Bijlage 4 Archeologisch bureau

Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 1
ArcheoPro Archeologisch rapport
Nr 13058
Eijkereind 56, Bergeijk
Gemeente Bergeijk
Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O);
Bureauonderzoek en karterend booronderzoek
Richard Exaltus
Joep Orbons
Maart 2014
ArcheoPro
Versie: 12-03-2014
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 2
ArcheoPro Archeologisch rapport
Nr 13058
Eijkereind 56, Bergeijk
Gemeente Bergeijk
Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O);
Bureauonderzoek en karterend booronderzoek
Colofon
Opdrachtgever: J.G.H.M. Hijbers Holding B.V., Eijkereind 56, 5571 ED Bergeijk
Status: versie 12-03-2014
Projectcode : 13-099
Bestandsnaam : ArcheoPro, Eijkereind 56, Bergeijk, 2014 03 12
Opgesteld conform KNA 3.2
Archis onderzoeksmelding (OM nummer): 57919
Bevoegd gezag: Gemeente Bergeijk
Opslagplaats documentatie: Provincie Noord-Brabant
Auteur: Richard Exaltus, Joep Orbons
Projectleider : Richard Exaltus
Projectmedewerkers: Richard Exaltus, Joep Orbons
Onderaannemers: nvt
Autorisatie: Drs. R.P. Exaltus; senior-archeoloog
ISSN : 1569-7363
Uitgegeven door ArcheoPro
© Copyright 2013 ArcheoPro, Eijsden
ArcheoPro
Sint Jozefstraat 45
NL 6245 LL Eijsden
Nederland
Versie: 12-03-2014
Tel : 0(0 31) 43 3672586
Fax: 0(0 31) 43 3672585
Kamer van Koophandel Limburg: 14117581
e-mail: [email protected]
www.archeopro.nl
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 3
Inhoudsopgave:
Samenvatting .................................................................................................................................................... 4
1 Inleiding ........................................................................................................................................................ 5
1.1 Algemeen.................................................................................................................................................... 5
1.2 Locatiegegevens ......................................................................................................................................... 5
1.3 Onderzoek .................................................................................................................................................. 5
2 Bureauonderzoek ........................................................................................................................................... 7
2.1 Methode en bronnen ................................................................................................................................... 7
2.2 Geo(morfo)logie, aardkunde en bodem ...................................................................................................... 8
2.3 Archeologie .............................................................................................................................................. 14
2.4 Informatie amateurarcheologen ................................................................................................................ 15
2.4 Historie ..................................................................................................................................................... 20
2.5 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel ................................................................................... 23
2.6 Onderzoeksstrategie ................................................................................................................................. 24
3 Veldonderzoek............................................................................................................................................. 25
3.1 Verrichte werkzaamheden ........................................................................................................................ 25
3.2 Resultaten booronderzoek ........................................................................................................................ 25
4 Conclusies en aanbevelingen (beleidsadvies).............................................................................................. 29
Archeologische tijdschaal............................................................................................................................... 30
Bronnen .......................................................................................................................................................... 30
Literatuur ........................................................................................................................................................ 31
Bijlage 1: Boorbeschrijving............................................................................................................................ 32
Versie: 12-03-2014
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 4
Samenvatting
Door ArcheoPro is een Inventariserend Veldonderzoek Overig (IVO-O) uitgevoerd voor een
terrein aan het Eijkereind 56 te Bergeijk.
Het archeologisch onderzoek betrof het deel bureaustudie van een Inventariserend
Veldonderzoek Overig (IVO-O). Bureauonderzoek heeft tot doel om op basis van beschikbare
informatie te komen tot een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel. Het
Inventariserend Veldonderzoek heeft vervolgens tot doel om het gespecificeerd archeologisch
verwachtingsmodel te toetsen door middel van veldwaarnemingen. Hiermee kan de
vraagstelling beantwoord worden of binnen het plangebied archeologische waarden aanwezig
(kunnen) zijn en of deze vervolgonderzoek en/of planaanpassing vereisen.
Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het plangebied een
hoge verwachting voor de aanwezigheid van resten van tijdelijke kampementen uit het laatpaleolithicum en het mesolithicum. Gezien de ligging van het plangebied op een relatief laag
gelegen deel van het dekzandlandschap geldt voor resten van nederzettingen en grafvelden
uit het neolithicum, de bronstijd, de ijzertijd en de Romeinse tijd hooguit een middelhoge
verwachting. Deze zullen eerder op de hoger gelegen delen van het dekzandlandschap op de
noordelijke helft van het onderzoeksgebied hebben gelegen. Ditzelfde geldt voor resten uit de
vroege middeleeuwen. In verband met de ligging binnen de historische bebouwing van
Bergeijk, maar tot in de achttiende eeuw in een drassige laagte, geldt voor het noordelijke
deel van het plangebied een hoge verwachting voor resten uit de negentiende eeuw maar een
lage verwachting voor resten uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd A.
Om de kans op het aantreffen van archeologische indicatoren zo groot mogelijk te maken zijn
binnen het plangebied 14 boringen gezet met behulp van een zandguts en een megaboor.
Uit het met de zandguts verrichte onderzoek blijkt dat de noordelijke- en de westelijke delen
van het plangebied oorspronkelijk aanmerkelijk lager lagen. Hier heersten oorspronkelijk door
de lage ligging en de leem-ondergrond, dermate slechte ontwateringomstandigheden dat hier
veengroei plaatsvond. Deze terreindelen zijn nooit geschikt geweest voor bewoning en zijn
aanzienlijk opgehoogd. De aanwezigheid van moderne insluitsels tot onderin de pakketten
vergraven zand, geeft aan dat de ophoging van het terrein in de twintigste eeuw heeft
plaatsgevonden. Dit stemt overeen met informatie van de terreineigenaar.
Op het zuidoostelijke deel van het plangebied zijn oorspronkelijk dekzandbodems ontstaan.
De hogere ligging en de betere ontwatering hiervan, betekent dat dit deel van het plangebied
wel geschikt geweest zal zijn voor bewoning. Het naboren alhier met een megaboor en het
zeven van het hierbij opgeboorde zand, heeft echter ook op dit deel van het plangebied geen
relevante archeologische indicatoren opgeleverd.
In verband met het volledig ontbreken van relevante archeologische indicatoren, is het KNAonderdeel Waardestelling, in dit rapport niet nader uitgewerkt.
