren Verpakken Marketing Transport Besluitvorming Productiemethode Inzet vrouwen Gemechaniseerd Elite zaad Vliegtuigen Vliegtuigen Combines Gemechaniseerd Gemechaniseerd Gemechaniseerd Eigen afzetkanalen Gemechaniseerd Bedrijfsleiding Opmerking Tractoren Dit in schril contrast met de arbeidsinzet van vrouwen vóór de introductie van de mechanisatie en zij die nog traditioneel rijst verbouwen. In district Commewijne, zo bleek 4 Grondbewering, plantmateriaal voorziening, inplanten / inzaaien, gewasverpleging (bemesten, bespuiten, irrigatie/lozing, snoeien etc), oogst, post harvest (sorteren, verpakken), bewerking / verwerking, marketing, besluitvormingsprocessen. uit een onderzoek eind negentigerjaren verricht5, was er onder Javaanse agrarische huishoudens sprake van een nog grotere inzet van vrouwen in de traditionele rijstteelt. Tabel 2. Inzet Javaanse vrouwen in district Commewijne eind negentiger jaren Productieketen traditionele rijstteelt Commewijne Plantklaar maken Bevloeien Planten Onderhoud gewas Oogst Dorsen Transport naar pellerij (Bron: Amatsakio 1999) in de traditionele rijstteelt Inzet vrouwen 25% 25% 88% 63% 88% 75% 13% De genderongelijkheid in de landbouwsector, zo bleek, komt het meest tot uiting als moderne technologie (mechanisatie) wordt geïntroduceerd in het productieproces. Het buitenspel zetten van vrouwen bij de invoering van machines in de rijstteelt t.b.v. inzaai, gewasverpleging en oogst is illustratief. In de pindateelt heeft begin negentigerjaren de trekker, zaai en dopmachine in een Javaanse gemeenschap in Saramacca hetzelfde resultaat opgeleverd; de vrouwen hoeven niet meer te tjappen, in te zaaien of pinda te doppen. Mannen plukken geen kip (met de hand wel te verstaan) maar staan direct klaar om de kippen plukmachine te bedienen zodra die er is; dan is kippen plukken plots werk dat van waarde is voor mannen. Tabel 3. Peulgewassen productie naar productie methode en inzet vrouwen Productieketen Peulgewassen Plantmateriaal voorziening Grondbewerking Verpleging (bemesten, pest management, onkruidbestrijding) Oogst transport Drogen en dorsen Sorteren / verpakken Marketing 5 Amatsakio, C. (1999) Productie Methode Handmatig Inzet vrouwen 80% Gemechaniseerd Handmatig 40% Handmatig Handmatig Handmatig 90% 90% 90% Opkoper / eigen 90% verwerkers Opmerkingen Eigen aanmaak Komt bijna niet voor Zon droging (Bron: Guicherit, H en Graanoogst A. 2003) Behalve eerder genoemde methodologische instrumenten van genderanalyse voor het onderzoek van de arbeidsverdeling van vrouwen en mannen in de diverse productieketens van de agrarische subsectoren zijn er ook gender analytische raamwerken voor de sector gemaakt om bijvoorbeeld ook inzicht te krijgen in de mate van mobiliteit, arbeidsuren, materiële en immateriële baten. Al naar gelang de behoefte kunnen vanuit een genderoptiek meerdere indicatoren worden toegevoegd. Genderplanning gebaseerd op een analyse van de gender gaps moet de ontwikkeling van een gender sensitief beleid immers faciliteren en ook strategieën gericht op het aanspreken van bestaande ongelijkheid. 6 Vijf jaar na het verschijnen van het rapport van mij en collega Graanoogst, 2009/2010, gaat het Ministerie van Landbouw Veeteelt en Visserij (LVV) in het kader van uitvoering van het Agrarisch Sector Plan (ASP) met mij als consultant 7 een overeenkomst aan. Het betreft het “Project Gender” om de eerste aanzet voor gendermainstreaming van de agrarische sector te begeleiden en vervolgens ook training te verzorgen voor stafleden. Ik wordt bij de aanvang van de werkzaamheden wederom geconfronteerd met de nodige obstakels. De Terms of Reference die mij wordt aangeboden verwerp ik tot tweemaal. Ik achtte het allesbehalve haalbaar om in 60 werkbare dagen de eerste Taak volbracht te hebben namelijk: “Een getrainde en genderbewust functionerende PIU (genderfocalpoints) van L.V.V. is in place, die gesterkt is om het proces van gendermainstreaming van het agrarisch beleid voort te zetten.” Dit leek mij voor iedere gender deskundige een onmogelijk opgave. Het getuigde van een ernstige onderschatting van de vereisten voor gendermainstreaming en de voorwaarden, die volledig ontbraken. Aangezien men persisteerde bij mijn expertise heb ik vervolgens na een gesprek met de Directeur van LVV en zijn staf de stoute schoenen aangetrokken en een eigenzinnig “Voorstel voor de Eerste Aanzet tot Duurzame Gendermainstreaming van het Agrarisch Sectorplan” ingediend to do it my way. Het wordt geaccepteerd. Dit voorstel wordt later door een deskundige tijdens een stafbespreking minachtend met twee vingers in de lucht gehouden de suggestieve vraag stellend, is dit wel een plan? Hij wordt nadat ik de vergadering heb verlaten door de Directeur tot orde geroepen. Bij de aanvang van de werkzaamheden was gendermainstreaming voor het Ministerie van LVV een nieuw concept waarmee nog geen ervaring was opgedaan. Gendermainstreaming was wel aangemerkt als beleidsprioriteit. Des te opmerkelijk omdat er geen debat over genderongelijkheid werd gevoerd. Genderongelijkheid in de agrarische sector niet was geïdentificeerd en nog minder structureel aangesproken. Vrouwen hun bijdrage aan de agrarische productie was onzichtbaar en het beleid gericht op agrarische vrouwen concentreerde zich op haar practische genderbehoeften c.q. het verbeteren van haar reproductieve rol. Het ministerie beschikte niet over genderdeskundigheid en gender werd in de planningsmethodologie, begrijpelijk, niet als een belangrijke sociale 6 Guicherit, H. en Graanoogst, A. (2003) Genderanalyse; op weg naar een gendergevoelig agrarisch beleid in Suriname. 7 11juli 2008 t/m 13juli 2009 en 28 oktober 2009 t/m 15 maart 2010 determinant beschouwd. Dus ook niet bij agrarisch onderzoek en de ontwikkeling van agrarisch beleid. Het begeleiden van “de eerste aanzet tot gendermainstreaming ” zag ik daarom als een grote uitdaging en een unieke gelegenheid om, na jaren van theoretiseren, de vertaalslag naar de praktijk te maken weliswaar in de wetenschap dat er geen blauwdrukken zijn en dat in het ASP, bij gebrek aan inzicht, gendermainstreaming als een project was opgebracht en niet als een alles doorsnijdend thema. De beleidsmaker en zijn staf niet beseften dat het een ongoing dynamisch, creatief en strategisch leerproces betreft waarvan het verloop (ook van het krachtenveld van stakeholders) in tijd niet exact voorspelbaar is en het spanningsveld met de bureaucratische administratieve procedures ook moet worden aangesproken. Dit laatste wordt in de ambtelijke praktijk niet zelden als doel op zich beleefd. Mijn strategie was er in eerste instantie op gericht het gebrek aan genderbewustzijn, sensitiviteit en genderdeskundigheid aan te spreken en inherent daaraan de genderongelijkheid in de agrarische sector zichtbaar te maken. Erkenning van de genderongelijkheid en op gender gebaseerde discriminatie in de sector en de overtuiging dat gendergelijkheid uit oogpunt van mensenrechten en ontwikkelingsdoelen moet worden nagestreefd is het startpunt van gendermainstreaming. En dat gendermainstreaming van het beleid geen optie is maar een prioriteit c.q. een must voor duurzame ontwikkeling en voor het bereiken van de gestelde agrarische doelen. Prioriteit werd gegeven aan capaciteitsopbouw van de Program Implementing Unit (PIU) Gender middels een zesdaagse Interactieve Basis gendertraining. Lidmaatschap van de PIU was niet gebaseerd op genderdeskundigheid; het ministerie beschikte daar niet over. Om vervolgens in dialoog met de project verantwoordelijken na te gaan welke ASP projecten zich lenen als pilot voor gendermainstreaming en aanvullende projectdoelen te formuleren die de genderongelijkheid wel aanspreken. Gendermainstreaming van de pilots moest gelegenheid bieden betrokken ambtenaren praktijkervaring op te laten doen en de beleidsverantwoordelijken kennis te laten maken met wat er al niet bij komt kijken op het gebied van genderanalyse, gender sensitief onderzoek en beleid gericht op het verkleinen van de genderkloof. Op