Download - Bestuivers.NL

Bijlage 1 Van de Nederlandse naar de wetenschappelijke namen
van de bijen in dit boek
Nederlandse naam
genus
species
aardhommel
akkerhommel
andoornbij
asbij
behangersbijen
bergbehangersbij
blauwe ertsbij
blauwe metselbij
blauwzwarte houtbij
bloedbijen
bonte viltbijen
bonte viltbij
boomhommel
bosbesbij
breedbandgroefbij
bruine rouwbij
bruine slobkousbij
dikpootbijen
distelbehangersbij
duinkegelbij
duinzijdebij
eikenzandbij
ertsbijen
geelgerande tubebij
geelgespoorde houtmetselbij
geeltipje
gehoornde metselbij
gele tubebij
gewone behangersbij
gewone franjegroefbij
gewone geurgroefbij
gewone kegelbij
gewone kleine wespbij
gewone koekoekshommel
gewone langhoornbij
gewone maskerbij
gewone sachembij
gewone slobkousbij
gewone tubebij
gewone viltbij
gouden kegelbij
gouden slakkenhuisbij
grasbij
grijze rimpelrug
grijze zandbij
groefbijen
groefbijen
grote bladsnijder
grote bloedbij
grote klokjesbij
grote roetbij
grote wolbij
grote zijdebij
heggenrankbij
heideviltbij
Bombusterrestris
Bombuspascuorum
Anthophorafurcata
Andrenacineraria
Megachile
Megachilealpicola
Ceratina
cyanea
Osmiacaerulescens
Xylocopa
violacea
Sphecodes
Epeoloides
Epeoloides
coecutiens
Bombus
hypnorum
Andrenalapponica
Halictusscabiosae
Melectaalbifrons
Macropis
fulvipes
Melitta
Megachileligniseca
Coelioxys
mandibularis
Colletesfodiens
Andrenaferox
Ceratina
Stelis
punctulatissima
Hoplitis
claviventris
Nomadasheppardana
Osmiacornuta
Stelissignata
Megachile
versicolor
Lasioglossumsexstrigatum
Lasioglossumcalceatum
Coelioxys
inermis
Nomada
flavoguttata
Bombuscampestris
Euceralongicornis
Hylaeus
communis
Anthophoraplumipes
Macropiseuropaea
Stelis
breviuscula
Epeolus
variegatus
Coelioxys
aurolimbata
Osmiaaurulenta
Andrena
flavipes
Andrena
tibialis
Andrena
vaga
Halictus
Lasioglossum
Megachilewillughbiella
Sphecodesalbilabris
Chelostomarapunculi
Panurgusbanksianus
Anthidiummanicatum
Colletescunicularius
Andrena
florea
Epeoluscruciger
479
Gasten van bijenhotels
Nederlandse naam
genus
heidewespbij
heidezandbij
heizijdebij
hommels
honingbijen
honingbij
houtbijen
kattenkruidbij
kattenstaartdikpoot
kauwende metselbij
kegelbijen
klaverdikpoot
kleine harsbijen
kleine harsbij
kleine klokjesbij
kleine roetbij
kleine tubebij
kleine wolbij
klimopbij
klokjesbijen
klokjesdikpoot
knautiabij
kortsprietmaskerbij
kortsprietwespbij
kustbehangersbij
langhoornbijen
langkopsmaragdgroefbij
lapse behangersbij
lathyrusbij
maskerbijen
matte bandgroefbij meidoornzandbij
metselbijen
metselbijen
minitubebij
mortelbijen
ogentroostdikpoot
pluimvoetbij
pluimvoetbijen
poldermaskerbij
ranonkelbij
resedamaskerbij
rietmaskerbij
roetbijen
roodbuikje
roodgatje
roodharige wespbij
roodpotige groefbij
rosse metselbij
rouwbijen
sachembijen
schorviltbij
schorzijdebij
slangenkruidbij
slanke kegelbij
slobkousbijen
steenhommel
Texelse zandbij
tronkenbij
Nomada
rufipes
Andrenafuscipes
Colletessuccinctus
Bombus
Apis
Apismellifera
Xylocopa
Anthophoraquadrimaculata
Melitta
nigricans
Osmialeaiana
Coelioxys
Melitta
leporina
Anthidiellum
Anthidiellumstrigatum
Chelostomacampanularum
Panurguscalcaratus
Stelisminuta
Anthidiumpunctatum
Colleteshederae
Chelostoma
Melitta
haemorrhoidalis
Andrena
hattorfiana
Hylaeus
brevicornis
Nomadafucata
Megachile
maritima
Eucera
Lasioglossummorio
Megachilelapponica
Chalicodomaericetorum
Hylaeus
Lasioglossumleucozonium
Andrenacarantonica
Hoplitis
Osmia
Stelisminima
Chalicodoma
Melitta
tricincta
Dasypoda
hirtipes
Dasypoda
Hylaeus
confusus
Chelostoma
florisomne
Hylaeus
signatus
Hylaeus
pectoralis
Panurgus
Andrena
ventralis
Andrenahaemorrhoa
Nomadalathburiana
Halictusrubicundus
Osmiabicornis
Melecta
Anthophora
Epeolustarsalis
Colleteshalophilus
Hoplitis
adunca
Coelioxys
elongata
Macropis
Bombuslapidarius
Andrena fulvago
Heriadestruncorum
480
species