Gezien de oorspronkelijke voor bewoning ongeschikte ligging van het noordelijke- en de
westelijke delen van het plangebied en het volledig ontbreken van relevante archeologische
indicatoren op het zuidoostelijke deel, geven de resultaten van het onderzoek geen aanleiding
om archeologisch vervolgonderzoek te adviseren. Evenmin zijn tijdens het onderzoek
archeologische resten aangetroffen waarmee tijdens de verdere planvorming of bij de
uitvoering van de geplande werkzaamheden rekening zou moeten worden gehouden.
Versie: 12-03-2014
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 5
1 Inleiding
1.1 Algemeen
- Opdrachtgever: J.G.H.M. Hijbers Holding B.V., Eijkereind 56, 5571 ED Bergeijk
- Geplande ingrepen: herontwikkeling
- Datum uitvoering veldwerk: september 2013
- Archis onderzoeksmelding (OM nummer): 57919
- Opgesteld conform KNA 3.2, met gebruikmaking van de minimumeisen voor
archeologisch - onderzoek van de provincie Noord-Brabant.
- Bevoegd gezag: Gemeente Bergeijk
- Bewaarplaats vondsten: Provincie Noord-Brabant
- Bewaarplaats documentatie: Provincie Noord-Brabant
1.2 Locatiegegevens
- Provincie: Noord-Brabant
- Gemeente: Bergeijk
- Plaats: Bergeijk
- Toponiem: Eijkereind 56
- Globale ligging: Aan de oostzijde van Bergeijk; aan de zuidkant van het Eijkereind
- Hoekcoördinaten plangebied:
o 154014 / 370216
o 154014 / 370403
o 154128 / 370403
o 154128 / 370216
- Oppervlakte plangebied: 0,73 ha
- Eigendom: Particulier
- Grondgebruik: Sloperij
- Bepaling locaties: GPS Garmin, meetlinten
- Onderzoeksgebied bureauonderzoek: Cirkel met een straal van één kilometer rond het
centrum van het plangebied
1.3 Onderzoek
Door ArcheoPro is een Inventariserend Veldonderzoek Overig (IVO-O) uitgevoerd voor een
terrein aan het Eijkereind 56 te Bergeijk.
Het archeologisch onderzoek betrof het deel bureaustudie van een Inventariserend
Veldonderzoek Overig (IVO-O). Bureauonderzoek heeft tot doel om op basis van beschikbare
informatie te komen tot een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel. Het
Inventariserend Veldonderzoek heeft vervolgens tot doel om het gespecificeerd archeologisch
verwachtingsmodel te toetsen door middel van veldwaarnemingen. Hiermee kan de
vraagstelling beantwoord worden of binnen het plangebied archeologische waarden aanwezig
(kunnen) zijn en of deze vervolgonderzoek en/of planaanpassing vereisen.
ArcheoPro voert haar onderzoeken uit conform de hiervoor vastgelegde normen en richtlijnen
en is door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) vergunning verleend tot het
verrichten van bepaalde archeologische werkzaamheden in het kader van het doen van
opgravingen, bestaande uit prospectie door middel van booronderzoek.
Het onderzoek is uitgevoerd door drs. R.P. Exaltus (senior-archeoloog) en ing. P.J. Orbons
(senior vakspecialist).
Versie: 12-03-2014
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 6
Figuur 1: De ligging van het plangebied (rood omlijnd) met daaromheen de cirkel die de
buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft.
Versie: 12-03-2014
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 7
2 Bureauonderzoek
2.1 Methode en bronnen
Tijdens het bureauonderzoek wordt door de bestudering van beschikbare bronnen, kennis
vergaard omtrent de bodem en geologie van het onderzoeksgebied en de hierin bekende en te
verwachten archeologische waarden.
Aan de hand van de resultaten van het bureauonderzoek kan de beste aanpak voor het
veldonderzoek worden bepaald.
Hierbij zijn de volgende bronnen geraadpleegd (voor bronvermelding; zie ook literatuurlijst,
dit geldt ook voor de kaarten die in de tekst opgenomen zijn):
-Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN)
-Archeologische MonumentenKaart (AMK)
-ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS)
-Atlas van topografische kaarten Nederland 1955-1965, 1:50.000
-Bodemkaart 1:50.000
-Gemeente Bergeijk, Archeologische beleidskaart
-Historische topografische atlas van Noord-Brabant 1836-1843, 1:25.000
-Landschappen van Maas en Peel, J. Renes, 1999
-Geomorfologische kaart 1:50.000
-Geologische kaart 1:50.000
-Grote historische atlas van Nederland 1:50.000 1838-1857 (Deel Zuid)
-Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW)
-Kadastrale minuutplan met aanwijzende tafels, 1830
-Provinciale cultuurhistorische waardenkaart (http://atlas.sre.nl/archeologie)
-Tranchotkaart 1805
Figuur 2: Luchtfoto met daarop rood omlijnd het plangebied.
Versie: 12-03-2014
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 8
2.2 Geo(morfo)logie, aardkunde en bodem
Het plangebied ligt in het zogenaamde zuidelijk zandgebied. Dit is een relatief vlak gebied dat
nooit door landijs bedekt is geweest. Het reliëf wordt voornamelijk bepaald door grote en
kleine beekdalen en dekzandlaagten en -ruggen met plaatselijk jonge stuifzanden. In dit
gebied ligt een laag dekzand op Pleistoceen rivierzand en-grind. Tijdens een groot deel van de
laatste ijstijd (het Weichseliën), heerste in Nederland een poolklimaat. Door het ontbreken
van begroeiing had de wind vrij spel en kon vanuit het Noordzeebekken en de brede
riviervlaktes van de Maas en de Rijn het dekzand worden afgezet. Het dekzandreliëf dat
hierbij in het landschap is ontstaan, wordt gekenmerkt door vlaktes, depressies en kopjes,
afgewisseld met langgerekte ruggen. Dit dekzand behoort geologisch gezien tot het
laagpakket van Wierden (Formatie van Boxtel) en is kalkloos, fijnkorrelig (150 – 210 m) en
arm aan grind. Gedurende het Vroeg- en Midden-Pleniglaciaal (58.000 - 29.000 jaar geleden)
trad er op grote schaal verspoeling van het toen aanwezige dekzand op, waardoor zandlagen
afgewisseld met leemlagen gevormd werden, die samen fluvioperiglaciale afzettingen
genoemd worden (Rijks Geologische Dienst 1985). Gedurende het Laat-Weichseliën (20.000
– 10.000 jaar BP) traden er weer op grote schaal verstuivingen op waarbij wederom
dekzanden werden afgezet. Hierna begon een aanmerkelijk warmere periode (het Holoceen).
