Bijlage 1 Van de Nederlandse naar de wetenschappelijke namen van de bijen in dit boek Nederlandse naam genus species aardhommel akkerhommel andoornbij asbij behangersbijen bergbehangersbij blauwe ertsbij blauwe metselbij blauwzwarte houtbij bloedbijen bonte viltbijen bonte viltbij boomhommel bosbesbij breedbandgroefbij bruine rouwbij bruine slobkousbij dikpootbijen distelbehangersbij duinkegelbij duinzijdebij eikenzandbij ertsbijen geelgerande tubebij geelgespoorde houtmetselbij geeltipje gehoornde metselbij gele tubebij gewone behangersbij gewone franjegroefbij gewone geurgroefbij gewone kegelbij gewone kleine wespbij gewone koekoekshommel gewone langhoornbij gewone maskerbij gewone sachembij gewone slobkousbij gewone tubebij gewone viltbij gouden kegelbij gouden slakkenhuisbij grasbij grijze rimpelrug grijze zandbij groefbijen groefbijen grote bladsnijder grote bloedbij grote klokjesbij grote roetbij grote wolbij grote zijdebij heggenrankbij heideviltbij Bombusterrestris Bombuspascuorum Anthophorafurcata Andrenacineraria Megachile Megachilealpicola Ceratina cyanea Osmiacaerulescens Xylocopa violacea Sphecodes Epeoloides Epeoloides coecutiens Bombus hypnorum Andrenalapponica Halictusscabiosae Melectaalbifrons Macropis fulvipes Melitta Megachileligniseca Coelioxys mandibularis Colletesfodiens Andrenaferox Ceratina Stelis punctulatissima Hoplitis claviventris Nomadasheppardana Osmiacornuta Stelissignata Megachile versicolor Lasioglossumsexstrigatum Lasioglossumcalceatum Coelioxys inermis Nomada flavoguttata Bombuscampestris Euceralongicornis Hylaeus communis Anthophoraplumipes Macropiseuropaea Stelis breviuscula Epeolus variegatus Coelioxys aurolimbata Osmiaaurulenta Andrena flavipes Andrena tibialis Andrena vaga Halictus Lasioglossum Megachilewillughbiella Sphecodesalbilabris Chelostomarapunculi Panurgusbanksianus Anthidiummanicatum Colletescunicularius Andrena florea Epeoluscruciger 479 Gasten van bijenhotels Nederlandse naam genus heidewespbij heidezandbij heizijdebij hommels honingbijen honingbij houtbijen kattenkruidbij kattenstaartdikpoot kauwende metselbij kegelbijen klaverdikpoot kleine harsbijen kleine harsbij kleine klokjesbij kleine roetbij kleine tubebij kleine wolbij klimopbij klokjesbijen klokjesdikpoot knautiabij kortsprietmaskerbij kortsprietwespbij kustbehangersbij langhoornbijen langkopsmaragdgroefbij lapse behangersbij lathyrusbij maskerbijen matte bandgroefbij meidoornzandbij metselbijen metselbijen minitubebij mortelbijen ogentroostdikpoot pluimvoetbij pluimvoetbijen poldermaskerbij ranonkelbij resedamaskerbij rietmaskerbij roetbijen roodbuikje roodgatje roodharige wespbij roodpotige groefbij rosse metselbij rouwbijen sachembijen schorviltbij schorzijdebij slangenkruidbij slanke kegelbij slobkousbijen steenhommel Texelse zandbij tronkenbij Nomada rufipes Andrenafuscipes Colletessuccinctus Bombus Apis Apismellifera Xylocopa Anthophoraquadrimaculata Melitta nigricans Osmialeaiana Coelioxys Melitta leporina Anthidiellum Anthidiellumstrigatum Chelostomacampanularum Panurguscalcaratus Stelisminuta Anthidiumpunctatum Colleteshederae Chelostoma Melitta haemorrhoidalis Andrena hattorfiana Hylaeus brevicornis Nomadafucata Megachile maritima Eucera Lasioglossummorio Megachilelapponica Chalicodomaericetorum Hylaeus Lasioglossumleucozonium Andrenacarantonica Hoplitis Osmia Stelisminima Chalicodoma Melitta tricincta Dasypoda hirtipes Dasypoda Hylaeus confusus Chelostoma florisomne Hylaeus signatus Hylaeus pectoralis Panurgus Andrena ventralis Andrenahaemorrhoa Nomadalathburiana Halictusrubicundus Osmiabicornis Melecta Anthophora