Researchdossier Inhoudsspecialisatie Binnenland

Researchdossier Inhoudsspecialisatie Binnenland
Abortus provocatus
Floor Simonse, 1570211
Ryan Bay, 1564477
Martijn Vervest, 1565144
Annemiek Kerkhoven, 1564929
Guido Mos, 1563358
Docenten: Marja Kusters en Marc Veldt
Cursuscode: JJO-RBIN.3V-12
Datum: 30-01-2013
Inhoudsopgave
Inleiding
Blz. 3
Hoofdstuk 1 Politieke standpunten
Blz. 4
Hoofdstuk 2 Politieke pressiegroepen
Blz. 9
Hoofdstuk 3 Recht
Blz. 14
Hoofdstuk 4 Samenlevingen – Maatschappelijke moraal
Blz. 20
Hoofdstuk 5 Samenlevingen – Veranderingen
Blz. 25
Hoofdstuk 6 Economie
Blz. 30
Bronnenlijst
Blz. 37
Bijlagen
Blz. 41
2 Inleiding
Onze groep onderzoekt hoe Nederland de afgelopen dertig jaar is veranderd op het gebied van
abortus. Aan de hand van verschillende vraagstukken leggen we ons thema bloot: Wat is de
maatschappelijke moraal over abortus? Worden er meer of minder abortussen uitgevoerd dan
vroeger? Wat zijn de veranderingen in wetgeving? Komt het recht op leven in gevaar? Hoe is
de houding vanuit de politiek? Zijn er nog actiegroepen? Zijn er economische redenen om te
aborteren?
Dit onderwerp spreekt een brede doelgroep aan. We blikken terug op een periode van veertig
jaar, waardoor het zowel interessant is voor de jeugd als voor vijftigplussers om ernaar te
kijken. Daarnaast spreekt dit onderwerp beroepsmatig ook artsen, sociologen en politici
aan. Onze doelgroep zijn de kijkers van Andere Tijden. Dit dossier dient als basis voor een
uitzending over abortus.
Wij richten ons op televisie. Dit onderwerp leent zich perfect voor een documentaire of
onderzoeksprogramma zoals Andere Tijden. We behandelen de veranderingen omtrent abortus
in Nederland. In de loop der jaren is hier veel over te doen geweest, denk aan o.a. de
campagnes van Dolle Mina ‘Baas in eigen buik’. Er is daarom veel archiefmateriaal
beschikbaar, waardoor het aantrekkelijk te visualiseren is.
In dit dossier spreken wij over abortus, hiermee bedoelen wij abortus provocatus.
3 Hoofdstuk 1 Politieke standpunten
Wat is er veranderd in het politieke klimaat sinds de jaren ‘60 op het gebied
van abortus?
Abortus is altijd een gevoelig punt geweest in de Nederlandse politiek. Jarenlang wilden
politieke partijen hun vingers niet aan dit onderwerp branden. Ze negeerde de veranderingen
in het maatschappelijk leven. De abortuswetgeving liep dan ook hopeloos achter bij de toen al
lang gevestigde praktijk. In dit hoofdstuk wordt duidelijk welke veranderingen er sinds de
jaren ‘60 in de politiek hebben plaatsgevonden. Ook zullen wij recente discussies in de
politiek aanhalen en de huidige standpunten belichten. Hoewel de politiek vandaag de dag een
stuk minder met abortus bezig is dan in de jaren ‘80.
1.1 Vroegere politieke standpunten
In Nederland is abortus via de Zedenwet uit 1911 bij wet verboden (zie par. 3.1) Slechts voor
hele uitzonderlijke gevallen werd van dit verbod afgeweken. Vrouwen mochten bijvoorbeeld
wel een abortus ondergaan als voorzetting van de zwangerschap ernstig gevaar zou opleveren
voor de geestelijke en/of lichamelijke gezondheid. Een arts bepaalde of dat aan de orde was.
Ook als de kans vrijwel zeker was dat een kind ernstig misvormd ter wereld zou komen, zoals
met Softenon-kinderen, kon een arts vragen om uitzondering van het abortusverbod
(Veenhoven, 1968).
Het gevolg was dat het abortusverbod massaal werd ontdoken. Het aantal illegale abortussen
in de jaren ‘60 werd geschat tussen de 20.000 tot 60.000 per jaar (Treffers, 1965). Ondanks de
massale ontduiking was het abortusprobleem in die jaren geen belangrijk onderwerp op de
politieke agenda. Slechts drie politieke partijen noemden het in hun programma. De PSP, de
PvdA en D66. De PSP wilde dat legale abortus zou worden uitgebreid. De PvdA nam geen
duidelijk standpunt in, maar stelde dat ‘de kwestie’ bestudeerd moest worden. En D66 vond
dat het politieke debat op gang moest komen (Veenhoven, 1968). De politiek was volgens
Veenhoven niet zo happig op dit onderwerp, omdat er weinig eer aan te behalen viel. In die
tijd hielden zich vrijwel geen serieuze pressiegroepen bezig met dit onderwerp, waardoor er
weinig politieke belangstelling was om het op te pakken. Daarnaast ging abortus veel mensen
wat aan. De politiek was bang dat een uitgesproken mening kon leiden tot grote emotionele
4 beroering en heftige tegenstand vanuit de maatschappij. Het onderwerp lag dus te gevoelig,
geen enkele partij wilde zijn vingers eraan branden (Veenhoven, 1968).
In de jaren ‘70 veranderde er veel op het gebied van abortus in Nederland. De Stichting
Medisch Verantwoorde Zwangerschapsonderbreking opende in 1971 de eerste abortuskliniek
van Nederland. Dit aantal groeide in 1975 al uit tot negen Stimezo-klinieken. Ook andere
stichtingen en particuliere ondernemers boden vrouwen hun diensten aan. Nederland werd het
abortuscentrum van West-Europa. Vrouwen uit Duitsland, België en Frankrijk kwamen naar
Nederland om een abortus te ondergaan. De overheid greep niet of nauwelijks in: bij wet was
abortus
nog
steeds
verboden,
maar
de
wetgever
gedoogde
(Outshoorn,
1977).
Abortusklinieken hanteerden, wegens technische redenen, een grens van 12 tot 14 weken
zwangerschap. Een uitzondering daarop vormde kliniek Bloemenhove bij Heemstede, daar
was een aparte afdeling voor het onderbreken van zwangerschappen in een verder stadium.
Abortus stond opeens overal in de belangstelling: kranten, televisieprogramma’s en
vrouwenbewegingen zwengelden de discussie aan. De overheid stond erbij en keek ernaar.
PvdA-ers Lambers en Roethof probeerden er wel een nieuwe wet doorheen te krijgen, maar
hun poging mislukte. De abortuswet zou nog tien jaar op zich laten wachten (Ketting, 1978)
(zie par. 3.3).
Dries van Agt (KVP), destijds minister van Justitie, zag de ontwikkelingen met lede ogen aan.
In 1974 haalde Van Agt fel uit tegen abortus: hij noemde de abortusexplosie zorgwekkend.
Hij stelde dat minstens de 12 weken grens aangehouden moest worden. Deze kritiek was
indirect op kliniek Bloemenhove gericht. Hij wilde de apparatuur van Bloemenhove in beslag
laten nemen, maar daar stak de rechter een stokje voor (Outshoorn, 1977) (zie par. 3.2).
De wetgeving liep sterk achter de maatschappelijke ontwikkeling aan. In 1977, tijdens
kabinet- Van Agt I, kon de politiek het abortusprobleem niet langer voor zich uitschuiven.
Minister van Justitie Job de Ruiter (CDA) en minister van Volksgezondheid Leendert Ginjaar
(VVD) gingen direct na hun benoeming aan de slag. Ze ontwierpen een wet waarbij abortus
onder een aantal voorwaarden niet strafbaar was. De grens voor zwangerschapsafbreking
kwam op dertien weken te liggen en de vrouw moest verplicht vijf dagen bedenktijd krijgen.
Het wetsvoorstel stuitte op weerstand van de linkse partijen en de vrouwenorganisaties. Zij
vonden dat abortus helemaal vrij van beperkingen moest zijn (Bal, 2005).
5 Toch kwam het wetsvoorstel op 18 december 1980 nipt door de Tweede Kamer en op 28 april
1981 met maar één stem verschil door de Eerste Kamer. De Wet afbreking zwangerschap
(Wafz) was een feit en trad in november 1984 in werking. Ook al was de wet een kleine stap
terug ten opzichte van de toen al lang gevestigde praktijk (Bal, 2005).
1.2 Huidige politieke standpunten
In hoofdstuk twee is te lezen dat de grens voor zwangerschapsafbreking inmiddels is
verhoogd tot 24 weken. Verder is er in al die jaren nauwelijks iets veranderd aan de Wet
afbreking zwangerschap zoals hij in 1981 werd aangenomen. In de huidige politiek staat
abortus niet dagelijks meer op de agenda. De huidige regeringspartijen PvdA en VVD zijn
dan ook niet erg uitgesproken over dit onderwerp. De regelgeving is volgens de regering goed
zoals hij is. De PvdA hamert wel op een goede voorlichting over het voorkomen van
ongewenste zwangerschappen en dan met name onder niet-westerse allochtonen vrouwen
(PvdA.nl, 2013).
Er zijn drie politieke partijen die wel een duidelijk standpunt innemen, waaronder de
ChristenUnie en SGP. “Het menselijk leven is een geschenk van God. Het leven is daarom het
beschermen waard, van het begin tot het einde. Het maakt ook duidelijk dat we op een
verantwoordelijke manier om moeten gaan met het broze, vergankelijke leven. Daarom wil de
SGP af van de huidige ‘Abortuswet’. Deze wet bevat mooie woorden over de ‘bescherming
van het leven’, maar de zorgvuldigheidseisen werken niet zoals het zou moeten. De SGP vindt
hoe dan ook dat er meer werk moet worden gemaakt van alternatieven voor abortus”
(SGP.nl, 2013). De ChristenUnie heeft een soortgelijk standpunt. Beide partijen willen dus
dat de bescherming van het leven in de Grondwet moet worden vastgelegd, ook voor het
ongeboren kind (ChristenUnie.nl, 2013).
GroenLinks staat hier lijnrecht tegenover. “In Nederland zijn vrouwen 'baas in eigen buik'.
We zijn er trots op dat we het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen goed hebben geregeld. Eens
in de zoveel tijd probeert conservatief rechts de rechten van vrouwen in te perken.
GroenLinks zal altijd pal blijven staan voor de rechten van vrouwen om zelf te beslissen over
seks en kinderen krijgen, zowel in Nederland als in het buitenland” (GroenLinks, 2013).
GroenLinks wil zelfs dat abortus verdwijnt uit het Wetboek van Strafrecht. Artsen horen in
hun ogen pas vervolgd te worden als zij zich niet aan de regels houden. Verder willen ze dat
6 de verplichte bedenktijd bij abortus wordt afgeschaft en pleiten voor meer seksuele
voorlichting in het onderwijs (GroenLinks.nl, 2013).
1.3 Recente discussies
Om de zoveel tijd laait de discussie over abortus weer op in Nederland. In oktober 2010
ontstond er discussie in de politiek over het verlagen van de grens van het uitvoeren van
abortus. Dit gebeurde naar aanleiding van de nieuwe richtlijn Perinataal Beleid bij Extreme
Vroeggeboorte van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde en de Nederlandse
Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie. Deze richtlijn stelt voor om bij kinderen die al na
24 of 25 weken worden geboren niet meer het huidige 'nee-tenzij'-principe te hanteren, maar
in plaats daarvan een 'ja-tenzij'-beleid te laten gelden voor wat betreft het starten met
medische behandeling (nvog.nl, 2011). Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Edith Schippers moest de Tweede Kamer informeren of deze nieuwe wetenschappelijke
inzichten ook gevolgen hebben voor de abortusgrens. Nadat zij uitvoerig met verschillende
deskundigen had gesproken, werd in april 2011 besloten dat de grens van 24 weken
ongewijzigd blijft (Schippers, 2011).
Ook ontstond er veel rumoer in de politiek toen SGP-leider Kees van der Staaij eind augustus
2012 zei dat de kans erg klein is dat vrouwen zwanger raken na een verkrachting. Hij deed die
uitspraken in het programma Wat Kiest Nederland op RTLZ. Hij voegde daaraan toe dat het
natuurlijk wel eens voorkomt en dat is een groot probleem. De partij is namelijk fel tegen
abortus, ook als iemand zwanger raakt na een verkrachting. Van der Staaij baseert zijn
uitspraak op onderzoek van de Rutgers Nisso Groep uit 2009. Daaruit blijkt dat zeven procent
van de verkrachten vrouwen zwanger raakt. Veel partijen reageerden geschokt op zijn
uitspraken en eisten excuses (NOS.nl, 2012).