Bijlage 1 Van de Nederlandse naar de wetenschappelijke namen van de bijen in dit boek
Nederlandse naam
genus
species
tronkenbijen
tubebijen
tuinbladsnijder
tuinhommel
tuinmaskerbij
tweelobbige wolbij
tweekleurige slakkenhuisbij
tweekleurige zandbij
veldhommel
vierbandgroefbij
viltbijen
vosje
vroege wespbij
weidehommel
weidemaskerbij
wespbijen
wimperflankzandbij
witbaardzandbij
witgevlekte tubebij
witte rouwbij
wolbijen
wormkruidbij
zandbijen
zijdebijen
zuidelijke klokjesbij
zuidelijke langhoornbij
zuidelijke zijdebij
zwartbronzen houtmetselbij
zwarte tubebij
zwart-rosse zandbij
Heriades
Stelis
Megachilecentuncularis
Bombushortorum
Hylaeus
hyalinatus
Anthidiumoblongatum
Osmiabicolor
Andrenabicolor
Bombuslucorum
Halictusquadricinctus
Epeolus
Andrena
fulva
Nomadaleucophthalma
Bombuspratorum
Hylaeus
gibbus
Nomada
Andrenadorsata
Andrenabarbilabris
Stelisornatula
Melectaluctuosa
Anthidium Colletes
daviesanus
Andrena
Colletes
Chelostoma
distinctum
Euceranigrescens
Colletessimilis
Osmia
niveata
Stelisphaeoptera
Andrenaclarkella
Begrippenlijst
abdomen achterlijf
Aculeata angeldragende vliesvleugelige insecten
adult volwassen insect
afsluitprop door bij of wesp aangebracht materiaal waarmee de voorkant van een nestgang wordt afgesloten
angel tot steekorgaan omgevormde legbuis bij de Aculeata, waar geen ei mee gelegd wordt, maar waar wel
gif doorheen gaat
angeldragers aculeata, groep vliesvleugelige insecten waarbij de legboor is omgevormd tot een steekorgaan:
de angel
antenne gesegmenteerd tast- en reukorgaan aan de kop
areaal verspreidingsgebied van een soort
ariolum zie hechtlapje
atrium lege ruimte tussen sluitprop en eerste broedcel, ook vestibule genoemd
bijenbroodje voedselvoorraad voor een bijenlarve bestaande uit nectar en stuifmeel
bijenhotel een grote verzameling van nestgelegenheden voor solitaire bijen en wespen
biotoop leefgebied van planten en dieren
bivoltien met twee generaties per jaar
bladhaantjes (haantjes) kevers uit de familie Chrysomelidae, de larven leven in veel gevallen van blad
bovenlip labrum; bij bijen en wespen het naar voren scharnierend monddeel onder het kopschild
broedcel/cel kleine ruimte waarbinnen zich de ontwikkeling van een bij of wesp afspeelt
broedparasiet als een vrouwtje van de ene soort de voedselvoorraad in een broedcel van een andere soort
laat gebruiken door haar eigen nakomeling, vaak wordt zo’n dier met koekoeksbij of koekoekswesp aangeduid,
die dan een ei legt op de voedselvoorraad van haar waardbij of waardwesp
broedzorg het verzorgen van het nageslacht van voldoende voedsel door dat te verzamelen en te brengen
naar de plaats waar de larve zich moet gaan voeden
481
Gasten van bijenhotels
bruidsvlucht het opvliegen van vrouwelijke (honing)bijen, wespen en mieren om in de lucht een partner te
vinden om mee te paren
buikplaat sterniet; onderkant van elk segment van het achterlijf; bij mannelijke bijen en wespen zeven stuks,
bij vrouwelijke zes
buikschuier dichte beharing aan de onderzijde van het achterlijf van bepaalde bijen, die dient om stuifmeel
te vervoeren
buikverzamelaar/buikverzamelend als bijen het stuifmeel vervoeren met hun buikschuier
clypeus kopschild
cel zie broedcel
chitine materiaal waaruit de buitenkant van een insect is opgebouwd
cocon de door een larve met kopklieren gesponnen omhulling waarbinnen die larve verandert in een pop
commensaal vorm van samenleven met een andere soort waarbij de commensaal profiteert van een
gezamenlijke voedselbron zonder de andere soort daardoor te benadelen
communaal kolonievorm bij bijen waarbij verschillende vrouwtjes hetzelfde nest bewonen, maar ieder
vrouwtje onafhankelijk van de andere haar deel van het nest verzorgt
copulatie paring
coxa zie heup
determineren een soort van de juiste naam voorzien
