verslag - Gemeente Waalwijk

NOTULEN van de openbare vergadering van de raad der gemeente Waalwijk, gehouden
op 16 oktober 2014
Voorzitter:
de heer A.M.P. Kleijngeld, burgemeester
Griffier:
Plv. griffier:
de heer G.H. Kocken
mevrouw J.W.M. Louer
Aanwezig zijn de leden:
de heer J.M. van Baardwijk
de heer R.A.H.M. van Bavel
de heer F.A.Th. den Braven
de heer J.M.J.G. Brekelmans
de heer J.F. Broeders
mevrouw F.I.H.M. de Bruijn
de heer G.A. Damen
de heer J.G. van Dinther
de heer M. van Dongen
de heer A.A. van Hamond
mevrouw E.Y. IJpelaar-Alias
de heer E.A. de Jongste-Van Heijst
de heer C.M.A. Kuijten
de heer W.C.P.B. Lodenstijn
mevrouw O.J.M. Mateijsen
de heer P.W.E. Monsieurs
mevrouw R. Odabasi-Seker
de heer L. Ottens
mevrouw C.J.P. Paulides
mevrouw C.C.J. Ruygt-Gerritsen
de heer G.M.J. Slaats
de heer R.A.A. Tiemstra
de heer J.M.M. van Tuyl
de heer W. van Veelen
de heer R.L.H. van der Vleuten
de heer J.A.J. van Well
Afwezig zijn de leden:
de heer J.H.G.C.M. van Buul
de heer L. van Helden
de heer A.J.G. Hooijmaijers
Tevens aanwezig:
de heer R. Bakker, wethouder
de heer J. van Groos, wethouder
de heer J.H.H. Heuverling, wethouder
mevrouw J. Keijzers, wethouder
Notulen:
mevrouw I.C. Wendt-Kok
0.
Opening
0.1 Opening op de gebruikelijke wijze
De vergadering wordt geopend om 19.30 uur.
De voorzitter: Laten wij ons vanuit onze eigen visie of geloofsovertuiging bij het begin
van deze raadsvergadering bezinnen op onze gemeenschappelijke opdracht en
verantwoordelijkheid om deze gemeente te besturen.
De voorzitter: Ik heet u allen van harte welkom bij deze raadsvergadering.
0.2 Mededelingen
De voorzitter: De presentielijst is getekend. De heren Van Buul, Van Helden en
Hooijmaijers zijn afwezig. Mevrouw Paulides is weer aanwezig en wordt van harte
welkom geheten.
In geval van hoofdelijke stemming zal nr. 16, de heer Van Dongen, als eerste zijn stem
uitbrengen.
De voorzitter: Ik werd zojuist door een aantal mensen aangesproken in de hal. Zij
hebben mij 4000 à 5000 handtekeningen verstrekt in verband met de regeling over Hulp
in de huishouding. Een aantal van u was daarbij. De tekst die bij het pleidooi hoort, geef
ik aan de griffier. Op die manier kunt u ze inkijken als u dat verstandig lijkt.
De heer Van Veelen: Komt de tekst terug bij de ingekomen stukken?
De voorzitter: Dat is een goed idee. Aldus besloten.
0.3 Vaststellen agenda
De voorzitter: De heer Den Braven heeft gevraagd om verlenging van de spreektijd bij
agendapunt 1.3. Ik stel voor om de agenda met deze toevoeging vast te stellen.
De agenda wordt met bovenstaande wijziging vastgesteld.
0.4
Vragenronde op grond van artikel 14 van het reglement van orde
De voorzitter: De Tiemstra heeft zich aangemeld om vragen te stellen over de
thuiszorg. We hebben dit onderwerp vorige maand besproken, maar vanwege de
actualiteit lijkt het mij passen in de vragenronde. Die houden we wel beperkt. We
moeten niet de gehele discussie opnieuw voeren dan wel van nieuwe meningen te
voorzien.
De heer Tiemstra: Voorzitter, portefeuillehouder, leden van de raad en overige
aanwezigen. De SGP heeft zich voor de vragenronde aangemeld met een vraag over
bezuinigingen op hulp in het huishouden, een zachte of een harde landing. Het is een
onderwerp dat de samenleving volop in beweging brengt; wat ons betreft volkomen
terecht. De Langstraatgemeenten lijken, al dan niet gedwongen, naar elkaar toe te
groeien. De omgang met de transities lijkt een ideaal domein om elkaars nieren te
proeven en van elkaar te leren. Het raakte ons tijdens de bijeenkomst van de drie raden
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
2
op maandag 6 oktober 2014 dat de gemeente Heusden de bezuinigingen op hulp bij het
huishouden gans anders aanvliegt dan ons college doet. Dinsdag jl. lazen we in de krant
dat de huishoudelijke hulp in Heusden blijft zoals hij is, althans tot 1 juli 2015. De
gemeente gaat eerst gesprekken aan. Verantwoordelijk wethouder Mulder verwoordt het
als volgt: “De wetgeving is lang onduidelijk geweest. We willen eerst weten hoe we met
de hulp in het huishouden moeten omgaan. Pas dan kunnen we er invulling aan geven.”
Eerder sprak de wethouder van een zachte landing, terwijl de gemeente Waalwijk kiest
voor een harde landing. Zo komen wij tot enkele vragen.
1. Wat kan de portefeuillehouder ons melden over de samenwerking tussen de drie
Langstraatgemeenten op het terrein van de transities? Hoe ziet hij de toekomst
hiervan?
2. Wat vindt de portefeuillehouder van de keuze die in Heusden is gemaakt betreffende
de hulp bij het huishouden en de argumenten die hiervoor zijn ingebracht? Hoe plaatst
hij deze keuze in het kader van de toenadering tussen de drie Langstraatgemeenten?
3. Als de gemeenteraad van Waalwijk besluit om de bezuinigingen op hulp bij het
huishouden deels terug te draaien dan wel anders in te vullen, hoe staat de
portefeuillehouder daar dan tegenover? In hoeverre zijn de signalen die hij thans
vanuit de samenleving met toenemende indringendheid ontvangt hierop van invloed?
De voorzitter: Het woord is aan de portefeuillehouder voor een korte reactie.
Wethouder Bakker: Voorzitter. De vraag is eerst hoe de samenwerking tussen de drie
gemeenten verloopt als het gaat om de transities. Volgens mij heb ik dat al uitvoerig
uitgelegd. Voor de verschillende transities ziet de samenwerking er iets anders uit. Voor
de Participatiewet zijn wij aan elkaar verbonden via Baanbrekers, die de uitvoering
gestalte geeft. Voor jeugdzorg zijn we voor een heel groot deel afhankelijk van de
regionale uitvoering van jeugdzorg en voor de Wmo hebben wij het beleid redelijk
individueel ingestoken. Dat geldt ook voor de manier waarop wij onze inwoners gaan
begeleiden en bijstaan met front-lineteams. Daarvan is de constructie net iets anders.
Loon op Zand lijkt het net iets meer eens te zijn met Waalwijk dan met Heusden. We zijn
echter individuele gemeenten. Het kenmerk van de transities is dat het beleid aan de
gemeenten wordt overgelaten om een eigen couleur locale te geven aan de invulling. Dat
is de beleidsvrijheid van de gemeenten om meer maatwerk te kunnen leveren op het
gebied van Wmo, participatie en jeugdzorg.
Over de keuze voor hulp bij het huishouden van een andere gemeente laat ik mij niet uit.
Het uitstellen door Heusden is echter niet zozeer een bewuste keuze, maar meer het feit
dat men meer tijd nodig heeft om het te regelen omdat men niet op tijd begonnen is.
Toen ik op 1 juli de brief verzond, heb ik aangegeven dat er een bepaalde periode moet
worden gehanteerd tussen de aankondiging van het besluit en het invoeren ervan. Als je
in oktober 2014 nog niet precies weet hoe je het gaat doen, kun je het nieuwe beleid niet
op 1 januari 2015 invoeren. De wettelijke termijnen moeten immers in acht genomen
worden. Dus lijkt het mij logisch dat in Heusden de keuze nog niet wordt gemaakt. De
motivatie waarom de keuze nog niet is gemaakt, laat ik over aan mijn collega in
Heusden.
Daarnaast is het zo dat de raad alles kan bepalen en terugdraaien, maar dat lijkt mij
onverstandig. Je kunt het een harde of zachte landing noemen, maar we moeten ons bij
de besluiten die we inmiddels hebben genomen over de huishoudelijke hulp wel
realiseren dat ons een specifieke korting is opgelegd door het Rijk. Waalwijk wordt 1,8
miljoen gekort, waarvan de gemeente 1,4 miljoen wil bezuinigen. Is dat een harde
landing? Op een aantal aspecten zou ik zeggen dat je kunt spreken van een wat minder
harde landing. Allereerst hebben wij termijnen aangehouden van aankondiging tot het in
werking stellen van de bezuiniging van minimaal een halfjaar. Ten tweede bezuinigen we
niet het gehele bedrag, maar leggen we vanuit andere budgetten 400.000 euro
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
3
structureel toe op de huishoudelijke hulp. We bezuinigen dus niet het gehele bedrag,
maar temperen de bezuiniging iets. Ten derde hebben we voor de allerzwaksten een
vangnetconstructie gemaakt, waarbij de financiële vergoeding voor eenieder die dat
nodig heeft via de bijzondere bijstand wordt gegeven. Ten vierde is er voor schrijnende
gevallen de hardheidsclausule, mochten deze na 1 januari 2015 voorkomen. Dan zullen
we het allemaal wel zien, want nu spreken we nog over hypothetische situaties.
Ik zou dus niet willen spreken van een harde landing, maar van een gematigde landing.
Kan de raad het beleid terugdraaien? Dat kan natuurlijk altijd.
De heer Tiemstra: Eigenlijk hoor ik twee lijnen in het verhaal. Voor dit dossier acteert
elke gemeente vrij individualistisch. Iedere gemeente kiest haar eigen koers. Waalwijk is
voor de zakelijke benadering. Ik heb er niet zo veel behoefte aan om er nog lang op door
te gaan. Belangrijk is dat de wethouder nog geen kwartier na het aanbieden van de
handtekeningen in klare taal laat weten hoe hij erin staat. Ik denk dat de raad zich moet
beraden hoe hiermee om te gaan.
De voorzitter: Ik geef het woord aan mevrouw IJpelaar over de aanvraag van
bijzondere bijstand.
Mevrouw IJpelaar: Voorzitter. Over 77 dagen is de uitvoering van de hulp bij het
huishouden in de gemeente Waalwijk van kracht. Cliënten moeten dan zelf de eerste
drie uur gaan betalen of regelen. Huishoudens die het financieel niet trekken om deze
drie uur zelf te betalen en geen hulp kunnen regelen, kunnen echter een aanvraag voor
bijzondere bijstand indienen. Bijzondere bijstand is geld van de gemeente voor mensen
met een laag inkomen en AOW’ers die moeten rondkomen met een inkomen van
maximaal 110% van het in onze gemeente geldende sociaalminimumniveau. Aangezien
de doelgroep die de aanvraag voor huishoudelijke hulp doet dezelfde is als die voor
andere zaken gebruik moet maken van bijzondere bijstand, is dit een broekzakvestzakregeling.
Wat schetst onze verbazing? De cliënten kunnen nu wel de formulieren aanvragen, maar
ze pas op 15 december indienen. Onbegrijpelijk: vlak voor Kerst. Omdat ik mijn oren niet
kon geloven, heb ik Baanbrekers gebeld en gesproken met de persoon die over deze
aanvragen gaat. Hij antwoordde dat het klopt dat de formulieren pas op 15 december
ingediend kunnen worden. Hij wist niet wanneer cliënten te horen krijgen of zij in
aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor huishoudelijke zorg. Dankzij de
gemeente Waalwijk komen er nu 900 aanvragen bij Baanbrekers binnen. Hij gaf toe dat
het kan het zijn dat de aanvragers pas in de periode tussen januari en april 2015 te
horen krijgen wat de beslissing wordt. Op mijn vraag of deze mensen al die tijd in
onzekerheid moeten leven, verwees hij mij naar de gemeente. Daarom stel ik de
volgende drie vragen.
1. Waarom kunnen cliënten pas na 15 december de aanvraag indienen?
2. Wat gaat de portefeuillehouder doen om de aanvragen sneller te laten afhandelen?
3. Is er voorzien in een overgangsregeling voor aanvragers die uiteindelijk niet in
aanmerking komen voor de bijzondere bijstand?
Graag hoor ik een antwoord van de portefeuillehouder.
Wethouder Bakker: Het was handiger geweest als ik de vragen vanmiddag had
ontvangen, want dan had ik de antwoorden kunnen voorbereiden. Ik weet niet waarom
de inleverdatum op 15 december is vastgesteld. Als dit inderdaad de situatie is voor de
aanvragers van bijzondere bijstand, zal ik er morgen achteraan gaan om te kijken of de
procedure versneld kan worden.
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
4
Mevrouw IJpelaar: Dank voor de beantwoording en voor de toezegging dat u er
achteraan gaat. Ik neem aan dat u de uitslag terugkoppelt naar de raad?
Wethouder Bakker: Als de raad daar prijs op stelt, zal ik dat doen. Ik koppel het
antwoord in ieder geval terug aan mevrouw IJpelaar.
1.
Debatgedeelte
Bespreekstukken (B-stukken):
1.1
(CS2) Integraal
Veiligheidsbeleid
beleidsplan 2015-2018
2015-2018
en
regionaal
De heer Van Baardwijk neemt het voorzitterschap over.
De voorzitter: Een aantal fracties hebben zich aangemeld voor spreektijd. Ik geef als
eerste het woord aan de fractie van LokaalBelang.
De heer Monsieurs (LokaalBelang): Voorzitter, collega’s. Voor ons ligt het integraal
veiligheidsbeleid 2015-2018 en het regionale beleidsplan over dezelfde periode. In het
algemeen geldt voor LokaalBelang beide plannen goedkeuren, maar we wilden op één
item terugkomen. In het algemeen behoren wetten, algemene maatregelen van bestuur
en verordeningen vastgesteld met als doel deze in de chaos van deze tijd te omarmen,
zoals we met elkaar hebben afgesproken. En niet, zoals bij de commissiebehandeling
werd aangegeven, deze regels als kapstokartikel te gebruiken voor als we ze eens nodig
zouden hebben. Ik verwijs natuurlijk subtiel naar het volgende agendapunt, de APV. Het
item waarop we graag terugkomen is het cameratoezicht. In oktober vorig jaar werden
door LokaalBelang schriftelijke vragen gesteld met betrekking tot dit onderwerp, namelijk
cameratoezicht in het centrum. Ik doel dus niet op Haven 7. In het antwoord gaf het
college als suggestie aan om die aan de werkgroep Handhaving voor te leggen voor de
komende pleinbijeenkomst, waarbij de high impact crimes, zoals drugsgerelateerde
criminaliteit en veiligheid, onderwerp van bespreking waren. Ook op deze
pleinbijeenkomst werd door ons het cameratoezicht ingebracht. In januari werd het
verslag van de bijeenkomst aan het college overhandigd. Tot op heden is er niets aan
gedaan.
Hoe hard cameratoezicht nodig is, blijkt uit het feit dat enige weken terug drie jonge
Waalwijkers, volkomen willekeurig, werden mishandeld door een, volgens een van de
slachtoffers, lichtgetinte man van Noord-Afrikaanse afkomst. Dit gebeurde in de
Grotestraat en de dader is uiteraard niet gepakt. We waren kort geleden te gast bij de
meldkamer in Tilburg, waar we het nieuwe viewsysteem konden bewonderen zoals dat
daar wordt gebruikt. Men kon werkelijk alles in de gaten houden, terwijl de privacy was
gewaarborgd. LokaalBelang heeft met ondersteuning van de VVD, D66, CDA, PvdA en
SGP een amendement voorbereid dat we graag overhandigen.
De voorzitter: Het amendement luidt als volgt.