het ministerie moest men gaan beseffen dat het beleid zich niet moest beperken tot specifieke agrarische doelen maar dat simultaan aan gendergelijkheidsdoelen gewerkt moet worden terwijl ook mythen moeten worden ontkracht. Vervolgens werd in overleg met de directeur en onderdirecteuren een aantal ASP projecten geïdentificeerd die zich zouden kunnen lenen als pilot voor gendermainstreaming. Op drie eendaagse workshops werd aan de hand van verkregen informatie van de projectverantwoordelijken en in dialoog met hen een keuze gemaakt voor twee ASP projecten te weten Stimulering Agro Ondernemerschap (SAO) en Agrarisch Krediet Fonds (AKF). Ook het project Stimulering Teelt Kleine Herkauwers (STKH) werd aangemerkt als pilot, zij het dat de insteek voor gendermainsreaming in een latere fase gemaakt zou worden bij de selectie van modelbedrijven, training en promotie. Aan de doelen van deze projecten werden vervolgens gendergelijkheidsdoelen toegevoegd en strategische doelgroepen geïdentificeerd. De strategie gericht op capaciteitsopbouw werd verruimd naar de stakeholders van deze pilotprojecten.8 Genderbewuste stakeholders moeten immers zorgen voor een evenredige participatie van mannen en vrouwen in de trainingen van SAO en in het korps consulenten en vrouwelijke agrarische ondernemers stimuleren om gebruik te maken van de kredietfaciliteit van het AKF en de toegang tot dit fonds verbeteren. Voor het verzorgen van de training in Coronie mochten wij niet overnachten. Toen ik de chauffeur van de dienstwagen aanspoorde wat sneller te rijden kwam ik tot de ontdekking dat hij niet meer dan 25 liter per dag mocht tanken. De snelheid had hij daar op afgestemd want na afloop moest hij met de laatste liters zijn huis nog bereiken. Om de toegang van vrouwelijke agrarische ondernemers tot het AKF te vergroten is inzicht in de genderrelaties in rurale gebieden en in de belemmeringen die vrouwelijke agrarische producenten ondervinden, als het de aanvraag van kredieten betreft als middel voor de ontwikkeling van hun ondernemerschap, een vereiste. Dit inzicht zou de basis moeten vormen voor een dialoog met het bestuur van het AKF en de Landbouwbank om hun beleid daarop aan te passen en dus de criteria vrouwvriendelijker te maken. In een Rapid Rural Assessment (RRA), een genderanalytisch instrument, met kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren werden 68 vrouwelijke agrarische producenten in vijf districten geïnterviewd. Vlak voor het vertrek naar Nickerie voor de RRA krijg ik te horen dat mijn verblijfskosten niet worden vergoed. Het aansturen van de PIU in het veld gebeurde op afstand. De laatste dag moeten op de terugreis nog onderneemsters in Wageningen worden bezocht. ‘s Morgens vroeg informeer ik daarom als ze al vertrokken zijn. Het antwoord luidt:” Nee, we moeten pas om 12 uur uitboeken.” Ik slaag erin bij een bevriende organisatie software voor verwerking van de data op te laden op een LVV laptop in de veronderstelling dat de PIU daarmee aan de slag kan. Maar invoeren van data is niet hun werk. Bovendien bleek hun verouderde versie van de software niet rijp voor de prullenbak en dus niet verruild om de data alsnog te kunnen invoeren. Na een jaar c.q. 60 werkbare dagen: - Voldoet het Ministerie van LVV nog niet aan de vereiste voorwaarden (men heeft zich het concept gendermainstreaming nog onvoldoende eigen gemaakt), is de PIU Gender niet in staat gendermainstreaming van het ASP en het agrarisch beleid zelfstandig te trekken en ontbreekt het hen aan een theoretische bases. Diverse aanbevelingen ten spijt, de vervolg overeenkomst was van te korte duur om deze uit te voeren9. De voorgenomen evaluatiesessie met verantwoordelijken voor de andere in uitvoering zijnde ASP projecten en het voorstel om de evaluatie “De eerste stappen op weg naar een beter genderevenwicht in de agrarische sector”10, aan de minister te presenteren, vonden weliswaar enthousiast weerklank bij het overgrote deel van de staf maar hebben tot mijn grote teleurstelling toch geen voortgang gehad. Het belang de pro – 8 Vijf tweedaagse gendertrainingen werden georganiseerd voor de PIU SAO, het bestuur van het AKF en de strategische doelgroepen van het Ministerie van LVV in de districten Commewijne, Saramacca, Coronie en Nickerie. In dit kader zijn 100 medewerkers (76 mannen en 24 vrouwen getraind). 9 28 september 2009 t/m 15 maart 2010 10 samengesteld door de PIU Gender en de begeleidingsconsultant en contra krachten te identificeren en het ontwikkelen van een strategie meer voorstanders te winnen en tegenstanders te neutraliseren is een niet te onderschatten aspect van het proces van gendermainstreaming maar wordt bemoeilijkt door de beperkte contractueel beschikbare tijd en het feit dat de consultant als externe deskundige niet dagelijks binnen de structuren van het ministerie opereert. De Gender Focal Point werd wel geïntegreerd in de planningsstructuur van het ministerie en valt nu onder de verantwoordelijkheid van het Onderdirectoraat Planning en Onderzoek. Het traject capaciteitsopbouw werd in het vervolgtraject voortgezet voor een selectie groep stafmedewerkers door de minister aangewezen als de nieuwe strategische doelgroep. Ten behoeve van deze doelgroep werden vier trainingsdagen georganiseerd met als motto zonder gender analyse geen gendermainstreaming. De aangereikte tools waaronder een gender analyse matrix voor bestaande programma’s, projecten en beleid, moesten de trainees toepassen in een programma of project van het ministerie. En dan is het contract verlopen. Mijn aanbod beschikbaar te zijn lijkt wel door de wind meegenomen of door de zon verbleekt. Wat nu te doen? Voor het bereiken van een beter gender evenwicht verdient het opbouwen van gender analyse capaciteit prioriteit. Aan alle beleidsdoelen moeten gelijkheidsdoelen worden toegevoegd. Niet blijven praten maar de vertaalslag naar de praktijk maken anders verlies je geloofwaardigheid. Voor en tegenstanders identificeren, analyseren en een strategie ontwikkelen. De strijd tegen de ambtelijke cultuur, een van de grootste obstakels voor ontwikkeling, aangaan. STELLING 1. BELEIDSMAKERS WETEN NIET WAT GENDERMAINSTREAMING VAN HET BELEID BETEKENT. ONDER DRUK VAN DE TIJDGEEST EN DONOREN, STELLEN ZIJ BELEIDSPRIORITEITEN VAST WAARVAN ZIJ DE INHOUD EN STREKKING NIET BEVATTEN. STELLING 2 VOOR GENDERDESKUNDIGEN IS PASSIE EEN ABSOLUTE NOODZAAK OM DE UITDAGINGEN OP HET PAD NAAR GENDERGELIJKHEID AAN TE GAAN. 9. Panel discussie De panelleden zijn: - Carla Bakboord MSc. - Dr. Julia Terborg - Judith Brielle MSc. - Drs. Melinda Reijme - Drs. Jo – Ann Fung A Loi - Drs. Henna Guicherit Statements: Carla Bakboord MSc. Bij gender – analyse is er meer nodig dan alleen cijfer materiaal. Cijfer materiaal is wel belangrijk, maar voor een diepgaande analyse en beleidsontwikkeling voor gelijkwaardigheid is meer nodig. De vraag die gesteld moet worden: “Hoe komt het dat meer mannen op leidinggevende posities zitten dan vrouwen?” etc. Om op deze vraag antwoord te geven is meer inzicht en kennis nodig. Gender als een analytisch instrument (leeftijd, klasse, religie, sexuele voorkeur / geaardheid, etc.) Gender – analyse: - Niet alleen verschil tussen man en vrouw, maar hoe mannen en vrouwen ongelijk worden behandeld. - Gender mainstraiming aanhalen - Rollen en verantwoordelijheden - Beleid moet worden aangepast - Niet alleen sekse – data verzamelen, maar de vraag die gesteld moet worden: “hoe”?? Dr. Julia Terborg Ervaringen / opvattingen: In de loop van de jaren is er een ontwikkeling over de bewustzijn van “gender en development” op zowel de Universiteit als daarbuiten. - Integratie van gender perspectied in onderwijs en onderzoek zijn momenteel marginaal. Zelf verantwoordelijk voor vak gender en development (department of Sociology) en sinds vorig jaar bij ‘ Masters Education, research and Sustainable development’, ook verzorging van module “Gender and community development” and research seminar ‘Critical metheodologies’, waaronder ook feministische