onderzoeksonderwerpen - Centrum voor Academische en

Bronnenduiding voor specifieke onderwerpen voor
bachelorpapers en masterproeven
Volgende lijst geeft een korte synopsis van mogelijk onderzoek waarvoor de bronnen bij
CAVA aanwezig zijn. Deze onderwerpen zijn gebundeld in onderzoekslijnen. In elke
onderzoekslijn zijn meerdere thema’s mogelijk.
Deze onderzoekslijnen sluiten andere onderzoeksthema’s uiteraard niet uit. Studenten of
professoren die zich verder wensen te oriënteren in verband met de bronnen van het
Universiteitsarchief van de VUB kunnen hiervoor mailen ([email protected]).
Onderzoekslijn: Het principe van Vrij Onderzoek: mythe of historische realiteit?
De VUB grondt haar onderwijs en onderzoek op het beginsel van Vrij Onderzoek ten bate
van de vooruitgang van de mensheid. Dit houdt de verwerping in van elk louter
gezagsargument en de waarborg van vrije oordeelsvorming, nodig voor de
maatschappelijke inschakeling van dit basisbeginsel. Het principe van Vrij Onderzoek is voor de VUB en de ULB - een historisch gegeven. Andere universiteiten met heel andere
paragrafen in hun grondbeginselen claimen dat zij ook vrij aan onderzoek doen, wat niet
helemaal hetzelfde is als aan Vrij Onderzoek doen.
Maar hoe heeft dit principe zich in de academische gemeenschap vertaald? Is het principe
aantoonbaar aanwezig geweest in het onderwijs en onderzoek? Of pretendeert de VUB
Vrij Onderzoek toe te passen, maar is het onderzoek of onderwijs niet anders dan in
andere instellingen? Is het m.a.w. een mythe of een historische realiteit?
Een comparatief onderzoek kan vertrekken van diverse invalshoeken. Enkele voorstellen:
-
De programmatie van cursussen filosofie, wijsbegeerte en moraal aan bv. de KU
Leuven en de VUB kan worden onderzocht. Vervolgens moet de inhoud van
gelijklopende cursussen worden geanalyseerd en worden vergeleken.
-
Is het vrij onderzoek aanwezig in programma’s of cursussen van de faculteiten
exacte wetenschappen of geneeskunde. Hoe zit dat aan andere universiteiten?
-
Verschillen de onderzoeksprojecten van de VUB qua thematiek van
onderzoeksprojecten van de KU Leuven, de UGent of de UAntwerpen? Hierbij kan
ook beroep gedaan worden op de archieven van diensten die het onderzoek
registreren, zoals het FWO.
-
De vrijzinnige studentenfolklore kan vergeleken worden met de katholieke
studentenfolklore. Welke verschillen waren er, welke punten van overeenkomst?
Onderzoekslijn: de geschiedenis van de faculteiten, vakgroepen en opleidingen.
De VUB werd in 1969 opgericht als volwaardige basisuniversiteit, d.w.z. dat de instelling
een brede waaier van opleidingen in allerlei richtingen zou aanbieden. De faculteiten,
vakgroepen en opleidingsprogramma’s zijn lang niet zo statisch als soms gedacht wordt.
De speciale situatie van de faculteiten - eerst als ‘underdogs’ op de ULB, later als nieuwe
eenheden op de snel groeiende VUB - vormen een interessant uitgangspunt voor
onderzoek. Sommige opleidingen werden uitgebouwd, andere na verloop van tijd
afgebouwd, sommige trekken veel studenten aan op het ene moment en weinig op een
ander moment. Dit kan gelinkt worden met de evolutie van de wetenschappen, met
succesrijke professoren, strategische keuzes van vakgroepen enz. Centraal heeft de
Onderwijsraad de veranderingen geregistreerd, maar was er ook sprake van een sterk
centraal beleid? Of evolueerde het onderwijs eerder onder decentrale impulsen?
1
We beschikken hier over relatief volledig bronnenmateriaal. Hiervoor kunnen de notulen
van de Onderwijsraad, de faculteits- en vakgroepraden, notulen van commissies,
collegeroosters, individuele dossiers van professoren, enz. gebruikt worden.