Epeolustarsalis Colleteshalophilus Hoplitis adunca Coelioxys elongata Macropis Bombuslapidarius Andrena fulvago Heriadestruncorum 480 species Bijlage 1 Van de Nederlandse naar de wetenschappelijke namen van de bijen in dit boek Nederlandse naam genus species tronkenbijen tubebijen tuinbladsnijder tuinhommel tuinmaskerbij tweelobbige wolbij tweekleurige slakkenhuisbij tweekleurige zandbij veldhommel vierbandgroefbij viltbijen vosje vroege wespbij weidehommel weidemaskerbij wespbijen wimperflankzandbij witbaardzandbij witgevlekte tubebij witte rouwbij wolbijen wormkruidbij zandbijen zijdebijen zuidelijke klokjesbij zuidelijke langhoornbij zuidelijke zijdebij zwartbronzen houtmetselbij zwarte tubebij zwart-rosse zandbij Heriades Stelis Megachilecentuncularis Bombushortorum Hylaeus hyalinatus Anthidiumoblongatum Osmiabicolor Andrenabicolor Bombuslucorum Halictusquadricinctus Epeolus Andrena fulva Nomadaleucophthalma Bombuspratorum Hylaeus gibbus Nomada Andrenadorsata Andrenabarbilabris Stelisornatula Melectaluctuosa Anthidium Colletes daviesanus Andrena Colletes Chelostoma distinctum Euceranigrescens Colletessimilis Osmia niveata Stelisphaeoptera Andrenaclarkella Begrippenlijst abdomen achterlijf Aculeata angeldragende vliesvleugelige insecten adult volwassen insect afsluitprop door bij of wesp aangebracht materiaal waarmee de voorkant van een nestgang wordt afgesloten angel tot steekorgaan omgevormde legbuis bij de Aculeata, waar geen ei mee gelegd wordt, maar waar wel gif doorheen gaat angeldragers aculeata, groep vliesvleugelige insecten waarbij de legboor is omgevormd tot een steekorgaan: de angel antenne gesegmenteerd tast- en reukorgaan aan de kop areaal verspreidingsgebied van een soort ariolum zie hechtlapje atrium lege ruimte tussen sluitprop en eerste broedcel, ook vestibule genoemd bijenbroodje voedselvoorraad voor een bijenlarve bestaande uit nectar en stuifmeel bijenhotel een grote verzameling van nestgelegenheden voor solitaire bijen en wespen biotoop leefgebied van planten en dieren bivoltien met twee generaties per jaar bladhaantjes (haantjes) kevers uit de familie Chrysomelidae, de larven leven in veel gevallen van blad bovenlip labrum; bij bijen en wespen het naar voren scharnierend monddeel onder het kopschild broedcel/cel kleine ruimte waarbinnen zich de ontwikkeling van een bij of wesp afspeelt broedparasiet als een vrouwtje van de ene soort de voedselvoorraad in een broedcel van een andere soort laat gebruiken door haar eigen nakomeling, vaak wordt zo’n dier met koekoeksbij of koekoekswesp aangeduid, die dan een ei legt op de voedselvoorraad van haar waardbij of waardwesp broedzorg het verzorgen van het nageslacht van voldoende voedsel door dat te verzamelen en te brengen naar de plaats waar de larve zich moet gaan voeden 481 Gasten van bijenhotels bruidsvlucht het opvliegen van vrouwelijke (honing)bijen, wespen en mieren om in de lucht een partner te vinden om mee te paren buikplaat sterniet; onderkant van elk segment van het achterlijf; bij mannelijke bijen en wespen zeven stuks, bij vrouwelijke zes buikschuier dichte beharing aan de onderzijde van het achterlijf van bepaalde bijen, die dient om stuifmeel te vervoeren buikverzamelaar/buikverzamelend als bijen het stuifmeel vervoeren met hun buikschuier clypeus kopschild cel zie broedcel chitine materiaal waaruit de buitenkant van een insect is opgebouwd cocon de door een larve met kopklieren gesponnen omhulling waarbinnen die larve verandert in een pop commensaal vorm van samenleven met een andere soort waarbij de commensaal profiteert van een gezamenlijke voedselbron zonder de andere