methodologie. Veel interesse en duidelijke groeiend bewustzijn bij jongeren. - Genderonderwijs stimuleert ook genderonderzoek, gelet op toenemende keuze voor gender gerelateerde thesis onderwerpen. - Behalve de Universiteit ook kennis buiten de Universiteit, instituten en individuele onderoekers/ consultants. Belangrijk dat structuren en mechanismen worden gecreerd voor structurele samenwerking. - Gender – analyses zijn noodzakelijk en haalbaar. Voorwaarde is wel beschikbaarheid van middelen en capaciteit. Feministische methodologie vereist een specifieke aanpak en toepassing van methoden die vaak arbeidsintensief en tijdsintensief zijn, dus ook meer geld kosten dan snelle, oppervlakkige surveys. Vereist meer diegang in inzichten. Met kanttekening: verkregen inzichten in barrieres en gaps zijn nog geen garantie voor interventies om deze barrieres op te heffen. - Rol van IWGDS is onvoldoende erkend en er is onvoldoende ondersteuning vanuit de leiding van de Universiteit om de rol van genderstudies centraal adequaat te vervullen. - Onderzoek in dit land is een probleem, omdat primaire data schaars is. Er is geen ervaring bij het verzamelen van data. - De analyse moet diepgaander zijn. Kijken “waarom” er bijvoorbeeld mannelijke drop – outs zijn. Dus niet alleen de vergelijking dat er meer vrouwen zijn dan mannen op adek, maar “waarom”??? Drs. Melinda Reijme Het Nationaal Bureau Genderbeleid (NBG) is het orgaan dat het Nationaal Genderbeleid formuleert, coördineert, monitoort en evalueert. Het NBG richt zich op duurzame partnerschappen met Nationale, Regionale en Internationale organisaties. Behalve het formuleren en uitvoeren van het nationaal genderbeleid en periodieke rapportages aan nationale en internationale instellingen of mechanismen zoals het CEDAW, Belém do Para en MDG’s. Om te voldoen aan onze rapportageplicht en voor het identificeren van gebieden waar beleidsacties ondernomen moeten worden om gendergelijkheid te bevorderen en vooruitgang op dit gebied te monitoren en te evalueren, is het belangrijk dat het NBG relevante en betrouwbare data gespecificeerd naar geslacht beschikbaar heeft. Verschillende rapporten zoals het gender equality onderzoek (2010) en ook de slotopmerkingen van de CEDAW commissie benadrukken het gebrek aan data om de situatie van mannen en vrouwen nauwkeurig te kunnen analyseren. Het gebrek aan Data vormt ook een obstakel voor het evalueren van maatregelen die door de overheid worden getroffen. Aanvullend op de kwantitatieve data die door instanties zoals het Algemeen Bureau voor de Statistiek (ABS) en het Bureau voor Openbare Gezondheidszorg (BOG) verzameld worden is het ook de “waarom” vraag die beantwoord moet worden. Met andere woorden, gegevens uit kwalitatief onderzoek. Als we de oorzaken van een bepaalde situatie kennen (bijv. Waarom er zo weinig vrouwen in besluitvormende posities zitten), is het dan mogelijk gepast beleid te kunnen formuleren. Als voorbeeld om het belang van gender analyse aan te geven wil ik een project aanhalen dat momenteel bij het NBG in voorbereiding is namelijk People Centered Budgetting. De begrotingen worden vaak als gender neutraal gezien. Er wordt aangenomen dat mannen en vrouwen in gelijke mate voordeel hebben bij het overheidsbeleid. In de praktijk is dat echter niet het geval. Bij een gendergevoelige begroting wordt er namelijk rekening gehouden met de belangen, behoeften en prioriteiten van zowel mannen en vrouwen en geeft ook inzicht in het effect van overheidsuitgaven op mannen, vrouwen, jongens en meisjes. Een ander voorbeeld waarom een gender analyse belangrijk is, is in dit voorbeeld van huiselijk geweld. Als aanvulling op de kwantitatieve data die door met name de politie verzameld worden, is het nationaal Bureau Genderbeleid in het district Nickerie gestart met een kwalitatief onderzoek naar huiselijk geweld. De gedachte hierachter was dat alleen cijferdata niet voldoende is, het is ook belangrijk om informatie te hebben over waarom huiselijk geweld plaatsvindt. Tot slot, wil ik aangeven dat als wij willen voldoen aan onze nationale en internationale verplichtingen, het belangrijk is dat de verschillende gouvernementele en nietgouvernementele organisaties data verzamelen naar geslacht en die data ook beschikbaar stellen aan het NBG en andere belanghebbenden. In het ontwikkelingsplan staat immers dat het uitvoeren van het ontwikkelingsbeleid door middel van samenwerking tussen overheid en particulieren het zogenoemde Public Private Partnership (PPP), van vitaal belang is. Naar deze context vertaald is het samenwerken tussen verschillende actoren ook met de Anton de Kom Universiteit cruciaal om het genderbeleid succesvol vorm te geven, te implementeren en te monitoren. Panelleden van links naar rechts: C. Bakboord MSc, Dr. J.Terborg, Drs. H. Guicherit, Drs. M. Reijme, J. Brielle MSc, Drs. J. Fung A Loi Vragen gesteld door de deelnemers: Reginald Cairo (vertegenwoordiger van Stichting man meet man) Mevrouw Bakboord heeft aangegeven, en dat wordt algemeen dus ook zo gebracht: er zijn meer mannen daders van intiem partner geweld. Wij zijn er over gaan nadenken in onze stichting en we vragen ons af als er niet eerder gesproken zou moeten worden over fysiek intiem partner geweld? De rede waarom: we merken dat het geestelijk geweld waarmee mannen geconfronteerd worden, een niet te onderschatten probleem is. Dus vandaar dit voorstel. Carla Bakboord Ik vind de vraag van Cairo een belangrijke vraag. Er zijn twee benaderingen over huiselijk geweld. Er zijn onderlinge ruzies in gezinnen waarbij een van de partners zich niet bedreigt voelt. Dat zijn de joegoe joegoes, scheldpartijen, geestelijk geweld en soms ook fysiek geweld, in die vorm dat de een geen macht over de andere heeft. Dat zijn die ongezonde relaties en men kan er hulp voor krijgen door naar een counseler of een gezinstherapeut te gaan om te proberen die relatie te herstellen. Dus de vraag die gesteld moet worden is: voelt de een zich bedreigd, voelt de een zich bang of leeft eentje in angst? Dat is een vorm en voor die is er een totaal andere benadering voor hulpverlening. Over die vorm van geweld heb ik het niet en daarmee zeg ik niet dat die vorm goed is. Bij die andere vorm van geweld waarbij er wordt gekeken naar die strafbare feiten, gaat het echt om die ongelijkwaardige machtsrelatie. Een van de twee partijen voelt zich bedreigt en is dus echt bang. En onderzoeken wijzen wereldwijd uit, dat mannen in meerdere mate daders zijn van die vorm van geweld. Ik weet dat vrouwen geestelijk geweld toepassen, maar we zouden moeten onderzoeken of dat ook een vorm is van het geweld waarover ik het heb. Voelen mannen zich bang en bedreigt en durven ze niet naar huis te gaan. Al dat soort zaken zouden onderzocht moeten worden. Er zijn mannen die inderdaad wel bang zijn en in die situatie zitten, maar die zijn twee verschillende benaderingen in de hulpverlening. Reginald Cairo (Stichting Man mit Man) Mannen kennen ook angsten alleen uiten ze hun angst op een heel andere manier. De man denkt, als ik me angst uit dan ben ik geen man. Een simpel voorbeeld: jongens zijn bezig te voetballen in de straat. Een van ze schopt zijn voet aan een steen of iets dergelijks en hij heeft pijn. Hij gaat huilend naar binnen want hij heeft pijn. En wat wordt er tegen hem gezegd: boi no krè, je doet als een meisje. Dus die jongen wordt niet geleerd om zijn emotie te uiten en hij wordt volwassen met dat idee, een man mag niet huilen anders is hij geen man. Uiteindelijk komt hij in een relatie terecht en hij heeft niet geleerd zich te uiten. Wanneer hij midden in die relatie zit, hij gaat naar school of die dame gaat naar school, dan krijg je een situatie waarbij die jongen een bepaalde ervaring opdoet. A meisje e fong joe nanga mofo. Hij wordt angstig en weet niet hoe hij zich moet uiten ten opzichte van die situatie want hij heeft niet geleerd hoe hij zich moet uiten. Wat gaat hij dan doen, hij gaat slaan. Dat zijn de ervaringen die wij in ons werk meemaken. Carla