Het plangebied ligt op de overgang van een dekzandrug (figuur 4, legenda-eenheid 3L5) naar
een vlakte van ten dele verspoelde dekzanden (figuur 4, legenda-eenheid 2M9). Ten zuiden
van deze vlakte ligt een dalvormige laagte met veen (legenda-eenheid 2R1 op figuur 4). Door
deze dalvormige laagte stroomt de Keersop. Dit dal is aan het begin van het Holoceen
ontstaan (zie figuur 3). Op de uitsnede uit het Actueel Hoogtebestand Nederland (figuur 5) is
dit beekdal goed herkenbaar. Tevens is hierop goed te zien dat het plangebied qua
hoogteligging onderdeel lijkt uit te maken van het beekdal en aanmerkelijk lager ligt dan de
delen van het dekzandlandschap ten noorden van het Eijkereind.
Op de drogere delen van het dekzandlandschap zijn veelal veldpodzolgronden ontstaan. Deze
worden gekenmerkt door een uitspoelingslaag (E-horizont) en een inspoelingslaag (Bhorizont). De B-horizont gaat veelal via een overgangslaag (de BC-horizont) over in het niet
door bodemvorming beïnvloede zand (de C-horizont). De bodems in de beekdalen zijn
doorgaans zeer roestig en hebben veelal een zwarte humeuze bovengrond.
Binnen Het plangebied geeft de bodemkaart de aanwezigheid aan van lage enkeerdgronden
ligt (figuur 6, legenda-eenheid EZg23). De top van deze bodems bestaat uit een tenminste 50
cm dikke humusrijke toplaag. Dit kan zowel ontstaan zijn door eeuwenlange
plaggenbemesting als door ingrijpende ontginningsactiviteiten. Onder dergelijke humusrijke
toplagen zijn vaak resten van podzolgronden aanwezig. Ten opzichte van het beekdal dat een
grondwatertrap III heeft, is het plangebied relatief goed ontwaterd met een grondwatertrap V
voor het zuidelijke deel en een grondwatertrap VI op het noordelijke deel.
Versie: 12-03-2014
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 9
Figuur 3: Uitsnede uit de peleogeografische kaart met daarin rood omlijnd het plangebied
met daaromheen de cirkel die de buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft.
Versie: 12-03-2014
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 10
Figuur 4: Uitsnede uit de geomorfologische kaart met daarin rood omlijnd het plangebied
met daaromheen de cirkel die de buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft.
Versie: 12-03-2014
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 11
Figuur 5: Uitsnede uit het Actueel Hoogtebestand Nederland met daarin rood omlijnd het
plangebied met daaromheen de cirkel die de buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft.
Versie: 12-03-2014
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 12
Figuur 6: Uitsnede uit de bodemkaart met daarin rood omlijnd het plangebied met
daaromheen de cirkel die de buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft. Voor uitleg van
de codes, zie hoofdstuk 2.2
Versie: 12-03-2014
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 13
Figuur 7: Uitsnede uit de grondwatertrappenkaart met daarin rood omlijnd het plangebied
met daaromheen de cirkel die de buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft.
Versie: 12-03-2014
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 14
2.3 Archeologie
Volgens de gemeentelijke beleidskaart ligt het noordelijke deel van het plangebied binnen een
historische kern en ligt het overige deel in een zone met een hoge archeologische
verwachting.
Voor dekzandgebieden in hun algemeenheid geldt dat hierbinnen bewoningssporen kunnen
worden aangetroffen die dateren vanaf het laat-paleolithicum. Vuursteenvindplaatsen van
jager-verzamelaars uit het laat-paleolithicum en het mesolithicum liggen veelal op relatief
hoog gelegen delen van het dekzandlandschap in de nabijheid van water. Later, in het
neolithicum wanneer een sedentair bestaan in de plaats komt van een nomadisch levenswijze,
verkiest men vooral de hoogste delen van het dekzandlandschap. Deze nederzettingskeuze
blijft tot in de vroege middeleeuwen bestaan. In de late middeleeuwen en de nieuwe tijd zijn
de nederzettingen met name gesticht langs doorgangswegen, op kruispunten van wegen en
aan de overgangen van rivieren.
Binnen het onderzoeksgebied ligt een groot aantal bekende vindplaatsen. Vijf hiervan vormen
monumenten. Het betreft de AMK-terreinen 16801, 4993, 4994 en 5000 . AMK-terrein 16801
betreft de oude kern van Bergeijk. Het meest noordelijke deel van het plangebied valt
hierbinnen. Ruim zeshonderd meter ten noorden van het plangebied ligt AMK-terrein 5000
met daarbinnen de waarnemingen 13956, 14218, 33668, 33674 en 48194. Het betreft een
terrein met sporen van bewoning uit de vroege- en de late middeleeuwen. Ongeveer
zevenhonderd meter ten noordoosten van het plangebied ligt AMK-terrein 4994 met
daarbinnen de waarneming 14216. Het betreft een terrein met sporen van bewoning uit de
Romeinse tijd tot en met late middeleeuwen. In een rioleringssleuf zijn Karolingische
vondsten gedaan en op een akker Romeinse vondsten. Plaatselijk is een oude akkerlaag
aangetroffen op 50-80 cm diepte. De vindplaats ligt ingeklemd tussen twee essencomplexen
(maar valt er zelf erbuiten). AMK-terrein 4993 ligt ongeveer een halve kilometer ten
zuidwesten van het plangebied en betreft de resten van een in 1492 gesloopt kasteel. Behalve
dit AMK/terrein wordt de enige vindplaatsen die binnen het onderzoeksgebied in het dal van
de Keersop ligt, gevormd door de waarnemingen 32502 en 419910. Beide waarnemingen
liggen ongeveer een halve kilometer ten zuiden van het plangebied en betreffen resten van een
voormalige watermolen. Het gaat om een groot aantal palen,aardewerkvondsten en
fragmenten van vier molenstenen. Alle vondsten dateren uit de late middeleeuwen.