soort daardoor te benadelen communaal kolonievorm bij bijen waarbij verschillende vrouwtjes hetzelfde nest bewonen, maar ieder vrouwtje onafhankelijk van de andere haar deel van het nest verzorgt copulatie paring coxa zie heup determineren een soort van de juiste naam voorzien diapauze rustperiode van een larve dij femur; derde pootsegment dijring trochanter; het tweede (vaak kleine) pootsegment bij een insect diploïd in het geval dat er in de cellen steeds paren van de chromosomen aanwezig zijn drachtplant plant waarop een bij stuifmeel verzamelt dwergvorm abnormaal kleine uitvoering van een dier extraflorale nectariën nectarklieren buiten een bloem facetoog samengesteld oog femur zie dij feromoon signaalstof voor dieren van dezelfde soort flagel zie vlag gastheer dier waarvan een parasiet of parasitoïd leeft geleedpotig dier met gesegmenteerd lichaam en een chitineus uitwendig skelet genus (genera) geslacht, onderdeel van de systematische indeling van alle levende wezens geurvlaggen kleine hoeveelheden van feromonen (lokgeur) door mannelijke bijen afgezet op bijvoorbeeld planten habitat leefgebied met alle voor dier of plant noodzakelijke biotische en abiotische factoren haploïd in het geval dat er in de cellen steeds maar één van elke chromosoom aanwezig is hechtlapje pulvilus; deel tussen twee voetklauwtjes van een insectenpoot waarmee het insect zich aan een gladde ondergrond kan vasthouden helmhok onderdeel van een helmknop helmknop deel van de meeldraad waar het stuifmeel wordt geproduceerd, bestaande uit twee helmhokken heup coxa; het eerste pootsegment hymenoptera zie vliesvleugeligen imago volwassen insect kairomoon signaalstof die werkt op dieren van verschillende soort (bijv. parasiet aantrekkende geur) klauwtje haakvormige structuur aan het einde van een poot kleptoparasiet vorm van parasitisme waarbij een vrouwtje voedsel steelt uit het nest van een ander koekoeksbij een bijensoort die leeft als broedparasiet koekoekshommel hommelsoort die binnendringt in een nest van een andere hommelsoort, de koningin uitschakelt en door de aanwezige werksters van de andere hommelsoort haar eigen nakomelingen laat grootbrengen kopschild clypeus; kopdeel tussen de ogen tot aan de bovenlip krop maag van een insect; een verruimd deel van het spijsverteringsstelsel vooraan in het achterlijf, waarin door bijen nectar wordt opgeslagen kropverzamelaar/kropverzamelend als bijen stuifmeel en nectar vervoeren in hun krop labium onderlip labial palp meerledig aanhangsel (taster) van de onderlip labrum bovenlip larve jeugdstadium bij volledige gedaanteverwisseling legboor bij vliesvleugelige insecten een verlengd deel van het achterlijf waarmee geboord kan worden naar de plek waar een ei (door de legboor heen) kan worden afgezet liptaster zie labiale palp 482 Begrippenlijst mandibel bovenkaak maxilla onderkaak meeldraad mannelijk voortplantingsorgaan van planten, met als belangrijkste onderdeel de helmknop met stuifmeel meconium opgespaarde uitwerpselen die bij het uitvliegen worden geloosd metamorphose gedaanteverwisseling metatars (metatarsus) ook wel basitarsus genoemd; eerste lid van de voetleden van een insect, dit is het vijfde pootsegment gerekend vanaf het lichaam monolectisch voor het verzamelen van stuifmeel gespecialiseerd in bloembezoek op slechts één plantensoort nectar een door planten uitgescheiden zeer suikerrijke vloeistof nestblok kleine eenheid van nestgelegenheid voor bijen en wespen nimf jeugdstadium bij onvolledige gedaanteverwisseling ocellen enkelvoudige ogen, bij volwassen insecten boven op de kop tussen de ogen oligolectisch