Bella Vista_ontwerp_def

Bestemmingsplan Bella Vista
2
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
Toelichting
bij het
Bestemmingsplan "Bella Vista"
(plannummer: NL.IMRO.0202.816-201
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1
1.1
1.2
1.3
1.4
Hoofdstuk 2
2.1
2.2
2.3
Juridische planopzet ................................................................................ 35
Inleiding................................................................................................................................ 35
Opzet en verantwoording van de regels.............................................................................. 35
Handhaving.......................................................................................................................... 38
Exploitatie ............................................................................................................................ 39
Hoofdstuk 7
7.1
7.2
Ontwikkelingen......................................................................................... 31
Inleiding................................................................................................................................ 31
Plantoelichting deelgebied Fontanus................................................................................... 31
Plantoelichting deelgebied Nova ......................................................................................... 32
Hoofdstuk 6
6.1
6.2
6.3
6.4
Milieu- en omgevingsaspecten................................................................. 19
Inleiding................................................................................................................................ 19
Milieu- en omgevingsaspecten ............................................................................................ 19
Hoofdstuk 5
5.1
5.2
5.3
Wettelijk- en beleidskader .......................................................................... 9
Inleiding.................................................................................................................................. 9
Ruimtelijk beleid..................................................................................................................... 9
Milieu- en omgevingsbeleid ................................................................................................. 10
Coffeeshopbeleid................................................................................................................. 16
Prostitutiebeleid ................................................................................................................... 17
Hoofdstuk 4
4.1
4.2
Beschrijving bestaande situatie .................................................................. 7
Inleiding.................................................................................................................................. 7
Bestaande situatie ................................................................................................................. 7
Ruimtelijke en functionele structuur....................................................................................... 7
Hoofdstuk 3
3.1
3.2
3.3
3.4
3.5
Inleiding ..................................................................................................... 5
Situering en begrenzing plangebied ...................................................................................... 5
Aanleiding en doel ................................................................................................................. 5
Opzet bestemmingsplan ........................................................................................................ 6
Geldende plannen ................................................................................................................. 6
Procedure ................................................................................................ 41
Vooroverleg.......................................................................................................................... 41
Terinzagelegging (ontwerp-bestemmingsplan) ................................................................... 41
Bijlagen............................................................................................................................... 43
Bijlage 1
Bijlage 2
Bijlage 3
Bijlage 4
Milieuaspectenstudie Velperparc ................................................................................ 43
Ruimtelijke onderbouwing behorende bij Restauratie en uitbreiding "De Enk" .......... 43
Geohydrologisch onderzoek + rioleringsplan.............................................................. 43
Archeologisch onderzoek............................................................................................ 43
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
3
Ligging plangebied
4
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
Hoofdstuk 1
1.1
Inleiding
Situering en begrenzing plangebied
Het plangebied ligt in Arnhem Noord ten oosten van de wijk Molenbeke. Het plangebied betreft het
noordoostelijk gedeelte van het terrein van Akzo Nobel. Het betreft de deelgebieden Kleine Enk,
Fontanus en Novalaan.
Deelgebieden
De exacte begrenzing is op de verbeelding (plankaart) weergegeven en op de figuur 'ligging
plangebied, zoals hier opgenomen. Het bestemmingsplan is vernoemd naar de centraal door het
plangebied lopende straat Bella Vista.
1.2
Aanleiding en doel
Op 30 mei 2011 is het bestemmingsplan "Akzo en omgeving" door de gemeenteraad vastgesteld. In
afwijking van hetgeen in het ontwerp-bestemmingsplan was bepaald, heeft de gemeenteraad
besloten een gedeelte van het plangebied, niet mee te nemen in de planherziening.
De reden hiervoor was dat de woningbouwplannen voor dit gebied op dat moment in een afrondende
fase leken te geraken. Een bij de ontwikkelingen passend plan zou op korte termijn opgesteld kunnen
worden.
De plannen voor de ontwikkeling van het gebied konden echter niet zo voortvarend worden opgepakt
als aanvankelijk gedacht, reden waarom de ontwikkelingen alsnog buiten het plangebied van
bestemmingsplan 'Akzo en omgeving' zijn gehouden.
Inmiddels zijn de plannen in een zodanig concreet stadium gekomen, dat een bestemmingsplan kan
worden opgesteld.
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
5
Het gaat hier concreet om woningbouw(plannen) voor de locaties Novalaan en Fontanus op het
Akzoterrein. Wat betreft laatste locaties is inmiddels op basis van de bouwverordening een
omgevingsvergunning voor de bouw van 18 woningen verleend. Het onderhavig bestemmingsplan
kan voor dit onderdeel dan ook als een beherend bestemmingsplan worden gezien.
De reeds in het bestemmingsplan 'Akzo en omgeving' opgenomen locatie De Kleine Enk maakt
eveneens onderdeel van dit bestemmingsplan uit, aangezien hiervoor inmiddels een
functieverandering via een afwijking van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden, van een kantoor
naar kinderopvang. Ook voor dit onderdeel is het bestemmingsplan beherend van karakter.
1.3
Opzet bestemmingsplan
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en gaat vergezeld van een
toelichting. Op de kaart zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De
regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Deze bestemmingsplanonderdelen
vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het
plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.
Dit plan is conform de Wro vormgegeven volgens de SVBP (Standaard voor vergelijkbare
Bestemmingsplannen) 2012. De SVBP geeft voorschriften over inrichting van de kaart (kleuren en
tekens) en de opbouw van de regels.
Diverse facetbelangen zijn door andere regelgeving gewaarborgd, bijvoorbeeld de Wabo, de Wet
milieubeheer, de Huisvestingswet en de Monumentenwet. Het is niet nodig dat het bestemmingsplan
dezelfde waarborgen nogmaals schept.
1.4
Geldende plannen
Het bestemmingsplan Bella Vista is een algehele herziening van de geldende plannen, voor zover
van toepassing op dit plangebied. Onderstaand overzicht geeft weer welke bestemmingsplannen en
verordeningen (deels) komen te vervallen. De daarop van toepassing zijnde partiële herzieningen
vervallen ook. Bij elk plan is de datum van vaststelling weergegeven.
Nummer Naam
Vastgesteld op
0
geen bestemmingsplan van
-------kracht
753
Akzo en omgeving
30 mei 2011
geldende plannen
6
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
Hoofdstuk 2
2.1
Beschrijving bestaande situatie
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van het plangebied gegeven. De bestaande situatie en de
ruimtelijke structuur van het gebied worden beschreven. In de paragraaf 4.2.8.(Cultuurhistorie is een
beschrijving van de historische ontwikkeling opgenomen
2.2
Bestaande situatie
Op het Akzo terrein zijn verschillende ondernemingen van Akzonobel, de Nederlandse Gasunie
(gasontvangststation) en Teijin Aramid BV gevestigd. In het midden ligt een groot parkeerterrein dat
door deze bedrijven in gebruik is. Het voormalige hoofdkantoor, gebouw de Enk heeft aan de
voorzijde een aantal jaren geleden een functieverandering ondergaan. In dit gebouw zijn
woonappartementen gerealiseerd. Direct langs de Velperweg en langs de spoorzone en op een
binnenterrein van de Akzoterrein is groen aanwezig, deels met oude bomen.
Het plangebied ligt in het oostelijk deel van het terrein en is niet bebouwd. Het maakt onderdeel uit
van de kantorenzone zoals deze langs de Velperweg en de Novalaan bestaat.
2.3
Ruimtelijke en functionele structuur
Het AkzoNobel-terrein
Het AkzoNobel terrein is in verhouding tot de directe omgeving een groot bedrijvengebied gelegen in
stadsdeel noord-midden. Het ligt te midden van verschillende woonwijken die allemaal een sterke
stedenbouwkundige opzet hebben en een uitstraling met veel monumentale en beeldbepalende
bebouwing. Door de hekwerken rondom het AKZO-terrein is het vanuit zijn omgeving gezien een
gesloten enclave.
De meeste industriële bebouwing is gesitueerd langs de Vosdijk. De kantoorbebouwing, waarvan het
voormalige hoofdkantoor van AkzoNobel is getransformeerd tot een appartementencomplex, is
gelegen langs de Velperweg. Het terrein wordt voor alle verkeer ontsloten vanuit één hoofdentree aan
de Velperweg. Het middengedeelte van het terrein bevatte voorheen de historische
fabrieksbebouwing van de Aku, maar na de sloop en herinrichting van het gebied is het een
overwegend onbebouwd en als parkeerterrein functionerend gebied.
Het Fontanus-Nova-deelgebied
In de noordwestelijke hoek van het AKZO-terrein, ten oosten van het gebouw 'De Grote Enk', ligt het
deelgebied Fontanus-Nova.
e
Dit deelgebied dankt haar namen aan de voormalige 19 eeuwse villa's die op deze plaats aan de
Velperweg stonden, voordat deze gesloopt werden ten behoeve van de nieuwbouw van het
hoofdkantoor van AKZO.
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
7
Luchtfoto 1956. Nieuwbouw van het Hoofdkantoor Akzo naast de villa De Enk en
achter de villa Fontanus
Het deelgebied omvat een bestaand bouwdeel 'De Kleine Enk' en een terrein dat oorspronkelijk tot
het bedrijfsterrein van AKZO behoorde, maar waarvan na de sloop van het gebouw Fontanus alleen
nog het datacentrum resteert. Het braakliggende terrein grenst aan de noordzijde aan de Oude
Velperweg, aan de oostzijde aan de achterkanten van de woningen in de Novalaan en aan de
zuidzijde aan voormalige leegstaande fabrieksbebouwing en aan de Novalaan/Beeldhouwerstraat.
Ten zuiden van het datacentrum bevinden zich nog de restanten van het inrichtingsplan van Buys en
Van de Vliet (1983-1992). Het inrichtingsontwerp is met verhardingen, plantsoenen en bomenrijen
nog herkenbaar, maar het gebied heeft zijn functie verloren, de buitenruimte is verwaarloosd, en het
is met hekwerken opgedeeld volgens de nieuwe eigendomsverhoudingen.
Luchtfoto 1994 deelgebied Fontanus-Nova
8
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
Hoofdstuk 3
3.1
Wettelijk- en beleidskader
Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast
de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende
uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de
kaart en in de regels.
3.2
Ruimtelijk beleid
3.2.1 Rijks-, Provinciaal- en regionaal beleid
Het nationaal ruimtelijk beleid is verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (maart 2012).
De SVIR schetst het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid van het rijk in het perspectief van 2028 en
2040. De SVIR markeert een trendbreuk waarbij sterk wordt ingezet op decentralisatie van het
ruimtelijk beleid naar provincies en gemeenten. In de nationale ruimtelijke hoofdstructuur maakt
Arnhem deel uit van één van de negen 'stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren';
expliciet wordt 'Health Valley' in en rond Arnhem-Nijmegen genoemd en 'mode en design' in Arnhem
als onderdeel van de aanwezige topsector 'Creatieve industrie'. Een 'aantrekkelijk vestigingsklimaat in
en een goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van
topsectoren' wordt in de SVIR gemarkeerd als een nationaal belang.
Het rijk neemt een 'ladder voor duurzame verstedelijking' op in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro):
a. eerst bezien of en hoe groot de feitelijke ruimtelijke vraag is;
b. dan bezien of bestaand stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt;
c. als nieuwbouw echt nodig is, dan een optimale (multimodale) bereikbaarheid garanderen.
Het ruimtelijk beleid van de provincie is verwoord in het Streekplan Gelderland 2005 “Kansen voor de
regio”. Bij de herziening van de Wro is het streekplan opgewaardeerd tot provinciale structuurvisie. In
de "Wro-agenda" is neergelegd met welke (nieuwe) instrumenten het geformuleerde beleid wordt
vormgegeven. In de provinciale verordening is deze structuurvisie doorvertaald naar concrete
aanwijzingen waar bestemmingsplannen aan moeten voldoen.
De provincie werkt aan een nieuwe provinciale structuurvisie. Vaststelling wordt verwacht in 2013.
Het Regionaal Plan 2005-2020 van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen 'Werken aan een aantrekkelijke
en concurrerende stadsregio in Noordwest Europa' is de opvolger van het Regionaal structuurplan
2015 uit 1998. Het regionaal plan vormt het richtinggevend kader voor beleid en uitvoering van het
regionaal beleid van de stadsregio op het gebied van ruimte, mobiliteit, economie en wonen.
3.2.2 Gemeentelijk beleid
De gemeentelijke structuurvisie
Het gebruik van de ruimte in een stad verandert voortdurend. De gemeentelijke structuurvisie is een
belangrijk kader voor het beoordelen en entameren van ruimtelijke initiatieven en plannen in de stad.
De nieuwe structuurvisie Arnhem 2020, doorkijk 2040 is in december 2012 vastgesteld door de
gemeenteraad.
De structuurvisie bevat een typologie van de bestaande ruimtelijke milieus in de stad met de
karakteristieken die van belang zijn bij ruimtelijke ingrepen in dat milieu.
De structuurvisie agendeert drie op te stellen structuurvisie-uitwerkingen: Stad aan de rivier,
Wijkvernieuwing in Zuid, Duurzame energie.
In de structuurvisie wordt in Hoofdstuk 3 het ruimtelijke ontwikkelingsperspectief van gebieden
uitgewerkt. Deze zogenoemde 'Koersgebieden' worden in vijf typen onderscheiden, waarbij het
AKZO-terrein in de categorie 'Gemengd stedelijk Gebied' wordt benoemd als een
transformatiegebied.
Voor het AKZO-gebied als geheel wordt een ontwikkeling beoogt om van een klassieke
monofunctionele bedrijfsfunctie op een afgesloten terrein te transformeren naar toekomstige vormen
van bedrijvigheid en economische activiteit binnen een meer geopend stedelijk weefsel. Gezien de
ligging van het terrein te midden van omliggende woonmilieus heeft de locatie potenties voor een
nieuw type gemend woon/werkmilieu. De cultuurhistorische referenties kunnen deze typering als
werkmilieu ondersteunen, maar ook uitdagen tot andere vormen van wonen en woonomgeving.
Binnen het AKZO-gebied is een noordoostelijk deelgebied reeds in ontwikkeling als woongebied.
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
9
Precies voor dit deelgebied is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
De woningbouwontwikkeling past dus binnen de koers die door de structuurvisie wordt aangegeven.
3.3
Milieu- en omgevingsbeleid
In de Integrale Milieuvisie 2008-2011 is aangegeven hoe het milieubeleid een positieve bijdrage kan
leveren aan maatschappelijke thema's als gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en
ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunten zijn duurzame ontwikkeling en een optimale
leefomgevingskwaliteit van de stad.
Op 26 mei 2008 heeft de gemeenteraad Hoofdstuk 3 "Gebiedsgerichte aanpak" van de Integrale
Milieuvisie 2008-2011 vastgesteld. De gebiedsgerichte aanpak vormt de kern van de integrale
milieuvisie en is een uitwerking van de zonering van milieukwaliteiten die in het Structuurplan Arnhem
2010 zijn opgenomen. Hiermee differentiëren we milieuambities naar verschillende gebieden. Niet
overal in de stad streven we immers dezelfde milieuambities na: in een dynamisch centrum
accepteren we bijvoorbeeld meer geluid dan in een woonwijk. Wel wordt rekening gehouden met
grenswaarden en streefwaarden. Grenswaarden mogen niet worden overschreden. Van
streefwaarden kan worden afgeweken als daar - op een hoger schaalniveau- aantoonbare milieuwinst
tegenover staat en zolang er geen concentratiegebieden ontstaan waar de milieubelasting zich
ophoopt.