AMENDEMENT 1
De raad van de gemeente Waalwijk in vergadering bijeen d.d. 16 oktober 2014
Ondergetekende(n) stelt/stellen het volgende amendement voor:
constaterende:
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
5
• dat de fractie LokaalBelang op grond van artikel 37 (RvO) bij brief van 2 oktober 2013
het college onder meer schriftelijk heeft gevraagd naar de bereidheid om de
mogelijkheid tot cameratoezicht te onderzoeken;
• dat het college op 1 november 2013 positief heeft geantwoord met als kanttekening
dat het onderdeel is van een bredere analyse die plaats kan vinden in het kader van
het nieuwe integraal veiligheidsbeleid en dat dit zou kunnen leiden tot plaatsing van
camera’s in 2014;
• dat zonder dat hieraan gevolg is gegeven in de commissie Samenleving van 2 oktober
jl. een voorstel ter tafel lag waarin zonder verdere onderbouwing werd gesteld dat een
discussie over cameratoezicht in het centrum niet was opgenomen in het Integraal
Veiligheidsbeleid, omdat er geen geld voor is en dat enerzijds de kosten en anderzijds
de veiligheidseffecten niet in evenwicht zijn;
overwegende:
• dat de betrokken portefeuillehouder in voormelde commissievergadering heeft gemeld
dat het voorstel en het besluit (punt 1, tweede bullet) niet correct zijn en dat een en
ander in een gewijzigde vorm ter besluitvorming zal worden aangeboden;
• dat in een op 9 oktober jl. gewijzigd voorstel wordt aangegeven dat cameratoezicht
niet principieel van de hand wordt gewezen, maar vooralsnog geen deel uitmaakt van
het integraal veiligheidsbeleid;
• dat dit niet overeenkomt met de eerder vermelde schriftelijke toezegging van uw
college d.d. 1 november 2013 om cameratoezicht in het kader van het nieuwe
integraal veiligheidsplan (2015-2018) onderdeel te laten zijn van een bredere analyse;
besluit:
het voorstel (punt 10) op blz. 2 en het Besluit op blz. 3 als volgt aan te passen (zie onderstreepte en gecursiveerde tekst):
“Wij stellen voor/Besluit:
1. Het Integraal Veiligheidsbeleid 2015-2018 vast te stellen, inclusief het opstellen van
een bredere analyse met betrekking tot de (on)mogelijkheden van cameratoezicht in het
centrum van Waalwijk.
2. De gemeenteraad van de resultaten van deze analyse in kennis te stellen voor het
vaststellen van de kaders voor de begroting 2016.
3. In te stemmen met het Regionaal Beleidsplan 2015-2018 en geen zienswijze
kenbaar te maken.
De voorzitter: Het amendement is ondertekend door de fracties van LokaalBelang, VVD,
CDA, D66, PvdA en SGP.
Mevrouw Odabasi: Wat doet de huidskleur van de dader ertoe? Ik begrijp niet waarom u
dit in de vergadering vermeldt.
De heer Monsieurs: Ik heb een quote gebruikt van een van de mishandelde jongens. Ik
vond het lastig om het niet te doen. Ik deed het daarom met volle overtuiging.
Mevrouw Odabasi: Dan nog: het betrof een incident. Ik begrijp nog steeds niet waar de
heer Monsieurs op doelt. Ik had het fair gevonden als hij het niet had gemeld.
De voorzitter: Het woord is aan de fractie van D66.
Mevrouw Ruygt: Voorzitter. Het gewijzigde veiligheidsbeleid keuren wij goed.
Handhaving vinden wij het allerbelangrijkste. We kunnen heel veel regels opschrijven,
maar de handhaving is het belangrijkste. Wij hopen dat de gemeente de handen ineen
slaat met de politie, ouderenbonden en andere instellingen om huiselijk geweld tegen te
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
6
gaan. Dat hebben wij niet in het beleid gevonden. Over het regionale beleid hebben wij
niet veel te vertellen, naar mijn idee. We zijn maar een kleine partij in het geheel en wij
kunnen zelfs niet aan het dagelijks bestuur deelnemen.
De heer Den Braven: Wij zien af van spreektijd.
Mevrouw IJpelaar: Voorzitter. De tijd dat wijkagenten Rekkers en Hellings op de fiets
corrigerend en opvoedend door Waalwijk rondreden, is voorbij. Ook de tijd dat bij de
Waalwijkse grenzen de problemen ophielden, is een gepasseerd station. Daarom kunnen
wij ons in principe vinden in de prioriteiten van het integrale veiligheidsbeleid. Prioriteiten
zoals de aanpak van woninginbraken, overlast en geweld, waaronder huiselijk geweld, en
de veiligheid in en rondom scholen.
Wordt er integraal gekeken naar de manier waarop het pesten op scholen preventief kan
worden aangepakt? Met alleen mensen achter een bureau die het internet bewaken, kom
je er niet. Wij moeten er niet aan denken dat hier vanwege jarenlang pesten net zo’n
trieste gebeurtenis plaatsvindt als onlangs in Voorburg. Met de transities komt het lokaal
omdenken dichterbij. We moeten gezamenlijk de verantwoordelijkheid nemen en die niet
alleen bij de scholen neerleggen. Welke stappen kun je hiertoe nemen?
Vorige week was er een inspreker die zich grote zorgen maakte over ouderen die
slachtoffer worden van geweld. Onze fractie deelt deze zorg en vindt het jammer dat in
de commissie werd gezegd dat melding de eerste prioriteit is. De portefeuillehouder zei
ook nog dat er geen reclame voor het steunpunt gemaakt moet worden. Het steunpunt
blijft door de transities immers op de achtergrond een rol spelen. Mensen moeten bij de
politie of de huisarts op consult. Zeg eens eerlijk: welke oudere van bijvoorbeeld 89 jaar
die totaal afhankelijk is van een ander durft dit verdriet zo maar met een onbekende te
delen?
Over het cameratoezicht kan onze fractie heel kort zijn. Wij zijn van mening dat met het
verdwijnen van de grootste risicovolle horecagelegenheden in het centrum het
cameratoezicht als mosterd na de maaltijd komt. Maar omdat het in het amendement om
de toezegging van november 2013 gaat, om cameratoezicht in het kader van het nieuwe
integrale veiligheidsplan 2015-2018 onderdeel van een bredere analyse te laten zijn,
steunen wij het amendement. Onze fractie is trouwens niet per definitie overal tegen.
In de commissie heeft de portefeuillehouder het lang en breed gehad over de inzet van
de boa’s. Onze fractie wil nogmaals pleiten voor het verbeteren van het imago van de
boa: Waalwijkers zijn onvoldoende op de hoogte van de taken en bevoegdheden van de
buitengewoon opsporingsambtenaren. Ze nemen ze vaak niet serieus genoeg.
De politie wil een convenant om de positie van het gemeentelijk toezicht te versterken.
De politie doet dan minder en de gemeente moet meer doen. Dat lukt nooit met de
huidige beperkte capaciteit. Daarom pleiten wij met klem voor bundeling in regionale
poules, waardoor de flexibele inzet wordt verbeterd. Kan het college zich hierin vinden?
De heer Van Veelen: Voorzitter, aanwezigen. Veiligheid is een zeer belangrijk
onderwerp. Daarom voelt onze fractie zich verplicht om er iets over te zeggen. Er valt
ook veel over te zeggen. Allereerst is veiligheid deels een gevoel en dat is ontzettend
ingewikkeld te beïnvloeden. Heeft de portefeuillehouder enig idee hoe de regio dat
veiligheidsgevoel van de burger gaat beïnvloeden, zodat het objectiever wordt?
Het is niet helemaal geregeld. Bij regionale calamiteiten is er de eerste tijd geen hulp.
Hoe vangen we dat op? We kunnen bij een grote calamiteit moeilijk de mensen gewoon
laten liggen totdat de veiligheidsregio komt. Aan de andere kant is het ook moeilijk: je
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
7
kunt niet alles volledig afregelen qua veiligheid, maar het lijkt ons een risico. We hebben
dit al eerder opgemerkt. De vraag is hoe we dat risico opvangen.
In het stuk staat dat de regierol van de gemeente door alle partijen wordt geaccepteerd.
Er staat ook dat de prioriteiten van de gemeenten meewegen. Er zijn heel veel
gemeenten in de regio. Bovendien wordt beoordeeld of we voldoen aan de landelijke
beleidsdoelstellingen. Daar wordt dus ook nog naar gekeken. De invloed van de
gemeente op het veiligheidsbeleid van de regio stelt dus niet zo heel veel voor. Wij
vragen ons af hoe belangrijk dit voor ons is en hoe weinig invloed we hebben.
Wij zijn niet erg voor cameratoezicht, tenzij er zeer zwaarwegende problemen zijn. Dan
nog is de kans groot dat het probleem zich verplaatst naar een locatie waar geen
camera’s hangen. Onderzoek vinden wij prima, dus in het amendement dat LokaalBelang
indient, kunnen wij een heel eind meegaan. We hebben er nog wel een vraag over.
LokaalBelang zegt dat het in een breder onderzoek ingebed zal worden. In het besluit
staat echter dat ze een breder onderzoek ten aanzien van cameratoezicht willen. Dat is
iets anders dan in de stukken stond. Daarin werd een breder onderzoek genoemd,
waarvan cameratoezicht een onderdeel uitmaakt. Ik vraag me af hoe dit precies zit. Ik
hoor ook graag hoe de portefeuillehouder hierover denkt.
De heer Tiemstra: Wij zien af van de spreektijd.
Beantwoording college
Burgemeester Kleijngeld: Voorzitter. Ik hoorde een aantal vragen. In de laatste
commissievergadering kostte het me 55 minuten om een en ander wat helderder te
maken. Mevrouw IJpelaar zal dat nog wel weten. Ik begin met de vragen van de
ChristenUnie.
Nationaal, regionaal, lokaal: wat is onze lokale invloed op regionaal en nationaal beleid?
Op het nationaal niveau is die invloed klein, maar op regionaal niveau wat groter. Dat
zeg ik als voorzitter van het algemeen bestuur en als lid van het dagelijks bestuur van de
politie. Laten we onszelf niet kleiner maken dan we zijn. Ik denk dat we ons met name
moeten richten op het lokale beleid. Daar zijn we zelf bij en daar zijn we de baas. Als dat
spoort met het regionaal en met het nationaal beleid, is het goed. Het zou heel vreemd
zijn als wij hier met totaal andere items zouden komen dan in Tilburg, Den Bosch of
Utrecht. In die zin zijn er grote overeenkomsten tussen de verschillende lokale integrale
veiligheidsplannen.
Gevraagd is naar het eerste uur na een calamiteit. Overigens gaat dit over de
veiligheidsregio en niet over het gemeentelijk veiligheidsbeleid. Het eerste uur vang je
niet af. Als er een grote ramp gebeurt, heb je dat eerste uur gebrek aan alles wat je
nodig hebt. Ik denk niet dat de maatschappij zo maakbaar is dat je het eerste uur kunt
doen alsof er niets aan de hand is en vanaf het eerste moment de ambulance
beschikbaar is. Dat is vervelend, maar het is niet anders.
Het veiligheidsgevoel is een lastig thema. Ik zou ervoor pleiten om ons op objectieve
veiligheidsaspecten te oriënteren. Zoals u enkele jaren geleden bij de vaststelling van het
veiligheidsplan al zei dat we moeten proberen om het beleid zo SMART mogelijk te
maken, zodat we weten waarover we het hebben en we het beleid kunnen bijstellen als
de resultaten tegenvallen. In een wereld waarin je dagelijks op radio, tv en social media
van alle rampen en crises over de hele wereld hoort, zal het onveiligheidsgevoel altijd
bestaan bij sommige mensen, zelfs als er nauwelijks misdaad in de omgeving is. In de
commissie heb ik er al op gewezen dat hoe meer wij over veiligheid praten, hoe
onveiliger mensen zich vaak gaan voelen. Dat is een heel opmerkelijk idee, waar
criminologen hele boeken over volgeschreven hebben.
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
8
Mevrouw IJpelaar vroeg om meer samenwerking tussen de flexibele poules van boa’s. Ik
ben daar wat terughoudend in. Mij valt op dat op alle plaatsen waar we regionaal
samenwerken, veel overleg nodig is. De efficiency wordt niet altijd groter. Ik ben blij met
goed functionerende boa’s die lokaal worden aangestuurd. Als er ’s ochtends om
10.00 uur op een bepaald punt iets gemeld wordt, en om 10.15 of 10.30 uur zijn de
boa’s ter plaatse, vind ik ‘doen’ op dat moment wel erg praktisch. Ik zou het ‘doen’ of het
percentage van ‘doen’ niet willen verliezen door overlegsituaties en discussies over de
regionale aanpak. Ik zeg dat over de boa’s omdat ik denk dat een aantal werkzaamheden
van de boa’s op lokaal niveau goed te regelen zijn. Dat is anders dan het waterbedeffect
dat je hebt van grotere vormen van criminaliteit, waar het in het integraal veiligheidsplan
over gaat.
Ik heb gezegd dat ik niet wil dat er reclame wordt gemaakt voor het veiligheidshuis.
Daarmee bedoelde ik niet dat ik het veiligheidshuis niet zie zitten. Het veiligheidshuis is
echter een instituut dat wordt ingezet als er echt iets aan de hand is. Ik hoop dat er
vanavond niets aan de hand is, want anders komt het veiligheidshuis ter sprake. Het is
een andersoortig instituut. Vanuit die optiek zei ik dat we er geen reclame voor moeten
maken.
Mevrouw IJpelaar: De burgemeester begon te zeggen dat hij in de commissie
55 minuten nodig had om onze vragen te beantwoorden. Als hij echter zo lang praat,
komt het bij mij niet meer binnen. Dan moet ik het weer opzoeken in de notulen. Wat ik
nog wel weet, is dat ik het niet heb gehad over het veiligheidshuis, maar over het
steunpunt huiselijk geweld.
Burgemeester Kleijngeld: Dat is een onderdeel van het veiligheidshuis.
Mevrouw IJpelaar: Volgens mij heeft de portefeuillehouder in juli bij de kaderstelling
gezegd dat ouderenmishandeling juist valt onder het steunpunt huiselijk geweld. Dat was
onze vraag. Volgens mij hebben we het niet over het veiligheidshuis gehad.
Burgemeester Kleijngeld: U stelde uw vraag naar aanleiding van de inspraak over het
feit dat ouderen steeds meer slachtoffer zijn van geweld in huiselijke kring. Ik ontken
niet dat het probleem er in toenemende mate is. Het zou echter ook kunnen meevallen.
Het onderwerp is gekoppeld aan de transities per 2015. Ik ontken het probleem niet,
maar het is geen prioriteit, omdat je bij prioriteiten nu eenmaal keuzes moet maken. Hoe
meer prioriteiten je stelt, hoe dunner ze worden. Ik pleit ervoor om enkele grote
prioriteiten te stellen aan de hand van het integrale veiligheidsbeleid. Als er op het
terrein van huiselijk geweld iets aan de hand, moeten we de gewone procedure volgen,
zoals dat is afgesproken. Dan komt het veiligheidshuis wellicht in beeld.
Mevrouw IJpelaar: Over dat steunpunt wil ik toch iets zeggen. Ik heb van de week
geïnformeerd naar de cijfers. De inspreker kon de gegevens van Waalwijk niet melden,
maar wij willen weten hoeveel mensen in Waalwijk melden dat zij slachtoffer zijn
geweest van huiselijk geweld. Ik kreeg na heel veel vragen een lijstje binnen waar tien
op stond, maar het steunpunt wist niet of dit Waalwijkers waren of mensen van elders.
Dat vind ik jammer, want als de transities zijn doorgevoerd, zijn wij verantwoordelijk
voor het lokale beleid. Natuurlijk werk je integraal samen, maar wij moeten wel weten
hoeveel ouderen uit onze gemeente slachtoffer zijn van huiselijk geweld. Wij pleiten dus
voor meer aandacht voor dit soort geweld.
Burgemeester Kleijngeld: Daar ben ik het volledig mee eens. Als er problemen zijn, dan
pakken we die direct op.
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
9
Mevrouw Ruygt: Ik had tijdens de commissievergadering gevraagd of het mogelijk is dat
ouderenbonden, politie en gemeente meer samenwerken op dit gebied. Kan de gemeente
hier het voortouw in nemen, zodat ook daar iets aan gedaan wordt? Dit staat niet in het
veiligheidsbeleid. Er was een inspreker die hier erg mee begaan was. Is het geen idee om
hier iets aan te doen?
Burgemeester Kleijngeld: Dat moet u bij de transities bespreken. Het viel mij ook op bij
het inspreken in de commissie: het leek op dat moment een andere commissie dan die
waar het integraal veiligheidsbeleid besproken wordt. Dat zeg ik niet om het af te
schuiven, maar ik waak er een beetje voor dat veiligheid iets wordt waar alles onder valt.