Begin december 2012 kwamen Nederlandse abortusartsen met een aantal nieuwe richtlijnen
omtrent abortushulpverlening. Deze richtlijnen gaan meer in op de psychosociale hulp aan
vrouwen die om een abortus vragen. Uit een evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap
bleek dat abortusartsen niet goed kunnen inschatten of een vrouw twijfelt over haar keuze
voor abortus. Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) wil daarom geld uitrekken voor
extra scholing van abortusartsen om de psychosociale hulpverlening te verbeteren. Zo kunnen
artsen met vrouwen die daar behoefte aan hebben, alternatieven bespreken voor abortus
(Nederlands Dagblad, 2012).
7 1.4 Conclusie
In de jaren ‘60 stond abortus niet op de politieke agenda. Slechts drie partijen noemden het in
hun partijprogramma. Echter durfde geen enkele partij een duidelijk standpunt in te nemen:
het lag te gevoelig in de maatschappij. Toen in 1971 de eerste abortuskliniek van Nederland
zijn deuren opende, werd Nederland het abortuscentrum van West-Europa. De politiek stopte
dit probleem in de doofpot en wilde de maatschappelijke veranderingen niet onder ogen zien.
Het duurde maar liefst tien jaar voordat Job de Ruiter (CDA) en Leendert Ginjaar (VVD) het
initiatief namen voor een wetsvoorstel die de abortuswet zou verruimen. In 1984 trad de Wet
afbreking zwangerschap na een krappe meerderheid in de Eerste Kamer dan eindelijk in
werking. Abortus tot dertien weken werd hiermee legaal.
Momenteel is het in de politiek rustig op het gebied van abortus. De regeringspartijen, PvdA
en VVD, nemen geen duidelijk standpunt in. Hieruit kunnen we concluderen dat ze tevreden
zijn met het huidige abortusbeleid. Om de zoveel tijd zwengelen de confessionele partijen de
discussie aan. Zij keuren abortus af: ieder leven is een geschenk van God.
Na de invoering van de Wet afbreking zwangerschap hebben zich er geen politieke
aardverschuivingen meer voorgedaan, hoewel de confessionele partijen het liefst zien dat
abortus wordt afgeschaft.
8 Hoofdstuk 2 Politieke pressiegroepen
Hoe dragen sociale bewegingen bij aan het abortusdebat en de daaruit
voortkomende wet- en regelgeving?
Om te kunnen begrijpen waarom deze groepen ontstonden zal in deze paragraaf ingegaan
worden op de theorie over het ontstaan van sociale bewegingen in Nederland. In dit geval
gericht op pressiegroepen, die eropuit zijn politieke verandering teweeg te brengen. In
Nederland ontstonden in de jaren zestig en zeventig actiegroepen uit onvrede met het politieke
standpunt rondom de positie van mannen en vrouwen. Een gezamenlijke ideologie is één van
de belangrijkste voorwaarden voor het ontstaan van een actiegroep. Over de precieze oorzaak
van de vorming van pressiegroepen zijn wetenschappers het niet helemaal eens, al vallen er
voor de situatie in Nederland wel veranderingen binnen de samenleving te noemen die hebben
bijgedragen aan de groei van organisaties als Dolle Mina, de Provo’s en ook de anti-abortus
groepen, die zich vaak lieten (laten) inspireren door het geloof.
Aan het einde van de jaren zestig was de macht van de zuilen grotendeels gebroken. In deze
jaren versnelde het proces van individualisering binnen de Nederlandse samenleving door
uitbreiding van de sociale voorzieningen, waardoor mensen niet meer afhankelijk waren van
hun directe familie, en de groei van het aantal (hoog)opgeleiden. Hierdoor kregen vooral
vrouwen meer behoefte aan onafhankelijkheid en zelfstandigheid, zowel in juridische als in
economische zin (Bussemaker 1993: 13) (zie par. 6.2). Daaruit voortkomend kwamen in de
jaren na de ontzuiling verschillende vrouwenbewegingen op die gelijke behandeling van
mannen en vrouwen bepleitte. Er kan dus gezegd worden dat het minder belangrijk worden
van religie en betere educatie de motor (of in ieder geval een belangrijk onderdeel daarvan) is
geweest achter deze pressiegroepen. Tegelijkertijd kunnen dezelfde veranderingen worden
genoemd als oorzaak van het ontstaan van tegenbewegingen. Conservatieve groepen die de
wereld om hen heen zagen veranderen en dat wilden stoppen.
De strijd voor legalisering van abortus werd voornamelijk aangewakkerd door het ‘vrijere,
tolerante seksuele klimaat in Nederland’ (Outshoorn 1978: 28). Er was in die tijd sprake van
een ‘algemene ethische heroriëntatie’ (Vink 2010: 25). Ook hebben veranderingen in het
buitenland, zoals de legalisering van abortus in Engeland in 1967, bijgedragen aan het
bespreekbaar maken van de abortuskwestie (Outshoorn 1978: 28). In dit onderdeel zal worden
9 ingegaan op de uit deze veranderingen voortgekomen pro- en anti-abortus actiegroepen
binnen de Nederlandse samenleving.
2.1 Wat is de link tussen de politiek en deze bewegingen?
Er vallen in Nederland aan het einde van de jaren zestig en in de jaren zeventig verschillende
actiegroepen te onderscheiden die zich actief bezighouden met het abortusdebat. Bij bijna
allemaal stond aan de basis een politieke binding, zoals bij de vrouwenbewegingen Dolle
Mina, voortkomend uit een groep mannen en vrouwen die lid waren van de Socialistische
Jeugd en de Rooie Vrouwen, die gelieerd waren aan de Partij van de Arbeid (Hof 2009: 2).
Ondanks deze politieke achtergrond waren de meeste groepen volledig onafhankelijk. Toch
hadden actiegroepen vaak uitgesproken politieke voorkeuren. Zo waren de pro-abortus
actiegroepen vaak links georiënteerd (sommige zelfs Marxistisch), terwijl de anti-abortus
actiegroepen vaak een streng christelijke politiek voorstonden. Dolle Mina riep in 1971
bijvoorbeeld op om te stemmen op de linkse partijen die voor een wetsvoorstel waren dat
abortus zou legaliseren (Hof 2009: 17). Een link tussen politiek en de anti-abortus
actiegroepen valt niet eenduidig vast te stellen op basis van uitspraken of literatuur. Wel kan
worden gesteld dat bijvoorbeeld de Vereniging ter Bescherming van het Ongeboren Kind
(VBOK) van Pater Jan Koopman zich verbonden voelde met de streng christelijkconservatieve partijen van die tijd (Andere Tijden 2007).
In de loop der jaren is politiek minder belangrijk geworden binnen sociale bewegingen
rondom het abortusvraagstuk. Ook bij actiegroepen speelt politieke voorkeur een steeds
kleinere rol. Tegenwoordig staan de actiegroepen in Nederland verder van de politiek af. Er
bestaan echter nog wel groepen die hun bestaansrecht ontlenen aan een politieke ideologie.
Een voorbeeld van een dergelijke actiegroep is de anarchistische beweging Dolle Mollies, een
actiegroep die opkomt voor het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen (Vink 2010: 44). Een
aantal groepen richt zich daarnaast minder op de Nederlandse samenleving en meer op landen
waar abortus nog illegaal is. De bekendste actiegroep in deze categorie is Women on Waves,
die op een schip (de zogenaamde abortusboot) overal ter wereld informatie verspreidt en
workshops geeft. Er worden ook abortussen uitgevoerd op het schip.
2.2 Op welke manier kunnen sociale bewegingen invloed uitoefenen op de politiek?
Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet eerst worden vastgesteld welke manieren er
zijn om de politiek te beïnvloeden. In het geval van actiegroepen bestaan er volgens oud 10 Dolle Mina Saskia Poldervraart (1945-2011) drie strategieën waarop zij hun doelen kunnen
bereiken. Deze heeft ze op de volgende manier uiteengezet: Als eerste noemt zij de utopische
strategie: “Deze strategie is gebaseerd op de notie dat individuen die ontevreden zijn met de
bestaande condities en zichzelf en hun onmiddellijke omgeving moeten veranderen. Ze
negeren daarbij bestaande machtsstructuren en de staat”. Bondgenootschappen worden
gesloten met personen bij wie eenzelfde onvrede leeft. Deze strategie is gericht op
verandering in het ‘hier en nu’. Een tweede strategie is de revolutionaire. Het gaat bij deze
strategie over fundamentele veranderingen. De bestaande machtsstructuren wordt niet
genegeerd maar juist gebruikt om verandering te bewerkstelligen. Een laatste manier waarop
actiegroepen
invloed
kunnen
uitoefenen
op
de
politieke
besluitvorming
is
de
onderhandelingsstrategie: “Activisten die deze strategie aanhangen zijn veelal meer gericht
op conventie, praktisch realisme en korte termijn doelen en vrezen wanorde en geweld”. Zij
vertrouwen op hun (politieke) netwerk en werken nauw samen met de bestaande macht.
De oprichting van vrouwenrechtengroepen zoals Dolle Mina (1969), de Rooie Vrouwen van
de PvdA, De Vrouwenkrant (1972) en De Bonte Was (1973), was het gevolg van de tweede
feministische golf. De bewegingen streden voor gelijke behandeling en zelfbeschikkingsrecht
op een revolutionaire en soms ook utopische manier. Dit kan worden opgemaakt uit de
actiemethodes van de verschillende pressiegroepen. Bezettingen en demonstraties werden het
vaakst gebruikt om politieke verandering teweeg te brengen. In 1974 werd speciaal voor het
abortusvraagstuk het comité Wij Vrouwen Eisen opgericht door o.a. Dolle Mina en De Bonte
Was. Zij eisten drie dingen waar legalisering van abortus aan zou moeten voldoen: 1. Abortus
moet uit het Wetboek van Strafrecht; 2. Abortus moet in het ziekenfondspakket; 3. De vrouw
beslist (Alleta.nu). Deze standpunten laten een duidelijke revolutionaire ideologie zien die
wordt nagestreefd. Voor de tegenstanders van abortus geldt dat ze in dezelfde categorie van
actiestrategie vallen.
Politieke verandering werd door vrouwenbewegingen nagestreefd door zoveel mogelijk
media-aandacht op zich te vestigen. Hiermee hoopten ze de denkbeelden binnen de
samenleving te veranderen en daarmee indirect het politieke bestel. Een voorbeeld van een
ludieke actie die tot doel had media-aandacht te genereren is de Dolle Mina actie van 14
maart 1970 in Utrecht. Tijdens een vergadering van gynaecologen stormden leden van de
groep binnen en ontblootten hun buiken waarop stond te lezen: ‘Baas in eigen buik’. Deze
leus wordt tot op de dag van vandaag herkend door de meeste Nederlanders. Een andere
11 opzienbarende actie kwam van VBOK, die de tekst ‘Dagboek van een ongeboren kind’
publiceerde, waarin vanuit het perspectief van het kind een abortus werd beschreven.
“Vandaag heeft mijn moeder mij gedood”, is de laatste zin in het dagboek. Hoewel zij veel
minder gericht waren op publiciteit, werd deze publicatie groot uitgemeten in de media. Nog
steeds wordt op veel christelijke sites deze tekst geplaatst als afkeurend signaal.
Na 1980 ging het grootste deel van de vrouwenbeweging aan de onderhandelingstafel zitten.
Hiermee werd gebroken met de revolutionaire (en in sommige gevallen utopische) strategie.
Dit was ook voor de hand liggend, aangezien de abortuswet van 1984 voldeed aan de gestelde
eisen van de bewegingen aangaande het abortusvraagstuk. Vanaf toen gingen de groepen zich
meer richten op gelijke behandeling of hielden op te bestaan, zoals De Vrouwenkrant, die zich
in 1985 ophief (radicaalfeminisme.nl). Grote sociale opstand was (en is) niet meer nodig om
politieke verandering te bewerkstelligen. Veel belangengroepen prefereren een constructieve
discussie tussen machthebbers en henzelf boven revolutionaire opstand onder de bevolking.
De tegenstanders van abortus bleven wel het revolutionaire model hanteren. Met het steeds
minder belangrijker worden van het geloof in de Nederlandse politiek zie je dat deze
bewegingen zich steeds utopischer gaan gedragen. Zij gaan minder uit van de bestaande
politieke macht en prefereren een machtsstelsel gebaseerd op religie.