Voorbeelden van mogelijk onderzoek:
Instituutskroniek van het Hoger Instituut voor Lichamelijke Opvoeding aan de Vrije
Universiteit Brussel, 1961-heden1.
In 1961, onder impuls van Frank Mathijs, die tevens adjunct-secretaris-generaal was van
het toenmalige Nationaal Instituut voor Lichamelijke Opvoeding en Sport (NILOS), werd
gestart met een Nederlandstalige LO-afdeling aan het ISEP van de ULB. In 1964 opende
de ULB haar nieuw sportcomplex op de campus Solbosch, waarin ook het Brusselse HILO
zijn plaats kreeg. Dertig nieuwe studenten boden zich aan en een eigen professorenkader
werd gevormd. Hiervoor wendde men zich naar afgestudeerden uit Gent (zoals Marcel
Hebbelinck, Lieven Bollaert en Jan Borms) of van de ULB (zoals Walter Dufour en JeanJacques ’s Jongers). Reeds in 1968 kreeg het HILO een eigen beheer en werd, met een
eigen statuut, gehecht aan de Faculteit der Geneeskunde en Farmacie. Een jaar later
werd de Afdeling Motorische Revalidatie en Kinesitherapie opgericht; voortaan was er dus
sprake van het HILOK. Toen de VUB in 1970 een volwaardige onafhankelijke Universiteit
was geworden, werd een begin gemaakt met een eigen campus op het Oefenplein van
Etterbeek, waarbij de uitbouw en een sportcomplex voor het HILOK in de planning
voorzien was. Deze infrastructuur zou niet alleen de LO-studenten ten dienste moeten
staan maar gans de sportieve universitaire bevolking. De VUB heeft zich als jongste telg
in de Vlaamse universitaire wereld steeds trachten te profileren met innoverende
studieoprogramma’s; er zijn diverse voorbeelden bij het HILOK bestudeerbaar. Op
dinsdag 18 april 1978 werd het HILOK officieel geïnstalleerd in een eigen
gebouwencomplex met sportzalen, auditoria, laboratoria en sportmedisch centrum. Het
verwierf in 1994 facultaire autonomie en kreeg de naam ‘Faculteit Lichamelijke
Opvoeding en Kinesitherapie’ (LK). Het archief van het HILOK bevindt zich voor een deel
op het Universiteitsarchief en is gedeeltelijk geïnventariseerd. Archief Faculteit
Geneeskunde ULB/VUB (Jette), Archief LO ULB.
De evolutie van het curriculum lichamelijke opvoeding aan de Vrije Universiteit Brussel,
1945/1961-heden
In 1945/1961 werd aan de ULB/VUB een opleiding tot licentiaat in de lichamelijke
opvoeding ingevoerd. De vraag stelt zich in welke mate het toenmalige curriculum
doorheen de jaren is geëvolueerd tot het huidige programma. Welke factoren lagen aan
de basis van de belangrijkste programmahervormingen? Een gelijkaardige studie is
doorgevoerd met betrekking tot het curriculum in Leuven zodat interuniversitaire
vergelijkingen mogelijk zijn. Archief HILO (Universiteitsarchief), Archief Faculteit
Geneeskunde ULB/VUB (Jette), Archief LO ULB.
Onderzoekslijn: elites en de universiteit
De Vrije Universiteit Brussel is tot stand gekomen in een overwegend door Franstaligen
gedomineerd milieu, met de steun van een aantal sterkhouders. Deze sterkhouders
groepeerden zich in 1955 in het VNVHO (Vereniging voor Nederlandstalig Vrijzinnig Hoger
Onderwijs) en in de oudstudentenbond. Als elite hebben ze voldoende gewicht om in de
jaren ’60, wanneer het politieke veld verschuift, de VUB te laten ontstaan. Uiteraard
kennen we een aantal namen van deze personaliteiten, maar we kennen hun
1
Beide onderzoeksvoorbeelden ivm het HILOK werden geformuleerd door Hans Vangrunderbeek, Research
Centre for the History of Sport and Kinesiology.