Elk onderwerp dat je ter sprake brengt, hangt samen met veiligheid. Van mij uit zijn het
praktische redenen om hier wat terughoudend mee te zijn.
Mevrouw Ruygt: De burgemeester noemt praktische redenen om er terughoudend op te
reageren, maar het staat niet in het veiligheidsbeleid en ouderen horen hier wel in
genoemd te worden.
Burgemeester Kleijngeld: Mevrouw IJpelaar noemde het pestbeleid. Daar vind ik
hetzelfde van. Ik ontken het enorm gruwelijke aspect van pesten niet. Ik heb ook
gehoord wat er deze week elders in Nederland is gebeurd. Ik kan vanuit veiligheidsbeleid
echter niet naar het onderwijs om dit soort zaken preventief op te pakken. Dat moet je
op basis van ander beleid doen. Het onderwerp is in deze vergaderzaal ook eerder
aangekaart in het kader van onderwijs. Ik verwijs de raad naar dat beleid om te kijken of
op basis daarvan iets gedaan kan worden. Overigens was de portefeuillehouder
Onderwijs daar niet zo happig op, omdat de primaire verantwoordelijkheid bij de scholen
ligt. Pas ervoor op dat de gemeente niet probeert om alles op te lossen wat er niet klopt
in de maatschappij. Ik denk dat we dan bedrogen uitkomen.
Mevrouw IJpelaar: De burgemeester heeft gelijk dat de gemeente niet alles kan
voorkomen, maar het staat wel in het beleidsstuk. Daarom heb ik het naar voren
gebracht. Meer kan ik er niet van maken.
Burgemeester Kleijngeld: Ten slotte kom ik bij het amendement van LokaalBelang.
Daar kan ik kort over zijn. De bredere analyse is er nog niet, maar die willen we graag
maken. We zijn dit ook van plan. Het duurt echter wat langer doordat er in de tussentijd
onderhandelingen lopen voor het toepassen van cameratoezicht in de gemeente
Waalwijk. Het centrum zou daarbij kunnen aansluiten. Dan hebben we het over een veel
breder cameratoezicht dan wat in de meeste steden gebruikelijk is. Je zou met
cameratoezicht namelijk veel meer kunnen doen. Je zou het als big data kunnen
gebruiken in het kader van het centrummanagement en dat soort zaken. Daar praten we
op dit moment over met geïnteresseerde partijen. Ik zal u zo snel mogelijk op de hoogte
stellen van de uitkomsten. In de tussentijd is het altijd een zinnige zaak om in een
bredere analyse te kijken naar de mogelijkheden en onmogelijkheden. Ik ben graag
bereid om daar een toezegging voor te doen.
De heer Tiemstra: Ik heb even een vraag ter verduidelijking. Wat bedoelt de
burgemeester met big data in relatie tot centrummanagement?
Burgemeester Kleijngeld: Hoeveel mensen lopen er in de Stationsstraat? Bij welke
winkels? Hoeveel mensen lopen er in de Grotestraat? Wat is het zwakke punt in de
Grotestraat? Verandert dat? Is dat een halfjaar geleden anders geweest dan nu? Met
cameratoezicht kun je alles regelen. Wat zijn de verlangens van de winkeliers in verband
met hun commerciële belangen? Je zou op een veel bredere manier cameratoezicht
kunnen gebruiken en met computersystemen gegevens kunnen leveren. In de
internetwereld noemt men dat big data.
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
10
De heer Tiemstra: Dank voor de toelichting. Ik heb niet de indruk dat het voorstel die
kant op moet, maar dat cameratoezicht meer vanuit het oogpunt van veiligheid gewenst
is.
Burgemeester Kleijngeld: Dat klopt. Ik begrijp ook dat veiligheid het uitgangspunt is. Je
ziet nu echter dat je het waarschijnlijk breder kunt maken. Ik zie dat daar op dit moment
initiatieven voor genomen worden. Het zou dom zijn om daar niet tegelijkertijd gebruik
van te maken.
De voorzitter: Zijn alle vragen voldoende beantwoord? Ik constateer dat dit het geval
is. We gaan over op de tweede termijn. Het woord is aan de heer Monsieurs.
Tweede termijn
De heer Monsieurs: Voorzitter. Er wachten twee mensen op een antwoord van mij: de
heer Van Veelen noemde een contradictie in het amendement. Dat is met opzet gebeurd.
Waar het cameratoezicht eerst ingebed zou zijn in een groter onderzoek, willen wij nu
een breed onderzoek dat alleen gaat over cameratoezicht. U had het dus goed gelezen,
zonder meer.
Ik reageer op de heer Tiemstra. Het is niet onze eerste inzet om cameratoezicht te
gebruiken voor commerciële doeleinden. We hebben het over handhaving van
veiligheidsgevoelens. Dat de portefeuillehouder aangeeft dat er commerciële belangen
lopen, vind ik eigenlijk niet eens zo belangrijk. LokaalBelang vindt dat cameratoezicht in
het centrum nodig is. De zwaarte ligt bij het centrum en niet zozeer bij Haven 7 of
elders. Het gaat ons om het in de hand houden van overlastgevende jeugd en eventueel
ook ouderen. We willen ze in het zicht houden. Het mooie nieuwe item dat ze in Tilburg
in de meldkamer hebben, lijkt me perfect om ook in Waalwijk op te zetten. Laten we nu
eens niet volgen, maar laten we eens een trendsetter zijn in de regio.
De heer Tiemstra: Dank voor de toelichting. Het amendement is ook ingebracht bij het
onderwerp veiligheidsbeleid. In dat kader heb ik mijn instemming met het voorstel
betuigd. De heer Monsieurs laat nu een beetje in het midden of de camera’s ook voor
commerciële doeleinden gebruikt mogen worden. Hij sluit het in ieder geval niet uit. Dat
is mij een stap te ver. Ik wil alleen camera’s plaatsen in het kader van het
veiligheidsbeleid.
De heer Monsieurs: Het amendement gaat puur om de veiligheid. Als de
portefeuillehouder het breder wil trekken, zien we dat dan wel. Het gaat ons puur om de
veiligheid.
De heer Van Dongen: Ik heb in het verlengde van het betoog van de heer Tiemstra nog
een vraag aan de heer Monsieurs. Wij zijn enigszins geschrokken door de opmerking van
de portefeuillehouder dat een bredere scope gegeven kan worden dan alleen veiligheid.
Dit wordt niet geheel weerlegd door de heer Monsieurs. Wij hebben het amendement
ondertekend vanuit de invalshoek van de veiligheid. Wij willen op voorhand meegeven
dat het breder benutten van de informatie voor commerciële doeleinden nog een brug te
ver is.
De heer Monsieurs: Dat ben ik met de heer Van Dongen eens.
De voorzitter: Ik sluit het onderwerp af en ga over naar het volgende agendapunt.
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
11
1.2
(CS3) Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Waalwijk 2014
De voorzitter: Alleen de SGP heeft dit onderwerp als bespreekpunt geagendeerd. Het
woord is aan de heer Tiemstra.
Eerste termijn
De heer Tiemstra: Voorzitter, geacht college, collega-raadsleden, aanwezigen op de
publieke tribune. Aan de orde is de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente
Waalwijk 2014. Enkele technische verbeteringen, correcties en actualiseringen worden
voorgesteld. Tegen de voorgestelde aanpassingen heeft mijn fractie geen bezwaar. Toch
zijn er enkele punten waar we kort de vinger op willen leggen. Ten eerste is dat het
voornemen van het ministerie van Veiligheid en Justitie om de vergoeding voor
gemeenten per uitgeschreven bekeuring te schrappen. Dit levert een bezuiniging van
circa 15 miljoen euro per jaar. Nu krijgt de gemeente een vergoeding van het Rijk voor
elke uitgeschreven bekeuring voor overlast of fout parkeren. Daarmee wordt een beperkt
deel van de kosten voor handhaving gedekt. De opbrengsten van de bekeuringen gaan
niet naar de gemeente, maar naar de minister van Financiën. De VNG heeft via de
Tweede Kamer getracht om het voorstel af te schieten. Wij vragen het college om de
raad op de hoogte te houden over dit onderwerp mocht het besluit toch doorgaan. Wat
zou dit betekenen voor de handhaving en de leefbaarheid binnen onze gemeente?
Ten tweede wijzen wij op de artikelen 2.39 en 2.40, respectievelijk over
speelgelegenheden en speelautomaten. Onlangs konden we via de media vernemen dat
de Oostenrijkse gokgigant Novomatic in Waalwijk gaat neerstrijken. Wij gaan ervan uit
dat dit een positieve stimulans is voor de werkgelegenheid en verdere ontwikkeling van
de gemeente Waalwijk. Toch zijn wij verre van enthousiast over deze vette vangst. De
SGP is geen voorstander van gokken. Het kan leiden tot ernstige verslaving, met alle
mogelijke gevolgen van dien. De vraag dringt zich bovendien op in hoeverre het college
zich bij het binnenhalen van bedrijven enkel laat leiden door financiële aspecten, of dat
er nog ruimte is voor de afweging van morele aspecten. We zullen er nu niets meer van
zeggen, maar we zien erop toe dat er geen acties worden ondernomen die een
verruiming inhouden van de artikelen over speelgelegenheden en speelautomaten.
Ten derde kom ik op mijn laatste punt van deze korte bijdrage, en dat is afdeling 13 over
vuurwerk. We lezen in artikel 2:73: “Het is verboden om consumentenvuurwerk te
gebruiken op een door het college in het belang van het voorkomen van gevaar, schade
en overlast aangewezen plaats.” Het dus is verboden om consumentenvuurwerk op een
openbare plaats te gebruiken als het gevaar, overlast of schade kan veroorzaken.
De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet voor zover in het daarin
geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429 aanhef onder 1 van het Wetboek
van Strafrecht.
Het is dus mogelijk om in de APV een artikel op te nemen over plaatsen waar geen
vuurwerk mag worden afgestoken. Laten we het knalvrije zones noemen. Dit is
artikel 2:73 van de APV. Het college kan met dit artikel ook plaatsen aanwijzen. Dit
kunnen plaatsen zijn die gevoelig zijn voor geluidsoverlast, zoals kerkgebouwen, zieken-,
verpleeg- en verzorgingshuizen, tankstations, vanwege het brandgevaar, of dierenasiels.
Het volstaat niet om uitsluitend artikel 2:73 in de APV op te nemen. Het college moet
tevens een aanwijzingsbesluit nemen waarin de plaatsen worden vermeld, zoals bedoeld
in het eerste lid van artikel 2:73. Zonder dit besluit is het een loos artikel, aldus de VNG.
Voor zover wij weten, kennen we in Waalwijk geen aanwijzingsbesluit bij de APV, terwijl
er in diverse artikelen wel wordt gesproken over een door het college aangewezen plaats.
Hierbij is dus niet duidelijk welke plaatsen worden bedoeld of zijn aangewezen.
Met name voor vuurwerkoverlast willen wij dit graag repareren. Tijdens het
verkiezingsdebat in Ballade in maart hebben wij dit beloofd. Deze belofte lossen wij
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
12
vanavond in. Wij stellen voor om het college te verzoeken om een wijziging van de APV
voor te bereiden om in afdeling 13, artikel 2:73 een lid toe te voegen waardoor het
college de bevoegdheid krijgt om een aanwijzingsbesluit te nemen om het gebruik van
consumentenvuurwerk te verbieden op bepaalde plaatsen en hiervoor handhaafbare
criteria vast te stellen. Daartoe dienen wij een motie in.
De heer Van Well: Hoe moeten wij ons dit voorstellen? Hoe kun je een gebied
aanduiden waar geen vuurwerk mag worden afgestoken? Komt daar een grote cirkel
omheen te staan waarbinnen het niet mag en daarbuiten wel? Ik heb op zich geen
moeite met het voorstel, maar ik probeer het me voor te stellen hoe de heer Tiemstra dit
aan de portefeuillehouder gaat duidelijk maken.
De heer Tiemstra: Terechte vraag. Ik heb ook even gekeken hoe het vormgegeven zou
kunnen worden. Ik heb de verleiding weerstaan om een artikel uit een bestaand
aanwijzingsbesluit over te nemen. Daar staat bijvoorbeeld: “ter uitvoering van het
bepaalde in artikel 2:73 van de APV is het in het belang van het voorkomen van gevaar,
schade of overlast verboden om vuurwerk te bezigen in de directe nabijheid van de
volgende locaties: schoolgebouwen, brandstofoverslag, tankstations, brandbare opstal,
rieten daken, opslag brandbare stoffen, dierenasiel, veehouderij, winkelcentrum,
passages, bruggen en viaducten, vuurwerkopslag, vuurwerkverkooppunt, verzorgings- en
verpleeghuizen.” Dit is een algemeen aanwijzingsbesluit bij de APV van de gemeente
Leusden uit 2013. Ik wilde de motie niet zo formuleren dat we moeten gaan bakkeleien
over de vraag of het wel of niet mag in de buurt van een rieten dak. Wij geven het
college liever een opdracht mee om hierover na te denken. Er wordt immers in de APV
geschreven over door het college aangewezen plaatsen, maar het is niet duidelijk
waarover we het hebben. Ik denk dat we het met elkaar eens zijn over het feit dat
kerken, ziekenhuizen en verpleeghuizen niet direct locaties zijn waar je vuurwerk moet
afsteken. Ik wil echter een redelijk ruime opdracht aan het college meegeven en vragen
om er voor komende zomer op terug te komen. Het hoeft niet meteen in deze drukke tijd
van het jaar opgepakt te worden. Het hoeft niet per se voor de aanstaande jaarwisseling
voor elkaar te zijn.
De heer Van Veelen: Ik heb twee vragen. U wilt het artikel dat nu is opgenomen in de
APV waarin staat dat actie ondernomen kan worden nadat schade is opgetreden,
vervangen door een artikel waarmee bij voorbaat al iets geregeld wordt waardoor de
overlast niet optreedt. Klopt dat? Volgens mij heeft de portefeuillehouder al eens
aangegeven dat het eigenlijk niet goed gaat in verband met de prioritering. Als je dit wilt
handhaven, moet je iets anders schrappen. De politie heeft geen capaciteit om het beide
te doen. Hebt u erover nagedacht of dit überhaupt kan? Wat zou er geschrapt moeten
worden om dit te kunnen handhaven? Of laat u dat volledig over aan de politie?
De heer Tiemstra: Twee vragen, twee antwoorden. In de tekst van de motie verzoeken
wij om in het eerste lid een wijziging van de APV voor te bereiden, waarmee aan
afdeling 13 artikel 2:73 een lid wordt toegevoegd. Hiermee wordt het college bevoegd
om een aanwijzingsbesluit te nemen om consumentenvuurwerk te verbieden op bepaalde
plaatsen en hiervoor handhaafbare criteria vast te stellen. Ik kom er straks op terug wat
handhaafbaar is. Het gaat erom dat duidelijk wordt gemaakt waar we het eigenlijk over
hebben: wat gaan we nu precies besluiten? Ten tweede over de handhaving. Wij hebben
er zeker over nagedacht. Heb ik nu een antwoord op de vraag hoe we dit gaan
handhaven en hoe de prioritering op 31 december 2014 moet zijn? Daar ga ik niet over.
Ik wil er liever niet te lang over nadenken. Dat we keuzes moeten maken, dat is
duidelijk. Ik denk echter dat we er een slag vóór moeten maken en moeten bedenken
wat we willen. Vinden wij als raad dat we hier iets aan moeten doen en dat we erover
gaan nadenken om vuurwerk te weigeren in de buurt van een kerkgebouw of een
ziekenhuis? Als we daar niet voor zijn, zouden we een stap kunnen zetten door het
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
13
steunen van deze motie. Of gaan we zeggen: handhaving is lastig, dus we doen het maar
niet? Ik vind dat de raad zich daarmee tandeloos maakt.
De heer Brekelmans: Meestal hebben de moties van de heer Tiemstra bepaald
vuurwerk, maar bij deze kan ik het lontje niet vinden. U hebt het over inperken en
verbieden. De motivatie ontbreekt. Gaat het nu over overlast, over veiligheid of over het
handhaven van de openbare orde? In artikel 2:73 lid 1 staat het verhaal van het college.
