Les 16. Een speurtocht naar je watervoetafdruk! Werkvorm(en

Les 16. Een speurtocht naar je watervoetafdruk!
Werkvorm(en)
Plaats in project
Doelgroep
Tijd
Speurtocht en rekenen
Voor of na het bezoek aan de Watervlo
Groep 6 t/m 8
Versie thuis
Versie school
Totaal:
+/- 30 min
+/- 60 min
Oriëntatie:
+/- 10 min
+/- 10 min
Kern:
0 min
+/- 30 min
Evaluatie:
+/- 20 min
+/- 20 min
Doel
Het doel van de les is om kinderen te interesseren voor en te leren over het belang van
water voor het leven van alle soorten op aarde. Tegelijkertijd beoogt de les kinderen bewust
te maken dat er niet teveel water verbruikt moet worden, omdat het water een schaars goed
is. Met behulp van een watervoetafdruk kunnen zij hun eigen waterverbruik per dag
berekenen, en deze met elkaar en mensen uit andere landen vergelijken. Op deze manier
worden kinderen ervan bewust dat zij zelf invloed hebben op het waterverbruik.
Inleiding
Water: we gebruiken het elke dag, en niet zo’n beetje ook! We gebruiken het niet alleen om
te drinken, om elektriciteit mee op te wekken, of voor allerlei huishoudelijke klusjes, maar ook
voor het maken van allerlei goederen zoals voedsel, papier en kleding. Water is dus enorm
belangrijk voor het leven op aarde! Ook al bestaat de aarde voor 70% uit water, toch kunnen
we daarvan maar 1% gebruiken als drinkwater! Doordat de zomers op aarde steeds warmer
en droger dreigen te worden (door de klimaatverandering), en de wereldbevolking steeds
verder toeneemt, wordt het drinkwater alleen nog maar minder beschikbaar. Water is dus
schaars, maar wel heel belangrijk. Dat betekent dat we er zuinig op moeten zijn! Door je
watervoetafdruk te meten kun je erachter komen hoe groot je voetspoor is dat je achter laat
per dag door water te gebruiken. Des te groter je voetafdruk, hoe meer water je dus gebruikt.
Maar maak je geen zorgen als je voetafdruk groot is, er zijn genoeg manieren te verzinnen
om zuiniger met water om te gaan!
Voorbereiding
Print voor iedere leerling een werkblad met vragen en opdrachten (zie hieronder). Bedenk
eventueel welke opdrachten/vragen kinderen mogen overslaan wegens praktische of
niveaugebonden redenen. U kunt kiezen uit een versie die op school kan worden uitgevoerd,
of een versie om thuis uit te voeren. Print ook de rekenbladen uit voor elke leerling, en
eventueel het antwoordenblad voor de docent (let hierbij goed op de versie school/thuis).
Deze kunnen na de speurtocht gebruikt worden, bij het berekenen en bespreken van de
watervoetafdruk.
Benodigdheden
Voor iedere leerling een werkblad (versie klas of thuis), pennen/potloden, evt. een literfles,
evt. een rekenmachine.
Oriëntatie
Eggbird Eend vertelt:
Hey yo yo yo! Dit is Eggbird coliooo!
Kekke kiddo’s, luister goed! Dit is echt niet chill wat ik jullie vertellen moet! Jullie weten toch,
mijn huis is op het water. Ik woon daar met Ma Kwaakmaarraak en Pa Schatersnater. Op die
plas, zijn wij helemaal in onze sas. Maar toen op ons terrein, een vreemde vogel verscheen,
vonden wij dat echt niet fijn! Die gast moest vertrekken, en maar lekker gaan poedelen op
andere plekken! Dus ik naar die vogel toe om te checken of ie nog iets te zeggen heeft. Ik
kan je vertellen, ik was echt niet beleefd! De vogel barstte in tranen uit, en vertelt, terwijl hij
z’n snavel snuit: ‘mijn huis, mijn plekje op het meer, ‘t is verdwenen!’ Ik zei: ‘Ja hoor, dat kun
je niet menen. Een meer kan toch niet zomaar krimpen? Kun je niet een nieuw huisje
pimpen?’ Maar toen zei hij iets, dat was echt schrikken: dat de mensen eigenlijk het water
inpikken. Om het te gebruiken voor zichzelf, in huizen en in fabrieken, keer op keer, zodat
het waterpeil steeds lager wordt in het meer. En, zei de pechvogel triest: ‘de zomers worden
steeds heter, zodat het meer centimeter voor centimeter nog meer water verliest!’ Nu was ik
wel even wappie, dat ons water op die manier zomaar kan verdwijnen, snappie! Maar geen
zorgen, keigave kinders, dat is overbodig. Jullie hebben water nou eenmaal óók nodig. Maar
wie weet hebben jullie na de les wel gesnopen, hoe je jouw waterverbruik niet uit de klauwen
laat lopen!