Door expliciet te maken welke milieukwaliteiten we in het betreffende gebied willen handhaven of
realiseren, wordt ook duidelijk of een bepaalde ontwikkeling wel of niet past in het betreffende gebied.
3.3.1 Geluid
De Wet geluidhinder heeft tot doel de mens te beschermen tegen geluidhinder. Dit is in de wet
uitgewerkt in een normenstelsel voor de toelaatbare geluidbelasting in de woonomgeving. Alleen
planologisch nieuwe situaties worden getoetst aan de wet. Naast woningen zijn er nog een aantal
geluidgevoelige objecten aangewezen zoals scholen en zorginstellingen.
In de Wet geluidhinder staan regels voor weg- en railverkeerslawaai en voor gezoneerde
industrieterreinen. De wet werkt verder met zones: dit zijn aandachtsgebieden rond geluidbronnen
waarbinnen regels en normen gelden om de negatieve gevolgen van geluidhinder te beperken. Bij
(planologische) wijzigingen moet er akoestisch onderzoek plaatsvinden naar de gevolgen.
De Wet geluidhinder kent een normenstelsel met een voorkeurswaarde en grenswaarden. Als de
geluidbelasting beneden de voorkeurswaarde blijft dan zijn er vanuit de wet geen belemmeringen
voor nieuwe geluidgevoelige situaties. Bij een geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde en de
grenswaarde moet er een gemotiveerd besluit genomen worden om nieuwe geluidgevoelige
ontwikkelingen mogelijk te maken (hogere grenswaarde).
Voor het verlenen van een hogere grenswaarde is de nota “uitvoeringsbeleid hogere grenswaarde”
van de gemeente Arnhem van toepassing.
Beleidsplan Geluid
In augustus 2008 is het geactualiseerde beleidsplan Geluid door de raad vastgesteld. Het beleidsplan
Geluid heeft tot doel geluidsnormen voor nieuwe situaties af te stemmen op de aard en de functie van
een gebied. Hierdoor kan beter rekening gehouden worden met ontwikkelingen en verwachting van
de gebruikers van een gebied. In het centrum en dichtbij goed openbaar vervoer wil de gemeente
Arnhem veel functies mogelijk maken. De beleidslijnen hiervoor zijn opgenomen in het Structuurplan
Arnhem 2010. Als gebieden intensiever gebruikt worden neemt de kans op geluidhinder ook toe.
Andere gebieden zoals de parken worden juist gewaardeerd om hun relatieve rust. Deze
uitgangspunten hebben geleid tot een gebiedsgerichte invulling van geluidskwaliteiten binnen
Arnhem. Naarmate de geluidbelasting hoger is neemt het belang van een zorgvuldige invulling van de
totale leefomgevingskwaliteit toe.
3.3.2 Luchtkwaliteit
Wet Luchtkwaliteit 2007
De Europese richtlijnen zijn geïmplementeerd in titel 5.2 van de Wet Milieubeheer. Het doel van deze
wetgeving is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van
luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve effecten op de
gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen zwaveldioxide en stikstofoxiden ook
normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen.
10
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant:
PM10 (fijnstof)
1. de jaargemiddelde concentratie van 40 µg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet
worden overschreden;
2. de 24 uursgemiddelde concentratie van 50 µg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005
niet vaker dan 35 keer per jaar worden overschreden;
NO2 (stikstofdioxide)
1. de jaargemiddelde concentratie van 40 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet
worden overschreden;
2. de uurgemiddelde concentratie van 200 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet
vaker dan 18 keer per jaar worden overschreden.
Voor de overige stoffen worden in Nederland geen overschrijdingen gerapporteerd.
In de wet zijn de grenswaarden ten opzichte van eerdere regelgeving zijn ongewijzigd gebleven, maar
de wet geeft net als het voorgaande BLK2005 (Besluit Luchtkwaliteit) meer armslag om ruimtelijke
plannen die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit uit te voeren. Hierbij wordt tevens de term “in
betekenende mate (IBM)” geïntroduceerd. Dit wil zeggen dat projecten met een bepaalde mate van
verslechtering toch doorgang kunnen vinden. De grens ligt bij een toename van maximaal 3%. Deze
3% is gekoppeld aan de IBM projecten opgenomen in het Nationale Samenwerkingsverband
Luchtkwaliteit (NSL). De NSL is in 2009 van kracht geworden.
Beleidsnota Lucht en Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit
Het Arnhemse beleid op gebied van luchtkwaliteit is vastgelegd in de Beleidsnota Lucht uit 2005.
Deze nota is erop gericht nieuwe overschrijdingen van de normen uit het toenmalige Besluit
Luchtkwaliteit 2005 te voorkomen en bestaande of dreigende overschrijdingen voor 2010 op te
lossen. Daarnaast richt de Beleidsnota Lucht zich op het beperken van overlast door geurhinder. Voor
wat betreft het halen van de normen uit het BLK2005 en de Wet Milieubeheer is de beleidsnota
vertaald naar maatregelen in het Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit 2005-2010 van februari 2006.
3.3.3 Hinder
In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op hun omgeving
(gevoelige bestemmingen, waaronder eventueel nieuw te ontwikkelen woningen) in beeld gebracht te
worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar. In de
VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van inrichtingen opgenomen waarbij de
inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in 6 categorieën. Hierbij wordt
er vanuit gegaan dat een inrichting uit categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting
uit categorie 6 bijzonder veel hinder veroorzaakt.
Geurhinder van industriële bedrijven
Het beleidsplan Geur uit 2010 gaat in op geur afkomstig van industriële bedrijven waarvoor de
gemeente Arnhem het bevoegde gezag is. Milieubeleid kan een positieve bijdrage leveren aan
maatschappelijke thema's als gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en ruimtelijke
kwaliteit. Geur is een milieuaspect dat een belangrijke bijdrage levert aan de leefbaarheid. Het
geurbeleid van de gemeente Arnhem sluit, voor zover dat mogelijk is, aan op het geurbeleid van de
provincie Gelderland. Het doel van het geurbeleid is dat inwoners van Arnhem nu en in de toekomst
niet worden blootgesteld aan geuroverlast door industriële bedrijven.
3.3.4 Externe veiligheid
Met externe veiligheid wordt bedoeld de kans op overlijden van mensen buiten de grenzen van een
bedrijf of transportmedium, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen binnen
de grenzen van het bedrijf dan wel het transportmedium. In de externe veiligheid worden twee
risicobegrippen gehanteerd het PR (Plaatsgebonden Risico) en het GR (Groepsrisico).
Landelijk beleid
Voor bedrijven is op 28 oktober 2004 het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking
getreden. In het Bevi worden milieukwaliteitseisen (artikel 5.1 van de Wet milieubeheer) vastgelegd
die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken. In het Bevi wordt een onderscheid gemaakt in
kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De 10-6 PR contour geldt ten opzichte van kwetsbare
objecten als grenswaarde en ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Het
beoordelingskader voor het groepsrisico is een oriënterende waarde.
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
11
Voor de routes (weg, water, spoor en ondergrondse leidingen) waarover transport van gevaarlijke
stoffen plaatsvindt, komt in 2012 een AMvB transport. In deze AMvB (Algemene Maatregel van
Bestuur) worden ook milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten
doorwerken.
Gemeentelijk beleid
Het beleidsplan Externe Veiligheid 2005-2008 is in 2009 met 2 jaar is verlengd. Dit beleidsplan
beschrijft de mate van gewenste externe veiligheid in Arnhem. Uitgangspunt hierbij zijn de landelijke
normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In een groot gedeelte van de stad streven
we naar het niet doen toenemen van de risico's. Op sommige plekken in de stad, op
bedrijventerreinen voor zware industrie en de volgens het structuurplan stedelijke zone accepteren
we een hoger risico dan op andere plaatsen. Wel moet daar extra aandacht zijn voor de beschikbare
mogelijkheden voor rampenbestrijding, de zelfredzaamheid van mensen en de hulpverlening.
Om het bereikte gebiedsgerichte externe veiligheidsniveau vast te houden, en omdat er na 2010
vanuit het Rijk niet veel nieuwe wet- en regelgeving te verwachten is, heeft gemeenteraad in 2011
besloten om het beleidsplan met nog eens 4 jaar te verlengen. Wel zijn de punten “risico's in
stadswijken” en “objecten in de directe omgeving van risicovolle activiteiten” in het plan verhelderd en
duidelijker omschreven.
3.3.5 Groen en ecologie
Natura 2000
Het tot stand brengen van een samenhangende Europese ecologische hoofdstructuur, genaamd
Natura 2000, is per 1 oktober 2005 door de Natuurbeschermingswet overgenomen. De Natura 2000
gebieden in Arnhem zijn: Veluwe, Gelderse Poort en IJssel. Voor elk van deze gebieden zijn
habitattypen en soorten benoemd die beschermd zijn volgens de Natuurbeschermingswet 1998. De
bescherming van de Natura 2000 gebieden is vergelijkbaar met de bescherming volgens artikel 6 van
de Habitatrichtlijn, die de afgelopen jaren in Nederland is toegepast. Nederland past hiervoor een
vergunningenstelsel toe. Er geldt dat er door projecten en handelingen geen verslechtering van de
kwaliteit van habitats of een verstorend effect op de soorten, waarvoor het gebied is aangewezen,
mogen optreden.
Om de effecten van de ruimtelijke ingrepen van het bestemmingsplan op het Natura 2000-gebied te
toetsen, moet de Habitattoets worden uitgevoerd, bestaande uit een voortoets. De voortoets verkent
of door de ontwikkelingen waarin het plan voorziet mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor
de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied.
De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor het leveren van de informatie (zorgplicht, artikel 19l). Het
bevoegd gezag toetst de gegevens. Het bevoegd gezag voor het verlenen van een
natuurbeschermingswetvergunning is Gedeputeerde Staten van de provincie waarbinnen het
beschermingsgebied ligt.
In de strategische milieubeoordeling van de Stadsregio Arnhem Nijmegen ten behoeve van het
Regionaal Plan 2005-2010 zijn effecten op de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) ten gevolge van
woningbouw onderzocht. In dat kader is aangegeven dat de toetsing van plannen in de nabijheid van
een beschermd gebied betrekking heeft op gebieden binnen een afstand van 2 kilometer.
Flora- en Faunawet 2002
De opdrachtgever / initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de naleving van de Flora- en Faunawet.
De wet gaat uit van het “nee-tenzij” principe, waarbij de mogelijkheid wordt geboden bepaalde
ingrepen toe te staan middels ontheffing of vrijstelling. Daarnaast kent de wet een zorgplichtbepaling
voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.
Eind januari 2005 is het Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van
bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere
wijzigingen (AMvB artikel 75) van kracht. Er zijn 3 beschermingscategorieën:
tabel 1. algemeen beschermde soorten
tabel 2. beschermde soorten
tabel 3. streng beschermde soorten
Vogels zijn met name beschermd in het broedseizoen. Er is echter een lijst uit 2009 met vogelsoorten
waarvan de nesten het hele jaar door zijn beschermd. Daarin is ook een lijst met vogelsoorten
opgenomen die alleen jaarrond zijn beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische
omstandigheden dat rechtvaardigen, de categorie 5-soorten .
Provinciaal beleid: Gelderse EHS
12
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
Hoe de provincie Gelderland de ruimte wil verdelen en gebruiken staat in de algemene structuurvisie
ruimtelijke ordening. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het
streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen.
Provinciale Staten van Gelderland hebben op 1 juli 2009 de nieuwe grenzen van de ecologische
hoofdstructuur (EHS) in de structuurvisie definitief vastgesteld. Doel van de herbegrenzing is de EHS
'robuuster' te maken. Met robuust wordt bedoeld een netwerk van natuurgebieden waar waardevolle
en kwetsbare natuur optimaal kan voortbestaan.
Binnen de EHS geldt de 'nee-tenzij'-benadering. Bestemmingsplanwijziging is niet mogelijk als
daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er
geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang.
De EHS is verdeeld in: EHS-natuur, EHS-verweving en ecologische verbindingszones. Voor het
behoud en herstel van de biodiversiteit in Gelderland zijn de drie delen van de EHS onlosmakelijk met
elkaar verbonden. Soorten die gebonden zijn aan grotere natuurgebieden vinden vooral een plek in
EHS-natuur; EHS-verweving is van belang voor soorten die gebonden zijn aan gebieden waarin veel
natuurelementen en natuurkwaliteiten verweven zijn met agrarisch en ander gebruik van het cultuurlandschap. Met de ecologische verbindingszones neemt de versnippering van de natuur af en
ontstaan meer migratiemogelijkheden voor plant- en diersoorten.
De Neder Rijn, IJssel en uiterwaarden in Arnhem zijn onderdeel van de EHS. Het Arnhemse deel van
het rivierengebied ligt in de natuurstructuur cruciaal. Het vormt een verbinding tussen de
natuurontwikkelingsprojecten van de Gelderse Poort en de Noordoever Neder Rijn. Meinerswijk is
één van die oorspronkelijke natuurontwikkelingsprojecten. Het totale uiterwaardengebied is benoemd
als waardevol landschap. Het ruimtelijk beleid voor waardevolle landschappen is het behouden en
versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten.
Provinciaal beleid: Richtlijn compensatie natuur en bos
De provincie heeft het compensatiebeleid "De Compensatierichtlijn natuur en bos" als uitwerking van
provinciale structuurvisie en de Structuurschema Groene Ruimte opgesteld. De gemeente zal dat
compensatiebeleid uitvoeren. Is de provinciale richtlijn van toepassing dan treedt de gemeentelijke
regelgeving terug.
Uitgangspunt van het compensatiebeleid is dat natuur en bos alleen plaats kunnen maken voor een
ander ruimtegebruik als er voor de specifieke locatiegebonden ontwikkeling geen alternatieve locaties
aanwezig zijn (nee-tenzij-beleid). In principe dient natuur door natuur en bos door bos te worden
gecompenseerd. De compensatierichtlijn is van toepassing op:
alle natuur die in de provinciale verordening of op de bestemmingsplankaart de bestemming
natuur heeft of een vegetatiewaarde van 6 of hoger heeft;
gebieden met de bestemming bos, zoals aangegeven in de provinciale verordening of op de
bestemmingsplankaart;
alle gebieden die conform de Boswet herplantplichtig zijn, zowel binnen als buiten de bebouwde
kom Boswet.
De compensatierichtlijn kent een kwaliteitstoeslag, bij wijziging van functie dient dus meer bos of
natuur te worden gerealiseerd dan verloren gaat.
Er kunnen zich situaties voordoen waarbij het acceptabel is dat bos door natuur vervangen wordt.
Deze situaties worden beschreven in de nota inzake de toepassing van de Boswet bij herstel en
ontwikkeling van bijzondere natuurwetenschappelijke waarden (de "Nota Open Bos") van de Minister
van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan de Tweede Kamer d.d. 26 november 1992.