Het college wil bepaalde plaatsten aanwijzen waar consumentenvuurwerk niet mag
worden afgestoken. Er staat: “consumentenvuurwerk op plaatsen verbieden”. Leg mij
even het verschil uit. Hoe gaan we dat doen met de genoemde gebouwen? Volgens de
nota Vastgoed zijn er tweehonderd gebouwen die in aanmerking komen voor de
beschrijving in de motie. Ik neem aan dat het niet de bedoeling is om die allemaal op te
nemen. Als we er enkele opnemen, dan krijgen we een handhavingsprobleem, want hoe
stel je dan de handhavingscriteria vast?
De heer Tiemstra: Ik denk niet dat we nu naar het lontje moeten zoeken. Ik wil wel
graag uw vragen beantwoorden. Ik denk niet dat we het op dit moment moeten hebben
over honderdvijftig of tweehonderd gebouwen die misschien in aanmerking komen. Ik
wilde insteken op kerkgebouwen, scholen, ziekenhuizen, verpleeg- en verzorgingshuizen.
Het kan ook een dierenasiel zijn. Als we even nadenken, kunnen er nog wel meer komen.
Ik wilde het college niet exact voorschrijven om welke gebouwen het gaat. Ik kan me
voorstellen dat daar met wat meer mensen naar gekeken moet worden en dat het college
met een voorstel terugkomt. Wat is de wens achter de motie? Ik moet even naar
woorden zoeken om uit te leggen wat vuurwerk in de buurt van een verzorgings- of
verpleeghuis aan overlast veroorzaakt. Dat is voor mij iets wat redelijk vanzelfsprekend
is. Het wordt in de samenleving breder gedragen. Er is meer aandacht voor. De
behandeling van de APV is bij uitstek de gelegenheid om er in de gemeenteraad over te
spreken. Dit is een eerste aanzet daartoe.
De heer Brekelmans: Ik nodig u niet uit tot expliciete vuurwerksituatie, maar vuurwerk
kan ook mooi zijn. Je kunt ervan genieten. Ik vraag me af wat de nuancering is ten
opzichte van het collegestandpunt. Daarin wordt immers het afsteken van
consumentenvuurwerk op aangegeven plaatsen verboden. U maakt ervan dat
consumentenvuurwerk op plaatsen wordt verboden. Waar moet ik de nuancering zoeken?
De heer Tiemstra: Blijkbaar heb ik het onvoldoende uitgelegd. Dat ligt aan mij. Wat
vragen wij in de motie? Wij vragen om een lid toe te voegen waardoor het college een
aanwijzingsbesluit kan nemen om het gebruik van consumentenvuurwerk te verbieden
op bepaalde plaatsen. We nodigen het college dus uit om te komen met een
aanwijzingsbesluit en de raad hiertoe een voorstel te doen. Een voorbeeld van zo’n
besluit heb ik bij me. Ik heb er straks het zesde artikel uit voorgelezen. Een
aanwijzingsbesluit hoeft niet alleen over consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
te gaan. Het kan ook gaan over straatprostitutie of loslopende honden. Er zijn meer
zaken waarvoor het college plaatsen kan aanwijzen waar het wel of niet geoorloofd is.
Onze insteek is vuurwerk, maar het kan breder getrokken worden naar gelang de
wenselijkheid binnen de raad.
De heer Van Well: Ik wilde straks al om verheldering vragen, maar ik heb mijn kruit nog
even droog gehouden. Toch wil ik nog iets te berde brengen. Hoe kun je handhaven en
hoe kun je het duiden? Waar leg je de grens? Heeft de heer Tiemstra overwogen om een
algemeen verbod op te leggen, tenzij bepaalde plaatsen worden aangewezen? Ik verwijs
naar de discussie die in Rotterdam is gevoerd na de laatste nieuwjaarsviering. Is het niet
verstandiger om dat te onderzoeken?
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
14
De voorzitter: Dit is eigenlijk een vraag voor het debat in tweede termijn. De heer
Tiemstra mag er kort op reageren.
De heer Tiemstra: Mooi siervuurwerk is een traditie en hoort bij de jaarwisseling. Daar
kunnen we niet tegen zijn. Het zou centraal geregeld kunnen worden in het dorp of op
een evenemententerrein. Daar zou ik van harte voor zijn. Ik weet niet wat de mening
van de heer Van Well daarover is, maar ik nodig hem graag uit om die te geven. Aan de
andere kant ligt het voorstel er al en het is ingegeven door onze grote wens om vormen
van overlast op bepaalde locaties tegen te gaan. Ik wil die plaatsen duiden door het
college de mogelijkheid te geven om een aanwijzingsbesluit te nemen. Het gaat er juist
om dat wij er duidelijkheid over hebben. Als de motie niet wordt aangenomen, blijft het
hangen en komen er geen plaatsen op basis van handhaafbare criteria.
De heer Van Well: We hebben in de commissie gesproken over “allesbehalve beleid”.
Dat is iets anders dan allesbehalve.
De voorzitter: Ik sta alleen vragen ter verduidelijking toe. U mag deze vraag in tweede
termijn stellen. De motie luidt als volgt.
MOTIE 1
Onderwerp: Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Waalwijk 2014 (APV)
De raad van de gemeente Waalwijk in vergadering bijeen d.d. 16 oktober 2014
De Raad,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat:
• in de APV bij afdeling 13, artikel 2:73 staat:
1. Het is verboden consumentenvuurwerk te gebruiken op een door het college in het
belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats;
2. Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te bezigen als dat
gevaar, schade of overlast kan veroorzaken;
• er een brede maatschappelijke discussie is over het inperken van het gebruiken van
consumentenvuurwerk;
• het kabinet het voornemen heeft het afsteken van vuurwerk tijdens oud en nieuw flink
in te perken;
• de VNG, het Nederlands Genootschap van Burgemeesters en enkele artsenorganisaties
hebben laten weten positief te zijn over dit voornemen;
overwegende dat:
• Waalwijk deze maatschappelijke discussie niet hoeft af te wachten maar al via de APV
maatregelen kan nemen om het gebruik van consumentenvuurwerk in te perken door
het gebruik op bepaalde locaties te verbieden;
• alhoewel niet limitatief, valt te denken aan het ziekenhuis, verzorgings- en
verpleeghuizen, school- en kerkgebouwen, tankstations, culturele centra, dierenasiel,
winkelcentra en brandbare opstallen;
• het daarom wenselijk is dat aan artikel 2:73 een lid wordt toegevoegd waarin het
college de bevoegdheid krijgt een aanwijzingsbesluit te nemen om het gebruik van
consumentenvuurwerk te verbieden op plaatsen zoals hiervoor bedoeld;
verzoekt het college:
1. een wijziging van de APV voor te bereiden om bij afdeling 13, aan artikel 2:73 een lid
toe te voegen waarin het college de bevoegdheid krijgt een aanwijzingsbesluit te
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
15
nemen om het gebruik van consumentenvuurwerk te verbieden op plaatsen en
hiervoor handhaafbare criteria vast te stellen;
2. de raad voor de zomervakantie 2015 hiertoe een voorstel te doen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: De motie is ondertekend door de fractie van SGP.
Beantwoording college
Burgemeester Kleijngeld: Voorzitter. Volgens mij zijn er drie onderwerpen waarover we
het moeten hebben. Het schrappen van de teruggave van boetes, die overigens niet per
definitie aan handhaving worden besteed. Dat zou immers een perverse prikkel zijn. Dit
zou voor Waalwijk, inclusief parkeerboetes, kunnen leiden tot een tekort van 25.000 tot
40.000 euro.
Over speelgelegenheden en automaten wil ik het volgende zeggen. Wat in de APV staat,
heeft te maken met inrichtingen. Daar zijn twee types van, namelijk zaken waar je
gemakkelijk kunt binnenkomen en waar ze één automaat hebben, en zaken waar je iets
moeilijker binnenkomt en waar ze twee automaten hebben. Dat controleren wij en wij
handhaven daarop.
Het derde punt is het vuurwerk. Of er een aanwijzingsbesluit aan de APV toegevoegd
moet worden om te regelen waar vuurwerk afgestoken mag worden, laat ik aan de raad
over. Ik geef wel graag een aantal zaken in overweging. De hele discussie over vuurwerk
die elk jaar iets heviger oplaait, heeft op landelijk niveau al tot strenge regelgeving
geleid. Verkoop van vuurwerk wordt geen drie dagen, maar twee dagen toegestaan. Het
afsteken van vuurwerk mag niet voor 31 december 18.00 uur ‘s avonds, terwijl dat
eerder 10.00 uur ’s ochtends was. Er zijn scherpere regels ten aanzien van illegaal
vuurwerk, dat vaak vanuit het buitenland wordt geïmporteerd. Daarmee zie je dat de
discussie van vorig jaar tot scherpere regelgeving heeft geleid. Ik vraag mij af of het
handhaafbaar is. Ik weet niet of ik de grens precies kan aangeven. Waar houdt dat dan
op? Het kerkgebouw van de Sint Jan loopt over in het Sint Jansplein. Ik zou in het
algemeen de capaciteit op 31 december en daaraan voorafgaand, willen inzetten op basis
van meldingen. We kunnen extra boa’s inzetten – dat hebben we eerder gedaan – in
combinatie met de politie. Als vuurwerk schade of overlast oplevert, vind ik dat op elke
plek even ernstig en daar moet je iets tegen doen. Ik heb liever dat daar de capaciteit in
zit dan in de beantwoording van de vraag waar precies de grens ligt tussen toelaatbaar
en niet. Ik geef u in overweging om erover na te denken of handhavingsregels ook echt
te handhaven zijn. U vraagt zich misschien af of er de afgelopen twee jaar in Waalwijk
locaties zijn geweest waar op basis van meldingen geconstateerd kan worden dat er
grote overlast is geweest. Ik moet u meedelen dat dit niet het geval was. Het was dan
eens hier, dan eens daar.
De heer Tiemstra: Een korte vraag. Wat vindt de portefeuillehouder van de suggestie
van de heer Van Well om te komen tot een algemeen vuurwerkverbod en op een centrale
plaats in Waalwijk het vuurwerk af te steken?
Burgemeester Kleijngeld: Kijkend naar de handhaafbaarheid zou ik zeggen om dit niet
te doen. Bovendien geef je het afsteken van vuurwerk een negatieve lading, terwijl er
ook positieve kanten aan zitten. Ik geniet ervan als ik op de Meerdijk naar het vuurwerk
kijk.
De heer Van Well: Ik wil nog een opmerking maken tegen de heer Tiemstra. Het was
niet zozeer een suggestie van mij, maar iets waarover gesproken wordt. Ik suggereerde
meer om zijn motie op die manier invulling te geven. Ik hoor de portefeuillehouder
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
16
echter zeggen dat handhaven met de huidige motie niet wordt verbeterd. Als dat zo is, is
dat een serieus gegeven waarmee we rekening moeten houden.
Burgemeester Kleijngeld: Ik denk dat nadere regelgeving leidt tot gedrag waarbij met
name jongeren het leuk vinden om te kijken of de politie het met de handhaving wel kan
redden.
De heer Van Well: Al het vuurwerk gaat in een halfuurtje de lucht in. In de praktijk
worden we op diverse plaatsen al vanaf 1 november geconfronteerd met het afsteken
van vuurwerk. De gemeente moet er alles aan doen om ervoor te zorgen dat het
vuurwerk tijdens het afgesproken tijdsvenster wordt afgestoken. Daar zal de hele
Waalwijkse bevolking achter staan, behoudens die paar die het zo leuk vinden om
vuurwerk op andere momenten af te steken. Het vuurwerk wordt zwaarder. Waar moet
je in hemelsnaam nog een pijl naartoe schieten als je rieten daken als risico-object
opneemt? Dat maakt het zo moeilijk om in te gaan op de argumenten die heel
sympathiek bedoeld zijn. Mijn fractie vindt de motie heel sympathiek en zou haar graag
steunen, maar de vraag is wat we ermee kunnen om echt iets te bereiken. Het antwoord
op die vraag hoor ik terug bij de portefeuillehouder in de zin van handhaafbaarheid. Klopt
dat?
Burgemeester Kleijngeld: Ja.
Tweede termijn
De heer Tiemstra: Voorzitter. De discussie beluisterd hebbende, lijkt het zich een beetje
toe te spitsen op de handhaafbaarheid. Ik merk bij de fractie van de VVD dat ze een eind
meegaat met wat wij willen, namelijk om te komen tot een aanwijzingsbesluit waarmee
we voor bepaalde gebieden of gebouwen concreet maken wat we ermee willen. Aan de
andere kant gaat de VVD nog een stapje verder en wil ze komen tot echte regulering
door een plaats aan te wijzen waar het siervuurwerk mag worden afgesloten. Daar
kunnen wij ook voor zijn. Vervolgens wordt aan de portefeuillehouder gevraagd of dit
gehandhaafd kan worden. Dat wordt een beetje moeilijk, volgens de portefeuillehouder,
en de VVD gaat weer zitten. Volgens mij is de raad dan niet helemaal op zijn plaats. Er
ligt een voorstel, er ligt een APV. We kunnen nu een raadsuitspraak doen. Wat gebeurt er
nu? Als er gezegd wordt dat handhaving een beetje moeilijk is, doen we de uitspraak
maar niet? Geven we dan ineens geen titel meer mee waarop gehandhaafd kan worden?
De raad is tandeloos als hij zich hierdoor terugtrekt. Daar heb ik een beetje moeite mee.
Ik vind het geen probleem om de motie wat aan te passen zodat de VVD haar kan
steunen, maar ik zou graag een stap in deze richting willen zetten.
De heer Van Well: Alles draait om handhaafbaarheid. De heer Tiemstra noemt de raad
tandeloos. Als je echter je tanden laat zien, moet je ze ook durven gebruiken. Als je ze
niet kunt gebruiken omdat er onvoldoende capaciteit is, is het zinloos om hiermee door
te gaan. Je kunt de APV optuigen als een kerstboom, maar uiteindelijk moet je wel de
mankracht hebben om de regels te handhaven.
De heer Tiemstra: Ik heb goed geluisterd naar de heer Van Well. Ik snap de dilemma’s
die er liggen. Als de raad echter zegt dat hij een bepaalde kant op wil, moeten degenen
die over de handhaving in de gemeente gaan dit signaal oppikken. Als de raad zich
telkens terugtrekt op het moment dat de portefeuillehouder zegt dat de handhaving een
beetje moeilijk is, is de raad van Waalwijk volgens mij niet meer op zijn plaats. Daar wil
ik u voor waarschuwen.
De voorzitter: Ik hoor een herhaling van zetten.
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
17
De heer Van Well: Ik ga niet in herhaling vallen, maar ik heb in de eerste reactie
gevraagd hoe je rondom een huis met rieten dak of tankstation een grens kunt
aangeven. Dat is bijna niet te doen. Als we hiermee doorgaan, creëren we een paarse
krokodil.
Mevrouw Ruygt: De discussie is zo aan het verzanden, ik stop ermee.
De heer Tiemstra: Ik heb de reacties van de fracties van LokaalBelang en het CDA nog
niet gehoord. Ik ben benieuwd hoe zij ertegenover staan.
De voorzitter: Dat zal bij de besluitvorming duidelijk worden. Ik kan ze niet dwingen om
te reageren. Ik geef het voorzitterschap weer over aan burgemeester Kleijngeld.
1.3
Initiatiefvoorstel 'Instellen raadsonderzoek relatie gemeente en BVO RKC
Waalwijk’
De voorzitter: Ik geef het woord aan de heer Ottens, die het initiatief heeft genomen tot
het voorstel om een raadsonderzoek in te stellen.
Eerste termijn
De heer Ottens: Voorzitter, collega-raadsleden, mensen op de publieke tribune. Het
komt niet vaak voor dat in de gemeenteraad van Waalwijk het initiatief genomen wordt
om een voorstel op de raadsagenda te krijgen. Als het dan gebeurt, is dat niet zonder
reden. In dit initiatiefvoorstel wordt gevraagd om tot een raadsonderzoek te komen. Op
2 september jl. heeft de gemeenteraad met een kleine meerderheid de steunoperatie van
RKC goedgekeurd. Ondanks de verdeeldheid in standpunten kan er na het debat één
gezamenlijke conclusie worden getrokken. Alle fracties hebben zich afgevraagd hoe het
nu weer zo ver is gekomen dat RKC wederom in deze situatie is beland, ondanks harde
afspraken. Ook bestaat er onvoldoende inzicht in de effectiviteit van het gemeentelijk
toezicht in de afgelopen jaren. En ook nu weer hebben de portefeuillehouders
toezeggingen gedaan om het toezicht te verscherpen. Ons is gisteren medegedeeld dat
er hard wordt gewerkt aan de uitwerking hiervan.