Ik spartel nog even fijn in het water, samen met die rare snater. Ik check jullie later!!!
Vragen die u naar aanleiding van de oriëntatie kunt stellen:
• Hoe belangrijk vinden jullie water?
• Stel dat er teveel water is op aarde, is dat dan goed? (Nee, overstromingen)
• En als er te weinig water is, wie zullen daar dan last van hebben? Waarom?
(Mensen: omdat we het drinken, omdat we het in het huishouden gebruiken, omdat
we het nodig hebben om eten, drinken, kleding en een heleboel andere dingen te
maken/produceren, voor het opwekken van elektriciteit; Dieren en planten. Dus
eigenlijk alle levende soorten op aarde!)
• Waarom zou je er eigenlijk zuinig mee om moeten gaan, terwijl we een heleboel
zeewater hebben? (omdat we juist heel veel zoetwater, en eigenlijk bijna geen
zoutwater gebruiken! Als al het water op aarde in een literfles wordt gestopt, is
zoetwater maar een lepeltje vol. We gebruiken dit zoetwater steeds meer, omdat er
steeds meer kinderen geboren worden op aarde, die ook weer water nodig hebben.
En er moet ook genoeg drinkwater overblijven voor de armere landen).
• Weten jullie wat jullie per persoon per dag aan water gebruiken? Dit kun je te weten
komen door je watervoetafdruk te berekenen. Een watervoetafdruk is, net als je
schoenmaat, een maat voor wat jij per dag gebruikt aan water. Met behulp van je
watervoetafdruk kun je dus eigenlijk zien hoe groot het spoor is dat je achterlaat door
water te gebruiken. Met de watervoetafdruk kun je dus berekenen hoe zuinig je bent
met water.
Kern
De leerlingen gaan nu hun eigen watervoetafdruk berekenen! Ze gaan dit berekenen door
verschillende vragen te beantwoorden. Om deze vragen te kunnen beantwoorden is het
nodig, en leuk, dat kinderen zelf op zoek gaan naar de antwoorden. Er zijn twee versies
speurtochten beschikbaar, één voor op school, en één voor in de klas. Kijkt u zelf welke
versie u het meeste aanspreekt.
Op school:
De kinderen doen een speurtocht door school. Verdeel de klas in kleinere groepjes
(ongeveer van 4-6 leerlingen). Iedere leerling krijgt een werkblad mee met vragen en
opdrachten. De eerste groep mag beginnen, en na een zelf te bepalen tijdsinterval kunnen
ook de andere groepjes van start gaan. U kunt rondlopen om een oogje in het zeil te houden
en vragen tussendoor te beantwoorden.
Thuis:
De kinderen doen de speurtocht thuis. Geef iedere leerling een werkblad mee om thuis te
kunnen invullen. Spreek af wanneer ze de werkbladen weer mee naar school moeten nemen
om te bespreken.
Evaluatie
‐
‐
‐
‐
‐
‐
‐
‐
‐
Vraag aan de kinderen of er eventueel nog vragen zijn/moeilijkheden bij de vragen.
Neem de antwoorden met de kinderen door (zie ‘Docenten antwoordenvel’ en
‘Rekenblad voor de watervoetafdruk’).
Zijn we in de speurtocht nog iets vergeten dat ook water kost? Bv. de wasmachine,
ander eten en drinken. Vertel er bij dat hun berekende voetafdruk dus nog iets groter
kan zijn.
De kinderen kunnen hun watervoetafdruk vergelijken met elkaar en met een
gemiddelde Nederlander, Chinees, Amerikaan en Keniaan. Wat valt ze op?
Een gemiddelde Keniaan gebruikt eigenlijk maar ongeveer 30 flessen water op een
dag om te wassen, te koken, en te douchen, terwijl een Nederlander hiervoor 130
flessen gebruikt per dag. Dat is dus meer dan 4x zoveel water!