voor het verzamelen van stuifmeel gespecialiseerd in bloembezoek op slechts een beperkt aantal plantensoorten behorende tot één genus of tot slechts enkele genera onvolledige gedaanteverwisseling bij (hemimetabole) insecten is dit de ontwikkeling van ei, via diverse nimfstadia tot volwassenheid. Elk stadium wordt door een vervelling bereikt. Meestal lijken de nimfen al op het volwassen stadium, zoals onder andere bij sprinkhanen, wantsen en libellen. parasiet organisme dat voor zijn stofwisseling een ander organisme (gastheer) gebruikt, waarbij die gastheer wel wordt benadeeld maar niet gedood parasitoïd een geleedpotig dier waarvan de larve zich voedt met de levende delen van een ander organisme (gastheer), dat niet door de parasitoïd is vervoerd en waarbij die gastheer bezwijkt; sluipwespen zijn voorbeelden van parasitoïde insecten pedicel tweede (kleine) lid van de antenne, vaak zit hier bij angeldragers een duidelijke knik in de antenne pollen stuifmeel polylectisch voor het verzamelen van stuifmeel wordt een groot aantal soorten bloemen bezocht behorende tot planten van verschillende families pop stadium tussen larve en volwassen insect in bij volledige gedaanteverwisseling pootverzamelaar/pootverzamelend als bijen stuifmeel vervoeren aan en tussen speciale haren aan hun achterpoten pedicellus tweede antennelid predator dier dat een ander dier vangt en doodt om als voedsel voor zichzelf te dienen en eventueel voor nakomelingen proboscis bij insecten de zuigende monddelen proterandrie als mannelijke bijen of wespen eerder in het seizoen verschijnen dan hun vrouwelijke soortgenoten proterogynie als vrouwelijke bijen of wespen eerder in het seizoen verschijnen dan hun mannelijke soortgenoten pulvilus zie hechtlapje punctering verdeling van putjes over het oppervlak van het chitinepantser van insecten pygidium (of pygidiale plaat) een afgeplat, vaak duidelijk begrensd deel van tergiet 6 bij bijen of angeldragende wespen rugplaat tergiet; bovenkant van de segmenten van het achterlijf; bij mannelijke bijen en wespen zeven stuks, bij vrouwelijke zes ruderaal aanduiding voor door de mens met voedingsstoffen verrijkte of verstoorde biotoop rustlarve stadium waarbij de larve zich van uitwerpselen heeft ontdaan en een pauze inlast (diapauze, vaak om te overwinteren) alvorens te verpoppen scapus eerste lid van de antenne; ook schacht of schaft genoemd en bij angeldragende vliesvleugelige insecten vaak langer dan de andere leden van de antenne schacht zie scapus schede in deze context het uit twee lange flappen bestaande deel aan het achterlijf van een vliesvleugelig insect waarin de legboor kan worden opgeborgen scheen tibia; het vierde pootsegment van een insect schildje scutellum; onderdeel van het borststuk scopa plek van de verzamelharen: op een bepaald deel van het lichaam van een vrouwelijke bij aanwezige haren waaraan en waartussen het verzamelde stuifmeel wordt getransporteerd sluipwesp wesp die haar ei via een legboor deponeert in of bij een ander insect, dat daarna wordt opgegeten door de zich uit dat ei ontwikkelende larve(n) sluitprop zie afsluitprop snuitkever kever uit de familie Curculionidae sociaal in deze context een levenswijze waarbij volwassen vrouwelijke bijen, wespen of mieren samenwerken 483 Gasten van bijenhotels bij nestbouw en verzorging van het nageslacht van één dominante vrouwelijke soortgenoot, de koningin solitair levenswijze van bijen en wespen waarbij een vrouwelijk dier zonder hulp van soortgenoten zorgt voor het voedsel en de verblijfplaats (broedcel) van haar nakomelingen solitaire bijen alle soorten bijen behalve de