In dat licht is het initiatiefvoorstel dat de PvdA samen met GroenLinksaf, D66,
Werknemersbelang en SGP indient uiterst actueel. De gemeenteraad heeft in 2000,
2004, 2009, 2010 en heel recentelijk zijn verantwoordelijkheid genomen, los van de
politieke keuzes die door de verschillende fracties zijn gemaakt. Telkens moest onder
grote tijdsdruk een afweging op hoofdlijnen worden gemaakt. Vanaf de eerste
steunoperatie is er tussentijds door de respectievelijke colleges aangegeven dat de zaak
in control is. BVO RKC zou maatregelen treffen om nieuwe financiële problemen
zelfstandig te kunnen oplossen. Streng toezicht door gemeentelijke toezichthouders zou
dat moeten waarborgen. Telkens werden wij opnieuw verrast. Daar begint de schoen te
wringen. Het is niet dat wij geen vertrouwen hebben in de intenties van het college. Het
gaat er echter om dat de raad voldoende inzicht moet krijgen in de situatie zodat hij de
instrumenten kan inzetten die nodig zijn om zijn controlerende rol actief en passief waar
te maken. Het is daarom van belang om goed inzicht te krijgen in het dossier, niet alleen
op papier, maar vooral in de uitvoering ervan. Op welke wijze zijn raadsbesluiten en
afspraken tussen de gemeente en RKC vastgelegd? Op welke wijze is de afgelopen jaren
het toezicht vormgegeven en uitgevoerd? En hoe is de afgelopen tijd gestuurd op de
naleving van de afspraken? Om deze reden dienen wij het initiatiefvoorstel in om een
raadsonderzoek in te stellen. Het is een zwaar middel, al was het maar omdat we onszelf
in een drukke periode een extra last opleggen. We vinden echter een gedegen
documentstudie en het horen van de belangrijkste stakeholders van wezenlijk belang om
uit het verleden lessen te leren voor de toekomst. Het gaat niet alleen om een wezenlijk
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
18
financieel belang van de gemeente. Het gaat ook om het vertrouwen in de politiek en
onze inwoners.
Ik spreek mijn waardering uit voor de fractievoorzitters van LokaalBelang, VVD, CDA en
ChristenUnie. Zij hebben in een laat stadium een poging gedaan om een raadsbreed
gedragen voorstel te krijgen. Zij willen hetzelfde onderzoek met dezelfde vragen, maar
dan uitgevoerd door de Rekenkamercommissie. De Rekenkamercommissie is echter
bedoeld om de doelmatigheid en effectiviteit van het beleid te onderzoeken. Het gaat ons
niet om het beleid, maar om de wijze waarop het is uitgevoerd. Dat is een wezenlijk
verschil.
Bovendien
is
het
onderwerp
al
eerder
aangedragen
bij
de
Rekenkamercommissie, maar kennelijk vinden zij het te gevoelig om het onderzoek uit te
voeren. Belangrijker is nog dat wij vinden dat de raad betrokken moet zijn bij het
onderzoeksproces en er ook invloed op moet kunnen uitoefenen, juist vanwege het
maatschappelijk moeilijke onderwerp. Op dit principiële punt verschillen wij van mening
met de coalitiepartijen.
Tot slot het volgende. Het komt regelmatig voor dat onderzoeken of de uitkomsten ervan
uitmonden in het aanwijzen van schuldigen. Dat is niet onze bedoeling. Natuurlijk zullen
wij een politiek oordeel geven over de bevindingen. Dit oordeel zal zoals altijd gebaseerd
zijn op feiten en niet op emoties. Het is daarom van belang om nu zo veel mogelijk feiten
op tafel te krijgen. Daarom doe ik alsnog een oproep om mijn voorstel te steunen.
De heer Van Hamond: Voorzitter, leden van de raad, college en overige aanwezigen.
Vanavond spreken wij over het initiatiefvoorstel over het instellen van een
raadscommissie, conform artikel 155a van de Gemeentewet. Laten we vooropstellen dat
wij niet tegen een onderzoek zijn. Integendeel. Wij willen graag duidelijkheid krijgen over
de afgelopen veertien jaar van het dossier over RKC. We spreken over veertien jaar
geschiedenis. Wij denken dat met de uitkomsten van een dergelijk onderzoek alleen al
winst valt te halen voor de toekomst. Zeker met de aanvullende bepalingen in ons
achterhoofd die zijn verwoord in het amendement met betrekking tot de vernieuwde
opzet van RKC. Communicatie en controle op de uitvoering van te maken schriftelijke
afspraken zijn van essentieel belang. De afgelopen dagen hebben wij als coalitie diverse
malen contact gehad met de indiener van het initiatiefvoorstel, de heer Ottens. Het doel
was om het voorstel zodanig aan te passen zodat raadsbrede steun zou ontstaan. Over
de complete tekst waren wij in principe akkoord, alleen over de besluitvorming bestond
discussie. De onderzoeksvragen gingen een op een over in een nieuw voorstel. Over de
opdracht verschillen wij echter van mening. De coalitiepartijen vonden en vinden nog
steeds dat de onafhankelijke Rekenkamercommissie een dergelijk onderzoek moet
kunnen uitvoeren. Hiervoor is geen onderzoekscommissie nodig. Wij vinden het jammer
dat we er niet uit gekomen zijn. Hierbij dienen de vier coalitiepartijen een amendement
op het initiatiefvoorstel in.
De voorzitter: Het amendement luidt als volgt.
AMENDEMENT 2
Onderwerp: Instellen raadsonderzoek relatie gemeente en BVO RKC Waalwijk
De raad van de gemeente Waalwijk in vergadering bijeen d.d. 16 oktober 2014
Ondergetekende(n) stelt/stellen het volgende amendement voor:
overwegende dat:
• in het initiatiefvoorstel wordt voorgesteld een onderzoek op grond van artikel 155a
van de Gemeentewet in te stellen;
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
19
• de aanleiding van het onderzoek uitgaat van de vooronderstelling dat afspraken
tussen de diverse partijen en de mate van naleving voor de raad niet transparant zijn,
hetgeen echter uit onderzoek zal moeten blijken;
• ook de Rekenkamercommissie op objectieve en onafhankelijke wijze onderzoek voor
de raad doet over het door het college gevoerd bestuur en hierover de raad
rechtstreeks rapporteert;
• het instellen van een raadsonderzoek veel tijd en inzet vraagt van raadsleden en een
extra beslag legt op de financiële middelen;
• om voornoemde redenen de Rekenkamercommissie bij uitstek belast kan worden met
dit onderzoek.
besluit:
het dictum van het besluit als volgt te wijzigen:
De gemeentelijke rekenkamer te verzoeken een onderzoek in te stellen naar de manier
waarop het gemeentelijk toezicht op RKC is georganiseerd en de mate waarin dit effectief
is gebleken. In het bijzonder gelden de volgende onderzoeksvragen:
1. Welke afspraken zijn door de respectievelijke colleges gesteld aan de BVO RKC, de
Investment Group RKC en overige stakeholders bij de uitvoering van de door de
gemeenteraad geaccordeerde reddingsoperaties vanaf 2000 tot heden?
2. Op welke wijze zijn deze voorwaarden vastgelegd?
3. Wat waren in de onderzoeksperiode de bevoegdheden van en opdrachten aan de
gemeentelijk toezichthouder?
4. Hoe heeft het college, respectievelijk de daartoe aangewezen ambtenaren dan wel de
gemeentelijk toezichthouder, controle op de naleving van de afspraken genoemd
onder nr. 1 uitgeoefend?
5. Op welke wijze is (op basis van de overeengekomen bevoegdheden) gestuurd op
naleving van de afspraken voor zover het de gemeentelijke belangen betreft?
6. Hoe heeft het college zijn informatieplicht naar de raad vervuld wat betreft tijdigheid
en volledigheid?
De voorzitter: Het amendement is ondertekend door de fracties van LokaalBelang, VVD
CDA en ChristenUnie.
Mevrouw Ruygt: Mijnheer Van Hamond, u weet dat de Rekenkamercommissie zelf de
onderzoeken mag uitzoeken? U hebt het over de financiën. Wat zijn de financiële
consequenties als het onderzoek door de raad gedaan wordt? U schetst al een aantal
punten die gevraagd moeten gaan worden. Als het onderzoek door de
Rekenkamercommissie gedaan wordt, denk ik toch dat zij daar zelf over gaat. Wat is het
voordeel om het door de Rekenkamercommissie te laten uitvoeren?
De heer Van Hamond: Eerst over de financiën. Als we het uitbesteden zoals de
bedoeling is bij het instellen van een raadscommissie, moeten we een extern bureau
inschakelen en dat kost een flink bedrag. In de tekst is dit bedrag ingeschat op € 20.000.
Voor de Rekenkamercommissie, die wij zelf gekozen hebben, is het budget reeds in de
begroting opgenomen. Wij kunnen de Rekenkamercommissie dus gewoon een opdracht
geven. Wij vinden als coalitie dat we best wat kanttekeningen mogen plaatsen bij het
formuleren van de opdracht. Doordat het budget van de Rekenkamercommissie al in de
begroting zit, gaan wij er financieel niet op achteruit. Als het ene bureau € 20.000 euro
kost, houdt dat niet in dat een onderzoek door de Rekenkamercommissie datzelfde
bedrag gaat kosten. Zij hebben een budget en daar heeft de raad controle op.
Mevrouw Ruygt: U realiseert zich dat de Rekenkamercommissie kan weigeren?
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
20
De heer Van Hamond: De Rekenkamercommissie werkt namens de gemeenteraad en in
opdracht van de gemeenteraad. Het zou toch vreemd zijn als ze dit zou weigeren. Ik
verwacht dat niet. Ik verwacht dat ze het meteen aanpakken als we raadsbreed besluiten
dat we dit onderzoek willen instellen.
Mevrouw Ruygt: De Rekenkamercommissie kiest haar eigen onderwerpen en kan
afstappen van de onderwerpen die wij aandragen.
De heer Van Hamond: Nee, de Rekenkamercommissie kán haar eigen onderwerpen
kiezen. Dat wil niet zeggen dat dit altijd zo is.
De heer Tiemstra: Ik heb met belangstelling geluisterd naar het betoog van de heer Van
Hamond. Hij begon met de uitspraak dat hij waarde hecht aan een onderzoek en aan
duidelijkheid. Dat doet mij genoegen. Ik denk dat de indieners hechten aan volledige
duidelijkheid: waarheidsvinding tot op de bodem. Als ik de bevoegdheden van de
Rekenkamercommissie vergelijk met die van een raadsonderzoekscommissie, concludeer
ik dat die laatste volgens artikel 155a van de Gemeentewet een stuk verder gaan.
Waarom is er de coalitie zo veel aan gelegen om een raadsonderzoek, waarbij mensen
onder ede gehoord kunnen worden, uit de weg te gaan? Waarom wilt u dit onderzoek
neerleggen bij de Rekenkamercommissie? Daarnaast ging het over de kosten. Hoeveel
waarde hecht de raad aan de waarheidsvinding? Artikel 155a van de Gemeentewet geeft
aan dat het college door de raad gevraagd onderzoek opneemt in de ontwerpbegroting.
Het gaat hier om een bedrag van € 20.000. In de vorige vergadering is besloten om RKC
te redden, wat de gemeente € 147.000 kost, en daarvoor heb ik nog geen enkele
dekking gezien. Ik heb daarom wat moeite met dat argument.
De Rekenkamercommissie heeft overigens ook een bepaalde agenda. Een paar weken
geleden hebben we met de fracties bij elkaar gezeten en hebben wij onze wensen voor
de Rekenkamercommissie ingediend. Als we dit onderzoek opleggen, gaat dat ten koste
van andere wenselijke onderzoeken.
De heer Van Hamond: Uiteraard heeft de Rekenkamercommissie een agenda, maar als
er prioriteiten zijn, vindt de coalitie dat die aangegeven mogen worden. Als wij dit
onderzoek belangrijker vinden, zal een aantal onderwerpen die wij reeds hebben
aangedragen, vervallen. We maken zelf de keuze in gesprekken met de Rekenkamer. Als
wij raadsbreed opdracht geven, zal de Rekenkamer het onderzoek uitvoeren.
Ten tweede wil ik opmerken dat wij heel veel waarde hechten aan een onderzoek. Voor
ons is een onafhankelijk onderzoek van de Rekenkamer echter voldoende. Een enquête
waarbij mensen onder ede gehoord worden, is voor ons een stap te ver. Als wij boven
tafel krijgen wat er verkeerd is gegaan en daarvan iets leren voor de toekomst, en we
krijgen alles heel netjes op papier, zeg ik dat we deze stap moeten zetten. Het is 2014:
zo gaan we verder, we moeten controle hebben. We moeten rapportages krijgen en
gevraagd en ongevraagd geïnformeerd worden.
De heer Tiemstra: Eén ding is nog blijven liggen, of eigenlijk twee. Wat is er tegen het
bereiken van een volledige waarheidsvinding? Ik denk dat een raadsonderzoek daar bij
uitstek het middel voor is. Wat is daartegen? Het tweede is het volgende. De taken van
de Rekenkamercommissie betreffen het onderzoeken van doelmatigheid, doeltreffendheid
en rechtmatigheid van het door de gemeente gevoerde bestuur, terwijl de
onderzoekscommissie gaat over het gevoerde bestuur. Dat zijn wezenlijk verschillende
dingen. Ik vraag me af of het zuiver is om deze vraag aan de Rekenkamercommissie
mee te geven. Ik denk van niet. Ik denk dat u – en daarmee wellicht de gehele coalitie –
de onderzoeksopdracht en de wijze van onderzoek wilt afzwakken en daarmee het
amendement een andere lading wilt geven. Dit dossier is het waard om tot de bodem uit
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
21
te zoeken. Uit het onderzoek moet een conclusie worden getrokken waaruit we lering
kunnen trekken voor de toekomst. Op dat punt stem ik van harte met u in.
De heer Van Hamond: Ik ben blij dat de heer Tiemstra het gedeeltelijk met mij eens is.
De kern van ons verhaal is dat we de waarheid op welke manier dan ook boven tafel
willen krijgen. Wij verschillen van mening over de vraag of dat met een uitgebreide
raadsenquête en het horen van mensen onder ede gebeurt, of door de
Rekenkamercommissie. Ons maakt dat niet zo veel uit. Wij hebben vertrouwen in de
onafhankelijke Rekenkamer, die we zelf gekozen en gewild hebben.
De heer Den Braven: Ik hoor hier vanavond iets waarvan ik schrik. Ik hoor de heer Van
Hamond zeggen dat de Rekenkamercommissie een onderzoek moet uitvoeren als de raad
haar dat opdraagt. Ik hoor hem eigenlijk zeggen: “…, want anders.” Ik lees voor uit de
verordening van de Rekenkamercommissie: “De Rekenkamercommissie bepaalt de
onderwerpen die zij onderzoekt.” Die onderwerpen worden niet door ons vastgesteld. “De
rekenkamer formuleert de probleemstelling”, niet de gemeenteraad van Waalwijk dus.
“De rekenkamer stelt de onderzoeksopzet vast”, niet de raad van Waalwijk. Zei de heer
Van Hamond net dat het hem niet zo veel uitmaakt wie het onderzoek uitvoert?
De heer Van Hamond: Ik heb gezegd dat het mij niet uitmaakt, als het maar goed
gebeurt en de feiten boven tafel komen. Wie het doet is niet interessant, als de feiten
maar boven tafel komen.
De heer Den Braven: Dan mag ik dus veronderstellen dat het u niets uitmaakt wie het
doet. Dan blijft als enige argument over dat een raadsonderzoek geld kost en een
onderzoek van de Rekenkamercommissie niet.
De heer Van Hamond: Dat is niet het enige argument. Een raadscommissie is een vrij
zwaar instrument. Ik heb het in twaalf jaar nog niet meegemaakt dat het is ingezet. Het
is een vrij zwaar instrument, terwijl wij hier zelf de Rekenkamercommissie in huis
hebben. Wij hebben er vertrouwen in dat de opdracht daar goed wordt uitgevoerd.