2
achtergronden en hun netwerken te weinig. Wie zijn ze? Wat deden ze? In welke milieus
opereerden ze? Een -bijna prosopografische- studie over Vlamingen in Brussel in de jaren
‘50 en ’60. Voor deze studie moeten ook de archieven van de Stichting Lodewijck De
Raet, de Vlaamse Club enz. worden onderzocht (AMVB). Een eerste aanknopingspunt is
het werk van Eva Schandevyl, Tussen revolutie en conformisme. Het engagement en de
netwerken van de linkse intellectuelen in België, 1918-1956.
Onderzoekslijn: studentenrituelen
-
De overdracht van studentenrituelen: evolutie?
Het studentenleven heeft altijd een aantal rituelen gekend. Sommige daarvan
gaan terug tot de middeleeuwen. Wanneer de ULB ontstaat in 1834 en de VUB in
1969 zijn ze als vrijzinnige universiteiten buitenbeetjes. Welke rituelen nemen de
studenten over van de bestaande universiteiten? Gaat het hier om speciale of
unieke vrijzinnige rituelen? Welke betekenis hebben ze? Wanneer heeft de
overdracht ervan plaats en hoe worden ze van de één op de ander overgedragen?
Hoewel de Vlaamse studentenkring Geen Taal, Geen Vrijheid in het begin van de
20ste eeuw haar eerste doop organiseert, zijn er maar vanaf de tweede helft van
de twintigste eeuw bronnen genoeg om de studentenrituelen en hun overdracht te
onderzoeken. Een deels historische, deels antropologische aanpak lijkt
aangewezen.
Onderzoekslijn: De evolutie van de wetenschappen aan de VUB (1969 -2010)
Over de evolutie van de wetenschap aan de VUB is slechts heel weinig geschreven. Het
onderzoek naar de geschiedenis van de wetenschappen biedt daardoor interessante
mogelijkheden. De geschiedenis van de wetenschap is uiteraard beïnvloed door de snelle
vooruitgang en verzelfstandiging van sommige wetenschappen en de structurele
gevolgen die dit op sommige wetenschappelijk domeinen gehad heeft (bijvoorbeeld op
het domein van de biotechnologie of biomedische wetenschappen), door specialisaties
van professoren, door internationale netwerken, door het functioneren van
onderzoeksgroepen.
Elke studie zal bestaan uit het schetsen van de maatschappelijke achtergronden en
evoluties die met wetenschap te maken hebben, een overzicht van wie daar op inspeelde
en hoe, welke structuren tot stand kwamen en hoe ze functioneerden, welke activiteit de
wetenschappers ontplooiden, wat de wetenschappelijke output van de betrokken
onderzoekers was en hoe deze moet gesitueerd worden in de stand van de wetenschap.
Bronnen: De afdeling Research en Development registreerde goedgekeurde
onderzoeksprojecten (ook FWO-projecten) aan de VUB. Hoewel de reeks niet helemaal
volledig is, beslaat ze toch het overgrote deel van de projecten en promotoren. Via deze
reeks kan dus (per wetenschappelijke discipline) de wetenschapsgeschiedenis op de VUB
worden nagegaan. Uitgaand van deze reeks en in combinatie met de collegeroosters en
de wetenschappelijke dossiers van het ZAP kan een groot stuk geschiedenis worden
geschreven. De archieven van de Onderzoeksraad, de vakgroepen, de faculteiten (met
hun onderzoekscommissies) en de wetenschappelijk centra kunnen – voor zover deze
laatste bewaard zijn- dit soort onderzoek verder stofferen. Het archief van het FWO dient
als extra bron. De wetenschappelijke output kan bestudeerd worden via bibliografische
bronnen.
Het theoretisch kader van het onderzoek kan teruggaan op B. Latour en het werk van
andere wetenschapsfilosofen.
Voorbeelden van titels:
-
De opkomst van de wetenschapstak Artificiële Intelligentie. Casus: de VUB
3
Dit onderzoek wordt ondersteund door een relatief volledig en geïnventariseerd
archief van de onderzoeksgroep AI.
-
De evolutie van de vakgroep Algemene Plantkunde
Dit onderzoek wordt ondersteund door een relatief volledig en geïnventariseerd
archief van de onderzoeksgroep APNA.
