Verslag IWGDS Seminar revised - Anton de Kom Universiteit van

ANTON DE KOM
UNIVERSITEIT VAN SURINAME
Faculteit der Maatschappijwetenschappen
INSTITUTE FOR WOMEN, GENDER AND
DEVELOPMENT STUDIES
Verslag
SEMINAR “GENDER ALS ANALYTISCH INSTRUMENT VOOR
ONDERZOEK, BELEID EN PLANNING”
6 maart 2013, University Guesthouse
UNIVERSITEITSCOMPLEX, LEYSWEG PO 9212
SURINAME
PHONE: (597)465558 ext 218
E- MAIL: [email protected]
Dagprogramma 6 maart 2013:
8.30 – 9.00
9.00 – 9.05
9.05 – 9.15
9.45 – 10.00
10.00 – 10.10
10.10 – 10.30
10.30 – 10.45
10.45 – 11.00
11.00 – 12.30
12.30 – 13.00
13.00 – 14.00
Notulisten:
- Sudesh V. Sewgobind
- Sheniel W. Cameron
Inloop en registratie
Welkom MC, drs. R. Rostam – Biharie
Inleiding Prof. dr. Kamala Kempadoo,
York University of Canada
Onderwerp:
Engendering the University: Reflection
from within the Academy
Inleiding Jewel Quallo – Rosberg B.A.
M.P.H., Regional Gender Specialist
UNFPA
Onderwerp:
Gender UNFPA Policy and Planning
Regional
Inleiding Judith Brielle MSc., Assistency
Representative UNFPA
Onderwerp:
Gender and UNFPA Policy and Planning
National
Koffie break
Inleiding drs. Jo-Ann Fung A Loi,
Algemeen Bureau voor Statistiek
Onderwerp:
Gender in Statistieken
Inleiding drs. Henna Guicherit
Onderwerp:
Aanzet tot Gender mainstreaming van het
agrarisch beleid: een uitdaging
Panel discussie:
- Carla Bakboord MSc.
- Dr. Julia Terborg
- Judith Brielle MSc.
- Drs. Melinda Reijme
- Drs. Jo-Ann Fung A Loi
- Drs. Henna Guicherit
Wrap up / closing
Lunch en informeel samen zijn
Inhoudsopgave
Welkomstwoord
P1
Opening Seminar
P1
Inleiding Prof. K. Kempadoo
Engendering the University: Reflections from within the Academy
Inleiding J. Quallo- Rosberg B.A, M.P.A
P12
Gender and UNFPA Policy and Planning Regional
P5
Inleiding J. Brielle MSc.
Gender and UNFPA Policy and Planning National
P15
Inleiding drs. Jo- Ann Fung- A loi
Gender in Statistieken
P18
Inleiding drs.Henna Guicherit
Aanzet tot Gender mainstreaming van het agrarisch beleid: een uitdaging
P 19
Samenvatting Paneldiscussie
P 26
Wrap up
P 42
1. Welkomstwoord:
De gasten werden verwelkomd door mevr. drs. R. Rostam – Biharie, tevens de Master of
Ceremonies. Het seminar werd gehouden in verband met de “Internationale dag van de
Vrouw”. Vervolgens werd het dagprogramma doorgenomen en een couplet uit de UN
Women Song 2013 voorgelezen.
2. Opening seminar
Het seminar werd geopend door de heer K. Goenopawiro MSc, Secretaris van het Hoofdbestuur van de Universiteit, middels de volgende speech:
De Intro:
Voorzitter van de Nationale Assemblee mevr. Jenny Simons, keynotespeaker mevr. Prof.
dr. Kamala Kempadoo, Overige Inleiders en Panelleden, Instituten zowel binnen als
buiten de Universiteit, genodigden, geachte aanwezigen………………..
Onze Universiteit is een centrum van kennisontwikkeling dat reeds 45 jaar het
intellectueel kader voor onze samenleving opleidt. Onze Universiteit zal zich
nadrukkelijker richten op wetenschappelijk onderzoek en technologische vernieuwingen
naar eigen behoefte en die van onze samenleving, zonder voorbij te gaan aan de mondiale
en regionale ontwikkelingen.
Wil de Universiteit de kritische, innoverende, begeleidende en versterkende rol bij de
verdere ontwikkeling van de Surinaamse samenleving blijven vervullen, dan zal de mens
centraal moeten worden gesteld, zal inventief, creatief moeten worden nagedacht en het
handelen daarnaar gericht moeten worden.
In afgelopen jaren zijn er vele veranderingen geweest in de wereld, onze regio maar zeker
ook binnen onze samenleving. Tegen deze achtergrond moeten wij ons blijven afvragen
op welke wijze de Universiteit zal moeten inspelen op deze veranderingen en hoe wij
deze meenemen in ons onderwijs, onderzoek en onze beleidsondersteunende rol en
taakstelling.
Ontwikkeling is een multi dimensionaal en multidisciplinair fenomeen dat de mensheid
decennia heeft beziggehouden en dat nog steeds doet en ook zal bezighouden in de
toekomst. Daar zijn wij van overtuigd. De afgelopen jaren is gebleken dat een
herdefiniëring van het concept ontwikkeling noodzakelijk is. De steeds duidelijkere
hantering en toepassing van de “Sustainable Development” benadering, duurzame
ontwikkeling dus, waarbij de verschillende groeperingen in de samenleving een cruciale
rol vervullen, naast techologische vernieuwing en monetair-economische diversificatie en
groei. Dit onderkent de Universiteit en zal dit dan ook prominent zichtbaar moeten maken
in haar wetenschapsbeoefening (Onderwijs, Onderzoek en Dienstverlening ).
Maar ook de vele sociale veranderingen noodzaken tot nieuwe / andere methodologie bij
het bestuderen en analyseren van de vraagstukken in de samenleving. Genderanalyse richt
zich op de rollen en verantwoordelijkheden van vrouwen en mannen in de samenleving,
rollen die veranderen als de samenleving veranderingen ondergaat. Genderanalyse zal dan
ook een cruciale rol moeten spelen wanneer de maatschappelijke vraagstukken worden
bestudeerd, geanalyseerd en oplossingen moeten worden aangedragen.
In deze memoren wij wederom de inauguratie van het Institute for Women, Gender and
Development Studies aan de FMijW van de Anton de Kom Universiteit van Suriname op
6 december 2006. De toenmalige voorzitter van de AdeKUS, dr.Alan Li Fo Sjoe stelde
het volgende:
…”De specifieke aandacht voor vraagstukken die van invloed zijn op het leven van
vrouwen zijn zaken waar ook de Universiteit aandacht aan moet kunnen besteden. Hoe
kan zij anders haar rol als initiator, stimulator en begeleider van ontwikkeling op een
juiste wijze invullen”.
De missie van het IWGDS:
Het Institute for Women, Gender and Development Studies van de Faculteit der
Maatschappijwetenschappen committeert zich aan onderwijs, onderzoek en
dienstverlening gericht op:
I.
Vraagstukken, nationaal, regionaal en internationaal, die betrekking hebben op
levensomstandigheden van vrouwen en mannen in het algemeen en vrouwen
in het bijzonder.
II.
Duurzame ontwikkeling van de samenleving middels gendermainstreaming.
III.
Historische en hedendaagse wetenschappelijke benaderingen met betrekking
tot ontwikkelingsvraagstukken in de samenleving.
Internationaal is met de vaststelling van de Millennium Development Goals (MDG’s)
wederom specifieke aandacht gevraagd voor Gendergelijkheid en gelijkwaardigheid.
Meer dan ooit recht van bestaan voor het IWGDS. Zie hier een duidelijk relatie met de
missie van de AdeKUS zoals in het Strategisch beleidsplan 2012-2015 verwoord:
Kennis maken en delen in duurzaam partnerschap. (Creating & sharing knowledge in
sustainable partnership)
Het Institute for Women, Gender and Development Studies heeft zich ten doel gesteld:
1. Bij te dragen aan kennisontwikkeling over vrouwen, mannen en andere relevante
ontwikkelingsvraagstukken in Suriname en de Regio, middels dataverzameling en
het publiceren daarvan.
2. Het Mainstreamen van genderstudies en genderanalyse in de verschillende
disciplines op de Universiteit.
3. Strategische samenwerkingsverbanden aan te gaan c.q. versterken met nationale,
regionale en internationale Instituten die gendergerelateerde issues, activiteiten en
diensten ontwikkelen en implementeren.
Het Bestuur van de AdeKUS staat nog steeds achter de toen vastgestelde actiepunten van
het IWGDS m.b.t. Gender op de AdeKUS:

Integreren /mainstreamen van genderstudies op ADEK binnen alle geledingen op
alle niveaus binnen onderwijs en onderzoek;

Binnen het personeelsbeleid

Ondersteuning van /samenwerking met overige nationale instituten op het gebied
van beleidsvoorbereiding, beleidsontwikkeling en beleidsuitvoering om gender
daadwerkelijk als analytisch instrument te gebruiken; gender based beleid;
Het seminar vandaag georganiseerd door het Institute for Women, Gender and
Development Studies heeft als titel /thema meegekregen: “ Gender als analytisch
instrument voor onderzoek, beleid en planning”.
Gender speelt een beslissende rol in de mate waarin mannen en vrouwen bijdragen aan de
ontwikkeling van de samenleving en de mate waarin zij delen in de voordelen ervan. Om
inzicht te krijgen in die ongelijke machtsverhoudingen, wordt gender als analytisch
instrument ingezet voor wetenschappelijk onderzoek.
Evenals de achterstand van vrouwen zichtbaar is geworden in het publieke domein, zal
gender als analytisch instrument bij onderzoek ook zichtbaar maken welke achterstand
mannen hebben in het private domein.
Gender analyse heeft betrekking op de rechtvaardige en realistische kijk op de
samenleving en is een systematische wijze om te onderzoeken:

De huidige en potentiële verantwoordelijkheden van vrouwen en mannen,

De toegang van vrouwen en mannen tot en controle over hulpbronnen en
voordelen op verschillende niveaus en specifieke posities in de gemeenschap, het
huishouden, maar ook binnen sectoren, programma’s en projecten.
Het zichtbaar maken van ongelijkheid en ongelijkwaardigheid met specifieke
karakteristieken, biedt een beter kader waartegen beleid, programma en projecten kunnen
worden ontwikkeld en geïmplementeerd. Dit analytisch instrument verschaft inzicht in de
realiteit van vrouwen en mannen, hun talenten, dromen, mogelijkheden, hun beleving van
hun mensenrechten en de beleving van hun gender.
Als Bestuur van de Universiteit zijn we niet alleen content met dit initiatief van het
IWGDS, maar zijn er van overtuigd dat het bijdraagt aan ons streven om
Wetenschappelijk Onderzoek te doen dat vanuit een gender perspectief integer, relevant,
grensverleggend en gedreven is.
Daarbij laten we ons leiden door onze missie:
“Kennis maken en delen in duurzaam partnerschap.”
(Creating & sharing knowledge in sustainable partnership)
Het Bestuur onderkent de rol die het IWGDS kan vervullen in de Surinaamse
samenleving en geeft dan ook de volle ondersteuning aan de activiteiten van dit instituut.
Het Bestuur van de Universiteit wenst u een vruchtbaar seminar toe en maakt van deze
gelegenheid gebruik u allen hier aanwezig, de Universiteitsgemeenschap en de
Surinaamse samenleving er aan te herinneren dat de herdenking van de Internationale dag
van de Vrouw op 8 maart a.s. een dag is van bezinning en dialoog, juist omdat deze dag
ons erop wijst dat de positie van vrouwen wereldwijd nog een is van ongelijkheid en
ongelijkwaardigheid.
Ik dank U.
Het Bestuur van het IWGDS van links naar rechts: Drs. L.Monsels (voorzitter), Mr. N.Tai Apin
(bestuurslid), C.Bakboord M.Sc (bestuurslid), Drs.R.Rostam (secretaris), R. Antonius Lcs (penningmeester)
3. Inleiding prof.dr. Kamala Kempadoo
“Engendering the University: Reflections from within the Academy”
Gender equality is enshrined in most country’s laws, but there are few countries in the
world that have actually achieved this. Yet, the Suriname government, like many other
governments around the world, is committed to meeting the millennium development
goals by 2016, which include gender equity. One of the important aspects to achieving
this, and which is recognized by this government, is that in order to develop gender
sensitive policies and strategies, there is a need for “quality data, analysis and insight into
patterns
of
deprivation
and
inequities”
(UNDAF
19:2012).
http://web.undp.org/latinamerica/country-docs/Surinam%20UNDAF_2012_2016.pdf
I would like to address in this talk, then, what is seen to be a road to establishing gender
equality – namely the development of sound data, analysis and insights into the inequities
in order to create policies and strategies that can be implanted by the government and
other institutions. And to do this, I will focus on the university – as it is one of the
critical institutions, if not the main site, for not only the production of research, analysis
and knowledge on gender relations in a society but for training those who become policymakers, politicians, NGO consultants and workers, government officials, ministers, staff,
perhaps even presidents, and who are the ones who develop gender policy in a country.
(Too often, when talking about policy and planning, we overlook precisely those
institutions for higher education that have helped us to develop the tools that enable us to
do policy work, yet holding a first, second or third degree is often a requirement for
policy-making jobs.) To illustrate my talk I will draw heavily on information about
Canada and my home institution in Toronto – York University, and hope that we can take
up the situation in Suriname and at the Anton de Kom University in the discussion.
(and when I speak of gender inequality – I am talking about a structural pattern in a
society, and where it is most commonly, but not automatically, men who are the dominant
social group, and where masculine ways of doing and knowing are usually held up as
superior, while women and femininity are more likely, but not automatically, dominated,
marginalised and undervalued, and it is generally women who experience the majority or
violence, harm, and discrimination. There are then unequal patterns of participation in
work, care, education, politics, etc, between genders, in the way that they contribute to,
and benefit from society, and a big part of the struggle for gender equality means
deconstructing the relations of power that undergird and maintain the inequality, and
advocating for the empowerment and rights of the dominated group ).
There are two areas that I would like to take into account when talking about education
for gender equality in the university.
The first concerns something quite basic, namely the way in which gender is embedded in
the institution itself. If we examine and analyse the gendered composition and structure in
the university – the gendered bodies in seats within class and in the university hierarchy we can gain a good idea of what we’re dealing with.