De heer Den Braven: U wilt dus een onderzoek laten doen door de
Rekenkamercommissie die daar niet op ingesteld is en zich begeeft op een gebied waar
ze eigenlijk niet voor zijn, om de simpele reden dat we de commissie in huis hebben. Ik
vind de formulering werkelijk fantastisch. U vindt het zwaarste dossier dat wij de
afgelopen jaren onder ogen hebben gekregen blijkbaar niet de moeite waard om serieus
te laten onderzoeken. Het is het dossier met de grootste nadelige gevolgen voor de
gemeente Waalwijk, we hebben ons al voor dertig jaar verplicht om 147.000 euro per
jaar bij te dragen. Als RKC omvalt, komt daar nog 9 miljoen bij. En u vindt het niet nodig
om serieus te laten onderzoeken hoe het in hemelsnaam mogelijk is dat wij met al onze
goede bedoelingen op dit punt uitgekomen zijn?
De heer Van Hamond: Wij vinden het dossier wel degelijk de moeite waard, alleen op
een andere manier dan dat u het wilt.
De heer Kuijten: In het reglement van orde van de Rekenkamercommissie staat dat de
rekenkamer bevoegd en in staat is om het onderzoek te doen. De rekenkamer wil graag
horen wat de raad onderzocht wil hebben. Jaarlijks vraagt de rekenkamer aan de fracties
welke onderwerpen zij belangrijk vinden om te onderzoeken. De VVD heeft, net als de
andere fracties, ongeveer twee maanden geleden een informeel gesprek gevoerd met de
totale rekenkamer. Daar hebben wij dit onderwerp al voorgesteld. Er is toen niet gezegd
dat dit niet zou kunnen. Het reglement van orde geeft ook aan dat een onderzoek kan
plaatsvinden naar de effectiviteit van het gevoerde bestuur, dus niet van het gevoerde
beleid. Ten tweede staat er dat de raad nadere regels kan stellen voor het te
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
22
onderzoeken onderwerp. De raad heeft daar dus volledig de vrije hand in om opdrachten
te verlenen aan de rekenkamer.
Mevrouw Ruygt: Ook wij zijn bij de Rekenkamercommissie geweest. Ik begrijp één ding
niet. Iedereen zegt dat hij het tot de bodem uitgezocht wil hebben, ook de heer Van
Hamond. Is het soms een probleem dat de raadsenquêtecommissie het onder ede doet?
De heer Van Hamond: Nee, dat is niet het probleem. Wij gaan ervan uit dat de
Rekenkamercommissie het ook tot de bodem kan uitzoeken. Die bevoegdheid heeft ze.
Zo simpel is het. Waarom moet dat onder ede? De Rekenkamercommissie kan het
allemaal netjes uitzoeken.
Mevrouw Ruygt: Ik vraag of u bang bent om een onderzoek onder ede te doen. Zit daar
het knelpunt?
De heer Van Hamond: Ik ben 25 jaar militair geweest en heb altijd onder ede gestaan.
Ik heb daar geen bezwaar tegen.
Mevrouw Ruygt: Of u nu onder ede hebt gestaan of niet doet er niet toe. Op dit moment
lijkt het of u er moeite mee hebt.
De voorzitter: Ik ga over op de tweede spreker. Ik stond gisteren niet onder ede, maar
onder Epe.
De heer Kuijten: Voorzitter, leden van de raad, college, aanwezigen op de publieke
tribune. Bij de behandeling van het voorstel van RKC in de raad van september heeft
mijn fractie kritische kanttekeningen geplaatst en voorwaarden gesteld over de wijze
waarop in de toekomst met het dossier moet worden omgegaan. Onze fractievoorzitter
heeft dan ook over de onderzoeksvragen en -onderwerpen zoals verwoord in het
initiatiefvoorstel geen echte bezwaren. Als de raad in meerderheid twijfels heeft, dient
eenvoudigweg een onderzoek plaats te vinden. Laat daarover geen misverstand zijn. De
VVD-fractie heeft echter wel bezwaar tegen de wijze waarop het onderzoek zou moeten
plaatsvinden volgens het voorstel. Ik duid met name op het raadsonderzoek conform
artikel 155a van de Gemeentewet, waarbij een onderzoekscommissie bestaande uit
raadsleden het onderzoek moet gaan verrichten. De VVD pleit er juist voor om het
onderzoek te laten doen door een platform dat door ons in het leven is geroepen,
overeenkomstig de Gemeentewet, namelijk de gemeentelijke rekenkamer. Dit is een
door ons gerespecteerd platform en heeft al vele jaren heel veel onderzoeken voor de
raad verricht. Dit was altijd naar tevredenheid. Ze is onafhankelijk en bestaat uit
personen die niet emotioneel bij het dossier betrokken zijn. Bovendien zijn ze kundig in
het doen van onderzoeken. De VVD-fractie heeft daar vertrouwen in.
Je kunt er niet omheen: het RKC-dossier is een politiek beladen dossier geworden. Een
dossier dat al een groot aantal jaren regelmatig aan de orde is geweest. Diverse
burgemeesters, wethouders en raadsleden hebben zich de afgelopen jaren met
regelmaat met het dossier beziggehouden. Sommigen van hen zitten nog in de raad of in
het college. Wij vinden het niet juist dat deze personen betrokken worden bij de
uitvoering van het onderzoek. Zij moeten dan onderzoek doen naar het eigen
functioneren in de afgelopen periode. Wij denken niet dat dit werkt. De
geloofwaardigheid van de uitkomst van het onderzoek is dan namelijk in het geding. Dat
is iets wat de VVD koste wat kost wil voorkomen. Onafhankelijk en objectief dient het
onderzoek uitgevoerd te moeten worden. Iedere schijn van partijdigheid dient te worden
vermeden. Wij pleiten ervoor om het onderzoek te laten doen door een volstrekt
onafhankelijk gremium, de rekenkamer. De VVD-fractie is mede-indiener van het
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
23
amendement en steunt het uiteraard. Wij willen natuurlijk ook graag de reactie op het
amendement en op het initiatiefvoorstel van de wethouder.
De heer Den Braven: Het is natuurlijk niet de bedoeling dat alle 29 raadsleden in de
onderzoekscommissie gaan zitten. Er hoeven dus niet per se mensen in te zitten die iets
te maken hebben gehad met RKC. Ik dacht: ik zal het maar even zeggen, want ik wist
niet zeker of u begrijpt dat het zo kan werken.
De heer Kuijten: Mijnheer Den Braven, u bent natuurlijk niet helemaal achterlijk. Ze zijn
natuurlijk allemaal op een of andere manier betrokken bij de mensen die wel zitting
hebben in de commissie.
De heer Den Braven: Ik ben blij dat de vergelijking met uzelf voor mij positief uitvalt.
De raad zit in een positie waarin hij niet volledig zeker kan zijn van het feit dat het
college de raadsbesluiten uitvoert zoals wij willen. Vindt u dat we dan in een situatie
zitten waarin een raadsenquêtecommissie gerechtvaardigd is?
De heer Kuijten: Dat zullen we dan door de Rekenkamercommissie kunnen laten doen.
Dat kan per definitie ook een rekenkamer. Wat hebt u tegen het feit dat de rekenkamer
het doet?
De heer Den Braven: De rekenkamer is niet ingesteld om dit soort dingen te
onderzoeken. Bovendien hebben we al jarenlang tegen de rekenkamer gezegd dat het
RKC-dossier onderzocht moet worden. De rekenkamer heeft ook al jarenlang tegen ons
gezegd dat ze het RKC-dossier te zwaar politiek beladen vindt om te onderzoeken.
Daarvoor zit de grote tegenstelling in de raad.
De heer Kuijten: Die opmerking heb ik nooit vernomen.
De heer Den Braven: U hebt ook andere oren. U hebt met iets andere oren geluisterd
dan ik. Deze opmerking heb ik elke keer gehoord.
De heer Kuijten: Zo kun je elke discussie doden.
De heer Den Braven: Als ik nu tegen u zeg dat ze mij dat hebben verteld, gelooft u mij
niet. Lieg ik dan? Is het niet waar wat ik zeg?
De heer Kuijten: Wij hebben het zes, zeven weken geleden expliciet aan de orde gesteld
bij de rekenkamer. Wij hebben over het dossier RKC geen enkele wanklank gehoord.
Niemand heeft gezegd dat hij het onderzoek niet wil uitvoeren. Gelooft u mij dan?
De heer Den Braven: Ik geloof best dat ze daar niets over tegen u gezegd hebben.
Gelooft u mij als ik zeg dat ze dit tegen mij wel hebben gezegd? Niet alleen nu, maar ook
de vorige keren.
De voorzitter: Dit heeft geen zin. U hebt beiden een opmerkelijke interpretatie van
dezelfde bijeenkomst; daar komen we niet uit.
De heer Den Braven: Ik constateer het volgende. Sinds de VVD lid is van de coalitie, is
er de fractie heel wat aan gelegen om te zorgen dat niet de onderste steen boven komt.
Dat vind ik een bedenkelijke constatering.
De heer Kuijten: Ik ben het daar volstrekt niet mee eens. Wij zijn het volledig eens met
het onderwerp en de vragen die in het initiatiefvoorstel zijn opgenomen. We nemen ze
voor 100% over. Wij vragen ons alleen af of we het onderzoek moeten doen op grond
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
24
van artikel 155a van de Gemeentewet of dat je het kunt laten doen door een instituut dat
door onszelf in het leven is geroepen, waar wij veel ervaring mee hebben, waar
onafhankelijke mensen in zitten en waar deskundigen in zitten. Dat is het verschil van
mening.
De voorzitter: Ik ga nu naar de heer Ottens.
De heer Ottens: De heer Kuijten begon zijn betoog met de uitspraak dat hij ernstige
bezwaren heeft tegen een raadsonderzoek …
De heer Kuijten: Ik heb het woord ernstig niet genoemd.
De heer Ottens: … bezwaar. Ik heb hem een aantal voordelen horen noemen. Daarover
kunnen we van mening verschillen. Misschien kunnen we in het debat zelfs nog nader tot
elkaar komen. Dat weet ik niet. Ik heb een aantal voordelen horen noemen van de
Rekenkamercommissie als onderzoeksgroep. Ik heb u maar één bezwaar horen noemen
voor het uitvoeren van een raadsenquête, buiten de emotionele aspecten. Dat laatste
heb ik ook genoemd en die moeten we juist door feiten zien weg te nemen. De vraag of
personen in het verleden bij het dossier betrokken zijn geweest, bijvoorbeeld als
wethouder, vind ik een uitvoeringsvraag. Ik ben het met u eens dat het niet verstandig is
om die mensen zichzelf te laten onderzoeken. Maar dat kunnen we gewoon voorkomen.
Bent u het met mij eens dat dit een uitvoeringskwestie is en dat het bezwaar eenvoudig
weggenomen kan worden? Stel dat de Rekenkamercommissie zegt dat ze het onderzoek
niet wil uitvoeren, om welke reden dan ook. De commissie heeft immers dit recht. Hoe
kijkt u dan tegen het initiatiefvoorstel aan?
De heer Kuijten: Als dat zo zou zijn, zou ik nog eens een stevig gesprek willen met de
rekenkamer. Maar dan zouden we een ander bureau moeten zoeken die het onderzoek
kan uitvoeren. Ik vind het een wezenlijk verschil met artikel 155a van de Gemeentewet.
Het is een buitengewoon zwaar onderzoek. Vergist u zich daar niet in. Daar is het
onderwerp naar onze mening te licht voor.
De heer Ottens: Ik ben toch zeer benieuwd hoe de heer Kuijten dat ziet. Welke
instrumenten hebben we verder nog? We hebben de Rekenkamercommissie en we
kunnen een raadsonderzoek houden. Meer is er niet.
De heer Kuijten: U legt al voorbeelden neer terwijl we nog niet weten of de
Rekenkamercommissie het kan doen. Wij zijn van mening dat er voor de rekenkamer
geen beletsel zou zijn om het onderzoek te doen. Ik vind dat we nu niet moeten
discussiëren over de vraag: wat als ze het niet doen? In dat geval moeten we ons
opnieuw gaan beraden. Ik wil daar niet op vooruitlopen. Ik ga er nog van uit dat de
rekenkamer het gaat doen.
De heer Otten: Maar u wilt het wel aanpakken.
De heer Kuijten: Natuurlijk. Als er maar een meerderheid is, of zelfs een minderheid, die
twijfelt aan de integriteit van het bestuur, heeft zij het democratisch recht om de
onderste steen boven te krijgen. Heel simpel. Dan vindt u de VVD aan uw zijde. De
coalitie gaat voor 100% akkoord met de nader te onderzoeken onderwerpen die in het
initiatiefvoorstel worden aangedragen.
Mevrouw Ruygt: De heer Kuijten vindt het middel te zwaar voor het onderwerp. Als half
Waalwijk over RKC valt, vindt u het middel te zwaar?
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
25
De heer Kuijten: Ik denk dat het voor de geloofwaardigheid van de politiek beter zou
zijn als een totaal onafhankelijke commissie het onderzoek zou doen. Ik denk dat men
daardoor meer vertrouwen krijgt in de politiek dan als wij onszelf gaan onderzoeken.
Misschien krijg je dan op straat het gepraat van: kijk, ze komen er gemakkelijk vanaf
want ze hebben zichzelf onderzocht. Dat is ook een zaak om over na te denken.
Mevrouw Ruygt: Als de bevolking weet dat er een onderzoek plaatsvindt onder ede,
denk ik dat ze dat verhaaltje van u niet zullen hebben. Ze zeggen nu juist dat de
gemeente het onderzoek gewoon even uitbesteedt. Die mensen van de rekenkamer
werken toch voor ze.
De heer Kuijten: Als mevrouw Ruygt denkt dat de burgerij zo denkt, kunnen we daar
niet over discussiëren. Dat is haar opvatting; ik denk er anders over.
De heer Ottens: Ik heb het woord “integriteit” niet in de mond genomen, laat staan de
uitspraak “twijfel aan de integriteit van het college”. Er zijn meerdere betrokkenen
geweest. Ik wil naar niemand met een beschuldigende vinger wijzen. Dit onderwerp ligt
politiek zeer gevoelig. Dat merk je al in deze discussie. Er zijn meerdere stakeholders,
ook buiten de raadszaal. Daar is interactie tussen geweest. Neem als raad je
verantwoordelijkheid. Het is een zwaar middel, maar het is het onderzoeken waard.
De voorzitter: Kijkt u uit dat u niet in herhaling valt?
De heer Kuijten: De heer Ottens vindt het een goed middel, maar wij vinden het te
zwaar. Wij denken dat de Rekenkamercommissie een goed alternatief is. Zo simpel is
het.
De heer Tiemstra: Ik wil nog even ingaan op de woorden van de heer Kuijten tegen
mevrouw Ruygt. Hij sprak over de raad die eigenlijk zichzelf onderzoekt. Zou het kunnen
zijn dat de wijze waarop het publiek hierover denkt, in grote mate bepaald wordt door de
uitkomsten van het onderzoek? Als we op een gegeven moment tot een onderzoek
komen en we gaan tot de bodem – dat wil de heer Kuijten ook –, komen er vast zaken
naar boven waar we totaal geen weet van hebben. Ik denk dat de VVD-fractie ook niet
nagedragen wil hebben dat ze het niet helemaal wil weten. Waarom gaat de VVD niet
mee met het voorstel en zegt de VVD dat ze ook bereid is om tot het uiterste te gaan?
Wat het kost? Raadsleden hebben niet zo veel tijd. Als ze echter onderdeel uitmaken van
een commissie, waarvoor ze geen vergoeding krijgen, zorgen zij dat ze beschikbaar zijn.
De heer Kuijten: Het financiële argument vind ik niet zo belangrijk in deze kwestie. Veel
belangrijker is dat de waarheid boven tafel komt. De VVD-fractie vindt dat de lokale
rekenkamer dit net zo goed kan doen als een raadscommissie.
De heer Van Dongen: Voorzitter, collega-raadsleden, college, aanwezigen op de
publieke tribune. Ik wil ook graag reageren op het initiatiefvoorstel om te komen tot een
onderzoek. Voor onze fractie zijn er twee redenen om mee te werken aan een onderzoek.
De eerste is het feit dat door een deel van de raad, de oppositie, gevraagd wordt om een
onderzoek. Dat is een grondrecht, ook van minderheden in de raad. Je moet als
raadsmeerderheid goede argumenten hebben om daar niet in mee te gaan. Je moet het
niet lichtvaardig afdoen, zeker niet zonder er goed over na te denken en alternatieven
aan te bieden.