Boswet
De Boswet is van toepassing op alle bossen en houtopstanden groter dan 10 are of - in geval van
rijbeplantingen - meer dan twintig bomen, die gelegen zijn buiten de zogenaamde 'bebouwde kom
Boswet'. De Boswet verplicht om de grond waarop het bos of de bomen hebben gestaan binnen drie
jaar opnieuw in te planten.
Compensatie
De uitgangspunten uit het Groenplan dienen als randvoorwaarde voor herontwikkeling. Dit betekent
dat het bestaande groen zoveel mogelijk behouden blijft, zo zuinig mogelijk wordt omgegaan met
bestaande en potentiële kwaliteiten, op kansrijke plekken groen wordt aangeplant, en versnippering
wordt voorkomen. Het oppervlakte groen en de bomen moeten dus eerst geïnventariseerd worden. In
het bestemmingsplan is een groenbalans opgenomen, waarin is aangegeven hoe de
groencompensatieregels zijn toegepast.
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
13
Groenplan Arnhem 2004 – 2007 / 2015
Met het groenplan 2004-2007/2015 streeft de gemeente Arnhem ernaar om de landschappelijke,
cultuurhistorische en ecologische waarden van het groen, door versterking en zonering, optimaal tot
hun recht te laten komen, waarbij voldoende ruimte voor gebruikswens moet zijn. De
ontwikkelingsinitiatieven en het beheer in en om de stad worden afgestemd op dat streefbeeld.
De uitgangspunten uit het Groenplan dienen als randvoorwaarde voor herontwikkeling. Dit betekent
dat het bestaande groen zoveel mogelijk behouden blijft, zo zuinig mogelijk wordt omgegaan met
bestaande en potentiële kwaliteiten, op kansrijke plekken groen wordt aangeplant, en versnippering
wordt voorkomen. Het oppervlakte groen en de bomen moeten dus eerst geïnventariseerd worden. In
het bestemmingsplan is een groenbalans opgenomen, waarin is aangegeven hoe de
groencompensatieregels zijn toegepast.
Vanuit ecologisch perspectief vormen gebieds- en soortbescherming het basisdoel.
Achterliggende ambitie is een versterking en verdere ontwikkeling tot een zo volledig mogelijk
ecosysteem van kenmerkende Arnhemse natuur. Deze komt tot uitdrukking in de verscheidenheid
aan planten en dieren in een samenhangend netwerk. Andere punten zijn:
Alleen inzetten op natuur daar waar deze kansrijk is, waarbij cultuurlijk en natuurlijk beeld en
gebruik op elkaar afgestemd zijn;
Barrières van de stedelijke druk opheffen of zoneren.
Er worden 5 samenhangende natuurdoeltypen geformuleerd: Natuurkernen, Natuurzones en
stapstenen, Natuurlijke groenzones, Overig groen en De Stenen stad. Aan de natuurdoeltypen zijn
doelsoorten gekoppeld.
3.3.6 Water
Rijksbeleid
Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP)
2009-2015. Dit is vanaf 22 december 2009 van kracht. Het plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid
het Rijk in de planperiode tot 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal
Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse
vormen van gebruik van water. De bescherming tegen overstromingen vindt niet alleen meer plaats
via preventie (de waterkering zelf) maar ook door de ruimtelijke planning en de rampenbeheersing:
het principe van meerlaagse veiligheid.
Daarnaast hebben Rijk, provincies, gemeente, waterschappen, en drinkwaterbedrijven afgesproken
om gezamenlijk maatregelen te nemen voor een doelmatiger waterbeheer; het Bestuursakkoord
Water (d.d. april 2011. De inzet ligt bij mooi, veilig, schoon, gezond en duurzaam beheer van
watersysteem en waterketen. De kwaliteit moet omhoog tegen zo laag mogelijke maatschappelijke
kosten.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte uit 2012 is water in 3 nationale belangen terug te vinden.
Daarbij gaat het om de bescherming van de grondwaterkwaliteit en –kwanteit, de bescherming en
verbetering van de waterkwaliteit, een goede zoetwatervoorziening en voldoende ruimte voor
waterveiligheid. Nieuw is de aandacht voor klimaatbestendige (her)ontwikkelingen, waarin water een
belangrijk aspect is.
In de Waterwet (22 december 2009) zijn onder meer de gemeentelijke watertaken opgenomen: de
zorgplicht voor het vasthouden en afvoeren van regenwater en de regierol van gemeenten bij de
grondwaterzorgplicht.
Provinciaal en regionaal beleid
Op provinciaal niveau is het waterbeheer vastgelegd in het Waterplan Gelderland 2010-2015.
Het Waterplan gaat verder op de ingeslagen weg van het derde Waterhuishoudingsplan. Nieuw is de
implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water en de verplichtingen die voortvloeien uit de
Waterwet. Een belangrijk aanpassing uit de Waterwet is dat de vergunningverlening voor het
onttrekken van grondwater grotendeels is overgedragen aan de waterschappen. Slechts in drie
gevallen is de provincie hiervoor nog aanspreekpunt:
onttrekkingen voor drinkwaterwinning;
onttrekkingen ten behoeve van bodemenergiesystemen zoals koude- en warmte opslag (KWO);
industriële onttrekkingen meer dan 150.000 m³ per jaar.
Beleid waterschap en gemeente
Het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Noord is overgedragen aan het Waterschap Rijn en IJssel
waardoor de gemeente Arnhem rekening dient te houden met het vigerende beleid van het
waterschap. Relevant beleid voor de gemeente Arnhem is het vastgestelde Waterbeheerplan (20102015) en de Keur en legger van het waterschap.
Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in de volgende beleidsplannen.
14
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
Gemeentelijk RioleringsPlan (2009-2013), vastgesteld op 26 mei 2008;
dit plan richt zich op een verbetering van de kwaliteit van het rioleringsstelsel, op de vermindering
van de vuiluitworp naar het oppervlaktewater, de bodem en het grondwater, op het voorkomen
van overlast en op het vasthouden van schoon hemelwater in stedelijk gebied.
Waterplan Arnhem (2009-2015).
Door de gemeente Arnhem en haar waterpartners is dit Tweede Waterplan Arnhem opgesteld.
De gemeenteraad heeft op 19 oktober 2009 het waterplan vastgesteld. Op 26 februari 2010
hebben gemeente en de beide waterschappen de intentieovereenkomst ondertekend. Het
waterplan is gebaseerd op 4 hoofddoelstellingen:
1. Arnhem aantrekkelijke waterstad;
2. Klimaatbestendig watersysteem en waterketen;
3. Goede kwaliteit water en waterbodem;
4. Bewustwording.
Resumé
Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap en provincie is dat planontwikkeling
moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:
negatieve verstoring van de grondwaterstanden en –stromingen niet toegestaan zijn om
grondwateroverlast en/of verdroging op de locatie en het boven- en benedenstrooms gelegen
gebied te voorkomen.
maatregelen getroffen moeten worden ter voorkoming van (grond)watervervuiling.
bij nieuwbouw het regenwater binnen het plangebied afgekoppeld moet worden van de riolering en
worden verwerkt op eigen terrein.
voldoende oppervlaktewater aanwezig is en op de goede locatie.
het verhard oppervlak zoveel mogelijk beperkt wordt.
het gebruik van uitloogbare materialen en chemische bestrijdingsmiddelen niet is toegestaan.
3.3.7 Bodem
Voor deze ontwikkellocatie is getoetst of de bodemkwaliteit (inclusief grondwater) de gewenste
ruimtelijke ontwikkelingen toelaat. Ook is getoetst of een eventuele bodemverontreiniging gevolgen
heeft voor de financiële uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.
Als toetskader wordt gebruik gemaakt van de volgende bodemregelgeving:
Wet Bodembescherming (Wbb, 1 januari 2006, gewijzigd 1 oktober 2008 en 1 april 2009);
Beleidsnota bodem 2008, Provincie Gelderland, gemeente Arnhem en gemeente Nijmegen,
januari 2008;
Besluit Bodemkwaliteit (2008);
Nota Bodembeheer, vastgesteld september 2011.
3.3.8 Cultuurhistorie en archeologie
Rijksbeleid
Monumentenwet
Cultuurhistorische objecten die zeldzaam of schaars zijn en die voor mensen in hoge mate het beeld
van Nederland bepalen, worden aangewezen als monumenten. In de Monumentenwet 1988 is
vastgelegd hoe monumenten van bouwkunst en archeologie en stads- en dorpsgezichten moeten
worden beschermd. De Monumentenwet 1988 is het belangrijkste instrument voor de bescherming
van het cultuurhistorisch erfgoed in Nederland.
Verdrag van Valletta en de Wet op de archeologische monumentenzorg
De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke
ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In 1992 ondertekenden
twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag. De belangrijkste uitgangspunten van het
verdrag zijn:
archeologische waarden dienen zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaard te blijven en
beheermaatregelen dienen genomen te worden om dit te bewerkstelligen;
vroeg in de ruimtelijke ordening dient al rekening gehouden te worden met archeologie;
bodemverstoorders betalen het archeologisch (voor)onderzoek wanneer behoud in situ niet
mogelijk is.
Inmiddels is het verdrag vertaald in de Monumentenwet 1988.
Provinciaal beleid
Nota Belvoir
Het Belvedere-uitgangspunt “behoud door ontwikkeling” is in 2000 overgenomen in de provinciale
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
15
Nota Belvoir. Doel is dat cultuurhistorie voortaan prominent wordt meegewogen bij de ontwikkeling
van alle ruimtelijke en economische plannen. Om nog meer in te kunnen spelen op de kansen die
cultuurhistorie biedt voor de ruimtelijke omgeving, kiest de Provincie met de nieuwe nota Belvoir 3
voor een gebiedsgericht en uitvoeringsgericht beleid. In de nota worden 10 cultuurhistorisch
waardevolle gebieden benoemd, waarnaar speciale aandacht zal uitgaan. Relevant voor Arnhem is
de aandacht voor het Veluwemassief, de Veluwezoom en het Rivierengebied.
Gemeentelijk beleid
Erfgoednota 'Panorama Arnhem'
In de Erfgoednota 2008-2012 wordt het accent verschoven van 'behoud door bescherming' naar
'behoud door ontwikkeling'. We gaan er vanuit dat de cultuurhistorie zo op een vroeg moment een
actieve rol gaat spelen in veranderingsprocessen en ontwerpkeuzen. Het stadsbeeld van Arnhem
verandert de komende twintig jaar in hoog tempo. Het nieuwe erfgoedbeleid wil de cultuurhistorische
factor een zichtbare en samenhangende rol geven in deze stedelijke ontwikkelingen. Cultuurhistorie
wordt ingezet als ontwikkelingskans en niet als belemmering.
Streven is om bij planontwikkelingen zo vroeg mogelijk onze kennis van de Arnhemse cultuurhistorie
in te brengen. De kennis van het Arnhemse erfgoed moet goed toegankelijk zijn. Hiertoe worden
nieuwe instrumenten ontwikkeld. De erfgoedkaart biedt een overzicht van alle cultuurhistorische
elementen en structuren binnen de gemeente Arnhem. Daarnaast blijft het zichtbaar maken van de
bouw- en ontwikkelgeschiedenis van onze stad uitgangspunt.
Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen in de
erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag van Malta.
Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk is, volgt veiligstelling
door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor deze vorm van erfgoed te krijgen, is
ingezet op constante voorlichting en educatie. De cultuurhistorische dimensie van de stad moet, waar
mogelijk, worden versterkt en beleefbaar gemaakt. Sinds 2008 beschikt de gemeente over een
archeologische verwachtingenkaart voor heel Arnhem. De verwachtingenkaart geeft al in een vroeg
stadium van planvorming globaal inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied
aangetroffen kunnen worden.
Conform de Erfgoedverordening geldt dat archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden als
grondroerende werkzaamheden:
in archeologisch waardevolle gebieden (buiten monumenten) dieper dan 40 cm-maaiveld reiken
2
en groter zijn dan 50 m ;
in gebieden met een hoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en
2
groter zijn dan 200 m ;. in gebieden met een middelhoge archeologische verwachting dieper dan
2
40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 500 m ;
in gebieden met een lage archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en
2
groter zijn dan 2000 m .
Voor archeologisch waardevolle gebieden zijnde beschermde gemeentelijke of rijksmonumenten,
geldt maatwerk. Voor rijksmonumenten beslist de Minister van OC&W. Gebieden die reeds
onderzocht zijn en/of zijn vrijgegeven, zijn vrijgesteld van onderzoek. Aan het archeologische beleid
dat in de verordening is verankerd, ligt de archeologische maatregelenkaart als basis.
Om de doelstellingen van het erfgoedbeleid te realiseren zetten we een aantal strategieën in:
Behouden door ontwikkelen
Behouden door beschermen
Adviseren, stimuleren en verleiden
Kennis verwerven en verspreiden
3.4
Coffeeshopbeleid
De nota Arnhems Coffeeshopbeleid (2009) geeft als hoofddoelstelling: het terugdringen van overlast
c.q. het beperken van de inbreuk op het woon- en leefklimaat door softdrugshandel. Er is beleid
geformuleerd om de handhaving te intensiveren. Tevens is aangegeven met welk instrumentarium dit
wordt gedaan en door wie dit wordt uitgevoerd.
Uitvoering van dit beleid waarborgt ook in dit plangebied beheersing van de problematiek. Er is geen
aparte bestemmingscategorie voor de coffeeshops gecreëerd. In het plangebied zijn geen
coffeeshops aanwezig of toegestaan op grond van het coffeeshopbeleid (er is geen ruimte voor het
afgeven van exploitatievergunningen).
16
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
3.5
Prostitutiebeleid
In de nota 'Van Rood naar Groen Arnhemse Prostitutie op weg naar normalisatie (2000)' is het
Arnhems prostitutiebeleid vervat. De opheffing van het wettelijke bordeelverbod per 1 oktober 2000
was aanleiding voor het opstellen van dit beleid. Dit beleid is nog steeds van kracht.
Ten aanzien van de raamprostitutie, overige seksinrichtingen en de tippelprostitutie voert het
gemeentebestuur van Arnhem een actief vestigingsbeleid. Het actief vestigingsbeleid bestaat uit de
volgende elementen:
concentratie van de raamprostitutie op één plek;
het aan een maximum binden van het aantal ramen en werkplekken (120 en dat is een halvering van
het aantal ramen en werkplekken ten opzichte van de voormalige raamprostitutielocatie in het
Spijkerkwartier);
het aan een maximum binden van het aantal overige seksinrichtingen op 8 in heel Arnhem, waarbij –
overgangsrechtelijke situaties uitgezonderd - in elke wijk ( CBS- wijkindeling) maximaal 1
seksinrichting gevestigd mag zijn, ook worden hierbij beperkingen toegepast;
concentratie van de tippelprostitutie.