The second is about the content and substance of the education that we receive about
gender – the education that is needed to be able to produce gender-sensitive policy and
plans.
For the first we need research on where men, women and other genders are located within
the university, in which studies, programs, departments, faculties, in which places in the
administration all the way up to the president - and when we do have the data and
research, we need to analyse it for what it is telling us about gender relations – i.e. is there
a gendered group that is dominant in an institution, that is over- or under- represented in
areas of the university, has greater access to positions, resources, access, funding, and so
forth , that makes the decisions, holds the power, and is privileged. When we do that kind
of analysis – which does require collecting ‘hard’ data on gender– statistics, numbers, etc
- we commonly see what I call, “glass ceilings and glass walls.”
Prof. dr. K. Kempadoo, York University of Canada
Take Canada and my university for example:
In Canadian universities, women are the majority and there are about as many women as
men with university degrees in the country (same holds for countries such as the US, UK,
the Netherlands, and the heavy representation of women at the university has been raised
as an issue in UWI – but more as a concern about male/masculine underachievement and
failure, than about gender equality.
Still, in Canada, there is a declining representation of women, the higher the level of
study. In the latest statistics from the Canadian government, women make up 62% of all
students in Bachelor’s and first professional degree programs, compared with 54% of
those in Master’s programs, while women represent 44% of those who earn doctorates.
http://www.statcan.gc.ca/pub/89-503-x/2010001/article/11542-eng.htm#a9
Men, then are clearly, in the majority when it comes to the highest degree – the doctorate.
Furthermore, according to Statistics Canada, women and men are over-represented in
specific disciplines, e.g., women account for over three out of four graduates in education
and in health sciences programs, and in the humanities, in visual and performing arts and
communications technologies, as well as in social and behavioural sciences and law,
roughly two out of three graduates were women. In some discipline, such as psychology,
women make up about 70% of the students (Doctorate Education in Canada: Findings
from the Survey of Earned Doctorates 2005-06, Statistics Canada).
On the other hand, men make up the majority in other specific fields: for example, 86% of
the students in engineering, 82% in computer and information sciences and mathematics,
and 68% in physical sciences, are men.
In other words, there is a distinctly gendered division in higher education, with women
and men being heavily represented in those fields that are typically seen to be associated
with femininity and masculinity – women in “soft” more socially-oriented areas and
caring professions, and men in the technical professions – “hard” sciences, computer
science, technology and engineering. These are what I call the glass walls – where both
genders are held in place by almost an invisible wall that contains them within a gendered
role.
Moreover, while women are also the majority among high school and college teachers in
Canada (college meaning a four year education in a tertiary institution, that leads to a first
degree – commonly a Bachelors), the situation is completely different at the university
level. In the most recent figures, the proportion of female university teachers (professors)
reached 39%,” Stats Canada.
To add to this rather sorry picture, women in Canada do not necessarily end up with
higher employment earnings than men when they enter the job market. For example,
according to the most recent data I can find conform the Statistics Bureau of the
Government of Canada, young women with a first degree, in full-time work, earns
approximately 85 cents for each dollar earned by their male counterparts. Slightly higher
than when we take all educational levels into account, but not significantly – which
was 83.3 cents on the dollar – but still not a situation of equal pay for women and men.
http://www.statcan.gc.ca/daily-quotidien/101220/dq101220b-eng.htm
And as we go further into the academy, we notice an increasing gender disparity, where
traditional-defined masculine areas of study and positions that men are increasingly
dominant – more prevalent, better paid, more valued and rewarded, etc.
Take my university for example. Although in 2011, 57% (56.7%) of all employees –
faculty and staff – were women, this number drops to under 44% (43.6%) in the group of
full time academic employees - the professors, lectures, etc -, but goes up to 63% in the
non-academic employee group – the staff. If we break the category of staff down even
further, between 10 and 20% of the clerical and administrative staff are men (80-90% are
women), while in the manual work and skilled trades sectors, men hold respectively 75%
and 98% of the jobs – women 25% and 2%.
http://www.yorku.ca/hr/documents/Employment_Equity_Report%20_2011.pdf
In my own department these gendered disparities are very clearly also intersected with
ethnicity – 15 of the 16 of the administrative staff are women, (8) (around half of whom
are women of color (mostly women of Caribbean descent) and of the 65 full-time faculty
members (lectures, assistant, associate and full profs) where 34 are women – only 3
(under 5%) women of color are full professors. Not only are women more heavily
represented in the staff than in the faculty 94% vs 52%, but women of color are more
represented in the administrative staff than at the top of the academic hierarchy – 53% vs
5%.
So, in Canada, even though women are more likely than men to go to college or
university, they appear to reach a ceiling the higher up the educational ladder they go, are
commonly found within what can be called ‘traditional’ masculine and feminine areas of
study and professional training and work within the university, and generally are paid less
than men. It would seem that men and masculinity then still have the upper hand at York
University - hardly what we could call gender equality - and this in many ways reflects
what is happening in the broader society:
Recognizing that there are gender inequalities, and in its efforts to address them, my
university does have an affirmative action program for hiring, not just for women, but
also for 3 other groups – visible/racialized minorities, aboriginal/indigenous people and
people with disabilities - and AA is implemented in advertising, in job searches, and in
recommendations for appointment. The principle of affirmative action works primarily as
a 'tie-breaker' amongst qualified and substantially equal candidates, but only applies for
gender if there are under 40% women in the unit that is hiring.
However, all the analysis of gendered bodies in seats (and unfortunately we are still
locked into a binary notion of gender – men and women – still no possibility of analysing
any other gender participation in education, although at York a new initiative to include
sexual orientation in the self-identification forms, and to include it in affirmative action
programs is on the books) does not tell us about how that education enables people to
recognize gender inequality, research gender, do a gender analysis or construct a policy or
plan that would bring about gender equity. After all, simply counting bodies is not enough
– we need to be able to have an idea of why such statistical patterns are occurring, be able
to analyse where some of the barriers to equality are, and produce some kind of broader
knowledge about gender relations.
So we come to the second important area – the substance of the education students
receive in the university, and how they are taught to acquire “gender knowledge”, to
conduct research on gender, develop a gender analysis and produce ideas and ‘facts”
about gender inequality and about the ways in which that inequality can be changed
(which requires policies, plans and programs). If we are given what is often thought of as
an “unbiased” education - on the assumption that the university is a place where one goes
to learn ‘pure’ knowledge that is free of the constraints of gender then students may fail to
know about how the field or the discipline they are studying is deeply structured by
gendered interests, dynamics, identities, knowledge, etc.
For example, I was director of a graduate program at York University for Social and
Political Thought. It was a program that was touted to be “rigorous,” highly theoretical,
and the “superior” graduate program at York University. I called it the program where
young white men, were being taught by senior white men, about dead white men. It was
believed to be a program when one studied the works of such social, philosophical and
political thinkers such as Plato, Kant, Hegel, Marx, Derrida, Foucault, etc, with very little
to no recognition that Africa, India, China etc, as well as women, have produced, and
continue to produce as relevant and as important ideas and knowledge. It reproduced a
very narrow notion of what could be considered social and political thought, and the
majority of professors teaching in the program had very little consciousness about the
gendered character of the education they were delivering. And what was happening was
that the curriculum, biased as it was to masculine western European thought, attracted a
certain student population – mostly men - and alienated those who could not recognize in
that work their own lives and ways of thinking – mostly women and ethnic minorities,
while also reproducing the notion that it is only (white) men who produce ‘important”
ideas.
So it becomes important for to look through the curriculum to see how it is engendered where gender studies are taught or not, where gender research is being undertaken,
supported and funded, where gender analyses are promoted or discriminated against, and
how gender knowledge is being produced.
That is a big task to undertake as each discipline require its own type of gendered analysis
– for example, the gendered use of space that architects and structural engineers learn to
work with is different from the way that field of mathematics and its applications are
engendered, or how the fields of biology or sociology are constructed. Each requires a
careful analysis, involving questions not just about who produces the knowledge, but
about what kind of implications does that knowledge have for the gendered society we
live in. I can really only do that for my own field in depth, but am sure some of you can
do it for other fields.
So I will leave aside the analysis of the university curriculum more generally, and speak
about where we can see gender studies actually taking place within the university.
Gender and women’s studies units in the academy are the preeminent sites where students
have the opportunity to learn about gender and to develop a gender analytical framework.
The field of women’s and gender studies is after all premised on creating an education so
that people are able to acquire the tools to ‘see’ gender, to conduct research on the
disparities, inequalities and violence, to collect data about gender, to analyse that data,
and to design ways and means to break through the gendered glass ceilings and walls .
These are the kind of insights and skills that students who take courses or degrees in
WGS obtain, and which they can then take with them into whatever job they do, or life
they live.
It is an important education for without it, we are unable to produce the kind of
information that is necessary to create or improve social policies and programing that
would allow a country to meet the MDGs or its own goals of gender equality.
But if a university wishes to seriously train its students to make a meaningful impact in
bringing about gender equality, can it all be left up to a tiny academic unit and a handful
of committed feminists, as is often the case? That hardly seems right or appropriate. To
place the burden of the effort for changing something that is so deeply embedded in the
whole institution in the hands of small number of faculty and students in an underresourced unit would seem to me, to defeat the object of the exercise.
It becomes important then that a university administration recognize that many more
students need to be exposed to gender studies and that provisions are made to integrate
gender studies into the wider curriculum, so that as many students as possible can acquire
the skills and training that is needed to be able to make the kind of changes needs,
whether this is in engineering, computer science, health sciences, or psychology. Many
more students should be able to ‘see” gender and be taught how to research and analyse
gender inequality, gendered violence, gendered oppressions and discriminations, and for
that a university needs to allocate far more resources to gender studies, both within the
dedicated unit and program, but also within each department and faculty . (argue for
maintaining a strong WGS unit for professional development purposes and to coordinate
the university–wide efforts, as well as support graduate students and researchers.)
And so, coming back to my home institution – even while York University has not
achieved gender parity in any area, and it is still dealing with those glass ceilings and
walls out of which the academy is built, it has managed to integrate WGS into a
substantial amount of its education. If I look at the curriculum at York University - I see
faculty members of various genders in a number of different departments and programs
throughout the University, who in some way or another substantively teach gender
studies. The majority who do so are not hired in the School of GSWS but integrate a
gender analysis in their research and teaching and often cross-list their courses with
GSWS. So, for example, this year, students at York can take courses in “gender and the
construction of global markets”, gender and international human rights” “gender and
international relations “ gender and public policy,” feminist philosophy”, sociology of
work and gender” “law, gender, equality” “science and gender in modern western
culture” rethinking gender in east Asian history” “gendering Islam” “the anthropology of
gender and war” “race and gender in corporate law and governance” “gender and
sexuality in sport and health”, “economics of gender” etc. all of which are offered
through the mainstream departments, and which exist separate from the courses taught
from within the School of GSWS.
Moreover, students do not have to be enrolled in the women’s studies program to be able
to access this education on gender – the university makes it available to all – and gender
education is fully integrated in the curriculum in many departments.
On the research front, many of the professors and faculty members who teach courses on
women and gender also conduct research, as there is often a symbiotic relationship
between research and teaching. The University moreover, supports several specific
entities that encourage gender, women’s and feminist research, such as the Centre for
Feminist Research, the School of Gender, Women’s and Sexuality Studies, the chair in
the Political Economy of Gender and Work, the graduate program that offers a PhD in
Gender, Feminist and Women’s studies, etc.
Having said all that about gendered bodies in seats, and a training in gender analysis
within the university, and even while I urge people at this university to be bring gender
studies more centrally into its educational mandate and ensure that the gendered glass
ceilings and walls are shattered, I fully recognize that little of this can happen unless there
is a political will to look critically at one’s own institution, policies and practices, and that
there needs to be some desire on the part of the administration to bring about change.
Taking a lead from those who already do gender studies is of course the first step. And
ultimately, by offering an education in gender to its students, who are, after all, the future
researchers, teachers, policy-makers and planners, government officers, politicians, or
even the presidents of the country, the university has a huge and important role in
bringing about gender equality in the country.
I would like to end here by saying that I hope in the discussion we also hear about some
of the challenges you face here at the Anton de Kom University in terms of developing
gender studies.
Prof. dr.K. Kempadoo en de Voorzitter van de Nationale Assemblee, mevr drs. J. Simons
4. Inleiding Jewel Quallo – Rosberg B.A. M.P.H.
De inleiding van mevr. Jewel was een powerpoint presentatie. De inleiding wordt
hieronder uiteengezet. Er zijn in 6 Caribische landen onderzoek gedaan om data te
vergaren over “sexual violence” (seksueel geweld).
De zes landen zijn:
- Suriname
- Belize
- Guyana
- Jamaica
- St. Lucia
- Trinidad and Tabago
Reslutaten in Belize:
 Two gathering mechanisms for Sexual offences-The Belize Police
Department
 Gender Based Violence surveillance System
 Court system yields Data
 Inconsistencies and disconnect between systems
 No data on outcome-what happens
 Need to track outcome by offenders
 Need for statistics that measure true extent of offences
Reslutaten in Guyana:
 Magistrate court, Ministry of Labour, Human service, Social security none
from MOH
 Court- no disaggregation by sex
 Limited resources to collect data, efficiently and effectively
 Organizations not willing to share information
 Cultural, economic education issues
Resultaten in Jamaica:




Jamaica Constabulary force main source of data from local stations and
CISOCA,MOH
Potential for inconsistencies Garrisson politics context, include different S
Offences, no disaggregation of data,no reconciliation
No centralized mechanism for collection & analysis
Lack of standard reporting mechanisms
Reslutaten in St. Lucia:
 Royal St Lucia Police force collects data, court no of offences
 Institutions had no protocol, indicators or variables
 Data does not reflect institutional or sectoral needs of stake holders-Except
for crisis center data too general to asses SV
 No multi dimensional or sectoral approach to collection, evaluation and
monitoring
Resultaten in Trinidad and Tobago:
 T&T police service, Victim and witness, crime and problem analysis branch
 Slip Ups at point of collecting
 Accuracy of data entry –training clerks
 Under reporting limits accurate assesment of extent of SV
 Unable to compare data –lack of coordination
Reslutaten in Suriname:
 Police Corps Suriname collects data on SO
 Central Info Collection service-Trafficking.