Veruit de meeste van de overige van de binnen het onderzoeksgebied gelegen waarnemingen
liggen op het noordelijke deel van het plangebied op de delen van het dekzandlandschap die
aanmerkelijk hoger liggen dan het plangebied. De hier gedane vondsten dateren uit alle
perioden van het laat paleolithicum tot en met de nieuwe tijd. Slechts twee waarnemingen
liggen op relatief korte afstand van het plangebied. Het betreft de waarneming 33678 en
47014. Deze zullen hieronder nader besproken worden. De waarneming 33678 ligt
driehonderd meter ten noordwesten van het plangebied. Hier is in 1989 door het IPP een
opgraving uitgevoerd waarbij een deel van een urnenveld uit de ijzertijd is blootgelegd
alsmede een deel van een nederzetting uit de 8e-9e eeuw en een deel van een nederzetting uit
de 12e eeuw. De waarneming 47014 ligt nog geen tweehonderd meter ten zuidwesten van het
plangebied. Hier is in 2011 door het ADC een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd waarbij
slechts twintigste eeuwse bodemverstoringen zijn aangetroffen.
Versie: 12-03-2014
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 15
2.4 Informatie amateurarcheologen
Door de heemkundevereniging van Bergeijk is het boek “Bergeijk in kaart” uitgegeven.
Hierin vinden we de volgende informatie betreffende het plangebied:
-Het plangebied lag in de Veurt:
VEURT: opt vorrit metter eender sijde ende het een eynde aen die gemeyn straet,
1563, CJ 18v; een vorretbi) het aengelaech, 1569, HP 27; wmVaen den Eycker dijck
geleegen, 1615, R23 157; de vorrit op Eikereind, 1693, R29 257v; B426 en B427: het
voorhoofd, 1829, N 264.138; B426-7: het Veurt, 1833, N268.32; B419 dries M625,
B422-3 dries M627, B424-8 dries M628-9, B429-30 huis 0-8 land 0-8 M630, B432
dries 1-32 land 0-12 M631, B433 dries M632, B496 groes 2-26 land 0-16 M3116.
KRIJTEN VORRIT: het creyten vorrit met een eynde en het andere aen de gemeynte
gelegen aen den eyckeren hertganck, 1621, R24, 167.
BARBARA VORRIT: den Backerbeembt, dander zijde het Barbara vorrit, 1706, R36,
85v.
Vorrit, vooruit is het stuk land aan de voorzijde, aan de weg gelegen. Aan de andere
zijde van het Veurt stroomde een beekje dat van't Hof komt en bij de Weert in de Aa
uitkomt. De loop van het beekje is waarschijnlijk verlegd toen de aangelagen van het
VEURT ontstonden door uitgiften van land van de hertog van Brabant in 1445. De
naam Krijten Vorrit is afkomstig van de psn. Krijten, zoals bij Willem Peter Creyten,
1563, CJ 30v. Barbara vorrit is genoemd naar de eigenaresse Barbara van het HOOG
BARBERBEEMDJE.
Versie: 12-03-2014
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
Waarnemingen en Monumenten
Nummer
Coordinaat
AMK 16801 153498/370345
W 13956
153640/370780
Periode
Middeleeuwen, Nieuwe Tijd
Paleolithicum, Mesolithicum,
Neolithicum, Bronstijd, Romeinse
tijd, Middeleeuwen, Nieuwe Tijd
Paleolithicum, Mesolithicum,
Neolithicum, Bronstijd, Romeinse
tijd, Middeleeuwen, Nieuwe Tijd
Middeleeuwen, Nieuwe Tijd
Romeinse tijd, Middeleeuwen
Middeleeuwen, Nieuwe Tijd
Middeleeuwen
Romeinse tijd, Middeleeuwen,
W 14216
154300/371100
W 14406
W 32499
W 32502
W 33668
W 33674
153640/370780
153440/370680
153970/369830
153650/370800
153625/370775
W 33678
153850/370550
W 44975
W 47014
W 14218
153120/370585
153910/370210
153640/370760
W 34113
W 34762
153325/370575
153100/370300
W 400805
W 419910
153210/370570
154049/369819
W 426081
W 431248
153251/370543
153210/370570
IJzertijd, Middeleeuwen, Nieuwe
Tijd,
Romeinse tijd,
Nieuwe Tijd,
Paleolithicum, Mesolithicum,
Neolithicum, Bronstijd,
Middeleeuwen, Nieuwe Tijd,
Onbekend
IJzertijd, Romeinse tijd,
Middeleeuwen, Nieuwe Tijd,
Middeleeuwen, Nieuwe Tijd,
Paleolithicum, Mesolithicum,
Neolithicum, Bronstijd, IJzertijd,
Romeinse tijd, Middeleeuwen,
Nieuwe Tijd,
Middeleeuwen, Nieuwe Tijd,
Middeleeuwen, Nieuwe Tijd,
W 411803
AMK 4993
AMK 4994
AMK 5000
153210/370570
153815/369939
154252/371040
153617/370778
Middeleeuwen,
Romeinse tijd, Middeleeuwen,
Middeleeuwen,
Versie: 12-03-2014
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 16
Vondsten
Stad
Keramiek, Glas,
Vuursteen
Vuursteen, Keramiek
Keramiek
Keramiek
Keramiek, Steen
Niet van toepassing
(Hout)skool, metaal,
glas, keramiek
Metaal, menselijk bot
Keramiek
Niet van toepassing
Vuursteen, keramiek,
vuursteen, glas
Niet van toepassing
Keramiek, tufsteen,
(hout)skool, metaal
Keramiek, steen
Keramiek, vuursteen,
leisteen, bot
Keramiek, glas
IJzer, keramiek,
(Lei)steen, metaal
Kasteel
Nederzetting
Nederzetting
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 17
Figuur 8: Kaart met Archis-gegevens met daarop een cirkel met een straal van één kilometer
rond het plangebied die de buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft.
Versie: 12-03-2014
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 18
Figuur 9: Uitsnede uit de gemeentelijke beleidskaart
Versie: 12-03-2014
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 19
Figuur 10: Uitsnede uit de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.