diapauze rustperiode van een larve
dij femur; derde pootsegment
dijring trochanter; het tweede (vaak kleine) pootsegment bij een insect
diploïd in het geval dat er in de cellen steeds paren van de chromosomen aanwezig zijn
drachtplant plant waarop een bij stuifmeel verzamelt
dwergvorm abnormaal kleine uitvoering van een dier
extraflorale nectariën nectarklieren buiten een bloem
facetoog samengesteld oog
femur zie dij
feromoon signaalstof voor dieren van dezelfde soort
flagel zie vlag
gastheer dier waarvan een parasiet of parasitoïd leeft
geleedpotig dier met gesegmenteerd lichaam en een chitineus uitwendig skelet
genus (genera) geslacht, onderdeel van de systematische indeling van alle levende wezens
geurvlaggen kleine hoeveelheden van feromonen (lokgeur) door mannelijke bijen afgezet op bijvoorbeeld
planten
habitat leefgebied met alle voor dier of plant noodzakelijke biotische en abiotische factoren
haploïd in het geval dat er in de cellen steeds maar één van elke chromosoom aanwezig is
hechtlapje pulvilus; deel tussen twee voetklauwtjes van een insectenpoot waarmee het insect zich aan een
gladde ondergrond kan vasthouden
helmhok onderdeel van een helmknop
helmknop deel van de meeldraad waar het stuifmeel wordt geproduceerd, bestaande uit twee helmhokken
heup coxa; het eerste pootsegment
hymenoptera zie vliesvleugeligen
imago volwassen insect
kairomoon signaalstof die werkt op dieren van verschillende soort (bijv. parasiet aantrekkende geur)
klauwtje haakvormige structuur aan het einde van een poot
kleptoparasiet vorm van parasitisme waarbij een vrouwtje voedsel steelt uit het nest van een ander
koekoeksbij een bijensoort die leeft als broedparasiet
koekoekshommel hommelsoort die binnendringt in een nest van een andere hommelsoort, de koningin
uitschakelt en door de aanwezige werksters van de andere hommelsoort haar eigen nakomelingen laat
grootbrengen
kopschild clypeus; kopdeel tussen de ogen tot aan de bovenlip
krop maag van een insect; een verruimd deel van het spijsverteringsstelsel vooraan in het achterlijf, waarin
door bijen nectar wordt opgeslagen
kropverzamelaar/kropverzamelend als bijen stuifmeel en nectar vervoeren in hun krop
labium onderlip
labial palp meerledig aanhangsel (taster) van de onderlip
labrum bovenlip
larve jeugdstadium bij volledige gedaanteverwisseling
legboor bij vliesvleugelige insecten een verlengd deel van het achterlijf waarmee geboord kan worden naar
de plek waar een ei (door de legboor heen) kan worden afgezet
liptaster zie labiale palp
482
Begrippenlijst
mandibel bovenkaak
maxilla onderkaak
meeldraad mannelijk voortplantingsorgaan van planten, met als belangrijkste onderdeel de helmknop met
stuifmeel
meconium opgespaarde uitwerpselen die bij het uitvliegen worden geloosd
metamorphose gedaanteverwisseling
metatars (metatarsus) ook wel basitarsus genoemd; eerste lid van de voetleden van een insect, dit is het
vijfde pootsegment gerekend vanaf het lichaam
monolectisch voor het verzamelen van stuifmeel gespecialiseerd in bloembezoek op slechts één plantensoort
nectar een door planten uitgescheiden zeer suikerrijke vloeistof
nestblok kleine eenheid van nestgelegenheid voor bijen en wespen
nimf jeugdstadium bij onvolledige gedaanteverwisseling
ocellen enkelvoudige ogen, bij volwassen insecten boven op de kop tussen de ogen
oligolectisch voor het verzamelen van stuifmeel gespecialiseerd in bloembezoek op slechts een beperkt
aantal plantensoorten behorende tot één genus of tot slechts enkele genera
onvolledige gedaanteverwisseling bij (hemimetabole) insecten is dit de ontwikkeling van ei, via diverse
nimfstadia tot volwassenheid. Elk stadium wordt door een vervelling bereikt. Meestal lijken de nimfen al op
het volwassen stadium, zoals onder andere bij sprinkhanen, wantsen en libellen.