Bakboord Hetgeen meneer Cairo heeft aangevoerd, is de moeite waard om te onderzoeken. Dat is wat ik bedoel. Dus dat je dan ook kijkt naar, wat zijn de oorzaken van het geweld bij mannen die geweld plegen. Misschien komt dat ook naar boven. Maar dan stel je ook nog de vraag: als hij boos is en hij is agressief, waarom slaat hij zijn partner en niet bijvoorbeeld zijn baas of de buurman? Als de onderzoeker gaat kijken naar de hoe vraag, dan gaan dit soort zaken naar boven komen. Jennifer Geerlings-Simons ( voorzitter DNA ) Laat mij toch wel constateren voor het verslag dat we er dus nog lang niet zijn. De meneer van daar net ( Reginald Cairo ) is de enige van 4 mannen die ik in de zaal zie. Er zijn nog een paar. Ik constateer het als een serieus feit omdat dat inderdaad betekent dat we nog in een fase zitten van een soort van activisme. Het is nog steeds niet mainstream en het betekent ook dat mannen, los van angst, blijkbaar geen enkel probleem hebben dat ze moeten bespreken wanneer het gaat over gender relaties in onze samenleving. Als de mannen er niet zijn wil dat zeggen dat ze geen probleem hebben of ze herkennen in elk geval niet dat ze een probleem hebben. Degenen die de slag voelen, die zijn natuurlijk aanwezig. Dat was de eerste opmerking. Ten tweede, ik zit altijd vol vragen wanneer we praten over de gender relaties omdat ik ze niet los kan zien van de totale maatschappelijke relaties, economische modellen en andere dingen. Dus ik ga twee lijnen uitzetten en ik maak u deelgenoot ervan omdat ik weer met u wil werken. Het Parlement is bezig en daar kom ik straks op. Er is een praktische lijn omdat we vandaag natuurlijk leven in deze gemeenschap. Er worden een paar vrouwen mishandeld, misschien verkracht, misschien hebben ze andere problemen. Dus er is een. Vrouwen kunnen geen werk vinden, de kinderen gaan naar de verdoemenis. Dus ik erken dat en ik denk dat we een aantal aktiviteiten moeten ondernemen om vrouwen in staat te stellen zichzelf te handhaven in deze maatschappij. Ik praat nog steeds niet over vooruitgaan maar handhaven, voor hun kinderen zorgen en een menswaardig bestaan leiden. Dat zijn accute zaken. En dan praten we dus over werkgelegenheid, gelijke beloning, vertegenwoordiging in de politieke besluitvormings organen. Dat noem ik allemaal praktische zaken en daarom ben ik helemaal op één lijn. We moeten eraan werken, we leven in die gemeenschap, we hebben die organisatie, dus vrouwen moeten daaraan deelnemen en vrouwen moeten dus ook in de politieke besluitvorming en zo, anders denk ik dat we verkeerd bezig zijn Ik kan geen vrouwen c.q. genderzaken analyseren zonder het totaal vaarend politiekeconomisch model in Suriname. Namens Suriname ben ik nu heel erg aktief in de regio en ik zeg het ook steeds op die forum en het blijkt dat meer mensen dat hebben. Er is hier een statement gemaakt over Canada en etniciteit is erbij gehaald. Ik heb in Washington een Canadese dame, die 20 jaar in de politiek heeft gezeten, horen zeggen op een reactie ook o.a. van mij: het politiek-economisch model is ontworpen door en voor blanke mannen. Het was een blanke vrouw die dat zei. Dus vrouwen passen niet erin, andere mensen passen niet erin. En het is dus niet alleen vrouwen die niet in dat model passen, in feite passen de meeste culturen in de wereld niet erin. Het is een euro - centries model en het is dus over onze ruggen en over onze hoofd heen ontwikkeld. Ik wil dit toch wel hier stellen. Niet om vandaag die discussie te geven maar in feite kan je dus volgens mij de diepergaande discussie en de diepere vragen die ook aan de orde zijn geweest, niet behandelen zonder ook naar dat ding te kijken. En dat is nauw mijn motivering om te zeggen, ja we moeten snel meer vrouwen in de besluitvormingen hebben. Niet omdat ik denk dat vrouwen op korte termijn alle problemen van de wereld gaan oplossen, maar omdat we geen schijn van kans gaan hebben om een systeem te ontwikkelen dat vrouwen en hun manier van leven uitsluit en verandert door alleen vrouwen weg te halen uit hun manier van leven en ze te brengen in een andere manier van leven, hetgeen ik helemaal niet zo geweldig vind. Mevrouw Fung A Loi heeft gepresenteerd in de data, dat de mensen die in een huis zijn en bezig zijn de basis voor onze economie te leggen als economisch niet aktief in het model worden genoteerd. Als we dat niet gaan veranderen, wat gaan we dan doen met vrouwen. We gaan met vrouwen doen wat met mannen al 200 jaar gedaan is. We hebben ze weggehaald van hun timmershop en hun boerderij en in fabrieken gezet. En onze generatie is van mening dat het zo hoort. Mannen horen uit huis, aan het werk te gaan. Maar het was niet altijd zo want mannen waren ook in de buurt van hun gezin. En nu halen we de vrouwen eruit. Logisch, want als je geen geld hebt in deze maatschappij kan je net zo goed doodgaan. Je hoeft niet veel te hebben, maar je moet eten kunnen kopen toch. En hoe meer je hebt, hoe meer status je hebt en hoe meer macht je hebt. En het gevolg is dat vrouwen op een gegeven ogenblik machteloos en zonder eigen inkomen, begonnen zijn te strijden en logisch ook. Maar we moeten ons echt afvragen, mevrouw Terborg, als de strijd inderdaad niet toch nog steeds breder is. Gender is een symptoom. Wanneer iemand ziek is, hij heeft geelzucht, koorts en zo. Hij heeft een ziekte, het systeem is niet goed. Het politiek economisch systeem. Wat onze accute vraagstukken betreft, wil ik vragen aan de mensen die vandaag hier zijn. Ik ga u uitnodigen om een afspraak te maken, zodat u bij me kunt komen in het Parlement. Als Parlement hebben we formeel en officieel het vraagstuk van de vertegenwoordiging van vrouwen in de politiek op onze agenda en we zijn bezig er iets aan te doen. Bovendien hebben we de Pan American vergadering in mei en ik wil Surinaamse actoren aktief erbij betrekken. Ik geloof niet dat er beleid gaat worden gemaakt om meer vrouwen in het Parlement te hebben. Beleid kan je daarop niet maken. Het is een maatschappelijke aktie die je moet doen en die ik toch wel mis. We proberen nu vanuit het Parlement die actie te voeren, maar u gaat allerlei zaken tegenkomen en ook onder mijn Parlementariërs. Een heleboel zaken die men vroeger zei van mensen die onafhankelijk wilden worden in een land. En ik vraag u dus om ons te ondersteunen hiermee. Ik wil van u horen hoe wij als Parlement het maatschappelijk stuk kunnen ondersteunen. Wat u zegt ken ik al, ik denk de meeste mensen hier. We hebben wat centen, niet een heleboel, om inderdaad dingen via de media te doen. Ik vraag u om contact te maken om ons de data, die er beschikbaar zijn om mensen misschien wakker te maken, te geven. We zijn nu bezig met de voorbereidingen voor de volgende ronde met de vrouwen. Het vraagstuk dat ik zie is de neergang van het aantal vrouwen bijvoorbeeld in de politiek. Ik heb vanmorgen een mail gestuurd naar alle Parlementariërs want we zitten nu in een VNmissie. Er is niets anders wat in de weg staat van meer vrouwen in het Parlement in 2015 dan de overtuiging van de voorzitters van de politieke partijen. Als die van mening zijn dat er een paar vrouwen moeten komen, gaan ze komen. En als ze van mening zijn dat ze niet moeten komen, dan gaan ze niet komen. En hoe veranderen we die mening? Niet door het beleid van Binnenlandse zaken, met alle respect voor het beleid. We werken ook daaraan, gender mainstreaming en gender budgetting. Ik denk dat u daarvan op de hoogte bent of moet zijn. Het is echt die aktie die het land in 1996 heeft gevoerd die heeft gemaakt dat je die stijgende lijn hebt gekregen. En het ontbreken van die continue maatschappelijke aktie heeft gemaakt dat je die halvering hebt gekregen waadoor we een van de 6 landen zijn die zo achteruit is gegaan in de wereld. Dus ik doe een oproep om dat stukje wat we moeten doen op de korte termijn te doen. Die oplevering van geweld tegen vrouwen ……..het dodelijk geweld. Was het er altijd? Wie presenteerde de data over de agrarische sector. Wat zijn de historische realiteiten? Wordt