Het water dat wij in Nederland door de wc spoelen op een dag, is eigenlijk de hele
dagvoorraad aan water voor een Keniaan!
Ook zie je dat eigenlijk een heel groot deel van het water dat wij gebruiken niet eens
zozeer voor het huishouden wordt gebruikt, maar vooral voor het maken van
producten (industrie) en voor de landbouw. Er is namelijk heel veel water nodig om
alles wat wij eten te verbouwen, en om alles wat wij in het dagelijks leven gebruiken
te maken.
Met behulp van de voetafdruk zie je dus dat je best veel water gebruikt op een dag!
Als we al het water dat we op de wereld hebben in een literfles zouden stoppen, dan
is maar 1 theelepeltje drinkwater. Dat betekent dat we er zo zuinig mogelijk mee om
moeten gaan!
Als jullie kijken naar de antwoorden bij de speurtocht, kunnen jullie dan manieren
verzinnen om minder water te gaan gebruiken?
o Gebruik bij het tandenpoetsen een bekertje met water, in plaats van de kraan
aan te laten staan
o
o
o
o
o
o
o
o
Gebruik de stopknop op het toilet (of druk de knop terug)
Voor het doorspoelen regenwater gebruiken in plaats van drinkwater
Korter douchen en/of een spaardouchekop gebruiken
Draai de kraan dicht tijdens het inzepen bij het douchen
Neem een douche in plaats van een bad
De kachel uitdoen als je uit je kamer loopt
Zo weinig mogelijk papier verspillen, en sorteren (versie school)
Een dagje per week even geen vlees eten (opper wel: in vlees zitten ook veel
vitaminen die we nodig hebben!)
Antwoordenvel voor leerkrachten
Versie thuis
Laat de kinderen op basis van de antwoorden op de werkbladen hun eigen voetafdruk
meten. Omdat liters nog moeilijk kan zijn voor de kinderen, berekenen ze hun voetafdruk in
flessen water. In 1 fles water kan 1 liter. Voor de duidelijkheid kun je een literfles met water
vullen.
o
Vraag 1: Sommige toiletten hebben een ‘stop’ knop, daarmee kun je het doorspoelen
eerder stoppen als je een kleine boodschap hebt gedaan. 1x de wc doorspoelen kost
ongeveer 10 flessen water. Met een stopknop bespaar je bijna de helft, dus 5 flessen
water! Als je maar 1 doorspoelknop hebt en denkt genoeg water door de wc te hebben
gespoeld, kun je de doorspoelknop zelf ook terugduwen om water te besparen!
o
Vraag 2: Kinderen rekenen uit wat ze per dag gebruiken aan water om de wc door te
spoelen (zie ‘Rekenblad voor de watervoetafdruk!’) Het water dat door de wc wordt
gespoeld is gewoon schoon drinkwater. Sommige wc’s gebruiken tegenwoordig
opgevangen regenwater om door te spoelen. Dit is veel beter voor het milieu!
o
Vraag 3: Per minuut de kraan open laten staan ben je al gauw 5 liter water kwijt. Als je
even gauw je handen wast (in 6 seconden), gebruik je voor 2x je handen wassen dus 1
fles water. Kinderen kunnen uitrekenen wat ze per dag gebruiken aan water om hun
handen te wassen (rekenblad). Aantal keren handen wassen / 2 = het aantal flessen
watergebruik per dag.
o
Vraag 4: Bereken de voetafdruk bij vraag 4a t/m d (rekenblad). Vraag 4e: Het kost meer
water om in bad te gaan dan onder de douche. Gemiddeld staan mensen in Nederland
ongeveer 8 minuten onder de douche, en gebruiken dus ongeveer 8 emmers water. Om
in bad te gaan gebruik je 12 tot 15 emmers water!
o
Vraag 5: Het is beter om een bekertje te gebruiken, dan stroomt het water niet zomaar
weg!
o
Vraag 6: Door de verwarming stroomt water. Om dat water warm te maken is niet meer
water nodig, maar energie, meestal in de vorm van gas. Dus de kachel uitzetten als je
weggaat bespaart een hoop water, en de kachel een graadje lager zetten bespaard gas!
o
Vraag 7: Het kost meer kopjes water dan het aantal kopjes koffie dat je zet omdat het
maken van de koffiebonen heel veel water kost! Bijvoorbeeld om de bonen te laten
groeien, maar ook om de velletjes te laten wegspoelen. Voor het maken van koffiebonen
voor 1 kopje koffie zijn 140 flessen nodig!
o
Vraag 8 en 9 spreken voor zich.
o
Opdracht 4: zie ‘Rekenblad’.