parasiet organisme dat voor zijn stofwisseling een ander organisme (gastheer) gebruikt, waarbij die gastheer
wel wordt benadeeld maar niet gedood
parasitoïd een geleedpotig dier waarvan de larve zich voedt met de levende delen van een ander organisme
(gastheer), dat niet door de parasitoïd is vervoerd en waarbij die gastheer bezwijkt; sluipwespen zijn
voorbeelden van parasitoïde insecten
pedicel tweede (kleine) lid van de antenne, vaak zit hier bij angeldragers een duidelijke knik in de antenne
pollen stuifmeel
polylectisch voor het verzamelen van stuifmeel wordt een groot aantal soorten bloemen bezocht behorende
tot planten van verschillende families
pop stadium tussen larve en volwassen insect in bij volledige gedaanteverwisseling
pootverzamelaar/pootverzamelend als bijen stuifmeel vervoeren aan en tussen speciale haren aan hun
achterpoten
pedicellus tweede antennelid
predator dier dat een ander dier vangt en doodt om als voedsel voor zichzelf te dienen en eventueel voor
nakomelingen
proboscis bij insecten de zuigende monddelen
proterandrie als mannelijke bijen of wespen eerder in het seizoen verschijnen dan hun vrouwelijke
soortgenoten
proterogynie als vrouwelijke bijen of wespen eerder in het seizoen verschijnen dan hun mannelijke
soortgenoten
pulvilus zie hechtlapje
punctering verdeling van putjes over het oppervlak van het chitinepantser van insecten
pygidium (of pygidiale plaat) een afgeplat, vaak duidelijk begrensd deel van tergiet 6 bij bijen of angeldragende
wespen
rugplaat tergiet; bovenkant van de segmenten van het achterlijf; bij mannelijke bijen en wespen zeven stuks,
bij vrouwelijke zes
ruderaal aanduiding voor door de mens met voedingsstoffen verrijkte of verstoorde biotoop
rustlarve stadium waarbij de larve zich van uitwerpselen heeft ontdaan en een pauze inlast (diapauze, vaak
om te overwinteren) alvorens te verpoppen
scapus eerste lid van de antenne; ook schacht of schaft genoemd en bij angeldragende vliesvleugelige insecten
vaak langer dan de andere leden van de antenne
schacht zie scapus
schede in deze context het uit twee lange flappen bestaande deel aan het achterlijf van een vliesvleugelig
insect waarin de legboor kan worden opgeborgen
scheen tibia; het vierde pootsegment van een insect
schildje scutellum; onderdeel van het borststuk
scopa plek van de verzamelharen: op een bepaald deel van het lichaam van een vrouwelijke bij aanwezige
haren waaraan en waartussen het verzamelde stuifmeel wordt getransporteerd
sluipwesp wesp die haar ei via een legboor deponeert in of bij een ander insect, dat daarna wordt opgegeten
door de zich uit dat ei ontwikkelende larve(n)
sluitprop zie afsluitprop
snuitkever kever uit de familie Curculionidae
sociaal in deze context een levenswijze waarbij volwassen vrouwelijke bijen, wespen of mieren samenwerken
483
Gasten van bijenhotels
bij nestbouw en verzorging van het nageslacht van één dominante vrouwelijke soortgenoot, de koningin
solitair levenswijze van bijen en wespen waarbij een vrouwelijk dier zonder hulp van soortgenoten zorgt voor
het voedsel en de verblijfplaats (broedcel) van haar nakomelingen
solitaire bijen alle soorten bijen behalve de soorten (zijnde de hommels en honingbijen) die in volken leven
solitaire wespen alle soorten wespen behalve de soorten (zijnde de limonadewespen, veldwespen en
hoornaar) die in volken leven
spermabeursje zie spermatheca
spermatheca zaadblaas of spermabeursje; opslagplaats voor sperma in een vrouwelijk vliesvleugelig insect