Versie: 12-03-2014
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 20
2.4 Historie
Bergeijk wordt in 1137 voor het eerst vermeld op de goederenlijst van de Sint-Jacobsabdij te
Luik. Bergeijk vormde een heerlijkheid onder de heren van het geslacht van Eijk, die tevens
dorpen als Westerhoven, Riethoven, Dommelen, Borkel en Schaft en Luyksgestel omvatte.
In 1331 verleende hertog Jan III van Brabant gemeenterechten aan de inwoners van Bergeijk
en Westerhoven. Dit hield in dat zij van de woeste gronden gebruik konden maken. Dit recht
werd in 1544 bevestigd door Karel V.
Volgens de kaart van de historische relicten (figuur 11), ligt het noordelijke deel van het
plangebied in een sinds 1840 weinig veranderde kern, het middendeel in een zone die van
oudsher een akkercomplex vormt en het zuidelijke deel in een zone met sinds 1840 een
weinig veranderde graslandpercelering. Volgens de kaart van historische landschappen
(figuur 11), ligt het noordelijke deel van het plangebied van oudsher in de bebouwde kom en
liggen de overige delen in een zone met gemengd gras/akkerland.
Figuur 11: Uitsnede uit de kaart met historische landschapselementen/Historische relicten
Oost Brabant (Naar de Bont, 1993)
Versie: 12-03-2014
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 21
De kadasterkaart uit 1832 toont dat het plangebied destijds binnen de percelen 426, 428, 429,
430, 431, 432 en 433 lag. Uit de aanwijzende tafels blijkt dat deze in eigendom waren bij
Brakel, van der Heijden, Coppens en Hurkmans en in gebruik waren als huiserf, weiland en
bouwland.
Figuur 12: Uitsnede uit de kadastrale kaart uit 1832
Versie: 12-03-2014
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 22
Figuur 13 toont achtereenvolgens topografische kaarten van het onderzoeksgebied uit 1845,
1902, 1963 en 2011. De kaarten uit 1845 en 1902 komen overeen met de gegevens op de
kadasterkaart uit omstreeks 1832. Tot in de twintigste eeuw heeft een zeer duidelijke
scheiding bestaan tussen het meest noordelijke perceel met daarop een huis en de noord-zuid
gerichte zuidelijke percelen die uit kleine gras/ en bouwlandpercelen bestonden met
tussenliggende houtwallen. Op de kaart uit 1963 is te zien dat het zuidwestelijke deel van het
plangebied dan beplant is met fruitbomen en dat op het noordelijke deel hiervan een
gebouwtje staat. Op deze zelfde hoogte wordt op deze kaart ook op het zuidoostelijke perceel
een gebouwtje aangegeven. Inmiddels zijn deze gebouwtjes gesloopt en vervangen door twee
grote loodsen.
Figuur 13: Uitsneden uit de topografische kaarten uit achtereenvolgens: 1845, 1902, 1963 en
2011.
Versie: 12-03-2014
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 23
2.5 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel
Specifieke ligging (locatie)
Het plangebied ligt op de overgang van een dekzandrug naar een beekdal met langs de
noordrand een perceel waarop in elk geval in 1832 al een woning stond en op het zuidelijke
deel langgerekte, door houtwallen omgeven akker- en graslandjes.
Verwachte perioden (datering)
Gezien de ligging op de overgang van een dekzandrug naar een beekdal geldt voor het
plangebied een hoge verwachting voor de aanwezigheid van resten van tijdelijke
kampementen uit het laat-paleolithicum en het mesolithicum. Gezien de ligging van het
plangebied op een relatief laag gelegen deel van het dekzandlandschap, geldt voor resten van
nederzettingen en grafvelden uit het neolithicum, de bronstijd, de ijzertijd en de Romeinse tijd
hooguit een middelhoge verwachting. Deze zullen eerder op de hoger gelegen delen van het
dekzandlandschap op de noordelijke helft van het onderzoeksgebied hebben gelegen.
Ditzelfde geldt voor resten uit de vroege middeleeuwen.
In verband met de ligging binnen de historische bebouwing van Bergeijk, geldt voor het
noordelijke deel van het plangebied een hoge verwachting voor resten uit de nieuwe tijd.
Complextypen
Nederzettingsresten uit perioden vanaf de late prehistorie tot en met de nieuwe tijd kunnen
voorkomen als concentraties van vondstmateriaal (aardewerk, bouwsteen, natuursteen) of als
vullingen van afvalkuilen, paalkuilen, waterputten, e.d. Deze resten zullen indien aanwezig
direct onder de bouwvoor voorkomen. Indien nederzettingsresten worden aangetroffen, kan
ook de aanwezigheid van bijbehorende sporen van begravingen, in de vorm van crematie- en
inhumatiegraven, niet worden uitgesloten. Resten uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd
zullen bestaan uit paalsporen en eventueel funderingsresten van (bij)gebouwen. Tevens
kunnen resten van perceelsgrenzen en waterputten e.d. aanwezig zijn.
Uiterlijke kenmerken
Nederzettingsresten uit alle perioden zullen binnen het plangebied uit vondststrooingen
bestaan en/of uit opgevulde spoorvullingen onder de bouwvoor.
Mogelijke verstoringen
Het verwijderen van houtwallen en bomen alsmede de bouw en sloop van schuren en loodsen,
kan plaatselijk tot ingrijpende bodemverstoring hebben geleid.
Versie: 12-03-2014
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 24
2.6 Onderzoeksstrategie
Tijdens het veldwerk moet allereerst worden vastgesteld hoe de bodem is opgebouwd, in
hoeverre deze intact is en of hierin archeologische indicatoren aanwezig (kunnen) zijn.
Om de bodemopbouw zo exact mogelijk te kunnen bestuderen kan het beste gebruik gemaakt
worden van een guts.
Indien blijkt dat de huidige grondbewerking tot in de natuurlijke bodem reikt en een goede
vondstzichtbaarheid heerst, is een oppervlaktekartering het meest geschikt voor het opsporen
van archeologische indicatoren.
Indien een oppervlaktekartering niet mogelijk is of in onvoldoende mate effectief zal zijn,
wordt nageboord met een edelmanboor met een diameter van 15 cm. Het hiermee
opgeboorde materiaal wordt gezeefd op een zeef met een maaswijdte van vier millimeter.