-
De evolutie van de wetenschapstak Psychologie aan de VUB.
Psychologie, pedagogie en onderwijskunde worden in één naam genoemd in de
jaren ’60. Ondertussen is het onderzoeksveld snel geëvolueerd en sterker
versnipperd geraakt. Welke richtingen is die versnippering opgegaan? Is er
continuïteit in het wetenschappelijk bedrijf, of is verandering de regel? Talrijke
bijvragen kunnen gesteld worden. Welke impulsen heeft het onderwijskundig
onderzoek gehad vanwege het centrale bestuur van de universiteit? Deze
wetenschappen hebben een sterke band met menselijke attitudes. In hoeverre
hebben professoren zich bij hun onderzoek bijvoorbeeld laten inspireren op een
vrijzinnige overtuiging? De archieven van prof. R. Van Esbroeck en J.P. De Waele
bieden ondersteunend materiaal.
-
J.P. De Waele en de psychiatrische expertise: de aanpak van zware criminelen in
de jaren ’70 en vooral ’80.
In het Universiteitsarchief bevinden zich ca. 130 gevalstudies uitgevoerd door J.P.
De Waele: zeer gedetailleerde onderzoeken naar de persoonlijkheden van daders
van zware criminele gevallen. Een deel van deze studies werd door hemzelf
uitgegeven in ‘Daders van Dodingen’ en ‘Gevalstudies/Etudes de Cas’. Daarnaast
voerde De Waele ook een 700-tal gerechtelijke expertises uit. Hiervan zijn
formulieren en documenten uit dossiers bewaard. Dertien deskundigheidsverslagen zijn volledig bewaard.
Dit en ander materiaal kan gebruikt worden voor een historisch onderzoek over de
evolutie in de psychiatrische expertise en de aanpak van zware criminelen in de
jaren ’70 en vooral ’80. Hoe paste dit onderzoek in wetenschappelijke opvattingen
van die tijd? De Waele was internationaal befaamd, politiek geëngageerd en staat
bekend als eigenzinnig. Was hij zijn tijd vooruit of eerder een product van zijn
tijd? Voor de evolutie in zijn wetenschappelijk denken kan vertrokken worden van
de aan hem aangeboden feestbundel L. Van Langenhove, J.M. De Waele en R.
Harré, Individual persons and their actions, Brussel, 1986.
De archieven van
geïnventariseerd2.
-
prof.
J.
P.
De
Waele
zijn
niet
volledig,
maar
wel
De evolutie van de faculteit LW
De faculteit LW heeft een andere structuur dan de faculteiten in de
wetenschappen. Ze evolueerde naar een groot aantal studenten. Er heerst een
traditie van kleine onderzoeksgroepen en individueel onderzoek. Sommige
wetenschappen ‘boomden’, zoals de communicatiewetenschappen, andere
verdwenen. Hoe verliep deze evolutie precies? Liggen de oorzaken in interne
factoren, externe maatschappelijke factoren of beide? Er is heel wat
archiefmateriaal van de faculteitssecretariaten en vakgroepsecretariaten bewaard
gebleven. Het onderwerp kan sterk verbreed worden door de faculteit te
vergelijken met een andere faculteit. Hiervoor kunnen de collegeroosters
dienstbaar zijn.
2
H. Vanden Bosch, Inventaris van het archief van prof. dr. De Waele, geneesheer-directeur van het penitentiair
observatiecentrum (1918-2000). Onuitgegeven licentieverhandeling, VUB, 2001.
4
Onderzoekslijn: geschiedenis van de universiteit als sociale, politieke en
economische organisatie.
Democratisering of privatisering? De evolutie van de sociale sector van de VUB tussen
1990 en 2010.
De sociale sectoren van de universiteiten hebben diverse veranderingen ondergaan. Voor
de VUB-casus zijn we redelijk op de hoogte van de eerste 20 jaar (door de publicatie van
Desmedt, Marcelis, Mondelaers en Scheelings in De Tuin van Academos, 1995, pp. 393424) maar niet over het vervolg. Toch was dit een bewogen periode met
studentenprotesten tegen ministeriële plannen voor de verhoging van de
inschrijvingsgelden, tegen de numerus clausus, tegen de afbraak van de sociale sector,
enz. Momenteel heeft de sociale sector van de VUB een heel ander uiterlijk dan in 1990.