soorten (zijnde de hommels en honingbijen) die in volken leven solitaire wespen alle soorten wespen behalve de soorten (zijnde de limonadewespen, veldwespen en hoornaar) die in volken leven spermabeursje zie spermatheca spermatheca zaadblaas of spermabeursje; opslagplaats voor sperma in een vrouwelijk vliesvleugelig insect staat hier: volk van angeldragende insecten met een koningin stamper vrouwelijk deel van een bloem sterniet zie buikplaat stijl deel van een stamper tussen vruchtbeginsel en stempel in, vaak het langste stuk van de stamper stempel bovenste deel van een stamper waar het stuifmeel terecht moet komen stuifmeel pollen; mannelijke voorplantingscellen van planten, gevormd in de helmhokken van een meeldraad, zeer eiwitrijk symbiose samenleven van verschillende soorten ten voordeel van beide tars/tarsus voet; laatste deel van poot van een insect bestaande uit 5 voetleedjes tasters zie labiale palp; ook antennes worden zo wel eens omschreven tergiet zie rugplaat thorax borststuk tibia zie scheen tong zuigende monddelen van een insect trochanter zie dijring uitwendig skelet de buitenkant van een insect, bestaande uit een stevig huid van chitine, waardoor het insect zijn structuur krijgt en waaraan alle spieren vastzitten univoltien met maar één generatie per jaar vestibule lege ruimte tussen de sluitprop en de eerste broedcel, ook atrium genoemd verbroederde meeldraden die deels zijn samengegroeid verpoppen van een larve veranderen in een pop verzamelharen zie scopa vlag flagel; het derde en alle volgende leedjes van een antenne vliesvleugeligen insecten met twee vliezige vleugels, behorende tot de orde van de hymenoptera, dus alle mieren, bijen en wespen voelspriet zie antenne volk hier: verzameling van vrouwelijke vliesvleugelige insecten die voor het nageslacht zorgen van een koningin, die als enige uit het volk bevruchte eieren kan leggen volledige gedaanteverwisseling bij (holometabole) insecten is dit de ontwikkeling van ei, tot larve, die na een aantal vervellingen overgaat in de pop, een ombouwstadium waaruit het volwassen insect tevoorschijn komt; larve en volwassen insect lijken niet op elkaar (geldt voor alle vliesvleugelige insecten, maar bijvoorbeeld ook voor kevers, vliegen en vlinders) waardbij de bijensoort waarbij een koekoeksbij parasiteert waardplant plant waarvan het larvestadium van een insect leeft wilde bijen alle bijensoorten, dus inclusief de hommels, maar niet de honingbij, die wordt immers in cultuur, dus niet in het wild (de vrije natuur) gehouden 484 Literatuur Bellmann, H. 2003 Gids van bijen, wespen en mieren. Tweede druk. – Tirion, Baarn. Benno, P. 1950 Bijen en hommels. – Wat leeft en groeit 25: 1-168. Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht. Blösch, M. 2000 Die Grabwespen Deutschlands. Die Tierwelt Deutschlands 71. – Verlag Goecke & Evers, Keltern. Brechtel, F. 1986 Die Stechimmenfauna des Bienenwaldes und seiner Randbereiche (Südpfalz) unter besonderer Berücksichtigung der Ökologie kunstnestbewohnender Arten. – Pollicia-Buch 9: 1-282. Halder, van H., L. ten Hallers-van Hees & T. Pavlicek-van Beek 2001 Vlinders in de tuin. – KNNV Uitgeverij, Utrecht & De Vlinderstichting, Wageningen. Klein, W. 1996 De graafwespen van de Benelux – Jeugdbondsuitgeverij, Utrecht. Moenen, R. 1998 Geen tuin zonder dieren. – Schuyt & Co, Haarlem. Müller, A., A. Krebs & F. Amiet 1997 Bienen. Mitteleuropäische Gattungen, Lebensweise, Beobachtung. – Naturbuch Verlag, Augsburg. Noordijk, J., R.M.J.C. Kleukers, E.J. van Nieukerken & A.J. van Loon (red.) 2010 De Nederlandse biodiversiteit. – Nederlandse Fauna 10. Nederlands Centrum voor Biodiversiteit Naturalis & European Invertebrate SurveyNederland, Leiden. O’Toole, C. & A. Raw 1991 Bees of the world. – Blandford, London. Peeters, T.M.J. & M. Reemer 2003 Bedreigde en verdwenen bijen in Nederland (Apidae s.l.). Basisrapport met voorstel voor de Rode Lijst. – EIS-Nederland, Leiden. Peeters, T.M.J., I.P. Raemakers & J.Smit 1999 Voorlopige atlas van de Nederlandse bijen. – EIS-Nederland, Leiden. Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit & H.H.W. Velthuis 2004 De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). – Nederlandse Fauna 6. Nationaal Natuurhistorisch Museum, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden. Peeters, T.M.J., H. Nieuwenhuijsen, J. Smit, F. van der Meer, I.P. Raemakers, W.R.B. Heitmans, K. van Achterberg, M. Kwak, A.J. Loonstra, J. de Rond, M. Roos & M. Reemer 2012 De Nederlandse bijen (Hymeno ptera: Apidae s.l.). – Natuur van Nederland 11. Naturalis Biodiversity Center & European Invertebrate SurveyNederland, Leiden. Reemer, M., T.M.J. Peeters, T. Zeegers & W.Ellis 1999 Wilde bijen in terreinen van Natuurmonumenten. – EISNederland, Leiden. Westrich, P. 1989a Die Wildbienen Baden-Württembergs I. Allgemeiner Teil. – Eugen Ulmer Verlag, Stuttgart. Westrich, P. 1989b Die Wildbienen Baden-Württembergs II. Spezieller Teil. – Eugen Ulmer Verlag, Stuttgart. Westrich, P. 2011 Wildbienen. Die anderen Bienen. – Verlag Dr. Friedrich Pfeil, München. Witt, R. 1998 Wespen beobachten, bestimmen. – Naturbuch Verlag, Augsburg. Websites www.aculea.be/index.html www.ahw.me www.bienenhotel.de www.bijenbeheer.nl www.bijenhotels.nl www.bijenhuis.nl www.bwars.com www.denederlandsebijen.nl www.eucera.de www.nev.nl/hymenoptera www.drachtplanten.nl www.wildebijen.nl www.wildbienen.de www.zoekkaartwildebijen.nl 485 Gasten van bijenhotels Dankwoord Mijn dank gaat uit naar de volgende personen en instanties, die op enigerlei wijze hebben bijgedragen aan het tot stand komen van dit werk. De leden van IVN-afdeling Veghel die zich hebben ingezet voor de insectentuin, waar ik veel foto’s maakte. In het bijzonder Lidou van Beurden, die de werkzaamheden coördineerde en vol overgave zorgde dat de tuin werd onderhouden. Peter van Beurden droeg bij aan het maken van nestgelegenheden voor insecten en las het manuscript kritisch door. De gemeente Veghel stelde het terrein voor de insectentuin beschikbaar. Deskundige adviezen en soortdeterminaties ontving ik van Kees van Achterberg, Willem Ellis, Theo Gijswijt, Wijnand Heitmans, Wim Klein, Ad Mol, Hans Nieuwenhuijsen, Jinze Noordijk, Ivo Raemakers, Jan Smit, John Smit, Rinus Sommeijer, Dré Teunissen, Piet Tutelaers en Kees Zwakhals. Theo Peeters inspireerde me bij vele excursies, determineerde veel soorten en attendeerde me op bijzondere zaken. Margo van Beem, Dick Belgers, Peter van Beurden, Harry van Breugel, Ad Brouwers, Bram Cornelissen, Annemarie van Diepenbeek, Tim Faasen, Bart Horvers, Albert Jacobs, Arie Koster, Anne Jan Loonstra, John Smit, Piet Snoeren, Jeanne Soetens-van Breugel, Bert Vervoort en Albert de Wilde stelden belangeloos een of meerdere foto’s ter beschikking. Jeroen de Rond verzorgde een illustratie van een zandbijennestje. EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden (Naturalis) in de persoon van Roy Kleukers faciliteerde deze uitgave. Menno Reemer (EIS) verzorgde redactioneel monnikenwerk. André van Loon (EIS) verzorgde de opmaak. Het Meester Prikkebeenfonds onder beheer van het Prins Bernhard Cultuurfonds maakte deze uitgave mogelijk door een financiële bijdrage. Pieter van Breugel 486
© Copyright 2024 ExpyDoc