 Health-emergency, Bureau of statistics, only secondary data on sexual
offences, NGOs
 Now info collected more detailed-demanded
 SO Laws-gender neutral e.g. rape, sexual ab.
 Reliance on Police reports –incomplete-stigma, report and withdrawal of
cases
 International sources, trafficking in persons
Waarom wordt seksueel geweld onderzocht? Omdat er in alle landen sprake is van
geweld tegen vrouwen / meisjes.
In Jamaica zijn er serieuze gevallen van geweld tegen vrouwen. De roep is daar daarom
groot. De negatieve punten moeten worden aangehaald om bepaalde zaken te
verduidelijken. In St.Lucia was het heel moeilijk om data te collecteren. In Suriname
worden veel gevallen van seksueel geweld ingetrokken bij de politie, waardoor de zaken
niet bij de rechter terechtkomen voor veroordeling. Dat brengt met zich mee dat het
moeilijk is om na te gaan hoeveel gevallen van seksueel geweld in Suriname voorkomen.
Data is verzameld uit:
 Justice system
 Public health System
 Public Sector, social services and Women’s /gender machinery
 National statistics gathering machinery
 Non government organizations
 Availability of specific data on sexual harassment
Gaps:






Limited data, a)collected without definition of purpose for which needed
b)No internationally accepted std/guidelines in sys
Comprehensive, systematic data from Health sector
Detail in data captured and reported
Data on sexual harassment
Data on children
Coordination


Data on outcomes
Data on unreported cases
Institutional challenges
 Lack of human and financial resources
 Attitudes and comfort level of personnel dealing with sexual offences
Mrs.Jewel Quallo- Rosberg BA,MPH, Regional Gender Specialist
De aanbevelingen gedaan door mevr. Jewel:
Recommendations for a framework on the development of systems for the collection of
statistics on sexual offenses in the Caribbean
1. Establish a solid foundation among stakeholders who contribute to or have a
use for statistics on sexual offenses.
2. Develop strategies in each country to address the need to collect and report on
three types of statistics, specifically:
 Justice system statistics
 Surveillance or multi-sectoral statistics
 Statistics capturing both reported and unreported cases (prevalence statistics)
3. Assess how best to track data on outcomes of sexual offenses reports, whether
those reports are to the police or agencies in other sectors.
4. Ensure that all systems to collect sexual offenses statistics pay attention to
issues that affect the data as it is collected and submitted by front line workers.
5. In planning new or revised systems for data collection and reporting, assess
the human and other resources necessary to implement and sustain the system
and amend the design to take into account human resource constraints.
Aanbevelingen voor regional and international agencies:
Further develop the framework recommended above and make it available to stakeholders
in each country in the region to guide their work in this area.
Support work to elaborate multi-sectoral models to capture all reported cases of sexual
offenses. As part of this process, conduct an analysis of the Belize Gender-Based
Violence Surveillance System to determine whether it might be an efficient, effective and
cost-effective model for use in other Caribbean countries. In addition, identify other
models that might prove useful in the region.
Undertake regional capacity building for national statistics gathering machineries in the
Caribbean to enhance their ability to integrate a general survey/prevalence study into their
systems.
Support pilot projects or develop models for the development of data collection systems
to more adequately track outcomes, including the use of statistics on outcomes to inform
the development of a better response to victims/survivors.
Make financial support for the implementation of new or enhanced systems of collection
of statistics on sexual offenses contingent on the institutions ability to demonstrate that
the system will be sustainable given human and other resource constraints. Where
ongoing resources are a problem, support institutions to develop more realistic
alternatives.
Work in collaboration with other regional/international organizations to harmonize data
required for national reports to different to reduce the duplication of efforts required in
providing this information
6. Inleiding Judith Brielle MSc.
De inleiding van mevr. Judith Brielle is een voortbouwing op de inleiding van mevr.
Jewel Quallo. Mevr. Brielle geeft in haar presentatie aan hoe onderzoek en data resulteren
in de prioriteiten, welke in de United Nations Development Framework zijn opgenomen.
De toespraak:
Ons mandaat luidt als volgt: “gender is niet weg te denken”. Onderwerpen over gender
komen naar boven.
Wat moet er gedaan worden: globaal → nationaal
Heel veel landen zouden willen functioneren als de UNDAF (United Nations
Development Assistence Framework).
Waarvoor is de UNDAF?
“(UNDAF) is an operational framework that guides the work of all UN agencies towards
a common vision and strategy in support of socio-economic development priorities of the
state”.
Volgens mevr. Brielle wordt er te weinig gedaan aan research. De meeste research komt
van ministeries. De ministeries hebben niet genoeg kader om analyse te doen en toch
wordt dat van hun verwacht. Er moet meer geschreven worden. Er moet meer research
komen op de Universiteit.
UNDAF 2012-2016:
• Outcome 1: By 2016, most excluded marginalised groups and vulnerable
populations benefit from reinforced social, economic, and environmental
programmes towards accelerated and equitable MDG progress, meaningful
participation, and a better quality of life for all beyond the MDG agenda.
• Outcome 2: By 2016, government formulates and implements harmonized,
equity focused, and gender sensitive MDG-oriented key legislation, policies,
and budgets in accordance with the Government’s commitments to
•
international human rights conventions and other internationally agreed
development goals.
Outcome 3: By 2016, quality equity focused, rights-based, and gendersensitive data collection and analysis and harmonized information systems
serve the development of informed social, economic, and environmental
policies, budgets, legislation, and programmes.
Outcome 1: Social, economic, and environmental programmes
• Enhanced national capacity to formulate and implement integrated
programmes for Mother and Child Health and Nutrition.
• Integrated
programs
for
Non-Communicable
Disease
(NCDs),
Communicable Diseases and Neglected Infectious Diseases are developed
and implemented
• A coherent behaviour change communication and advocacy strategy is
developed and implemented
• Improved implementation of evidence based programmes to prevent and
respond to HIV/AIDS in Most At Risk Populations and vulnerable groups (de
data hiervan komen meestal van NGO’s)
• Child Protection and Gender Based Violence programmes are developed and
implemented (2 initiatieven door research: 1. Met min. van Justitie en Politie
– dader begeleiding – en 2. Data collection - voorbeeld Meldpunt van Politie)
• Improved national emergency preparedness, response and recovery capacity
Outcome 2: Legislation, policies and budgets
• Strengthened evidence based health policies, strategies and improved
Health M&E systems
• Effective national legislations, policies, structures, plans and M&E
systems for Child Protection and Gender Based Violence in place
• Policies and plans for Youth and Adolescent Development and
Participation are formulated, implemented and monitored
Outcome 3: Data collection and analysis and harmonized information systems
• Improved access to timely and quality disaggregated data and analysis
(MICS, Census, SuriInfo, SITAN)
Mrs. J. Brielle MSc, Assistance Representative UNFPA
7. Inleiding drs. Jo – Ann Fung A Loi
De inleiding van mevr. Fung A Loi is een power point presentatie, die als bijlage is
opgenomen.
De hoofdonderwerpen die aan de orde zijn gekomen zijn:
- Population
- Education
- Health
- Labor, employment and unemployment
- Crime
- Public gevernance
In het Hoger Onderwijs zijn er meer vrouwen dan mannen. De vraag die naar voren komt
luidt: “Wat moet er gedaan worden om evenredigheid te krijgen?”
De input is er wel, maar er moet worden onderzocht hoe het komt dat het verschil tussen
mannen en vrouwen zo groot is.
ABS:
- Probeert alle data te splitsen naar geslacht
- Nodigt de NGO’s uit om de data die zij hebben te delen met het ABS
8. Inleiding drs. Henna Guicherit
Het onderwerp van mevr. Henna Guicherit was: “AANZET
GENDERMAINSTREAMING VAN HET AGRARISCH BELEID;
UITDAGING”
TOT
EEN
Toespraak
Met mijn inleiding op dit IWGDS seminar “Gender als analytisch instrument voor
Onderzoek, Beleid en Planning” deel ik met u de ervaring die ik tussen 2000 en 2010 als
gender specialist heb opgedaan met gendermainstreaming van het agrarisch beleid.
2000
2003
2009/2010
Het
Gendermainstreaming
Actieplan
van
de
Surinaamse Overheid in opdracht van het Ministerie van
Binnenlandse Zaken
Aanzet tot een genderanalyse van de agrarische sector
in het kader van het Agrarisch Sector Plan
“Project Gender” van het ASP. Opdracht om de eerste
aanzet voor gendermainstreaming van de agrarische sector
te begeleiden en vervolgens ook training te verzorgen voor
stafleden.
In 2000 tekende mijn consultantbureau (CULCONSULT), geheel in de tijdgeest, een
samenwerkingsovereenkomst met het Ministerie van Binnenlandse Zaken voor het
samenstellen van een Gendermainstreaming Actieplan.
Ik ging er vanuit dat een gendermainstreaming actieplan van de Surinaamse overheid
gebaseerd moest zijn op concrete, haalbare en meetbare beleidsprioriteiten; in de
regeerperiode (2000 – 2005) uitvoerbaar moest zijn of aangevangen en dat de
verantwoordelijkheid voor het mainstreamen van gender in het overheidsbeleid een
verantwoordelijkheid is van de totale regering en niet alleen van de Minister van
Binnenlandse Zaken.
Omdat men op het hoogste niveau zou moeten weten wat gendermainstreaming is en,
hoewel paradoxaal, het vermoeden bestond dat dit niet het geval was, werd een brochure1
samengesteld voor distributie onder ministers en hun directie – en stafleden. Door de
Minister van Binnenlandse Zaken werd in de Raad van Ministers mededelingen gedaan
over het te ontwikkelen actieplan en gesprekken gevoerd met ministers verantwoordelijk
voor de geïdentificeerde beleidsprioriteiten en de reproductieve rol van vrouwen.
De Regeringsverklaring 2000 – 2005 vormde de leidraad voor het identificeren van 23
actiepunten gericht op het opheffen van genderongelijkheid en op vrouwen in hun
reproductieve rol. Als consultant heb ik met 8 ministers gesprekken gevoerd en met
stafleden van drie ministeries.
1
Guicherit, H. en Schmeitz, M. (2000) Wat is gendermainstreaming?
De minister van Onderwijs en Volksontwikkeling moest niets weten over discriminatie
van vrouwen en genderongelijkheid. Onze grondwet stond dat immers niet toe. “Elders in
de wereld was er sprake van discriminatie van vrouwen maar in Suriname echt niet.”
Toen ik, inspelend op zijn ingenomenheid met het ministerschap, concludeerde dat zijn
ministerie dan niet terug te vinden zou zijn in het actieplan veranderde hij direct van
gedachte.
Een herhaald verzoek tot een gesprek met het Ministerie van Landbouw, Veeteelt en
Visserij werd niet gehonoreerd. Drie jaar later was het uitgerekend dit ministerie dat met
mij de eerste stappen zette om het agrarisch beleid te mainstreamen.
De strategie was er voorts op gericht om het Gendermainstreaming Actieplan2 te laten
verheffen tot regeringsbeleid en het daarom niet alleen op de agenda van de Raad van
Ministers te plaatsen maar ook de goedkeuring van De Nationale Assemblee te
verkrijgen.
De Minister van Binnenlandse Zaken hield ik voor dat zij daarmee in de annalen zou
worden vereeuwigd als de minister die met het genderbeleid geschiedenis heeft
geschreven. Het heeft niet mogen baten. De minister is er niet in geslaagd de Vice
President te bewegen om op de agenda van de Raad van Ministers plaats in te ruimen
voor dit actieplan. Mijn aanbod om haar als deskundige hierin bij te staan was
tevergeefs.
Gebrek aan genderbewustzijn, op zich debet aan genderblindheid, belemmerde iedere
politieke wil en gedrevenheid, voor zover die wel aanwezig waren, beleidvoornemens
waar te maken.(zie Regeringsverklaring 2000). De informatie verstrekt aan - en dialoog
met beleidsverantwoordelijken was onvoldoende voor de vereiste mind shift en lobby en
advocacy structuren waren niet in place. Het Gendermainstreaming Actieplan werd niet
tot overheidsbeleid verheven. De minister, zelf geen gender activist, stuitte op de
mannelijke dominantie, genderblindheid en genderonvriendelijkheid in de
machtsstructuren van coalitiepartijen en regering. De 23 actiepunten zijn anno 2013 nog
actueel.
In 2003 kreeg mijn consultantsbureau de opdracht van het Ministerie van Planning en
Ontwikkelingssamenwerking om in het kader van de ontwikkeling van het Agrarisch
Sector Plan (ASP) een aanzet te geven tot een genderanalyse van de agrarische sector.
Inherent aan het standpunt van de Regering3 dat de participatie van de vrouw in het
ontwikkelingsproces optimaal zal worden geïntegreerd in het ontwikkelingsbeleid en de
planning, zou met het ASP een eerste aanzet worden gegeven tot gendermainstreaming
van de agrarische sector.
De ondertekening van het contract met mij stuitte bij enkele vertegenwoordigers van het
Ministerie van Planning en Ontwikkelingssamenwerking, op volledig gebrek aan inzicht
een genderoptiek te integreren in het sectorplan. Met als klap op de vuurpijl een
ambtenaar die voorstelde dat ik het gender begrippenkader in mijn goedgekeurde plan
van aanpak moest vervangen door begrippen die in de planning wel gangbaar zijn.
Interventie van de Nederlandse Ambassade leidde uiteindelijk tot het tekenen van de
2
3
Guicherit, H. (2001) Het Gendermainstreaming Actieplan van de Surinaamse overheid
Regeringsverklaring 2000
overeenkomst. De ambtenaar in kwestie nam jaren later deel aan een gendertraining. Bij
de evaluatie stelde zij, zeer tot mijn genoegen, het eindelijk begrepen te hebben.
Ik ging er o.a. vanuit dat:
- De rol van de vrouw en haar bijdrage aan de sector en ook de genderongelijkheid
in de sector zichtbaar gemaakt moesten worden;
- Instrumenten moesten worden ontwikkeld om de verschillende subsectoren vanuit
een genderoptiek te analyseren;
- Het ASP de praktische en strategische behoeften van vrouwen en mannen in de
sector moest aanspreken en zowel vrouwen als mannen ten goede moest komen.