Binnen het plangebied zijn twaalf boorpunten verdeeld over een zo gelijkmatig mogelijk
netwerk. Hierdoor wordt binnen het 0,5 hectare grote deel van het plangebied waarop
bodemingrepen zullen plaatsvinden, een boordichtheid bereikt van ruim twintig boringen per
hectare. Een dergelijke boordichtheid voldoet volgens de Leidraad inventariserend
veldonderzoek; Deel: karterend booronderzoek (SIKB, 2006), als brede zoekoptie om
vindplaatsen uit alle perioden, in zand op te sporen (zoekoptie E1).
Zelfs met de door ArcheoPro gehanteerde hoge boordichtheid is op basis van booronderzoek
nooit te garanderen dat alle typen archeologische resten kunnen worden opgespoord. De kans
op het aantreffen van grondsporen is bijvoorbeeld aanmerkelijk groter indien een
proefsleuvenonderzoek wordt uitgevoerd. Een dergelijke aanpak zou echter in dit stadium van
het onderzoek een te zwaar middel vormen en dient pas te worden toegepast indien een (nog
deels) intacte bodem aanwezig is met daarin archeologische indicatoren.
Van alle boorpunten wordt de NAP-hoogte bepaald door middel van het AHN en de waterpas.
Versie: 12-03-2014
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 25
3 Veldonderzoek
3.1 Verrichte werkzaamheden
- Positie boringen: regelmatige verdeling over het plangebied, zie figuur 16.
- Gebruikt boormateriaal: zandguts met een diameter van 2 cm en edelmanboor met een
diameter van 15 cm.
- Totaal aantal boringen: 14
- Boorgrid: 20 x 25 m
- Boordichtheid: ongeveer twintig boringen per hectare
- Geboorde diepte: 1 - 2 m –Mv
- Inmeten boorlocaties: GPS, meetlint en waterpas
- Boorbeschrijving: Archeologische Standaard Boorbeschrijving (ASB 5.1)
- Inspectie bodemontsluitingen en/of oppervlaktekartering: In verband met de
begroeiing van het plangebied was geen oppervlaktekartering mogelijk. Evenmin
waren bodemontsluitingen aanwezig die geïnspecteerd konden worden op de
aanwezigheid van archeologische indicatoren.
3.2 Resultaten booronderzoek
De boringen zijn gezet in twee noord-zuid gerichte raaien waarbij zoveel mogelijk getracht is
om de boringen te zetten met telkens 25 meter tussenruimte. De ligging van de boorpunten is
weergegeven op de boorpuntenkaart. De resultaten van het booronderzoek zijn opgesomd in
Bijlage 1.
Tijdens het veldonderzoek is alleen in boring 14 een voor dekzandgebieden min of meer
normale bodemopbouw aangetroffen. Deze bestaat uit een bouwvoor van humusrijk zand met
een dikte van 45 cm, daaronder een verploegde tussenlaag (AC-horizont) en daar direct onder,
het schone gele zand van de C-horizont. Bovenin de ten noorden hiervan gezette boringen 11
tot en met 13 is op ongeveer gelijke hoogte de C-horizont van een dekzand bodem
aangetroffen. Deze ligt hier echter onder een ruim een halve meter dik pakket
vergraven/opgebrachte grond aangetroffen dat bestaat uit humusrijk zand met daarin brokjes
schoon geel zand. De top van de C-horizont op dit deel van het plangebied (deel C op figuur
16), ligt op ongeveer 28m +NAP. Beneden deze diepte (tussen 27,7 en 26,5 m +NAP, is in de
boringen 3, 4, 5, 9 en 10, veen of venig zand aangetroffen. Dit betekent dat dit deel van het
plangebied oorspronkelijk duidelijk lager lag dan het deel waarop de boringen 11 tot en met
14 zijn gezet. Dit lager gelegen terreindeel (B op figuur 16), was dermate slecht ontwaterd dat
hier veenvorming optrad. De slechte ontwatering is hier naast de lagere ligging, mogelijk
mede het gevolg van de aanwezigheid van leem in de ondergrond. Deze leem is grindhoudend
en wordt in de boringen 4, 5, 6 en 10 afgedekt door een enkele decimeters dik pakket dekzand
waarvan de top venig is. In boring 3 is een pakket sterk veraard veen aangetroffen van twintig
centimeter dikte. Zowel het veen als het venige zand wordt afgedekt door een pakket
opgebracht/vergraven zand. De dikte hiervan loopt uiteen van zeventig centimeter in boring
10 tot meer dan een meter in de boringen 4, 5 en 9. Volgens de terreineigenaar is dit deel van
het plangebied in de twintigste eeuw opgehoogd. Dit stemt overeen met de aanwezigheid in
het opgeboorde materiaal van deeltjes antraciet en moderne metaalresten e.d.
In de op het meest noordelijke deel van het plangebied (deel A op figuur 16), gezette boringen
1, 2, 7 en 8, bestaan de enige natuurlijke afzettingen uit grindhoudende keileem. Deze wordt
afgedekt door een pakket vergraven/opgebracht zand van 1,2 tot 1,8 meter dikte. Ook hierin
zijn deeltjes antraciet en moderne metaalresten aangetroffen waaruit blijkt dat het om
materiaal gaat dat waarschijnlijk in de twintigste eeuw is opgebracht of is vergraven.
Mogelijk betreft het een ophogingspakket dat tenminste deels is opgebracht om de bouw van
Versie: 12-03-2014
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 26
de woning mogelijk te maken die op de negentiende eeuwse kaarten wordt afgebeeld. Resten
van dergelijke bebouwing zijn echter niet aangetroffen. Ook niet in boring 2 die is gezet in de
schuur die grotendeels staat op de locatie waarop op negentiende eeuwse bebouwing wordt
afgebeeld. Mogelijk betekent dit dat een oorspronkelijk ophogingpakket bij de sloop van de
op negentiende eeuwse kaarten afgebeelde bebouwing, volledig is vergraven bij het
verwijderen van funderingen e.d.
Ondanks het naboren met een edelmanboor met een diameter van vijftien centimeter en het
zeven van het hiermee opgeboorde zand op een zeef met een maaswijdte van vier millimeter,
zijn in geen van de boringen relevante archeologische indicatoren aangetroffen. Het
zeefresidu bestond naast moderne insluitsels slechts uit een enkele grindkorrel.