2.3 Welke successen hebben de bewegingen in Nederland geboekt?
Kijkend naar de abortuskwestie kan worden gesteld dat de pressiegroepen hun doelen hebben
bereikt. Van alle verschillende groepen, was de abortusgroep (onderdeel van Dolle Mina) het
meest succesvol (Van Soest 1975). Een verandering in de samenleving is zeker teweeg
gebracht, waarmee indirect ook de politiek werd beïnvloed. Dat de abortuswet in 1984 van
kracht werd, was een direct gevolg van de inspanningen van vrouwenbewegingen zoals Dolle
Mina en De Bonte Was. Het succes van de pressiegroepen die streden voor legalisering van
abortus is dus het aanwakkeren geweest van de bewustwording onder de (vrouwelijke)
bevolking in de jaren zeventig. Groepen die streden tegen abortus hebben het
samenlevingsbeeld alleen maar verder van hun ideaalbeeld af zien schuiven.
Tegenwoordig vallen er voor pro-legaliseringen groeperingen in Nederland niet echt meer
successen te boeken. Wel wordt er nog veel gedaan aan de acceptatie van abortus bij
bijvoorbeeld allochtonen. Dit gebeurt vooral via informatieverstrekking en actieve
voorlichting. De anti-abortus groepen voeren nog wel actief actie tegen abortus.
12 2.4 Conclusie
Gesteld kan worden dat de pressiegroepen in het verleden vooral hebben bijgedragen aan het
abortusdebat door het voorlichten en bewustmaken van de Nederlandse samenleving. Mediaaandacht was het sleutelwoord voor de groepen die voor legalisering van abortus streden. Met
ludieke acties hebben ze geprobeerd de samenleving te overtuigen van hun standpunten, en
niet zonder succes. Zoals eerder al is gezegd is het legaliseren van abortus in 1984 het directe
gevolg van een mentaliteitsverandering binnen de Nederlandse bevolking waar de politiek op
heeft gereageerd, die door de actiegroepen was bewerkstelligd.
Tegenwoordig zijn de pro-groepen gematigd in hun acties. Soms halen ze toch de media,
zoals de groep Women on waves, die vorig jaar in Marokko aanmeerde om abortus daar
bespreekbaar te maken. Dat maakte een interessante discussie los in Nederland (NRC.nl).
Anti-abortusorganisaties voeren nog wel bewust schokkende acties uit om zo hun standpunten
te ventileren. Zo stuurt de strengchristelijke organisatie Schreeuw om leven plastic foetussen
naar vrouwen die een abortus hebben ondergaan.
13 Hoofdstuk 3 Recht
Is de Wet afbreking zwangerschap niet in strijd met het recht op leven?
Nederland staat in het buitenland bekend als progressief land. Drugs worden toegestaan en
ook prostituees worden geaccepteerd. Op het gebied van abortus is Nederland toch een stuk
minder progressief. Pas in de jaren tachtig werd abortus bij ons legaal in de abortuswet. In
tegenstelling tot landen als IJsland en Zweden, waar al in de jaren dertig zwangerschappen
mochten worden afgebroken.
3.1 Zedenwet
Sinds de Zedenwet in 1911 was abortus verboden in Nederland (Historisch Nieuwsblad
2004). In die wet stond in artikel 251bis over abortus het volgende:
“Hij die opzettelijk eene vrouw in behandeling neemt of eene behandeling doet ondergaan, te
kennen gevende of de verwachting opwekkende dat daardoor zwangerschap kan worden
verstoord, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van
ten hoogste zesduizend gulden.” (vpro.nl)
Uit dit wetsartikel blijkt dat alleen degene die de abortus uitvoerde strafbaar was. De vrouwen
die de behandeling ondergingen dus niet.
Uiteraard werden er wel abortussen uitgevoerd. Dit gebeurde illegaal. Ook namen vrouwen
zelf het initiatief door zich van de trap te laten vallen of zichzelf te steken met een scherp
voorwerp. Deze acties leidden vaak tot complicaties (historiek.net).
Tegen het einde van de jaren zestig kwam er mede vanwege het feminisme een
maatschappelijke discussie op gang over abortus. Er werden illegale abortusklinieken
opgericht. Het Mildred Rutgers huis in Arnhem is de eerste (illegale) abortuskliniek van
Nederland. De kliniek werd opgericht door een aantal huisartsen, die het er niet mee eens was
dat vrouwen voor het afbreken van een zwangerschap naar Engeland moesten. De eerste
behandeling vond plaats op 27 februari 1971. Nederland had toen nog geen wetgeving over
abortus, maar de illegale klinieken werden wel gedoogd door de overheid.
14 3.2 Bloemenhovekliniek-crisis
In 1976 ontstond er in het kabinet-Den Uyl een crisis. De toenmalige minister van Justitie
Dries van Agt wilde op 18 mei de Bloemenhovekliniek in Heemstede, vanwege een klacht
van een Duitse vrouw, sluiten. De kliniek werd bezet door boze mensen die het niet eens
waren met Van Agt. De minister werd ook in de Kamer op het matje geroepen. Er werd door
de Tweede Kamer een motie aangenomen dat de rechter moest bepalen over de status van de
kliniek. Van Agt gaf toen al aan ‘geen gehoor te geven aan die motie’. Vrouwenbewegingen
werden gewaarschuwd dat er de volgende ochtend een inval werd gedaan bij de
Bloemenhovekliniek. Honderden mensen waren naar Heemstede gekomen, waarop Van Agt
besloot de inval te annuleren. Uiteindelijk besloot de rechter dat de kliniek niet ontruimd
mocht worden. Er werd besloten om bij abortussen tot 13 weken geen vervolging in te stellen
(historiek.net).
Het was het eerste aanzetje tot de abortuswet. Al duurde het nog wel vier jaar totdat in de
politiek een wetsvoorstel op tafel lag. Nota bene tijdens het eerste kabinet van Dries van Agt
werd een wetsontwerp van Jacob de Ruiter (CDA) en Leendert Ginjaar (VVD) op 18
december 1980 door de Tweede Kamer ternauwernood goedgekeurd. 76 stemden voor, 74
tegen. In april 1981 werd ook in de Eerste Kamer maar net een meerderheid gehaald (38 voor,
37 tegen). De Wet afbreking zwangerschap (Wafz) trad door middel van het Besluit afbreking
zwangerschap op 1 november 1984 in werking.
3.3 Wet afbreking zwangerschap (Wafz)
De Wet afbreking zwangerschap telt een twintig artikel tellend wetsontwerp. Een belangrijk
deel van de Wafz is artikel 2:
“Een behandeling, gericht op het afbreken van zwangerschap, mag slechts worden verricht
door een arts in een ziekenhuis of kliniek, waaraan door Onze Minister vergunning tot het
verrichten van dergelijke behandelingen is verleend.”(Artikel 2, Wafz)
Een abortus mag dus alleen in een daarvoor bestemde kliniek worden uitgevoerd. De kliniek
of ziekenhuis moet een vergunning aanvragen bij het ministerie. De minister beslist dan
binnen zeven maanden of er daadwerkelijk een vergunning wordt afgegeven.
Een ander belangrijk lid is artikel 3, lid 1. Hierin staat de zogenaamde beraadtermijn. Een
15 vrouw moet vijf dagen bedenktijd hebben tussen het moment dat zij voor de eerste keer met
de arts over het afbreken van een zwangerschap spreekt en het moment waarop zij uiteindelijk
haar definitieve beslissing maakt:
“Een zwangerschap wordt niet eerder afgebroken dan op de zesde dag nadat de vrouw de arts
heeft bezocht en daarbij haar voornemen met hem heeft besproken.”(Artikel 3, lid 1, Wafz)
Vrouwen kunnen in de wet geen strafbare feiten plegen met betrekking tot abortus. Artsen
kunnen dat wel. Bijvoorbeeld als zij een zwangerschap afbreken binnen de beraadtermijn van
vijf dagen. Een geldboete van 78.000 is dan de maximale straf voor de arts (rijksoverheid.nl).
3.4 Wetboek van Strafrecht
Abortus is in Nederland dus via de Wet afbreking zwangerschap gelegaliseerd. Toch is er een
mogelijkheid om gestraft te worden voor het afbreken van een zwangerschap. Zo is het
volgende te lezen in artikel 82a van het Wetboek van Strafrecht:
“Onder een ander, of een kind bij of kort na de geboorte, van het leven beroven wordt
begrepen: het doden van een vrucht die naar redelijkerwijs verwacht mag worden in staat is
buiten het moederlichaam in leven te blijven.”(Artikel 82a, Wetboek van Strafrecht)
In Nederland is het dus wettelijk geregeld dat wanneer een kind buiten de baarmoeder zou
kunnen overleven er geen abortus meer gepleegd mag worden, oftewel als een kind
levensvatbaar is. Die grens is gesteld op 24 weken na de zwangerschap. Na deze termijn is het
dus niet langer het afbreken van een zwangerschap, maar een misdrijf tegen het leven. In de
praktijk houden artsen 22 weken aan.
In artikel 296 van het Wetboek van Strafrecht is nog een gedeelte opgenomen over de
strafbaarheid van abortus. In artikel 296 staat het volgende:
“Titel XIXA: Afbreking van zwangerschap
1 Hij die een vrouw een behandeling geeft, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden
dat daardoor zwangerschap kan worden afgebroken, wordt gestraft met gevangenisstraf van
ten hoogste vier jaar en zes maanden of geldboete van de vierde categorie.
16 2 Indien het feit de dood van de vrouw ten gevolge heeft, wordt gevangenisstraf van ten
hoogste zes jaren opgelegd of geldboete van de vierde categorie.
3 Indien het feit is begaan zonder toestemming van de vrouw, wordt gevangenisstraf van ten
hoogste twaalf jaren opgelegd of geldboete van de vijfde categorie.
4 Indien het feit is begaan zonder toestemming van de vrouw en tevens haar dood ten gevolge
heeft, wordt gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren opgelegd of geldboete van de vijfde
categorie.
5 Het in het eerste lid bedoelde feit is niet strafbaar, indien de behandeling is verricht door
een arts in een ziekenhuis of kliniek waarin zodanige behandeling volgens de Wet afbreking
zwangerschap mag worden verricht.” (Artikel 296, Wetboek van Strafrecht)
Lid 5 is een rechtvaardigingsgrond, namelijk wettelijk voorschrift(Strafrecht, Lydia Janssen).
Als de vrouw zich in een ‘noodsituatie’ bevindt, is de arts bevoegd om de zwangerschap af te
breken. In de wet staat niet helder omschreven wat een ‘noodsituatie’ inhoudt.
3.5 Evaluatie Wet afbreking zwangerschap(Wafz)
In 2004 en 2005 is onderzoek gedaan naar de Wafz. Onder leiding van J.K.M. Gevers werd in
opdracht van Zorgonderzoek Nederland/Medische Wetenschappen(ZonMw) een onderzoek
ingesteld naar het functioneren van de Wet afbreking zwangerschap. Het ZonMw is ‘een
organisatie ter verbetering van preventie, zorg en gezondheid door het stimuleren en
financieren van onderzoek, ontwikkeling en implementatie’.
Sjef Gevers, emeritus hoogleraar gezondheidsrecht aan de Universiteit van Amsterdam was
eindverantwoordelijk voor het evaluatieonderzoek van ZonMw. "De politiek vond het nuttig
en nodig om ook deze wet te evalueren na zo’n twintig jaar. ,,Vooraf weet je dat je deze wet
niet helemaal op zijn kop gaat zetten, daar ga je niet aan sleutelen. Toen deze wet is
aangenomen is daar ook jaren van overleg aan vooraf gegaan. Het is een politiek gevoelige
wet. Bij de evaluatie kwam ook naar voren dat deze wet goed functioneerde. We hebben
alleen een voorstel richting de politiek gedaan over de beraadtermijn van vijf dagen.” Want
zo staat te lezen in de evaluatie van ZonMw: “De bevindingen, in het bijzonder van de
onderzoeken onder vrouwen en hulpverleners, lijken voldoende grond te geven om bij de
beraadtermijn niet meer van een vast aantal dagen uit te gaan. Aanbevolen wordt in de wet
op te nemen dat er steeds een zodanige bedenktijd dient te zijn als nodig is om in de gegeven
omstandigheden tot een weloverwogen besluit te komen.”
17 Toenmalig
staatssecretaris
Clémence
Ross-van
Dorp
van
het
Ministerie
van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft in een brief naar de Tweede Kamer antwoord
gegeven op de bevindingen van Gevers: “Mijn standpunt, mede namens de minister van
Justitie, is dat de huidige balans tussen de basiswaarden van deze wet behouden moet blijven.