Het gemeentebestuur bepaalt hiermee zelf de locatie waar deze vormen van prostitutie zich mogen
manifesteren alsmede de omvang ervan en voorkomt hiermee dat de prostitutie zich ongecontroleerd
over de stad uitspreidt. De gemeente wil hiermee voorkomen dat bepaalde vormen van prostitutie
overlast voor de omgeving veroorzaken. Deze overlast zou kunnen ontstaan doordat er een
concentratie van bijvoorbeeld privé-huizen in een bepaalde wijk ontstaat ( eerder zagen we immers
dat vooral oudere wijken in Arnhem erg aantrekkelijk lijken te zijn voor de vestiging van
seksinrichtingen) of doordat de prostitutiefunctie conflicteert met bepaalde andere functies.
In het plangebied is geen seksinrichting aanwezig. Gezien de aanwezigheid van een seksinrichting
binnen het betreffende CBS - telgebied is het niet waarschijnlijk, dat er een situatie zal ontstaan, dat
een vergunningaanvraag gehonoreerd zal worden.
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
17
18
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
Hoofdstuk 4
4.1
Milieu- en omgevingsaspecten
Inleiding
4.1.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verschillende aspecten milieu- en omgevingsaspecten waar
rekening mee moet worden gehouden. Om de haalbaarheid van het bestemmingsplan aan te tonen,
is voor een deel van deze aspecten onderzoek verricht. In de betreffende paragrafen worden de
bevindingen uit de onderzoeken nader toegelicht.
4.1.2 Fontanuslaan en De Enk
Voor de ontwikkelingen in de deelgebieden Fontanuslaan en De Enk zijn reeds
omgevingsvergunningen verleend, die inmiddels onherroepelijk zijn. In de bijlagen 1 en 2 bij deze
toelichting zijn beschrijvingen opgenomen van de hierop betrekking hebbende omgevingsaspecten.
4.2
Milieu- en omgevingsaspecten
4.2.1 Geluid
Woningen zijn geluidgevoelige bestemmingen waarvoor akoestisch onderzoek moet worden verricht.
De geluidsbelasting van het appartementencomplex wordt getoetst aan de normen uit het
gemeentelijke geluidbeleid en aan de normen uit de Wet geluidhinder (Wgh).
4.2.1.1 Locatie Novalaan
De locatie Novalaan voorziet in de bouw van een wooncomplex van 50 tot 75 appartementen.
Woningen zijn geluidgevoelige bestemmingen waarvoor akoestisch onderzoek moet worden verricht.
De geluidsbelasting van het appartementencomplex wordt getoetst aan de normen uit het
gemeentelijke geluidbeleid en aan de normen uit de Wet geluidhinder (Wgh).
Railverkeer
Uit dit onderzoek blijkt dat het appartementencomplex buiten de 55 dB-contour, vrije-veldsituatie, van
de spoorlijn Arnhem - Zutphen liggen. De geluidbelastingen zullen daardoor 55 dB of minder
bedragen. Hiermee voldoen de woningen aan de ambitie-waarde uit het gemeentelijke geluidbeleid
en de voorkeursgrenswaarde uit de Wgh.
Wegverkeer
Uit dit onderzoek blijkt dat het appartementencomplex buiten de 48 dB-contouren, vrije-veldsituatie,
van de Velperweg en de Oude Velperweg liggen. De geluidbelastingen zullen daardoor 48 dB of
minder bedragen. Hiermee voldoen de woningen aan de ambitiewaarde uit het gemeentelijke
geluidbeleid en de voorkeursgrenswaarde uit de Wgh.
Conclusie
Omdat voor zowel de ambitiewaarde van railverkeerslawaai (55 dB) als voor wegverkeerslawaai (48
dB) niet worden overschreden, wordt voldaan aan de normen uit het gemeentelijke geluidbeleid.
Tegelijkertijd wordt de voorkeursgrenswaarde van 55 dB (railverkeer) en 48 dB (weg-verkeer) niet
overschreden. Het appartementencomplex ligt hierdoor akoestisch gunstig geprojecteerd. Er zijn in
het kader van de Wgh geen nadere acties nodig om het appartementencomplex te realiseren.
4.2.2 Luchtkwaliteit
NIBM-toets
Het plan bestaat uit de realisatie van maximaal 93 woningen.
Het "Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" bevat kwantitatieve uitwerking
voor woningen. Op basis van dit besluit is bij woningbouwplan met minder dan 1.500 woningen
sprake is van een project, welke "Niet In Betekende Mate" (NIBM) bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Op
basis van het "Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" kan worden
geconcludeerd dat door projecten die NIBM zijn, de luchtkwaliteit met maximaal 1,2 ug/m³
verslechtert.
Bij plannen die "niet in betekenende mate"(NIBM) bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit,
is toetsing van het plan aan de grenswaarden op grond van de Wet milieubeheer niet noodzakelijk.
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
19
Toets grenswaarden
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de lokale luchtkwaliteit onderzocht, zodat
onacceptabele gezondheidsrisico's kunnen worden uitgesloten. Hiertoe is de monitoringstool1 uit het
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van het ministerie van VROM
geraadpleegd. De saneringstool geeft inzicht in de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof
(PM10) in het plangebied tussen 2011 en 2020. De monitoringstool kent scenario's zonder en met
lokale maatregelen die er voor moeten zorgen dat op termijn overal aan de grenswaarden wordt
voldaan. Beide typen scenario's laten in de toekomst een afname van de concentraties zien. Dit komt
doordat bedrijven en het verkeer steeds schoner worden door technologische verbeteringen. De
saneringstool maakt duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2011, 2015
en 2020 in het plangebied onder de grenswaarden liggen die op Europees niveau zijn vastgesteld ter
bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De
blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare
gezondheidsrisico's.
Conclusie grenswaarden
Uit de monitoringstool blijkt dat de concentraties voor fijn stof (PM10) maximaal 26,1 ug/m³ en
stikstofdioxide (NO2) maximaal 28,7 ug/m³ in 2011 bedraagt langs de Velperweg. Als bijlage zijn de
grafische weergaven van de concentraties PM10 en NO2 voor het jaar 2011 weergegeven. De
concentraties luchtverontreinigende stoffen liggen hiermee onder de grenswaarden van 40 ug/m³.
Deze grenswaarden zijn op Europees niveau vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen
schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor
beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's. Tevens geven de uitkomsten uit de
monitoringstool aan dat de concentraties van de luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2015 en 2020
in het plangebied verder afnemen. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en
leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.
Conclusie
Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat zowel vanuit de Wet milieubeheer als
vanuit een goede ruimtelijke ordening de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het onderhavige
initiatief.
4.2.3 Hinder
In de omgeving van het plangebied is het kantoor Cocon gelegen. Ten behoeve van dit kantoorpand
is een luchtbehandelingkast op het perceel aanwezig. Deze behandelingskast is echter een
onderdeel van het kantoorpand. Op basis van de VNG brochure Bedrijven en milieuzonering (2009)
heeft een kantoor een hinderafstand van 10 m. De hinderafstand van dit kantoorpand en ook andere
functies in de omgeving van het plangebied worden in acht genomen.
4.2.4 Externe veiligheid
In Arnhem is op het zuidoostelijk deel van het perceel Velperweg 76 / Novalaan nieuwbouw beoogd.
Omdat het aantal kwetsbare objecten in het plangebied toeneemt dient het aspect externe veiligheid
onderzocht te worden.
In het plangebied is de bouw van enkele gebouwen beoogd met drie en vier bouwlagen.
Onderzoek
Om de haalbaarheid van het plan aan te kunnen tonen is onderzoek verricht naar de aanwezigheid
van stationaire en mobiele bronnen in de omgeving van het plangebied. In het navolgende wordt
hierop nader ingegaan.
Stationaire bronnen
Op de navolgende afbeelding is een fragment van de provinciale risicokaart Gelderland opgenomen.
Hieruit blijkt dat er in de omgeving van het plangebied (paars kader) geen stationaire bronnen zijn
gelegen. Een nadere beoordeling kan derhalve achterwege blijven.
20
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
Fragment provinciale risicokaart Gelderland
Mobiele bronnen
Vervoer gevaarlijke stoffen over lokale en provinciale wegen
In de omgeving van het plangebied is geen rijksweg of provinciale weg gelegen. Wel is ten noorden
van het plangebied de Velperweg gelegen. Deze weg is een hoofdontsluitingsweg van het centrum
van Arnhem. Voor gemeentelijke wegen zal geen veiligheidszone of plasbrandaandachtszone worden
vastgesteld. Door het vaststellen van een routeringbesluit kan worden voorkomen dat tankwagens
met routeplichtige stoffen onnodig over de omliggende wegen (Velperweg) rijden. Op basis van de
vuistregels kan worden nagegaan of bij een weg binnen de bebouwde kom het groepsrisico een rol
speelt (50 km/u er geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour is bij <8000 LPG- of propaantankauto's).
Dit is niet het geval. Een relevant scenario is een koude BLEVE van een tankwagen met brandbaar
gas. De kans op een dergelijk scenario is klein. Een nadere beoordeling is derhalve niet noodzakelijk.
Buisleidingen
Ten zuiden van het plangebied is de hogedrukaardgasleiding N-568-09-KR-003 gelegen. Het
plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van deze hogedrukaardgasleiding. Hierdoor is
een nader onderzoek in de vorm van een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) niet noodzakelijk. Een
nadere verantwoording van het groepsrisico is dan ook niet noodzakelijk.
Spoor
Op grond van het Basisnet spoor is de spoorlijn ten zuiden van het plangebied aangewezen als
transportroute gevaarlijke stoffen. Volgens de vervoerscijfers van het Basisnet spoor worden over
deze route gevaarlijke stoffen vervoerd. Op basis van de prognoses is de 10-6 plaatsgebonden
risicocontour gelegen op het spoor. Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor de
uitvoerbaarheid van het plan. De woningen in het plangebied bevinden zich niet binnen het
invloedsgebied voor het groepsrisico. Er hoeft dan ook geen verantwoording van het groepsrisico
plaats te vinden.
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
21
4.2.5 Groen en ecologie
Quick scan flora en fauna
In het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) en de Ecologische Hoofd-structuur (EHS)
dient er getoetst te worden of de beoogde ontwikkelingen een negatieve invloed hebben op
beschermde gebieden. Het plangebied ligt niet in of nabij de EHS of een gebied dat is aangewezen in
het kader van de NB-wet.
Het dichtstbijzijnde beschermde natuurgebied (Natura 2000-gebied) is de Veluwe en ligt op een
afstand van ruim 1.750 meter. Dit gebied is tevens aangewezen als EHS. Op basis van de afstand en
tussenliggende verstorende elementen (gebouwen, wegen) zijn zowel directe als indirecte negatieve
effecten van de plannen op het beschermde gebied niet te verwachten. Met de plannen is geen
sprake van aantasting van instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden of
kernkwaliteiten van de EHS.
Wat betreft soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de
bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden
getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake
is, moet ontheffing worden aangevraagd.
In dit kader is in oktober 2007 een quick scan flora en fauna opgesteld, welke in juli 2012 is
geactualiseerd. In de quick scan wordt het gebied op basis van een gebiedsanalyse (ruimtelijk
ecologisch), beschikbare soortgegevens en een eenmalige veldverkenning beoordeeld op
geschiktheid voor beschermde planten en diersoorten. Tevens wordt een uitspraak gedaan over de
verwachte effecten op deze soorten. De beoogde ontwikkelingen kunnen namelijk biotoopverlies of
verstoring (indirect biotoopverlies) tot gevolg hebben.
De beoogde ontwikkelingen kunnen biotoopverlies of verstoring (indirect biotoopverlies) tot gevolg
hebben. Invloeden die leiden tot een verminderde geschiktheid van het plangebied als bijvoorbeeld
foerageergebied zijn niet ontheffingsplichtig, tenzij het een zodanig belang betreft dat bij het
wegvallen van deze functie ook de vaste rust- en verblijfplaatsen van soorten niet langer kunnen
functioneren. Door de werkzaamheden kunnen alle aanwezige soorten negatieve effecten
ondervinden van de ingreep. Voor de meeste soorten is dit tijdelijk van aard.
Algemene soorten
De meeste van deze soorten zijn beschermd maar vallen onder het lichte beschermingsregime van
de Flora- en faunawet (tabel 1). Hiervoor geldt dat aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen op
basis van een algehele vrijstelling mogelijk is, zonder dat er sprake is van procedurele consequenties.
Dit betekent dat voor deze soorten de werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden zonder ontheffing.
Strikt beschermde soorten
Voor soorten die vermeld staan op tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet, geldt dat bij aantasting
van vaste rust- en verblijfplaatsen een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet moet worden
aangevraagd. Op basis van deze quick scan flora en fauna is het onwaarschijnlijk dat strikt
beschermde soorten een vaste rust- en verblijf-plaats in het plangebied hebben.
Bij (de start van) werkzaamheden in het broedseizoen kunnen broedende vogels worden verstoord, of
hun nesten worden aangetast. Er is geen vrijstelling te verkrijgen in het kader van de Flora- en
faunawet voor activiteiten die vogels in hun broedseizoen zou kunnen verstoren. De (start van de)
werkzaamheden dienen plaats te vinden bui-ten het broedseizoen of in het broedseizoen als
broedende vogels zijn uit te sluiten. De werkzaamheden kunnen doorlopen in het broedseizoen als
broedende vogels binnen het plangebied uitgesloten kunnen worden.
Tabel 1: Indicatieve periode uit te voeren werkzaamheden. Groen: werkzaamheden kunnen
uitgevoerd worden. Oranje: werkzaamheden mogen uitgevoerd worden mits geen broedgevallen
aanwezig zijn.
Nader onderzoek
Uit de quick scan is naar voren gekomen dat het niet waarschijnlijk is dat strikt beschermde soorten
een vaste rust- en verblijfplaats in het plangebied hebben. Met de plannen is geen sprake van
aantasting van het leefgebied. Nader onderzoek naar bepaalde soorten is niet noodzakelijk.
Wel dient met de plannen rekening gehouden te worden met een tweetal algemene voorwaarden
vanuit de Flora- en faunawet. Deze voorwaarden zijn altijd van toepassing:
22
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
1. in het broedseizoen van vogels (globaal half maart tot half juli) mogen de vegetatie, bosjes en
opstallen in het plangebied niet worden verwijderd. Werkzaamheden tij-dens deze periode
zouden leiden tot directe verstoring van broedvogels en het broedsucces. Alle vogels zijn
beschermd. Er is geen vrijstelling te verkrijgen in het kader van de Flora- en faunawet voor
activiteiten die vogels in hun broedseizoen zou kunnen verstoren;
2. 2. op basis van de zorgplicht volgens artikel 2 van de Flora- en faunawet dient bij de uitvoering
van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor de in het wild levende
dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat bij het uit-voeren van werkzaamheden altijd rekening
moet worden gehouden met aanwezige planten en dieren. Zo dienen maatregelen te worden
getroffen om bijvoorbeeld verstoring tot een minimum te beperken. Dieren moeten de
gelegenheid hebben om uit te wijken en mogen niet opzettelijk worden gedood. Dit kan door:
a. voortijdig maaien van het plangebied zodat dieren wegtrekken;
b. het beperken van verlichting tijdens de avonduren in zomer, voorjaar en herfst ten behoeve
van vleermuizen en andere nachtdieren;
c. het slopen en rooien starten buiten het voortplantingsseizoen en het win-ter(slaap)seizoen.