Samen met agro- econoom Andre Graanoogst ontwikkelde ik voor de sector aangepaste
methodologische instrumenten voor een genderanalyse waarmee op snelle en efficiënte
wijze de bijdrage van vrouwen in de volledige productieketens van diverse sub sectoren
in groot - , middengroot – en kleine landbouw bedrijven in verschillende districten
zichtbaar werden. De arbeidsinput van vrouwen voor alle geledingen van de
productiekolom4 werd in kaart gebracht waarbij de productiemethode als belangrijke
determinant werd meegenomen.
Voor wat betreft de rijstteelt, het belangrijkste gewas in termen van areaal,
productieomvang en deviezenverdiener, kwam o.a. aan het licht dat in de productieketen
van het grootbedrijf de vrouw nagenoeg geen inbreng heeft in het productieproces (m.u.v.
administratieve – en huishoudtaken). De productiemethode van het middenbedrijf is
nagenoeg identiek aan die van het grootbedrijf. Verschillen zitten vooral in de marketing
en de besluitvorming.
Tabel 1. Rijstproductieketen groot rijstbedrijf naar productie methode en inzet vrouwen
(Bron: Guicherit, H en Graanoogst A. 2003)
Rijst Productieketen
Groot bedrijf
Grondbewerking
Plantmateriaalvoorziening
Inzaai
Verpleging
Oogst
Drogen
Pellen / sorteren
Verpakken
Marketing
Transport
Besluitvorming
Productiemethode Inzet
vrouwen
Gemechaniseerd
Elite zaad
Vliegtuigen
Vliegtuigen
Combines
Gemechaniseerd
Gemechaniseerd
Gemechaniseerd
Eigen afzetkanalen
Gemechaniseerd
Bedrijfsleiding
Opmerking
Tractoren
Dit in schril contrast met de arbeidsinzet van vrouwen vóór de introductie van de
mechanisatie en zij die nog traditioneel rijst verbouwen. In district Commewijne, zo bleek
4
Grondbewering, plantmateriaal voorziening, inplanten / inzaaien, gewasverpleging (bemesten,
bespuiten, irrigatie/lozing, snoeien etc), oogst, post harvest (sorteren, verpakken), bewerking /
verwerking, marketing, besluitvormingsprocessen.
uit een onderzoek eind negentigerjaren verricht5, was er onder Javaanse agrarische
huishoudens sprake van een nog grotere inzet van vrouwen in de traditionele rijstteelt.
Tabel
2.
Inzet
Javaanse
vrouwen
in district Commewijne eind negentiger jaren
Productieketen
traditionele
rijstteelt Commewijne
Plantklaar maken
Bevloeien
Planten
Onderhoud gewas
Oogst
Dorsen
Transport naar pellerij
(Bron: Amatsakio 1999)
in
de
traditionele
rijstteelt
Inzet
vrouwen
25%
25%
88%
63%
88%
75%
13%
De genderongelijkheid in de landbouwsector, zo bleek, komt het meest tot uiting als
moderne technologie (mechanisatie) wordt geïntroduceerd in het productieproces. Het
buitenspel zetten van vrouwen bij de invoering van machines in de rijstteelt t.b.v. inzaai,
gewasverpleging en oogst is illustratief. In de pindateelt heeft begin negentigerjaren de
trekker, zaai en dopmachine in een Javaanse gemeenschap in Saramacca hetzelfde
resultaat opgeleverd; de vrouwen hoeven niet meer te tjappen, in te zaaien of pinda te
doppen. Mannen plukken geen kip (met de hand wel te verstaan) maar staan direct klaar
om de kippen plukmachine te bedienen zodra die er is; dan is kippen plukken plots werk
dat van waarde is voor mannen.
Tabel 3. Peulgewassen productie naar productie methode en inzet vrouwen
Productieketen
Peulgewassen
Plantmateriaal
voorziening
Grondbewerking
Verpleging
(bemesten,
pest
management,
onkruidbestrijding)
Oogst transport
Drogen en dorsen
Sorteren
/
verpakken
Marketing
5
Amatsakio, C. (1999)
Productie
Methode
Handmatig
Inzet
vrouwen
80%
Gemechaniseerd
Handmatig
40%
Handmatig
Handmatig
Handmatig
90%
90%
90%
Opkoper / eigen 90%
verwerkers
Opmerkingen
Eigen aanmaak
Komt
bijna
niet voor
Zon droging
(Bron: Guicherit, H en Graanoogst A. 2003)
Behalve eerder genoemde methodologische instrumenten van genderanalyse voor het
onderzoek van de arbeidsverdeling van vrouwen en mannen in de diverse productieketens
van de agrarische subsectoren zijn er ook gender analytische raamwerken voor de sector
gemaakt om bijvoorbeeld ook inzicht te krijgen in de mate van mobiliteit, arbeidsuren,
materiële en immateriële baten. Al naar gelang de behoefte kunnen vanuit een
genderoptiek meerdere indicatoren worden toegevoegd. Genderplanning gebaseerd op
een analyse van de gender gaps moet de ontwikkeling van een gender sensitief beleid
immers faciliteren en ook strategieën gericht op het aanspreken van bestaande
ongelijkheid. 6
Vijf jaar na het verschijnen van het rapport van mij en collega Graanoogst, 2009/2010,
gaat het Ministerie van Landbouw Veeteelt en Visserij (LVV) in het kader van uitvoering
van het Agrarisch Sector Plan (ASP) met mij als consultant 7 een overeenkomst aan. Het
betreft het “Project Gender” om de eerste aanzet voor gendermainstreaming van de
agrarische sector te begeleiden en vervolgens ook training te verzorgen voor stafleden. Ik
wordt bij de aanvang van de werkzaamheden wederom geconfronteerd met de nodige
obstakels.
De Terms of Reference die mij wordt aangeboden verwerp ik tot tweemaal. Ik achtte het
allesbehalve haalbaar om in 60 werkbare dagen de eerste Taak volbracht te hebben
namelijk: “Een getrainde en genderbewust functionerende PIU (genderfocalpoints) van
L.V.V. is in place, die gesterkt is om het proces van gendermainstreaming van het
agrarisch beleid voort te zetten.” Dit leek mij voor iedere gender deskundige een
onmogelijk opgave. Het getuigde van een ernstige onderschatting van de vereisten voor
gendermainstreaming en de voorwaarden, die volledig ontbraken.
Aangezien men persisteerde bij mijn expertise heb ik vervolgens na een gesprek met de
Directeur van LVV en zijn staf de stoute schoenen aangetrokken en een eigenzinnig
“Voorstel voor de Eerste Aanzet tot Duurzame Gendermainstreaming van het Agrarisch
Sectorplan” ingediend to do it my way. Het wordt geaccepteerd.
Dit voorstel wordt later door een deskundige tijdens een stafbespreking minachtend met
twee vingers in de lucht gehouden de suggestieve vraag stellend, is dit wel een plan? Hij
wordt nadat ik de vergadering heb verlaten door de Directeur tot orde geroepen.
Bij de aanvang van de werkzaamheden was gendermainstreaming voor het Ministerie van
LVV een nieuw concept waarmee nog geen ervaring was opgedaan.
Gendermainstreaming was wel aangemerkt als beleidsprioriteit. Des te opmerkelijk omdat
er geen debat over genderongelijkheid werd gevoerd. Genderongelijkheid in de agrarische
sector niet was geïdentificeerd en nog minder structureel aangesproken. Vrouwen hun
bijdrage aan de agrarische productie was onzichtbaar en het beleid gericht op agrarische
vrouwen concentreerde zich op haar practische genderbehoeften c.q. het verbeteren van
haar reproductieve rol. Het ministerie beschikte niet over genderdeskundigheid en gender
werd in de planningsmethodologie, begrijpelijk, niet als een belangrijke sociale
6
Guicherit, H. en Graanoogst, A. (2003) Genderanalyse; op weg naar een gendergevoelig agrarisch beleid
in Suriname.
7
11juli 2008 t/m 13juli 2009 en 28 oktober 2009 t/m 15 maart 2010
determinant beschouwd. Dus ook niet bij agrarisch onderzoek en de ontwikkeling van
agrarisch beleid. Het begeleiden van “de eerste aanzet tot gendermainstreaming ” zag ik
daarom als een grote uitdaging en een unieke gelegenheid om, na jaren van theoretiseren,
de vertaalslag naar de praktijk te maken weliswaar in de wetenschap dat er geen
blauwdrukken zijn en dat in het ASP, bij gebrek aan inzicht, gendermainstreaming als een
project was opgebracht en niet als een alles doorsnijdend thema. De beleidsmaker en zijn
staf niet beseften dat het een ongoing dynamisch, creatief en strategisch leerproces betreft
waarvan het verloop (ook van het krachtenveld van stakeholders) in tijd niet exact
voorspelbaar is en het spanningsveld met de bureaucratische administratieve procedures
ook moet worden aangesproken. Dit laatste wordt in de ambtelijke praktijk niet zelden als
doel op zich beleefd.
Mijn strategie was er in eerste instantie op gericht het gebrek aan genderbewustzijn, sensitiviteit en genderdeskundigheid aan te spreken en inherent daaraan de
genderongelijkheid in de agrarische sector zichtbaar te maken. Erkenning van de
genderongelijkheid en op gender gebaseerde discriminatie in de sector en de overtuiging
dat gendergelijkheid uit oogpunt van mensenrechten en ontwikkelingsdoelen moet
worden nagestreefd is het startpunt van gendermainstreaming. En dat
gendermainstreaming van het beleid geen optie is maar een prioriteit c.q. een must voor
duurzame ontwikkeling en voor het bereiken van de gestelde agrarische doelen.
Prioriteit werd gegeven aan capaciteitsopbouw van de Program Implementing Unit (PIU)
Gender middels een zesdaagse Interactieve Basis gendertraining. Lidmaatschap van de
PIU was niet gebaseerd op genderdeskundigheid; het ministerie beschikte daar niet over.
Om vervolgens in dialoog met de project verantwoordelijken na te gaan welke ASP
projecten zich lenen als pilot voor gendermainstreaming en aanvullende projectdoelen te
formuleren die de genderongelijkheid wel aanspreken. Gendermainstreaming van de
pilots moest gelegenheid bieden betrokken ambtenaren praktijkervaring op te laten doen
en de beleidsverantwoordelijken kennis te laten maken met wat er al niet bij komt kijken
op het gebied van genderanalyse, gender sensitief onderzoek en beleid gericht op het
verkleinen van de genderkloof.
Op het ministerie moest men gaan beseffen dat het beleid zich niet moest beperken tot
specifieke agrarische doelen maar dat simultaan aan gendergelijkheidsdoelen gewerkt
moet worden terwijl ook mythen moeten worden ontkracht. Vervolgens werd in overleg
met de directeur en onderdirecteuren een aantal ASP projecten geïdentificeerd die zich
zouden kunnen lenen als pilot voor gendermainstreaming. Op drie eendaagse workshops
werd aan de hand van verkregen informatie van de projectverantwoordelijken en in
dialoog met hen een keuze gemaakt voor twee ASP projecten te weten Stimulering Agro
Ondernemerschap (SAO) en Agrarisch Krediet Fonds (AKF). Ook het project
Stimulering Teelt Kleine Herkauwers (STKH) werd aangemerkt als pilot, zij het dat de
insteek voor gendermainsreaming in een latere fase gemaakt zou worden bij de selectie
van modelbedrijven, training en promotie. Aan de doelen van deze projecten werden
vervolgens gendergelijkheidsdoelen toegevoegd en strategische doelgroepen
geïdentificeerd.
De strategie gericht op capaciteitsopbouw werd verruimd naar de stakeholders van deze
pilotprojecten.8 Genderbewuste stakeholders moeten immers zorgen voor een evenredige
participatie van mannen en vrouwen in de trainingen van SAO en in het korps
consulenten en vrouwelijke agrarische ondernemers stimuleren om gebruik te maken van
de kredietfaciliteit van het AKF en de toegang tot dit fonds verbeteren.
Voor het verzorgen van de training in Coronie mochten wij niet overnachten. Toen ik de
chauffeur van de dienstwagen aanspoorde wat sneller te rijden kwam ik tot de ontdekking
dat hij niet meer dan 25 liter per dag mocht tanken. De snelheid had hij daar op
afgestemd want na afloop moest hij met de laatste liters zijn huis nog bereiken.
Om de toegang van vrouwelijke agrarische ondernemers tot het AKF te vergroten is
inzicht in de genderrelaties in rurale gebieden en in de belemmeringen die vrouwelijke
agrarische producenten ondervinden, als het de aanvraag van kredieten betreft als middel
voor de ontwikkeling van hun ondernemerschap, een vereiste. Dit inzicht zou de basis
moeten vormen voor een dialoog met het bestuur van het AKF en de Landbouwbank om
hun beleid daarop aan te passen en dus de criteria vrouwvriendelijker te maken. In een
Rapid Rural Assessment (RRA), een genderanalytisch instrument, met kwantitatieve en
kwalitatieve indicatoren werden 68 vrouwelijke agrarische producenten in vijf districten
geïnterviewd.
Vlak voor het vertrek naar Nickerie voor de RRA krijg ik te horen dat mijn verblijfskosten
niet worden vergoed. Het aansturen van de PIU in het veld gebeurde op afstand. De
laatste dag moeten op de terugreis nog onderneemsters in Wageningen worden bezocht.
‘s Morgens vroeg informeer ik daarom als ze al vertrokken zijn. Het antwoord luidt:”
Nee, we moeten pas om 12 uur uitboeken.”
Ik slaag erin bij een bevriende organisatie software voor verwerking van de data op te
laden op een LVV laptop in de veronderstelling dat de PIU daarmee aan de slag kan.
Maar invoeren van data is niet hun werk. Bovendien bleek hun verouderde versie van de
software niet rijp voor de prullenbak en dus niet verruild om de data alsnog te kunnen
invoeren.
Na een jaar c.q. 60 werkbare dagen:
- Voldoet het Ministerie van LVV nog niet aan de vereiste voorwaarden (men heeft
zich het concept gendermainstreaming nog onvoldoende eigen gemaakt), is de
PIU Gender niet in staat gendermainstreaming van het ASP en het agrarisch beleid
zelfstandig te trekken en ontbreekt het hen aan een theoretische bases.