Wij zien op dit moment geen aanleiding om de wet te wijzigen. De huidige praktijk met
betrekking tot de noodsituatie, het bespreken van alternatieven en de beraadtermijn zijn in
onderlinge samenhang een goede afspiegeling van het doel dat deze wet beoogt. Dit betekent
ook dat wij, in tegenstelling tot hetgeen in het evaluatierapport wordt aanbevolen, menen dat
de minimale beraadtermijn van vijf dagen behouden dient te blijven. Het doel van deze
wettelijke bepaling is immers de garantie dat een vrouw voldoende tijd krijgt om de gevolgen
van haar uiteindelijke beslissing voor het ongeboren kind en voor haarzelf te overwegen. Wij
achten deze garantie van groot belang, en vinden daarbij steun in bijvoorbeeld de uitspraken
van Fiom en VBOK. Daarbij hebben wij een afweging gemaakt tussen het belang van een
groep vrouwen voor wie de beraadtermijn niet nodig is omdat het beslisproces al is afgerond
op het moment dat het gesprek met de arts wordt gevoerd, en het belang van een andere
groep die een aantal extra dagen juist hard nodig heeft. Wij laten het belang van de vrouw die
meer dagen nodig heeft om tot een weloverwogen beslissing te komen prevaleren boven het
belang van de vrouw die hiervoor minder tijd nodig heeft. Dit te meer omdat de praktijk laat
zien dat de termijn van vijf dagen niet tot problemen leidt.” (Brief staatssecretaris over
standpunt over de evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap, via site van Nederlands
Genootschap van Abortusartsen (www.ngva.net).
Het ministerie heeft dus besloten, ondanks het advies van de onderzoekscommissie, de
beraadtermijn en dus de wet niet te wijzigen.
3.6 Recht op leven
Het recht op leven is niet expliciet opgenomen in de Nederlandse grondwet. In artikel 2 van
het ‘Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens’ (EVRM) is het recht op leven duidelijk
opgenomen. Daarin staat het volgende:
Recht op leven
1. “Het recht van een ieder op leven wordt beschermd door de wet. Niemand mag
opzettelijk van het leven worden beroofd, behoudens door de tenuitvoerlegging van
18 een gerechtelijk vonnis wegens een misdrijf waarvoor de wet in de doodstraf
voorziet.”(Artikel 2, lid 1, EVRM)
In de ‘Universele Verklaring van de Rechten van de Mens’ staat ook heel expliciet het recht
op leven beschreven:
“Een ieder heeft het recht op leven, vrijheid en onschendbaarheid van zijn persoon.” (Artikel
3, UVRM).
Ook in artikel 6 van het ‘Internationale verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten’
staat het recht op leven beschreven.
Over de status van ongeboren kinderen en het recht op leven wordt in de artikelen geen
aandacht besteed. In een uitspraak van 8 juli 2004 door het Europees Hof voor de Rechten van
de Mens (EHRM) staat het volgende:
“The Court is convinced that it is neither desirable, nor even possible as matters stand, to
answer in the abstract the question, whether the unborn child is a person for the purposes of
article 2 of the Convention”(EHRM 8 juli 2004 Vo v. France, appl. no: 53924/00, par. 85.)
Vertaling: Het EHRM is niet in staat te beantwoorden of een ongeboren kind ook recht op
leven heeft. Dus in het Europese recht staat niets over het ongeboren leven.
3.7 Conclusie
Nederland heeft sinds 1 november 1984 een wet die abortus legaliseert. Toch is abortus in
sommige gevallen wel degelijk strafbaar. Maar is de Wet afbreking zwangerschap in strijd
met een van de belangrijkste grondrechten: het recht op leven?
Nee, in het artikel in het EVRM staat niets over het ongeboren leven. Daarnaast staat in de
Nederlandse wet dat het strafbaar is om een zwangerschap af te breken als het kind
levensvatbaar is en dus buiten de baarmoeder zou kunnen leven. Dat betekent dat er na de 24e
week(in de praktijk vaak 22) geen abortussen meer gepleegd mogen worden.
Abortus is dus niet in strijd met het recht op leven. We baseren ons op een uitspraak van het
Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Die stellen in een uitspraak op 8 juli 2004 dat
het niet met zekerheid gezegd kan worden of een ongeboren kind ook onder artikel 2 van het
‘Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens’ valt. Aan die uitspraak houdend is de Wet
afbreking zwangerschap niet in strijd met het recht op leven.
19 Hoofdstuk 4 Samenleving – Maatschappelijke moraal
Wat is er veranderd in de maatschappelijke moraal betreffende abortus?
Om de vraag wat er binnen de Nederlandse maatschappij veranderd is, betreffende het
standpunt over abortus te kunnen beantwoorden, moet eerst worden vastgesteld hoe de
maatschappelijke moraal gemeten kan worden. Om veranderingen in tijd aan te geven zijn
vaste meetwaarde nodig die vaak te vinden zijn in grote bevolkingsonderzoeken. Uit de
geraadpleegde datasets, te weten: Nationaal Kiezersonderzoek (NKO), European Social
Survey (ESS) en World Value Survey (WVS), komen geen resultaten voor, waaraan
conclusies kunnen worden gebonden met betrekking tot de mening van Nederlanders over
abortus. Om hiervan toch een goed beeld te schetsen wordt in dit onderdeel gekeken naar drie
veranderingen in de samenleving die symbool staan voor de mate van verandering rondom het
abortusvraagstuk. Als eerst zal gekeken worden naar het aantal abortussen tussen 1970 en nu.
Dit geeft een gedeeltelijk inzicht in de acceptatie van abortus. Als tweede zal gekeken worden
naar de secularisatie in dezelfde periode. Omdat het geloof vaak een rol speelt in de keuze van
personen om tegen abortus te zijn kunnen deze cijfers dienst doen als maatstaf voor acceptatie
van abortus. Als laatste zal de mate van zelfstandigheid onder de vrouwelijke bevolking
uiteengezet worden. Deze drie pijlers geven een (al dan niet abstract) beeld van de
maatschappelijke moraal betreffende abortus.
4.1 Het aantal abortussen
Het precieze aantal abortussen in de periode van 1970 tot nu is niet vast te stellen. Er zijn niet
van alle jaren (betrouwbare) cijfers te vinden en het aantal illegale abortussen wordt uiteraard
niet geregistreerd. Cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) geven wel aan dat
er tussen 1990 en 2000 nog een stijging plaats vond van ongeveer 10.000 abortussen. Sinds
2001 valt echter op dat het cijfer stabiel blijft, ondanks de toename van abortussen bij
allochtonen, waar later verder op ingegaan zal worden (CBS samenleving 2001: 187). We
weten nu dat het aantal abortussen is gestegen in de jaren tussen 1990 en 2000 en sindsdien
gelijk is gebleven. Het abortuscijfer (het aantal abortussen per 1000 in Nederland wonende
vrouwen in de leeftijdsgroep 15-44 jaar) was 8,7. In 2009 was dit 8,8 (IGZ 2010). Betekenen
deze cijfers dan dat de strijd voor acceptatie van abortus gestreden is en dat abortus algemeen
wordt geaccepteerd in de Nederlandse samenleving? Dat valt niet op te maken uit alleen deze
cijfers. Abortuscijfers op zichzelf zeggen niets over de moraal binnen de samenleving.
20 Secularisatie speelt een belangrijke rol in de abortuskwestie. Daarover gaat het de volgende
paragraaf.
4.2 Secularisatie
Sinds de jaren zestig seculariseert de Nederlandse samenleving in een snel tempo. De vrije
seksuele moraal en het individualisme doen hun intrede. (Zie par. 4.3) Geloof lijkt een steeds
minder belangrijkere rol te spelen in het leven van veel Nederlanders. Aan de tabellen
hieronder is duidelijk de verandering onder Nederlanders te zien omtrent religie en
levensbeschouwing.
Tabel 1 Verandering in de levensbeschouwing van de Nederlanders
In % 1958 1975 Rooms-­‐Katholiek 41.7 26.5 Protestants 33.0 26.1 Liberaal 2.0 8.9 Humanistisch 2.7 8.9 Socialistisch 8.9 15.2 Communistisch 0.0 0.6 Geen van bovengenoemde 0.0 13.1 Andere richting 2.8 3.0 Bron: Algemene Geschiedenis der Nederlanden (1982) blz. 360……………. Tabel 2 Nederlandse samenleving opgedeeld in kerkelijke gezindten
Bron: CBS, Religie aan het begin van de 21 eeuw (2009) blz. 14…………… ste
21 Gesteld kan worden dat gelovigen de meeste bezwaren hebben tegen abortus. Actiegroepen
die strijden tegen abortus, zoals Schreeuw om leven en Siriz, doen dat vanuit een religieus
oogpunt. Met het afnemen van het aantal gelovigen, worden deze groepen dus ook kleiner.
Kanttekening is wel dat de actiegroepen blijven bestaan en steeds weer nieuwe protestacties
organiseren ook al staan minder Nederlanders achter de ideeën.
4.3 Zelfstandigheid van de vrouw
Vrouwen worden vanaf de jaren zestig steeds zelfstandiger. Dit betekent niet alleen dat ze
zich op financieel gebied kunnen redden, maar ook dat ze zelf keuzes kunnen maken zonder
inmenging van familie of partner. De keuze voor abortus wordt hiermee dus een persoonlijke
aangelegenheid.
Het cijfer dat het duidelijkste zelfstandigheid weergeeft is het aantal werkende vrouwen (ten
opzichte van werkende mannen). Daarnaast is het aantal vrouwen dat (hoger) onderwijs volgt
een goede maatstaf voor zelfstandigheid. Tabel 3 hieronder geeft de ontwikkeling van de
Nederlandse beroepsbevolking aan tussen 1947 en 1990, onderverdeeld naar sekse.
Tabel 3: Overzicht van de ontwikkeling van de beroepsbevolking onderverdeeld naar
sekse 1947-1990:
1947 X1000 Mannen 2923 3240 3509 3608 3716 3859 4249 Vrouwen 994 928 1226 1383 1699 2066 2743 In %: 15-­‐64 jr. Mannen 85 89 85 82 78 77 81 Vrouwen 27 25 30 32 39 42 54 1960 1971 1975 1981 1985 1990 Bron: Centraal Bureau voor de Statestiek, in Bussenmaker 1993…………… Uit onderzoek van Portegijs en Keuzenkamp, Nederland deeltijdland, vrouwen en
deeltijdwerk, blijkt dat de arbeidsdeelname van vrouwen is gestegen sinds 1975. In 1975 had
29 procent van de vrouwen tussen de 16 en 64 jaar een baan van 1 uur of meer. In 2003 was
dit aantal stegen tot 65 procent. Dit aantal steeg in 2006 verder tot 66 procent (Portegijs &
Keuzenkamp 2008:18). In 2012 is dit aantal licht gestegen naar 68 procent (NRC.nl)
22 Grafiek 1: Deelnemers hoger onderwijs Nederland
Ook zijn vrouwen steeds vaker gaan studeren, zoals grafiek 1 aantoont. Te zien is dat vooral
na de jaren zestig een stijging plaatsvindt van het aantal vrouwen dat een opleiding volgt. Na
een korte dip in de jaren negentig stijgt het aantal vrouwen dat onderwijs volgt weer vanaf de
eeuwwisseling. Vrouwen doen het over het algemeen ook beter wanneer zij een opleiding
volgen: “In het hoger onderwijs studeren meer vrouwen dan mannen, en ze studeren sneller
af” (rijksoverheid.nl)
Werk en opleiding zijn in dit geval een goede maatstaf om de zelfstandigheid van vrouwen in
Nederland te meten. Ook uit de Emancipatiemonitor van het Cultureel Planbureau (CPB)
blijkt dat vrouwen steeds zelfstandiger worden (rijksoverheid.nl). Uit de cijfers blijkt dat
vrouwen vaker zelf keuzes kunnen maken, zonder dat de partner of de familie zich ermee
bemoeid omdat ze daarvan afhankelijk is. Dit geldt ook voor de keuze voor abortus.
4.4 Conclusie
De acceptatie van abortus had een piek in de jaren zestig en zeventig. “In 1968 vond 38
procent van de Nederlandse bevolking abortus onaanvaardbaar, twee jaar later nog maar 11
procent” (Bal 2005). Nadat abortus in de jaren tachtig legaal werd hielden veel minder
mensen zich nog bezig met het vraagstuk. Actiegroepen hielden op te bestaan of de focus
werd verlegd naar het buitenland. Of de acceptatie in die periode toe- of afnam valt niet te
23 zeggen. Wel kunnen we stellen dat door de secularisatie en het steeds individualistischer
worden van de samenleving vanaf de jaren zeventig, steeds minder conservatief gedacht
wordt over abortus. Er is echter een omslag waar te nemen in de sociale moraal in Nederland.
Volgens het CBS wordt de rol van het gezin weer steeds belangrijker (CBS, relaties 2011:
13). Ook standpunten over abortus kunnen hierdoor veranderen. De discussie over abortus
blijft voortbestaan, zoals in 2011, toen het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw in het geding
leek te komen. Premier Mark Rutte sprak zich daarover op een conservatieve wijze uit in het
EO-programma Moraalridders. Jolande Sap, toenmalig fractievoorzitter van GroenLinks
reageerde fel op deze uitspraken: “We zijn weer dertig jaar terug in de tijd, lijkt het wel. Laten
we de discussie over abortus houden waar hij thuishoort: in de spreekkamer tussen arts en
vrouw” (tweedekamer.groenlinks.nl).