Eventueel kan dit onderwerp ook behandeld vanuit de idee van ‘inspraak en participatie
in het beleid’. Hebben de studenten meer of minder inspraak? Het bronnenmateriaal is
hier uitgebreid: de verslagen van de Sociale Raad (tot 2004) en daarna van de
Studentenraad, de jaarverslagen van de diensten van de sociale sector, de verslagen van
de Raad van Bestuur, de studentenkranten, enz.
Vrijzinnigen voor ontwikkelingssamenwerking. De rol van het Universitair Centrum voor
OntwikkelingsSamenwerking van de VUB van 1971-2000.
Ook voor dit onderwerp zijn de archieven van UCOS (zie hierboven), UPV en de
studentenkranten
dienstbaar.
UCOS
heeft
diverse
acties
voor
ontwikkelingssamenwerking opgezet. Deze konden variëren van sensibiliserende acties
aan de Universiteit, steun aan studenten uit de ontwikkelingslanden die op de Universiteit
kwamen studeren tot het opzetten van eigen ontwikkelingsprojecten in het buitenland.
Sommige landen (bijvoorbeeld Nicaragua) konden op verhoogde interesse rekenen. Hoe
verhield het beleid van UCOS zich ten opzichte van het beleid van de Belgische overheid?
Was het anders dan wat andere NGO’s deden? Op wat voor acties lag de focus en welke
financiële ondersteuning kon men hiervoor mobiliseren? Heeft UCOS de professoren
kunnen mobiliseren om onderzoeksprojecten aan haar beleid te verbinden?
De reeks projectaanvragen van R&D kan bij dit onderzoek interessant informatie
verschaffen. Extra bronnen zijn zeker te vinden in de archieven van de georganiseerde
vrijzinnigheid (UVV, enz.), enkele vzw’s en het Bestuur van Ontwikkelingssamenwerking.
De evolutie van de financiële situatie van de Vlaamse universiteiten tussen 1970 en
2010. Casus: de VUB.
Via de rekeningen van de VUB (als bijlagen bij de verslagen van de Raad van Bestuur)
beschikken we tegelijk over de subsidiegegevens van de VUB. Vergelijkt men dit met de
toegenomen studentenaantallen enerzijds en de kosten voor de uitbouw van de
Universiteit anderzijds en zet men dit af tegenover de inflatie van de laatste veertig jaar
dan kan men zich de vraag stellen of de Universiteit aan reële financiële middelen heeft
ingeboet ofwel of de reële financiële middelen uitgebreid zijn.
In een aantal archieven (AIV, Rectoraat, Plabe…) bevindt zich aanvullende informatie
over de financiële situatie. Deze studie zou belangrijk kunnen zijn in de financiële politiek
van de instelling in de toekomst.
Onderzoekslijn: Kunst- en cultuurgeschiedenis van de VUB
De iconografie van de wetenschap en het vrije denken op de campus van de VUB.
Op de VUB-campus bevinden zich diverse kunstwerken die refereren naar de wetenschap
en het vrije denken. Het is een amalgaam dat op diverse tijdstippen tot stand kwam en
werd aangevuld, maar tegelijk representeren deze kunstwerken een bewuste keuze voor
5
een bepaalde filosofie en een begrippenkader. Door deze werken in hun tijd te situeren
en hun geschiedenis ervan na te gaan, kan de diepere betekenis ervan worden doorgrond
en het geheel een duiding krijgen. Mogelijk kan er een kleine gids gemaakt worden. De
fototheek, archieven van OSB, Rectoraat, Willem Elias en de studentenkranten vormen
goede bronnen voor het onderzoek.
De architectuur van de Brusselse universitaire campussen.