Figuur 14: Foto van boring 5 met rechts het schone, matig grove zand, in het midden venig
zand en links de onderkant van het pakket vergraven/opgebracht zand.
Figuur 15: Boorprofielen
Versie: 12-03-2014
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 27
Figuur 16: Boorpunten met zonering van het plangebied en de dikte van het pakket
vergraven/opgebrachte bovengrond.
Versie: 12-03-2014
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 28
Figuur 17: Boorpunten en niveau vanaf waar archeologische sporen bewaard gebleven
kunnen zijn.
Versie: 12-03-2014
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 29
4 Conclusies en aanbevelingen (beleidsadvies)
Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het plangebied een
hoge verwachting voor de aanwezigheid van resten van tijdelijke kampementen uit het laatpaleolithicum en het mesolithicum. Gezien de ligging van het plangebied op een relatief laag
gelegen deel van het dekzandlandschap geldt voor resten van nederzettingen en grafvelden
uit het neolithicum, de bronstijd, de ijzertijd en de Romeinse tijd hooguit een middelhoge
verwachting. Deze zullen eerder op de hoger gelegen delen van het dekzandlandschap op de
noordelijke helft van het onderzoeksgebied hebben gelegen. Ditzelfde geldt voor resten uit de
vroege middeleeuwen. In verband met de ligging binnen de historische bebouwing van
Bergeijk, maar tot in de achttiende eeuw in een drassige laagte, geldt voor het noordelijke
deel van het plangebied een hoge verwachting voor resten uit de negentiende eeuw maar een
lage verwachting voor resten uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd A.
Om de kans op het aantreffen van archeologische indicatoren zo groot mogelijk te maken zijn
binnen het plangebied 14 boringen gezet met behulp van een zandguts en een megaboor.
Uit het met de zandguts verrichte onderzoek blijkt dat de noordelijke- en de westelijke delen
van het plangebied oorspronkelijk aanmerkelijk lager lagen. Hier heersten oorspronkelijk door
de lage ligging en de leem-ondergrond, dermate slechte ontwateringomstandigheden dat hier
veengroei plaatsvond. Deze terreindelen zijn nooit geschikt geweest voor bewoning en zijn
aanzienlijk opgehoogd. De aanwezigheid van moderne insluitsels tot onderin de pakketten
vergraven zand, geeft aan dat de ophoging van het terrein in de twintigste eeuw heeft
plaatsgevonden. Dit stemt overeen met informatie van de terreineigenaar.
Op het zuidoostelijke deel van het plangebied zijn oorspronkelijk dekzandbodems ontstaan.
De hogere ligging en de betere ontwatering hiervan, betekent dat dit deel van het plangebied
wel geschikt geweest zal zijn voor bewoning. Het naboren alhier met een megaboor en het
zeven van het hierbij opgeboorde zand, heeft echter ook op dit deel van het plangebied geen
relevante archeologische indicatoren opgeleverd.
In verband met het volledig ontbreken van relevante archeologische indicatoren, is het KNAonderdeel Waardestelling, in dit rapport niet nader uitgewerkt.
Gezien de oorspronkelijke voor bewoning ongeschikte ligging van het noordelijke- en de
westelijke delen van het plangebied en het volledig ontbreken van relevante archeologische
indicatoren op het zuidoostelijke deel, geven de resultaten van het onderzoek geen aanleiding
om archeologisch vervolgonderzoek te adviseren. Evenmin zijn tijdens het onderzoek
archeologische resten aangetroffen waarmee tijdens de verdere planvorming of bij de
uitvoering van de geplande werkzaamheden rekening zou moeten worden gehouden.
In alle gevallen geldt dat indien archeologische materialen en/of sporen aangetroffen worden,
deze gemeld dienen te worden bij de gemeente Bergeijk, conform Monumentenwet 1988,
laatste wijziging van 1 september 2007, paragraaf 7, artikel 53 en verder.
Versie: 12-03-2014
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 30
Verklarende woordenlijst:
BP: Before Present (present = 1950)
GPS: Global Positioning System
IVO: Inventariserend VeldOnderzoek
NAP: Normaal Amsterdams Peil.
RCE: Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed
SIKB: Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer
Archeologische tijdschaal
Periode
Midden- en Laat Paleolithicum (oude steentijd)
Mesolithicum (midden steentijd)
Neolithicum (nieuwe steentijd)
Bronstijd
IJzertijd
Romeinse tijd
Vroege middeleeuwen
Volle middeleeuwen
Late middeleeuwen
Nieuwe tijd
Datering
250.000
9000
4500
2000
800
12 v chr.
500
1000
1250
1500
-
9000
4500
2000
800
12 v. chr.
500 n. chr.
1000
1250
1500
heden
Bronnen
Grote historische Provincie Atlas van Nederland; deel 4 Zuid-Nederland 1838-1857 1:50.000.
Topografische dienst Wolters Noordhoff Groningen 1990
Grote historische topografische Provincie Atlas Noord-Brabant; 1905 1:25.000. Nieuwland
Tilburg 2006
Grote topografische atlas van Nederland 1:50.000 Deel 4 Zuid-Nederland. Topografische
dienst. Wolters Noordhoff Groningen 1997
Kadastrale minuut 1830 met aanwijzende tafels, (www.watwaswaar.nl)
Kadaster Topografische Dienst, Top25Raster, Top10Vector, GBKN kaarten, Emmen 2008
Luchtfoto, http://maps.google.nl
Provinciale cultuurhistorische waardenkaart (http://atlas.sre.nl/archeologie)
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, IKAW 2 (Indicatieve kaart Archeologische Waarden),
Amersfoort.
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, AMK (Archeologische monumentenkaart),
Amersfoort.
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, ARCHIS II (Archeologisch Informatie Systeem),
http://archis2.archis.nl/
Rijkswaterstaat, Servicedesk Data, AHN (Actueel Hoogtebestand Nederland), Delft.
Versie: 12-03-2014
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 31
Stichting voor Bodemkartering, Bodemkaart van Nederland 1:50.000. Wageningen, 1968.
Stichting voor Bodemkartering: Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000, Staring
Centrum, Wageningen, 1989
Stichting voor Bodemkartering, Geologische kaart van Nederland 1:50.000. Wageningen,
1968.
Twaalf provinciën 2007. Atlas van topografische kaarten. Nederland 1955-1965. Uitgeverij
twaalf provinciën. Landsmeer.