Diverse aanbevelingen ten spijt, de vervolg overeenkomst was van te korte duur om deze
uit te voeren9. De voorgenomen evaluatiesessie met verantwoordelijken voor de andere in
uitvoering zijnde ASP projecten en het voorstel om de evaluatie “De eerste stappen op
weg naar een beter genderevenwicht in de agrarische sector”10, aan de minister te
presenteren, vonden weliswaar enthousiast weerklank bij het overgrote deel van de staf
maar hebben tot mijn grote teleurstelling toch geen voortgang gehad. Het belang de pro –
8
Vijf tweedaagse gendertrainingen werden georganiseerd voor de PIU SAO, het bestuur van het AKF en de
strategische doelgroepen van het Ministerie van LVV in de districten Commewijne, Saramacca, Coronie en
Nickerie. In dit kader zijn 100 medewerkers (76 mannen en 24 vrouwen getraind).
9
28 september 2009 t/m 15 maart 2010
10
samengesteld door de PIU Gender en de begeleidingsconsultant
en contra krachten te identificeren en het ontwikkelen van een strategie meer voorstanders
te winnen en tegenstanders te neutraliseren is een niet te onderschatten aspect van het
proces van gendermainstreaming maar wordt bemoeilijkt door de beperkte contractueel
beschikbare tijd en het feit dat de consultant als externe deskundige niet dagelijks binnen
de structuren van het ministerie opereert. De Gender Focal Point werd wel geïntegreerd in
de planningsstructuur van het ministerie en valt nu onder de verantwoordelijkheid van het
Onderdirectoraat Planning en Onderzoek.
Het traject capaciteitsopbouw werd in het vervolgtraject voortgezet voor een selectie
groep stafmedewerkers door de minister aangewezen als de nieuwe strategische
doelgroep. Ten behoeve van deze doelgroep werden vier trainingsdagen georganiseerd
met als motto zonder gender analyse geen gendermainstreaming. De aangereikte tools
waaronder een gender analyse matrix voor bestaande programma’s, projecten en beleid,
moesten de trainees toepassen in een programma of project van het ministerie.
En dan is het contract verlopen. Mijn aanbod beschikbaar te zijn lijkt wel door de wind
meegenomen of door de zon verbleekt.
Wat nu te doen? Voor het bereiken van een beter gender evenwicht verdient het
opbouwen van gender analyse capaciteit prioriteit. Aan alle beleidsdoelen moeten
gelijkheidsdoelen worden toegevoegd. Niet blijven praten maar de vertaalslag naar de
praktijk maken anders verlies je geloofwaardigheid. Voor en tegenstanders identificeren,
analyseren en een strategie ontwikkelen. De strijd tegen de ambtelijke cultuur, een van de
grootste obstakels voor ontwikkeling, aangaan.
STELLING 1. BELEIDSMAKERS WETEN NIET WAT GENDERMAINSTREAMING
VAN HET BELEID BETEKENT. ONDER DRUK VAN DE TIJDGEEST EN
DONOREN, STELLEN ZIJ BELEIDSPRIORITEITEN VAST WAARVAN ZIJ DE
INHOUD EN STREKKING NIET BEVATTEN.
STELLING 2 VOOR GENDERDESKUNDIGEN IS PASSIE EEN ABSOLUTE
NOODZAAK OM DE UITDAGINGEN OP HET PAD NAAR GENDERGELIJKHEID
AAN TE GAAN.
9. Panel discussie
De panelleden zijn:
- Carla Bakboord MSc.
- Dr. Julia Terborg
- Judith Brielle MSc.
- Drs. Melinda Reijme
- Drs. Jo – Ann Fung A Loi
- Drs. Henna Guicherit
Statements:
Carla Bakboord MSc.
Bij gender – analyse is er meer nodig dan alleen cijfer materiaal. Cijfer materiaal is wel
belangrijk, maar voor een diepgaande analyse en beleidsontwikkeling voor
gelijkwaardigheid is meer nodig. De vraag die gesteld moet worden: “Hoe komt het dat
meer mannen op leidinggevende posities zitten dan vrouwen?” etc. Om op deze vraag
antwoord te geven is meer inzicht en kennis nodig.
Gender als een analytisch instrument (leeftijd, klasse, religie, sexuele voorkeur /
geaardheid, etc.)
Gender – analyse:
- Niet alleen verschil tussen man en vrouw, maar hoe mannen en vrouwen ongelijk
worden behandeld.
- Gender mainstraiming aanhalen
- Rollen en verantwoordelijheden
- Beleid moet worden aangepast
- Niet alleen sekse – data verzamelen, maar de vraag die gesteld moet worden:
“hoe”??
Dr. Julia Terborg
Ervaringen / opvattingen:
In de loop van de jaren is er een ontwikkeling over de bewustzijn van “gender en
development” op zowel de Universiteit als daarbuiten.
- Integratie van gender perspectied in onderwijs en onderzoek zijn momenteel
marginaal. Zelf verantwoordelijk voor vak gender en development (department of
Sociology) en sinds vorig jaar bij ‘ Masters Education, research and Sustainable
development’, ook verzorging van module “Gender and community development”
and research seminar ‘Critical metheodologies’, waaronder ook feministische
methodologie. Veel interesse en duidelijke groeiend bewustzijn bij jongeren.
- Genderonderwijs stimuleert ook genderonderzoek, gelet op toenemende keuze
voor gender gerelateerde thesis onderwerpen.
- Behalve de Universiteit ook kennis buiten de Universiteit, instituten en
individuele onderoekers/ consultants. Belangrijk dat structuren en mechanismen
worden gecreerd voor structurele samenwerking.
- Gender – analyses zijn noodzakelijk en haalbaar. Voorwaarde is wel
beschikbaarheid van middelen en capaciteit. Feministische methodologie vereist
een specifieke aanpak en toepassing van methoden die vaak arbeidsintensief en
tijdsintensief zijn, dus ook meer geld kosten dan snelle, oppervlakkige surveys.
Vereist meer diegang in inzichten. Met kanttekening: verkregen inzichten in
barrieres en gaps zijn nog geen garantie voor interventies om deze barrieres op te
heffen.
- Rol van IWGDS is onvoldoende erkend en er is onvoldoende ondersteuning
vanuit de leiding van de Universiteit om de rol van genderstudies centraal
adequaat te vervullen.
- Onderzoek in dit land is een probleem, omdat primaire data schaars is. Er is geen
ervaring bij het verzamelen van data.
- De analyse moet diepgaander zijn. Kijken “waarom” er bijvoorbeeld mannelijke
drop – outs zijn. Dus niet alleen de vergelijking dat er meer vrouwen zijn dan
mannen op adek, maar “waarom”???
Drs. Melinda Reijme
Het Nationaal Bureau Genderbeleid (NBG) is het orgaan dat het Nationaal Genderbeleid
formuleert, coördineert, monitoort en evalueert. Het NBG richt zich op duurzame
partnerschappen met Nationale, Regionale en Internationale organisaties.
Behalve het formuleren en uitvoeren van het nationaal genderbeleid en periodieke
rapportages aan nationale en internationale instellingen of mechanismen zoals het
CEDAW, Belém do Para en MDG’s. Om te voldoen aan onze rapportageplicht en voor
het identificeren van gebieden waar beleidsacties ondernomen moeten worden om
gendergelijkheid te bevorderen en vooruitgang op dit gebied te monitoren en te evalueren,
is het belangrijk dat het NBG relevante en betrouwbare data gespecificeerd naar geslacht
beschikbaar heeft. Verschillende rapporten zoals het gender equality onderzoek (2010) en
ook de slotopmerkingen van de CEDAW commissie benadrukken het gebrek aan data om
de situatie van mannen en vrouwen nauwkeurig te kunnen analyseren. Het gebrek aan
Data vormt ook een obstakel voor het evalueren van maatregelen die door de overheid
worden getroffen.
Aanvullend op de kwantitatieve data die door instanties zoals het Algemeen Bureau voor
de Statistiek (ABS) en het Bureau voor Openbare Gezondheidszorg (BOG) verzameld
worden is het ook de “waarom” vraag die beantwoord moet worden. Met andere
woorden, gegevens uit kwalitatief onderzoek. Als we de oorzaken van een bepaalde
situatie kennen (bijv. Waarom er zo weinig vrouwen in besluitvormende posities zitten),
is het dan mogelijk gepast beleid te kunnen formuleren.
Als voorbeeld om het belang van gender analyse aan te geven wil ik een project aanhalen
dat momenteel bij het NBG in voorbereiding is namelijk People Centered Budgetting.
De begrotingen worden vaak als gender neutraal gezien. Er wordt aangenomen dat
mannen en vrouwen in gelijke mate voordeel hebben bij het overheidsbeleid.
In de praktijk is dat echter niet het geval. Bij een gendergevoelige begroting wordt er
namelijk rekening gehouden met de belangen, behoeften en prioriteiten van zowel
mannen en vrouwen en geeft ook inzicht in het effect van overheidsuitgaven op mannen,
vrouwen, jongens en meisjes.
Een ander voorbeeld waarom een gender analyse belangrijk is, is in dit voorbeeld van
huiselijk geweld. Als aanvulling op de kwantitatieve data die door met name de politie
verzameld worden, is het nationaal Bureau Genderbeleid in het district Nickerie gestart
met een kwalitatief onderzoek naar huiselijk geweld. De gedachte hierachter was dat
alleen cijferdata niet voldoende is, het is ook belangrijk om informatie te hebben over
waarom huiselijk geweld plaatsvindt.
Tot slot, wil ik aangeven dat als wij willen voldoen aan onze nationale en internationale
verplichtingen, het belangrijk is dat de verschillende gouvernementele en nietgouvernementele organisaties data verzamelen naar geslacht en die data ook beschikbaar
stellen aan het NBG en andere belanghebbenden. In het ontwikkelingsplan staat immers
dat het uitvoeren van het ontwikkelingsbeleid door middel van samenwerking tussen
overheid en particulieren het zogenoemde Public Private Partnership (PPP), van vitaal
belang is. Naar deze context vertaald is het samenwerken tussen verschillende actoren
ook met de Anton de Kom Universiteit cruciaal om het genderbeleid succesvol vorm te
geven, te implementeren en te monitoren.
Panelleden van links naar rechts: C. Bakboord MSc, Dr. J.Terborg, Drs. H. Guicherit, Drs. M. Reijme, J.
Brielle MSc, Drs. J. Fung A Loi
Vragen gesteld door de deelnemers:
Reginald Cairo (vertegenwoordiger van Stichting man meet man)
Mevrouw Bakboord heeft aangegeven, en dat wordt algemeen dus ook zo gebracht: er
zijn meer mannen daders van intiem partner geweld. Wij zijn er over gaan nadenken in
onze stichting en we vragen ons af als er niet eerder gesproken zou moeten worden over
fysiek intiem partner geweld? De rede waarom: we merken dat het geestelijk geweld
waarmee mannen geconfronteerd worden, een niet te onderschatten probleem is. Dus
vandaar dit voorstel.
Carla Bakboord
Ik vind de vraag van Cairo een belangrijke vraag. Er zijn twee benaderingen over
huiselijk geweld. Er zijn onderlinge ruzies in gezinnen waarbij een van de partners zich
niet bedreigt voelt. Dat zijn de joegoe joegoes, scheldpartijen, geestelijk geweld en soms
ook fysiek geweld, in die vorm dat de een geen macht over de andere heeft. Dat zijn die
ongezonde relaties en men kan er hulp voor krijgen door naar een counseler of een
gezinstherapeut te gaan om te proberen die relatie te herstellen. Dus de vraag die gesteld
moet worden is: voelt de een zich bedreigd, voelt de een zich bang of leeft eentje in
angst? Dat is een vorm en voor die is er een totaal andere benadering voor hulpverlening.
Over die vorm van geweld heb ik het niet en daarmee zeg ik niet dat die vorm goed is.
Bij die andere vorm van geweld waarbij er wordt gekeken naar die strafbare feiten, gaat
het echt om die ongelijkwaardige machtsrelatie. Een van de twee partijen voelt zich
bedreigt en is dus echt bang. En onderzoeken wijzen wereldwijd uit, dat mannen in
meerdere mate daders zijn van die vorm van geweld. Ik weet dat vrouwen geestelijk
geweld toepassen, maar we zouden moeten onderzoeken of dat ook een vorm is van het
geweld waarover ik het heb. Voelen mannen zich bang en bedreigt en durven ze niet naar
huis te gaan. Al dat soort zaken zouden onderzocht moeten worden. Er zijn mannen die
inderdaad wel bang zijn en in die situatie zitten, maar die zijn twee verschillende
benaderingen in de hulpverlening.
Reginald Cairo (Stichting Man mit Man)
Mannen kennen ook angsten alleen uiten ze hun angst op een heel andere manier. De man
denkt, als ik me angst uit dan ben ik geen man. Een simpel voorbeeld: jongens zijn bezig
te voetballen in de straat. Een van ze schopt zijn voet aan een steen of iets dergelijks en
hij heeft pijn. Hij gaat huilend naar binnen want hij heeft pijn. En wat wordt er tegen hem
gezegd: boi no krè, je doet als een meisje. Dus die jongen wordt niet geleerd om zijn
emotie te uiten en hij wordt volwassen met dat idee, een man mag niet huilen anders is hij
geen man. Uiteindelijk komt hij in een relatie terecht en hij heeft niet geleerd zich te
uiten. Wanneer hij midden in die relatie zit, hij gaat naar school of die dame gaat naar
school, dan krijg je een situatie waarbij die jongen een bepaalde ervaring opdoet. A
meisje e fong joe nanga mofo. Hij wordt angstig en weet niet hoe hij zich moet uiten ten
opzichte van die situatie want hij heeft niet geleerd hoe hij zich moet uiten. Wat gaat hij
dan doen, hij gaat slaan. Dat zijn de ervaringen die wij in ons werk meemaken.
Carla Bakboord
Hetgeen meneer Cairo heeft aangevoerd, is de moeite waard om te onderzoeken. Dat is
wat ik bedoel. Dus dat je dan ook kijkt naar, wat zijn de oorzaken van het geweld bij
mannen die geweld plegen. Misschien komt dat ook naar boven. Maar dan stel je ook nog
de vraag: als hij boos is en hij is agressief, waarom slaat hij zijn partner en niet
bijvoorbeeld zijn baas of de buurman? Als de onderzoeker gaat kijken naar de hoe vraag,
dan gaan dit soort zaken naar boven komen.