staat hier: volk van angeldragende insecten met een koningin
stamper vrouwelijk deel van een bloem
sterniet zie buikplaat
stijl deel van een stamper tussen vruchtbeginsel en stempel in, vaak het langste stuk van de stamper
stempel bovenste deel van een stamper waar het stuifmeel terecht moet komen
stuifmeel pollen; mannelijke voorplantingscellen van planten, gevormd in de helmhokken van een meeldraad,
zeer eiwitrijk
symbiose samenleven van verschillende soorten ten voordeel van beide
tars/tarsus voet; laatste deel van poot van een insect bestaande uit 5 voetleedjes
tasters zie labiale palp; ook antennes worden zo wel eens omschreven
tergiet zie rugplaat
thorax borststuk
tibia zie scheen
tong zuigende monddelen van een insect
trochanter zie dijring
uitwendig skelet de buitenkant van een insect, bestaande uit een stevig huid van chitine, waardoor het insect
zijn structuur krijgt en waaraan alle spieren vastzitten
univoltien met maar één generatie per jaar
vestibule lege ruimte tussen de sluitprop en de eerste broedcel, ook atrium genoemd
verbroederde meeldraden die deels zijn samengegroeid
verpoppen van een larve veranderen in een pop
verzamelharen zie scopa
vlag flagel; het derde en alle volgende leedjes van een antenne
vliesvleugeligen insecten met twee vliezige vleugels, behorende tot de orde van de hymenoptera, dus alle
mieren, bijen en wespen
voelspriet zie antenne
volk hier: verzameling van vrouwelijke vliesvleugelige insecten die voor het nageslacht zorgen van een
koningin, die als enige uit het volk bevruchte eieren kan leggen
volledige gedaanteverwisseling bij (holometabole) insecten is dit de ontwikkeling van ei, tot larve, die na een
aantal vervellingen overgaat in de pop, een ombouwstadium waaruit het volwassen insect tevoorschijn komt;
larve en volwassen insect lijken niet op elkaar (geldt voor alle vliesvleugelige insecten, maar bijvoorbeeld ook
voor kevers, vliegen en vlinders)
waardbij de bijensoort waarbij een koekoeksbij parasiteert
waardplant plant waarvan het larvestadium van een insect leeft
wilde bijen alle bijensoorten, dus inclusief de hommels, maar niet de honingbij, die wordt immers in cultuur,
dus niet in het wild (de vrije natuur) gehouden
484
Literatuur
Bellmann, H. 2003 Gids van bijen, wespen en mieren. Tweede druk. – Tirion, Baarn.
Benno, P. 1950 Bijen en hommels. – Wat leeft en groeit 25: 1-168. Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht.
Blösch, M. 2000 Die Grabwespen Deutschlands. Die Tierwelt Deutschlands 71. – Verlag Goecke & Evers,
Keltern.
Brechtel, F. 1986 Die Stechimmenfauna des Bienenwaldes und seiner Randbereiche (Südpfalz) unter besonderer Berücksichtigung der Ökologie kunstnestbewohnender Arten. – Pollicia-Buch 9: 1-282.
Halder, van H., L. ten Hallers-van Hees & T. Pavlicek-van Beek 2001 Vlinders in de tuin. – KNNV Uitgeverij,
Utrecht & De Vlinderstichting, Wageningen.
Klein, W. 1996 De graafwespen van de Benelux – Jeugdbondsuitgeverij, Utrecht.
Moenen, R. 1998 Geen tuin zonder dieren. – Schuyt & Co, Haarlem.
Müller, A., A. Krebs & F. Amiet 1997 Bienen. Mitteleuropäische Gattungen, Lebensweise, Beobachtung. – Naturbuch Verlag, Augsburg.
Noordijk, J., R.M.J.C. Kleukers, E.J. van Nieukerken & A.J. van Loon (red.) 2010 De Nederlandse bio­diversiteit.
– Nederlandse Fauna 10. Nederlands Centrum voor Biodiversiteit Naturalis & European Invertebrate SurveyNederland, Leiden.
O’Toole, C. & A. Raw 1991 Bees of the world. – Blandford, London.