Bij het ontstaan van de autonome Vrije Universiteit Brussel werd er een braakliggend
terrein, het voormalig schietveld van de rijkswacht, aangekocht met de bedoeling er twee
nieuwe campussen op te bouwen: een voor de VUB, een voor de ULB. Er werd een
internationale architectuurwedstrijd uitgeschreven, en uit de 200 inzendingen werd het
ontwerp van de vermaarde Franse bouwheer Noël Le Maresquier gekozen. Het concept
voorzag in een totaalgebeuren, waar onderwijs, onderzoek, administratie en het
studentenleven via de architectuur nauw op elkaar inspeelden. Tegelijk werd ook in Jette
een medische campus gebouwd. De achterliggende gedachte achter deze architectuur, en
de uiteindelijke realisatie van een totaal ander plan, is een niet ten gronde onderzocht
onderwerp uit de VUB-geschiedenis. Het Universiteitsarchief beschikt over de plannen,
correspondentie en verslagen met betrekking tot deze werken. Dit onderzoek is
grotendeels onontgonnen: met uitzondering van een beknopt artikel van Franz Bingen
(‘De campussen van de VUB’ in De Tuin van Akademos, pp.385-391) is er geen
literatuur, hoewel er over bepaalde realisaties (gebouw M, de studentenwoningen) wel
verhandelingen gemaakt zijn.
De Brusselse studenten en de taalkwestie in de tweede helft van de twintigste eeuw.
De Brusselse studentenbeweging ‘Geen Taal Geen Vrijheid’ heeft zich altijd bijzonder
ingezet voor de Vlaamse taal. De algemene geschiedenis voor de negentiende eeuw tot
WO I is al behoorlijk bestudeerd (hoewel detailonderzoek hier altijd verder mogelijk is),
maar voor de tweede helft van de twintigste eeuw zijn we veel minder goed op de
hoogte. In hoeverre was het Vlaams voor de Brusselse studenten een belangrijk item?
Welke acties ondernamen ze? Hoe evolueerde hun houding toen de positie van de
Vlamingen in Brussel veranderde door de diverse pacten die gesloten werden?
Bronnen zijn hier het archief van ‘Geen Taal Geen Vrijheid’, de archieven en
activiteitenverslagen van de studentenkringen3 en de studentenkranten.
Literaire activiteiten van Vlaams-Brusselse studenten in de tweede helft van de twintigste
eeuw. Een analyse.
Dit onderwerp is mogelijk te omvangrijk en moet waarschijnlijk gesplitst worden in
diverse periodes; het kan aanleiding geven tot een breder project over het literaire leven
aan de VUB (in samenwerking met prof. dr. H. Vandevoorde).
Brusselse studenten hebben altijd poëzie en proza geschreven. De beweging ‘Van Nu en
Straks is het bekendst. Maar ook in de tweede helft van de twintigste eeuw hebben ze
zich niet onbetuigd gelaten. Er zijn diverse studentenbladen met literaire inslag geweest
(Hand, De Geus...). Er werden talrijke poëziewedstrijden georganiseerd, onder meer door
Studiekring Vrij Onderzoek en de Letteren en Wijsbegeerte Kring. Al deze literaire
activiteiten leverden namen van bekende dichters op zoals Eddy Van Vliet, Frank De
Crits, Annie Reniers, Michel Bartosik, Jan de Roek, Joke Van Leeuwen, maar ook van
minder bekende dichters, zoals Rody Vanrijkel, Rosette Keirsmaekers, Ivan Van
Raemdonck, enz.. Sommige van hun gedichten gaan expliciet over Brussel, over hun
3
Van de activiteitenverslagen er is een continue reeks vanaf medio jaren ’80. De archieven van de
studentenkringen zijn niet volledig.
6
studententijd. Welke themata behandelen ze en waarom? Was het milieu zo inspirerend?
Bestaat er eigenlijk wel zoiets als een ‘studentengedicht’?
Bronnen: de archieven van Vrij Onderzoek, LWK, Dienst Cultuur, de studentenkranten,
het Zangfeest, aangevuld met uitgegeven gedichtenbundels.
Onderwerpen die sterker aan de vrijzinnigheid gerelateerd zijn.