Jennifer Geerlings-Simons ( voorzitter DNA )
Laat mij toch wel constateren voor het verslag dat we er dus nog lang niet zijn. De
meneer van daar net ( Reginald Cairo ) is de enige van 4 mannen die ik in de zaal zie. Er
zijn nog een paar. Ik constateer het als een serieus feit omdat dat inderdaad betekent dat
we nog in een fase zitten van een soort van activisme. Het is nog steeds niet mainstream
en het betekent ook dat mannen, los van angst, blijkbaar geen enkel probleem hebben dat
ze moeten bespreken wanneer het gaat over gender relaties in onze samenleving. Als de
mannen er niet zijn wil dat zeggen dat ze geen probleem hebben of ze herkennen in elk
geval niet dat ze een probleem hebben. Degenen die de slag voelen, die zijn natuurlijk
aanwezig. Dat was de eerste opmerking.
Ten tweede, ik zit altijd vol vragen wanneer we praten over de gender relaties omdat ik ze
niet los kan zien van de totale maatschappelijke relaties, economische modellen en andere
dingen. Dus ik ga twee lijnen uitzetten en ik maak u deelgenoot ervan omdat ik weer met
u wil werken. Het Parlement is bezig en daar kom ik straks op. Er is een praktische lijn
omdat we vandaag natuurlijk leven in deze gemeenschap. Er worden een paar vrouwen
mishandeld, misschien verkracht, misschien hebben ze andere problemen. Dus er is een.
Vrouwen kunnen geen werk vinden, de kinderen gaan naar de verdoemenis. Dus ik erken
dat en ik denk dat we een aantal aktiviteiten moeten ondernemen om vrouwen in staat te
stellen zichzelf te handhaven in deze maatschappij. Ik praat nog steeds niet over
vooruitgaan maar handhaven, voor hun kinderen zorgen en een menswaardig bestaan
leiden. Dat zijn accute zaken. En dan praten we dus over werkgelegenheid, gelijke
beloning, vertegenwoordiging in de politieke besluitvormings organen. Dat noem ik
allemaal praktische zaken en daarom ben ik helemaal op één lijn. We moeten eraan
werken, we leven in die gemeenschap, we hebben die organisatie, dus vrouwen moeten
daaraan deelnemen en vrouwen moeten dus ook in de politieke besluitvorming en zo,
anders denk ik dat we verkeerd bezig zijn
Ik kan geen vrouwen c.q. genderzaken analyseren zonder het totaal vaarend politiekeconomisch model in Suriname. Namens Suriname ben ik nu heel erg aktief in de regio
en ik zeg het ook steeds op die forum en het blijkt dat meer mensen dat hebben. Er is hier
een statement gemaakt over Canada en etniciteit is erbij gehaald. Ik heb in Washington
een Canadese dame, die 20 jaar in de politiek heeft gezeten, horen zeggen op een reactie
ook o.a. van mij: het politiek-economisch model is ontworpen door en voor blanke
mannen. Het was een blanke vrouw die dat zei. Dus vrouwen passen niet erin, andere
mensen passen niet erin. En het is dus niet alleen vrouwen die niet in dat model passen, in
feite passen de meeste culturen in de wereld niet erin. Het is een euro - centries model en
het is dus over onze ruggen en over onze hoofd heen ontwikkeld. Ik wil dit toch wel hier
stellen. Niet om vandaag die discussie te geven maar in feite kan je dus volgens mij de
diepergaande discussie en de diepere vragen die ook aan de orde zijn geweest, niet
behandelen zonder ook naar dat ding te kijken. En dat is nauw mijn motivering om te
zeggen, ja we moeten snel meer vrouwen in de besluitvormingen hebben. Niet omdat ik
denk dat vrouwen op korte termijn alle problemen van de wereld gaan oplossen, maar
omdat we geen schijn van kans gaan hebben om een systeem te ontwikkelen dat vrouwen
en hun manier van leven uitsluit en verandert door alleen vrouwen weg te halen uit hun
manier van leven en ze te brengen in een andere manier van leven, hetgeen ik helemaal
niet zo geweldig vind. Mevrouw Fung A Loi heeft gepresenteerd in de data, dat de
mensen die in een huis zijn en bezig zijn de basis voor onze economie te leggen als
economisch niet aktief in het model worden genoteerd. Als we dat niet gaan veranderen,
wat gaan we dan doen met vrouwen. We gaan met vrouwen doen wat met mannen al 200
jaar gedaan is. We hebben ze weggehaald van hun timmershop en hun boerderij en in
fabrieken gezet. En onze generatie is van mening dat het zo hoort. Mannen horen uit huis,
aan het werk te gaan. Maar het was niet altijd zo want mannen waren ook in de buurt van
hun gezin. En nu halen we de vrouwen eruit. Logisch, want als je geen geld hebt in deze
maatschappij kan je net zo goed doodgaan. Je hoeft niet veel te hebben, maar je moet eten
kunnen kopen toch. En hoe meer je hebt, hoe meer status je hebt en hoe meer macht je
hebt. En het gevolg is dat vrouwen op een gegeven ogenblik machteloos en zonder eigen
inkomen, begonnen zijn te strijden en logisch ook. Maar we moeten ons echt afvragen,
mevrouw Terborg, als de strijd inderdaad niet toch nog steeds breder is. Gender is een
symptoom. Wanneer iemand ziek is, hij heeft geelzucht, koorts en zo. Hij heeft een
ziekte, het systeem is niet goed. Het politiek economisch systeem.
Wat onze accute vraagstukken betreft, wil ik vragen aan de mensen die vandaag hier zijn.
Ik ga u uitnodigen om een afspraak te maken, zodat u bij me kunt komen in het
Parlement. Als Parlement hebben we formeel en officieel het vraagstuk van de
vertegenwoordiging van vrouwen in de politiek op onze agenda en we zijn bezig er iets
aan te doen. Bovendien hebben we de Pan American vergadering in mei en ik wil
Surinaamse actoren aktief erbij betrekken. Ik geloof niet dat er beleid gaat worden
gemaakt om meer vrouwen in het Parlement te hebben. Beleid kan je daarop niet maken.
Het is een maatschappelijke aktie die je moet doen en die ik toch wel mis. We proberen
nu vanuit het Parlement die actie te voeren, maar u gaat allerlei zaken tegenkomen en ook
onder mijn Parlementariërs. Een heleboel zaken die men vroeger zei van mensen die
onafhankelijk wilden worden in een land. En ik vraag u dus om ons te ondersteunen
hiermee. Ik wil van u horen hoe wij als Parlement het maatschappelijk stuk kunnen
ondersteunen. Wat u zegt ken ik al, ik denk de meeste mensen hier. We hebben wat
centen, niet een heleboel, om inderdaad dingen via de media te doen. Ik vraag u om
contact te maken om ons de data, die er beschikbaar zijn om mensen misschien wakker te
maken, te geven.
We zijn nu bezig met de voorbereidingen voor de volgende ronde met de vrouwen. Het
vraagstuk dat ik zie is de neergang van het aantal vrouwen bijvoorbeeld in de politiek. Ik
heb vanmorgen een mail gestuurd naar alle Parlementariërs want we zitten nu in een VNmissie. Er is niets anders wat in de weg staat van meer vrouwen in het Parlement in 2015
dan de overtuiging van de voorzitters van de politieke partijen. Als die van mening zijn
dat er een paar vrouwen moeten komen, gaan ze komen. En als ze van mening zijn dat ze
niet moeten komen, dan gaan ze niet komen. En hoe veranderen we die mening? Niet
door het beleid van Binnenlandse zaken, met alle respect voor het beleid. We werken ook
daaraan, gender mainstreaming en gender budgetting. Ik denk dat u daarvan op de hoogte
bent of moet zijn. Het is echt die aktie die het land in 1996 heeft gevoerd die heeft
gemaakt dat je die stijgende lijn hebt gekregen. En het ontbreken van die continue
maatschappelijke aktie heeft gemaakt dat je die halvering hebt gekregen waadoor we een
van de 6 landen zijn die zo achteruit is gegaan in de wereld. Dus ik doe een oproep om
dat stukje wat we moeten doen op de korte termijn te doen. Die oplevering van geweld
tegen vrouwen ……..het dodelijk geweld. Was het er altijd? Wie presenteerde de data
over de agrarische sector. Wat zijn de historische realiteiten? Wordt het meer, wordt het
minder ? Het zijn vragen die ik heb. Maar ik weet een ding en dat is dat ik me als vrouw
als mens goed heb gevoeld omdat ik naar school kon gaan, normaal kon participeren en
kon doen wat ik wilde doen.
Tegelijkertijd verschillen mannen en vrouwen en moeten ze elkaar aanvullen. En er staat
nergens dat mensen het gelukkigst zijn als ze de hele dag rennen achter geld en op tien
hoog palen aan elkaar lassen. Die mensen verdienen veel. Die mensen die voor onze
kinderen zorgen verdienen weinig. Is het zo dat vrouwen en mannen buiten hun huis
moeten werken voor baas om gewaardeerd te worden? Het werk dat we doen binnen onze
gezinnen moet gewaardeerd worden waardoor we die vrijheid hebben om ons te bewegen.
Ik ben echt blij met die discussie maar ik constateer jammer genoeg dat we inderdaad nog
steeds met elkaar discussiëren.
DNA heeft een overeenkomst met AdeKUS gesloten en ik weet niet als daar voldoende
bekendheid aan is gegeven. We hebben elk jaar plaats voor 10 studenten en we gaan die
studenten een stipendium geven om een afstudeerscriptie te schrijven op onderwerpen
waarin wij op de eerste plaats geïnteresseerd zijn, maar AdeK kan ook zeggen van, ik wil
dit doen. We hebben als Parlement cijfers nodig. Vanaf oktober hebben we deze
overeenkomst getekend en we hebben een eerste lijstje van onderwerpen in die
overeenkomst opgenomen. We zijn nu bezig gedetailleerde links voor AdeK te sturen en
AdeK kan ons ook vragen. We hebben nog geen enkel verzoek binnen gekregen. Dus
gender en data over geweld. Wij gaan nu betalen om te kijken waarom mensen geweld
plegen? Waarom die jongens inderdaad uitvallen? Vallen ze uit of is het alleen maar in
vergelijking met die meisjes, want dat kan ook enz. Ik geloof niet dat we niet weten wat
er aan de hand is. Ik denk dat er meer aktie moet komen want anders gaat het zo blijven.
Carla Bakboord
Ik ben helemaal met u eens. We moeten in uitvoering gaan. Er is al onderzoek en er is
ook een gender analyse gemaakt over de oorzaken van het geweld tegen vrouwen. En als
je dat heel goed bestudeerd-….. omdat het echt die lijn geeft vanaf het begin van die
relatie, hoe dat geweld insluipt- kan je allerlei interventies beginnen te plegen. En dan zeg
ik niet dat het geweld morgen ophoudt, maar als we zien hoe dat werkt, dan zou je
kunnen beginnen met de jongere generatie die dan aankomt. Ik ben het helemaal met u
eens. Sommige dingen kan je nu al doen. Het Parlement, mooi die 10 studenten.
Misschien geeft het Parlement ook nog geld om inderdaad in die uitvoering te gaan om
echt die interventie te gaan plegen. Soms liggen onze onderzoeken daar, maar het is al
heel duidelijk in die aanbevelingen. Je kan echt wel ermee werken. Sommige
onderzoeken moeten nog gedaan worden. Ik zie dat ABS heel wat mooie cijfers heeft. Als
we die cijfers hebben kunnen we dan ook verder gaan met de analyse en de volgende stap
is: breng het in uitvoering want daar blijven we steken.
Julia Terborg
Ook helemaal eens. Ik denk ook dat gender absoluut bekeken moet worden in relatie met
andere sociale ongelijkheidsrelaties, binnen etniciteit en binnen klassen etc.
Dat van maatschappelijke actie is cruciaal en het gebeurt ook, alleen op te kleine schaal.
Er is onderzoek gedaan, er zijn data beschikbaar en er is dan bijvoorbeeld zo een
overheidsafdeling waarbij je kan zeggen: luister we hebben gekeken naar
tienerzwangerschappen, de data zijn er en er zijn aanbevelingen voor aktie op korte
termijn op minder lange termijn en wat je probeert te doen. Je moet in die follow up
blijven en positieve aanknopingspunten vinden bij dat departement want uiteindelijk heb
jij als persoon of als organisatie, niet de middelen om op grote schaal maatregelen te
treffen. Dus je moet die link proberen te houden met de overheid en dat is eigenlijk een
van de belangrijke strategieën. Hoe kan je de overheid versterken en hoe kan je in het
proces van onderzoek en dataverzameling werken aan bewustwording en zeg maar actie?
Dat is een van de belangrijkste strategieën want als je als NGO of als individu en zelfs als
Universiteit aktie zou willen ondernemen, dan zijn die hele kleine stapjes terwijl de
overheid, zo een afdeling, de structuur en het budget heeft. Het gaat er om dat die
politieke wil beschikbaar moet zijn. Soms is die een klein beetje beschikbaar, soms iets
meer en soms is die helemaal afwezig en dan zit je vast. Dus het is eigenlijk een continue
proces van lobby van proberen om zij aan zij met overheidsfunctionarissen te werken.
Henna heeft het goed beschreven. Soms zijn er achievements en andere momenten zijn er
geen achievements, dan is het weer een stap achteruit. Dus ik denk dat die aktie er is maar
ik begrijp wat u bedoelt. Het gaat eigenlijk vooral om die politieke aktie want we moeten
meer vrouwen in de besluitvorming krijgen, vrouwen die gender bewust zijn en dat zal
vooral via de politieke partijen moeten gebeuren. Dus het heeft absoluut te maken met
een politieke cultuur die moet veranderen en dat is een interne strijd, ook binnen de
politieke partijen. Het is ook een strijd buiten de politieke partijen want het vrouwen
Parlement forum en andere organisaties zijn bezig met de bewustwording. Maar dat is
eigenlijk cruciaal. Vrouwen krijgen in besluitvormings posities zodat je meer positieve
aanknopingspunten vindt wanneer je op basis van onderzoek evidence based beleid wil
implementeren.
Henna Guicherit
Het is iets wat me al geruime tijd bezig houdt. En dat heeft te maken met het feit dat er in
tegenstelling tot een aantal decennia geleden geen sprake is van aktieve belangenstrijd in
dit land. Als ik terug ga naar de zeventigerjaren dan was er sprake van
belangenorganisaties. Een vrouwenorganisatie kwam op voor de belangen van vrouwen,
jongerenorganisaties,…… er werd aktie gevoerd. We gingen de straat op en ik mis dat al
geruime tijd. En ik vraag mij af als de mensen in dit land geloven in die verandering en
die transformatie waarin wij voor staan. Want als u er in gelooft, dan ga je voor die strijd..