het meer, wordt het minder ? Het zijn vragen die ik heb. Maar ik weet een ding en dat is dat ik me als vrouw als mens goed heb gevoeld omdat ik naar school kon gaan, normaal kon participeren en kon doen wat ik wilde doen. Tegelijkertijd verschillen mannen en vrouwen en moeten ze elkaar aanvullen. En er staat nergens dat mensen het gelukkigst zijn als ze de hele dag rennen achter geld en op tien hoog palen aan elkaar lassen. Die mensen verdienen veel. Die mensen die voor onze kinderen zorgen verdienen weinig. Is het zo dat vrouwen en mannen buiten hun huis moeten werken voor baas om gewaardeerd te worden? Het werk dat we doen binnen onze gezinnen moet gewaardeerd worden waardoor we die vrijheid hebben om ons te bewegen. Ik ben echt blij met die discussie maar ik constateer jammer genoeg dat we inderdaad nog steeds met elkaar discussiëren. DNA heeft een overeenkomst met AdeKUS gesloten en ik weet niet als daar voldoende bekendheid aan is gegeven. We hebben elk jaar plaats voor 10 studenten en we gaan die studenten een stipendium geven om een afstudeerscriptie te schrijven op onderwerpen waarin wij op de eerste plaats geïnteresseerd zijn, maar AdeK kan ook zeggen van, ik wil dit doen. We hebben als Parlement cijfers nodig. Vanaf oktober hebben we deze overeenkomst getekend en we hebben een eerste lijstje van onderwerpen in die overeenkomst opgenomen. We zijn nu bezig gedetailleerde links voor AdeK te sturen en AdeK kan ons ook vragen. We hebben nog geen enkel verzoek binnen gekregen. Dus gender en data over geweld. Wij gaan nu betalen om te kijken waarom mensen geweld plegen? Waarom die jongens inderdaad uitvallen? Vallen ze uit of is het alleen maar in vergelijking met die meisjes, want dat kan ook enz. Ik geloof niet dat we niet weten wat er aan de hand is. Ik denk dat er meer aktie moet komen want anders gaat het zo blijven. Carla Bakboord Ik ben helemaal met u eens. We moeten in uitvoering gaan. Er is al onderzoek en er is ook een gender analyse gemaakt over de oorzaken van het geweld tegen vrouwen. En als je dat heel goed bestudeerd-….. omdat het echt die lijn geeft vanaf het begin van die relatie, hoe dat geweld insluipt- kan je allerlei interventies beginnen te plegen. En dan zeg ik niet dat het geweld morgen ophoudt, maar als we zien hoe dat werkt, dan zou je kunnen beginnen met de jongere generatie die dan aankomt. Ik ben het helemaal met u eens. Sommige dingen kan je nu al doen. Het Parlement, mooi die 10 studenten. Misschien geeft het Parlement ook nog geld om inderdaad in die uitvoering te gaan om echt die interventie te gaan plegen. Soms liggen onze onderzoeken daar, maar het is al heel duidelijk in die aanbevelingen. Je kan echt wel ermee werken. Sommige onderzoeken moeten nog gedaan worden. Ik zie dat ABS heel wat mooie cijfers heeft. Als we die cijfers hebben kunnen we dan ook verder gaan met de analyse en de volgende stap is: breng het in uitvoering want daar blijven we steken. Julia Terborg Ook helemaal eens. Ik denk ook dat gender absoluut bekeken moet worden in relatie met andere sociale ongelijkheidsrelaties, binnen etniciteit en binnen klassen etc. Dat van maatschappelijke actie is cruciaal en het gebeurt ook, alleen op te kleine schaal. Er is onderzoek gedaan, er zijn data beschikbaar en er is dan bijvoorbeeld zo een overheidsafdeling waarbij je kan zeggen: luister we hebben gekeken naar tienerzwangerschappen, de data zijn er en er zijn aanbevelingen voor aktie op korte termijn op minder lange termijn en wat je probeert te doen. Je moet in die follow up blijven en positieve aanknopingspunten vinden bij dat departement want uiteindelijk heb jij als persoon of als organisatie, niet de middelen om op grote schaal maatregelen te treffen. Dus je moet die link proberen te houden met de overheid en dat is eigenlijk een van de belangrijke strategieën. Hoe kan je de overheid versterken en hoe kan je in het proces van onderzoek en dataverzameling werken aan bewustwording en zeg maar actie? Dat is een van de belangrijkste strategieën want als je als NGO of als individu en zelfs als Universiteit aktie zou willen ondernemen, dan zijn die hele kleine stapjes terwijl de overheid, zo een afdeling, de structuur en het budget heeft. Het gaat er om dat die politieke wil beschikbaar moet zijn. Soms is die een klein beetje beschikbaar, soms iets meer en soms is die helemaal afwezig en dan zit je vast. Dus het is eigenlijk een continue proces van lobby van proberen om zij aan zij met overheidsfunctionarissen te werken. Henna heeft het goed beschreven. Soms zijn er achievements en andere momenten zijn er geen achievements, dan is het weer een stap achteruit. Dus ik denk dat die aktie er is maar ik begrijp wat u bedoelt. Het gaat eigenlijk vooral om die politieke aktie want we moeten meer vrouwen in de besluitvorming krijgen, vrouwen die gender bewust zijn en dat zal vooral via de politieke partijen moeten gebeuren. Dus het heeft absoluut te maken met een politieke cultuur die moet veranderen en dat is een interne strijd, ook binnen de politieke partijen. Het is ook een strijd buiten de politieke partijen want het vrouwen Parlement forum en andere organisaties zijn bezig met de bewustwording. Maar dat is eigenlijk cruciaal. Vrouwen krijgen in besluitvormings posities zodat je meer positieve aanknopingspunten vindt wanneer je op basis van onderzoek evidence based beleid wil implementeren. Henna Guicherit Het is iets wat me al geruime tijd bezig houdt. En dat heeft te maken met het feit dat er in tegenstelling tot een aantal decennia geleden geen sprake is van aktieve belangenstrijd in dit land. Als ik terug ga naar de zeventigerjaren dan was er sprake van belangenorganisaties. Een vrouwenorganisatie kwam op voor de belangen van vrouwen, jongerenorganisaties,…… er werd aktie gevoerd. We gingen de straat op en ik mis dat al geruime tijd. En ik vraag mij af als de mensen in dit land geloven in die verandering en die transformatie waarin wij voor staan. Want als u er in gelooft, dan ga je voor die strijd.. Als je die passie niet hebt, verandert er niets en er zijn te weinig mensen met passie. Maar ik ben bereid weer de straat op te gaan. Judith Brielle Het klopt totaal wat u zegt, dat we leven in een society die eigenlijk gevormd is voor een bepaalde groep. U heeft het specifieke over huisvrouwen. Binnen UN is er ook altijd een discussie over de verschillende definities. We hebben net een global meeting gehad in Zuid- Afrika. De executive director is een Nigeriaan. Een van de dingen die hij gevraagd heeft is commitment. Hij wil specifiek van elk land een commitment, want hij zegt: we zeggen heel mooi dat veel van die structuren die zijn opgezet, global commitments zijn en we schuilen daar achter zonder erbij stil te staan voor wie die commitment is gemaakt. Als je kijkt hoe de UN is opgezet, wat was de structuur, voor wie was het opgezet, hoe is die verandering en wordt die verandering wel vertaald naar het nationaal belang? En vaak maken we ons ook schuldig daaraan of zijn we ons niet bewust van die structuren en van waar die organisatie komt en leven we dus binnen datgene en verschuilen we ons achter de global commitments, terwijl ze national commitments moeten zijn. Ik denk dat u de UN - structuur heel goed kent. Er is een coördinating group voor social data. Waarom social data? Ik denk dat het al eerder is gezegd. Voor andere data hebben we al een historie. Je kan naar Centrale Bank gaan en je kent alle economic data. “It is the social data that we have a problem with and that has to be strenghten”, daarom dat we specifiek hebben gezegd van, in die werkgroep social data, die is echt een van de ruimste. Ik denk dat bijna alle ministeries daar zijn te vinden. Het wordt een hele zware taak. We hebben er 5 jaar voor uitgezet. Als je kijkt en dan denk je van, het is een heel klein doel: versterken. Maar als je kijkt naar de onderliggende factoren dan zie je die vertaalslag om het voor mensen diudelijk te maken. Wat je in verandering wilt zien is niet een project, het