Versie school
Laat de kinderen op basis van de antwoorden op de werkbladen hun eigen voetafdruk
meten. Omdat liters nog moeilijk kan zijn voor de kinderen, berekenen ze hun voetafdruk in
flessen water. In 1 fles water kan 1 liter.
o
Vraag 1: Sommige toiletten hebben een ‘stop’ knop, daarmee kun je het doorspoelen
eerder stoppen als je een kleine boodschap hebt gedaan. 1x de wc doorspoelen kost
ongeveer 10 flessen water. Met een stopknop bespaar je bijna de helft, dus 5 flessen
water! Als je maar 1 doorspoelknop hebt en denkt genoeg water door de wc te hebben
gespoeld, kun je de doorspoelknop zelf ook terugduwen om water te besparen!
o
Vraag 2: Het aantal flessen water dat de kinderen per dag gebruiken om de wc door te
spoelen hebben de kinderen als het goed is uitgerekend (zie ‘Rekenblad voor de
watervoetafdruk!’) Het water dat door de wc wordt gespoeld is gewoon schoon
drinkwater. Sommige wc’s gebruiken tegenwoordig opgevangen regenwater om door te
spoelen. Dit is veel beter voor het milieu!
o
Vraag 3: Per minuut de kraan open laten staan ben je al gauw 5 liter water kwijt. Als je
even gauw je handen wast (in 6 seconden), gebruik je voor 2x je handen wassen dus 1
fles water. Het aantal flessen water dat de kinderen per dag gebruiken om hun handen te
wassen hebben de kinderen uitgerekend (zie ‘Rekenblad’). Aantal keren handen wassen
/ 2.
o
Vraag 4: Het kost meer kopjes water dan het aantal kopjes koffie dat je zet omdat het
maken van de koffiebonen heel veel water kost! Bijvoorbeeld om de bonen te laten
groeien, maar ook om de velletjes te laten wegspoelen. Voor het maken van koffiebonen
voor 1 kopje koffie zijn 140 flessen nodig!
o
Vraag 5 en 6: Spreken voor zich.
o
Vraag 7: Door de verwarming stroomt water. Om dat water warm te maken is niet meer
water nodig, maar energie, meestal in de vorm van gas. Dus de verwarming uitzetten als
je weggaat bespaart een hoop water, en de verwarming een graadje lager zetten
bespaard gas!
o
Vraag 8: Papier bestaat voor een groot deel uit houtvezels, maar ook voor een groot deel
uit water. Voor 1 A4’tje worden ongeveer 10 flessen water gebruikt! Dus, het is belangrijk
dat we schriftjes helemaal volschrijven voordat we ze weggooien! Wel het liefst in een
papierbak weggooien, want het papier kan dan weer hergebruikt worden, en dat is beter
voor het milieu.
o
Opdracht 4: zie ‘Rekenblad’.