Peeters, T.M.J. & M. Reemer 2003 Bedreigde en ver­dwenen bijen in Nederland (Apidae s.l.). Basis­rapport
met voorstel voor de Rode Lijst. – EIS-Nederland, Leiden.
Peeters, T.M.J., I.P. Raemakers & J.Smit 1999 Voorlopige atlas van de Nederlandse bijen. – EIS-Nederland,
Leiden.
Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis,
H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit & H.H.W. Velthuis 2004 De wespen en mieren van
Nederland (Hymenoptera: Aculeata). – Nederlandse Fauna 6. Nationaal Natuurhistorisch Museum, KNNV
Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.
Peeters, T.M.J., H. Nieuwenhuijsen, J. Smit, F. van der Meer, I.P. Raemakers, W.R.B. Heitmans, K. van Achterberg, M. Kwak, A.J. Loonstra, J. de Rond, M. Roos & M. Reemer 2012 De Nederlandse bijen (Hymeno­
ptera: Apidae s.l.). – Natuur van Nederland 11. Naturalis Biodiversity Center & European Invertebrate SurveyNederland, Leiden.
Reemer, M., T.M.J. Peeters, T. Zeegers & W.Ellis 1999 Wilde bijen in terreinen van Natuurmonumenten. – EISNederland, Leiden.
Westrich, P. 1989a Die Wildbienen Baden-Württembergs I. Allgemeiner Teil. – Eugen Ulmer Verlag, Stuttgart.
Westrich, P. 1989b Die Wildbienen Baden-Württembergs II. Spezieller Teil. – Eugen Ulmer Verlag, Stuttgart.
Westrich, P. 2011 Wildbienen. Die anderen Bienen. – Verlag Dr. Friedrich Pfeil, München.
Witt, R. 1998 Wespen beobachten, bestimmen. – Naturbuch Verlag, Augsburg.
Websites
www.aculea.be/index.html
www.ahw.me
www.bienenhotel.de
www.bijenbeheer.nl
www.bijenhotels.nl
www.bijenhuis.nl
www.bwars.com
www.denederlandsebijen.nl
www.eucera.de
www.nev.nl/hymenoptera
www.drachtplanten.nl
www.wildebijen.nl
www.wildbienen.de
www.zoekkaartwildebijen.nl
485
Gasten van bijenhotels
Dankwoord
Mijn dank gaat uit naar de volgende personen en instanties, die op enigerlei wijze hebben bijgedragen aan het
tot stand komen van dit werk. De leden van IVN-afdeling Veghel die zich hebben ingezet voor de insectentuin,
waar ik veel foto’s maakte. In het bijzonder Lidou van Beurden, die de werkzaamheden coördineerde
en vol overgave zorgde dat de tuin werd onderhouden. Peter van Beurden droeg bij aan het maken van
nestgelegenheden voor insecten en las het manuscript kritisch door. De gemeente Veghel stelde het terrein
voor de insectentuin beschikbaar.
Deskundige adviezen en soortdeterminaties ontving ik van Kees van Achterberg, Willem Ellis, Theo Gijswijt,
Wijnand Heitmans, Wim Klein, Ad Mol, Hans Nieuwenhuijsen, Jinze Noordijk, Ivo Raemakers, Jan Smit, John
Smit, Rinus Sommeijer, Dré Teunissen, Piet Tutelaers en Kees Zwakhals. Theo Peeters inspireerde me bij vele
excursies, determineerde veel soorten en attendeerde me op bijzondere zaken.
Margo van Beem, Dick Belgers, Peter van Beurden, Harry van Breugel, Ad Brouwers, Bram Cornelissen,
Annemarie van Diepenbeek, Tim Faasen, Bart Horvers, Albert Jacobs, Arie Koster, Anne Jan Loonstra, John
Smit, Piet Snoeren, Jeanne Soetens-van Breugel, Bert Vervoort en Albert de Wilde stelden belangeloos een of
meerdere foto’s ter beschikking. Jeroen de Rond verzorgde een illustratie van een zandbijennestje.
EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden (Naturalis) in de persoon van Roy Kleukers faciliteerde
deze uitgave. Menno Reemer (EIS) verzorgde redactioneel monnikenwerk. André van Loon (EIS) verzorgde de
opmaak.
Het Meester Prikkebeenfonds onder beheer van het Prins Bernhard Cultuurfonds maakte deze uitgave
mogelijk door een financiële bijdrage.
Pieter van Breugel
486