is niet een budgetline maar het is een attitude en verandering in vele gevallen. Dus we hopen met die coördinating group, waarin dus verschillende ministeries zitten, inderdaad sterker te gaan werken aan die vertaalslag en dat zal dan helpen om van die global naar inderdaad het ondersteunen van nationale belangen te gaan. De UN is bereid daar waar mogelijk en waar nodig haar bijdrage te leveren en indien de meeting van social data moet worden aangevuld met iemand van het Parlement dan is dat, denk ik als co-chef, heel erg welkom. Jo – Ann Fung A Loi Wat ik kan aangeven ten aanzien van de gelegenheid geboden door u (voorzitter DNA) om bij u te komen of het Parlement om de gegevens te delen, is een mooi woord om de mensen bekend te maken met de gaps die we hebben kunnen constateren op het gebied van, waar we aan moeten werken. Want vaak presenteren we de gegevens aan het publiek maar dan denken we van: is er geen bredere aanpak die we nodig hebben? Hebben we niet meer stakeholders nodig om dit probleem in zijn geheel aan te pakken. Dus ik kan van hieruit ook aangeven dat de ABS zich eigenlijk geroepen voelt om haar bijdrage te leveren aan het gender vraagstuk. Jennifer Geerlings-Simons (Voorzitter DNA) We hebben 14 of 15 mei de womens Group van Pan Americas (vrouwelijke Parlementariërs) hier. Ik heb al aan de organisatie aangegeven dat we een soort sight event met de lokale mensen en de actoren zullen hebben, omdat ik wil dat dat ding een zekere maatschappelijke impact hier moet hebben. Dus ik ga u vragen om voor komende week een afspraak te maken zodat we een voorbereiding maken voor het Parlement, dus voor die meeting van eerste week van mei, waarbij het Parlement van die mooie uitgewerkte data krijgt om duidelijk te laten zien dat er wel echt behoefte is: om te kijken naar de vraagstukken waarmee vrouwen en soms ook mannen zitten en om dan inderdaad te werken naar meer vrouwen in beleidsvormende en besluitvormende organen van het land. Als u deze data voor mij kan ontwikkelen dan gaan we volgende week verder hierover praten. Prof. Kempadoo Alhoewel aktie en beleid belangrijk zijn, moeten we niet vergeten dat, voor gender bewustzijn, het onderwijs vanaf de lagere school tot de hogere nivau’s heel erg belangrijk is. Ik begrijp dat professor Shepperd (University in Jamaica) een analyse heeft gemaakt van hoe gender binnen de textbooks moet worden weerspiegeld. Gender in textbooks voor lager en middelbare scholen, dat soort dingen zijn belangrijk. Het is niet alleen belangrijk om vrouwen te hebben, gender bodies te hebben, maar ook dat bewustzijn, en dat perspectief van de mensen die in die posities komen ontwikkeld moet worden. Astrid Runs (deelnemer) Waarom gebruiken we niet meer de interseksionele benadering in plaats van de gender. Want ik hoor wel dat jullie elementen benoemen dus ik ben heel erg benieuwd naar uw standpunt ten aanzien daarvan. Ook naar aanleiding van wat de DNA-voorzitter en professor Kamala hebben gezegd. De intergenerationele overdracht van gender, dat mis ik. Waarom zijn jonge vrouwen zowel in Suriname als Nederland niet boos. Ze zijn niet boos want alles gaat goed. We vinden werk als het nauw laag betaald is of niet of goed betaald. Hoe komt het dat we niet boos zijn. Hebben we niet geleerd van onze moeders etc. Dus hoe nemen we onze dochters, onze zusters ook weer mee. Moeten we niet eerst even nadenken om een soort research agenda samen te stellen, waarin alle belangrijke onderzoekers, activisten zitten. Gewoon een research agenda vaststellen voor de komende 5 jaren waarbij je dus verschillende studenten, groepen, activisten, etc. mee kan nemen. Alisa Darson (Bestuur van de Universiteit ) Ik zou het heel prettig vinden als meer vrouwen actiever waren. We zijn een beetje passief, we zijn gauw tevreden. Ook de studentengemeenschap bijv.. Als studenten worden uitgenodigd om te participeren bij iets, het lijkt alsof het ze niet interesseert, niet gemotiveerd zijn. Dus ik denk dat we moeten gaan werken aan, hoe de mensen actief te krijgen Er zijn veel vrouwen die aan de Universiteit afstuderen. We hebben naar de cijfers gekeken van ABS, meer vrouwen studeren af. Waar belanden ze. De hoge posities worden meer door mannen bekleed. En professor Kamala had het over een action Group, waarbij verschillende mensen bij werving en selectie van mensen gaan kijken naar gender, achtergronden, cultuur en zo. Ik denk dat dat noodzakelijk is voor alle ministeries, instellingen en vooral ook voor de Universiteit.Want wat krijgen we als iemand komt solliciteren voor een hoge funktie. Dan heb ik het specifiek over een hoge funktie want vrouwen komen overal terecht, maar hoge funkties worden niet graag bekleed door vrouwen. Wanneer een vrouw dan voor zo een funkie solliciteert, het eerste wat gevraagd wordt is: ben je zwanger? Wordt je binnenkort zwanger? Ben je van plan kinderen te krijgen? Heb je kleintjes? Hoe oud zijn de kinderen? Ik bedoel van als een man gaat solliciteren naar zo een funktie, wordt er niet aan hem gevraagd: ga je binnenkort trouwen of ben je van plan een gezin te stichten? Er wordt aan de vrouw gevraagd: hoe ga je met je kinderen thuis doen en hoe ga je dat organiseren? Als vrouw weet je dat je gaat solliciteren voor zo een funktie dus je hebt je huiswerk al gemaakt. Mentaal heb je jezelf en je gezin al erop voorbereid dus dan moet je me zulke vragen niet stellen. Wat mij ook hindert. Vaak denken wij dat vrouwen, door mannen, onderdrukt worden en dat vrouwen, door mannen, worden tegengehouden om hoger op te komen. Maar het zijn wij vrouwen zelf die elkaar breken. Bijvoorbeeld, als een collega naar een hogere funktie wordt verplaatst, dan in plaats van dat we die persoon motiveren en helpen, breken we die persoon en gaan we negatief in op dingen. We moeten ophouden met dit soort dingen. Wij vrouwen moeten nu een eenheid gaan vormen. We moeten elkaar gaan pushen en poweren. De deelnemers van dit seminar Anita ( Women’s Way Foundation) Ik ben naar verschillende workshops geweest over genderongelijkheid. Weet je wat ik altijd doe, net als wat de voorzitter gezegd heeft, ik kijk om me heen hoeveel mannen er zijn. Altijd veel vrouwen maar waar gaat het over? Het gaat toch over mannen en vrouwen. Dat is altijd een probleem. Maar dan vraag ik me af, waar ligt het aan? Worden er geen christelijke instanties, culturele instanties, voetbalverenigingen, enz. uitgenodigd? Het zijn altijd vrouwen. We weten wat we willen en dat huiselijk geweld bestaat. Het is de man en de vrouw maar het is altijd de vrouw die u ziet. Ik mis de mannen. We hebben ze beide nodig om die genderongelijkheid te minimaliseren of gendergelijkheid te bevorderen. We moeten met beide praten en werken. Op welke manier dat moet gebeuren, zou ik niet weten maar het moet wel gebeuren. Het is een probleem. Dayen Wielingen ( namens VSB ) VSB is een werkgeversorganisatie en we vertegenwoordigen dus werkgevers en vanuit die positie praat ik. Ik kom vaak met allerlei mensen in contact. Ik heb vrienden dus dan vraag ik: hoe gaat het in je bedrijf. Alleen maar om een beeld te hebben hoe het gaat in berdijven. Als het gaat om sollicitaties. Er komen mannen en vrouwen en inderdaad wordt de man eerder aangenomen omdat de vrouw een vrouw is. En de vraag is: hoe oud bent u? Hoeveel kinderen heeft u? En men gaat zover om je op een gegeven moment aan te geven als je in de verwachting bent: hallo, make love no babies, want jullie kosten me te veel. Als vrouw moet je ervoor zorgen dat je aan het werk bent. Ik kan het me niet permitteren dat ik je 3 maanden lang betaald en dan ben je thuis, omdat je vindt dat je een kind hebt gehad. Dan praat ik over werkgevers van Suriname. Maar als u kijkt naar onze situatie in Suriname, dan is het niet dat mensen geen andere baan kunnen aannemen. Je kan niet een lening aanvragen als je niet kan aangeven dat je een vaste baan hebt. Als je bijvoorbeeld 3 maanden hier hebt gewerkt en je zegt van, ik laat deze werkgever omdat ik naar daar ga, duurt het ook langer