Onderzoekslijn: De overdracht van vrijzinnige rituelen
Oorsprong en evolutie van het lentefeest en het Feest van de Vrijzinnige Jeugd
Vanuit vrijzinnige hoek zijn in de loop van de 20e eeuw alternatieve rituelen ontstaan
voor de typische katholieke levensmomenten, zoals doop, communies, huwelijk en
begrafenis. De concrete invulling van bijvoorbeeld een lentefeest varieert van organisatie
tot organisatie, en is tijd- en ruimtegebonden. Belangrijk daarbij is de overdracht van
kennis en traditie wat deze rituelen betreft. Doordat deze een los referentiekader hebben
moet de geschiedschrijving ervan zich ook baseren op mondelinge bronnen van zowel
participanten als organisatoren. Mogelijk vormen de verslagen van de vrijzinnige feesten
die gemaakt werden door de verenigingen zelf (die voor hun jaarwerking werden
opgesteld of in de vrijzinnige tijdschriften werden gepubliceerd) en de archieven van OVM
(infra) aanvullende bronnen.
Met de notabele uitzondering van Antwerpen, waar de traditie van de Feesten Vrijzinnige
Jeugd enkele generaties teruggaat, wordt de opvatting en praktische uitwerking van deze
plechtigheden grotendeels bepaald door persoonlijkheden, die vaak als leerkracht moraal
aan een lokale school verbonden waren en zijn. In Antwerpen was er al in1890 sprake
van een ‘Anti-communiefeest’ en werd de organisatie ervan verzorgd door de
vrijdenkersverenigingen zoals De Solidairen. Haar geschiedenis loopt parallel met deze
van de vzw Comité Feest van de Vrijzinnige Jeugd Agglomeratie Antwerpen. Ook in
Oostende en Gent bestaan gelijkaardige vzw’s.
Voor de studie van dit onderwerp is een interdisciplinaire aanpak nodig, waarbij zowel
historisch onderzoek als sociologie, wijsbegeerte en antropologie (wat de duiding van
rituelen betreft) hun plaats hebben. Een eerste kennismaking met onderzoeksmethoden
en literatuur kan onder meer via de website www.lecavzw.be van het Landelijk
Expertisecentrum voor Cultuur van Alledag. Daarnaast is er de eindverhandeling van Ann
Carton (KULeuven, Sociologie, 1988) een geschikt vertrekpunt. De thesis ligt ter inzage
in de CAVA-leeszaal.
De geschiedenis van OVM
Vanuit het Humanistische Verbond ontstaat in 1961 de Oudervereniging voor de Moraal.
De OVM richtte zich in de eerste plaats tot de organisatie van lentefeesten en feesten van
de vrijzinnige jeugd. Met de afkondiging van het Schoolpact in 1958 hadden deze
plechtigheden immers een betere omkadering gekregen. De OVM was vrij succesvol en
kende tal van lokale afdelingen. In ledenaantal zou zij op een gegeven ogenblik HV zelfs
overvleugelen. Door decretale verplichtingen werd OVM in de jaren 1970 gekoppeld aan
het nieuw opgerichte Humanistisch Vrijzinnig Vormingswerk (HVV). OVM/HVV zou in
2006 opgaan in de Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging en werd de vzw formeel
ontbonden. CAVA bewaart het volledig archief van de OVM, inclusief haar tijdschriften.
Met uitzondering van de brochure in chronologievorm Het Verhaal van de Moraal, 40 jaar
OVM van D. Vrydag uit 2001, is er weinig over de OVM gepubliceerd.
Evolutie cursus moraal
7
De cursus moraal is vandaag een volwaardige opleiding aan de universiteiten van Brussel
en Gent, maar ze had enige decennia geleden een totaal andere invulling. De evolutie
van de opleiding staat ook in wisselwerking met de invulling die aan het vak
zedenleer/moraal op de schoolbanken werd gegeven. De afkondiging van het
Schoolpactwet in 1959 was een cruciale factor: voortaan waren de neutrale officiële
scholen verplicht om levensbeschouwelijke vakken aan te bieden. Over deze vakken zijn
er twee richtinggevende publicaties: E. Witte e.a. (red.), Het Schoolpact van 1958
(Brussel, VUBPRESS, 1999) en L. Devuyst en Chr. Van Waerebeke (reds.). De toekomst
van de levensbeschouwelijke vakken (Brussel, VUBPRESS, 2010). Onuitgegeven bronnen
voor dit onderwerp zijn te consulteren bij CAVA en UGent.