24 Hoofdstuk 5 Maatschappij – Verandering
Wat is er veranderd in aantal, herkomst en leeftijd van de vrouwen die
abortus ondergaan?
Er is sinds 1980 veel veranderd in het aantal abortussen dat in Nederland wordt uitgevoerd.
De afgelopen jaren is dit cijfer redelijk stabiel, maar dat is wel eens anders geweest. Het
aantal abortussen hangt nauw samen met de herkomst van de vrouwen die abortus ondergaan.
Met name bij de niet in Nederland woonachtige vrouwen heeft een opvallende verschuiving
plaatsgevonden. In dit hoofdstuk gaan we kijken welke veranderingen zich in de maatschappij
hebben voltrokken rondom abortus. We nemen het aantal, de herkomst en de leeftijd van de
vrouwen onder de loep.
5.1 Aantal abortussen in Nederland
In mei 1983 meldde Stimezo, Stichting medische zwangerschapsonderbreking, dat het aantal
abortussen in Nederland was gedaald tot 48.700. Dat was destijds een daling van ruim 3600
abortussen ten opzichte van het jaar 1981. Zoals in het hoofdstuk over politiek te lezen is, was
Nederland rond 1975 het abortuscentrum van West-Europa. Vrouwen uit onder andere
Duitsland, België en Frankrijk kwamen naar Nederland om een abortus te ondergaan. In 1983
nam het aantal West-Europese vrouwen die zich in Nederland liet aborteren flink af. Ook
autochtone vrouwen kozen minder vaak voor een abortus. Het aantal allochtone vrouwen die
aborteerde steeg daarentegen wel van 5300 in 1981 tot 5500 in 1983. De grootste groep was
afkomstig uit Suriname en de kleinste uit Marokko (Stimezo, 1983).
Tabel 4: Aantal abortus provocatus naar jaargang en woonland cliënten
Bron: Inspectie voor de Gezondheidszorg, Jaarrapportage WAZ 2010.
25 In tabel 4 is te zien dat het aantal abortussen rond 1980 enorm toenam ten opzichte van het
jaar 1975. Dit valt te verklaren doordat de Wet afbreking zwangerschap in 1981 werd
aangenomen door de Eerste Kamer. Abortus werd nauwkeuriger geregistreerd en veel
buitenlandse vrouwen kwamen naar Nederland voor een behandeling. Overigens corrigeert dit
hoge cijfer van 56.400 abortussen in 1980 zich snel in de jaren die volgen. Vijf jaar later
neemt dit cijfer al af met 18.426 abortussen (Inspectie voor de Gezondheidszorg, 2011).
Sinds 2000 blijft het aantal abortussen jaarlijks vrijwel stabiel. In tabel 4 is te zien dat de
meest recente cijfers uit 2010 tussen haakjes staan. Dit komt omdat in 2010 twee
abortusklinieken hun deuren sloten vanwege een faillissement. Hierdoor zijn de beschikbare
gegevens niet helemaal compleet. De Inspectie voor de Gezondheidszorg schat het aantal op
32.054 abortussen inclusief de twee failliete klinieken. In 2010 waren er zestien
abortusklinieken en 92 ziekenhuizen met een Wafz-vergunning. Ruim 93 procent van de
abortussen vindt plaats in een abortuskliniek. De overige zeven procent laat zich behandelen
in het ziekenhuis, vaak is dat op medische indicatie. Echter stijgt dit aandeel wel.
Evenals in de jaren daarvoor vond meer dan de helft van de abortussen, ongeveer 56 procent,
plaats in de eerste zeven weken van de zwangerschap. Ruim zeventien procent van de
vrouwen liet de zwangerschap na meer dan dertien weken afbreken, dit wordt een tweede
trimesterzwangerschap genoemd. Het aantal abortussen per 1000 in Nederland wonende
vrouwen in de leeftijdsgroep 15-44 jaar was in 2010 8,7. Nederland behoort daarmee
wereldwijd tot de landen met een van de laagste abortuscijfers (Inspectie voor de
Gezondheidszorg, 2011).
Opvallend is dat er steeds meer tweede trimesterzwangerschappen worden afgebroken. Er
werden
in
2010
ongeveer
5.338
behandelingen
uitgevoerd
na
de
dertiende
zwangerschapsweek, dit waren 81 behandelingen meer dan in 2009. Deze stijging is
hoogstwaarschijnlijk gerelateerd aan de invoering van het structureel echoscopisch onderzoek
(SEO). Dit is een screeningsonderzoek rond de twintigste week van de zwangerschap. Sinds
2007 kunnen alle zwangere vrouwen zo’n twintigwekenecho laten maken in het ziekenhuis
om hun ongeboren kindje te laten nakijken op lichamelijke afwijkingen. Wanneer de ouders
op basis van de uitkomst besluiten tot afbreking van de zwangerschap, zal die meestal in een
ziekenhuis worden uitgevoerd. Dit verklaart ook waarom er steeds meer abortussen tussen de
20 en 24 weken in het ziekenhuis plaatsvinden (Inspectie voor de Gezondheidszorg, 2011).
26 5.2 Herkomst en leeftijd
Het aandeel van buitenlandse vrouwen die in Nederland abortus ondergaan is in de loop der
jaren enorm afgenomen. Deze groep veroorzaakt de scherpste daling in het abortuscijfer,
vooral tussen 1980 en 1990. Abortus nam bij de in Nederland wonende vrouwen zelfs een
hele lange tijd toe. Inmiddels is dit cijfer gestagneerd en daalt ook hun aandeel licht (Inspectie
voor de Gezondheidszorg, 2011).
Benadrukt moet worden dat de groep in Nederland wonende vrouwen bestaat uit autochtone,
maar ook uit allochtone vrouwen. Als we deze groep verder onder de loep nemen, zien we in
grafiek 2 dat het abortuscijfer onder niet-westerse herkomstgroepen aanzienlijk hoger is dan
onder autochtone vrouwen. In 2008 was het abortuscijfer onder Antilliaanse vrouwen zelfs
zeven keer zo hoog. Terwijl het geboortecijfer van Antilliaanse en Surinaamse vrouwen maar
weinig verschilt van autochtone vrouwen (CBS, 2011).
Grafiek 2: Abortussen per duizend vrouwen van 15-44 jaar naar herkomst (eerste en
tweede generatie), 2008
Tegenwoordig vinden de meeste abortussen plaats bij vrouwen in de leeftijdsgroep van
twintig tot vierentwintig jaar. In de jaren ‘90 was het aantal abortussen gelijkmatiger verdeeld
tussen de verschillende leeftijdsgroepen. Ook oudere vrouwen, tussen de veertig en
vierenveertig jaar, ondergaan steeds vaker een abortus.
27 Grafiek 3: Abortussen naar leeftijd
Onder tieners, meisjes van vijftien tot negentien jaar, is er sprake van een lichte daling sinds
2002. In 2002 was 16,8 procent van alle vrouwen die een abortus liet uitvoeren een tiener. In
2009 lag dit percentage op veertien procent. Het aantal tienermoeders bleef de afgelopen jaren
min of meer constant (Inspectie voor de Gezondheidszorg, 2011). De precieze oorzaken van
deze afname zijn niet bekend. Wel bestaat er een vermoeden dat de afname komt door betere
voorlichting en preventie. Tieners zijn daardoor beter voorbereid op hun (eerste) seksuele
contact en weten hoe ze anticonceptie op een verantwoorde manier moeten gebruiken. Het
blijft echter speculatie (Schippers, 2011).
Vergeleken met andere Europese landen zijn er maar weinig abortussen en tienermoeders in
Nederland. Alleen in Zwitserland komen minder tienermoeders voor. In het Verenigd
Koninkrijk komen zowel geboorten als abortussen veel vaker voor onder tienermeisjes (CBS,
2011).
5.3 Conclusie
In 1980 bereikte het aantal abortussen in Nederland een enorme piek. Een kleine
zestigduizend vrouwen ondergingen in Nederland een abortus. Opvallend is het grote aandeel
van de niet in Nederland woonachtige vrouwen. Zij waren destijds verantwoordelijk voor
meer dan de helft van de abortussen. Nederland werd rond 1975 ook wel het abortuscentrum
28 van West-Europa genoemd. Dit cijfer is inmiddels enorm afgenomen. Steeds minder
buitenlandse vrouwen komen naar Nederland voor een abortus.
De groep in Nederland wonende vrouwen bestaat uit autochtonen en allochtonen vrouwen.
Het abortuscijfer onder de niet-westerse herkomstgroepen is aanzienlijk hoger dan onder de
autochtone vrouwen. We kunnen dus concluderen dat van alle abortussen die op Nederlandse
bodem worden uitgevoerd, autochtonen vrouwen veruit het kleinste deel vormen. Al jarenlang
laten vrouwen in de leeftijdsgroep van twintig tot vierentwintig jaar het vaakst een ongeboren
kind weghalen. Nederland behoort nu wereldwijd tot één van de landen met het laagste
abortuscijfer.
29 Hoofdstuk 6 Economie
Hoe verhoudt de economische positie van de vrouw zich ten opzichte van
abortus en ongewenste zwangerschappen?
Dat de vrouw, economisch gezien, in de afgelopen decennia een flinke inhaalslag heeft
gemaakt ten opzichte van de man is algemeen bekend. Niet alleen zijn vrouwen meer gaan
werken, vaker gaan studeren aan het HBO of de Universiteit. Ook zijn de vrouwen niet meer
weg te denken uit de topposities van grote bedrijven. Weliswaar is er nog steeds een
minderheid, maar ze zijn er wel. Eén van de voorbeelden van de grote gelijkheid tussen
mannen en vrouwen vinden we bij onze Oosterburen. In Duitsland is Merkel immers premier.
De hoogste functie van het land. Iets wat wij in Nederland nog niet hebben meegemaakt.
Vroeger was de vrouw er voor het gezin en dus ook voor de kinderen. Zij deed het
huishouden, terwijl de man werkte. Zij verzorgde de kinderen, terwijl de man het geld
verdiende om hen allen te onderhouden. Tegenwoordig gaan de, vaak hoger opgeleide,
vrouwen eerst voor hun eigen carrière. De kinderen komen dan op de tweede plaats. Vaak zijn
kinderen tussen het twintigste en dertigste levensjaar dan nog ongewenst. Dan wordt de
carrière immers opgebouwd. Maar is dit (één van) de reden(en) dat vrouwen in deze tijd meer
abortussen pleegden dan vroeger?
6.1 Onderbreking van de loopbaan
In de jaren ’90 is er, volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), een
stijging van het aantal abortussen. Vanaf het jaar 2000 is het abortuscijfer redelijk constant. In
de grafiek 4 staan ze uitgesplitst naar leeftijd, waarop de abortus plaatsvond.
30 Grafiek 4: Aantal abortussen per leeftijdscategorie
Opvallend hierbij is dat de abortussen in de leeftijd tussen de 20-24 bijna verdubbelen in
twintig jaar tijd. Ook in de categorie 25-29 zien we een toename van het aantal abortussen.
Niet toevallig zijn dit de twee leeftijdsgroepen waarin vrouwen wat kunnen maken van hun
carrière. Ze komen net van school, beginnen zich te settelen en willen hun leven beginnen.
Volgens Sels e.a. is het een slecht moment om kinderen te krijgen:
“In onderzoek naar de effecten van loopbaanonderbreking wordt vooral gesteund op
signaaltheorieën en benaderingen in verband met menselijk en sociaal kapitaal. Het tijdelijk
onderbreken van de loopbaan kan bij de werkgever het vermoeden wekken dat de personen in
kwestie prioriteit geven aan het privéleven en derhalve hun engagementen op het werk op de
tweede plaats stellen. Dit maakt hen daarom geen minder goede werknemers in hun huidige
job. Maar het signaal kan wel doorspelen bij beslissingen over promoties waarbij een hoger
engagement wordt verwacht. De eis en cultuur van lange werktijden voor leidinggevende
functies maakt dat de keuze voor loopbaanonderbreking ook een ‘keuze’ impliceert om de
opwaartse loopbaanambities (tijdelijk) in de koelkast op te bergen.” (Sels, 2006)
Hieruit kan je dus opmaken dat het niet verstandig is om er een tijdje uit te zijn om voor je
kind te gaan zorgen. Volgens Sels e.a. is het funest voor je loopbaan. Als je deeltijd gaat
werken om voor je kind te zorgen heb je dus een mindere kans op promotie en lijkt het alsof
je je werk duidelijk op de tweede plaats stelt. Voor een leidinggevende functie is dat, zoals zij
aangeven, vaak niet gewenst. Het gevolg is dat een ander die functie krijgt. Een vrouw zonder
kinderen en alle mannen in het bedrijf zijn dan opeens geschikter. In de tijd dat jij je kind in
zijn cruciale levensfase verzorgd, doen zij kennis op binnen het bedrijf die jij nooit meer kan
31 inhalen. Daarbij heb je geen tijd om contacten op te doen, die er voor zorgen dat jij een
promotie kan maken in het bedrijf. Je kan het dus beter uit je hoofd laten om kinderen te
nemen als je nog ambities hebt in een bedrijf.