Zodat het plangebied ongeschikt is voor dieren.
Conclusie
Het flora en faunaonderzoek is in 2007 uitgevoerd, in 2010 opnieuw beoordeeld en in juli 2012
geactualiseerd. Vanuit het aspect Flora en fauna zijn er geen bezwaren te-gen ontwikkeling van de
locatie.
4.2.6
Water
4.2.6.1 Inleiding
Ten behoeve van het plan is een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd dat is opgenomen als Bijlage
3 Geohydrologisch onderzoek + rioleringsplan bij de toelichting. De resultaten hiervan zijn verwerkt in
onderstaande watertoets
4.2.6.2 Watertoets
In onderstaande tabel wordt aangegeven welke waterhuishoudkundige aspecten voor het plangebied
Novalaan relevant zijn.
Waterhuishoudkundig
Relevant
Toelichting
aspect
Veiligheid
nee
In het gebied liggen geen
gronden die behoren tot
zomer- en/of winterbed van
een rivier. De beleidslijn
"Ruimte voor de Rivier" is
niet aan de orde.
De hoofdfunctie binnen het
gebied beperkt zich tot
wonen. Die functie leidt niet
tot aantasting van de
veiligheid.
Wateroverlast
nee
In het gebied bevinden zich
geen natte en laag gelegen
gebieden, beekdalen en
overstromingsvlaktes.
Riolering
ja
De woningen die het project
mogelijk maakt, worden
aangesloten op een
gescheiden rioleringsstelsel.
Dit betekent dat het water
van de dakvlakken moet
worden afgekoppeld.
Watervoorziening
nee
Het project heeft geen
invloed op de
beschikbaarheid van water.
Watervoorziening is niet in
het geding.
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
23
Volksgezondheid
nee
Bodemdaling
nee
Overlast grondwater
nee
Oppervlaktewaterkwaliteit
Grondwaterkwaliteit
nee
Verdroging
Natte natuur
nee
nee
Het project heeft geen
invloed op de aan water
gerelateerde ziekten, plagen
en risico's.
Het project voorziet niet in
bodemdaling.
Realisatie van het project
heeft niet tot gevolg dat de
grondwaterstand stijgt of
daalt, gelet op de grote
diepte van de GHG. Door
het uitgangspunt van bergen
en infiltreren kan de aanleg
grondwaterneutraal
plaatsvinden.
Het gebied bevat geen
drinkwatervoorzieningsgebied of ligt niet naast een
infiltratiegebied.
Het gebied betreft bestaand
stedelijk gebied waaraan
geen ecologische
natuurwaarden zijn
toegekend.
4.2.6.3 Conclusie
Op basis van het onderzoek kan worden aangenomen dat infiltratie, ook in de bovenste bodemlaag.
Daarmee kan de verplichting om hemelwater op eigen terrein te verwerken plaatsvinden, hetgeen ook
op andere manieren dan infiltratie kan gebeuren. .
Dit is een belangrijke voorwaarde in het kader van de zorgplicht.
Vanuit het water- en infiltratie-aspect bezien zijn er geen belemmeringen voor de ontwikkeling.
4.2.7 Bodem
Bodemonderzoek
In februari 2001 voor het oostelijk deel van het AKZO Nobel terrein (bekend als zones 2B en 3) een
verkennend bodemonderzoek verricht ( ARCADIS Heidemij Advies BV, 12 februari 2001, Onderzoek
bodemkwaliteit, Locatie Velperweg 76 te Arnhem. 110304/AO1/081/000197/am).
Dit onderzoek is in oktober 2007 voor een oppervlakte van 8.000 m2, ten behoeve van de
woningbouw die is voorzien, geactualiseerd (ARCADIS, 5 oktober 2007, Actualisatie verkennend
bodemonderzoek, Noord-oostelijk deel AKZO terrein aan de Velperweg 76 te Arnhem.
110301/OF7/2H1/001718/001B/HB . Het onderzoeksgebied van deze actualisatie valt grotendeels
samen met voornoemd gebied. Doel van het geactualiseerde onderzoek is het aantonen dat op de
locatie redelijkerwijs gesproken geen verontreinigende stoffen aanwezig zijn in de grond of in het
freatisch grondwater in gehalten boven de streefwaarde of de geldende achtergrondwaarde, die een
belemmering kunnen vormen voor het toekomstig gebruik van de locatie. Het beoogde gebruik is
wonen, deels met tuin.
Conclusie
Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat het grondwater licht verhoogde
gehalten aan zink en incidenteel tetrachlooretheen of tolueen bevat. De bij het in 2001 uitgevoerde
onderzoek gemeten gehaltes in de vaste bodem geven als beeld dat de bodem in het
onderzoeksgebied niet tot licht verontreinigd is. Incidenteel is destijds een loodgehalte boven de
tussenwaarde gemeten. Omdat er in de af-gelopen periode weinig activiteiten zijn geweest op het
terrein, is de verwachting dat
de kwaliteit van de vaste bodem sinds 2001 niet significant is veranderd. Op basis van het
grondwateronderzoek en het in 2001 uitgevoerde bodemonderzoek kan worden geconcludeerd dat
de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de aankoop, verkoop van en/of plannen voor
(woning)bouw op de locatie.
24
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
Indien grond van de locatie vrijkomt, zal deze gescheiden ontgraven moeten worden, waarbij
deelpartijen separaat dienen te worden bemonsterd geanalyseerd en afgevoerd moeten worden.
Op hergebruik van grond is het Bouwstoffen-besluit van toepassing. Hiervoor geldt een andere
onderzoeksstrategie.
4.2.8
Cultuurhistorie
4.2.8.1 Ontstaansgeschiedenis
Het gebied ligt ten oosten van de stad Arnhem in de omgeving waar de Oude Velperweg zich afsplitst
van de Velperweg. Op de kaart van Jacob van Deventer (1558-1570) is de omgeving van de
Novalaan te vinden. De Velperweg voert vanuit de stad in oostelijke richting naar Zutphen. Enige
honderden meters buiten de vesting is in het midden van een buurtschap een eerste splitsing te zien.
Hier kiest de latere Rosendaalsestraat een iets noordelijker koers. Ongeveer een kilometer verder is
een tweede splitsing te zien. Hier verbindt een landweg (Raapopseweg) de Velperweg met het
Kartuizerklooster dat in de omgeving van Bosweg en Thomas à Kempislaan heeft gestaan. De
landweg kruist de eerder afgesplitste Rosendaalsestraat. Direct na de aftakking Raapopseweg maakt
de Velperweg een bocht naar rechts. Het gebied bevindt zich na deze bocht ten zuiden van wat nu de
Oude Velperweg is.
fragment kaart Jacob van Deventer (1558-1570)
Op de topografische kaart 1874 is te zien dat de Straatweg van Arnhem naar Zutphen (de Velperweg)
direct ten oosten van het spoorwegviaduct (Velperpoort) is bebouwd met villa's en herenhuizen. Het is
een deftige flaneerboulevard, bedoeld voor de elite. Meer oostelijk stopt de bebouwing. Links en
rechts van de straatweg zijn de grote land-goederen Klarenbeek Angerenstein en Presikhaaf te
vinden met in de omgeving van de Raapopseweg, kleinere afsplitsingen: Mon Repos, De Eng en Villa
Nova. De villa's De Eng (Enk) en Villa Nova zijn de naamgevers geworden voor het AKU kantoor aan
de Velperweg en de Novalaan direct aangrenzend aan het kantoorgebouw. Op de kaart vertoont de
straatweg nog altijd het badkuipachtige tracé oostelijk van de aftakking Raapopseweg. De weg werd
recht getrokken ten tijde van de aanleg van de elektrische tram. De rechte afsnijding kreeg de naam
Ernst Casimirlaan. Later werd de weg van Velperpoort tot aan Velp in zijn geheel de Velperweg
genoemd en werd het oude tracé Oude Velperweg. De naam Ernst Casimirlaan verdween en werd in
de jaren tachtig gegeven aan de verlenging van de Esperantolaan.
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
25
fragment topografische kaart 1874
4.2.8.2 Inventarisatie cultuurhistorische waarden
Het gebied rond de splitsing Velperweg Oude Velperweg wordt beheerst door het voormalige
hoofdkantoor van destijds de AKU, dat in de wederopbouwtijd is gebouwd. Architect was Professor
H.T. Zwiers. In 1957 werd het hoofdkantoor De Enk opgeleverd. Het is een typisch naoorlogs
functionalistisch gebouw. Gebouwd in een kolommen betonskelet met een vrij indeelbare plattegrond
en een niet dragende gevel. Zoals gebruikelijk bij veel representatieve kantoorgebouwen in de
wederopbouwperiode, was er veel aandacht voor kunst, kunstnijverheid en toegepaste kunst. Naast
en met het hoofdkantoor verbonden is de Kleine Enk (architect Beenker) dat vooral voor representatie
werd gebruikt, bij ontvangsten en feesten. Daar weer achter was een open terrein waar de maquette
van Zwiers een parkachtige aanleg laat zien met tennisvelden voor een van de eigen sportverenigingen van de AKU.
Foto maquette van Zwiers met de kleine Enk van architect Beenker
26
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
Dit terrein wordt ten behoeve van de ontwikkeling bebouwd. Het hoofdkantoor heeft zijn functie
verloren. Het AKZO-Nobelconcern heeft besloten haar hoofdkantoor te verplaatsen naar Amsterdam.
Het gebouw De Grote Enk is in oude glorie hersteld en verbouwd tot appartementen. De Kleine Enk
heeft nog lang leeg gestaan maar is momenteel verbouwd tot kinderdagverblijf.
4.2.8.3 Ontwikkeling
De ontwikkeling betreft de realisatie van 18 grondgebonden woningen haaks op de Oude Velperweg
met in het zuiden een appartementengebouw van 3 tot 4 bouwlagen. Daar-naast wordt voorzien in
bijbehorende groenvoorzieningen, parkeerplaatsen en verharding. Het project draagt bij aan een
goed gefundeerde overgang tussen het AKZO terrein en de woonwijk Plattenburg. Genoemde
woonwijk wordt met de grondgebonden woningen van een nieuwe voorkant voorzien. Tussen de
woonwijk en de bestaande bebouwing op het AKZO-terrein bevinden zich genoemde
groenvoorzieningen en verharding, waardoor een pleinsituatie ontstaat.
Op de maquette van Zwiers is te zien dat hij ook al bebouwing langs de Oude Velperweg en
aansluitend aan de Kleine Enk als logisch beschouwde. De nu voorgestelde twee-onder-éénkapwoning langs de Oude Velperweg is bescheiden en voegt zich qua schaal en rooilijn in de
structuur van de Oude Velperweg, waardoor de Kleine Enk, als onder-deel van het monumentale
complex, door zijn omvang en robuuste architectuur, herken-baar blijft. De achterliggende
grondgebonden woningen zijn nog bescheidener van om-vang en hebben een dusdanige afstand van
het oude hoofdkantoor, dat de cultuurhistorische waarde van het monumentale complex niet in het
geding komt. In de directe omgeving van het appartementengebouw in het zuiden van het gebied
bevinden zich geen cultuurhistorische waarden die vragen om een nadere inpassing, door de ruime
afstand tot het monumentale complex heeft ook dit gebouw geen negatieve gevolgen op de
cultuurhistorische waarden in het gebied.
4.2.8.4 Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling geen negatieve effecten heeft op cultuurhistorische
waarden in het gebied.
4.2.9 Archeologie
In het kader van de voorgenomen sloop en nieuwbouw in het plangebied aan de Velperweg 76 te
Arnhem zijn een archeologisch bureauonderzoek en karterend veldonderzoek uitgevoerd. Hiertoe zijn
bestaande bronnen geraadpleegd en zijn in het kader van het veldonderzoek in totaal 10 boringen tot
maximaal 2,2 m beneden maaiveld uitgevoerd. Zie Bijlage 4 bij deze toelichting.
In het plangebied worden op basis van het bureauonderzoek archeologische resten verwacht. Voor
het gebied geldt een hoge archeologische verwachting voor resten van nederzettingen en grafresten
uit de steentijd en de bronstijd en een hoge verwachting voor nederzettingsterreinen uit de periode
ijzertijd tot en met de nieuwe tijd. De archeologische resten worden verwacht in of vlak onder het
esdek.
Uit het booronderzoek is gebleken dat de bodem in het gehele plangebied geen natuurlijk profiel
vertoont, maar verstoord is tot een diepte van ca. 60 tot 200 cm beneden maaiveld. Het plangebied
ligt op de voet van de stuwwal met een dunne laag regen- of sneeuwsmeltwaterafzettingen erop. In
alle boringen is een ophogingspakket, dat uit de nieuwe tijd dateert aangetroffen, met daarin onder
meer baksteen, glas en aardewerk. Dit is geïnterpreteerd als stadsafval. De kans dat er een
archeologische vindplaats binnen het plangebied aanwezig is wordt daarom klein geacht.
Geconcludeerd kan worden dat er tijdens het onderzoek geen archeologische vindplaats is
aangetroffen. Er zijn daarmee geen duidelijke aanwijzingen gevonden dat er archeologische resten in
het gebied aanwezig zijn. Een vervolgonderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.
Mochten er tijdens de geplande werkzaamheden toch aanwijzingen worden aangetroffen die duiden
op (pre)historische bewoningsactiviteiten, dan geldt conform de Monumentenwet uit 1988 een
meldingsplicht bij het bevoegd gezag, de gemeente Arnhem
4.2.10 M.e.r.-toets
Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een woongebouw voor 50-75 appartementen.
Een dergelijk bouwproject kan worden gezien als en stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld in
categorie D11.2 van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). De omvang van het project ligt
echter ruim onder de grens van 2000 woningen, waarbij er sprake is van m.e.r.-beoordelingsplicht.
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
27
Op grond van artikel 2, lid 5 van het Besluit milieueffect-rapportage moet echter wel worden
nagegaan of kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu
kan hebben. Indien dit niet kan worden uitgesloten, is het alsnog nodig een m.e.r.-beoordeling op te
stellen.
De toets of er, ondanks het feit dat de omvang ver onder de drempelwaarde uit het Besluit m.e.r. blijft,
sprake kan zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen wordt aangeduid als een 'vormvrije m.e.r.beoordeling' of m.e.r.-toets. Deze toets kan worden opgenomen in de toelichting van het
bestemmingsplan.
De voorliggende paragraaf betreft de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Evenals bij m.e.r.-beoordelingsplicht, moet bij de vormvrije m.e.r.-beoordeling worden getoetst aan de
criteria van Bijlage III van de Europese richtlijn milieueffectbeoordeling (richtlijn 85/337/EEG).
Deze criteria hebben, samengevat, betrekking op:
de kenmerken van het voornemen (onder meer omvang, kans op hinder, mogelijke cumulatie met
effecten van andere activiteiten);
- de plaats (onder meer ligging ten opzichte van gevoelige gebieden);
de kenmerken van de effecten, mede gelet op de aard van het voornemen en de plaats.
Criteria
De criteria in Bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling zijn als uitgangspunt genomen. De
hoofdcriteria zijn reeds genoemd. Hieronder volgt een overzicht van de criteria.