Een gelijkaardige aanpak kan ook gelden voor de geschiedenis van de morele
consulenten in ziekenhuizen, leger en gevangenissen en van de Centra voor Morele
Dienstverlening. Dit is een apart onderzoeksonderwerp.
Cruciale vrijzinnige thema’s
De vrijzinnige verenigen beschikken/beschikten allemaal over een eigen tijdschrift. In
een aantal gevallen is dit niet veel meer dan een veredelde activiteitenkalender, terwijl
anderen hun tijdschrift gebruiken om maatschappijkritische opiniestukken te verspreiden.
De thema’s die in deze periodieken worden aangesneden zijn een afspiegeling van de
eigen tijd. Er bestaat oriënterende literatuur in de vorm van overzichtwerken, maar deze
zijn onvolledig of verouderd. Voorbeelden zijn Humanisme vandaag (Berchem, EPO,
1987); R. Willemyns (red.), Actuele facetten van vrijzinnigheid in Vlaanderen (Brussel,
VUB, 1983); Humanisme, denken en handelen (Antwerpen, HVV, 1986); Vrijzinnige
Organisaties: wie doet wat? (Brussel, UVV, s.d.) en J. Tyssens, ‘Vrijmetselarij en
vrijzinnige organisaties’ in P. Van den Eeckhout en G. Vanthemsche (reds.), Bronnen
voor de studie van het hedendaags België (Brussel, Koninklijke Commissie voor
Geschiedenis, 2009), pp.1149-1164.
De studie van vrijzinnige thema’s, gesitueerd vanaf 1951 (stichtingsdatum van het
Humanistisch Verbond) is op inhoudsanalytische wijze te benaderen. Daarvoor staan er
twee verschillende bronnen ter beschikking.
Een eerste bron bestaat uit het tijdschriftenbestand. Belangrijke reeksen zijn Het Vrije
Woord (tijdschrift van HV/HVV), UVV-Info, De Geus van Gent/De Geus, Zoeklicht
(tijdschrift van vrijzinnig Kortrijk) en De Fakkelkrant (tijdschrift van vrijzinnig Oostende).
Een tweede bron bestaat uit opgenomen interviews met vrijzinnige persoonlijkheden en
de opgenomen panelgesprekken die CAVA in 2013-2014 organiseerde op 10
verschillende locaties. Al deze audio-opnames, waarvan grote gedeelten zijn
getranscribeerd, moeten systematisch worden geanalyseerd op specifieke vrijzinnige
thema’s. Zowel wat de tijdschriften- als de audio-bron betreft dient de
onderzoeker/student een heuristiek verantwoorde analyse te bieden.
Beide bronnen zijn te raadplegen bij CAVA.
Vrijzinnige pioniers
Niet zelden is ontstaan en bloei van een bepaalde vrijzinnig-humanistische vereniging of
organisatie te danken aan persoonlijke engagementen. Deze pioniers, die in de jaren
1940 tot 1960 moeten worden gesitueerd, zijn in veel gevallen wat in de vergetelheid
geraakt. Daarbij wordt op de eerste plaats aan de stichters van het Humanistisch
Verbond gedacht, met name Robert Dille, Karel Cuypers en Lucien De Coninck. Maar ook
andere persoonlijkheden zoals Robert Moucheron, Jaap Kruithof en Raymond
Maeckelberghe waren zowel achter de schermen als in het voetlicht aanwezig. Vaak
deelden zij een gemeenschappelijke professionele achtergrond, met name het onderwijs.
8
Het is niet zo zeer de bedoeling om een ‘klassieke’ biografie te schrijven, maar eerder om
de persoonlijke drijfveren, de realisaties, mislukkingen en het netwerk van de vrijzinnige
pioniers te analyseren om zo tot een beter inzicht te komen in de recente geschiedenis
van het vrijzinnig-humanisme. Over Dille, Cuypers, De Coninck en Kruithof bestaan
(soms summiere) biografieën; de informatie over Moucheron en Maeckelberghe moet via
interviews en de analyse van de eigen publicaties in tijdschriften worden samengebracht.
CAVA beschikt over bronnen in de archieven van HV/HVV en OVM.
9