6.2 Individualisme
Al in 1993 bracht Blom een theorie over de nieuwe economische positie van de vrouw naar
buiten:
“Vrouwen hadden recht, zo werd met grote energie verkondigd, op studie en
een carrière, op volstrekte gelijkwaardigheid binnen en buiten het huwelijk, ook ten
aanzien van opvoeding en huishouding. De ongehuwde staat en kinderloosheid
dienden als volwaardige levensvormen te worden beschouwd, waarvoor men vrij
moest kunnen kiezen”(J.C.H Blom,1993).
De vrouw was in deze tijd dus gelijkwaardig in een huwelijk. Volgens Blom begint het al bij
Dolle Mina met hun acties ‘Baas in eigen buik’. De vrouw moest zelf kunnen beslissen wat ze
met haar leven wilde. Zo kon zij dus besluiten om met een man samen te wonen zonder hem
te trouwen en kinderen van hem te krijgen. Als zij dan toch zwanger van hem werd, kon zij
dus makkelijker abortus laten plegen. Het is namelijk geen schande meer om samen te wonen
en geen kinderen te hebben. Volgens Wilterink & Heerikhuizen:
“Bestaat er een verband tussen de emancipatie van de vrouw en de teruggang van het aantal
kinderen per gezin. Vrouwen die streven naar een eigen carrière in het beroepsleven hebben
er belang bij om hun kindertal beperkt te houden of kinderloos te blijven” (Wilterink &
Heerikhuizen,2009).
Vrouwen hebben in deze tijd ook een eigen carrière en hebben beter gestudeerd. Een kind kan
hen dus ook gewoon niet uitkomen, omdat ze aan hun carrière willen werken.
Het individualisme van de vrouw leidt er toe dat ze eigen keuzes kan maken en bij ongelukjes
zelf kan ingrijpen. Om te voorkomen dat haar (economische) vrijheid kan worden aangetast,
omdat de vrouw hedendaags niet meer alleen bestemd is voor het opvoeden van de kinderen,
maar ook voor een eigen carrière.
32 6.3 Rol van de overheid
Opvallend is de rol van de overheid in dit geheel. Waar de vrouw dus een gelijkwaardige
economische positie heeft in Nederland, komt dit in sommige regels nog niet helemaal tot
uiting. Allereerst is er het vaderschapsverlof. Dat is in Nederland twee dagen. Robeyns zegt
daarover:
“Hoe anders kan men dit interpreteren dan dat vaders weliswaar een kind krijgen, maar
vooral gewoon verder moeten gaan met hun baan, as if nothing happend?” (Robeyns, 2010)
Hieruit blijkt dus dat de vrouw in het begin de zorg van de baby op zich moet nemen en de
vader gewoon moet doorgaan met wat normaal is, namelijk zijn werk. Nergens wordt er
rekening gehouden met het feit dat de vrouw wel eens de kostwinner kan zijn en de man een
deeltijd baan heeft. Hij zou minder kunnen werken en zich richten op het kind. Daarnaast
somt Robeyns nog een aantal dingen op, waardoor vrouwen gestimuleerd kunnen worden
kinderen te nemen:
“Wat moet veranderen om de combinatie vlot te trekken is ondertussen voldoende gekend:
hogere kwaliteit kinderopvang, meer flexibiliteit voor ouders in de kinderopvang, het
wegwerken van de wachtlijsten in de kinderopvang en naschoolse opvang, betrouwbaarheid
van de overheid in financiële en fiscale regels die gezinnen treffen, uitbreiding van het
ouderschapsverlof, invoering van vaderschapsverlof, ruimere openingstijden van winkels en
andere voorzieningen, meer mogelijkheden tot flexibelere werkuren, meer mogelijkheden tot
thuiswerken”(Robeyns, 2010).
Met al deze maatregelen zou het voor vrouwen een stuk makkelijker worden om een kind te
krijgen tijdens hun werkloopbaan. Dat dit in Nederland allemaal niet optimaal geregeld is,
draagt bij aan het hoge aantal abortussen in de doelgroep tussen 20-29 jaar. Deze vrouwen
hebben niet de kans om een mooie carrière te maken en daarbij een kind op te voeden. De
overheid zou kunnen proberen het één en ander te stimuleren en het aantal abortussen
proberen te verminderen. Of op z’n minst uit ethisch oogpunt ervoor zorgen dat vrouwen deze
zware keuze niet hoeven te maken.
33 6.4 Europa
In vergelijking tot Europa heeft Nederland over het geheel een laag abortuscijfer. Ook onder
in verwachting zijnde tienermoeders zijn er in ons land relatief weinig abortussen (Zie grafiek
5 van het Centraal Bureau voor de Statistiek).
Grafiek 5: Aantal tienermoeders per land (x1000)
Wat opvalt is dat Nederland minder abortussen heeft dan een aantal welvarende
Scandinavische landen. Wijsen en Koolstra hebben hier echter wel een verklaring voor:
“De Britse eilanden, Frankrijk en een groot deel van Scandinavië hebben een abortuscijfer
[hoger dan het Nederlandse cijfer.] Dit is met name voor Scandinavië opvallend aangezien
deze landen lijken op Nederland wat betreft de open attitude ten aanzien van seks en
anticonceptie” (Wijsen en Koolstra, 2007). Dat zulke economische en welvarende landen toch zulke hoge abortussen hebben is op
zichzelf al vrij gek. Blijkbaar steken zij weinig geld in het voorlichten over anticonceptie door
34 hun houding ten opzichte van dit onderwerp. Zo hebben we in Nederland veel voorlichting
bijvoorbeeld in reclames. De overheid schuwt dus niet om mensen voorlichting te geven en
trekt daar wel degelijk geld voor uit.
Van Der Lecq heeft echter nog een andere verklaring over het feit dat de abortussen in
Nederland relatief laag zijn:
“In Nederland is het aantal abortussen per duizend vrouwen in de middenleeftijd
relatief laag. Goedkoop pilgebruik draagt hieraan bij” (F. van der Lecq, 2004).
De anticonceptiepil die voor tieners dus standaard wordt vergoed door de zorgverzekering is
één van de redenen dat ze minder vaak zwanger worden en dus abortus hoeven te plegen. Van
Der Lecq gaat echter verder. Ze pleit ervoor dat de goedkope pil voor tieners er ook blijft.
“Als we het Amerikaanse onderzoek mogen geloven, is het afschaffen van de vergoeding van
de pil niet zonder maatschappelijk risico, omdat hiermee een kans op hogere criminaliteit
over twintig jaar ontstaat. Minderjarigen krijgen de pil nog wel vergoed, maar de toename
van het aantal abortussen bij tieners in Nederland is zorgwekkend. Zij nemen inmiddels
twintig procent van de abortussen voor hun rekening. Hier komen de twee aanbevelingen
voor criminaliteitspreventie samen: betere leefomstandigheden en effectieve
geboortebeperking versterken elkaars effectiviteit. Aldus begint integraal veiligheidsbeleid
niet bij de peuterleeftijd maar bij de (anti-)conceptie” (F. van der Lecq, 2004).
De schade voor de economie zou volgens haar, en het Amerikaans onderzoek dat zij noemt,
dus toenemen als de pil wordt afgeschaft. Dit omdat de kinderen die nu voorkomen worden
door anticonceptie een verhoogde kans hebben om over twintig jaar geen hardwerkende
Nederlander maar crimineel te zijn. Deze ongewilde kinderen zijn de probleemjongeren die
door de maatschappij moeten worden opgevoed. Daar gaan vele euro’s mee gemoeid.
Allemaal economische schade, die door de goedkope pil in Nederland voorkomen wordt.
6.5 Conclusie
Abortus is natuurlijk een ingrijpende ingreep. Het is niet zomaar een keuze. Het is het wel of
niet krijgen van een kindje, voor veel mensen het meest waardevolle bezit dat ze hebben. Het
laten weghalen is volgens professor Dr. J.J. Schippers: “Niet zomaar een ingreep die je doet,
omdat het je even niet uitkomt. Er liggen veel redenen aan ten grondslag, waarom vrouwen
35 abortussen doen. Ik denk ook niet dat er een causaal verband is tussen de economische
emancipatie van de vrouw en abortus.”
Toch kan het maken of breken van een carrière wel degelijk meespelen in de beslissing om
het kindje uiteindelijk wel of niet te nemen. Hoewel er dus geen causaal verband is, zijn er
wel redenen waarom vrouwen met een hogere economische positie, misschien eerder abortus
plegen.
Allereerst is het belangrijk dat de overheid de werkende moeders tegemoet komt. Als zij
zorgen dat het makkelijker wordt om kind en werk te combineren, zullen ze deze zware keuze
minder snel moeten maken.
Daarnaast zal er een cultuuromslag in bedrijven moeten komen. Het krijgen van een kind
betekent niet automatisch dat de vrouwen minder geïnteresseerd zijn in het werk. Als zij net
zoveel kansen hebben als mannen en hun kinderloze vrouwelijke collega’s, zal de neiging
naar abortus kleiner worden.
Op economisch vlak is het in deze tijden nog niet zo makkelijk om een kind te nemen. Een
abortus zou dus voor een gezin met twee werkende volwassenen nu nog de beste optie zijn.
Met kind is de kans groter dan zij de hypotheek niet meer kunnen betalen, omdat de
kinderopvang zo duur is. Het is niet voor niets dat vrouwen nu soms een dag minder werken,
zodat ze geen kinderopvang hoeven te betalen. Positief is wel dat de Nederlandse overheid er
alles aan doet om mensen voor te lichten en (reclame)campagnes op te zetten om zo het
gebruik van anticonceptie te stimuleren. Als ze ook in hun wetgeving nog met extra
aanpassingen zouden komen, kunnen zij het aantal abortussen misschien nog wel verder
verminderen.
Dat Nederland één van de laagste abortuscijfers onder tieners in Europa heeft, is te danken
aan onze goede basisverzekering. De goedkope anticonceptiepil zorgt ervoor dat minder
meisjes ongewenst zwanger worden. Van der Lecq geeft als bijkomstigheid nog de weinige
economische schade die de ongewenste generatie kan veroorzaken. Die is immers maar heel
klein.
Kortom, Nederland is bij uitstek een land waar weinig abortussen gepleegd worden, maar als
er geaborteerd wordt, gebeurt dat wel veilig. Het wordt vergoed door de zorgverzekeringen,
dus niemand wordt op hoge kosten gejaagd. Redenen waarom vrouwen het wel zouden doen,
liggen vooral in de toekomstige carrièrekansen en het vooruitzicht om het kind te kunnen
betalen, bijvoorbeeld de dure kinderopvang en het deeltijdwerken als het kind jong is.
36 Bronnendossier
Andere Tijden (2007) http://www.geschiedenis24.nl/andere-tijden/afleveringen/20062007/Abortus.html Geraadpleegd op 11-01-2013
Bakker F. & Zantinge E. M. (2010). ‘Hoe vaak komt abortus voor?’ nationaalkompas.nl
Geraadpleegd op 18-01-2013
Bal, Floor (2005) 'Ons ontwerp ging verder dan welke buitenlandse wet ook. 25 jaar na de
aanvaarding van de abortuswet in de Tweede Kamer’, Historisch nieuwsblad,
hgistorischnieuwsblad.nl, Geraadpleegd op 11-01-2013
Blom, J.C.H. ‘Een harmonisch gezin’, BMGN 108 (1993) afl. 1 28-50.