De watervoetafdruk speurtocht! Zoek naar je watervoetafdruk thuis! Opdracht 1. Loop naar het toilet Vraag 1. a. Hoeveel knoppen heeft het toilet om door te spoelen? …………………………………………………………………………………………………………. b. Waarom hebben sommige toiletten 2 doorspoelknoppen? ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… c. Ook al heeft het toilet maar 1 knop, kun je een manier bedenken om dan toch minder water te gebruiken bij het doorspoelen? …………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………. Vraag 2. a. Hoe vaak op een dag (ongeveer) spoel jij de wc door? ………………………………………………………………………………………………………….. b. Is het schoon water wat je door de wc spoelt of vies water? …………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………….……………… ……………….……………………………………………………………………………………….. Vraag 3. Hoe vaak was je op een dag (ongeveer) je handen? …………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………… Opdracht 2. Loop naar de badkamer Vraag 4.a. Pak een emmer en zet deze precies 1 minuut onder de douche, bekijk dit op je horloge, telefoon of stopwatch. Raakt de emmer helemaal vol? …………………………………………………………………………………………………………… b. Hoeveel minuten sta jij ongeveer per keer onder de douche? …………………………………………………………………………………………………………… c. Reken uit hoeveel emmers jij per douchebeurt vult ……………………………………………………………………………………………………………. d. Hoe vaak douche je in de week? ……………………………………………………………………………………………………………. e. Zal een keertje in bad meer of minder water gebruiken dan een douchebeurt? ………………………………………………………………………………………………………….. Vraag 5.a. Als jij je tanden poetst, gebruik je dan een bekertje met spoelen of laat je de kraan lopen? …………………………………………………………………………………………………………. b. Wat zou beter zijn voor het milieu? …………………………………………………………………………………………………………. Vraag 6. a. Loop naar de verwarming. Op hoeveel graden staat de verwarming? Vaak is dit te zien in de woonkamer. ………………………………………………………………………………………………………….. b. Denk je dat het meer water kost als de kachel op een hogere temperatuur staat? Waarom? ………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………….. Opdracht 3. Loop naar de keuken Vraag 7. a. Je vader of moeder zet vast weleens een hele kan koffie. Kijk op het koffieapparaat, hoeveel kopjes koffie kun je met het apparaat zetten? ….…………………………………………………………………………………………………….. Opdracht 4. b. Niet alleen het koffiezetten zelf kost water. Eén kopje koffie kost daarom niet maar één kopje water. Waarom gebruik je voor één kopje koffie meer dan één kopje water? ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… Vraag 8. a. Staat er in de keuken een vaatwasser of wordt de afwas met de hand gedaan? ………………………………………………………………………………………………………. b. Hoe vaak per dag wordt er afgewassen of wordt de vaatwasser aangedaan (vraag eventueel aan je vader/moeder)? ………………………………………………………………………………………………………. Vraag 9. Zie je nog meer apparaten in de keuken die water verbruiken? Zo ja, welke? ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… Wat eet en drink jij zoal op een dag? Ik eet in totaal ongeveer …………….. boterhammen per dag Op die boterham eet ik ongeveer……………….. plakjes kaas per dag Ik drink ongeveer …………. glazen melk per dag Streep door: Ik eet thuis wel/geen vlees Ik eet ongeveer …………….. stuks fruit per dag Ik drink ongeveer ………. glazen thee per dag Ik drink ongeveer……….. glazen frisdrank per dag De watervoetafdruk speurtocht! Zoek naar je watervoetafdruk op school! Opdracht 1. Loop naar het toilet Vraag 1. a. Hoeveel knoppen heeft het toilet om door te spoelen? …………………………………………………………………………………………………………. b. Waarom hebben sommige toiletten 2 doorspoelknoppen? ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… c. Ook al heeft het toilet maar 1 knop, kun je een manier bedenken om dan toch minder water te gebruiken bij het doorspoelen? …………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………. Vraag 2. a. Hoe vaak op een dag (ongeveer) spoel jij de wc door? ………………………………………………………………………………………………………….. b. Is het schoon water wat je door de wc spoelt of vies water? …………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………….……………… ……………….