De tweede reden dat wij graag meewerken aan het onderzoek is dat we in de vorige
raadsvergadering van 2 september hebben gesproken over het toezicht zoals dat de
afgelopen jaren over RKC is gevoerd. Bij die gelegenheid is door de wethouder, maar ook
in het amendement, vastgelegd dat er verscherpt toezicht moet komen. Ongeacht de
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
26
vorm van toezicht die er uiteindelijk gaat komen, is het van belang om te weten wat het
toezicht in de afgelopen jaren geweest is, welke instrumenten daarvoor zijn ontwikkeld,
hoe effectief die zijn gebleken en hoe daarmee omgegaan is. Kennis en wetenschap
daarvan is van belang om de voorstellen die binnenkort komen om het toezicht te
verscherpen op waarde te kunnen schatten. De afgelopen dagen – de heer Van Hamond
heeft erop gewezen – is er overleg gevoerd tussen oppositie en coalitie om te kijken of er
overeenstemming kon worden bereikt. Daarbij was het onze intentie om zo veel mogelijk
te bewegen richting de initiatiefnemers. Je ziet in het amendement terug dat met name
de onderzoeksopdracht naadloos is overgenomen uit het initiatiefvoorstel. Dat is al een
hele beweging. Het verschil van mening zat ‘m met name in twee dingen. Als je de
inleiding en de overwegingen van het initiatiefvoorstel tot je laat doordringen, zie je dat
hier eigenlijk al een voorschot wordt genomen op de uitkomst van het onderzoek. Er
wordt al gezegd dat de verhoudingen tussen RKC, stakeholders en gemeente niet
transparant zijn, dat de gemeente zijn kaderstellende en controlerende rol niet kan
waarmaken en dat er sprake is van een diffuse relatie. Als je een onderzoek instelt, doe
je dat meestal in reactie op bepaalde misstanden. Ik noem als voorbeeld de enorme
kosten voor ICT-onderzoek in de Tweede Kamer. Dat leidde tot een parlementair
onderzoek. Als het al veertien jaar slecht gaat tussen de gemeente en RKC, begrijp ik dat
het tijd wordt voor een enquête. Als je echter van mening bent dat het niet zo slecht is
geweest en dat de informatie voldoende is geweest – er zijn wel twintig momenten
geweest waarop de raad om informatie heeft kunnen vragen – kun je op dit moment niet
zeggen dat er sprake is van misstanden. Daarom vinden wij het enquêtemiddel te zwaar.
Willen wij dan niet weten of we lessen kunnen trekken uit het verleden? Wel degelijk. Ga
maar na: welke besluiten zijn er genomen, welke mate van toezicht is er geformuleerd,
hoe is dat uitgepakt, waarom werkte het niet? De volgende vraag is wie dat moet
onderzoeken. Ik denk dat de heer Kuijten ook onze principiële bezwaren voldoende
duidelijk heeft gemaakt, namelijk dat er een te grote verwevenheid was en is tussen raad
en college om een neutraal, onafhankelijk deskundig onderzoek uit te voeren. De
rekenkamer heeft meer bevoegdheden dan een enquêtecommissie. Die laatste kan
(gewezen) ambtenaren, wethouders en raadsleden onder ede horen. Ik denk dat
raadsleden en wethouders die te maken hebben met dit dossier graag bereid zijn om
antwoord te geven op de vragen. Interessant is dat de rekenkamer ook bevoegdheid
heeft om bij derden in de keuken te kijken. Dat kunnen gesubsidieerde instellingen zijn,
verbonden partijen. Ze mogen daar stukken opvragen die voor de beantwoording van
een aantal vragen van belang zijn. Dat kan de rekenkamer wel, maar de raadscommissie
niet. Er zijn dus best goede argumenten te vinden om de rekenkamer voor het onderzoek
in te schakelen. Als de rekenkamer het niet wil doen, ontstaat een nieuwe situatie en
moeten we opnieuw bekijken hoe we daarmee omgaan. Nu kiezen voor een brede
enquêtecommissie is vanwege deze redenen voor ons niet opportuun. Mochten uit het
onderzoek van de rekenkamer bepaalde misstanden blijken, dan kunnen we altijd nog
besluiten om een vervolgonderzoek te doen. Dat is nu echter nog niet aan de orde.
De heer Ottens: De heer Van Dongen gaf aan dat de tekst in het initiatiefvoorstel een
voorschot nam omdat het uitging van onvoldoende transparantie en vertrouwen. In zijn
bijdrage aan het debat van 2 september jl. had hij het echter voortdurend over gebrek
aan vertrouwen en het niet waarmaken van het vertrouwen door RKC aan de gemeente
via de toezichthouder. Waarin verschillen we dan van mening?
De heer Van Dongen: Op 2 september hebben we inderdaad allemaal onze mening
gegeven over de manier waarop RKC zich de afgelopen jaren heeft gedragen. Je kunt er
iets van vinden. Het voorstel dat er nu ligt lost dat probleem niet op. Sterker: de
rekenkamer heeft meer bevoegdheden om naar verbonden partijen te kijken.
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
27
De heer Ottens: Daarover verschillen we van mening. Waar u constateert dat er vanuit
RKC een “juiste attitude naar de gemeente keer op keer mankeert”, lijkt het mij goed om
alle mogelijke middelen in te zetten.
De heer Van Dongen: Daarom willen we graag meewerken aan een onderzoek. Er
komen nieuwe instrumenten om het toezicht te verbeteren. Hoever ga je daarin? Om
daarover te kunnen oordelen is het voor de raad goed om te weten hoe het de afgelopen
veertien jaar is georganiseerd. Waren die instrumenten effectief en hoe is ermee
omgegaan door alle betrokkenen? Die wetenschap kan boven tafel komen door het
onderzoek dat in het amendement wordt voorgesteld.
De heer Ottens: Daar verschillen we van mening over.
De heer Tiemstra: De heer Van Dongen opent zijn betoog met de uitgesproken
bereidheid om mee werken aan welk onderzoek dan ook, maar vervolgens zegt hij dat
het geen raadsenquête mag zijn maar alleen een onderzoek door de
Rekenkamercommissie. Daar zit een bepaalde strijdigheid in waar ik graag uw uitleg over
zou hebben. Ik aarzel om de tweede vraag te stellen, maar ik kan er niet omheen. U
staat hier als fractievoorzitter van het CDA. In de vorige periode was u portefeuillehouder
van het RKC-dossier. We hebben verschillende malen stevig gedebatteerd over RKC,
zowel binnen als buiten de raadszaal. Zou het u als ex-wethouder niet sieren om het
gevraagde onderzoek door een raadsenquêtecommissie voluit te omarmen?
De voorzitter: U mag antwoord geven, maar de vragen zijn wel erg algemeen. Ik wil
geen herhaling van zetten ten opzichte van de eerdere discussie.
De heer Van Dongen: Als ik zeg “welk onderzoek dan ook”, bedoel ik dat de oppositie
een voorstel doet voor een onderzoek en dat het aan de meerderheid is om te kijken of
ze daaraan kan meewerken. Het gaat dus meer om de vorm waarin je dat doet en dat
geeft de discussie over het verschil tussen de rekenkamer en een enquêtecommissie. U
vraagt of ik liever geen enquêtecommissie zou zien. Dat maakt mij helemaal niets uit,
maar ik denk dat we met het voorgestelde rekenkameronderzoek alle informatie boven
tafel krijgen die we nodig hebben.
De heer Tiemstra: Ik wil nog even ingaan op de bevoegdheden van de
Rekenkamercommissie en een raadsonderzoekscommissie. De laatste kan een heel brede
groep betrokkenen oproepen. Mensen zijn verplicht om gehoor te geven aan zo’n oproep.
Ze mogen onder ede gehoord worden. In de artikelen 182 en 155 van de Gemeentewet
worden
de
bevoegdheden
van
de
Rekenkamercommissie
en
van
de
raadsonderzoekscommissie naast elkaar gezet. Daar zit wel degelijk verschil in. Ik hoor
verschillende fracties zeggen dat een raadsonderzoekscommissie een zwaar middel is.
Dat klopt. Het is het zwaarste middel dat we hebben, maar ik denk dat we ook het
zwaarste dossier ooit op tafel hebben. Daar passen ruime en vergaande bevoegdheden
bij om te komen tot waarheidsvinding. Wat kan ertegen zijn om het te omarmen en
vanavond het besluit tot een raadsonderzoek te nemen?
De voorzitter: Ik wil graag een kort antwoord, want volgens mij is de vraagstelling
dusdanig dat we het antwoord al hebben gehoord.
De heer Van Dongen: Over de laatste vraag hebben we het de hele avond al gehad.
Wat de heer Tiemstra over de bevoegdheden zegt, is volgens mij onjuist. De
enquêtecommissie zou het recht hebben om derden op te roepen als verplichte getuigen
en onder ede te horen: dat klopt niet. Bij het vaststellen van de Gemeentewet is dat
onderscheid met de landelijke parlementaire enquête uitdrukkelijk gemaakt.
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
28
De heer Tiemstra: Ik heb de tekst bij me.
De heer Den Braven: Voorzitter, collega’s van de raad, college, aanwezigen op de
publieke tribune. Tot nu toe hebben we gesproken over het telkens terugkerende dossier
van RKC, maar we kunnen vanaf nu ook spreken over de klucht die de bemoeienis van
de gemeente met RKC heet. De constatering dat de coalitie liever onder Epe dan onder
ede staat, draagt daaraan bij. Het zou mooi zijn als dat grappig was, maar dat is het
niet. Laten we nu eindelijk eens stappen zetten om ervoor te zorgen dat we hier niet
regelmatig staan om telkens over hetzelfde probleem te praten. Er zijn de afgelopen
veertien, vijftien jaar allerlei afspraken gemaakt over RKC. Soms bleken de afspraken
onuitvoerbaar te zijn, soms werden ze gewoon niet uitgevoerd, althans niet op de manier
die de raad voor ogen stond toen hij ze formuleerde. Of dat verwijtbaar is of niet, is
onduidelijk. Dat er het een en ander fout gegaan is, is wel duidelijk. Onlangs is er weer
een stap gezet die in de raad en in de samenleving voor de nodige onrust heeft gezorgd.
Wat ons betreft is het nu tijd om te kijken hoe, wanneer en waarom er in het verleden
door opeenvolgende colleges met de door de raad gestelde kaders is omgegaan. Dat
zoiets politiek gevoelig is, is duidelijk. Dat er wellicht wat argwanend naar gekeken
wordt, is begrijpelijk. Er zullen blote billen getoond moeten worden en dat is altijd iets
vervelends. Sommige dingen wil je niet publiekelijk tonen, zeker niet als het niet voor
iedereen even aangenaam is. Smaken verschillen. Volgens GroenLinksaf is het voor de
hand liggende instrument bij een vraagstelling over de wijze van invulling van politieke
kaders door het college een raadsonderzoek. Dat is een zwaar instrument, maar het is
wel een instrument dat recht doet aan de zwaarte van dit dossier. Dit dossier is zeer
uitgebreid besproken in de raad. We hebben besloten vergaderingen gehad, geheime
vergaderingen, openbare vergaderingen en commissievergaderingen. We hebben
vertrouwelijke informatie ontvangen. Er is zelfs tegen de raad gelogen en er is afgezien
van het nakomen van wettelijke bepalingen over actieve informatieplicht. Dit gebeurde
allemaal omdat men het belang van RKC en zijn stakeholders boven dat van de raad
vond uitstijgen. Ik zal nooit de gevleugelde woorden van de vertegenwoordiger van de
VVD vergeten, die zei: “Dat klopt, maar dit was een leugentje in het belang van
Waalwijk.”
De heer Kuijten: Voorzitter, per interruptie …
De voorzitter: Nee, in eerste instantie maakt de spreker zijn betoog af.
De heer Kuijten: Ik vind de teneur van …
De voorzitter: In eerste instantie maakt de spreker zijn termijn af.
De heer Den Braven: Ik ben blij dat de heer Kuijten mijn teneur begrijpt. De raad heeft
het allemaal geslikt om maar … Als de heer Kuijten niet mag interrumperen, neem ik aan
dat u het ook niet mag …
De heer Van Veelen: Volgens mij, voorzitter, mag je verduidelijkende vragen stellen
tijdens de eerste termijn.
De voorzitter: Ik leg het nog een keer uit. In eerste instantie maakt de spreker zijn
termijn af. Hebt u daarna vragen, dan kunt u die na afloop stellen. Discussie vindt plaats
in de tweede termijn. Als je dat consequent toepast, zou je een wedstrijd kunnen
doodfluiten. Daarom stel ik u naar aanleiding van de inbreng in de gelegenheid om
discussie te voeren. Laten we de eerste afspraak die we zelf ooit hebben gemaakt
respecteren en de spreker eerst zijn termijn laten afmaken.
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
29
De heer Den Braven: De raad heeft het allemaal geslikt om maar van het probleem RKC
af te komen. Toch blijft het fout gaan. Dat betekent dat er twee mogelijkheden zijn. De
eerste is dat wij als raad nooit in staat geweest zijn om fatsoenlijk kaders te schetsen
waarbinnen het college zijn werk goed kan doen. Dat zou pijnlijk zijn, maar het zou zo
maar kunnen. De tweede mogelijkheid is dat opeenvolgende colleges niet consequent het
beleid hebben uitgevoerd dat hen door de gemeenteraad is opgedragen. Het kan zijn dat
er ad hoc beslissingen genomen zijn die de uitgangspunten van het geformuleerde beleid
doorkruist hebben. Ook dat kan pijnlijk zijn. We gaan ervan uit dat alles te goeder trouw
gebeurd is. Om hiervan te leren en te kunnen begrijpen hoe we in de positie terecht zijn
gekomen waarin we met de rug tegen de muur stonden, is het belangrijk dat we ons
uiterste best doen om de onderste steen boven te krijgen. Het is mede van belang dat
we dat doen omdat we daarmee de bevolking laten zien dat we bereid zijn om onze eigen
vuile was eens goed te bekijken waar alle grote vlekken vandaan komen. Wij kunnen
weinig veranderen aan de problemen waarmee we nu zitten. Het zijn problemen die door
welk onderzoek dan ook niet zullen verdwijnen. Maar dit dossier wordt door het grootste
deel van de inwoners gezien als het bewijs dat we in ons rode paleis aan de Winterdijk
maar wat aanrommelen. Het zou onverantwoord zijn als we nu niet een uiterste
inspanning doen om de gang van zaken duidelijk te krijgen, al was het maar om te laten
zien dat we serieus omgaan met door onszelf veroorzaakte problemen.
Wij horen de coalitie zeggen dat zo’n onderzoek uitgevoerd moet worden door de
Rekenkamercommissie. Volgens ons is dat een weinig voor de hand liggende optie. Daar
zijn verschillende redenen voor. De minste is nog dat de Rekenkamercommissie doet wat
zij zinvol acht en dat is waarschijnlijk iets anders dan wat wij willen. Laat staan dat ze
een door ons tot in detail geformuleerd onderzoek gaat uitvoeren. Verder kan de
rekenkamer alleen mensen uit de organisatie, raad en college dwingend bevragen.
Mensen van buitenaf hoeven niet mee te werken aan een onderzoek. Als ze dat wel doen,
kunnen we ze op geen enkele manier verplichten om vragen te beantwoorden die ze niet
leuk vinden. Dit argument geldt gedeeltelijk ook voor een raadsenquêtecommissie. Een
uitnodiging van zo’n commissie afslaan heeft echter een iets andere lading dan een
uitnodiging van de rekenkamer. We kunnen ook niet praten over het laten doen van een
onderzoek. We kunnen het hooguit vragen. Om meerdere redenen is het niet
aannemelijk dat een onderzoek zoals dat ons voor ogen staat door de rekenkamer
uitgevoerd kan worden. De doelstelling is te gedetailleerd en te nauw geformuleerd, de
lading is te politiek gevoelig, de bevoegdheden van de rekenkamer zijn te beperkt en de
strekking van het onderzoek is te afwijkend van het doel waarvoor de rekenkamer in het
leven is geroepen. Kortom: een raadsonderzoek is het geëigende instrument in deze
situatie. Wij roepen alle raadsleden op om zo’n onderzoek niet te blokkeren. Laat zien dat
je de situatie en het functioneren van de raad als kaderstellend orgaan van de gemeente
Waalwijk serieus neemt. Als je durft te zeggen dat het nemen van een miljoenenverlies
op de BVO RKC niet ernstig genoeg is om de kosten voor een gedegen onderzoek te
rechtvaardigen, zie je de ernst van wat er gebeurd is en nog steeds gebeurt niet in. Of
misschien ook wel: er is veel onduidelijk.
De heer Van Veelen: Er wordt heel veel over het college gesproken, maar niet over RKC
en de raad. Betekent dat de heer Den Braven alleen de waarheid boven water wil krijgen
over het college, of ook over de andere partijen?
De heer Den Braven: Ik raad u aan om de notulen nog eens na te lezen. Ik heb het de
helft van de tijd over de raad gehad. Ik begon mijn betoog met de uitspraak dat we het
als raad misschien verkeerd hebben gedaan. Dat zou kunnen en dat zou pijnlijk zijn. Dat
kan ook een uitkomst van het onderzoek zijn. Van alle mensen die hebben gezegd dat
het onderzoek door een enquêtecommissie moet worden uitgevoerd, is er niemand die
zegt dat hij dat wil omdat hij ervan uitgaat dat het college de boel besodemieterd heeft.
Er is niemand die dat gezegd heeft, helemaal niemand.
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
30
De heer Van Veelen: Ik heb het wel degelijk gehoord in uw bijdrage.
De heer Den Braven: Ik heb dat niet gezegd, maar ik citeerde de VVDvertegenwoordiger. Ik zei: “De VVD heeft in de raad, bij monde van … gezegd tegen de
heer Van Dongen dat hij in de krant had laten zetten dat de gemeenteraad volledig
geïnformeerd was.” Dat ging toen sec over de krant, maar in andere media is het ook
gezegd. “Blijft u daarachter staan? Want dat is een aperte leugen.” Er is dus gelogen. In
de gemeenteraad, toen het ging over het feit dat de gemeente Waalwijk 8 of 9% van de
transferkosten zou krijgen, heb ik gevraagd of we geld zouden krijgen als Benschop
verkocht zou worden. Dat zou zo maar kunnen. Toen het plaatje rond was, bleek dat
Benschop in augustus verkocht was en de raad daar niets vanaf wist, omdat het niet
verteld was. Dat is het achterhouden van informatie; daar hebben wij het over gehad.
Dat het gebeurd is, is nooit weersproken. Dat de motie van afkeuring hierover niet is
aangenomen, is een ander verhaal.
De heer Van Veelen: Ik begrijp dat u het wel gezegd hebt, maar als citaat. Het waren
dus niet uw eigen woorden.
De heer Kuijten: Het is nog veel erger dan ik in eerste instantie dacht. Ik vind de
bijdrage van de heer Den Braven buitengewoon negatief. De teneur en de woordkeuze
vind ik zeer negatief. Hij zet zich daarmee bij voorbaat buitenspel als het gaat om
deelname aan een onderzoek over RKC. Ik vind het buitengewoon treurig dat hij probeert
om op deze wijze het onderzoek aan de orde te stellen.
De heer Den Braven: Ik vind het vervelend dat u daar zo over denkt, want ik heb weinig
anders gedaan dan een samenvatting gegeven van wat er de laatste jaren is gebeurd. Ik
ben mijn betoog nadrukkelijk begonnen met te zeggen dat het probleem ook bij de raad
kan liggen. Dat is het eerste wat ik erover zei. Je hoort wat je wilt horen.
Mevrouw Ruygt: Voorzitter. Ik houd het hierbij, want ik heb er genoeg van.
De heer Van Veelen: Voorzitter. Er zijn al zo veel woorden gesproken en zo veel
argumenten gewisseld. Dat ga ik niet opnieuw doen. Naar onze mening moet je een
onderzoek niet door raadsleden laten uitvoeren als je wilt dat de gehele waarheid naar
boven komt. Er is al eerder gezegd dat er ook fouten door de raad gemaakt kunnen zijn.
Dan moet je de raad het onderzoek niet laten uitvoeren. Dus: RKC moet het niet
onderzoeken, het college niet, maar de raad ook niet. Waar kom je dan op uit? Op de
Rekenkamercommissie. Dat is het eerste. Het tweede punt is dat de raadsleden helemaal
niet zo goed onderlegd zijn om informatie naar boven te halen bij mensen die misschien
helemaal niets willen vertellen. Juist de rekenkamermensen zijn hiervoor geschikt, want
het is hun vak. Zij hebben ervoor geleerd en kunnen de informatie eruit peuteren, terwijl
wij als raad dat nooit boven tafel krijgen. Dat is nog een reden om het niet door de raad
te laten doen. Het derde en laatste punt is dat er wordt geschermd met de opmerking
dat dit het zwaarste dossier is en dat daarom het zwaarste middel moet worden ingezet.
Het gaat echter niet om het zwaarste dossier, maar om de zwaarste misstanden
waarvoor je het zwaarste middel moet inzetten. De vraag is of hier de zwaarste
misstanden hebben plaatsgevonden. Als de initiatiefnemers daar bij voorbaat al van
uitgaan, kunnen we wel ophouden.
De heer Ottens: Ik heb veel vreemde betogen gehoord, maar deze is wel erg vreemd. Je
moet de raadsleden niet het onderzoek laten doen: zo ken ik er nog wel een paar. Je
moet raadsleden geen kaders stellen want daar zijn ze niet voor geschikt. Iedere fractie
heeft immers haar eigen mening. Daar schieten we niets mee op. Het tweede argument
vind ik een absolute diskwalificatie van de raad. De raadsleden zouden niet onderlegd
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
31
zijn. Misschien spreekt de heer Van Veelen over zichzelf, maar ik ken zeker onderlegde
raadsleden, ook bij de coalitie. Het derde punt is dat ik niet gezegd heb dat dit het
zwaarste dossier is, of dat hier de zwaarste misstanden hebben plaatsgevonden. Nee, het
is een zwaar politiek dossier en het ligt politiek en maatschappelijk heel zwaar. Die
nuancering wil ik graag aanbrengen.
De heer Van Veelen: Als u denkt dat raadsleden geschikter zijn dan
Rekenkamercommissieleden, verschillen wij daarin van mening. Zij worden volgens mij
gevraagd vanwege hun onderzoekvaardigheden. Ik ben niet als raadslid gevraagd
vanwege mijn onderzoekvaardigheden. U misschien wel.
Het zwaarste dossier of de zwaarste misstanden: ik heb het diverse raadsleden horen
zeggen. Ik ga ervan uit dat zo’n uitspraak voor de groep geldt, maar misschien vergis ik
me daarin. Ik heb het de heer Ottens niet horen zeggen. Dat het dossier het zwaarst in
de maatschappij ligt, is volgens mij geen reden om het zwaarste middel in te zetten. Met
het eerste argument kan ik helemaal niets.
De voorzitter: Ik stel voor om geen tweede termijn te doen, want er is al veel discussie
gevoerd. Ik begrijp dat er toch fracties zijn die een tweede termijn willen, maar we
lassen eerst een schorsing in op verzoek van de heer Ottens. De vergadering wordt
geschorst van 22.07 tot 22.30 uur.
De voorzitter: Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de heer Ottens.
Tweede termijn
De heer Ottens: Voorzitter. De schorsing heeft iets langer geduurd dan wij verwacht
hadden. De coalitie en oppositie hebben een poging gedaan om tot elkaar te komen. Dat
is helaas niet gelukt.
De vraag is vooral welk instrument het moet worden en hoe het instrument moet worden
ingezet. Dat stelt ons voor het volgende dilemma. We zouden het voorstel kunnen
aanhouden, intrekken of toch indienen. Intrekken en aanhouden voor verder overleg
hebben we geprobeerd, maar daar zien zowel de coalitie als de oppositie geen grond
voor. Dat brengt ons tot een lastig besluit, want ieder uitstel geeft een volgende keer
weer dezelfde discussie. Het is niet de bedoeling van mijn fractie geweest om al
stellingen te betrekken in welke zin dan ook, of schuldigen aan te wijzen. Na uitvoerig
beraad hebben wij besloten om het voorstel in stemming te brengen.
De heer Van Hamond: Voorzitter. Als eerste respecteer ik natuurlijk de bijdrage van de
heer Ottens in tweede termijn. Het is inderdaad gegaan zoals hij zei. We zijn kort bij
elkaar geweest om erover te spreken. Dat was overigens niet de eerste keer: we hebben
er al vaker over gesproken. De coalitie vindt dat de tekst in het amendement de enige
juiste werkwijze beschrijft. Wij zullen het amendement in stemming brengen.
De heer Broeders: Voorzitter. Ik ben blij dat de Partij van de Arbeid het initiatief toch in
stemming brengt. Het is al enige tijd geleden dat wij een onderzoek hadden. Toen was
het geen artikel 155a, maar een onderzoek over het parkmanagement. Ik heb daar niet
zulke goede herinneringen aan; vandaar dat ik het voorstel volledig zal steunen. Wij zijn
door RKC op afstand geplaatst, ondanks onze externe gemeentelijke toezichthouder die
hiervoor was aangesteld. Als raad hebben wij een ultimatum om uitvoering te kunnen
geven aan het onderzoek. Daarom ben ik blij dat de PvdA het voorstel in stemming
brengt. Ik begreep uit de bijdrage van de coalitie dat zij het voorgestelde onderzoek een
hindermacht vinden voor de raad. Ze zijn gefrustreerd door het voorstel en tonen
hiermee de machteloosheid van de raad en de belangengerichtheid van de coalitie aan.
Deze coalitie toont hiermee naar mijn mening hun politieke machinatie aan, wat wij
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
32
betreuren. Tot slot merk ik op dat wij via geheimhouding weinig inzicht hebben gekregen
in het RKC-dossier. Daarom zal ik het amendement van de coalitie niet steunen.
De voorzitter: We zitten in een bijzondere situatie. Normaal krijgt het college de
gelegenheid om te reageren. Dat is nu niet gebeurd omdat het een initiatiefvoorstel
betrof. Ik kan me voorstellen dat het college alsnog behoefte heeft om te reageren op de
moties en amendementen. Dat kan straks bij de algemene reactie op moties en
amendementen.
Hiermee is het debatgedeelte afgelopen en vraag ik het college of het nog wil reageren
op de moties en amendementen bij de agendapunten 1, 2 en 3. Ik constateer dat dit niet
het geval is.
2.0
Besluitvormend gedeelte
Vaststelling zonder stemming:
2.1
Lijst van ingekomen stukken
De heer Van Well: De brief met volgnummer 172 betreft een brief van de provincie
Noord-Brabant van 22 september jl. Er wordt gesteld dat de brief betrokken wordt bij de
discussie over regionale samenwerking. Bij de brief zitten bijlagen. We hebben recentelijk
een bijeenkomst gehad in het Willem II-stadion met de provincie. Ik merk dat het punt
via Krachtig Bestuur Brabant buitengewoon breed wordt. Dit soort zaken vind ik van
belang om te betrekken bij de discussie die we in het Dr. Mollercollege zijn gestart. Ik
kan me voorstellen dat gekozen wordt om het in de commissie of met de heren Tops en
Zouridis te bespreken. Wat mij betreft wordt het voor de commissie geagendeerd.
De voorzitter: Dat is prima, maar ik denk dat het handiger is om de brief te betrekken
bij de discussie over regionale samenwerking en de heren Top en Zouridis uit te nodigen
om te overleggen. Aldus besloten.
Mevrouw Ruygt: De brief met volgnummer 167 over huisvesting verblijfsgerechtigden
wilde ik graag voor de commissie agenderen.
De voorzitter: Vanwege de actualiteit wilt u weten hoe dat zit. Is dat een punt voor de
commissie? Niemand reageert. We agenderen het voor de commissie Samenleving.
De lijst van ingekomen stukken wordt met bovenstaande opmerkingen vastgesteld.
2.1
Vaststellen verslag van de raadsvergaderingen op 18 september 2014
Het verslag van 18 september 2014 wordt ongewijzigd vastgesteld.
Vaststelling zonder stemming van akkoordstukken (A-stukken):
2.3
(CS1) Wijziging gemeenschappelijke regeling GGD HvB in verband met de
samenvoeging van de gemeenten Maasdonk en 's-Hertogenbosch
Zonder beraadslaging en zonder stemming wordt het voorstel vastgesteld.
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
33
Stemming over raadsvoorstellen bespreekstukken (B-stukken):
1.1
(CS2) Integraal Veiligheidsbeleid 2015-2018 en regionaal beleidsplan
2015-2018
De voorzitter: Ik breng eerst het amendement in stemming.
Voor het amendement stemmen de leden Van Dongen, Paulides, De Bruijn, Odabasi, Den
Braven, Slaats, Ruygt, Ottens, IJpelaar, Van Veelen, Tiemstra, De Jongste, Lodenstijn,
Van Bavel, Van Baardwijk, Van Hamond, Van Dinther, Brekelmans, Monsieurs, Damen,
Van Well, Mateijsen, Kuijten, Van der Vleuten en Van Tuyl. Tegen het amendement stemt
het lid Broeders.
Het amendement is met 25 stemmen voor en 1 stem tegen aangenomen.
De voorzitter: Ik stel voor om het Integraal Veiligheidsbeleid 2015-2018 en het regionaal beleidsplan 2015-2018 zonder stemming vast te stellen met inachtneming van het
amendement.
Zonder stemming worden de plannen vastgesteld.
1.2
(CS3) Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Waalwijk 2014
De voorzitter: Bij de APV is een motie ingediend. Ik breng eerst de APV zelf in
stemming, indien dat nodig is. Ik constateer dat niemand stemming wenst.
Zonder stemming wordt de APV vastgesteld.
De voorzitter: Ik breng de motie van SGP in stemming.
Voor de motie stemmen de leden Van Dongen, Paulides, De Bruijn, Odabasi, Den Braven,
Slaats, Ruygt, Ottens, IJpelaar, Tiemstra en Monsieurs. Tegen de motie stemmen de
leden Broeders, Van Veelen, De Jongste, Lodenstijn, Van Bavel, Van Baardwijk, Van
Hamond, Van Dinther, Brekelmans, Damen, Van Well, Mateijsen, Kuijten, Van der
Vleuten, Van Tuyl.
De motie wordt met 11 stemmen voor en 15 stemmen tegen verworpen.
1.3
Initiatiefvoorstel 'Instellen raadsonderzoek relatie gemeente en BVO RKC
Waalwijk’
De voorzitter: Ik breng eerst het amendement in stemming. Wil iemand een
stemverklaring afleggen?
De heer Ottens: Het is aan de gewone burger niet uit te leggen. Als we tegen het
amendement zouden stemmen, zijn we verplicht om tegen ons eigen initiatiefvoorstel te
stemmen. Om die reden stemmen wij voor het amendement.
Mevrouw Ruygt: Dat geldt ook voor onze fractie.
De heer Tiemstra: Gelet op wat gewisseld is in eerste en tweede termijn, ga ik ervan uit
dat het amendement wordt aangenomen. Ik ben nog steeds tegen het amendement,
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
34
maar ben van mening dat het voorstel in stemming gebracht moet worden. Ik stem
daarom tegen het amendement en voor het voorstel.
De heer Den Braven: Wij zullen voor het amendement stemmen, omdat het
initiatiefvoorstel het zelf niet zal gaan halen. We vinden het van belang dat het
onderzoek zo breed mogelijk gedragen uitgevoerd wordt, al blijven we ongelukkig met de
gekozen methode.
De heer Broeders: Wij stemmen tegen het amendement.
Voor het amendement stemmen de leden Van Dongen, Paulides, De Bruijn, Odabasi, Den
Braven, Slaats, Ruygt, Ottens, IJpelaar, Van Veelen, De Jongste, Lodenstijn, Van Bavel,
Van Baardwijk, Van Hamond, Van Dinther, Brekelmans, Monsieurs, Damen, Van Well,
Mateijsen, Kuijten, Van der Vleuten en Van Tuyl. Tegen het amendement stemmen de
leden Broeders en Tiemstra.
Het amendement wordt met 24 stemmen voor en 2 stemmen tegen aangenomen.
Zonder stemming wordt het geamendeerde voorstel vastgesteld.
3.
Sluiting
De voorzitter: Ik sluit de vergadering op gebruikelijke wijze en vraag hiervoor uw
aandacht. Tot slot van deze vergadering vraag ik van u een moment van bezinning,
waarbij ik in ons aller naam erop vertrouw dat de genomen besluiten en de gevoerde
discussies in het belang zullen zijn van onze gemeente en het welzijn van haar inwoners.
De vergadering wordt gesloten om 22.52 uur.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van gemeente Waalwijk van 20 november
2014.
De griffier,
De voorzitter,
G.H. Kocken
drs. A.M.P. Kleijngeld
Notulen raadsvergadering 16 oktober 2014
35