Boute A.B. (2011) ‘Het recht op leven in de Grondwet: levensvatbaar?!’, Provitahumana.nl
Geraadpleegd op 13-1-2013
Bussenmaker, M. (1993) ‘Betwiste zelfstandigheid: individualisering, sekse en
verzorgingsstaat’, Faculty of Social and Behavioural Sciences, UvA
CBS, Centraal Bureau voor de Statistiek (2001) Samenleven, nieuwe feiten over relaties en
gezinnen
CBS, Centraal Bureau voor de Statistiek (2009) Religie aan het begin van de 21ste eeuw
CBS, Centraal Bureau voor de Statistiek (2011). Abortuscijfer vrijwel stabiel
ChristenUnie (2013) Standpunten abortus
http://www.christenunie.nl/nl/standpuntenalfabet#faqItem2275 Geraadpleegd op 11-01-2013
De Bonte Was http://www.radicaalfeminisme.nl/html/bontewas.html Geraadpleegd op 07-012013
Digibron, kenniscentrum gereformeerde gezindte (1983)
http://www.digibron.nl/search/share.jsp?uid=00000000012e9a8a4ed728c8efcee942&sourceid
=1011. Geraadpleegd op 15-01-2013
Dolle Mollies http://dollemollies.puscii.nl
Europese Unie (1950) ‘Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens’
Gevers, J.K.M. (2005) ‘Evaluatie Wet afbreking zwangerschap’, Amsterdam
GroenLinks (2013). Standpunten abortus. http://standpunten.groenlinks.nl/standpunt+abortus
Geraadpleegd op 11-01-2013
Hof, Laura (2009) ‘Dolle Mina’s actiemethoden en uitwerking in de abortusstrijd in
Nederland tussen 1969-1974’, Universiteit van Amsterdam
37 IGZ, Inspectie voor de Gezondheidszorg (2010) Jaarrapportage 2010 van de Wet afbreking
zwangerschap, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
IGZ, Inspectie voor de Gezondheidszorg (2011). Jaarrapportage WAZ 2010
Is Geschiedenis, www.isgeschiedenis.nl, omslagfoto
Keesings Historisch Archief (1974) ‘Conflict binnen coalitie over abortus’,
http://www.kha.nl/Tijd%20van%20je%20leven/1974%20%20CONFLICT%20BINNEN%20COALITIE%20OVER%20ABORTUS.htm. Geraadpleegd
op 11-1-2013
Ketting, Evert (1978). ‘Van misdrijf tot hulpverlening. Een analyse van de maatschappelijke
betekenins van abortus provocatus in Nederland’, Alphen aan de Rijn.
Lecq,F van der (2004) ‘Integraal veiligheidsbeleid’, ESB, 89e jaargang, nr. 4426, pagina 73
Levels, Mark et al, (2006). ‘Abortus’, http://www.kennislink.nl/publicaties/abortus .
Geraadpleegd op 13-01-2013
Nederlands Dagblad (06-12-2012), Abortusartsen gaan op alternatieven wijzen. Redactie
politiek Nederlands Dagblad. http://www.nd.nl/artikelen/2012/december/06/abortusartsengaan-op-alternatieven-wijzen Geraadpleegd op 14-01-2013
Nederlandse Omroep Stichting (28-08-2012). Politici boos over uitspraken SGP.
http://nos.nl/artikel/411692-politici-boos-over-uitspraken-sgp.html. Geraadpleegd op 14-012013
Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (2011). Abortusgrens blijft
ongewijzigd
NRC.nl (10-05-2012) Women on Waves, discussie abortusboot
http://www.nrc.nl/nieuws/2012/10/05/de-abortusboot-een-nobel-initiatief-of-imperialismevan-het-foutste-soort/ Geraadpleegd op 10-12-2012
NRC.nl (12-11-2012) Werkende vrouwen http://www.nrc.nl/carriere/2012/12/11/stijgingaandeel-werkende-vrouwen-gestopt/ geraadpleegd op 13-01-2013
Outshoorn, Joyce (1977). Lijfsbehoud: tien jaar abortusstrijd in Nederland (1967 -1977).
Den Haag.
Outshoorn, Joyce (1978) ‘De opleving van de abortusstrijd in Nederland sinds de zestiger
jaren’, onafhankelijk Gronings historisch studentenblad (uitgave onbekend)
Poldervraart, Saskia (jaartal onbekend) ‘Wat we aanmoeten met geschiedenis (en theorie)
van sociale bewegingen..' http://2dh5.nl/nieuws/zo-theorie.html
Portegijs, Wil & Keuzenkamp, Saskia (2008) ‘Nederland deeltijdland, vrouwen en
deeltijdwerk’, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag.
38 PvdA (2013). Standpunten abortus. http://www.pvda.nl/standpunten/zorg/Abortus
geraadpleegd op 11-01-2013
Rijksoverheid, abortus http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/abortus. Geraadpleegd op
10-1-2013
Rijksoverheid, boetes http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/straffen-enmaatregelen/vraag-en-antwoord/hoe-hoog-zijn-de-boetes-in-nederland.html. Geraadpleegd op
28-1-2013
Robeyns, Ingrid (2011) ‘Het vaderschap als incident, en andere onopgeloste problemen’,
Socialisme en democratie.
Ross-van Dorp, Clémence, Reactie via de site van Nederlands Genootschap van
Abortusartsen www.ngva.net Geraadpleegd op 10-1-2013
Ruigrok, Paul (29-03-2007). Andere Tijden, abortus. NTR en VPRO, Nederland 2,
http://www.geschiedenis24.nl/andere-tijden/afleveringen/2006-2007/Abortus.html
Sap, Jolande (2011) reactie n.a.v. Uitspraken Rutte
Schippers, Edith (19-04-2011) http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2011/04/19/antwoorden-kamervragen-igz-rapportage-2009-wetafbreking-zwangerschap.html Geraadpleegd op 22-01-2013
Schippers, Edith (19-04-2011). Kamerbrief grens abortushulpverlening.
http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2011/04/19/kamerbrief-grens-abortushulpverlening.html
geraadpleegd op 14-01-2013
Schreeuw om Leven http://www.schreeuwomleven.nl
Schreeuw om leven: plastic foetus http://www.communicatieonline.nl/nieuws/bericht/plasticfoetussen-voor-anti-abortus-campagne/
Sels, L, Theunnissen G et all. (2006) ‘De prijs van een onderbroken loopbaan’ Tijdschrift
van het Steunpunt WAV vol:16 issue:4 pages:73-83.
Siriz http://www.siriz.nl/over-siriz-3247.html
Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) (2013). Standpunten abortus.
http://www.sgpnieuws.sgp.nl/Media/download/19856/Het%20leven.pdf Geraadpleegd op 1101-2013
Straten Van, M. et all (2009) ‘Abortus in Nederland’, historiek.net
Tilt, C. Ann. (1994),’The Influence of External Pressure Groups on Corporate Social
Disclosure: Some Empirical Evidence’, Accounting, Auditing & Accountability Journal, Vol.
7, 4, p. 47 – 72
39 Toolen, van der, Afke (2008) ‘Weg met de bordeelen en rendez-vous-huizen!’, Historisch
Nieuwsblad, Sociale Geschiedenis, nr. 4
Treffers, P. E. (1965). ‘Abortus Provocatus en Anti-conceptie Bohn’, Haarlem.
Van Soest, Marjo (1975) ‘Meid, wat ben ik bewust geworden’, Vijf jaar Dolle mina, uitg.
Dolle Mina, Den Haag
Veenhoven, Ruut (1968). ‘Abortus in de politiek’, Socialisme en Democratie, jaargang 25,
n.10, p. 540 – 551.
Vink, Evelien (2010) ‘Over ordening en oordelen. Een interpretatief onderzoek naar
positionering en structurering in het Nederlandse abortusveld’, Masterscriptie, Universiteit
van Utrecht
VN (1948) Universele Verklaring van de Rechten van de Mens
Vpro.nl, De zedenwet van 1911, Mathoninterview,
http://www.vpro.nl/programma/marathoninterview/afleveringen/33859820/items/33948052/.
Geraadpleegd op 10-1-2013
Vrouwenstaking
http://www.aletta.nu/aletta/content/224572/vrouwenstaking_30_maart_1981 Geraadpleegd op
02-01-2013
WAFZ (Wet afbreking zwangerschap)
http://wetten.overheid.nl/BWBR0003396/geldigheidsdatum_09-01-2013#Opschrift.
Geraadpleegd op 9-1-2013
WAFZ evaluatie: http://www.zonmw.nl/nl/. Geraadpleegd op 10-1-2013
Wetboek van Strafrecht, Artikel 82a en artikel 296 http://www.wetboekonline.nl/wet/Wetboek%20van%20Strafrecht.html. Geraadpleegd op 10-1-2013
Wijsen, C. et all (2007) ‘Abortus in Nederland 2001-2005’, Eburon Uitgeverij B.V.
Wilterink, Nico & Heerikhuizen, Bart (2006) ‘Samenlevingen, inleiding in de sociologie’,
Noordhoff Uitgevers Groningen/Houten, zesde druk
MONDELINGE BRONNEN
Schippers, Professor Dr. J.J. Hoogleraar Economie Universiteit van Utrecht, gesproken op
09-01-2013.
Gevers Prof. Mr. Dr. J.K.M. ([email protected]), Emeritus hoogleraar gezondheidsrecht
aan de Universiteit van Amsterdam. 072-5280059. Gebeld op 10-1-2013.
40 Bijlagen
Productiesheet Abortus: Van actiegroep tot legalisering
Aanleiding c.q. relevantie van het item
We hebben gekozen om over Dolle Mina een uitzending te maken, omdat deze groep het
dichtst bij de samenleving stond. Nu de derde feministische golf bezig is, waarbij allochtone
vrouwen zich gelijkwaardig vechten aan hun man, zie je een groot contrast tussen hoe de
vrouwen toen voor zichzelf opkwamen en hoe ze dat nu doen. De allochtone vrouwen zijn tot
nog toe een stuk introverter en voeren minder actie. Daar moet wel bij gezegd worden dat een
deel van hun pad al geëffend is door Dolle Mina, hun voorgangers.
Invalshoek
De invalshoek van de uitzending is de weg van abortus naar legalisering door middel van een
wet. Deze weg is geplaveid door de actiegroepen, zoals Dolle Mina, die verreweg de
invloedrijkste waren. Hoe de wet tot stand kwam en hoe Dolle Mina actievoerden is de
leidraad in onze uitzending.
Storyline
We openen de uitzending met een filmpje van de bezetting van de Bloemenhovekliniek op 18
mei 1976 (http://www.youtube.com/v/9zGBHh9mgZE&hl=nl&fs=1 0:12-5:12)
Beeldsuggestie: het filmpje is het beeld.
Argumentatie: De Bloemenhovekliniek was onderwerp van discussie omdat toenmalig
minister Dries van Agt de abortuskliniek wilde sluiten. Verschillende vrouwenbewegingen
besloten om de kliniek bezetten, waarna Van Agt af zag van sluiting. Besloten werd daarna
om abortussen tot dertien weken te gedogen. We hebben ervoor gekozen om hier mee te
beginnen, omdat het de eerste aanzet was tot de abortuswet.
Daarna gaan we terug naar het najaar 1969. De tweede feministische golf komt op. Dolle
Mina neemt het voortouw. We vertellen in een voice over wat ze was en welke partijen zij
heeft beïnvloed.
Beeldsuggestie: Archiefbeelden van de eerste Dolle Mina demonstraties.
Argumentatie: In de tweede feministische golf zitten de eerste acties voor legalisering van
abortus, vandaar dat we met dit feit beginnen.
41 Interview met Dunya Verwey/Claudette van Trikt. Zij waren Dolle Mina, die op 14 maart
1970 een bijeenkomst van gynaecologen in Utrecht verstoorden. De kreet ‘Baas in eigen buik’
werd daarvoor voor het eerst gebruikt door Dolle Mina.
Welk gevoel roept deze plaats op?
“Ik krijg dat gevoel van vroeger weer terug. Dat we met meerdere vrouwen één visie hadden.
Het heeft mij ook gemaakt hoe ik nu ben en hoe ik tegen het leven aan kijk. Namelijk heel
progressief en vrij. Ik zie ons hier nog staan en met onze nieuwe leus een echt statement
maken.”
Waar streden jullie precies voor?
“In principe streden we voor gelijke rechten voor mannen en vrouwen. Daarnaast vonden we
dat vrouwen zelf over hun lichaam moesten kunnen beslissen, dus ook over abortus.”
Hebben Dolle Mina bijgedragen aan de legalisering van abortus?
“Ik heb het gevoel dat we er aan bijgedragen hebben. Het was ons doel om abortus niet
strafbaar te maken, dat is gelukt. Ook al heeft het een decennium geduurd, de wet kwam er en
daar ben ik trots op.”
Wat was jullie eerste kennismaking met Dolle Mina?
Bij een demonstratie in de buurt gingen we kijken wat er allemaal voor reuring was.
Natuurlijk hadden we al dezelfde ideeën, maar door de groep werden die alleen maar
aangewakkerd. Toen beseften we ons dat we echt iets konden veranderen. Als er maar genoeg
vrouwen meededen. Wij gingen dus meedoen. En dat is ook de kracht van Dolle Mina. Het
meedoen van alle vrouwen.