Als je die passie niet hebt, verandert er niets en er zijn te weinig mensen met passie. Maar
ik ben bereid weer de straat op te gaan.
Judith Brielle
Het klopt totaal wat u zegt, dat we leven in een society die eigenlijk gevormd is voor een
bepaalde groep. U heeft het specifieke over huisvrouwen. Binnen UN is er ook altijd een
discussie over de verschillende definities. We hebben net een global meeting gehad in
Zuid- Afrika. De executive director is een Nigeriaan. Een van de dingen die hij gevraagd
heeft is commitment. Hij wil specifiek van elk land een commitment, want hij zegt: we
zeggen heel mooi dat veel van die structuren die zijn opgezet, global commitments zijn en
we schuilen daar achter zonder erbij stil te staan voor wie die commitment is gemaakt.
Als je kijkt hoe de UN is opgezet, wat was de structuur, voor wie was het opgezet, hoe is
die verandering en wordt die verandering wel vertaald naar het nationaal belang? En vaak
maken we ons ook schuldig daaraan of zijn we ons niet bewust van die structuren en van
waar die organisatie komt en leven we dus binnen datgene en verschuilen we ons achter
de global commitments, terwijl ze national commitments moeten zijn.
Ik denk dat u de UN - structuur heel goed kent. Er is een coördinating group voor social
data. Waarom social data? Ik denk dat het al eerder is gezegd. Voor andere data hebben
we al een historie. Je kan naar Centrale Bank gaan en je kent alle economic data. “It is the
social data that we have a problem with and that has to be strenghten”, daarom dat we
specifiek hebben gezegd van, in die werkgroep social data, die is echt een van de ruimste.
Ik denk dat bijna alle ministeries daar zijn te vinden. Het wordt een hele zware taak. We
hebben er 5 jaar voor uitgezet. Als je kijkt en dan denk je van, het is een heel klein doel:
versterken. Maar als je kijkt naar de onderliggende factoren dan zie je die vertaalslag om
het voor mensen diudelijk te maken. Wat je in verandering wilt zien is niet een project,
het is niet een budgetline maar het is een attitude en verandering in vele gevallen. Dus we
hopen met die coördinating group, waarin dus verschillende ministeries zitten, inderdaad
sterker te gaan werken aan die vertaalslag en dat zal dan helpen om van die global naar
inderdaad het ondersteunen van nationale belangen te gaan. De UN is bereid daar waar
mogelijk en waar nodig haar bijdrage te leveren en indien de meeting van social data
moet worden aangevuld met iemand van het Parlement dan is dat, denk ik als co-chef,
heel erg welkom.
Jo – Ann Fung A Loi
Wat ik kan aangeven ten aanzien van de gelegenheid geboden door u (voorzitter DNA)
om bij u te komen of het Parlement om de gegevens te delen, is een mooi woord om de
mensen bekend te maken met de gaps die we hebben kunnen constateren op het gebied
van, waar we aan moeten werken. Want vaak presenteren we de gegevens aan het publiek
maar dan denken we van: is er geen bredere aanpak die we nodig hebben? Hebben we
niet meer stakeholders nodig om dit probleem in zijn geheel aan te pakken. Dus ik kan
van hieruit ook aangeven dat de ABS zich eigenlijk geroepen voelt om haar bijdrage te
leveren aan het gender vraagstuk.
Jennifer Geerlings-Simons (Voorzitter DNA)
We hebben 14 of 15 mei de womens Group van Pan Americas (vrouwelijke
Parlementariërs) hier. Ik heb al aan de organisatie aangegeven dat we een soort sight
event met de lokale mensen en de actoren zullen hebben, omdat ik wil dat dat ding een
zekere maatschappelijke impact hier moet hebben. Dus ik ga u vragen om voor komende
week een afspraak te maken zodat we een voorbereiding maken voor het Parlement, dus
voor die meeting van eerste week van mei, waarbij het Parlement van die mooie
uitgewerkte data krijgt om duidelijk te laten zien dat er wel echt behoefte is: om te kijken
naar de vraagstukken waarmee vrouwen en soms ook mannen zitten en om dan inderdaad
te werken naar meer vrouwen in beleidsvormende en besluitvormende organen van het
land. Als u deze data voor mij kan ontwikkelen dan gaan we volgende week verder
hierover praten.
Prof. Kempadoo
Alhoewel aktie en beleid belangrijk zijn, moeten we niet vergeten dat, voor gender
bewustzijn, het onderwijs vanaf de lagere school tot de hogere nivau’s heel erg belangrijk
is. Ik begrijp dat professor Shepperd (University in Jamaica) een analyse heeft gemaakt
van hoe gender binnen de textbooks moet worden weerspiegeld. Gender in textbooks
voor lager en middelbare scholen, dat soort dingen zijn belangrijk. Het is niet alleen
belangrijk om vrouwen te hebben, gender bodies te hebben, maar ook dat bewustzijn, en
dat perspectief van de mensen die in die posities komen ontwikkeld moet worden.
Astrid Runs (deelnemer)
Waarom gebruiken we niet meer de interseksionele benadering in plaats van de gender.
Want ik hoor wel dat jullie elementen benoemen dus ik ben heel erg benieuwd naar uw
standpunt ten aanzien daarvan.
Ook naar aanleiding van wat de DNA-voorzitter en professor Kamala hebben gezegd. De
intergenerationele overdracht van gender, dat mis ik.
Waarom zijn jonge vrouwen zowel in Suriname als Nederland niet boos. Ze zijn niet boos
want alles gaat goed. We vinden werk als het nauw laag betaald is of niet of goed betaald.
Hoe komt het dat we niet boos zijn. Hebben we niet geleerd van onze moeders etc. Dus
hoe nemen we onze dochters, onze zusters ook weer mee.
Moeten we niet eerst even nadenken om een soort research agenda samen te stellen,
waarin alle belangrijke onderzoekers, activisten zitten. Gewoon een research agenda
vaststellen voor de komende 5 jaren waarbij je dus verschillende studenten, groepen,
activisten, etc. mee kan nemen.
Alisa Darson (Bestuur van de Universiteit )
Ik zou het heel prettig vinden als meer vrouwen actiever waren. We zijn een beetje
passief, we zijn gauw tevreden. Ook de studentengemeenschap bijv.. Als studenten
worden uitgenodigd om te participeren bij iets, het lijkt alsof het ze niet interesseert, niet
gemotiveerd zijn. Dus ik denk dat we moeten gaan werken aan, hoe de mensen actief te
krijgen
Er zijn veel vrouwen die aan de Universiteit afstuderen. We hebben naar de cijfers
gekeken van ABS, meer vrouwen studeren af. Waar belanden ze. De hoge posities
worden meer door mannen bekleed. En professor Kamala had het over een action Group,
waarbij verschillende mensen bij werving en selectie van mensen gaan kijken naar
gender, achtergronden, cultuur en zo. Ik denk dat dat noodzakelijk is voor alle
ministeries, instellingen en vooral ook voor de Universiteit.Want wat krijgen we als
iemand komt solliciteren voor een hoge funktie. Dan heb ik het specifiek over een hoge
funktie want vrouwen komen overal terecht, maar hoge funkties worden niet graag
bekleed door vrouwen. Wanneer een vrouw dan voor zo een funkie solliciteert, het eerste
wat gevraagd wordt is: ben je zwanger? Wordt je binnenkort zwanger? Ben je van plan
kinderen te krijgen? Heb je kleintjes? Hoe oud zijn de kinderen? Ik bedoel van als een
man gaat solliciteren naar zo een funktie, wordt er niet aan hem gevraagd: ga je
binnenkort trouwen of ben je van plan een gezin te stichten? Er wordt aan de vrouw
gevraagd: hoe ga je met je kinderen thuis doen en hoe ga je dat organiseren? Als vrouw
weet je dat je gaat solliciteren voor zo een funktie dus je hebt je huiswerk al gemaakt.
Mentaal heb je jezelf en je gezin al erop voorbereid dus dan moet je me zulke vragen niet
stellen.
Wat mij ook hindert. Vaak denken wij dat vrouwen, door mannen, onderdrukt worden en
dat vrouwen, door mannen, worden tegengehouden om hoger op te komen. Maar het zijn
wij vrouwen zelf die elkaar breken. Bijvoorbeeld, als een collega naar een hogere funktie
wordt verplaatst, dan in plaats van dat we die persoon motiveren en helpen, breken we die
persoon en gaan we negatief in op dingen. We moeten ophouden met dit soort dingen.
Wij vrouwen moeten nu een eenheid gaan vormen. We moeten elkaar gaan pushen en
poweren.
De deelnemers van dit seminar
Anita ( Women’s Way Foundation)
Ik ben naar verschillende workshops geweest over genderongelijkheid. Weet je wat ik
altijd doe, net als wat de voorzitter gezegd heeft, ik kijk om me heen hoeveel mannen er
zijn. Altijd veel vrouwen maar waar gaat het over? Het gaat toch over mannen en
vrouwen. Dat is altijd een probleem. Maar dan vraag ik me af, waar ligt het aan? Worden
er geen christelijke instanties, culturele instanties, voetbalverenigingen, enz. uitgenodigd?
Het zijn altijd vrouwen. We weten wat we willen en dat huiselijk geweld bestaat. Het is
de man en de vrouw maar het is altijd de vrouw die u ziet. Ik mis de mannen. We hebben
ze beide nodig om die genderongelijkheid te minimaliseren of gendergelijkheid te
bevorderen. We moeten met beide praten en werken. Op welke manier dat moet
gebeuren, zou ik niet weten maar het moet wel gebeuren. Het is een probleem.
Dayen Wielingen ( namens VSB )
VSB is een werkgeversorganisatie en we vertegenwoordigen dus werkgevers en vanuit
die positie praat ik. Ik kom vaak met allerlei mensen in contact. Ik heb vrienden dus dan
vraag ik: hoe gaat het in je bedrijf. Alleen maar om een beeld te hebben hoe het gaat in
berdijven. Als het gaat om sollicitaties. Er komen mannen en vrouwen en inderdaad
wordt de man eerder aangenomen omdat de vrouw een vrouw is. En de vraag is: hoe oud
bent u? Hoeveel kinderen heeft u? En men gaat zover om je op een gegeven moment aan
te geven als je in de verwachting bent: hallo, make love no babies, want jullie kosten me
te veel. Als vrouw moet je ervoor zorgen dat je aan het werk bent. Ik kan het me niet
permitteren dat ik je 3 maanden lang betaald en dan ben je thuis, omdat je vindt dat je een
kind hebt gehad. Dan praat ik over werkgevers van Suriname.
Maar als u kijkt naar onze situatie in Suriname, dan is het niet dat mensen geen andere
baan kunnen aannemen. Je kan niet een lening aanvragen als je niet kan aangeven dat je
een vaste baan hebt. Als je bijvoorbeeld 3 maanden hier hebt gewerkt en je zegt van, ik
laat deze werkgever omdat ik naar daar ga, duurt het ook langer voordat je in aanmerking
komt voor een lening.Wat doen vrouwen dan, ze blijven nog bij die werkgever totdat ze
er lang genoeg zijn om een lening te nemen om bijvoorbeeld een huis te bouwen. We
praten er over dat vrouwen niets doen. Maar ze doen niet niets, omdat ze niets willen
doen, maar omdat ze niets kunnen doen. Het is een heel netwerk van allerlei zaken. Ga je
naar de bank, lukt het niet. Ik heb zelf bij de bank gewerkt, vandaar dat ik dat ook kan
aangeven. Je moet een vaste baan hebben van tenminste een jaar of ander half voordat je
in aanmerking kan komen voor een normale persoonlijke lening. Laatstaan een
hypothecaire lening.
Dus als we praten over waarom doen die vrouwen niets, moet je voor jezelf proberen na
te gaan of proberen verder te denken: waarom doen ze niets? Het is erg dat men aangeeft,
make love no babies, want ik ga je niet betalen. Of je moet ervoor zorgen dat je maar 2
kinderen krijgt want als je een derde kind krijgt, wordt die niet door ons verzekerd. Dat is
ook een vriendin van me overkomen. Dus haar eerste 2 kinderen zijn verzekerd door haar
werkgever, maar de derde niet. Dus houdt u a.u.b. ook met dit soort dingen rekening.
Carla Bakboord
Astrid, je kan niet alle intersekties meenemen. Datgene wat je wilt onderzoeken,ik denk
dat gender etniciteit toch vaak samen gaat, maar het hangt helemaal af van je
onderzoeksvraag. Ik denk niet dat intersekties niet worden meegenomen. Als wij als
consultants onderzoek doen, doen we dat wel maar afhankelijk van de vraag. Stel, dat
onderzoek dat wij in de plaats hebben gedaan binnen het huwelijk. Elk huwelijk is
meegenomen, intersection huwelijk maar ook religie en gender. Als je veel meer gaat
nemen, heb je heel wat analyses die je moet maken.. Dus dat doen we wel.
U had het ook over, wat gebeurt er met onze dochters? Ik wil je iets vertellen over mijn
college op IOL. Ik geef les aan bijna alleen maar vrouwen. Ik heb studenten van tussen de
20 en 45 jaar. Ze zien de strijd van gender niet meer zodanig zoals hoe wij die vroeger
zagen. En aan de ene kant hebben ze zelf een bepaalde perceptie over hoe vrouwen zijn.
Dus toen we het hadden over, waarom zijn er zo weinig vrouwen in het Parlement, zo
weinig vrouwen minister of president, dan zeiden ze: ja die man straalt veel betere dingen
uit. Zijn uitstraling is veel serieuzer. Je moet het serieus nemen want het zijn vrouwen die
dat stellen. Ik zie dat niet als een vingerwijzing, maar dat betekent dat de manier waarop
we naar vrouwen kijken, naar onszelf, ons beeld, dat we kennelijk niet zo een geweldige
uitstraling hebben als mannen. Er is een bepaalde uitstraling en dat geeft een mindere
waarde. We hebben meer vrouwen dan mannen in Suriname dus eigenlijk zouden we
meer vrouwen in het Parlement en in de politiek moeten hebben. Want als alle vrouwen
op die vrouwen zouden stemmen, maar dat gebeurt niet. Dus je zou je moeten afvragen,
laten we eens kijken hoe dit komt en doe misschien echt dit onderzoek en stel dit soort
vragen want dan kan je je strategie gaan uitstippelen. Misschien moeten vrouwen op een
andere manier praten of op een andere manier uitstralen of op een andere manier dingen
zeggen en meer waardering over elkaar uitspreken. En dat zijn kleine dingen, maar het
zijn belangrijke dingen.