……………………………………………………………………………………….. Vraag 3. Hoe vaak was je op een dag (ongeveer) je handen? …………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………… Opdracht 2. Loop naar de keuken Vraag 4. a. Je juf of meester zet vast weleens een hele kan koffie. Kijk op het koffieapparaat, hoeveel kopjes koffie kun je met het apparaat zetten? ….…………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………. b. Niet alleen het koffiezetten zelf kost water. Eén kopje koffie kost daarom niet maar één kopje water. Waarom gebruik je voor één kopje koffie meer dan één kopje water? ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… Vraag 5. a. Staat er in de keuken een vaatwasser of wordt de afwas met de hand gedaan? ………………………………………………………………………………………………………. b. Hoe vaak per dag wordt er afgewassen of wordt de vaatwasser aangedaan (vraag eventueel aan je juf/meester)? ………………………………………………………………………………………………………. Vraag 6. Zie je nog meer apparaten in de keuken die water verbruiken? Zo ja, welke? ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… Opdracht 3. Loop naar de klas Vraag 7. a. Loop naar de verwarming. Op hoeveel graden staat de verwarming? ………………………………………………………………………………………………………….. b. Denk je dat het meer water kost als de kachel op een hogere temperatuur staat? Waarom? ………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………….. Vraag 8. a. Hoeveel velletjes papier denk jij per dag vol te schrijven in je schrift? ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… b. Hoe komt het dat je water gebruikt door een velletje papier vol te schrijven denk je? …………………………………………………………………………………………………………. Opdracht 4. Wat eet en drink jij zoal op een dag? Ik eet in totaal ongeveer …………….. boterhammen per dag Op die boterham eet ik ongeveer…………plakjes kaas per dag Ik drink ongeveer …………. glazen melk per dag Streep door: Ik eet thuis wel/geen vlees Ik eet ongeveer …………….. stuks fruit per dag Ik drink ongeveer ………. glazen thee per dag Ik drink ongeveer……….. glazen frisdrank per dag Rekenblad voor de watervoetafdruk! Versie thuis Vraag 1 en 2. Toilet met stopknop? Ja: 5 flessen per spoelbeurt Nee: 10 flessen per spoelbeurt X ……(aantal keren doorspoelen per dag) == Vraag 3. Voor 2 x handen wassen, gebruik je al gauw 1 fles water. Dus, hoeveel flessen water gebruik jij per dag om je handen te wassen? Æ Vraag 4. Wat heb je ingevuld bij vraag 4c: hoeveel emmers water vul jij per douche beurt? (Tip: per minuut vul je 1 emmer water!) ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. Wat heb je ingevuld bij vraag 4d: hoeveel keren douche je per week? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. Reken uit hoeveel emmers water je per week voor het douchen gebruikt …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Hoeveel emmers zijn dit per dag? (Tip: hoeveel dagen zitten er in 1 week?) ……………………………………………………………………………………………………………………………………… In 1 emmer gaan 10 flessen. Dus hoeveel flessen water gebruik jij per dag om te douchen? Æ Vraag 8. Wat heb je ingevuld bij vraag 8a? Met de hand afwassen Om 1x met de hand af te wassen gebruik je 3,5 fles water. Hoe vaak per dag was je af met de hand? ………………(antwoord 8b) Hoeveel flessen water gebruik je dan per dag om af te wassen? Æ Met de vaatwasser afwassen Om 1x met de vaatwasser te wassen gebruik je 5 flessen water. Hoe vaak op een dag zet je (of je moeder/vader) de vaatwasser aan?..............(antwoord 8b) Hoeveel flessen water gebruik je dan per dag om af te wassen? Æ Opdracht 4. Ik eet in totaal ongeveer …………….. boterhammen per dag. 1 boterham maken kost 40 flessen water. Dus hoeveel flessen water gebruik jij per dag voor al je boterhammen? Æ Op die boterham eet ik ongeveer ……………. plakjes kaas per dag. Om 1 plakje kaas te maken zijn ongeveer 120 flessen water nodig. Dus hoeveel flessen water gebruik jij per dag voor je plakjes kaas? Æ Ik drink ongeveer …………. glazen melk per dag. 1 glas melk maken kost 150 flessen water. Dus hoeveel flessen water gebruik jij per dag voor al je glazen melk? Æ Streep door: Ik eet thuis wel/geen vlees. Een stukje vlees bereiden kost, afhankelijk van het soort vlees, minstens 400 flessen water! Dus, als je een vleeseter bent, vul je hiernaast 400 in. Als je geen vlees eet, of bijna nooit, dan vul je hiernaast 100 in. Æ Ik eet ongeveer …………….. stuks fruit per dag. Om 1 stuk fruit te maken zijn ongeveer 60 