Beeldsuggestie: Allereerst maken we een pan van de plaats, zoals die er nu uitziet. Dan een
shot dat zij komen aanlopen bij het gebouw. In de zaal, waar het gebeurde, beantwoorden de
twee vrouwen van Dolle Mina alle vragen. Tussendoor laten we foto’s zien uit hun eigen
archief en filmmateriaal van bijvoorbeeld demonstraties, waarbij zij aanwezig waren en over
vertellen.
Argumentatie: Zij waren aanwezig bij een belangrijk protest. Hier werd de meest bekende
slogan van Dolle Mina ‘Baas in eigen buik’ gelanceerd. Dit interview geeft de kijker een
beeld hoe de vrouwen dachten in die tijd. Omdat de vrouwen het zelf hebben meegemaakt,
kan de kijker het zich beter inbeelden.
Polygoonjournaal over het eerste congres van de Dolle Mina’s in Arnhem (maart 1970)
(00:00-01:06) http://www.beeldengeluid.nl/media/2173/congres-van-dolle-minas.
Beeldsuggestie: Dit filmpje wordt in zijn geheel afgespeeld.
42 Argumentatie: We hebben dit filmpje gekozen, omdat de kijker een goed beeld krijgt over
hoe de maatschappij tegen deze acties aankijkt, aangezien de (internationale) pers er verslag
van doet. Ook is dit fragment een leuke afwisseling na het enigszins statische interview.
Nu volgt er een samenvattend stukje, waarin we een aantal acties van Dolle Mina met
betrekking tot abortus benoemen. Voice-over: Op 15 april 1972 organiseren Dolle Mina een
huifkartocht door Nederland om abortus bespreekbaar te maken. Aan het einde van die actie
wordt er aan de toenmalige minister-president Biesheuvel een document overhandigd met
bijvalsbetuigingen. Een andere grote demonstratie vindt plaats op 30 oktober 1974 op het
Binnenhof in Den Haag, uit protest tegen het anit-abortusbeleid van de minister van Justitie,
Dries van Agt van de KVP, later opgegaan in het CDA. Hoogtepunt komt in 1976 wanneer
verschillende vrouwenbewegingen de nadere sluiting van de Bloemenhovekliniek, een
bekende abortuskliniek in Heemstede, verhinderen door de kliniek te bezetten. Van Agt ziet
na de bezetting af van sluiting en abortus tot 13 weken wordt zelfs gedoogd.
Beeldsuggestie: Korte, afwisselende beelden van de verschillende acties waar we in de voiceover over praten. Bij elke actie hebben we archiefbeeld.
Argumentatie: De voice-over geeft een korte samenvatting en is een handig bruggetje naar
de totstandkoming van de wet. We zitten ondertussen al over de helft van het programma, dus
we moeten langzaam richting het einde toewerken.
Voice-over: Als een jaar later de verkiezingen er aan komen, is Dries van Agt in de race voor
het premierschap. In een uitzending van het Polygoonjournaal worden een aantal politici
gevolgd in hun verkiezingscampagne door Nederland.
Polygoonjournaal over Dries van Agt: 00:28-01:16
http://www.beeldengeluid.nl/media/1394/verkiezingscampagne-voor-de-tweede-kamer
(1977).
Beeldsuggestie: Van Agt, lopend over het Binnenhof als minister van Justitie. Daarnaast een
aantal beelden van Van Agt die omringd wordt door de pers. Tot slot als beeld als het filmpje.
Argumentatie: We laten hier goed zien hoe de publiek opinie was en hoe impopulair het
beleid van de toenmalig minister van Justitie was. We kiezen voor het fragment van Van Agt,
omdat abortus als een rode draad door de politieke carrière van Van Agt loopt.
Interview met Dries van Agt over de bezetting van de Bloemenhovekliniek, hoe hij met de
commotie omging en zijn visie op abortus.
Voelde u zich de Kop van Jut toen u de Bloemenhovekliniek wilde sluiten?
,,Er waren daar dingen gebeurd die niet juist waren. Een Duitse vrouw kreeg een miskraam
nadat hun eerste kind was geaborteerd. Dat was voor mij reden genoeg om tot sluiting over te
43 gaan. Dat ik dus de gebeten hond was, was meer omdat ik mijn verantwoordelijkheid voor de
algemene gezondheid.”
Er is daarna besloten om abortussen tot dertien weken te gedogen, waarom?
“Ik ben gezwicht voor de heersende mening in de Nederlandse samenleving. Het is belangrijk
om als vertegenwoordiger van het volk te luisteren naar hun mening. Daarbij had ik al zoveel
tegenstand gehad als minister, dat ik als Minister-president wel inzag dat er iets moest
veranderen. De 13-wekengrens is ook ethisch verantwoord, volgens alle medici.
Was er in het kabinet veel onenigheid over het standpunt van abortus?
“Nou, dat kunt u wel stellen!....
Hoe kijkt u nu tegen abortus aan?
“In de basis is het verderfelijk, maar in extreme gevallen bijvoorbeeld bij verkrachting van
een vrouw moet het mogelijk zijn om het kind te aborteren.”
We eindigen de uitzending met de volgende voice-over: “In 1981 initieerden Leendert
Ginjaar(VVD) en Job de Ruiter(CDA) een wetsvoorstel dat abortus legaliseerde. In 1981 ging
de wet met de kleinst mogelijke meerderheid door de Eerste en Tweede Kamer. Op 1
november 1984 trad de wet uiteindelijk in werking.” Als beeldmateriaal onder de voice-over
laten we beelden zien van de stemming in de Kamers. Het eindshot is weer de
Bloemenhovekliniek hoe die er tegenwoordig uit ziet.
Bronnen
Beeldmateriaal van het instituut Beeld en Geluid.
Youtube-films van bezetting Bloemenhovekliniek.
Foto’s privé-collectie van Claudette van Trikt.
Foto’s privé-collectie van Dunya Verwey.
Het researchdossier.
Niet gebruikte bronnen
Dr. Rik HW van Lunsen, voorzitter Stichting Anticonceptie Nederland. Arts-seksuoloog
NVVS Hoofd afdeling seksuologie & psychosomatisch gynaecologie, AMC, Universiteit van
Amsterdam. Gespecialiseerd in onder andere abortus. Tel.: 0543-530927
Reden: Rik van Lunsen is niet geschikt voor onze uitzending, omdat hij betrokken is bij
verschillende instituten, waardoor hij bevooroordeeld kan zijn.
44 J.K.M. Gevers, emeritus hoogleraar gezondheidsrecht aan de Universiteit van Amsterdam.
Evalueerde in 2004 en 2005 de Wet afbreking zwangerschap. Tel.: 072-5280059
Reden: Omdat hij de wet in 2004 en 2005 evalueerde. Over het ontstaan kon Gevers niet veel
vertellen. Hij zou pas aan bod kunnen komen in een eventuele vervolgaflevering.
Verantwoording audioslide
De links radicale feministische actiegroep Dolle Mina heeft met haar acties bijgedragen aan de
acceptatie van abortus in de maatschappij. Op al onze deelgebieden wilden ze verandering:
maatschappij, politiek, recht en economie. Ten eerste wilden ze natuurlijk een omslag in de
maatschappelijke moraal bewerkstelligen. Het kerngezin moest plaatsmaken voor een minder
strikte scheiding tussen mannen en vrouwen. Ze braken met het traditionele rollenpatroon.
Daarnaast wilde Dolle Mina dat abortus op de politieke agenda kwam te staan, zodat de
wetgeving zou worden verruimd. Tot slot streden ze ook voor economische gelijkheid en
zelfstandigheid van de vrouw. Daarbij was onderwijs een belangrijke pijler, want geschoolde
vrouwen zouden economisch zelfstandig van hun man kunnen zijn.
In het filmpje willen we de sfeer van die tijd goed neerzetten. We hebben gekozen voor
herkenbare muziek die past bij de tijdsgeest en typerende beelden. Vandaag de dag is Dolle
Mina nog steeds de bekendste feministische actiegroep uit de jaren ‘60. Zij hebben met hun
ludieke acties en leuzen als ‘Baas in eigen buik’ een blijvende stempel gedrukt op de
Nederlandse geschiedenis.
Bronnen audioslide
Video
Sunil reclame uit de jaren ‘60
http://www.youtube.com/watch?v=Lqj2B5EtSqs
Polygoon journaal (4 april 1970): Eerste congress Dolle Mina (beeldengeluid.nl)
http://www.youtube.com/watch?v=IMaDmtALtUo
Dolle Mina's seventies Amsterdam - Het zwakke geslacht werd sterk (maker film onbekend)
http://www.youtube.com/watch?v=4wVoTV618Ok
VerkiezingscampagneTweede Kamer (1977) (beeldengeluid.nl)
http://www.youtube.com/watch?v=XmkK1sokVLU
45 Abortuskliniek Arnhem 40 jaar (TV Gelderland)
http://www.youtube.com/watch?v=ujkbNQMMhhQ
Foto
De foto’s in deze audioslideshow zijn afkomstig van verschillende bronnen die we via Google
Images hebben geraadpleegd. Hiervoor hebben we verschillende zoektermen gehanteerd:
‘Dolle Mina’, ‘Dolle Mina Acties’, ‘Gezin Jaren 50’, ‘Gezin Jaren 60’, ‘Zwangerschap’, ‘Dolle
Mina Krant’, ‘Van Agt’, ‘Abortuswet’.
Audio
Connie Francis – Teddy (1960)
The Beatles – Help (1965)
The Doors – Roadhouse Blues (1970)
Iggy Pop – The Passenger (1977)
Doe Maar – De Bom (1982)
Procesverslag
Samenwerking
De samenwerking binnen de groep is de gehele periode perfect gelopen. We hebben wekelijks
de voortgang van het research dossier besproken en elkaar in geval van vastlopers op weg
geholpen. Daarnaast hebben we veel mailcontact gehad zodat het werk goed op elkaar kon
worden afgestemd. Omdat we een duidelijke en eerlijke verdeling hadden gemaakt in het plan
van aanpak hebben we hiermee geen problemen gehad tijdens de productiefase. De klap die
Annemiek te verwerken heeft gekregen, hebben we als groep goed opgevangen (hierover in het
onderdeel Planning en taakverdeling meer). Over het algemeen kan gesteld worden dat we de
problemen/tegenslagen die we te voorduren hebben gekregen goed hebben weten op te vangen.
Iedereen heeft zich professioneel gedragen, wat heeft bijgedragen aan het goede verloop van
deze periode.
Planning en taakverdeling
Tijdens het maken van ons researchdossier hebben we ons voor het grootste deel aan de
46 planning gehouden zoals we deze hebben opgesteld in het plan van aanpak. Op sommige
punten in de planning hebben we echter veranderingen moeten aanbrengen. Hieronder is de
planning weergegeven zoals deze in het plan van aanpak staat.
Week 2: Plan van Aanpak gereed, deelvragen gereed.
Week 3: Bronnen gereed en benaderd, geschreven bronnen uitgezocht.
Week 4: Aan het werk met de eerste versie
Week 5: Eerste versie afgerond en aan teamgenoten laten lezen.
Week 6: Afronden definitieve versie voor laatste feedback groepsgenoten.
Week 7: Feedback geven en overleggen met groepsgenoten.
Week 8: Feedback verwerken en samenvoegen van het dossier.
Week 9: Extra week om alles af te ronden.
In de weken voor de kerstvakantie zijn we aan de slag gegaan met het verzamelen van bronnen
en het bepalen van de invalshoeken per onderdeel. Door de familieomstandigheden van
Annemiek heeft zij na deze fase niet meer kunnen werken aan het onderdeel samenleving en de
andere aan haar toegewezen taken. Het onderdeel samenleving is opgevangen door Floor en
Martijn, die de resterende research en uitwerking onderling hebben verdeeld. samenlevingen is
uitgewerkt aan de hand van de door Annemiek vastgestelde deelvragen en al gedane research.
Het onderdeel politiek, dat eerst zou bestaan uit twee onderdelen van ieder zes pagina’s (te
weten: abortus in het politieke debat en actiegroepen voor en tegen abortus), is door deze
situatie ingekort van 12 naar tien pagina’s. De eindredactie (waarvoor Annemiek ook
verantwoordelijk was) is overgenomen door Guido en Ryan.
Om de uren die Annemiek door deze situatie niet heeft kunnen vervullen te compenseren zal zij
in een later stadium twee diepte-interviews toevoegen aan de onderdelen politiek en
samenleving. Zo worden de stukken inhoudelijk sterker en completer.
De algemene verdeling zoals hij uiteindelijk is geworden:
Politiek
Floor / Martijn
Samenleving
Annemiek (alleen deel van researchfase) / Martijn / Floor
Recht
Guido
Economie
Ryan
47 Diepte-interviews
Annemiek
Audioslideshow
Floor / Martijn
Callsheet
Guido / Ryan
Eindredactie
Guido / Ryan
48