1.Kenmerken van de projecten
Bij de kenmerken van de projecten moet in het bijzonder in overweging worden genomen:
de omvang van het project;
de cumulatie met andere projecten;
het gebruik van natuurlijke hulpbronnen;
de productie van afvalstoffen;
verontreiniging en hinder;
risico van ongevallen, met name gelet op de gebruikte stoffen of technologieën.
2. Plaats van de projecten
Bij de mate van kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop de projecten van invloed
kunnen zijn moet in het bijzonder in overweging worden genomen:
het bestaande grondgebruik;
de relatieve rijkdom aan en de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke
hulpbronnen van het gebied;
het opnamevermogen van het natuurlijke milieu, met in het bijzonder aandacht voor de volgende
typen gebieden:
1. wetlands,
2. kustgebieden,
3. berg- en bosgebieden
4. reservaten- en natuurparken,
5. gebieden die in de wetgeving van lidstaten zijn aangeduid of door die wetgeving worden
beschermd; speciale beschermingszones door de lidstaten aangewezen op grond van de
Vogel-en/of habitatrichtlijn,
6. gebieden waarin de bij communautaire wetgeving vastgestelde normen inzake milieukwaliteit
reeds worden overschreden,
7. gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid,
8. landschappen van historisch, cultureel of archeologisch belang.
3. Kenmerken van het potentiële effect
Bij de potentiële aanzienlijke effecten van het project moeten in samenhang met de criteria van de
punten 1 en 2 in het bijzonder in overweging worden genomen:
het bereik van het effect (geografische zone en grootte van de getroffen bevolking);
het grensoverschrijdende karakter van het effect;
de orde van grootte en de complexiteit van het effect;
de waarschijnlijkheid van het effect;
de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect.
28
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
Beoordeling
De vormvrije m.e.r.-beoordeling is gebaseerd op de beschrijving van het plan en de ten behoeve van
de ontwikkeling uitgevoerde onderzoeken.
1. Kenmerken van het project
Het project betreft de realisering van appartementengebouw voor 50-75 woningen.
De omvang van het project is niet van zodanige aard dat reeds daarom sprake is van een
bijzondere effecten op de omgeving. Ook zal er, gelet op de aard van de ontwikkeling geen
bijzonder beroep gedaan worden op natuurlijke hulpbronnen, noch is het de verwachting dat er, in
vergelijking met de omgeving, een disproportionele hoeveelheid afvalstoffen of verontreiniging
ontstaan. Een bijzonder risico op ongevallen is eveneens niet aanwezig.
Er zijn geen andere grootschalige projecten in de omgeving, reden waarom er geen sprake is van
cumulatie met andere projecten of geplande ontwikkelingen.
2. Plaats van het project
De plaats van het project betreft een stedelijke omgeving in de bebouwde kom van Arnhem. Het
beoogde grondgebruik is als woonfunctie functie passend in de omgeving.
Het plangebied is geen onderdeel van een Natura 2000-gebied , EHS, wetlands, beschermde
natuurmonument, nationaal park of landschap. Er zijn geen bijzondere relaties of directe effecten
met het op ca 2 km afstand gelegen Natura 2000 gebied De Veluwe.
3. Kenmerken van het potentiële effect
Geluid
Hoewel de voorgenomen woningontwikkeling geluidgevoelig is, is uit akoestisch onderzoek
gebleken dat de geluidbelasting onder de voorkeursgrenswaarde blijft. Bijzondere inwaartse
effecten mbt geluid zijn dus niet te verwachten.
Voorts worden op basis van de beoogde functie geen belangrijke negatieve effecten op de
omgeving verwacht.
Luchtkwaliteit
Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat de normen voor luchtkwaliteit nergens in het plangebied
worden overschreden. Wel heeft de beoogde ontwikkeling verkeersaantrekkende werking, die
van invloed kan zijn op de luchtkwaliteit. Uit de 'niet in betekenende mate-toets' blijkt dat de
bijdrage van het project aan verslechtering van de luchtkwaliteit niet in betekende mate en dus
zeer gering is. Vanuit dit aspect zijn er dus geen bijzonder nadelige gevolgen voor de omgeving
te verwachten.
Bodem
In het plangebied zijn geen bijzondere bodemkundige waarden aanwezig.
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor de bodemkwaliteit. De locatie
is geschikt voor het beoogde gebruik. Eventuele effecten blijven beperkt tot het plangebied.
Water
In het plangebied behoort lokaal infiltreren van het hemelwater tot de mogelijkheden
Het plan voldoet verder aan de gangbare voorwaarden om invloed op de waterhuishouding en de
waterkwaliteit tegen te gaan. Er worden geen belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu
verwacht.
Er zijn voorts geen negatieve effecten op de omgeving te verwachten
Archeologie
Het plangebied betreft een gebied met hoge archeologische verwachting met kans op het
aantreffen van archeologische resten.
Uit onderzoek zijn geen archeologische vindplaatsen aangetroffen. Gelet hierop en op de
beperkte maat van het plangebied wordt vrijwel geen effect verwacht op eventuele
archeologische waarden in de omgeving.
Natuur
Het gebied bevat geen bijzondere ecologische, noch worden er als gevolg van de ontwikkeling bij
zonder gevolgen voor de omgeving verwacht. In de nabijheid van het gebied liggen geen
gebieden met bijzonder natuurwaarden.
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
29
Externe veiligheid
Het plangebied ligt buiten plaatsgebonden risicocontouren en invloedsgebieden van Beviinrichtingen en transportroutes gevaarlijke stoffen (over de weg, per spoor of door buisleidingen).
Conclusie
Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het plan op zich en in samenhang met
andere plannen geen belangrijke negatieve gevolgen zal hebben voor de kenmerken van het gebied
zelf, voor de directe omgeving en voor gevoelige gebieden in de omgeving. Een nadere m.e.r.beoordeling is niet nodig.
30
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
Hoofdstuk 5
5.1
Ontwikkelingen
Inleiding
Voor het deelgebied Fontanus-Nova heeft vanaf 2007 een planontwikkeling plaatsgevonden.
Op basis van de gemeentelijke 'Nota van Randvoorwaarden AKZO-NOBEL terrein', waarin ook de
globale ontwikkelingskaders voor het deelgebied Fontanus-Nova zijn opgenomen, heeft het
planvormingstraject voor de realisatie van woningbouw in twee fase plaatsgevonden.
In een eerste fase vanaf 2007 is gewerkt aan een stedenbouwkundig plan en woningontwerpen voor
het noordelijke deelgebied Fontanus. In dit plandeel is ook een uiteindelijk hergebruik van het
monumentale bouwdeel 'De Kleine Enk' gevonden (als huisartsencentrum en kinderdagverblijf). In
deze planontwikkeling is de inrichting van het terrein integraal meegenomen. (zie 2.4.1)
Op basis van een Ruimtelijke Onderbouwing (mei 2012) is in 2012 de omgevingsvergunning voor het
bouwen verleend.
Een tweede fase vanaf 2010 richtte zich op de planontwikkeling voor het zuidelijke gebiedsdeel
'Nova'.
Voor dit terreindeel waren vóór 2007 al verkenningen van de opzet gemaakt, maar deze hadden niet
geleid tot een vaststelling van de stedenbouwkundige opzet. Reden waarom in de Nota van
Randvoorwaarden aan de ontwikkeling van dit deelgebied een aantal opgaven en
onderzoeksopdrachten waren gekoppeld.
In het vervolgtraject over de opzet en uitwerking van dit gebiedsdeel is het beoogde programma voor
de locatie (woningen en zorgvoorzieningen) steeds enigszins in beweging geweest als gevolg van de
situatie op de vastgoed- en woningmarkt en als gevolg van de regelgeving voor zorgvoorzieningen.
De status van de planvorming is op het moment van opstellen van dit bestemmingsplan zodanig, dat
de stedenbouwkundige, ruimtelijke en bouwkundige kaders voldoende duidelijk zijn om hiervoor de
bestemmingswijze vast te leggen. (zie paragraaf 5.2)
Binnen deze kaders is realisatie van een woon/zorgprogramma te realiseren mogelijk.
Het voorliggende bestemmingsplan legt de bestemmingswijze voor het noordelijke gebiedsdeel vast
overeenkomstig de overeengekomen en uit te voeren plannen voor de woningbouw, herbestemming
en terreinontwikkeling. Voor het zuidelijke gebiedsdeel wordt de bestemmingswijze vastgelegd
overeenkomstig de stand van planvorming medio maart 2013
5.2
Plantoelichting deelgebied Fontanus
Het planvoorstel voor het deelgebied Fontanus betreft de bouw van 18 grondgebonden woningen
langs een woonstraatje, eindigend in een parkeerpleintje. Te samen met het Datacentrum en De
Grote Enk vormt de bebouwing een hofje. De gedraaide opzet van het gebouwdeel De Kleine Enk in
een groen maaiveld draagt bij aan de karakteristiek van de plek. De groenaankleding en bomen
maken het groene en verharde deel tot een geheel, dat ruimtelijk niet afgesloten raakt, maar
aangesloten blijft aan de Oude Velperweg en de omgevingsinrichting rondom De Grote Enk. De
nieuwe woningbouw rondt tegelijkertijd de achterkantensituatie van de woningen aan de Novalaan af.
Tevens wordt het monumentale gebouwdeel De Kleine Enk hergebruikt door een huisartsenpraktijk
op de begane grond en een kinderdagopvang in de bovenliggende verdiepingen. De
buitenspeelruimte is in de groene opzet aan de hofjezijde gesitueerd.
Het parkeren voor de huisartsenpraktijk en het halen en brengen voor het kinderdagverblijf vindt
plaats aan de voorzijde van De Grote Enk. Het parkeren van de bewoners, hun bezoekers en de
werkers van de huisartsenpraktijk en het kinderdagverblijf hebben conform de geldende
parkeernormen hun plek op de parkeerplaats in het hofje.
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
31
Stedenbouwkundig en inrichtingsplan Fontanus (Bosch&Veenenbos, 2011)
5.3
Plantoelichting deelgebied Nova
Het planvoorstel voor het deelgebied Nova is nog niet definitief uitgekristalliseerd omdat het
programma nog niet vaststaat.
De ontwikkelaar is met een zorginstelling in overleg over de realisatie van een woonvoorziening voor
begeleid wonen, met appartementen voor groepswoningen en begeleid zelfstandige woningen.
Daarnaast zouden ook zelfstandige woonappartementen onderdeel van het programma kunnen
uitmaken. Als indicatie voor de maximale omvang gaat het project om 20 tot 26 begeleid wonen
eenheden, en mogelijk 20 zelfstandige wooneenheden.
Hoewel de uiteindelijke gebruikers voor de beoogde bebouwing dus nog niet definitief bekend zijn, en
daarmee het bouwplan nog niet vaststaat, is in het vooroverleg voldoende duidelijkheid ontstaan over
de stedenbouwkundige kaders en opzet, en de mogelijkheden voor parkeren. Daarmee kan een
zonering voor het gebouw en de gebouwhoogten vastgelegd kunnen worden.
Binnen deze kaders kan de ontwikkelaar het programma sturen en het project op maat maken.
De in dit bestemmingsplan vastgelegde opzet beoogt een afronding van de bebouwing langs de
Novalaan te bieden, en deze met een hoekbebouwing om te zetten naar een bouwwand parallel aan
de bestaande fabrieksbebouwing. Deze opzet is conform de ruimtelijke hoofdstructuur in het
Masterplan Velperparc 2006, dat is opgesteld door de ontwikkelaarscombinatie Klaassen/BAM en
door de gemeente Arnhem is vastgesteld als uitgangspunt voor de ruimtelijke ontwikkeling van het
AKZO-terrein. De gemeente Arnhem heeft het Masterplan vervolgens vertaald in een Nota van
Randvoorwaarden voor de gebiedsontwikkeling van het Akzo-Nobel terrein.
Een uitwerking van de opzet voor het Nova-gebied is in de Welstandscommissie in 2011 akkoord
bevonden.
32
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
In te passen bomen ten zuiden van Datacentrum
Indicatie bouwmassasituering en bouwhoogte
Projectie kruinmaat bomen in situatie
De bebouwingsopzet vormt daarmee een soort binnengebied, waar de eigen parkeerbehoefte
kan/moet worden opgelost. Het bestaande datacentrum-gebouw en een rij grote bomen die onderdeel
uitmaken van het terreininrichtingsplan van bureau Buys en Van der Vliet, bevinden zich in en op de
rand van het binnenterrein.
De stedenbouwkundige opzet en de inpassing van de bomen zijn in de bestemmingsplankaart voor
het deelgebied verwerkt, evenals de in het Masterplan Velperparc/Nota van Randvoorwaarden als
publieke groenstructuur aangegeven functie van het driehoekige groengebied langs de Novalaan.
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
33
34
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
Hoofdstuk 6
6.1
Juridische planopzet
Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de
milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken
bij het opstellen van het bestemmingsplan: de verbeelding (plankaart) en de regels. In dit hoofdstuk
wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de
verbeelding en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde
bestemmingen zijn aangewezen en waarom bepaalde bebouwing acceptabel is.
6.2
Opzet en verantwoording van de regels
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en
besluiten digitaal vast te stellen. De Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2012
(SVBP2012) is verplicht.
Deze standaard maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn
opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot
een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende
plankaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze plankaart kan zowel digitaal als analoog
worden verbeeld. De plankaart en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
2. Bestemmingsregels;
3. Algemene regels (o.a. afwijkingen);
4. Overgangs- en slotregels.
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van
toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke
bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt
over welke functies waar mogelijk worden gemaakt en is gekeken welke bebouwing
stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en
gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische
toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste
planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen,
bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging veranderingen in gebruik.
Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van o.a. ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en
milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.
Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom
aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na
strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven
(positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van
toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.
In deze paragraaf worden de keuzes die zijn gemaakt nader onderbouwd. Hierbij zullen de
bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.
6.2.1 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
1. Artikel 1 Begrippen
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een
eenduidige interpretatie van deze begrippen.
2. Artikel 2 Wijze van meten
Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen
betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
Op de plankaart zijn bouwhoogten en soms bebouwingspercentages aangegeven. Als er geen
percentages zijn aangegeven, mag het hele bouwvlak worden bebouwd. De aangegeven bouwhoogte
wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw
en dergelijke). Uitgangspunt is dat alleen gebouwd mag worden binnen de bouwgrenzen.
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
35
6.2.2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de bestemming die voorkomt in het
plangebied.
Deze bestemming is in de regels onderverdeeld in:
1. Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan (zoals woningen);
2. Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte,
bebouwingspercentage).
In het onderstaande worden de in het plan voorkomende bestemmingen besproken.
6.2.3 Groen
In het plangebied is op een aantal locaties groen aanwezig dat is bestemd als 'Groen' (Artikel 3).
In het Groenplan (zie paragraaf 3.3.5 Groen en ecologie) is voor de groenvoorzieningen een
onderscheid gemaakt tussen structureel groen en snippergroen. De groenstroken die
structuurbepalend zijn op wijkniveau, zijn bestemd als "Groen". Binnen deze bestemming is het
toegestaan om groen in de breedste zin (grasvelden, struiken, speelvelden) aan te leggen en in stand
te houden. Daarnaast zijn de belangrijkste waterlopen en waterpartijen opgenomen in deze
bestemming. Het aanleggen van voetpaden, fietspaden en voorzieningen voor bestemmingsverkeer
zijn eveneens toegestaan. Wegen voor doorgaand autoverkeer en parkeren zijn niet toegestaan. Bij
snippergroen wordt afhankelijk van de locatie gekozen voor de groenbestemming of de bestemming
Verkeer-verblijfsgebied. Dit hangt af van de grootte van de groenzone en de ligging.
Bebouwing binnen de groenbestemming is uitsluitend toegestaan indien dit binnen de bestemming
past zoals speeltoestellen en verlichting met een maximumbouwhoogte van 4 meter.
Vergelijking met het vigerend bestemmingsplan
De groenlocatie in het noorden van het plangebied is in het vigerende bestemmingsplan Akzo en
omgeving eveneens als groen bestemd met een vergelijkbare regeling.
De twee zuidelijke locaties zijn in dit plan bestemd als kantoor. De groenwaarden van dit gebied
worden in het onderhavige plan derhalve beter beschermd.
6.2.4 Kantoor
De bestemming 'Kantoor' (Artikel 4) is bedoeld voor bedrijven die uitsluitend dienstverlenende- en
geen productiewerkzaamheden verrichten.Het betreft hier een onbebouwbaar restgebied behorende
bij de westelijk van het plangebied gelegen kantoorbebouwing. Deze gronden zijn abusievelijk niet
meegenomen in het omliggende geldende bestemmingsplan "Akzo en omgeving". Door ze in het
onderhavig plan op te nemen, wordt deze omissie hersteld.
Vergelijking met het vigerend bestemmingsplan
Voor het gebied is geen bestemmingsplan van kracht.
6.2.5 Maatschappelijk
De bestemming 'Maatschappelijk' (5 Maatschappelijk) is een brede bestemming voor functies ten
behoeve van onderwijs, welzijn, zorginstellingen, cultuur, religie, openbare dienstverlening en
therapeutische functies. Voorbeelden hiervan zijn scholen, ziekenhuizen en kerken. Dienstwoningen
die horen bij de bestemming, zoals bijvoorbeeld een conciërgewoning of pastorie, zijn indien
noodzakelijk toegestaan. Aan de hoofdfunctie ondergeschikte horeca (kantine) is eveneens
toegestaan.
Deze bestemming wordt momenteel ingevuld door een kinderdagverblijf, dat via een
omgevingsvergunning voor afwijking van de bestemming is toegestaan
Vergelijking met het vigerend bestemmingsplan
Het geldend bestemmingsplan kent aan deze gronden een Kantoorbestemming toe, waarmee de
exploitatie van een kinderdagverblijf in strijd is.
36
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
6.2.6 Tuin
De bestemming Tuin (Artikel 6) is bedoeld voor de direct aan de woonbebouwing geprojecteerde en
hieraan ten dienste staande groenvoorzieningen, als tuinen en dergelijke. Parkeren op deze gronden
is niet toegestaan.
Vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen
Het noordelijk bestemmingsgebied heeft in het geldende plan de bestemming "Kantoor"en voor de
overige delen geldt geen bestemmingplan.
6.2.7 Verkeer-verblijfsgebied
De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' geldt voor woonerven, woonstraten, parkeerplaatsen, voeten fietspaden, speelplaatsen en buurtgroen. Dit zijn dus voornamelijk wijken (30 km/uur zones) waar
de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop
afgestemd.
Vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen
De gronden zijn in het geldende bestemmingsplan'"Akzo en omgeving bestemd als "Kantoor".
6.2.8 Wonen-1
Functie
De grondgebonden woningen in het noordelijk deel van het plangebied zijn bestemd als "Wonen-1"
'Artikel 8' Binnen deze bestemming passen verscheidene woonvormen zoals gezinsbewoning,
bejaardenhuizen, kamerbewoning (tot maximaal 4 personen), etc. Er is geen onderscheid gemaakt
tussen vrijstaande-, halfvrijstaande-, aaneengesloten- en gestapelde woningen. Bijzondere
woonvormen, niet specifiek gericht op therapeutische behandeling, passen ook binnen deze
bestemming.
Binnen de bestemming 'Wonen-1' zijn in principe beroepsmatige activiteiten toegestaan. Om hinder
voor de directe omgeving te voorkomen is hieraan wel een aantal voorwaarden verbonden. In de
eerste plaats mag slechts een gedeelte van de woning, inclusief de bijgebouwen (maximaal 1/3 van
de totale vloeroppervlakte van de woning) worden gebruikt als praktijkruimte door de bewoner. Is er
meer dan 1/3 van de woning in gebruik voor het uitoefenen van een beroep, dan is er geen sprake
meer van een 'beroep aan huis' en derhalve strijd met het bestemmingsplan. Voorts mag door dit
gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat (bijvoorbeeld beperkte
reclamemogelijkheden) noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan. Tot slot zijn er vormen van
beroepsuitoefening expliciet uitgezonderd, omdat ze te veel overlast voor de omgeving veroorzaken
(detailhandel, prostitutie, horeca-activiteiten en beroepen die milieuoverlast veroorzaken).
In de bestemming "Wonen-1" zijn woonwagens, woonschepen en bijvoorbeeld gevangenissen en
asielzoekerscentra niet inbegrepen. Deze vormen van wonen zijn, indien van toepassing, in een
specifieke vorm van de woonbestemming opgenomen.
Bebouwingsmogelijkheden
Binnen deze bestemming zijn twee 'bouwzones te onderscheiden: "het bouwvlak en de zone
"bijgebouwen".
Het bouwvlak omvat het eigenlijke woongebouw met, daar waar mogelijk en gewenst,
uitbreidingsmogelijkheden. De gehele zone worden bebouwd tot de aangegeven maximale goot- en
bouwhoogte, mits aan andere vereisten (bijvoorbeeld welstand) is voldaan.
In de zone 'bijgebouwen'. mogen garages, schuren en beperkte uitbreidingen aan het woonhuis,
zoals serres worden gebouwd. De maximale bouwhoogte van aanbouwen is gelijk aan de hoogte van
de beganegrond-laag van de hoofdbebouwing. De maximale goothoogte voor bijgebouwen is gelijk
aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag.
Vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen
Ook hier geldt in het vigerende bestemmingsplan de bestemming "" Kantoor", waarin Wonen niet is
toegestaan.
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
37
6.2.9 Wonen-2
De woonbebouwing in het zuiden van het plangebied heeft deze bestemming gekregen. De
geprojecteerde bebouwing krijgt het karakter van een appartementengebouw in maximaal 4
bouwlagen. In tegenstelling tot de bestemming "Wonen-1" is hier geen zone voor bijgebouwen
opgenomen, die ook niet in de ontwikkeling zijn voorzien.
Binnen deze bestemming worden ook zorgwoningen toegelaten, waarbij ook intensieve 24-uurszorg
mogelijk is. In de inleidende regels (artikel 1.42) is gedefinieerd wat een zorgwoning exact inhoudt.
Deze zorgfunctie is ruimer dan hetgeen in de andere woonbestemming "Wonen-1") mogelijk is.
Vergelijking met het vigerend bestemmingsplan
Voor het gebied is geen bestemmingsplan van kracht.
6.2.10 Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk
is opgebouwd uit:
1. Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden
ingediend.
2. Artikel 11 Algemene bouwregels
Hierin zijn de algemene bouwregels opgenomen zoals de verplichting tot het bouwen binnen het
bouwvlak en de uitleg van het bebouwingspercentage.
3. Artikel 12 Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn algemene regels met betrekking tot het gebruik van de gronden en opstallen in
het plangebied opgenomen. Hierin is aangegeven welke functies in ieder geval in strijd zijn met
het bestemmingsplan.
4. Artikel 13 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel worden de voorwaarden beschreven waaronder kan worden afgeweken van een
bestemmingsregel. Deze afwijkingen kunnen worden toegepast op alle bestemmingen in het
bestemmingsplan. De afwijkingen die uitsluitend gelden voor een bepaalde bestemming zijn in
het betreffende artikel van die bestemming opgenomen.
6.2.11 Overgangs- en slotbepalingen
In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat
de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.
6.3
Handhaving
Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid
naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing).
Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor de burger waar deze uit af kan
leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de mogelijkheden en
onmogelijkheden zijn van zijn buren en directe omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de
gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied binnen de planperiode aan.
In de nota “beleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannen” zijn de volgende
uitgangspunten opgenomen:
stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;
géén stilzwijgend gedogen;
gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk
legaliseren;
gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met
redenen omkleed.
Deze beleidsuitgangspunten zijn geëvalueerd in de nota "Handhavingsplan Fysieke Leefomgeving
2011-2014". De destijds geformuleerde uitgangspunten pretenderen dat alle overtredingen worden
opgespoord en aangepakt. Deze ambitie blijkt met de beschikbare menskracht te ambitieus en
daarom is in de nieuwe nota een prioriteitsstelling opgenomen waarin wordt aangegeven aan welke
handhavingsonderwerpen op het gebied van bouwregelgeving en de gebouwde omgeving de
komende periode met name aandacht wordt besteed. Dit houdt in dat het uitgangspunt dat in principe
elke overtreding wordt aangepakt afhankelijk wordt van de prioriteitsstelling uit het Handhavingsplan.
38
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
De prioriteitsstelling is onder meer afhankelijk van het type overtreding en het type gebied
(beschermd stadsgezicht, buitengebied, industrieterrein enz.) waar de overtreding wordt
geconstateerd en zal op basis van politieke realiteit per looptijd van het Handhavingsplan worden
geactualiseerd.
De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een inventarisatie van
het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing zo kort mogelijk voor respectievelijk het in ontwerp
ter visie leggen van casu quo het in werking van een bestemmingsplan. Als vervolg op deze
inventarisatie zullen de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen en gevolgde
afwijkingsprocedures worden geregistreerd.
Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via
publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde
strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar
feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. De
bijbehorende strafmaat is hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde
categorie (maximaal € 19.500). Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke
weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen
proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke traject zal gelijktijdig
worden ingezet.
6.4
Exploitatie
Het bestemmingsplan "Akzo - Novalaan" is voor het noordelijk deels van het plangebied beheermatig
van aard. De uitvoering van dit deel van het bestemmingsplan brengt geen kosten met zich mee. Een
onderbouwing van de economische uitvoerbaarheid kan hiervoor achterwege worden gelaten.
Voor de geprojecteerde in het zuidelijk deel van het plangebied geldt het onderstaande.
Met de inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 rust op de gemeente op grond van artikel 6.12 lid 1
van die wet de verplichting tot kostenverhaal bij grondexploitatie. Deze verplichting houdt in dat als de
gemeente er bij een ruimtelijke ontwikkeling niet in slaagt met alle particuliere eigenaren in het gebied
een overeenkomst te sluiten over grondexploitatie, de gemeente publiekrechtelijk de kosten moet
verhalen bij alle eigenaren waarmee niet gecontracteerd is. Gemaakte kosten (limitatief opgesomd in
artikelen 6.2.3 tot en met 6.2.5. van het Bro) zoals grondverwervingskosten, plankosten,
onderzoekskosten, kosten van inrichting van de openbare ruimte etc. moeten dan verhaald worden
door middel van een exploitatieplan dat gelijktijdig met het bestemmingsplan, zoals bedoeld in de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht moet worden bekend gemaakt.
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op aangewezen bouwplannen. De
definitie van wat onder een aangewezen bouwplan wordt verstaan is opgenomen in artikel 6.2.1 Bro
(o.a. bouw van één of meer woningen, bouw van één of meer hoofdgebouwen, bouw van kassen met
een oppervlakte van ten minste 1.000 m2).
Het bestemmingsplan voorziet onder meer in de ontwikkeling van wonen met zorg.
Deze ontwikkeling betreft bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Bro.
Met de ontwikkelaar van de bouwplannen is inmiddels een zogenaamde anterieure overeenkomst
afgesloten, waarbij het verhaal van de bovengenoemde gemeentelijke kosten anderszins is verzekerd
Het opstellen van een exploitatieplan is dan ook niet noodzakelijk.
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
39
40
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
Hoofdstuk 7
7.1
Procedure
Vooroverleg
Artikel 3.1.1 Bro overleg
In het kader van artikel 3.1.1 Bro is het concept-bestemmingsplan opgestuurd naar Waterschap Rijn
en |Jssel. Het Waterschap heeft aangegven geen opmerkingen te hebben.
Publicatie voornemen ontwikkeling
Volgens artikel 1.3.1 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening moet het voornemen tot een op
ontwikkeling gericht bestemmingsplan worden gepubliceerd.
Dit is gebeurd op.9 oktober 2013 in de Arnhemse Koerier.
7.2
Terinzagelegging (ontwerp-bestemmingsplan)
Deze paragraaf wordt ingevuld na terinzageligging van het ontwerp-bestemmingsplan.
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
41
42
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
Bijlagen
Bijlage 1
Milieuaspectenstudie Velperparc
separaat bijgevoegd
Bijlage 2 Ruimtelijke onderbouwing behorende bij Restauratie en
uitbreiding "De Enk"
separaat bijgevoegd
Bijlage 3
Geohydrologisch onderzoek + rioleringsplan
separaat bijgevoegd
Bijlage 4
Archeologisch onderzoek
separaat bijgevoegd
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
43
44
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
Regels
van het bestemmingsplan
"Bella Vista"
(plannummer: NL.IMRO.0202.816-)
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave ................................................................................................................... 45
Hoofdstuk 1
Inleidende regels...................................................................................... 47
Artikel 1
Artikel 2
Hoofdstuk 2
Artikel 3
Artikel 4
Artikel 5
Artikel 6
Artikel 7
Artikel 8
Artikel 9
Hoofdstuk 3
Artikel 10
Artikel 11
Artikel 12
Artikel 13
Hoofdstuk 4
Artikel 14
Artikel 15
Begrippen.................................................................................................................... 47
Wijze van meten.......................................................................................................... 49
Bestemmingsregels.................................................................................. 51
Groen .......................................................................................................................... 51
Kantoor........................................................................................................................ 51
Maatschappelijk .......................................................................................................... 51
Tuin ............................................................................................................................. 52
Verkeer - Verblijfsgebied............................................................................................. 52
Wonen - 1.................................................................................................................... 52
Wonen - 2.................................................................................................................... 54
Algemene regels ...................................................................................... 55
Anti-dubbeltelregel ...................................................................................................... 55
Algemene bouwregels ................................................................................................ 55
Algemene gebruiksregels ........................................................................................... 55
Algemene afwijkingsregels ......................................................................................... 55
Overgangs- en slotregels ......................................................................... 57
Overgangsrecht........................................................................................................... 57
Slotregel ...................................................................................................................... 57
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
45
46
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
Hoofdstuk 1
Artikel 1
Inleidende regels
Begrippen
1.1
hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de
bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.2
wonen
voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder wonen in ieder geval begrepen bijzondere
woonvormen en bed and breakfast met ten hoogste vier slaapplaatsen;
1.3
plan
het Bella Vista van de gemeente Arnhem.
1.4
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0202.816- met de
bijbehorende regels en bijlagen;
1.5
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik of het bebouwen van deze gronden.
1.6
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7
administratief kantoor
een in beginsel niet voor het publiek openstaand kantoor.
1.8
bebouwing
één of meer gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9
bebouwingspercentage
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van
een bestemmingsvlak of gedeelte van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.10
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming
1.11
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.12
bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend
hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk
met een dak.
1.13
bijzondere woonvorm
een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en
begeleiding (ook 24-uurs begeleiding) en daar niet verblijven met het doel om therapeutisch
behandeld te worden.
1.14
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk.
1.15
bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.16
bouwlaag
een geheel van voor personen toegankelijke ruimten, waarbinnen de vloerhoogte niet meer dan 1,20
meter varieert, met uitsluiting van onderbouw en zolder of vliering casu quo kapruimte.
1.17
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten.
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
47
1.18
bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceelgrens.
1.19
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.20
bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.21
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of
leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending
anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een
horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen.
1.22
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
1.23
gezondheids- en welzijnszorg
geneeskundige verzorging en verpleging zoals ziekenhuizen;
medische, tandheelkundige en paramedische praktijken;
apotheken;
verpleeg- en verzorgingshuizen;
dag- en nachtvoorzieningen voor gehandicapten, psychiatrische patiënten, jongeren en
maatschappelijke opvang met (therapeutische) behandeling inclusief overnachting;
maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting: dienstverlening gericht op ouderen en
gehandicapten, kinderopvang en buitenschoolse opvang, jeugdzorg, maatschappelijk werk en
dergelijke.
1.24
hoofdgebouw
een gebouwdat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de
bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.25
horecabedrijf
een bedrijf of instelling gericht op het verstrekken van logies, van maaltijden en spijzen of van
dranken, alsmede het exploiteren van zaalaccommodatie; detailhandel wordt hier niet onder
begrepen.
1.26
kantoor
een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor
administratieve werkzaamheden of dienstverlening.
1.27
onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan
1,20 meter boven peil is gelegen.
1.28
peil
1. voor een gebouw , waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte
van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
2. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het
afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
3. voor een ander bouwwerk: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de
bouw.
4. voor zover als zodanig aangegeven in de bestemmingsregels: Normaal Amsterdams Peil (N.A.P.)
1.29
overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de
aarde is verbonden.
1.30
prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen
vergoeding.
48
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
1.31
pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig- constructief zelfstandige eenheid die
direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.32
prostitué(e)
degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen
vergoeding.
1.33
raamprostitutie
een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door
houding, gebaren, kleding of anderszins, vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de
seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden.
1.34
seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of
vaartuig) waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden
verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een
privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater
of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.35
straatmeubilair
onverminderd het bepaalde in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht wordt onder straatmeubilair
voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken,
toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen; kunstwerken, speeltoestellen en
draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van
(openbare) nutsvoorzieningen.
1.36
thuisprostitutie
vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de
prostituté(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e).
1.37
vestigingsbeleid
het beleid neergelegd in de nota "van Rood naar Groen" (vastgesteld 26 juni 2000).
1.38
werkplek
een plaats, waar één prostitué(e) zijn of haar werk verricht.
1.39
wijk
wijk, zoals gehanteerd wordt in de indeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
1.40
woning
een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouding, een bijzondere
woonvorm of een kamerverhuurbedrijf.
1.41
woonwagen
voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en in zijn geheel of in delen kan
worden verplaatst.
1.42
zorgwoning
al dan niet zelfstandige woning waar intensieve zorgverlening mogelijk is, waarbij de woning
geschikt is voor rolstoelgebruik, eventueel voorzien van domotica en/of tilliften in de
slaapkamer en er zorg op afroep of 24 uurszorg beschikbaar is vanuit een verpleeg- of
verzorgingshuis, woon-zorgcentrum of een dienstencentrum.
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten
2.1
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de bovenste goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
49
2.3
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde,
met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen
en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk.
50
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
Hoofdstuk 2
Artikel 3
Bestemmingsregels
Groen
3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groenvoorzieningen;
b. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de
waterhuishouding;
c. fiets- en wandelpaden, straatmeubilair en speelvoorzieningen.
3.2
Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden
gebouwd.
Artikel 4
Kantoor
4.1
Bestemmingsomschrijving
De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. kantoren;
b. groenvoorzieningen;
c. voorzieningen voor het verkeer en straatmeubilair.
4.2
Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken ten behoeve van erfafscheiding worden
gebouwd tot een hoogte van maximaal 3,5 meter.
Artikel 5
Maatschappelijk
5.1
Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. onderwijs en zaalsport;
b. gezondheids- en welzijnszorg;
c. levensbeschouwelijke functies;
d. politieke-, belangen- en ideële organisaties/verenigingen en hobbyclubs;
e. openbare dienstverlening:
f. voorzieningen ten behoeve van het verkeer, groen- en speelvoorzieningen en straatmeubilair;
g. functies vergelijkbaar met die genoemd onder a. tot en met e. van dit lid;
h. dienstwoningen;
en ondergeschikt voor:
i. kleinschalige horeca en detailhandel, uitsluitend ten dienste van bovengenoemde
bestemmingsomschrijvingen.
5.2
Bouwregels
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte en, voor
zover aangegeven, het bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende
bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de inhoud van dienstwoningen maximaal 600
3
m per woning mag bedragen.
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
51
5.3
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid
11.1 ten behoeve van het buiten het bouwvlak bouwen, van kleine bouwwerken passend in de
bestemming zoals fietsenstallingen, hekwerken en zitbanken met een maximumbouwhoogte van 3
meter.
Artikel 6
Tuin
6.1
Bestemmingsomschrijving
De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen ten behoeve van
aangrenzende bestemmingen.
6.2
Bouwregels
Op deze gronden mag niet worden gebouwd.
6.3
Specifieke gebruiksgregels
Het parkeren van voertuigen is niet toegestaan, met dien verstande dat de gronden mogen worden
gebruikt als oprit naar parkeervoorzieningen in de bestemming "Wonen - 1".
Artikel 7
Verkeer - Verblijfsgebied
7.1
Bestemmingsomschrijving
De als Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. (woon)straten, buurtwegen, pleinen en trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op
bestemmingsverkeer en verblijfsfuncties;
b. parkeervoorzieningen;
c. groen- en watervoorzieningen;
d. wandelgebieden en speelgelegenheden;
e. terrassen;
f. nutsvoorzieningen;
g. onderdoorgangen, alsmede toegangen tot ondergrondse voorzieningen ten behoeve van
direct aangrenzende bestemmingen.
7.2
Bouwregels
a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen
worden gebouwd
b. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals straatmeubilair mag ten hoogste 5
meter bedragen.
Artikel 8
Wonen - 1
8.1
Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het wonen, hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen;
en daaraan ondergeschikt voor:
b. groen- en speelvoorzieningen;
c. buurtwegen, woonstraten en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer;
d. verblijfsgebieden.
8.2
Bouwregels
a. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven
maximale goot- en bouwhoogten en het bepaalde onder b., uitsluitend de in de gegeven
bestemming passende hoofdbebouwing, bijbehorende bouwwerken en andere binnen de
bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
52
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
b. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, ter plaatse van de aanduiding 'bg"' mogen:
1. bijbehorende bouwwerken in de vorm van aan- of uitbouwen aan de hoofdbebouwing en
andere onderdelen van de hoofdbebouwing worden gebouwd met een maximumbouwhoogte
gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing, vermeerderd
met maximaal 30 centimeter ten behoeve van isolatie of afschot.
2. bijbehorende bouwwerken in de vorm van bijgebouwen worden gebouwd met een
maximumbouwhoogte gelijk aan de goothoogte van het hoofdgebouw, waarbij de goothoogte
van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van
de hoofdbebouwing.
3. bouwwerken geen gebouwen zijnde, passend binnen de bestemming, met een
maximumbouwhoogte van 3 meter worden gebouwd.
waarbij de oppervlakte van het totaal van deze bebouwing per bouwperceel de in onderstaand
schema opgenomen maten niet overschrijdt.
oppervlakte gebied met de
maximale oppervlakte bouwwerken
aanduiding 'bijgebouwen' per
bouwperceel
2
< 90 m
50% van de oppervlakte van het gebied met de
aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel met een
2
minimum van 20 m
2
2
90-150 m
45 m
2
2
150-300 m
55 m
2
2
300-500 m
65 m
2
2
500-1000 m
75 m
8.3
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
het in lid 8.2 onder b. opgenomen schema ten behoeve van een verhoging van de maximale grootte
2
van bouwwerken voor percelen waarbij de bebouwbare zone groter is dan 1000 m met maximaal 25
2
m mits:
1. dit vanuit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt niet op bezwaren stuit en
2. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet worden
geschaad.
8.4
Specifieke gebruiksregels
a. Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval
begrepen gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte;
b. Het bepaalde in lid 8.4 onder a.is niet van toepassing op het gedeelte van een woning in gebruik
ten behoeve van beroep aan huis, hieronder mede begrepen bed and breakfast, door de
bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning.
Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter
plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan en mag het geen detailhandel,
internetverkoop hiervan uitgezonderd , prostitutie of horeca betreffen.
8.5
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel Artikel 12 onder a. van de regels ten behoeve van het gebruik als afhankelijke woonruimte
mits:
1. het gebruik als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg,
waartoe advies van een onafhankelijk deskundige wordt ingewonnen
2. de afhankelijke woonruimte qua oppervlakte past in de voor deze bestemming geldende regeling
2
voor bijgebouwen tot een maximum van 60 m ;
3. de belangen van omwonenden en bedrijven niet onevenredig worden aangetast, waarbij rekening
wordt gehouden met milieu-aspecten als geur, geluid, hinder en externe veiligheid;
4. het bijgebouw, dat als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, is gelegen op maximaal 20 meter
afstand van het hoofdgebouw (op hetzelfde bouwperceel);
5. geen splitsing van eigendom van het betreffende bouwperceel plaatsvindt;
6. het aantal gebruikers van afhankelijke woonruimte maximaal twee bedraagt;
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
53
7. het gebruik als afhankelijke woonruimte onmiddellijk wordt beëindigd, vanaf het moment dat de
mantelzorg niet meer is vereist. Hiertoe controleren burgemeester en wethouders tweejaarlijks of
nog aan de voorwaarden wordt voldaan, waaronder met een omgevingsvergunning van de regels
is afgeweken.
Artikel 9
Wonen - 2
9.1
Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het wonen, waaronder zorgwoningen;
b. groen- en speelvoorzieningen;
c. verblijfsgebieden, inclusief parkeervoorzieningen.
9.2
Bouwregels
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximale bouwhoogte en het
maximum aantal bouwlagen, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden
gebouwd.
54
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
Hoofdstuk 3
Artikel 10
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering
is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing.
Artikel 11
Algemene bouwregels
11.1
Bouwen binnen bouwvlak
a. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mag, behoudens
andersluidende bepalingen in deze regels, uitsluitend worden gebouwd binnen dit bouwvlak.
b. Indien in een bestemmingsvlak geen bouwvlak is aangegeven, mag uitsluitend worden gebouwd
voor zover daartoe in de betreffende bestemmingsregel uitdrukkelijk mogelijkheden zijn
opgenomen.
11.2
Bebouwingspercentage
a. Indien in een bouwvlak geen bebouwingspercentage is aangegeven, mag dit vlak geheel worden
bebouwd.
b. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak en een bebouwingspercentage zijn
aangegeven is het bebouwingspercentage van toepassing op de gronden binnen het bouwvlak.
c. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak slechts één bebouwingspercentage is
aangegeven geldt dit percentage voor het gehele bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak.
d. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak meerdere bebouwingspercentages zijn
aangegeven, gelden deze percentages voor die delen van het bestemmingsvlak respectievelijk
bouwvlak waarin ze zijn aangegeven.
Artikel 12
Algemene gebruiksregels
Onder gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het
gebruik van de gronden ten behoeve van thuisprostitutie, raamprostitutie en seksinrichtingen.
Artikel 13
Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
1. de in deze regels opgenomen bebouwingsregels, voor zover betreffende de maximum
bouwhoogte, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in de regels vastgelegde
maten;
2. de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak, zoals bedoeld in lid 11.1 mits:
a. de overschrijding van het bouwvlak niet meer bedraagt dan twee meter, de
bestemmingsgrens niet wordt overschreden en het de bouw betreft van erkers,
luifels, balkons, keldergaten (koekoeken) of galerijen;
b. het de bouw van volledig beneden peil gelegen bouwwerken betreft, mits:
1. een diepte van 6 meter niet wordt overschreden;
2. het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;
3. geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt;
4. de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
3. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van:
a. kunstobjecten en niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals
transformatorstations, rioolgemalen, schakelhuisjes, telefooncellen voorzover met een inhoud
3
3
groter dan 3 m , en haltes van vervoersdiensten, alle met een inhoud van maximaal 75 m ;
b. sirenemasten met een hoogte van maximaal 18 meter;
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van (tele)communicatie:
1. voorzover vrijstaand, met een hoogte van maximaal 20 meter;
2. voorzover op of aan een ander bouwwerk te plaatsen, met een hoogte van maximaal 8
meter boven de aangegeven maximumbouwhoogte;
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
55
d. geluidwerende voorzieningen voor zover deze noodzakelijk zijn ingevolge de bepalingen van
de Wet geluidhinder.
4. de in deze regels opgenomen bepalingen omtrent de maximum bouwhoogte voor het oprichten
van hekwerken ten behoeve van het gebruik van platte daken als dakterras tot een maximum van
1 meter boven de maximaal toegestane bouwhoogte mits:
a. dit passend is in het bebouwingsbeeld van de omringende bebouwing en
b. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet
onevenredig worden geschaad.
5. het bepaalde in artikel 12 voor de vestiging van maximaal één seksinrichting per wijk onder
voorwaarde dat:
a. het geen raamprostitutie betreft;
b. de aanvraag past binnen de ruimtelijk relevante aspecten van het vestigingsbeleid prostitutie;
c. het aantal seksinrichtingen, niet zijnde raamprostitutiebedrijven, op het grondgebied van de
gemeente Arnhem na het afwijken van de regels niet meer dan acht zal bedragen;
d. er in de wijk nog geen seksinrichting is;
e. de seksinrichting niet in een appartementengebouw wordt gevestigd;
f. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
g. er geen onevenredige vergroting van de parkeerdruk ontstaat;
h. de afstand tot de dichtstbijzijnde seksinrichting hemelsbreed tenminste 250 meter bedraagt;
i. de inrichting niet meer dan acht werkplekken bevat.
56
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
Hoofdstuk 4
Artikel 14
14.1
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
14.1.1 Overgangsbepaling
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in
uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, en afwijkt
van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de
aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de
dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.1.2 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van sublid 14.1.1 een
omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in
het eerste lid met maximaal 10%.
14.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het bepaalde in lid 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip
van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2
Overgangsrecht gebruik
14.2.1 Overgangsbepaling
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
14.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.2.1 te veranderen of
te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de
afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
14.2.3 Verbod hervatten strijdig gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.2.1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer
dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
14.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Het bepaalde in lid 14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het Bella Vista.
bestemmingsplan "Bella Vista" (ontwerp, 23 september 2014)
57