Mannen willen vaak niet meegaan met dit soort discussies. Ik heb een keer met een
jongeman van 20 jaar gesproken en ik zei aan hem: waarom begin je niet een keer met
jongens een groep en dan discussiëren jullie over bepaalde issues. Hij zei: “no man”, als
je alleen met mannen bent dan denken ze dat je homo bent. Zo, en al denkt men dat. Dus
er zijn kennelijk een aantal belemmeringen, heel wat homo negativiteit waardoor mensen
zich niet in die strijd willen werpen en niet zo genoemd willen worden. Er zijn een
heleboel opstakels. Dus Anita, mannen worden altijd uitgenodigd. Hier hebben we
mannen ook uitgenodigd, maar op een of andere manier komen ze niet. We moeten ook
aan hun gaan vragen: waarom komen jullie niet?
Julia Terborg
Ik wil ook reageren op dat van die interseksionele benadering. Ik denk dat die een van de
belangrijke uitgangspunten is bij het kijken naar gender, dus dat je ook andere ordenende
principes meeneemt zoals etniciteit, klasse, etc. En daarom is het ook zo belangrijk om de
statistieken niet alleen te refereren naar gender maar ook naar sekse, woonplaats,
etniciteit, etc. te differentiëren. En dat gebeurt.
Die intersektionele benadering is belangrijk maar als u kijkt naar de naam van het
Instituut, dan is het Instituut for Women, Gender and Development Studies. Women is
apart aangegeven en dat is niet zomaar gebeurd, omdat er in de hele discussie over
gender, met name in het Caribisch gebied, op een gegeven moment een omslag heeft
plaatsgevonden waarbij er meer accent kwam op marginalisering van mannen en dropouts
van mannen, en mannen zijn in die positie om die omslag te maken en om dat accent te
verschuiven. En we zeggen niet dat die mannen problemen er niet zijn maar als we kijken
naar die statistieken, dan zijn het eigenlijk vooral vrouwen die in een achterstands positie
zijn. Het is een ongelijke machtsverdeling. Het is een belangenstrijd. De strijd voor het
opheffen van die achterstandspositie van vrouwen komt van vrouwen, dus het zijn
vrouwen die in de voorhoede staan. De vraag is: wat doen mannen om die ongelijkheid in
die gender relatie terug te dringen? Want ze hebben een heleboel problemen,
drugsproblemen, ongelukken in het verkeer, criminaliteit, etc. Er zijn een heleboel
vraagstukken die mannen direkt raken. De vraag is: wie moet daar leiding aan geven? De
groep van vrouwelijke activisten is al klein en de focus is van oudsher op vrouwen. Dus
het is belangrijk om naar die gender relatie te kijken maar wel vanuit de vrouwelijke
ervaringen. We kunnen niet anders, wij maken die ervaringen mee daarom kunnen we
erover praten. En het zijn die ervaringen die je neemt als leidraad bij het stellen van
prioriteiten. Dus die interseksionele benadering is belangrijk, kijken naar gender en
andere dingen, maar tegelijkertijd moet je die aandacht, als persoon met vrouwelijke
ervaringen, gefocust houden op die groep en dat is wat gebeurt. Dat is eigenlijk ook bijna
vanzelfsprekend, want ik vind het moeilijk om te praten namens een man, omdat ik me
niet kan verplaatsen in zijn ervaringen.
Dan wil ik ook nog een opmerking maken over: waarom zijn vrouwen niet meer boos? Ik
denk dat er heel veel boze vrouwen zijn zonder een stem. Wij zitten hier wel op een
podium en we hebben een microphone in onze hand, de voorzitter van het Parlement en
allerlei hoogstaande figuren zijn hier. En we kunnen onze stem laten horen. Maar ik zeg
het ook steeds aan me studenten. Jullie zijn 3% tot 5% van de totale samenleving. Jullie
zijn een bevoordeelde groep. Het is een hele kleine groep waarmee we deze discussie
voeren. Als je gaat naar de lage inkomenswijken en in het binnenland, dan is het een
“Total different reality”. Die vrouwen zijn boos maar ze hebben geen stem. En ik bedoel,
dat is wat die uitdaging is. Hoe geven we die vrouwen een stem? We kunnen dat doen
door onderzoek, onderzoeksbevindingen en die informatie in rapporten te zetten en dan
beleid maken.
We hebben inderdaad maatschappelijke aktie nodig om die boze vrouwen hun stemmen te
mobiliseren. Maar het is niet waar dat vrouwen niet boos zijn. Ze zijn heel erg boos en het
effect is op hun mentale gesteldheid. Vanmorgen op het nieuws, twee zelfmoorden
vanwege huiselijk geweld. Die vrouwen waren heel boos, maar wie heeft ze geholpen.
Henna Guicherit
Ik wil ingaan op de bijdrage van mevrouw Wielingen van VSB. U heeft ons
geconfronteerd met een ernstige vorm van discriminatie van vrouwen op de arbeidsmarkt.
Absoluut ongehoord. Ook datgene dat u daar naar voren heeft gebracht. Absoluut
ongehoord. Heeft een van jullie zich wel tot arbeidsinspektie gewend met klachten
hierover?
Dayen Wielingen ( Vereniging Surinaams Bedrijfsleven )
Een collega en ik hebben een keer geprobeerd om de persoon zover te krijgen. U moet
begrijpen dat we een beetje in een vervelende situatie zitten. In de zin van, we hebben
leden en soms spelen de dingen zich af in bedrijven van de leden. Dus het is voor mij en
me collega een beetje vervelend als we vanuit onze positie van het werk de persoon ook
nog aanzetten om naar arbeidsinspektie te gaan enz.
Een van de mensen is ontslagen omdat ze in verwachting was en die bewuste direkteur
vond haar lui en te dik en ik weet niet wat nog meer. Ze was schoonmaakster en hij heeft
haar op een gegeven moment gezegd: je mag thuis blijven en ik ga je voor de komende 4
of 5 maanden betalen. Ze heeft dat geld geaccepteerd. Los van dat ze schoonmaakte,
vervoerde ze ook schoolkinderen en daarna ging ze naar het bedrijf om voor 3 tot 4
uurtjes schoon te maken. Toen vond ze ook, dan zal ik maar gewoon me kinderen blijven
vervoeren. Ik kon dan niet meer, dus ik heb toen met arbeidsinspektie erover gepraat.
Maar ja, het is een beetje een vervelende situatie want je weet niet wat de persoon in
kwestie aankaart, als het bij die direkteur komt en het komt terug bij ons. Dus we
proberen wel en we zeggen de mensen, als je gaat doe alsof het gewoon van jou zelf
komt.
Henna Guicheriet
Het is natuurlijk belangrijk om op iedere plek waar we zitten ervoor zorg te dragen dat de
rechten van vrouwen worden nageleefd en zelfs daar waar er sprake is van, in dit geval,
overtreding van de arbeidswetgeving. Ik denk dat we dan niet bang moeten zijn om onze
stem te laten horen en wanneer je bang bent voor represaille, dan is het van belang om die
link te hebben met het veld en die solidariteit. We zouden u graag willen interviewen, ik
neem aan dat mijn collega ( redacteur) van gender optiek het met me eens zal zijn. Omdat
we die brief gender optiek, die een keer per maand in De Ware Tijd verschijnt, best
kunnen gebruiken om de samenleving alert te maken over deze ernstige vorm van
schending van de arbeidswetgeving en discriminatie van vrouwen. Al zou je het in een
anonieme vorm willen.
Melinda Reijme
We nodigen de mannen uit, maar blijkt dat ze toch de vrouwen sturen of niet verschijnen.
Dus we moeten inderdaad uitkijken naar strategieën hoe we ze kunnen betrekken bij deze
activiteiten.
Ten aanzien van wat de prof. Kempadoo aangaf over het integreren van gender in het
onderwijs, wil ik aangeven dat wij bezig zijn met het Ministerie van Onderwijs en
Volksontwikkeling. We hebben in de planning om de leerkrachten op VOS-niveau te
trainen. We betrekken de scholen ook. We hebben bijvoorbeeld in het kader van sixty
days of activism de scholen benadert om over het thema een tekenwedstrijd te houden en
een opstel voor ons te schrijven. Op die manier proberen we het onderwijs, de leerkrachen
en de jongeren te betrekken en bewust te maken.
Judith Brielle
Ik wil op de vraag van Astrid Runs aangeven dat binnen de PAHO de afdeling niet alleen
maar gender heet, maar meestal is het gender and culture en soms gender culture and
human rights. Dus wat we veel zien is dat er richtlijnen en handleidingen komen voor
specifieke combinaties zoals, gender in culture, gender and faith based en gender in
emergency situation. Want dan krijgen we eigenlijk dat alles wat we kennen overhoop
wordt gegooid en dat mensen in een hele andere situatie belanden. Dus gender in
emergency en dan vooral gelinkt met gender based violence, omdat violence veel meer
voorkomt tijdens die emergency situations, dan anders. De data liegt er niet om.
Verder wil ik aangeven dat strategieën om mannen te betrekken heel anders zijn. Mannen
functioneren anders dan vrouwen en ze zijn anders te triggeren dan vrouwen. We hebben
enkele landen, ik zal dan binnen de regio blijven, die zich specifiek hiermee bezig
houden. Voorbeeld; Guyana werkt met barbershops en organisaties als man mit man. De
heren zijn getraind en die getrainde mannen weten dus discussies te triggeren op
sportvelden, cafés, bars, enz. De dames en de heren in de barbershops en hairdresser
shops in Guyana zijn getraind en wanneer die man begint te praten over die vrouw die iets
‘onhebbelijks’ heeft gedaan, dan gaat het gesprek automatisch over in gender based
violence en komt er eigenlijk een counseling. Dus ze hebben dat genomen als een manier,
omdat gender based violence en gender issues in Guyana ook heel erg zwaarwichtig zijn,
nog erger dan in Suriname. En ze hebben inderdaad gekeken naar die strategieën. Wat ze
hebben gevonden is dat “peer to peer” vooral van mannen naar mannen een heel
belangrijk element is. Dus misschien moeten wij gaan denken aan strategieën om mannen
te betrekken.
Wrap up
Louise Monsels ( voorzitter van IWGDS )
Mevrouw Guicherit heeft ons laten zien hoe moeizaam het proces van gender
mainstreaming is en hoe het kan verlopen. Ze heeft ook voorbeelden laten zien, hoe het in
de praktijk is geweest. Ik denk dat we het allemaal herkennen, wij die proberen onderzoek
te doen. Gender mainstreaming is dus nog altijd een uitdaging.
Kamala heeft de noodzaak van engendering van de Universiteit laten zien. Ik denk dat het
een heel goed voorbeeld voor ons is om ook op die manier ermee aan de gang te gaan.
De ABS heeft een heel serieuze aanzet gegeven om gender statistieken te verzamelen. En
ook dit is een uitdaging vanwege de afhankelijkheid van betrouwbare data. De voorzitter
heeft ons uitgenodigd om data te verzamelen. Ik denk dat het een uitnodiging is die we
allen van harte moeten aannemen. Het IWGDS heeft die betrouwbare data nodig voor het
verwerken, analyseren en vooral om dat beleid ook daadwerkelijk in te vullen en uit te
voeren.
Conclusies
Zonder gender analyse geen gender mainstreaming, maar ook geen gender analyse zonder
onderzoek. Dan gaat het zowel over kwalitatief als kwantitatief onderzoek. Ik ben
bijzonder blij met die toevoeging, want we hebben allemaal cijfers gezien vanmorgen.
Maar wil je tot die verklaring komen dan moet je inderdaad de diepte in en dat kan vooral
door kwalitatief onderzoek uit te voeren. De rol van de Universiteit kan hierbij van heel
groot nut zijn en dat nemen we van harte aan.
Gelijkheidsdoelen toevoegen aan beleidsdoelen. Ik denk dat het formuleren van
beleidsdoelen nog bij ons ontbreekt. We krijgen elk jaar prachtige beleidsnotas op alle
niveau’s maar de koppeling aan de gelijkheidsdoelen ontbreekt toch wel enigszins.
Het vraagstuk van definities. Ik denk dat het een hele goede aanvulling is geweest. We
moeten ze aanpassen aan de maatschappelijke realiteit. We moeten gender perspectief
koppelen aan structuur perspectief. Mevrouw Simons heeft de maatschappelijke aktie die
noodzakelijk is heel erg benadrukt en we hebben daarvan hele goede voorbeelden.
Belangrijk is ook dat we een mindshift moeten maken. We moeten passie en commitment
hebben. Dan kijk ik naar mevrouw L. Beek die het altijd heeft over het ontbreken van
commitment bij een heleboel dingen die we willen doen.
De interseksionele benadering. Ik denk dat we moeten constateren dat er al een heel
goede aanzet is gemaakt. De research agenda. Ik denk dat we zo een agenda inderdaad
moeten samenstellen met alle stakeholders.
De afwezigheid van mannen. Ik denk dat we inderdaad naar nieuwe methoden moeten
zoeken om de mannen te bereiken. We hebben de uitnodigingen gestuurd naar de
Minister Raad, de Ministeries waar een heleboel mannen werken en we hebben ze ook
naar organisaties gestuurd. We hebben ze echt niet alleen naar vrouwenorganisaties
gestuurd. Ik denk dat gender ook een beetje als een synoniem voor vrouwen wordt gezien.
Het is een vrouwen ding, daar hebben mensen het over. Ik denk dat dat de reden is dat
mannen niet komen. We zullen naar nieuwe methodes moeten zoeken om ze echt binnen
te halen.
Ik wil eindigen met de opmerking van Julia over die boze vrouwen. We gaan die boze
vrouwen hun stem mobiliseren. Maar daarvoor is er onderzoek nodig om die ervaringen
van boze vrouwen in huis te krijgen. En die informatie, die data, gaan we verzamelen,
analyseren en beleid maken.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------