Literatuur
Bont, Ch de., Cultuurhistorisch onderzoek Oost-Brabant, 1993.
Cate, J. A. M. ten. A. F. van Holst, H. Kleijeren J. Stolp, 1995. Handleiding
bodemgeografisch onderzoek; richtlijnen en voorschriften. Deel A: Bodem. Wageningen,
DLO-Staring Centrum. Technisch Document 19A.
Cohen, K.M. & E. Stouthamer, 2012. Beknopte toelichting bij het digitaal basisbestand
paleogeografie van de Rijn-Maas Delta, Utrecht, 2012.
Es. Van W.A., Sarfatij, H. & P.J. Woltering (red.) 1988. Archeologie in Nederland; De
rijkdom van het bodemarchief. Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek.
Amersfoort.
Kuiper, M. 2006/2007. Atlas van topografische kaarten Nederland, 1955-1965. Uitgeverij 12
Provinciën, Landsmeer.
Leidraad inventariserend veldonderzoek; Deel: karterend booronderzoek (SIKB, 2006)
Versie: 12-03-2014
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 32
Bijlage 1: Boorbeschrijving
Algemene kopgegevens
Soort boring
Projectnummer
Projectnaam
Deelgebied
Organisatie
OM-nummer
coördinaatsysteem
Coördinaatsysteemdatum
Locatiebepaling
Referentievlak
Bepaling maaiveldhoogte
Boormethode
Boordiameter
Opdrachtgever
Boorbeschrijving volgens ASB 5.1
Boor LDO Lithologie
Nr
GD
B
B
BZ
K
V
1
33
Z
170 Z
200 Z
2
2
137 Z
160 Z
2
3
70
Z
90
V
100 Z
2
4
120 Z
130 Z
1
150 Z
170 Z
2
5
118 Z
127 Z
1
150 Z
175 Z
2
6
140 Z
170 Z
2
7
30
Z
104 Z
130 Z
2
8
30
Z
145 Z
175 Z
2
9
25
Z
130 Z
150 Z
1
175 Z
2
10
68
Z
77
Z
1
87
Z
115 Z
2
11
50
Z
75
Z
12
48
Z
90
Z
13
60
Z
100 Z
14
45
Z
60
Z
100 Z
Versie: 12-03-2014
Posities van de boringen (boorlocaties)
Boornummer XCO
YCO
1
154021.8
370378.8
2
154036.4
370356.3
3
154035.2
370323.2
4
154049.2
370295.2
5
154063.2
370270.1
6
154076.3
370246.5
7
154044.3
370386.0
8
154056.3
370366.3
9
154062.3
370344.9
10
154074.0
370319.5
11
154085.7
370295.0
12
154096.6
370272.7
13
154108.5
370250.4
14
154119.1
370226.5
BAR
11-288
Rembrandtlaan, Veghel
Nvt
ArcheoPro
XX
RD2000
ETRS89
GPS en meetlint
NAP
AHN – Waterpas
Guts en edelman
3 cm en 15 cm
De Heer J. Ketelaars
B
G
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
BH
2
1
GR
2
GR
2
GR
2
GR
2
GR
2
GR
2
1
GR
2
1
GR
2
1
GR
2
GR
2
GE
2
GE
2
GE
3
2
GE
MA, M´s tov NAP
28.67
28.64
28.40
28.22
28.65
28.86
28.62
28.72
28.34
28.35
28.40
28.57
28.52
28.53
Kleur
HK
TK
BR
GE
GE
BR
Overige kenmerken
VL CO
PLH VS SS
K
T
GE
BR
BR
GE
GE
VRG
BR
BR
GE
RO
GE
BR
VRG
VRG
BR
GE
GE
GE
BR
GE
2
VRG
BR
GE
GE
GE
BR
GE
2
VRG
BR
GE
GE
VRG
BR
GE
GE
BR
GE
BR
VRG
VRG
BR
GE
GE
BR
GE
BR
VRG
VRG
BR
GE
GE
GE
BR
BR
GE
BR
2
VRG
VRG
BR
GE
GE
GE
BR
GE
2
VRG
BR
GE
GE
2
VRG
BR
GE
GE
2
VRG
BR
GE
GE
2
VRG
2
BOV
VRG
IK
AIS
BHN
BI
GI
VRG
VRG
Leem
Leem
SE
Leem
Leem
Leem
Leem
Leem
Leem
Leem
Leem
DEZ
DEZ
DEZ
BR
BR
GE
GE
DEZ
www.ArcheoPro.nl
Archeologische onderzoek Eijkereind 56, Bergeijk.
ArcheoPro Rapport, 13058 Pagina 33
Betekenis van de afkortingen:
LDO – Onderzijde boortraject
Lithologie:
GD – Onverharde sedimenten: G = grind, K = klei, L = leem, V = veen en Z = zand
Bijmengsels: BK = bijmengsel klei, BS = bijmengsel silt, BZ =bijmengsel zand, BG= bijmengsel grind,
BH = bijmengsel humus. Betekenis toegevoegde cijfers: 1 = zwak, 2 = matig, 3 = sterk en 4 = uiterst.
Kleur:
HK = hoofdkleur, BL = blauw, BR = bruin, GE = geel, GN = groen, GR = grijs, OL = olijf, OR =oranje,
PA = paars, RO = rood, RZ = roze, WI = wit, ZW = zwart.
TK = Tweede kleur (kleurafkortingen als boven).
IK = Intensiteit kleur: LI = licht en DO = donker
VLK = Vlekken (V): 2e en 3e letter is kleurafkorting als boven, 1 = weinig, 2 = matig , 3= veel
Overige kenmerken:
CO = Consistentie (C ): ZSL-zeer slap, SLA-slap, MSL-matig slap, MST-matig stevig, STV-stevig
PLH = plantenresten (PL0 = geen, PL1 = spoor, PL2 = weinig, PL3 = veel)
VS = veensoorten
SST = Sedimentaire structuren
BHN = Bodemhorizont; BHC = C-horizont
BI = Bodemkundige interpretaties; BOV = bouwvoor , VRG = vergraven, OPG = opgebracht
GI = Geologische interpretaties; DEZ = dekzand
AIS = Archeologische indicatoren
Versie: 12-03-2014
www.ArcheoPro.nl