voordat je in aanmerking komt voor een lening.Wat doen vrouwen dan, ze blijven nog bij die werkgever totdat ze er lang genoeg zijn om een lening te nemen om bijvoorbeeld een huis te bouwen. We praten er over dat vrouwen niets doen. Maar ze doen niet niets, omdat ze niets willen doen, maar omdat ze niets kunnen doen. Het is een heel netwerk van allerlei zaken. Ga je naar de bank, lukt het niet. Ik heb zelf bij de bank gewerkt, vandaar dat ik dat ook kan aangeven. Je moet een vaste baan hebben van tenminste een jaar of ander half voordat je in aanmerking kan komen voor een normale persoonlijke lening. Laatstaan een hypothecaire lening. Dus als we praten over waarom doen die vrouwen niets, moet je voor jezelf proberen na te gaan of proberen verder te denken: waarom doen ze niets? Het is erg dat men aangeeft, make love no babies, want ik ga je niet betalen. Of je moet ervoor zorgen dat je maar 2 kinderen krijgt want als je een derde kind krijgt, wordt die niet door ons verzekerd. Dat is ook een vriendin van me overkomen. Dus haar eerste 2 kinderen zijn verzekerd door haar werkgever, maar de derde niet. Dus houdt u a.u.b. ook met dit soort dingen rekening. Carla Bakboord Astrid, je kan niet alle intersekties meenemen. Datgene wat je wilt onderzoeken,ik denk dat gender etniciteit toch vaak samen gaat, maar het hangt helemaal af van je onderzoeksvraag. Ik denk niet dat intersekties niet worden meegenomen. Als wij als consultants onderzoek doen, doen we dat wel maar afhankelijk van de vraag. Stel, dat onderzoek dat wij in de plaats hebben gedaan binnen het huwelijk. Elk huwelijk is meegenomen, intersection huwelijk maar ook religie en gender. Als je veel meer gaat nemen, heb je heel wat analyses die je moet maken.. Dus dat doen we wel. U had het ook over, wat gebeurt er met onze dochters? Ik wil je iets vertellen over mijn college op IOL. Ik geef les aan bijna alleen maar vrouwen. Ik heb studenten van tussen de 20 en 45 jaar. Ze zien de strijd van gender niet meer zodanig zoals hoe wij die vroeger zagen. En aan de ene kant hebben ze zelf een bepaalde perceptie over hoe vrouwen zijn. Dus toen we het hadden over, waarom zijn er zo weinig vrouwen in het Parlement, zo weinig vrouwen minister of president, dan zeiden ze: ja die man straalt veel betere dingen uit. Zijn uitstraling is veel serieuzer. Je moet het serieus nemen want het zijn vrouwen die dat stellen. Ik zie dat niet als een vingerwijzing, maar dat betekent dat de manier waarop we naar vrouwen kijken, naar onszelf, ons beeld, dat we kennelijk niet zo een geweldige uitstraling hebben als mannen. Er is een bepaalde uitstraling en dat geeft een mindere waarde. We hebben meer vrouwen dan mannen in Suriname dus eigenlijk zouden we meer vrouwen in het Parlement en in de politiek moeten hebben. Want als alle vrouwen op die vrouwen zouden stemmen, maar dat gebeurt niet. Dus je zou je moeten afvragen, laten we eens kijken hoe dit komt en doe misschien echt dit onderzoek en stel dit soort vragen want dan kan je je strategie gaan uitstippelen. Misschien moeten vrouwen op een andere manier praten of op een andere manier uitstralen of op een andere manier dingen zeggen en meer waardering over elkaar uitspreken. En dat zijn kleine dingen, maar het zijn belangrijke dingen. Mannen willen vaak niet meegaan met dit soort discussies. Ik heb een keer met een jongeman van 20 jaar gesproken en ik zei aan hem: waarom begin je niet een keer met jongens een groep en dan discussiëren jullie over bepaalde issues. Hij zei: “no man”, als je alleen met mannen bent dan denken ze dat je homo bent. Zo, en al denkt men dat. Dus er zijn kennelijk een aantal belemmeringen, heel wat homo negativiteit waardoor mensen zich niet in die strijd willen werpen en niet zo genoemd willen worden. Er zijn een heleboel opstakels. Dus Anita, mannen worden altijd uitgenodigd. Hier hebben we mannen ook uitgenodigd, maar op een of andere manier komen ze niet. We moeten ook aan hun gaan vragen: waarom komen jullie niet? Julia Terborg Ik wil ook reageren op dat van die interseksionele benadering. Ik denk dat die een van de belangrijke uitgangspunten is bij het kijken naar gender, dus dat je ook andere ordenende principes meeneemt zoals etniciteit, klasse, etc. En daarom is het ook zo belangrijk om de statistieken niet alleen te refereren naar gender maar ook naar sekse, woonplaats, etniciteit, etc. te differentiëren. En dat gebeurt. Die intersektionele benadering is belangrijk maar als u kijkt naar de naam van het Instituut, dan is het Instituut for Women, Gender and Development Studies. Women is apart aangegeven en dat is niet zomaar gebeurd, omdat er in de hele discussie over gender, met name in het Caribisch gebied, op een gegeven moment een omslag heeft plaatsgevonden waarbij er meer accent kwam op marginalisering van mannen en dropouts van mannen, en mannen zijn in die positie om die omslag te maken en om dat accent te verschuiven. En we zeggen niet dat die mannen problemen er niet zijn maar als we kijken naar die statistieken, dan zijn het eigenlijk vooral vrouwen die in een achterstands positie zijn. Het is een ongelijke machtsverdeling. Het is een belangenstrijd. De strijd voor het opheffen van die achterstandspositie van vrouwen komt van vrouwen, dus het zijn vrouwen die in de voorhoede staan. De vraag is: wat doen mannen om die ongelijkheid in die gender relatie terug te dringen? Want ze hebben een heleboel problemen, drugsproblemen, ongelukken in het verkeer, criminaliteit, etc. Er zijn een heleboel vraagstukken die mannen direkt raken. De vraag is: wie moet daar leiding aan geven? De groep van vrouwelijke activisten is al klein en de focus is van oudsher op vrouwen. Dus het is belangrijk om naar die gender relatie te kijken maar wel vanuit de vrouwelijke ervaringen. We kunnen niet anders, wij maken die ervaringen mee daarom kunnen we erover praten. En het zijn die ervaringen die je neemt als leidraad bij het stellen van prioriteiten. Dus die interseksionele benadering is belangrijk, kijken naar gender en andere dingen, maar tegelijkertijd moet je die aandacht, als persoon met vrouwelijke ervaringen, gefocust houden op die groep en dat is wat gebeurt. Dat is eigenlijk ook bijna vanzelfsprekend, want ik vind het moeilijk om te praten namens een man, omdat ik me niet kan verplaatsen in zijn ervaringen. Dan wil ik ook nog een opmerking maken over: waarom zijn vrouwen niet meer boos? Ik denk dat er heel veel boze vrouwen zijn zonder een stem. Wij zitten hier wel op een podium en we hebben een microphone in onze hand, de voorzitter van het Parlement en allerlei hoogstaande figuren zijn hier. En we kunnen onze stem laten horen. Maar ik zeg het ook steeds aan me studenten. Jullie zijn 3% tot 5% van de totale samenleving. Jullie zijn een bevoordeelde groep. Het is een hele kleine groep waarmee we deze discussie voeren. Als je gaat naar de lage inkomenswijken en in het binnenland, dan is het een “Total different reality”. Die vrouwen zijn boos maar ze hebben geen stem. En ik bedoel, dat is wat die uitdaging is. Hoe geven we die vrouwen een stem? We kunnen dat doen door onderzoek, onderzoeksbevindingen en die informatie in rapporten te zetten en dan beleid maken. We hebben inderdaad maatschappelijke aktie nodig om die boze vrouwen hun stemmen te mobiliseren. Maar het is niet waar dat vrouwen niet boos zijn. Ze zijn heel erg boos en het effect is op hun mentale gesteldheid. Vanmorgen op het nieuws, twee zelfmoorden vanwege huiselijk geweld. Die vrouwen waren heel boos, maar wie heeft ze geholpen. Henna Guicherit Ik wil ingaan op de bijdrage van mevrouw Wielingen van VSB. U heeft ons geconfronteerd met een ernstige vorm van discriminatie van vrouwen op de arbeidsmarkt. Absoluut ongehoord. Ook datgene dat u daar naar voren heeft gebracht. Absoluut ongehoord. Heeft een van jullie zich wel tot arbeidsinspektie gewend met klachten hierover? Dayen Wielingen ( Vereniging Surinaams Bedrijfsleven ) Een collega en ik hebben een keer geprobeerd om de persoon zover te krijgen. U moet begrijpen dat we een beetje in een vervelende situatie zitten. In de zin van, we hebben leden en soms spelen de dingen zich af in bedrijven van de leden. Dus het is voor mij en me collega een beetje vervelend als we vanuit onze positie van het werk de persoon ook nog aanzetten om naar arbeidsinspektie te gaan enz. Een van de mensen is ontslagen omdat ze in verwachting was en die bewuste direkteur vond haar lui en te dik en ik weet niet wat nog meer. Ze was schoonmaakster en hij heeft haar op een gegeven moment gezegd: je mag thuis blijven en ik ga je voor de komende 4 of 5 maanden betalen. Ze heeft dat geld geaccepteerd. Los van dat ze schoonmaakte, vervoerde ze ook schoolkinderen en daarna ging ze naar het bedrijf om voor 3 tot 4 uurtjes schoon te maken. Toen vond ze ook, dan zal ik maar gewoon me kinderen blijven vervoeren. Ik kon dan niet meer, dus ik heb toen met arbeidsinspektie erover gepraat. Maar ja, het is een beetje een vervelende situatie want je weet niet wat de persoon in kwestie aankaart, als het bij die direkteur komt en het komt terug bij ons. Dus we proberen wel en we zeggen de mensen, als je gaat doe alsof het gewoon van jou zelf komt. Henna Guicheriet Het is natuurlijk belangrijk om op iedere plek waar we zitten ervoor zorg te dragen dat de rechten van vrouwen worden nageleefd en zelfs daar waar er sprake is van, in dit geval, overtreding van de arbeidswetgeving. Ik denk dat we dan niet bang moeten zijn om onze stem te laten horen en wanneer je bang bent voor represaille, dan is het van belang om die link te hebben met het veld en die solidariteit. We zouden u graag willen interviewen, ik neem aan dat mijn collega ( redacteur) van gender optiek het met me eens zal zijn. Omdat we die brief gender optiek, die een keer per maand in De Ware Tijd verschijnt, best kunnen gebruiken om de samenleving alert te maken over deze ernstige vorm van schending van de arbeidswetgeving en discriminatie van vrouwen. Al zou je het in een anonieme vorm willen. Melinda Reijme We nodigen de mannen uit, maar blijkt dat ze toch de vrouwen sturen of niet verschijnen. Dus we moeten inderdaad uitkijken naar strategieën hoe we ze kunnen betrekken bij deze activiteiten. Ten aanzien van wat de prof. Kempadoo aangaf over het integreren van gender in het onderwijs, wil ik aangeven dat wij bezig zijn met het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling. We hebben in de planning om de leerkrachten op VOS-niveau te trainen. We betrekken de scholen ook. We hebben bijvoorbeeld in het kader van sixty days of activism de scholen benadert om over het thema een tekenwedstrijd te houden en een opstel voor ons te schrijven. Op die manier proberen we het onderwijs, de leerkrachen en de jongeren te betrekken en bewust te maken. Judith Brielle Ik wil op de vraag van Astrid Runs aangeven dat binnen de PAHO de afdeling niet alleen maar gender heet, maar meestal is het gender and culture en soms gender culture and human rights. Dus wat we veel zien is dat er richtlijnen en handleidingen komen voor specifieke combinaties zoals, gender in culture, gender and faith based en gender in emergency situation. Want dan krijgen we eigenlijk dat alles wat we kennen overhoop wordt gegooid en dat mensen in een hele andere situatie belanden. Dus gender in emergency en dan vooral gelinkt met gender based violence, omdat violence veel meer voorkomt tijdens die emergency situations, dan anders. De data liegt er niet om. Verder wil ik aangeven dat strategieën om mannen te betrekken heel anders zijn. Mannen functioneren anders dan vrouwen en ze zijn anders te triggeren dan vrouwen. We hebben enkele landen, ik zal dan binnen de regio blijven, die zich specifiek hiermee bezig houden. Voorbeeld; Guyana werkt met barbershops en organisaties als man mit man. De heren zijn getraind en die getrainde mannen weten dus discussies te triggeren op sportvelden, cafés, bars, enz. De dames en de heren in de barbershops en hairdresser shops in Guyana zijn getraind en wanneer die man begint te praten over die vrouw die iets ‘onhebbelijks’ heeft gedaan, dan gaat het gesprek automatisch over in gender based violence en komt er eigenlijk een counseling. Dus ze hebben dat genomen als een manier, omdat gender based violence en gender issues in Guyana ook heel erg zwaarwichtig zijn, nog erger dan in Suriname. En ze hebben inderdaad gekeken naar die strategieën. Wat ze hebben gevonden is dat “peer to peer” vooral van mannen naar mannen een heel belangrijk element is. Dus misschien moeten wij gaan denken aan strategieën om mannen te betrekken. Wrap up Louise Monsels ( voorzitter van IWGDS ) Mevrouw Guicherit heeft ons laten zien hoe moeizaam het proces van gender mainstreaming is en hoe het kan verlopen. Ze heeft ook voorbeelden laten zien, hoe het in de praktijk is geweest. Ik denk dat we het allemaal herkennen, wij die proberen onderzoek te doen. Gender mainstreaming is dus nog altijd een uitdaging. Kamala heeft de noodzaak van engendering van de Universiteit laten zien. Ik denk dat het een heel goed voorbeeld voor ons is om ook op die manier ermee aan de gang te gaan. De ABS heeft een heel serieuze aanzet gegeven om gender statistieken te verzamelen. En ook dit is een uitdaging vanwege de afhankelijkheid van betrouwbare data. De voorzitter heeft ons uitgenodigd om data te verzamelen. Ik denk dat het een uitnodiging is die we allen van harte moeten aannemen. Het IWGDS heeft die betrouwbare data nodig voor het verwerken, analyseren en vooral om dat beleid ook daadwerkelijk in te vullen en uit te voeren. Conclusies Zonder gender analyse geen gender mainstreaming, maar ook geen gender analyse zonder onderzoek. Dan gaat het zowel over kwalitatief als kwantitatief onderzoek. Ik ben bijzonder blij met die toevoeging, want we hebben allemaal cijfers gezien vanmorgen. Maar wil je tot die verklaring komen dan moet je inderdaad de diepte in en dat kan vooral door kwalitatief onderzoek uit te voeren. De rol van de Universiteit kan hierbij van heel groot nut zijn en dat nemen we van harte aan. Gelijkheidsdoelen toevoegen aan beleidsdoelen. Ik denk dat het formuleren van beleidsdoelen nog bij ons ontbreekt. We krijgen elk jaar prachtige beleidsnotas op alle niveau’s maar de koppeling aan de gelijkheidsdoelen ontbreekt toch wel enigszins. Het vraagstuk van definities. Ik denk dat het een hele goede aanvulling is geweest. We moeten ze aanpassen aan de maatschappelijke realiteit. We moeten gender perspectief koppelen aan structuur perspectief. Mevrouw Simons heeft de maatschappelijke aktie die noodzakelijk is heel erg benadrukt en we hebben daarvan hele goede voorbeelden. Belangrijk is ook dat we een mindshift moeten maken. We moeten passie en commitment hebben. Dan kijk ik naar mevrouw L. Beek die het altijd heeft over het ontbreken van commitment bij een heleboel dingen die we willen doen. De interseksionele benadering. Ik denk dat we moeten constateren dat er al een heel goede aanzet is gemaakt. De research agenda. Ik denk dat we zo een agenda inderdaad moeten samenstellen met alle stakeholders. De afwezigheid van mannen. Ik denk dat we inderdaad naar nieuwe methoden moeten zoeken om de mannen te bereiken. We hebben de uitnodigingen gestuurd naar de Minister Raad, de Ministeries waar een heleboel mannen werken en we hebben ze ook naar organisaties gestuurd. We hebben ze echt niet alleen naar vrouwenorganisaties gestuurd. Ik denk dat gender ook een beetje als een synoniem voor vrouwen wordt gezien. Het is een vrouwen ding, daar hebben mensen het over. Ik denk dat dat de reden is dat mannen niet komen. We zullen naar nieuwe methodes moeten zoeken om ze echt binnen te halen. Ik wil eindigen met de opmerking van Julia over die boze vrouwen. We gaan die boze vrouwen hun stem mobiliseren. Maar daarvoor is er onderzoek nodig om die ervaringen van boze vrouwen in huis te krijgen. En die informatie, die data, gaan we verzamelen, analyseren en beleid maken. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------
© Copyright 2024 ExpyDoc