flessen water nodig. Hoeveel flessen water zijn er dus nodig voor al het fruit dat jij op een dag eet? Æ Ik drink ongeveer ………. glazen thee per dag. Om 1 kopje thee te maken zijn 30 flessen water nodig. Hoeveel flessen water zijn er dus nodig voor al jouw kopjes thee per dag? Æ Ik drink ongeveer……….. glazen frisdrank per dag Om 1 glas frisdrank te maken zijn ongeveer 100 flessen water per dag nodig. Hoeveel flessen water zijn er dus nodig voor al jouw glazen frisdrank per dag? Æ De trui of het t‐shirt dat je nu draagt, heeft 2700 flessen water gekost om te maken! En je broek heeft water gekost. En heel veel spulletjes op school ook. Gelukkig draag je je kleren vaker van 1 keer en gebruik je de spullen ook vaker. Vul het water van je t‐shirt in voor je kleren en al die spullen bij elkaar. Æ Tel nu alle voetstappen bij elkaar op! De persoonlijke watervoetafdruk van ………………………………………………………….. is: Vergelijk je persoonlijke voetafdruk met... De gemiddelde Hollander: 6000 flessen per dag De gemiddelde Chinees: De gemiddelde Amerikaan:
1600 flessen per dag 7000 flessen per dag 2000 flessen per dag De gemiddelde Keniaan: Rekenblad voor de watervoetafdruk! Versie school Vraag 1 en 2. Toilet met stopknop? Ja: 5 flessen per spoelbeurt Nee: 10 flessen per spoelbeurt X ……(aantal keren doorspoelen per dag) == Vraag 3. Voor 2 x handen wassen, gebruik je al gauw 1 fles water. Dus, hoeveel flessen water gebruik jij per dag om je handen te wassen? Æ Vraag 5. Wat heb je ingevuld bij vraag 5a? Met de hand afwassen Om 1x met de hand af te wassen gebruik je 3,5 fles water. Hoe vaak per dag wast de juf/meester af met de hand? ………………(antwoord 8b) Hoeveel flessen water gebruikt de juf/meester dan per dag om af te wassen? Æ Met de vaatwasser afwassen Om 1x met de vaatwasser te wassen gebruik je 5 flessen water. Hoe vaak op een dag zet juf/meester de vaatwasser aan?..............(antwoord 8b) Hoeveel flessen water gebruikt juf/meester dan per dag om af te wassen? Æ Vraag 8. Hoeveel papiertjes in je schrift schrijf je op een dag ongeveer vol? Voor het maken van 1 A4’ tje worden 10 flessen water gebruikt. Dus, hoeveel flessen water gebruik jij per dag door al die A4’tjes te gebruiken? Æ Opdracht 4. Ik eet in totaal ongeveer …………….. boterhammen per dag. 1 boterham maken kost 40 flessen water. Dus hoeveel flessen water gebruik jij per dag voor al je boterhammen? Æ Op die boterham eet ik ongeveer ……………. plakjes kaas per dag. Om 1 plakje kaas te maken zijn ongeveer 120 flessen water nodig. Dus hoeveel flessen water gebruik jij per dag voor je plakjes kaas? Æ Ik drink ongeveer …………. glazen melk per dag. 1 glas melk maken kost 150 flessen water. Dus hoeveel flessen water gebruik jij per dag voor al je glazen melk? Æ Streep door: Ik eet thuis wel/geen vlees. Een stukje vlees bereiden kost, afhankelijk van het soort vlees, minstens 400 flessen water! Dus, als je een vleeseter bent, vul je hiernaast 400 in. Als je geen vlees eet, of bijna nooit, dan vul je hiernaast 100 in. Æ Ik eet ongeveer …………….. stuks fruit per dag. Om 1 stuk fruit te maken zijn ongeveer 60 flessen water nodig. Hoeveel flessen water zijn er dus nodig voor al het fruit dat jij op een dag eet? Æ Ik drink ongeveer ………. glazen thee per dag. Om 1 kopje thee te maken zijn 30 flessen water nodig. Hoeveel flessen water zijn er dus nodig voor al jouw kopjes thee per dag? Æ Ik drink ongeveer……….. glazen frisdrank per dag Om 1 glas frisdrank te maken zijn ongeveer 100 flessen water per dag nodig. Hoeveel flessen water zijn er dus nodig voor al jouw glazen frisdrank per dag? Æ De trui of het t‐shirt dat je nu draagt, heeft 2700 flessen water gekost om te maken! En je broek heeft water gekost. En heel veel spulletjes in je huis ook. Gelukkig draag je je kleren vaker van 1 keer en gebruik je je spullen ook vaker. Vul het water van je t‐shirt in voor al je kleren en spullen bij elkaar. Æ Tel nu alle voetstappen bij elkaar op! De persoonlijke watervoetafdruk van ………………………………………………………….. is: Vergelijk je persoonlijke voetafdruk met elkaar, en met... De gemiddelde Hollander: 6000 flessen per dag De gemiddelde Chinees: De gemiddelde Amerikaan:
1600 flessen per dag 7000 flessen per dag 2000 flessen per dag De gemiddelde Keniaan: