BDC-i440 Uitvoering: R/S nl Montage- en gebruiksaanwijzing Poortbesturing Belangrijke informatie voor: • de monteur / • de elektricien / • de gebruiker Aan de betreffende personen doorgeven! De gebruiker dient deze originele gebruiksaanwijzing te bewaren. Becker-Antriebe GmbH Friedrich-Ebert-Straße 2-4 35764 Sinn/Germany www.becker-antriebe.com Inhoudsopgave Inhoud ................................................................................................................................................................................ 3 Algemeen ........................................................................................................................................................................... 3 Garantieverlening ................................................................................................................................................................ 3 Veiligheidsaanwijzingen ....................................................................................................................................................... 4 Doelmatig gebruik ............................................................................................................................................................... 5 Productoverzicht en afmetingen ........................................................................................................................................... 5 Montage ............................................................................................................................................................................. 6 Elektrische aansluiting ......................................................................................................................................................... 8 Bedieningselementen .......................................................................................................................................................... 8 Eerste ingebruikname .......................................................................................................................................................... 9 Algemene aanwijzingen over de niveaus ................................................................................................................................ 9 Algemene bedieningsaanwijzingen bij het statusniveau ........................................................................................................ 10 Algemene bedieningsaanwijzingen bij het parameterinstelniveau .......................................................................................... 11 Monteurniveau .................................................................................................................................................................. 12 Algemene bedieningsaanwijzingen bij de instelling van parameters ....................................................................................... 12 Controle van de looprichting ............................................................................................................................................... 14 Plaatsingssysteem ............................................................................................................................................................ 14 Instellen van de poorteindposities: mechanische eindschakelaars ......................................................................................... 14 Instellen van de poorteindposities: absolute encoder ........................................................................................................... 14 Aansluiting en werking van externe besturingen en veiligheidsvoorzieningen ......................................................................... 16 Functies van de schakelingangen ....................................................................................................................................... 18 Aansluiting en functies van de schakeluitgangen .................................................................................................................. 22 Uitbreidingskaart BDC-i440 M1 (optie) ................................................................................................................................ 24 Uitbreidingskaart BDC-i440 M2 (optie) ................................................................................................................................ 24 Montage en functie van de draadloze ontvanger (optie) ........................................................................................................ 25 Poortprofielen ................................................................................................................................................................... 26 Parameteroverzicht ........................................................................................................................................................... 27 Overzicht meldingen .......................................................................................................................................................... 37 Positie van de klemmen en algemeen overzichtsschema: P.991: 0 Mechanische eindschakelaar ............................................. 43 Positie van de klemmen en algemeen overzichtsschema: P.991: 1 Mechanische eindschakelaar ............................................. 44 Positie van de klemmen en algemeen overzichtsschema: P991: 2 Absolute encoder ............................................................... 45 Aansluitschema uitbreidingskaart BDC-i440 M1 .................................................................................................................. 46 Aansluitschema uitbreidingskaart BDC-i440 M2 .................................................................................................................. 47 Onderhoud ....................................................................................................................................................................... 48 Schoonmaken ................................................................................................................................................................... 48 Technische gegevens ........................................................................................................................................................ 48 Conformiteitsverklaring ...................................................................................................................................................... 50 2 Inhoud Algemeen Deze poortbesturing is een hoogwaardig kwaliteitsproduct met de volgende eigenschappen: ▪ plaatsing van de poort op en tussen de eindposities ervan (open-, dicht- en tussenposities) ▪ analyse van veiligheidssensors op de poort (bijv. sluitkantbewaking, intrekbeveiliging, e.d.) ▪ analyse van extra beveiligingen op de poort (bijv. fotocellen, veiligheidslichtgordijnen, e.d.) ▪ analyse van besturingen op de poort (bijv. trekschakelaar, draadloze besturing, inductielussen, e.d.) ▪ analyse van NOODSTOP-besturingen ▪ voeding van sensors en besturingen met beveiligde 24 V veilige laagspanning ▪ voeding van externe apparaten met 230 V ▪ aansturing van applicatiespecifieke uitgangen (bijv. relais voor poortpositiemeldingen) ▪ genereren en uitvoeren van diagnosemeldingen ▪ instelling van applicatiespecifieke parameters in verschillende toegangsniveaus voor verschillende gebruikersgroepen ▪ aansturing van in-/uitvoer-uitbreidingsmodules ▪ steekmodule draadloze afstandsbediening ▪ draadloos veiligheidssysteem Volg bij de installatie en de instelling van de besturing de instructies in deze montage- en gebruiksaanwijzing op. Voorzichtig Duidt op een mogelijke gevaarlijke situatie. Indien ze niet wordt vermeden, kan ze verwondingen tot gevolg hebben. Opgelet Duidt op een mogelijke gevaarlijke situatie. Indien ze niet wordt vermeden, kan het product of iets in zijn omgeving worden beschadigd. Aanwijzing Duidt op gebruikstips en andere nuttige informatie. Garantieverlening Constructieve wijzigingen en ondeskundige installatie die in strijd zijn met deze gebruiksaanwijzing en andere instructies onzer‐ zijds, kunnen leiden tot ernstig lichamelijk letsel van de gebruiker en kunnen een ernstig risico vormen voor diens gezondheid, zoals kneuzingen. Constructieve wijzigingen mogen derhalve uitsluitend na overleg met ons en met onze toestemming plaatsvin‐ den, waarbij onze instructies en vooral de instructies in de voorliggende montage- en gebruiksaanwijzing beslist in acht moeten worden genomen. Afwijkend gebruik, toepassingen en/of verwerking van de producten die in strijd is met het bedoelde gebruik, is niet toegestaan. De fabrikant van het eindproduct en de installateur dienen erop te letten dat bij gebruik van onze producten aan alle noodzakelijke wettelijke en officiële voorschriften aandacht wordt besteed en dat deze worden opgevolgd. Dit betreft de fabricage van het eind‐ product, de installatie en het advies aan de klant en geldt vooral voor de daarop betrekking hebbende actuele EMC-voorschriften. 3 Veiligheidsaanwijzingen Voorzichtig Voorzichtig! Niet naleven kan tot ernstige verwondingen leiden. De veiligheidsaanwijzingen van EN 12453, EN 12445, EN 12978, VDE 0100, EN 50110, EN 60204, EN 50178, EN 60335 en BGR 232 evenals de brand- en ongevallenpreventievoorschriften moeten in acht worden geno‐ men. ▪ Uitsluitend geschoold personeel en in het bijzonder erkende elektriciens mogen werkzaamheden en andere activiteiten, inclusief onderhouds- en schoonmaakwerkzaamheden, uitvoeren aan de elektrische installa‐ ties en het overige deel van de installatie. ▪ Bij de werking van elektrische of elektronische installaties en apparaten staan bepaalde bouwelementen onder gevaarlijke elektrische spanning. Bij niet gekwalificeerd ingrijpen of veronachtzaming van de waar‐ schuwingen kunnen lichamelijke letsels of materiële schade ontstaan. ▪ Alle geldende normen en voorschriften voor de elektrische installatie moeten worden gerespecteerd. ▪ Alleen reserveonderdelen, gereedschappen en extra inrichtingen die door de fabrikant zijn goedgekeurd, mogen worden gebruikt. ▪ Door het gebruik van niet goedgekeurde producten van derden of door wijzigingen aan installatie en toebe‐ horen wordt de veiligheid van uzelf en die van anderen in gevaar gebracht. Daarom is het gebruik van niet goedgekeurde producten van derden of een niet met ons afgestemde en niet door ons goedgekeurde wijzi‐ ging niet toegestaan. Voor schade die hierdoor ontstaat, kunnen wij niet aansprakelijk worden gesteld. ▪ De in de technische gegevens aangegeven grenswaarden mogen niet worden overschreden. ▪ Als de potentiaalvrije contacten van de relaisuitgangen of andere klempunten extern worden gevoed, d.w.z. met een gevaarlijke spanning werken die na het uitschakelen van de besturing of bij uitgetrokken netstekker nog kan aanliggen, dan moet een dienovereenkomstige waarschuwingssticker duidelijk zicht‐ baar op de besturingsbehuizing worden aangebracht. ("OPGELET! Vóór toegang tot de aansluitklemmen moeten alle netstroomcircuits uitgeschakeld zijn.") ▪ Het is niet toegestaan de besturing in geopende toestand te gebruiken. ▪ Gebruik van de besturing bij gedemonteerde CEE-stekker is alleen toegestaan, wanneer de netvoeding via een dienovereenkomstige schakelaar over alle polen van de besturing kan worden gescheiden. De netstek‐ ker of de als vervanging gebruikte schakelaar moet gemakkelijk toegankelijk zijn. ▪ Als de aansluitkabel van deze besturing wordt beschadigd, dan moet deze door de fabrikant of zijn klanten‐ service of een soortgelijk gekwalificeerde persoon worden vervangen, om risico's te vermijden. ▪ Het is niet toegestaan om een bedauwde besturing in te schakelen of te gebruiken. Dit kan leiden tot ver‐ nietiging van de besturing. ▪ Het is verboden de besturing te gebruiken met beschadigde bedieningselementen of kijkvensters. Om te voorkomen dat het toetsenbord wordt beschadigd, moet een bediening met spitse voorwerpen worden ver‐ meden. Het toetsenbord is principieel bestemd voor bediening met vingers. ▪ Voordat de besturingsvoeding voor de eerste keer wordt ingeschakeld, moet zijn gewaarborgd dat de ana‐ lysekaarten (steekmodules) in de juiste positie zijn gestoken. Als de kaarten verplaatst of verdraaid worden ingestoken, kan de besturing worden beschadigd. Dit is ook het geval bij de inbouw van niet goedgekeurde producten van derden. ▪ Bij bewegen van de poort in dodemansbedrijf moet worden gewaarborgd dat de persoon die de besturing bedient, het poortbereik kan zien. Dit vanwege het feit dat in deze modus veiligheidsinrichtingen zoals sluit‐ kantbeveiliging en fotocel niet werkzaam zijn. ▪ De instelling van de parameters en de werking van de veiligheidsinrichtingen moeten worden gecontro‐ leerd. ▪ De instelling van de parameters, bruggen en andere bedieningselementen mag uitsluitend door geïnstru‐ eerd personeel worden uitgevoerd. ▪ De afbeeldingen in deze gebruiksaanwijzing dienen voor het aanschouwelijk maken van de bediening van het product. Derhalve kunnen de afbeeldingen afwijken van de daadwerkelijke aanduiding op het product. 4 Doelmatig gebruik De besturing in deze gebruiksaanwijzing is uitsluitend voor gebruik binnen bestemd voor de besturing van rolpoorten, hefpoorten, sectionaalpoorten, foliepoorten of indirect aangedreven poortinstallaties. Dit besturingstype mag niet worden gebruikt op plaatsen waar ontploffingsgevaar heerst. De motorkabel en evt. andere aangesloten kabels zijn niet geschikt voor het transporteren van de besturing. Transporteer de be‐ sturing daarom altijd aan haar behuizing. Een andere toepassing, ander gebruik of wijzigingen zijn om veiligheidsredenen ter bescherming van de gebruiker en van derden niet toegestaan, aangezien deze afbreuk kunnen doen aan de veiligheid van de installatie en er daardoor gevaar bestaat voor per‐ sonen en goederen. Voor schade die in deze gevallen ontstaat, kan de fabrikant niet aansprakelijk gesteld worden. Neem bij het gebruik van de installatie of bij reparatie de aanwijzingen in deze gebruiksaanwijzing in acht. Bij ondeskundig handel‐ en kan de fabrikant niet aansprakelijk worden gesteld voor daardoor veroorzaakte schade. Productoverzicht en afmetingen Alle afmetingen in mm. 370 400 151 194 155 5 Montage Monteer de besturing zodanig dat de bedieningselementen goed bereikbaar zijn. Voorzichtig ▪ Vóór de montage moet de besturing op eventuele transport- of andere beschadigingen worden gecontro‐ leerd. Beschadigingen binnenin de besturing kunnen in sommige gevallen leiden tot aanzienlijke gevolg‐ schade bij de besturing tot en met gevaar voor de gezondheid van de gebruiker. ▪ Het is verboden elektronicadelen, vooral de delen van de processorkring, aan te raken. Elektronische bou‐ welementen kunnen door elektrostatische ontlading worden beschadigd of vernietigd. ▪ Voordat het behuizingsdeksel wordt geopend, moet worden gewaarborgd dat boorspanen, die op het dek‐ sel kunnen liggen, niet in de behuizing vallen. ▪ Er moet worden gewaarborgd dat de besturing zonder mechanische spanning wordt gemonteerd. ▪ Niet gebruikte kabelinvoeren moeten door geschikte maatregelen worden gesloten, om de beschermklasse van de behuizing te waarborgen. ▪ De kabelinvoeren mogen niet aan mechanische belasting, met name trekbelastingen, worden blootgesteld. ▪ De CEE-stekker (indien aanwezig) moet vanuit de besturing goed zichtbaar en toegankelijk zijn. Montage van de bevestigingsstrips 4x 2. 1. Demontage van de bevestigingsstrips 4x 6 1. 2. 3. Montage aan de muur 158,5 384 40°C ca. 1300 -10°C Hantering van het deksel bij de installatie 6x 7 Elektrische aansluiting Voorzichtig De elektrische aansluiting mag uitsluitend worden uitgevoerd door een elektricien! Neem de gegevens bij de gebruikte besturing en de geldende EN-normen in acht! Bij alle aansluitwerkzaamheden moet de poortinstal‐ latie veilig worden losgekoppeld van het stroomnet door de voedingsspanning uit te schakelen! Let op de technische gegevens van de aandrijving. De in de technische gegevens aangegeven grenswaarden mogen niet worden overschreden. Met name de afzekering van de poortinstallatie door de opdrachtgever (ter plaat‐ se) moet overeenkomstig de technische gegevens worden uitgevoerd! Bij het leggen van de randaardedraad moet erop worden gelet dat door ongewenst uittrekken van de kabel het contact van de randaardedraad het laatst wordt onderbroken. Voordat de besturing voor de eerste keer wordt ingeschakeld, moet na voltooiing van de bedrading worden gecontroleerd of alle motoraansluitingen aan besturings- en motorzijde vastgedraaid zijn. Losse motoraan‐ sluitingen leiden gewoonlijk tot beschadiging van de besturing. Alle ingangen zijn door een versterkte isolatie galvanisch gescheiden van de netvoeding. Opgelet Vooral bij snellopende foliepoorten kunnen er zeer hoge elektrostatische opladingen ontstaan. Daarom moe‐ ten geschikte tegenmaatregelen worden getroffen, om elektrostatische oplading te verhinderen. Om de aandrijving op de besturing aan te sluiten gebruikt u uitsluitend origineel door de fabrikant goedgekeurde stuur- en motor‐ kabels. Let erop dat bij het uitbreken van de uitbreeklippen voor extra benodigde schroefverbindingen geen componenten op de bedradingsplaten worden beschadigd. Voer de kabels door de daarvoor bestemde wartels en draai daarna de wartel stevig vast, om de beschermklasse te waarborgen. Bedieningselementen Toets Door het indrukken van de toets OPEN wordt de poort geopend. Bij het bereiken van de eindpositie OPEN of bij activering van een veiligheidsfunctie stopt de poort automatisch. Als de toets OPEN wordt ingedrukt terwijl de poort sluit, dan stopt de poort onmid‐ dellijk en beweegt na een korte vertragingstijd naar de eindpositie OPEN. In de dodemansbedrijf beweegt de poort slechts zolang als een bewegingstoets wordt ingedrukt. Toets Door het indrukken van de toets STOP wordt de poort gestopt. Toets Door het indrukken van de toets DICHT wordt de poort gesloten. Bij bereiken van de eindpositie DICHT stopt de poort automa‐ tisch. Als tijdens het sluiten de sluitkantbeveiliging of fotocel wordt geactiveerd, dan stopt de poort en beweegt vervolgens naar de eindpositie OPEN. Als tijdens het openen van de poort op de toets DICHT wordt gedrukt, dan stopt de poort. In de dodemansbe‐ drijf beweegt de poort slechts zolang als een bewegingstoets wordt ingedrukt. Draai-Druk-Toets (DDT) Met de DDT kunnen diverse bedieningscommando's door de gebruiker worden gegeven: (T) = toets kort indrukken (TT) = toets lang indrukken (R) = langzaam naar rechts draaien (RR) = snel naar rechts draaien (L) = langzaam naar links draaien (LL) = snel naar links draaien De bedieningscommando's via de DDT dienen voor het instellen van parameters resp. voor het opvragen van diagnose-informatie. NOODSTOP-toets (optie) Door het indrukken van de NOODSTOP-toets wordt de aandrijving uitgeschakeld. Een poortbeweging is pas weer mogelijk, nadat de NOODSTOP-toets werd ontgrendeld. Hoofdschakelaar (optie) Via de hoofdschakelaar wordt de installatie van het stroomnet gescheiden. De uitgeschakelde hoofdschakelaar kan met een hang‐ slot worden beveiligd tegen opnieuw inschakelen. 8 Eerste ingebruikname Na de eerste keer inschakelen van de besturing of na een “reset naar fabrieksinstelling” worden de parameters noodgedwongen opgevraagd. Deze moeten dienovereenkomstig worden ingesteld en daarna moet de modus voor instelling van parameters wor‐ den verlaten. Hierna worden de werkstappen beschreven die nodig zijn voor het uitvoeren van de gedwongen parameterinstelling en voor het instellen van de eindposities (de besturing moet helemaal zijn aangesloten). Werkstap Display-aanduiding Beschrijving 1. Sluit de besturing op het stroomnet aan. bdcI De afkorting voor de besturingssoft‐ ware. 2. Op het display verschijnt "bdcI", na korte tijd verschijnt "P. 991". P.991 Gedwongen parameterinstelling voor de poortprofiel-selectie (zie Poortpro‐ fielen [➙ 26]). 3. Druk de Draai-Druk-Toets (DDT) kort in. - Sprong naar de parameter. 4. Draai de Draai-Druk-Toets (DDT) naar het gewenste profiel: - profiel 0 mechanische eindschakelaar - profiel 1 mechanische eindschakelaar - profiel 2 absolute encoder Sla de waarde op door lang op de Draai-Druk-Toets (DDT) te drukken. - Poortprofiel wordt geactiveerd. 5. Leg het type sluitkantbeveiliging vast. P.4E0 Gedwongen parameterinstelling voor het type sluitkantbeveiliging (zie Functies van de schakelingangen [➙ 18]). 6. Druk de Draai-Druk-Toets (DDT) kort in. - Sprong naar de parameter. 7. Draai de Draai-Druk-Toets (DDT) tot de waarde van het ge‐ 1..2 wenste type sluitkantbeveiliging op het display verschijnt. Sla de waarde op door lang op de Draai-Druk-Toets (DDT) te druk‐ P.4E1 ken. De sluitkantbeveiliging wordt geacti‐ veerd. 8. Druk de Draai-Druk-Toets (DDT) lang in. De modus voor instelling van para‐ meters wordt verlaten. De gedwongen parameterinstelling is voltooid. Het instellen van de eindpositie kan worden uitgevoerd zoals beschreven in het hoofdstuk "Instellen van de poorteindposities". Algemene aanwijzingen over de niveaus De besturing heeft meerdere niveaus. Uitsluitend in het statusniveau is de bediening van de poort (OPEN, DICHT) mogelijk. Statusniveau Aanduiding van poortstatus, foutmeldingen, ingangstoestanden, bediening van de poort (ope‐ nen, sluiten) enz. Parameterinstelniveau Voor de instelling van parameters van de besturing moet naar het parameterinstelniveau worden gegaan. In het parameterinstelniveau kan de poort niet worden verplaatst. Er zijn 3 parameterin‐ stelniveaus beschikbaar. In het bedienerniveau kunnen verschillende tijden worden ingesteld. Voor verdere instellingen moet men naar het met een wachtwoord beveiligde monteurniveau gaan. Voor de poortfabrikant is het niveau Poortfabrikant beschikbaar. 9 Algemene bedieningsaanwijzingen bij het statusniveau In het statusniveau verschijnen statusmeldingen van de poort en storingsmeldingen. Wanneer diverse meldingen actief zijn, ver‐ schijnt alleen de melding met de hoogste prioriteit. Door aan de Draai-Druk-Toets te draaien kunnen andere aanwezige foutmel‐ dingen evenals cyclusteller, onderhoudsteller en schakeltoestanden van de ingangen worden opgevraagd. Wanneer na 15 sec. geen verdere bediening meer plaatsvindt, verschijnt automatisch de actuele status of de actueelste melding weer. Bedieningsstap Keuze DDT (L) Vorige aandui‐ ding De volgende actieve foutmelding of vorige info verschijnt. Door naar links te draaien kan de vorige info worden opgevraagd. DDT (R) Volgende aan‐ duiding De vorige actieve foutmelding of volgende info verschijnt. Door naar rechts te draaien kan de volgende info worden opgevraagd. DDT-bediening Informatie Keuze 1 Verklaring 7-segment display Ernstige fout (Fatal Error) F. 2 1 1 Lichte fout (Error) E. 0 4 4 Informatie (Information) I. 3 5 1 c _ DDT (R) 2 Actuele status, bijv. eindpositie DICHT _ E DDT (R) 3 Cyclusteller n 3 DDT (R) 4 Onderhoudsteller 9. 9 9 7 DDT (R) 5 Softwareversie ┌ 0. 0 9 DDT (R) 6 Toestand van sluitkantbeveiliging SE1 S E 1. 1 DDT (R) 7 Toestand van sluitkantbeveiliging SE2 S E 2. 1 DDT (R) 8 Toestand van functie-ingangen 1 tot 32 ┌ 0 1. 1 DDT (R) 9 Controlesom van software 3 F 6 5 Foutmelding Op het display verschijnt, indien een fout aanwezig is, de actuele foutmelding of informatie. Er verschijnt altijd de laatst actuele foutmelding en deze bedekt dus de statusaanduiding. Verdere foutmeldingen kunnen worden opgevraagd door de DDT naar links te draaien. Ernstige fout De poortaandrijving beweegt niet meer. Lichte fout De poortaandrijving beweegt alleen nog in dodemansbedrijf (evt. afhankelijk van richting). Informatie Afzonderlijke poortfuncties zijn gestoord, bijv. bij ontbrekende instelling van parameters of bij noodzakelijk onderhoud. Actieve, nog niet verholpen, fouten worden aangegeven door een decimale punt in het eerste segment (bijv. F.211.). Fouten/ meldingen die nog moeten worden bevestigd, worden aangegeven door een decimale punt in het laatste segment (bijv. F211.). Om te bevestigen moet een ingreep door de bediener plaatsvinden, bijv. DDT (TT) lang indrukken. Fouten kunnen in de historie verder worden nagekeken. Zie hiervoor ook tabel informatie-aanduiding en meldingen. Actuele status Op het display verschijnen de actuele status van de poort, bijv. eindpositie DICHT (_Ec_), schakeltoestanden van veiligheidsingan‐ gen zoals bijv. sluitkantbeveiliging (ΞSEΞ) of fotocel (ΞLbΞ). Zie hiervoor ook de tabel: informatie-aanduiding en meldingen. Verde‐ re informatie kan worden opgevraagd door de DDT naar rechts te draaien. Cyclusteller De cyclusteller telt 1 cyclus verder, telkens wanneer de poort wordt geopend. Voorbeeld 1: 524 cycli = п 5 2 4 Voorbeeld 2: 36 732 cycli = п . 7 3 2 afgewisseld met п 3 6. Onderhoudsteller Een afhankelijk van poorttype of onderhoudscontract vooringestelde teller telt achteruit, telkens wanneer de poort wordt geopend, en geeft bij afloop van het vooringestelde aantal cycli het (binnenkort) noodzakelijke onderhoud aan. Voorbeeld 1: 524 cycli = п 5 2 4 Voorbeeld 2: 36 732 cycli = п . 7 3 2 afgewisseld met п 3 6. Softwareversie Geeft de actuele softwareversie aan. Voorbeeld: r 0. 1 3 10 Status van sluitkantbeveiligingen opvragen De ingangstoestanden van de sluitkantbeveiligingen SE1 en SE2 kunnen worden opgevraagd. Voorbeeld: SE1.1 -> sluitkantbeveiliging is ok. SE1.0 -> sluitkantbeveiliging heeft geschakeld of is onderbroken. Status van functie-ingangen opvragen De schakeltoestanden van de functie-ingangen FE1 – FE8, van de lusanalysator, van de draadloze ontvanger, van de toetsen in het deksel evenals de ingangen van een mogelijke uitbreidingsmodule kunnen worden aangeduid. Γ 0 1.0 tot Γ 0 8.0 = functie-ingangen FE1 tot FE8 Γ 0 9.0 tot Γ 1 0.0 = lusdetector (BDC-i440 M1) CH1 en CH2 (of FE9 en FE10) Γ 1 1.0 tot Γ 1 4.0 = draadloze ontvangeruitgangen CH1 tot CH4 Γ 1 5.0 tot Γ 1 7.0 = toetsen in besturingsdeksel, bijv. OPEN, STOP, DICHT Γ 2 5.0 tot Γ 3 0.0 = functie-ingangen van een als optie ingeschakelde uitbreidingsmodule (BDC-i440 M2 FE1-FE6) Voorbeeld: Γ 0 1.1 -> spanning op ingang FE1 Γ 0 1.0 -> geen spanning op ingang FE1 Controlesom Geeft de actuele controlesom van de software aan. Voorbeeld: F A F F Algemene bedieningsaanwijzingen bij het parameterinstelniveau Vanuit het statusniveau kan tijdens stilstand van de poort naar het parameterinstelniveau voor specifieke poortinstellingen worden gegaan. In de parameterinstelmodus DIP-schakelaar PAR=ON knippert de punt van het eerste linkersegment. Na 30 minuten zonder bedieningscommando via de DDT wordt voor de veiligheid de parameterinstelmodus weer verlaten. Na ver‐ strijken van de tijd (DIP-schakelaar PAR=ON) moet de DIP-schakelaar van OFF naar ON worden verplaatst of is een spanningsre‐ set nodig, om weer in het monteurniveau met wachtwoordbeveiliging te komen. Bedienerniveau In dit niveau kunnen looptijden gewijzigd en storingsmeldingen, cyclusteller en onderhoudsteller weergegeven worden. 1. DIP-schakelaar PAR=OFF 2. Druk gedurende 5 seconden tegelijkertijd op de DDT en de toets . P. Beschrijving 000 Cyclusteller 005 Onderhoudsteller 010 Instelling van de openhoudtijd 1 (poortpositie eindpositie OPEN) 011 Instelling van de openhoudtijd 2 (poortpositie gedeeltelijk open) 014 Uitschakelvertraging voor terreinlicht 920 Toegang tot foutenhistorie Monteurniveau Hier kunnen de parameters van verschillende in-, uitgangen, functies of tijden opnieuw worden ingesteld (zie hoofdstuk Parame‐ teroverzicht [➙ 27]). 1. Schakel de besturing spanningsvrij. 2. Zet de DIP-schakelaar PAR op ON. 3. Schakel de spanning weer in. 4. Druk de DDT(T) kort in. 5. Voer nu in parameter P.999 het wachtwoord in. Aanwijzing Door de DDT lang in te drukken wordt een parameter opgeslagen. De parameter is opgeslagen, wanneer de aanduiding tijdens het indrukken niet meer knippert. Door kort indrukken verschijnt de actueel opgeslagen waarde weer. Door lang op de DDT te drukken keert men vanuit het parameterinstelniveau terug naar het sta‐ tusniveau. 11 Monteurniveau Voor geavanceerde instellingen moet men naar het met een wachtwoord beveiligde monteurniveau (P.999: 0410) gaan. Wachtwoordinvoer DDT-bediening Verklaring 7-segment display 1. PAR = ON Besturing in statusniveau Tijdens stilstand van de poort kan het parameterinstelniveau worden opgevraagd. _.* E c _ 2. DDT (T) Besturing in parameterinstelni‐ Keuze van de gewenste para‐ veau meter. P. 9 9 9 3. DDT (T) Druk de Draai-Druk-Toets kort Aanduiding van het actuele in. wachtwoord 0 0 0 0 4. DDT (R) Draai-Druk-Toets naar rechts draaien 0 0 0 1 5. DDT (RR/LL) Draai-Druk-Toets naar rechts of links draaien om cijfer in te stellen. Instellen van het wachtwoord 0 4 1 0 6. DDT (TT) Druk lang op de Draai-DrukToets om het ingestelde wachtwoord te bevestigen. Wacht tot de aanduiding niet meer knippert. 0 4 1 0 7. DDT (T) Druk de Draai-Druk-Toets kort Andere parameters werden in. geactiveerd. P. 9 9 9 *) De decimale punt knippert. Sehen Sie dazu auch 2 Parameteroverzicht [➙ 27] Algemene bedieningsaanwijzingen bij de instelling van parameters Er zijn 3 parameterinstelniveaus beschikbaar. In het bedienerniveau kunnen verschillende tijden zonder wachtwoord worden inge‐ steld. Voor verdere instellingen moet men naar het met een wachtwoord beveiligde monteurniveau gaan. Voor het poortfabrikant‐ niveau met toegang tot verdere parameters is een fabrikantwachtwoord nodig. Na het instellen van de parameters zet u de DIPschakelaar PAR op OFF. Zo voorkomt u dat er per ongeluk iets wordt gewijzigd. Parameters wijzigen Ga voor het wijzigen van parameters als volgt te werk: 1. Schakel de besturing spanningsvrij. 2. Zet de DIP-schakelaar PAR op ON. 3. Schakel de besturing weer in. 4. Decimale punt knippert (voorbeeld: _.Ec_ / _Ec_) 5. Druk de DDT (T) in, om in de modus voor instelling van parameters van de poortbesturing te komen. Door de (R,RR,L,LL) te draaien bereikt u de gewenste parameter en door kort indrukken van de kunt u deze via (R,L,RR,LL) wijzigen. Voor het bevestigen van de nieuwe waarde drukt u op de display niet meer knippert. Nu drukt u de 6. Wijzig verdere gewenste parameters. DDT (TT) tot de waarde in het DDT (T) in en P.xxx verschijnt weer. 7. Na voltooiing van de instellingen verlaat u de modus voor instelling van parameters door gedurende ca. 3 sec. de in te drukken. Voorzichtig Zet de DIP-schakelaar PAR op OFF, nadat u de parameters heeft gewijzigd. 12 DDT DDT (T) komt u in de parameter en DDT (TT) Parameterinstelniveau openen 1. Poortbesturing uitschakelen 2. Schakelaar PAR op ON schakelen 3. Poortbesturing inschakelen 4. DDT (T) 7-segment display Schakel de voeding over alle polen uit (let op veiligheidsaanwijzin‐ gen). 7-segment display dooft. Parameterinstelniveaus wor‐ den geactiveerd, sluit de be‐ huizing. Schakel de besturing in. Bij DIP-schakelaar PAR=ON knippert de voorste decimale punt. Inhoud van de aanduiding af‐ hankelijk van de besturings‐ status. Druk de Draai-Druk-Toets kort De besturing gaat naar het pa‐ in. rameterinstelniveau. Tijdens de instelling van parameters kan de poort niet worden ver‐ plaatst. Wanneer DIP-schake‐ laar PAR=ON kan bij invoer van het wachtwoord in P.999 naar het monteurniveau worden ge‐ gaan. .* P Parameterselectie DDT (R),(L),(RR),(LL) 9 9 7-segment display Selecteer de gewenste para‐ meter. O P G E L E T: Niet alle parameters zijn direct te zien of kunnen direct wor‐ den gewijzigd, afhankelijk van geselecteerd parameterin‐ stelniveau (bedienerniveau P.999: 0000 of monteurni‐ veau). De parameterwaarde kan wor‐ den bekeken of gewijzigd (zie onder). Aanduiding varieert naarge‐ lang selectie. P Parameterbewerking 1. 9 . . . 7-segment display Besturing in parameterinstelni‐ Aanduiding van de gewenste veau. parameternaam. P 0 1 0 2. DDT (T) Druk de Draai-Druk-Toets kort De actuele parameterwaarde in, om de parameter te ope‐ verschijnt. nen. 5 3. DDT (R), (RR) Draai de Draai-Druk-Toets Als de actueel geldige para‐ naar rechts, om de parameter‐ meterwaarde wordt gewijzigd, waarde te verhogen. dan knippert de decimale punt. Draai de Draai-Druk-Toets naar links, om de parameter‐ waarde te verlagen. 6.* Of DDT (L), (LL) 4. DDT (T) Of DDT (TT) 5. DDT (T) 4.* Druk de Draai-Druk-Toets kort Annuleren, de oorspronkelijke in, om de ingestelde parame‐ parameterwaarde verschijnt terwaarde te verwerpen. weer. 5 Druk de Draai-Druk-Toets lang De parameter is opgeslagen, in, om de ingestelde parame‐ wanneer de waarde niet meer terwaarde op te slaan. knippert. 6 Druk de Draai-Druk-Toets kort Aanduiding van de parameter‐ in, om naar de aanduiding van naam. de parameternaam te gaan. P 0 1 0 13 Parameterinstelniveau verlaten 1. 7-segment display Druk de Draai-Druk-Toets lang De laatst opgeslagen waarde in, om het parameterinstelni‐ blijft automatisch behouden. veau onmiddellijk te verlaten. De poortmodus is weer actief. DDT (TT) Schakel de voeding over alle polen uit (let op veiligheids‐ aanwijzingen). 2. Poortbesturing uitschakelen 3. Schakelaar PAR op OFF schakelen . . . . 7-segment display dooft. Parameterinstelniveaus wor‐ den gedeactiveerd, sluit de behuizing. 4. Poortbesturing inschakelen *) De decimale punt knippert. Aanwijzing Na ca. 30 minuten wordt het parameterinstelniveau vanzelf teruggezet naar het statusniveau. Om weer in de parameterinstelniveaus te komen, moet de besturing kort uitgeschakeld en vervolgens weer ingeschakeld worden. Voor het monteurniveau moet u het wachtwoord opnieuw invoeren. Controle van de looprichting Breng de poort met behulp van de noodhandbediening in half geopende stand. Steek de CEE-stekker van de besturing in het stopcontact of schakel de hoofdschakelaar van de besturing in. De draairichting van de aandrijving is afhankelijk van de besturing en moet eerst worden gecontroleerd. Ga als volgt te werk: ▪ Controleer of de poort zich in half geopende stand bevindt. ▪ Controleer met de toetsen OPEN en DICHT van de besturing of de looprichting van de poort overeenstemt met de dienovereen‐ komstig ingedrukte toetsen. ▪ Wanneer de looprichting van de poort niet met de toetscommando’s overeenkomt, verander dan de draairichting als volgt en sla de nieuwe waarde op: ▪ P.130: 0 = rechtsdraaiend veld ▪ P.130: 1 = linksdraaiend veld Controleer de looprichting opnieuw. In plaats van de omschakeling van P.130 kan de aansluiting van de aandrijving V met W wor‐ den verwisseld. Plaatsingssysteem De besturing kan zowel voor mechanische eindschakelaars (P.991:0; P.991:1) als voor een absolute encoder (P.991:2) worden gebruikt. Bij de instelling van het profiel worden verschillende parameters vooringesteld. Denk eraan dat er verschillende parame‐ ters en verschillende aansluitschema's voor mechanische eindschakelaars en absolute encoders zijn. Bovendien kunnen ook be‐ drijfsspecifieke poortprofielen worden ingesteld. De plaatsingssystemen worden als volgt in de tekst aangeduid: MLS: mechanische eindschakelaars AE: absolute encoder Instellen van de poorteindposities: mechanische eindschakelaars De poorteindposities worden ingesteld via de extern of in de aandrijving aangebrachte eindschakelaars. Details hierover vindt u in de gebruiksaanwijzing van de desbetreffende poort of poortaandrijving. De eindschakelaars van de poort zijn vast ingesteld op de functie-ingangen FE7 (eindpositie OPEN) en FE8 (eindpositie DICHT) en deze parameters kunnen niet worden aangepast. Instellen van de poorteindposities: absolute encoder Controleer of de besturing zich in de EICH-modus bevindt. Indien niet, ga dan als volgt te werk: 1. Schakel de DIP-schakelaar PAR op ON. 2. Open de modus voor instelling van parameters door de DDT (T) kort in te drukken. 3. Stel parameter P.999 op monteurniveau in en sla deze op door lang op de DDT (TT) te drukken. 4. Selecteer parameter P.210 opnieuw programmeren van alle eindposities door de 5. Open de parameter door de deze waarde vervolgens op door de 14 DDT (L, LL, R, RR) te draaien. DDT (T) kort in te drukken en selecteer de waarde 5 door de DDT (TT) lang in te drukken. DDT (L, R) te draaien en sla 6. Verlaat na wijziging van de parameter P.210 de modus voor instelling van parameters door de 7. Op het display verschijnt de melding "EICH" DDT (TT) lang in te drukken. Aanwijzing Deze handelwijze wordt voortaan als volgt weergegeven: P.210: 5 Op het display verschijnt na het indrukken van de OPEN- of DICHT-toets de melding "E.i.E.c." Voorzichtig Na elke wijziging van de poorteindposities moet u de eindposities fijn instellen en de vooreindschakelaar con‐ troleren. Aanwijzing Als de eindposities van tevoren zijn geprogrammeerd, dan moet het programmeren van de eindposities op‐ nieuw worden opgevraagd. Stel hiervoor de volgende parameter in: P.210: 5 = opnieuw programmeren van alle eindposities Opgelet De absolute encoder in de aandrijving kan niet worden ingesteld. Voordat de poorteindposities worden geprogrammeerd, moet de sluitkantbeveiliging van de poort op de poortbesturing worden aangesloten (zie hoofdstuk "Positie van de klemmen en algemeen overzichtsschema, klemmen SE1, SE2 en 12V"). De eindposities van de poort worden direct vanuit de besturing ingesteld. Verzeker u ervan dat op het display de melding "E.i.E.c." staat. De besturing bevindt zich in de dodemansbedrijf. 1. Laat de motor naar de gewenste eindpositie DICHT lopen. Sla de eindpositie op door op de DDT (TT) te drukken. Aanwijzing De posities kunnen ook worden opgeslagen door lang op de STOP-toets te drukken. 2. Voor de fijninstelling van de eindpositie laat de besturing de poort nu in stootbedrijf lopen, d.w.z. dat de besturing de poort tel‐ kens wanneer de toetsen OPEN/DICHT worden ingedrukt gedurende slechts ca. 50 ms aanstuurt. Hierdoor wordt het mogelijk om de gewenste eindpositie nauwkeurig aan te lopen. Door op de DDT (TT) te drukken wordt de onderste eindpositie ingesteld. 3. Op het display verschijnt de melding "E.i.E.o.". Laat de motor naar de gewenste eindpositie OPEN lopen. Sla de eindpositie op door op de DDT (TT) te drukken. 4. Voor de fijninstelling van de eindpositie laat de besturing de poort in stootbedrijf lopen, door op de wordt de bovenste eindpositie ingesteld. 5. Op het display verschijnt de melding "E.i.E.S." Vooreindschakelaar programmeren. Sluitkantbeveiliging aangesloten Leg het VES kaliber of een soortgelijke support (hoogte: 30..40 mm, bijv. houten lat, buis of iets dergelijks) op de grond onder de poort in het midden van de binnenwerkse breedte van de poortopening. DDT (TT) te drukken Sluitkantbeveiliging niet aangesloten De besturing laat de poort in dodemansbedrijf lopen. Laat de onderkant van de poort tot net boven de grond lopen, ca. 20 mm. 15 Sluitkantbeveiliging aangesloten Sluitkantbeveiliging niet aangesloten Door de toets DICHT in te drukken laat de besturing de poort met zelfvergrendeling (impulsbedrijf) op het VES kaliber lopen. De besturing slaat dit punt als interne vooreindschakelaar (VES) op en maakt vervolgens het VES kaliber vrij. Als de poort op een andere hindernis is gelopen, dan drukt u de toets DICHT op‐ nieuw in. Door op de DDT (TT) te drukken slaat u de ingestelde positie als interne vooreindschakelaar VES voor de functie-uitschakeling van de sluitkantbeveiliging op. 6. Bij gebruik van de functie "Grondaanpassing" (P.216: 1) bevindt de besturing zich nu weer in dodemansbedrijf, op het display verschijnt de melding "E.i.E.b". Laat de poort nu omlaag lopen tot de besturing de poort in de eindpositie DICHT vanzelf stopt. De positie wordt opgeslagen door op de DDT (TT) te drukken. 7. Instelling van de gedeeltelijke opening, wanneer P.244:3 is, dan verschijnt op het display de melding "E.i.E.1.". Laat de motor naar de gewenste positie lopen. Sla de positie voor gedeeltelijke opening op door op de DDT (TT) te drukken. Op het display verschijnt de melding "-E1-". Wanneer geen positie voor gedeeltelijke opening nodig is, laat u de poort naar de eindpositie OPEN lopen en bevestigt u de melding "E.i.E.1." door lang op de DDT (TT) te drukken. 8. Nu is het instellen van de eindposities voltooid. Leg voor het controleren van de instelhoogte van de interne vooreindschakelaar VES het VES kaliber of een soortgelijke support (hoogte: 50 mm, bijv. houten lat, buis of iets dergelijks) op de grond onder de poort in het midden van de binnenwerkse breedte van de poortopening. Als de poort op het 50 mm hoge VES kaliber, of soortgelijke support, loopt, dan moet de poort meteen stop‐ pen en daarna van dit gesimuleerde hindernis wegrijden (omhoog lopen). Als dit niet het geval is, controleer dan nogmaals de aansluiting en de instelling van de sluitkantbeveiliging en programmeer de eindposities van de poort opnieuw. Aanwijzing Neem voor de controle van de functie-uitschakeling van de sluitkantbeveiliging door de interne vooreindscha‐ kelaar VES absoluut goed nota van de norm EN 12445: Gebruiksveiligheid van aangedreven deuren – Beproe‐ vingsmethoden. Aansluiting en werking van externe besturingen en veiligheidsvoorzieningen Aanwijzing Positie van de aansluitklemmen kunt u vinden in het hoofdstuk Positie van de klemmen en algemeen overzichts‐ schema: P.991: 0 Mechanische eindschakelaar [➙ 43] of Positie van de klemmen en algemeen overzichtsschema: P991: 2 Absolute encoder [➙ 45]. Sluitkantbeveiliging De volgende sluitkantbeveiligingssystemen kunnen direct op de poortbesturing BDC worden aangesloten: ▪ 2x elektrische sluitkantbeveiliging (EL). of ▪ 2x opto-elektronische sluitkantbeveiliging: OSE van de firma Vitector of vergelijkbare producten. De benodigde analyseapparatuur is geïntegreerd in de besturing (zelfcontrolerende analysator conform EN 12453). De 1e elektrische sluitkantbeveiliging wordt aangesloten op de klemmen SE1 en 12 V en de 2e elektrische sluitkantbeveiliging wordt aangesloten op de klemmen SE2 en 12 V. Beide worden via de in de sluitkantbeveiliging geïntegreerde afsluitweerstand bewaakt. Bij in de fabriek geconfectioneerde elektrische sluitkantbeveiligingen controleert u deze op hun afsluitweerstand. Er kun‐ nen sluitkantbeveiligingen met een afsluitweerstand van 1,2 kΩ of 8,2 kΩ (standaard ingesteld) worden toegepast. Als een druk‐ golfsluitkantbeveiliging (DW) wordt gebruikt, dan moeten de parameters van SE1 of SE2 als DW-sluitkantbeveiliging worden inge‐ steld, omdat de DW-sluitkantbeveiliging in de eindpositie DICHT moet worden getest. De 1e opto-elektronische sluitkantbeveiliging OSE wordt rechtstreeks op de klemmen SE1, 0 V en 12 V aangesloten, zonder af‐ sluitweerstand (12 V - bruine ader, SE1 - groene ader, 0 V - witte ader). De 2e opto-elektronische sluitkantbeveiliging kan recht‐ streeks op de klemmen FE1, 0 V en 12 V worden aangesloten, zonder afsluitweerstand (12 V - bruine ader, FE1 - groene ader, 0 V - witte ader). Er kunnen veiligheidsinrichtingen zoals bijv. Voorijlende fotocel worden geanalyseerd. Deze apparaten moeten voor het bereiken van categorie 2 Performance Level C volgens EN 13849-1 worden getest. Gebruik hiervoor een schakeluitgang voor het extern testen. Als een veiligheidsinrichting met PNP-uitgang wordt gebruikt, dan wordt de uitgang op de klemmen SE1 en 12 V of SE2 en 12V aangesloten. Bij gebruik van een veiligheidsinrichting met NPN-uitgang wordt de uitgang op de klemmen SE1 en 0 V of SE2 en 0V aangesloten. Bovendien moet een 8,2 kΩ weerstand tussen SE1 en 12 V of SE2 en 12 V worden aangesloten. 16 NPN PNP 12 V 8K2 12 V SE1 SE1 0V 0V Voor het aanpassen van de besturing aan de desbetreffende sluitkantbeveiliging moeten de parameters P.4E0, P.4F0, P.510 worden ingesteld overeenkomstig onderstaande tabel. Veiligheidsingang 1 – SE1 P.4E0 Aansluiting Elektrische sluitkantbeveiliging 8,2 kΩ 1.00 SE1, 12 V Elektrische sluitkantbeveiliging 1,2 kΩ 1.01 SE1, 12 V Elektrische sluitkantbeveiliging 8,2 kΩ, DW-sluitkantbeveiliging 1.02 SE1, 12 V Elektrische sluitkantbeveiliging 1,2 kΩ, DW-sluitkantbeveiliging 1.03 SE1, 12 V Veiligheidsinrichting PNP met extern testen 1.04 SE1, 12 V, 0 V Veiligheidsinrichting NPN met extern testen 1.05 SE1, 12 V, 0 V Opto-elektronische sluitkantbeveiliging OSE van de firma Vitector of verge‐ lijkbare producten 2.00 SE1, 12 V, 0 V Veiligheidsingang 2 – SE2 P.4F0 P.510 Aansluiting Elektrische sluitkantbeveiliging 8,2 kΩ 4.00 SE2, 12 V Elektrische sluitkantbeveiliging 1,2 kΩ 4.01 SE2, 12 V Elektrische sluitkantbeveiliging 8,2 kΩ, DW-sluitkantbeveiliging 4.02 SE2, 12 V Elektrische sluitkantbeveiliging 1,2 kΩ, DW-sluitkantbeveiliging 4.03 SE2, 12 V Veiligheidsinrichting PNP met extern testen 4.04 SE2, 12 V, 0 V Veiligheidsinrichting NPN met extern testen 4.05 SE2, 12 V, 0 V Opto-elektronische sluitkantbeveiliging OSE van de firma Vitector of verge‐ lijkbare producten - 5.00 FE1, 12 V, 0 V Voorzichtig Neem absoluut goed nota van de norm EN 12445: Gebruiksveiligheid van aangedreven deuren - Beproevings‐ methoden. De sluitkracht moet na uiterlijk 750 ms naar een kracht kleiner 150 N en na een totale tijd van 5 sec. naar kleiner 25 N zijn verminderd. NOODSTOP Op de klemmen NA1 (bijv. thermoschakelaar) en NA2 (bijv. NOODSTOP-toets) kunnen veiligheidsinrichtingen worden aangeslo‐ ten. Bij activering wordt de poort tot stilstand gebracht. Voor de duur van de activering blijft iedere verdere poortbeweging geblok‐ keerd. Loopdeur Er kan een loopdeur worden aangesloten. Bij openen van de deur is er geen beweging meer mogelijk. Slappe kabel (overbelasting) Er kan een slappekabelbeveiliging worden aangebracht. Deze schakelt bij activering de besturing in storing en er kan geen bewe‐ ging meer plaatsvinden. Fotocel Er kan een fotocel worden aangesloten. Bij de installatie moet een eventueel aanwezige draadbrug worden verwijderd. Deze besturingsingang heeft twee functies: ▪ Als de fotocel tijdens de DICHT-beweging wordt geactiveerd (aanduiding: ≡Lb), dan wordt de poort onmiddellijk tot stilstand ge‐ bracht. Na afloop van een interne tijd van 0,25 s stuurt de besturing de poort weer open. De besturing laat de poort gedurende 3 seconden OPEN-lopen (instelbaar P.451) 17 ▪ Als bij geopende of opengaande poort de lichtstraal onderbroken en vervolgens weer vrijgegeven werd, dan wordt de open‐ houdtijd opnieuw gestart (alleen bij geactiveerd "Automatisch weer dichtlopen"). Keuzeschakelaar automatisch weer dichtlopen Er kan een schakelingang voor activering van het automatisch weer dichtlopen worden aangelegd. Mechanische eindschakelaar MLS Bij gebruik van het plaatsingssysteem mechanische eindschakelaar (P.991:0) wordt automatisch aan de klem FE6 de vooreind‐ schakelaar (VES), aan de klem FE7 de eindpositie OPEN en aan de klem FE8 de eindpositie DICHT toegewezen. Bij gebruik van een positie voor gedeeltelijke opening moet de eindschakelaar gedeeltelijke opening aan een ingang worden toegewezen. De pa‐ rameters van de ingang worden op P.5x0: 9.00 ingesteld. De veiligheidsschakelaars worden op de klem NA1 aangesloten. Keuzeschakelaar gedeeltelijke opening Er kan een schakelingang voor activering van de gedeeltelijke opening worden aangelegd. Bij gebruik van een absolute encoder kan met P.244 de hoogte van de gedeeltelijke opening worden gekozen. 0: geen tussenstop toegestaan, tussenstop is gelijk aan eindpositie poort OPEN 1: halve openingsafstand poort 2: 2/3 openingsafstand poort 3: tussenstoppositie wordt in dodemansbedrijf geprogrammeerd Verplaatsingscommandovolgorde: OPEN/STOP/DICHT Er kan een verplaatsingscommandovolgorde OPEN/STOP/DICHT worden aangesloten. Verplaatsingscommando: OPEN met openhoudtijd 1 Er kan een verplaatsingscommando OPEN worden aangesloten. Door het indrukken van de toets OPEN wordt de poort met zelf‐ vergrendeling geopend. Bij het bereiken van de eindpositie OPEN of bij activering van een veiligheidsfunctie stopt de poort auto‐ matisch. Als de toets OPEN tijdens het sluiten van de poort wordt ingedrukt, dan stopt de poortbeweging onmiddellijk en deze loopt na een vertragingstijd van 0,5 s naar de eindpositie OPEN. Wanneer automatisch dichtlopen is geactiveerd, dan wordt na afloop van de openhoudtijd 1 van 5 s (tijd P.010) de poort weer gesloten. Verplaatsingscommando DICHT Er kan een verplaatsingscommando DICHT worden aangesloten. Verplaatsingscommando STOP Er kan een verplaatsingscommando STOP worden aangesloten. Functies van de schakelingangen Sluitkantbeveiligingen kunnen alleen op de veiligheidsingangen SE1, SE2 worden aangesloten. De parameters van de ingangen FE1-FE14 kunnen bijv. vrij worden ingesteld voor externe besturingen. Aan de ingangen kunnen verschillende functies worden toegewezen. Eén functie kan verschillende parameters hebben. Functie en parameter worden beide tegelijkertijd door een gecombineerde aanduiding weergegeven. De waarde links van de punt staat voor de functie, bijv. Elektrische sluitkantbeveiliging, en de waarde rechts van de punt staat voor een parameter, bijv. Afsluitweerstand 8k2 Ohm. Enkele functies kunnen slechts één keer worden geselecteerd. Tabel ingangsprofielen Aan de ingangen kunnen de volgende functies en parameters worden toegewezen: Veiligheidsingang SE1 Functie P.4E0 Beschrijving 1. Elektrische sluit‐ kantbeveiliging 1 Profiel Afsluitweerstand Testen 1.00 8k2 Ohm Zonder 1.01 1k2 Ohm Zonder 1.02 8k2 Ohm, DW-sluitkantbeveiliging Eindpositie DICHT 1.03 1k2 Ohm, DW-sluitkantbeveiliging Eindpositie DICHT 1.04 Veiligheidsinrichting met PNP-uitgang Met extern testen 1.05 Veiligheidsinrichting met NPN-uitgang Met extern testen 18 Veiligheidsingang SE1 Functie P.4E0 Beschrijving 2. Opto-elektroni‐ Profiel sche sluitkantbevei‐ 2.00 liging OSE - Veiligheidsingang SE2 Functie P.4F0 Beschrijving 0. Geen functie 0.00 - 3. Loopdeur Profiel Type 3.00 Weerstand 8k2 Profiel Afsluitweerstand Testen 4.00 8k2 Ohm Zonder 4.01 1k2 Ohm Zonder 4.02 8k2 Ohm, DW-sluitkantbeveiliging Eindpositie DICHT 4.03 1k2 Ohm, DW-sluitkantbeveiliging Eindpositie DICHT 4.04 Veiligheidsinrichting met PNP-uitgang Met extern testen 4.05 Veiligheidsinrichting met NPN-uitgang Met extern testen 4. Elektrische sluit‐ kantbeveiliging 2 Ingangen FE Functie P.510 – Beschrijving P.6F1 0. Geen functie 0.00 5. Opto-elektroni‐ Profiel sche sluitkantbe‐ 5.00 veiliging OSE- al‐ leen bij FE1 6. Eindpositie OPEN - vast op FE7 7. Eindpositie DICHT - vast op FE8 8. Vooreindscha‐ kelaar (VES) (ge‐ sloten) 9. Vooreindscha‐ kelaar gedeeltelij‐ ke opening 10. Slappekabel‐ beveiliging of overbelasting‐ sschakelaar - - Profiel Contacttype 6.00 NC - verbreekcontact 6.01 NO - maakcontact Profiel Contacttype 7.00 NC - verbreekcontact 7.01 NO - maakcontact Profiel Contacttype 8.00 NC - verbreekcontact 8.01 NO - maakcontact Profiel Contacttype 9.00 NC - verbreekcontact 9.01 NO - maakcontact Profiel Contacttype 10.00 NC - verbreekcontact 10.01 NO - maakcontact 11. Verplaatsings‐ Profiel commando 11.00 OPEN* 11.01 Poort te zien Openhoudtijd Aan te lopen eindpositie Nee 1 Open Nee 1 Gedeeltelijk open 19 Ingangen FE Functie P.510 – Beschrijving P.6F1 11.02 Nee 1 Keuzeschakelaar 11.03 Nee 2 Open 11.04 Nee 2 Gedeeltelijk open 11.05 Nee 2 Keuzeschakelaar 11.06 Ja 1 Open 11.07 Ja 1 Gedeeltelijk open 11.08 Ja 1 Keuzeschakelaar 11.09 Ja 2 Open 11.10 Ja 2 Gedeeltelijk open 11.11 Ja 2 Keuzeschakelaar 12. Verplaatsings‐ Profiel commando 12.00 DICHT* 12.01 Poort te zien 13. Verplaatsings‐ Profiel commando STOP 13.00 Contacttype 13.01 Nee Ja NC - verbreekcontact NO - maakcontact 14. Verplaatsings‐ Profiel commandovolgor‐ 14.00… de OPEN/STOP/ 14.11 DICHT* Poort te zien 15. Verplaatsings‐ Profiel commandovolgor‐ 15.00… de 2* 15.11 Poort te zien 16. Keuzeschake‐ Profiel laar gedeeltelijke 16.00 opening 16.01 Contacttype 17. Keuzeschake‐ Profiel laar automatisch 17.00 weer dichtlopen 17.01 Contacttype 18. Keuzeschake‐ Profiel laar dodeman 18.00 Contacttype 18.01 Aan te lopen eindpositie NC - verbreekcontact NO - maakcontact NC - verbreekcontact NO - maakcontact NC - verbreekcontact NO - maakcontact 20. Poort vergren‐ Profiel deld door bout 20.00 Contacttype 20 Openhoudtijd Zie verplaatsingscommando OPEN Contacttype 22. Fotocel 1 Aan te lopen eindpositie Zie verplaatsingscommando OPEN 19. Verplaatsings‐ Profiel commando rook-/ 19.00 warmteafzuigposi‐ tie 19.01 21.Loopdeur ver‐ grendelen door bout Openhoudtijd NC - verbreekcontact NO - maakcontact NC - verbreekcontact 20.01 NO - maakcontact Profiel Contacttype 21.00 NC - verbreekcontact 21.01 NO - maakcontact Profiel Openhoudtijd 1/2 Ext. testen Contacttype Ingangen FE Functie 23. Fotocel 2 24. Intrekbeveili‐ ging OPEN 1 25. Intrekbeveili‐ ging OPEN 2 26. Intrekbeveili‐ ging DICHT 27. Externe scha‐ kelingang "Niet openen" sluis P.510 – Beschrijving P.6F1 22.00 1 Opnieuw starten Zonder NC - verbreekcontact 22.01 1 Opnieuw starten Zonder NO - maakcontact 22.02 1 Opnieuw starten Met NC - verbreekcontact 22.03 1 Opnieuw starten Met NO - maakcontact 22.04 2 Opnieuw starten Zonder NC - verbreekcontact 22.05 2 Opnieuw starten Zonder NO - maakcontact 22.06 2 Opnieuw starten Met NC - verbreekcontact 22.07 2 Opnieuw starten Met NO - maakcontact 22.08 3 seconden Zonder NC - verbreekcontact 22.09 3 seconden Zonder NO - maakcontact 22.10 3 seconden Met NC - verbreekcontact 22.11 3 seconden Met NO - maakcontact 22.12 Laatst actieve open‐ houdtijd Zonder NC - verbreekcontact 22.13 Laatst actieve open‐ houdtijd Zonder NO - maakcontact 22.14 Laatst actieve open‐ houdtijd Met NC - verbreekcontact 22.15 Laatst actieve open‐ houdtijd Met NO - maakcontact Profiel Openhoudtijd Ext. testen Contacttype 23.00… 23.15 Zie fotocel 1 Profiel Extern testen 24.00 Met 24.01 Zonder Profiel Extern testen 25.00 Met 25.01 Zonder Profiel Extern testen 26.00 Met 26.01 Zonder Profiel Contacttype 27.00 NC - verbreekcontact 27.01 NO - maakcontact 28. Toets bestu‐ ringsdeksel Profiel 28.00 Loopt altijd OPEN. Wanneer de poort in de eindpositie OPEN staat, dan loopt deze naar eindpositie DICHT. 29. Ingang sto‐ ringsaanduiding Profiel Fout Contacttype 29.00 Ernstig F.850 NC - verbreekcontact 29.01 Ernstig F.850 NO - maakcontact 29.02 Licht E.851 NC - verbreekcontact 29.03 Licht E.851 NO - maakcontact 21 Ingangen FE Functie P.510 – Beschrijving P.6F1 29.04 Informatie I.852 NC - verbreekcontact 29.05 Informatie I.852 NO - maakcontact *) Bij draadloos kan alleen "Poort te zien = Nee" worden ingesteld. Toelichtingen: Extern testen: Voor de veiligheid relevante ingangen moeten worden getest. Voor het testen moet een schakeluitgang als extern testen worden gebruikt. Verplaatsingscommandovolgorde 2: OPEN/STOP/DICHT, DICHT alleen indien in eindpositie OPEN of gedeeltelijke opening Externe schakelingang "Niet openen": Bij activering van de ingang sluit de poort en openen is niet mogelijk. Ingang storingsaanduiding: De ingang kan worden gebruikt om een fout door een extern apparaat (bijv. waarschuwingslamp) te laten aangeven. Voorbeeld: Voor de nieuwe parameterinstelling van een functie-ingang gaat u als volgt te werk: Functie-ingang FE4 moet met een tweede fotocel (NC - verbreekcontact) worden bezet die de poort na 3 s sluit (P.540:23.08). Parameterbewerking DDT-bediening 1. Parameterinstel‐ Besturing in modus voor in‐ niveau openen en stelling van parameters. naar monteurniveau gaan (zie Algemene bedieningsaanwij‐ zingen bij het para‐ meterinstelniveau [➙ 11]) Verklaring Keuze van de gewenste in‐ gang. FE 4 komt overeen met P.540 7-segment display P. 5 4 0 0 6 2. DDT (T) Druk de Draai-Druk-Toets kort In de beide linkercijfers wordt in. de ingangsfunctie en in de twee rechtercijfers het in‐ gangsprofiel door een knippe‐ rende punt gescheiden weer‐ gegeven. 1 1.* 3. DDT (R) Draai de Draai-Druk-Toets naar rechts, om ingangsfunc‐ tie tot de gewenste functie te verhogen. Als de actueel geldige in‐ gangsfunctie wordt veranderd, dan verdwijnt het ingangspro‐ fiel. 2 3.* 4. DDT (TT) Druk de Draai-Druk-Toets lang in, om de ingestelde waarde op te slaan. Er wordt naar het ingangsprofiel gesprongen. De parameter is opgeslagen, wanneer de waarde niet meer knippert. Het ingangsprofiel wordt op 0 gezet. 2 3. 0 0.* 5. DDT (R of L) Draai de Draai-Druk-Toets naar rechts of links, om de pa‐ rameter te wijzigen. Stel de parameter van fotocel 2 op waarde 08 in. 2 3. 0 8.* 6. DDT (TT) Druk de Draai-Druk-Toets lang De parameter is opgeslagen, in, om de ingestelde waarde wanneer de waarde niet meer op te slaan. knippert. 2 3. 0 8.* 7. DDT (T) Druk de Draai-Druk-Toets kort Aanduiding van de parameter‐ in, om naar de aanduiding van naam. de parameternaam te gaan. P. 5 4 1 *) De decimale punt knippert. Aansluiting en functies van de schakeluitgangen Schakeluitgangen De poortbesturing beschikt over 3 potentiaalvrije relaisschakeluitgangen (wisselcontacten klemmen Rel1 C, NC, NO, Rel2 C, NC, NO, zie hoofdstuk Positie van de klemmen en algemeen overzichtsschema: P.991: 0 Mechanische eindschakelaar [➙ 43] of Positie van de klemmen en algemeen overzichtsschema: P991: 2 Absolute encoder [➙ 45]) met een schakelvermogen van elk 230 V AC / 3 A en Rel3 C, NO met een schakelvermogen van elk 24 V / 0,5 A. In de fabrieksinstelling trekt het relais REL1 (P.710:3) in de 22 poortpositie "eindpositie DICHT" aan en het relais REL2 (P.720:4) in de poortpositie "eindpositie OPEN". De functie van de beide uitgangsrelais kan overeenkomstig de hieronder vermelde tabel worden gewijzigd. Het relais 3 heeft in de fabrieksinstelling geen functie toegewezen (P.730:0). Enkele functies kunnen slechts één keer worden geselecteerd. Tabel: Uitgangsfuncties: Functie van de schakeluitgangen Waarde Geen functie 0 Extern testen 1 Opweksignaal voor draadloze sluitkantbeveiliging 2 Poortpositie eindpositie DICHT 3 Poortpositie eindpositie OPEN 4 Poortpositie eindpositie gedeeltelijk open 5 Poortpositie rookafzuigpositie 6 Poort in beweging 7 Terreinlicht 8 Waarschuwingslicht 9 Storingsaanduiding 10 Vergrendeling van poort 11 Vergrendeling van loopdeur 12 Verkeerslicht Rood binnen 13 Verkeerslicht Groen binnen 14 Verkeerslicht Rood buiten 15 Verkeerslicht Groen buiten 16 Extern testen Voor het bereiken van categorie 2 Performance Level C volgens EN 13849-1 moet de veiligheidsfunctie bijv. fotocel, intrekbeveili‐ ging worden getest. Om fotocel of intrekbeveiliging te testen, wordt het te testen apparaat via het uitgangsrelais van de besturing van spanning voorzien. Bij actief testen wordt de spanning uitgeschakeld en moet een signaalwissel bij de ingang van de besturing plaatsvinden. Bij apparaten met een aparte testingang wordt deze in plaats van de spanningsuitschakeling gebruikt. Vóór elke be‐ weging wordt getest, wanneer na 0,5 s het testen mislukt, dan is alleen nog dodemansbedrijf mogelijk. Door het testen kan een tijdelijke vertraging ontstaan, voordat er een beweging volgt. Opweksignaal voor draadloze sluitkantbeveiliging Draadloze sluitkantbeveiligingen zijn tijdens stilstand van de poort niet actief. Voor het activeren van de sluitkantbeveiliging moet het opweksignaal worden gebruikt en op de sluitkantbeveiliging worden aangesloten. Door het opwekken kan een tijdelijke vertra‐ ging ontstaan, voordat er een beweging volgt. Poortpositie Verschillende posities van de poort kunnen via het relais worden uitgevoerd. Poort in beweging De uitgangsfunctie Poort in beweging wordt tijdens de beweging aangestuurd. Terreinlicht Relais is actief bij poort in beweging en bij actieve voorwaarschuwingstijd. Een uitschakelvertraging kan via P.014: 0 - 600 s wor‐ den ingesteld. Waarschuwingslicht Relais is actief bij poort in beweging en bij actieve voorwaarschuwingstijd. Storingsaanduiding Verzameluitvoer van actieve storingsmeldingen, daarmee kunnen fouten van de besturing door een uitgangsrelais in een centrale bedieningspost worden aangegeven. Vergrendeling Dient voor de aansturing van een vergrendeling (bijv. sluiten van een elektrische poortpen). Verkeerslicht Dient voor de aansturing van een verkeerslicht, de functie kan ook als besturing van tegemoetkomend verkeer worden gebruikt. Door P.892:1 worden de volgende parameters vrijgeschakeld voor de verkeerslichtbesturing. 23 P. Beschrijving 01A Ontruimingstijd bij omschakelen naar groen 01B Ontruimingstijd bij rood 5x4 Keuze binnen/buiten Voorbeeld: Nieuwe parameterinstelling van de uitgangsfunctie van relais Rel1 van "Poortpositie eindpositie DICHT" naar functie "Storingsaanduiding" Parameterbewerking DDT-bediening Verklaring 7-segment display 1. Besturing in modus voor in‐ stelling van parameters. Keuze van de gewenste uit‐ gang. 2. DDT (T) Druk de Draai-Druk-Toets kort De actuele parameterwaarde in. verschijnt. 3. DDT (R,L) Draai de Draai-Druk-Toets naar rechts/links, om de ge‐ wenste waarde in te stellen. 4. DDT (TT) Druk de Draai-Druk-Toets lang De parameter is opgeslagen, in, om de ingestelde waarde wanneer de waarde niet meer op te slaan. knippert. 5. DDT (T) Druk de Draai-Druk-Toets kort Aanduiding van de parameter‐ in, om naar de aanduiding van naam. de parameternaam te gaan. P. 7 1 0 3 10.* 10 P. 7 1 0 *) De decimale punt knippert Uitbreidingskaart BDC-i440 M1 (optie) Met de uitbreidingskaart BDC-i440 M1 zijn 2 verdere relaisschakeluitgangen, Rel4 – Rel5 (wisselcontacten) met een schakelver‐ mogen van elk 230 V AC / 3 A beschikbaar. De uitbreidingskaart wordt geactiveerd met P.800:1. De parameters van de extra uitgangen Rel4 – Rel5 worden via P.740 - P.750 ingesteld. Aan de uitgangen kan dezelfde functionaliteit als aan de schakeluit‐ gangen van de poortbesturing worden toegewezen. De parameters van de extra ingangen FE9 – FE10 worden via P.590 - P.5A0 ingesteld. Aan de ingangen kan dezelfde functionaliteit als aan de ingangen van de poortbesturing worden toegewezen. Lusdetectormodule De module wordt op de steekplaats SUVEK op de bedradingsplaat gestoken. De inductielus wordt direct op de lusdetectormodule aangesloten. Er bestaat een galvanische scheiding tussen lus en detectorelektronica. De lusdetectormodule stelt zich automa‐ tisch af bij het inschakelen. Instel- en aansluitmogelijkheden zijn te vinden in de gebruiksaanwijzing van de lusdetectormodule. De module heeft een opgenomen vermogen van maximaal 2,0 W bij 24 VDC. Bij gebruik van de lusdetectormodule kunnen de extra ingangen FE9 en FE10 niet worden gebruikt. Kanaal 1 of CH1 van de lusdetector komt overeen met FE9 en kanaal 2 of CH2 komt overeen met FE10. Parameter BDC-i440 M1 lusdetec‐ tor Ingang Functie P.590: 11.00 FE 9 (kanaal 1) Verplaatsingscommando OPEN P.5A0: 11.01 FE 10 (kanaal 2) Verplaatsingscommando OPEN Uitbreidingskaart BDC-i440 M2 (optie) Met de uitbreidingskaart BDC-i440 M2 zijn 4 verdere relaisschakeluitgangen Rel1 (sluitercontact), Rel2 - Rel4 (wisselcontacten) met een schakelvermogen van elk 230 V AC / 3 A beschikbaar. De uitbreidingskaart wordt geactiveerd met P.801:1. De parame‐ ters van de extra uitgangen Rel1 – Rel4 worden via P.760 - P.790 ingesteld. Aan de uitgangen kan dezelfde functionaliteit als aan de schakeluitgangen van de poortbesturing worden toegewezen. De parameters van de extra ingangen FE1 – FE6 worden via P. 610 - P.660 ingesteld. Aan de ingangen kan dezelfde functionaliteit als aan de ingangen van de poortbesturing worden toegewe‐ zen. Parameter BDC-i440 M2 24 Ingang Functie P.610 FE 1 - P.620 FE 2 - Parameter Ingang Functie P.630 FE 3 - P.640 FE 4 - P.650 FE 5 - P.660 FE 6 - Montage en functie van de draadloze ontvanger (optie) A Ant. 1 B 1 2 A: 1-kanaal 1. Rode controlelamp 2. Toets "Programmeren ka‐ naal" Ant. 1 2 3 4 3 4 De besturing kan worden uitgerust met een draadloos af‐ standsbedieningssysteem met 1 of 4 kanalen. Bij de gebruikte draadloze modules moet ook altijd op de fabrikantspecifieke gebruiksaanwijzing worden gelet. Bij uitbreiding met een draadloos afstandsbedieningssysteem moet u eerst de ontvangerbedradingsplaat op de bedradings‐ plaat van de basisbesturing installeren. Schakel hiervoor de ge‐ hele poortbesturing spanningsvrij. Steek de bedradingsplaat van de draadloze ontvanger zoals hiernaast afgebeeld op de steekplaats FUNK rechtsboven op de besturing. Let erop dat de bedradingsplaat in de juiste rich‐ ting wijst! Leg de antenne van de ontvanger in de besturing verticaal naar beneden. B: 4-kanaal 3. Per kanaal telkens een rode controlelamp 4. Per kanaal telkens een toets "Programmeren kanaal" Functie 1-kanaal De toetscommando's worden net als bij de enkele toets achtereenvolgens in de commandovolgorde OPEN-STOP-DICHT-STOP omgezet. Als er sprake is van een storing, dan worden de toetscommando's achtereenvolgens in de commandovolgorde OPENSTOP-OPEN omgezet. 4-kanaal De draadloze afstandsbediening met 4 kanalen heeft de volgende functies: Toets 1: De toetscommando's worden net als bij de enkele toets achtereenvolgens in de commandovolgorde OPEN-STOPDICHT-STOP omgezet. Als er sprake is van een storing, dan worden de toetscommando's achtereenvolgens in de commandovolg‐ orde OPEN-STOP-OPEN omgezet. Toets 2: Functie hetzelfde als toets OPEN Toets 3: Functie hetzelfde als toets DICHT. Bij een storing wordt de toets genegeerd. Toets 4: Functie hetzelfde als toets STOP Voorzichtig Bij gebruik van een draadloos systeem moet de persoon die de poort bestuurt, tijdens de poortbeweging een volledig zicht op de poort en zijn omgeving hebben en mag zich niet in een gevaarlijke positie bevinden. Handzender-codering programmeren De codering van de draadloze handzender is in de fabriek vastgelegd. De draadloze ontvanger moet door programmeren van de handzendercode op deze codering worden ingesteld. 25 Ga voor het programmeren van de handzender-codering in de draadloze ontvanger als volgt te werk: Druk op de toets "Programmeren kanaal" op de draadloze ontvanger. [ De bijbehorende rode controlelamp begint te knipperen. Binnen de volgende 15 seconden kunt u de handzendercode programmeren. Druk hiervoor zolang (ca. 2 s) op de toets van de handzender tot de controlelamp van de ontvanger permanent brandt. Laat nu de toets van de handzender weer los. Æ De handzender is geprogrammeerd. Op dezelfde manier kunt u de programmering van de 4 toetsen van de ontvanger met 4 kanalen uitvoeren. In totaal kunt u maxi‐ maal 30 verschillende zendercoderingen (toetsen) per ontvanger programmeren. Alle geprogrammeerde zendercodes wissen Aanwijzing Afzonderlijk wissen van een zender is niet mogelijk. Druk op de toets "Programmeren kanaal" van de draadloze ontvanger en houd deze ingedrukt. [ De rode controlelamp begint langzaam te knipperen. Na ca. 5 sec. knippert de rode controlelamp snel. Houd de toets zolang ingedrukt tot de rode controlelamp dooft. [ Na het doven van de controlelamp zijn alle codes van de ontvanger gewist. Laat nu pas de toets weer los. Æ Alle zendercodes werden gewist. De volgende parameters voor de draadloze ontvanger kunnen met P.802: 1 worden geactiveerd. Parameter Draadloze ontvanger Ingang Functie P.5B0: 14.02 FE 11 (kanaal 1) Verplaatsingscommandovolgorde OPEN/STOP/ DICHT P.5C0: 11.02 FE 12 (kanaal 2) Verplaatsingscommando OPEN P.5D0: 12.00 FE 13 (kanaal 3) Verplaatsingscommando DICHT P.5E0: 13.01 FE 14 (kanaal 4) Verplaatsingscommando STOP Poortprofielen Door het kiezen van een poortprofiel in de parameter P.991 worden de functies van de ingangen en uitgangen en parameters passend bij een bepaald poorttype vooringesteld. De in de poortprofielen vermelde waarden kunnen daarom van de fabrieksin‐ stellingen van het poortprofiel 0 (P.991: 0) in het parameteroverzicht, in de beschrijving en in het aansluitschema en de situatiete‐ kening afwijken. Er moet goed nota worden genomen van de telkens geldige aansluitschema's en parameters. P.991:0 mechanische eindschakelaar (Becker-Antriebe GmbH) P.991:1 mechanische eindschakelaar (Becker-Antriebe GmbH) P.991:2 absolute encoder (Becker-Antriebe GmbH) P.991:0 mechanische eindschakelaar (Becker-Antriebe GmbH) Parameter Klemmen Ingang Functie P.4E0 SE 1 Opto-elektronische sluitkantbeveiliging of elektri‐ sche sluitkantbeveiliging (wordt bij de eerste ingebruikname vastgelegd) P.4F0: 3.00 SE 2 Loopdeur weerstand 8k2 Ohm P.510: 10.00 FE 1 Slappe kabel NC P.520: 22.00 FE 2 Fotocel 1 P.530: 13.00 FE 3 Verplaatsingscommando STOP P.540: 12.00 FE 4 Verplaatsingscommando DICHT P.550: 11.02 FE 5 Verplaatsingscommando OPEN P.560: 8.00 FE 6 Vooreindschakelaar (VES) P.570*: 6.00 FE 7 Eindpositie OPEN P.580*: 7.00 FE 8 Eindpositie DICHT * De functie-ingangen FE7 en FE8 kunnen bij gebruik van mechanische eindschakelaars niet worden veranderd. ) 26 P.991:1 mechanische eindschakelaar (Becker-Antriebe GmbH) Parameter Klemmen Ingang Functie P.4E0 SE 1 Opto-elektronische sluitkantbeveiliging of elektri‐ sche sluitkantbeveiliging (wordt bij de eerste ingebruikname vastgelegd) P.4F0: 3.00 SE 2 Loopdeur weerstand 8k2 Ohm P.510: 10.00 FE 1 Slappe kabel NC P.520: 22.00 FE 2 Fotocel 1 P.530: 17.01 FE 3 Keuzeschakelaar automatisch weer dichtlopen P.540: 11.02 FE 4 Verplaatsingscommando OPEN P.550: 14.02 FE 5 Verplaatsingscommandovolgorde OPEN/STOP/ DICHT P.560: 8.00 FE 6 Vooreindschakelaar (VES) P.570*: 6.00 FE 7 Eindpositie OPEN P.580*: 7.00 FE 8 Eindpositie DICHT *) De functie-ingangen FE7 en FE8 kunnen bij gebruik van mechanische eindschakelaars niet worden veranderd. P.991:2 absolute encoder (Becker-Antriebe GmbH) Parameter Klemmen Ingang Functie P.4E0 SE 1 Opto-elektronische sluitkantbeveiliging of elektri‐ sche sluitkantbeveiliging (wordt bij de eerste ingebruikname vastgelegd) P.4F0: 3.00 SE 2 Loopdeur weerstand 8k2 Ohm P.510: 10.00 FE 1 Slappe kabel NC P.520: 22.00 FE 2 Fotocel 1 P.530: 13.00 FE 3 Verplaatsingscommando STOP P.540: 12.00 FE 4 Verplaatsingscommando DICHT P.550: 11.02 FE 5 Verplaatsingscommando OPEN P.560: 16.01 FE 6 Keuzeschakelaar gedeeltelijke opening P.570: 14.02 FE 7 Verplaatsingscommandovolgorde OPEN/STOP/ DICHT P.580: 17.01 FE 8 Keuzeschakelaar automatisch weer dichtlopen Parameteroverzicht In de volgende tabel worden alle parameters getoond die de monteur kan instellen. De instelmogelijkheden van de bediener zijn beperkt en worden in de tabel apart aangetoond. De waarden "Stelbereik" en "Af fabriek" zijn weergegeven voor de parameter P. 991:0 (Mechanische eindschakelaar) en kunnen afwijken van andere profielen. P. [eenheid] stel‐ bereik Beschrijving Af fabriek P. Bediener 000 [cycli] Poortcyclusteller De inhoud van deze parameter geeft het aantal tot nu toe getelde ver‐ plaatsingscycli aan. Wordt verhoogd telkens wanneer de poort wordt geopend. 0 X 005 [cycli] Onderhoudsteller De inhoud van deze parameter geeft het aantal nog uit te voeren poort‐ cycli aan, tot onderhoud noodzakelijk wordt. 0 X 010 [s] 0..600 Openhoudtijd 1 De poort wordt in de eindpositie OPEN gedurende de ingestelde tijd open gehouden. Vervolgens begint het automatisch dichtlopen. 5 X 27 P. [eenheid] stel‐ bereik Beschrijving Af fabriek 011 [s] 0..600 Openhoudtijd 2 De poort wordt in de eindpositie gedeeltelijk open gedurende de inge‐ stelde tijd open gehouden. Vervolgens begint het automatisch dichtlo‐ pen. 10 012 0..1 Automatisch weer dichtlopen (AWZ) Legt vast of de poort na afloop van de openhoudtijd en evt. na de voor‐ waarschuwing automatisch wordt gesloten. Als de functie-ingang auto‐ matisch weer dichtlopen aanwezig is, dan heeft deze een hogere priori‐ teit. 0: geen AWZ 1: AWZ actief 1 014 [s] 0..600 Uitschakelvertraging voor terreinlicht De waarde stelt de tijdsduur van de uitschakelvertraging voor de uit‐ gangsfunctie "Poort in beweging" in, om bijvoorbeeld een terreinlicht aan te sluiten. 10 01A [s] 0..600 Ontruimingstijd bij omschakelen naar groen Ontruimingstijd bij de omschakeling tussen Groen binnen en Groen bui‐ ten. Met deze tijd moet het voor een voertuig mogelijk zijn de poort te passeren, voordat de andere kant Groen krijgt. Gedurende deze tijd knipperen beide kanten. Deze parameter kan alleen worden ingesteld, wanneer P.892:1 is. 5 01B [s] 0..600 Ontruimingstijd Rood De waarde stelt de tijdsduur tot het ontruimen van het poortbereik bij besturing van tegemoetkomend verkeer in. Gedurende de ontruimings‐ tijd knipperen beide verkeerslichten rood. Deze parameter kan alleen worden ingesteld, wanneer P.892:1 is. 20 020 [s] 0..600 Voorwaarschuwingstijd vóór openlopen Het openlopen van de poort wordt na ontvangst van een OPEN-com‐ mando met de in deze parameter opgegeven tijd vertraagd. 0 025 [s] 0..600 Voorwaarschuwingstijd vóór dichtlopen Het dichtlopen van de poort wordt na ontvangst van een DICHT-com‐ mando met de in deze parameter opgegeven tijd vertraagd. 0 130 0..1 Motor draaiveld 0: rechtsdraaiend veld 1: linksdraaiend veld 0 210 0..5 Bij gebruik van een absolute encoder: opnieuw programmeren van de eindposities Met deze parameter wordt het programmeren van de eindposities op‐ nieuw gestart. De dienovereenkomstige eindposities worden na active‐ ring van de procedure in dodemansbedrijf aangelopen en door lang in‐ drukken van de Draai-Druk-Toets opgeslagen. Er kan worden gekozen uit de volgende instelmogelijkheden: 0: annuleren, er wordt geen nieuwe eindpositie geprogrammeerd. 1: draairichting, eindschakelaar DICHT, eindschakelaar OPEN, voor‐ eindschakelaar en evt. grondpositie en evt. positie gedeeltelijke opening worden geprogrammeerd. 2: eindschakelaar OPEN en evt. positie gedeeltelijke opening worden geprogrammeerd. 3: eindschakelaar DICHT, eindschakelaar OPEN worden geprogram‐ meerd. 4: positie gedeeltelijke opening wordt geprogrammeerd. 5: draairichting, eindschakelaar DICHT, eindschakelaar OPEN, voor‐ eindschakelaar en evt. grondpositie en evt. positie gedeeltelijke opening worden geprogrammeerd. 6: rook-/warmteafzuigpositie (RWA) wordt geprogrammeerd. 7: positie uitschakeling fotocel wordt geprogrammeerd. 0 28 P. Bediener X x P. [eenheid] stel‐ bereik Beschrijving Af fabriek 215 0..1 Uitschakelen eindpositie DICHT In de eindpositie DICHT kan naar keuze via de sluitkantbeveiliging of via de eindschakelaar worden uitgeschakeld. 0: uitschakelen via eindschakelaar 1: uitschakelen via sluitkantbeveiliging 0 216 0..1 Bij gebruik van een absolute encoder: grondaanpassing Activeert de grondaanpassing. De tijdens de poortinstelling vastgestel‐ de grondpositie wordt opgeslagen. Bij het sluiten op het moment van neerkomen op de grond dient de opgeslagen grondpositie als referentie en maakt een correctie van de posities vooreindschakelaar en poort ge‐ sloten evenals van de grondpositie zelf mogelijk. De correctie vindt plaats in kleine stappen. 0: geen grondaanpassing 1: grondaanpassing actief 0 220 [Inc] 0..4095 Bij gebruik van een absolute encoder: positie eindschakelaar DICHT De parameterwaarde geeft de positie eindpositie DICHT in incrementen aan. 0 221 [Inc] -100..100 Bij gebruik van een absolute encoder: correctie van de positie eindpositie DICHT Corrigeert de positie eindpositie DICHT in incrementen 0 222 [Inc] 0..4095 Bij gebruik van een absolute encoder: positie vooreindschakelaar (VES) De parameterwaarde geeft de positie vooreindschakelaar (VES) in in‐ crementen aan. 0 225 0..1 Ontlasten sluitkantbeveiliging Deze parameter configureert het ontlasten van de sluitkantbeveiliging in de onderste eindposite (gewoonlijk bij DW). Zie ook opheftijd voor het ontlasten van de sluitkantbeveiliging. De ontlastingspositie komt over‐ een met de melding "Poort gesloten". 0: geen ontlasten 1: ontlasten 0 226 [Inc] 0..4095 Bij gebruik van een absolute encoder: grondpositie Aanduiding van de grondpositie 0 228 [Inc] 0..4095 Bij gebruik van een absolute encoder: positie van de uitschakeling fotocel De parameterwaarde geeft de positie uitschakeling van de fotocel in in‐ crementen aan. 0 230 [Inc] 0..4095 Bij gebruik van een absolute encoder: positie eindpositie OPEN De parameterwaarde geeft de positie eindpositie OPEN in incrementen aan. 0 231 [Inc] -100..100 Bij gebruik van een absolute encoder: correctie van de positie eindpositie OPEN Correctie van de positie eindpositie OPEN in incrementen 0 240 [Inc] 0..4095 Bij gebruik van een absolute encoder: positie poort gedeeltelijk open De parameterwaarde geeft de positie poort gedeeltelijk open in incre‐ menten aan. 0 P. Bediener 29 P. [eenheid] stel‐ bereik Beschrijving Af fabriek 244 0..3 Bij gebruik van een absolute encoder: configuratie van de gedeeltelijk open positie De positie van de tussenstop kan met behulp van deze parameter direct op typische waarden worden ingesteld. 0: geen tussenstop toegestaan, tussenstop is gelijk aan eindpositie poort OPEN 1: halve openingsafstand poort 2: 2/3 openingsafstand poort 3: tussenstoppositie wordt in dodemansbedrijf geprogrammeerd 3 250 [Inc] 0..4095 Bij gebruik van een absolute encoder: rook-/warmteafzuigpositie (RWA) Geeft de positie rook-/warmteafzuigpositie in absolute incrementen aan. 0 251 0..2 Keuze van de doelpositie voor het rook-/warmteafzuig-comman‐ do 0: positie OPEN 1: positie DICHT 2: positie rook-/warmteafzuigpositie (bij absolute encoder) 0 410 [s] 0..600 Looptijdbewaking openlopen De hier ingestelde tijd is de max. toegestane looptijd voor de OPENrichting. Als de beweging langer duurt dan opgegeven, leidt dit tot de fout (E.021). 30 415 [s] 0..600 Looptijdbewaking dichtlopen De hier ingestelde tijd is de max. toegestane looptijd voor de DICHTrichting. Als de beweging langer duurt dan opgegeven, leidt dit tot de fout (E.020). 30 419 [s] 0..600 Looptijdbewaking dodemansbedrijf De hier ingestelde tijd is de max. toegestane looptijd voor de OPEN- en DICHT-richting in dodemansbedrijf. Als de beweging langer duurt dan opgegeven, leidt dit tot de fout (E.020/E.021). 30 451 0..2 Hindernisreactie De parameter wisselt tussen vrijmaken naar tijd, gedeeltelijk openen of helemaal openen van de poort bij hindernisherkenning door de sluit‐ kantbeveiliging (SKS) of fotocel (LS). 0: alleen vrijmaken naar tijd 1: helemaal openen 2: gedeeltelijk openen indien mogelijk, anders helemaal openen 0 4E0 1..2 Functie SE1 Keuze van de ingangsfunctie voor veiligheidsingang SE1 1 Parameter SE1 Keuze van het ingangsprofiel voor veiligheidsingang SE1 (parameter is afhankelijk van geconfigureerde ingangsfunctie) 0 Functie SE2 Keuze van de ingangsfunctie voor veiligheidsingang SE2 3 Parameter SE2 Keuze van het ingangsprofiel voor veiligheidsingang SE2 (parameter is afhankelijk van geconfigureerde ingangsfunctie) 0 Functie FE1 Keuze van de ingangsfunctie voor ingang FE1 10 Parameter FE1 Keuze van het ingangsprofiel voor ingang FE1 (parameter is afhankelijk van geconfigureerde ingangsfunctie) 0 4E1 4F0 3..4 4F1 510 511 30 5..29 P. Bediener P. [eenheid] stel‐ bereik Beschrijving Af fabriek 514 0..1 Richting FE1 Instelling van de richting bij besturing van tegemoetkomend verkeer voor deze ingang. 0: Binnen 1: Buiten Deze parameter kan alleen worden ingesteld, wanneer P.892:1 is. 0 520 6..29 Functie FE2 Keuze van de ingangsfunctie voor ingang FE2 22 Parameter FE2 Keuze van het ingangsprofiel voor ingang FE2 (parameter is afhankelijk van geconfigureerde ingangsfunctie) 0 521 524 0..1 Richting FE2 Instelling van de richting bij besturing van tegemoetkomend verkeer voor deze ingang. 0: Binnen 1: Buiten Deze parameter kan alleen worden ingesteld, wanneer P.892:1 is. 0 530 6..29 Functie FE3 Keuze van de ingangsfunctie voor ingang FE3 13 Parameter FE3 Keuze van het ingangsprofiel voor ingang FE3 (parameter is afhankelijk van geconfigureerde ingangsfunctie) 0 531 534 0..1 Richting FE3 Instelling van de richting bij besturing van tegemoetkomend verkeer voor deze ingang. 0: Binnen 1: Buiten Deze parameter kan alleen worden ingesteld, wanneer P.892:1 is. 0 540 6..29 Functie FE4 Keuze van de ingangsfunctie voor ingang FE4 12 Parameter FE4 Keuze van het ingangsprofiel voor ingang FE4 (parameter is afhankelijk van geconfigureerde ingangsfunctie) 0 541 544 0..1 Richting FE4 Instelling van de richting bij besturing van tegemoetkomend verkeer voor deze ingang. 0: Binnen 1: Buiten Deze parameter kan alleen worden ingesteld, wanneer P.892:1 is. 0 550 6..29 Functie FE5 Keuze van de ingangsfunctie voor ingang FE5 11 Parameter FE5 Keuze van het ingangsprofiel voor ingang FE5 (parameter is afhankelijk van geconfigureerde ingangsfunctie) 2 551 554 0..1 Richting FE5 Instelling van de richting bij besturing van tegemoetkomend verkeer voor deze ingang. 0: Binnen 1: Buiten Deze parameter kan alleen worden ingesteld, wanneer P.892:1 is. 0 560 6..29 Functie FE6 Keuze van de ingangsfunctie voor ingang FE6 8 Parameter FE6 Keuze van het ingangsprofiel voor ingang FE6 (parameter is afhankelijk van geconfigureerde ingangsfunctie) 0 561 P. Bediener 31 P. [eenheid] stel‐ bereik Beschrijving Af fabriek 564 0..1 Richting FE6 Instelling van de richting bij besturing van tegemoetkomend verkeer voor deze ingang. 0: Binnen 1: Buiten Deze parameter kan alleen worden ingesteld, wanneer P.892:1 is. 0 570 6..29 Functie FE7 Keuze van de ingangsfunctie voor ingang FE7 6 Parameter FE7 Keuze van het ingangsprofiel voor ingang FE7 (parameter is afhankelijk van geconfigureerde ingangsfunctie) 0 571 574 0..1 Richting FE7 Instelling van de richting bij besturing van tegemoetkomend verkeer voor deze ingang. 0: Binnen 1: Buiten Deze parameter kan alleen worden ingesteld, wanneer P.892:1 is. 0 580 6..29 Functie FE8 Keuze van de ingangsfunctie voor ingang FE8 7 Parameter FE8 Keuze van het ingangsprofiel voor ingang FE8 (parameter is afhankelijk van geconfigureerde ingangsfunctie) 0 581 584 0..1 Richting FE8 Instelling van de richting bij besturing van tegemoetkomend verkeer voor deze ingang. 0: Binnen 1: Buiten Deze parameter kan alleen worden ingesteld, wanneer P.892:1 is. 0 590 6..29 Functie FE9 (BDC-XXX M1) Keuze van de ingangsfunctie voor ingang FE9 (BDC-XXX M1: lusdetec‐ tor 1) Deze functie is alleen in combinatie met BDC-XXX M1 bij instelling P. 800:1 mogelijk. 11 Parameter FE9 (BDC-XXX M1) Keuze van het ingangsprofiel voor ingang FE9 (parameter is afhankelijk van geconfigureerde ingangsfunctie) Deze functie is alleen in combinatie met BDC-XXX M1 bij instelling P. 800:1 mogelijk. 2 591 594 0..1 Richting FE9 (BDC-XXX M1) Instelling van de richting bij besturing van tegemoetkomend verkeer voor deze ingang. 0: Binnen 1: Buiten Deze functie is alleen in combinatie met BDC-XXX M1 bij instelling P. 800:1 en P.892:1 mogelijk. 0 5A0 6..29 Functie FE10 (BDC-XXX M1) Keuze van de ingangsfunctie voor ingang FE10 (extra module: lusdetec‐ tor 2) Deze functie is alleen in combinatie met BDC-XXX M1 bij instelling P. 800:1 mogelijk. 11 Parameter FE10 (BDC-XXX M1) Keuze van het ingangsprofiel voor ingang FE10 (parameter is afhankelijk van geconfigureerde ingangsfunctie) Deze functie is alleen in combinatie met BDC-XXX M1 bij instelling P. 800:1 mogelijk. 2 5A1 32 P. Bediener P. [eenheid] stel‐ bereik Beschrijving Af fabriek 5A4 0..1 Richting FE10 (BDC-XXX M1) Instelling van de richting bij besturing van tegemoetkomend verkeer voor deze ingang. 0: Binnen 1: Buiten Deze functie is alleen in combinatie met BDC-XXX M1 bij instelling P. 800:1 en P.892:1 mogelijk. 1 5B0 0..15 Functie FE11 (draadloos kanaal 1) Keuze van de ingangsfunctie voor ingang FE11 (draadloos kanaal 1) Deze functie is alleen bij instelling P.802:1 mogelijk. 14 Parameter FE11 (draadloos kanaal 1) Keuze van het ingangsprofiel voor ingang FE11 (parameter is afhankelijk van geconfigureerde ingangsfunctie) Deze functie is alleen bij instelling P.802:1 mogelijk. 2 5B1 5B4 0..1 Richting FE11 (draadloos kanaal 1) Instelling van de richting bij besturing van tegemoetkomend verkeer voor deze ingang. 0: Binnen 1: Buiten Deze functie is alleen bij instelling P.802:1 en P.892:1 mogelijk. 1 5C0 0..15 Functie FE12 (draadloos kanaal 2) Keuze van de ingangsfunctie voor ingang FE12 (draadloos kanaal 2) Deze functie is alleen bij instelling P.802:1 mogelijk. 11 Profiel FE12 (draadloos kanaal 2) Keuze van het ingangsprofiel voor ingang FE12 (profiel is afhankelijk van geconfigureerde ingangsfunctie) Deze functie is alleen bij instelling P.802:1 mogelijk. 2 5C1 5C4 0..1 Richting FE12 (draadloos kanaal 2) Instelling van de richting bij besturing van tegemoetkomend verkeer voor deze ingang. 0: Binnen 1: Buiten Deze functie is alleen bij instelling P.802:1 en P.892:1 mogelijk. 1 5D0 0..15 Functie FE13 (draadloos kanaal 3) Keuze van de ingangsfunctie voor ingang FE13 (draadloos kanaal 3) Deze functie is alleen bij instelling P.802:1 mogelijk. 12 Profiel FE13 (draadloos kanaal 3) Keuze van het ingangsprofiel voor ingang FE13 (profiel is afhankelijk van geconfigureerde ingangsfunctie) Deze functie is alleen bij instelling P.802:1 mogelijk. 0 5D1 5D4 0..1 Richting FE13 (draadloos kanaal 3) Instelling van de richting bij besturing van tegemoetkomend verkeer voor deze ingang. 0: Binnen 1: Buiten Deze functie is alleen bij instelling P.802:1 en P.892:1 mogelijk. 0 5E0 0..15 Functie FE14 (draadloos kanaal 4) Keuze van de ingangsfunctie voor ingang FE14 (draadloos kanaal 4) Deze functie is alleen bij instelling P.802:1 mogelijk. 13 Profiel FE14 (draadloos kanaal 4) Keuze van het ingangsprofiel voor ingang FE14 (profiel is afhankelijk van geconfigureerde ingangsfunctie) Deze functie is alleen bij instelling P.802:1 mogelijk. 1 5E1 P. Bediener 33 P. [eenheid] stel‐ bereik Beschrijving Af fabriek 5E4 0..1 Richting FE14 (draadloos kanaal 4) Instelling van de richting bij besturing van tegemoetkomend verkeer voor deze ingang. 0: Binnen 1: Buiten Deze functie is alleen bij instelling P.802:1 en P.892:1 mogelijk. 0 610 6..29 Functie FE1 (BDC-XXX M2) Keuze van de ingangsfunctie voor ingang FE1 Deze functie is alleen in combinatie met BDC-XXX M2 bij instelling P. 801:1 mogelijk. 0 Parameter FE1 (BDC-XXX M2) Keuze van het ingangsprofiel voor ingang FE1 (parameter is afhankelijk van geconfigureerde ingangsfunctie) Deze functie is alleen in combinatie met BDC-XXX M2 bij instelling P. 801:1 mogelijk. 0 611 614 0..1 Richting FE1 (BDC-XXX M2) Instelling van de richting bij besturing van tegemoetkomend verkeer voor deze ingang. 0: Binnen 1: Buiten Deze functie is alleen in combinatie met BDC-XXX M2 bij instelling P. 801:1 en P.802:1 mogelijk. 0 620 6..29 Functie FE2 (BDC-XXX M2) Keuze van de ingangsfunctie voor ingang FE2 Deze functie is alleen in combinatie met BDC-XXX M2 bij instelling P. 801:1 mogelijk. 0 Parameter FE2 (BDC-XXX M2) Keuze van het ingangsprofiel voor ingang FE2 (parameter is afhankelijk van geconfigureerde ingangsfunctie) Deze functie is alleen in combinatie met BDC-XXX M2 bij instelling P. 801:1 mogelijk. 0 621 624 0..1 Richting FE2 (BDC-XXX M2) Instelling van de richting bij besturing van tegemoetkomend verkeer voor deze ingang. 0: Binnen 1: Buiten Deze functie is alleen in combinatie met BDC-XXX M2 bij instelling P. 801:1 en P.802:1 mogelijk. 0 630 6..29 Functie FE3 (BDC-XXX M2) Keuze van de ingangsfunctie voor ingang FE3 Deze functie is alleen in combinatie met BDC-XXX M2 bij instelling P. 801:1 mogelijk. 0 Parameter FE3 (BDC-XXX M2) Keuze van het ingangsprofiel voor ingang FE3 (parameter is afhankelijk van geconfigureerde ingangsfunctie) Deze functie is alleen in combinatie met BDC-XXX M2 bij instelling P. 801:1 mogelijk. 0 631 634 0..1 Richting FE3 (BDC-XXX M2) Instelling van de richting bij besturing van tegemoetkomend verkeer voor deze ingang. 0: Binnen 1: Buiten Deze functie is alleen in combinatie met BDC-XXX M2 bij instelling P. 801:1 en P.802:1 mogelijk. 0 640 6..29 Functie FE4 (BDC-XXX M2) Keuze van de ingangsfunctie voor ingang FE4 Deze functie is alleen in combinatie met BDC-XXX M2 bij instelling P. 801:1 mogelijk. 0 34 P. Bediener P. [eenheid] stel‐ bereik 641 Beschrijving Af fabriek Parameter FE4 (BDC-XXX M2) Keuze van het ingangsprofiel voor ingang FE4 (parameter is afhankelijk van geconfigureerde ingangsfunctie) Deze functie is alleen in combinatie met BDC-XXX M2 bij instelling P. 801:1 mogelijk. 0 644 0..1 Richting FE4 (BDC-XXX M2) Instelling van de richting bij besturing van tegemoetkomend verkeer voor deze ingang. 0: Binnen 1: Buiten Deze functie is alleen in combinatie met BDC-XXX M2 bij instelling P. 801:1 en P.802:1 mogelijk. 0 650 6..29 Functie FE5 (BDC-XXX M2) Keuze van de ingangsfunctie voor ingang FE5 Deze functie is alleen in combinatie met BDC-XXX M2 bij instelling P. 801:1 mogelijk. 0 Parameter FE5 (BDC-XXX M2) Keuze van het ingangsprofiel voor ingang FE5 (parameter is afhankelijk van geconfigureerde ingangsfunctie) Deze functie is alleen in combinatie met BDC-XXX M2 bij instelling P. 801:1 mogelijk. 0 651 654 0..1 Richting FE5 (BDC-XXX M2) Instelling van de richting bij besturing van tegemoetkomend verkeer voor deze ingang. 0: Binnen 1: Buiten Deze functie is alleen in combinatie met BDC-XXX M2 bij instelling P. 801:1 en P.802:1 mogelijk. 0 660 6..29 Functie FE6 (BDC-XXX M2) Keuze van de ingangsfunctie voor ingang FE6 Deze functie is alleen in combinatie met BDC-XXX M2 bij instelling P. 801:1 mogelijk. 0 Parameter FE6 (BDC-XXX M2) Keuze van het ingangsprofiel voor ingang FE6 (parameter is afhankelijk van geconfigureerde ingangsfunctie) Deze functie is alleen in combinatie met BDC-XXX M2 bij instelling P. 801:1 mogelijk. 0 Richting FE6 (BDC-XXX M2) Instelling van de richting bij besturing van tegemoetkomend verkeer voor deze ingang. 0: Binnen 1: Buiten Deze functie is alleen in combinatie met BDC-XXX M2 bij instelling P. 801:1 en P.802:1 mogelijk. 0 6D1 Profiel FE15 (dekseltoets OPEN) Keuze van het ingangsprofiel voor ingang FE15 (profiel is afhankelijk van geconfigureerde ingangsfunctie) 8 6E1 Profiel FE16 (dekseltoets STOP) Keuze van het ingangsprofiel voor ingang FE16 (profiel is afhankelijk van geconfigureerde ingangsfunctie) 1 6F1 Profiel FE17 (dekseltoets DICHT) Keuze van het ingangsprofiel voor ingang FE17 (profiel is afhankelijk van geconfigureerde ingangsfunctie) 1 661 664 0..1 710 0..15 Functie Rel1 Keuze van de uitgangsfunctie voor uitgang Rel1 4 720 0..15 Functie Rel2 Keuze van de uitgangsfunctie voor uitgang Rel2 5 P. Bediener 35 P. [eenheid] stel‐ bereik Beschrijving Af fabriek 730 0..15 Functie Rel3 Keuze van de uitgangsfunctie voor uitgang Rel3 0 740 0..15 Functie Rel4 (BDC-XXX M1) Keuze van de uitgangsfunctie voor uitgang Rel4 Deze parameter kan alleen bij P.800:1 worden ingesteld. 0 750 0..15 Functie Rel5 (BDC-XXX M1) Keuze van de uitgangsfunctie voor uitgang Rel5 Deze parameter kan alleen bij P.800:1 worden ingesteld. 0 760 0..15 Functie Rel1 (BDC-XXX M2) Keuze van de uitgangsfunctie voor uitgang Rel1 Deze parameter kan alleen bij P.801:1 worden ingesteld. 0 770 0..15 Functie Rel2 (BDC-XXX M2) Keuze van de uitgangsfunctie voor uitgang Rel2 Deze parameter kan alleen bij P.801:1 worden ingesteld. 0 780 0..15 Functie Rel3 (BDC-XXX M2) Keuze van de uitgangsfunctie voor uitgang Rel3 Deze parameter kan alleen bij P.801:1 worden ingesteld. 0 790 0..15 Functie Rel4 (BDC-XXX M2) Keuze van de uitgangsfunctie voor uitgang Rel4 Deze parameter kan alleen bij P.801:1 worden ingesteld. 0 800 0..1 Activering uitbreidingsbedradingsplaat BDC-XXX M1 Met deze parameter wordt de uitbreidingsbedradingsplaat geactiveerd. 0: Inactief 1: Actief 0 801 0..1 Activering uitbreidingsbedradingsplaat BDC-XXX M2 Met deze parameter wordt de uitbreidingsbedradingsplaat geactiveerd. 0: Inactief 1: Actief 0 802 0..1 Activering parameter draadloze ontvanger 0: Inactief 1: Actief 0 892 0..1 Parametervrijgave verkeerslicht 0: Inactief 1: Vrijschakeling van parameters voor besturing van tegemoetkomend verkeer. 0 910 0..3 Keuze aanduidingmodus Diagnose 1 Met behulp van deze parameter kunnen de onderstaande meetgroothe‐ den direct op het display van de poortbesturing worden aangegeven. 0: Het besturingsverloop wordt weergegeven (automatische modus) 1: de looptijd van de motor in seconden tijdens de laatste poortbewe‐ ging 2: de actuele positie in % 3: de actuele positie in incrementen 0 920 0..20 Foutenhistorie De besturing slaat de laatste 20 opgetreden fouten in het foutengeheu‐ gen op. Nadat naar parameter P.920 is gesprongen, kunnen de opge‐ treden fouten door aan de DDT (L), (R) te draaien, worden weergege‐ ven. Afwisselend met de fout verschijnt na ca. 5 seconden de cyclus waarbij de fout is opgetreden. Na de fouten verschijnt "end" op het dis‐ play. De aanduiding noEr betekent dat er geen fout werd geregistreerd. 0 925 36 Softwareversie In deze parameter wordt de versie van de actueel gebruikte software weergegeven. P. Bediener x x P. (1) [eenheid] stel‐ bereik Beschrijving Af fabriek 950 [Inc] 0..4095 Actuele positie In deze parameter wordt de actuele positie van de poort met betrekking tot de eindpositie DICHT aangegeven. 0 973 0..1 Onderhoudsteller terugzetten Door deze parameter op 1 te zetten wordt de onderhoudsteller beves‐ tigd. 0 980 0..4 Gebruiksmodus Met deze parameter wordt de gebruiksmodus van de besturing inge‐ steld. De volgende modi zijn mogelijk: 0: OPEN- en DICHT-lopen in zelfvergrendeling (automatische modus) 1: OPEN-lopen in zelfvergrendeling, DICHT-lopen in handmodus (semiautomatische modus) 2: OPEN- en DICHT-lopen in handmodus (dodeman) 3: OPEN- en DICHT-lopen in handmodus zonder beveiligingen (dode‐ man) 4: dodeman-noodloop (geen beveiligingen actief/geen eindposities) 5: stootbedrijf (geen beveiligingen actief/geen eindposities) 0 985 0..1 Taal de displayteksten Stel de taal van de op het display getoonde teksten in: 0: Engels 1: Duits 1 990 0..5 Fabrieksinstelling Door deze parameter in te stellen en op te slaan worden de parameters of de geprogrammeerde posities gewist: 0: geen reset 1: parameter op fabriekstoestand van het actuele poortprofiel 2: geprogrammeerde posities wissen 3: parameter op fabriekstoestand van het actuele poortprofiel en gepro‐ grammeerde posities wissen 4: poortprofiel terugzetten, parameters naar fabriekstoestand zetten en geprogrammeerde posities wissen 0 991 0..x Poortprofiel keuze 0: mechanische eindschakelaar (Becker-Antriebe GmbH) 1: mechanische eindschakelaar (Becker-Antriebe GmbH) 2: absolute encoder (Becker-Antriebe GmbH) 3…X klantspecifieke poortprofielen zie hoofdstuk “Poortprofielen” - 999 0000..FFFF Wachtwoord Wachtwoord voor selectie van het parameterinstelniveau Door de verschillende wachtwoordniveaus wordt toegang verleend tot niveaus met een verschillend aantal parameters. Wijzigen van parameters zonder kennis over hun werking te hebben, is verboden. Om fouten en gevaren door onbevoegde toegang te vermijden, mogen wachtwoorden alleen aan geschoold personeel worden meegedeeld. 0 P. Bediener x(1) Deze parameter kan na omschakelen van de DIP-schakelaar PAR = ON worden bereikt. Overzicht meldingen Via P.985 kan de taal van het display uit Duits (standaard) en Engels worden gekozen. Algemene statusaanduiding: Duits Engels Beschrijving x.xxx x.xxx Parametervrijgave (punt knippert) is actief, deactivering door omzetten an de DIP-schakelaar PAR = OFF xxxx. xxxx. Parameterwaarde (punt knippert) werd gewijzigd. 37 Algemene statusaanduiding: Duits Engels Beschrijving STOP STOP Stop / resettoestand, wachten op het volgende binnenkomende commando. Alleen indien poort niet in een eindpositie staat! _Ec_ _Ec_ Eindpositie DICHT (close) STOP wordt niet aangeduid! ≡Ec≡ ≡Ec≡ Eindpositie DICHT elektrisch vergrendeld -> geen openlopen mogelijk (bijv. door sluis) STOP wordt niet aangeduid. ZUF@ CLS@ Actief dichtlopen ZUF@ CLS@ Actief dichtlopen (knippert) voorwaarschuwing is actief -Eo- -Eo- Eindpositie OPEN STOP wordt niet aangeduid! ≡Eo≡ ≡Eo≡ Eindpositie OPEN elektrisch vergrendeld -> geen dichtlopen mogelijk (bijv. door veiligheids‐ lus of sluis) STOP wordt niet aangeduid! @AUF @OPE Actief openlopen @AUF @OPE Actief openlopen (knippert) voorwaarschuwing is actief -E1- -E1- Positie voor gedeeltelijke opening aangelopen STOP wordt niet aangeduid! ≡rA≡ ≡rA≡ Eindpositie RWA (tussenstoppositie) elektrisch vergrendeld -> geen dichtlopen mogelijk, want RWA ingang nog actief, STOP wordt niet aangeduid! ≡E1≡ ≡E1≡ Positie voor gedeeltelijke opening elektrisch vergrendeld -> geen dichtlopen mogelijk (bijv. door veiligheidslus) ≡SE≡ ≡SE≡ Sluitkantbeveiliging bediend -> geen automatische beweging mogelijk, er wordt geen storing aangeduid! ≡Lb≡ ≡Lb≡ Fotocel bediend -> geen automatische beweging mogelijk, er wordt geen storing aangeduid! ≡S1≡ ≡S1≡ Intrekbeveiliging bediend -> geen beweging mogelijk, er wordt geen storing aangeduid! ≡S2≡ ≡S2≡ Intrekbeveiliging bediend -> geen beweging mogelijk, er wordt geen storing aangeduid! ≡S3≡ ≡S3≡ Intrekbeveiliging bediend -> geen beweging mogelijk, er wordt geen storing aangeduid! NOTF HdSA Noodloop -> wordt voortdurend aangeduid bij dodemansbedrijf zonder rekening te houden met beveiligingen, enz., alleen bij noodloop met ingestelde parameters (zie P.980). Statusmeldingen tijdens ijking (=programmeerprocedure van de eindposities bij absolute encoder) E.I.C.H., E.i.E.c, E.i.E.o. en E.i.E.S. zijn absoluut noodzakelijke instellingen en kunnen niet worden afgebroken. De andere posities en de functie ervan zijn extra posities en kunnen door parameterverandering worden in- en uitgeschakeld. Duits Engels Beschrijving E.I.C.H. C.A.L.I. Functietest sluitkantbeveiliging (SKS) (in dodemansbedrijf) mogelijk, instellen van de draairich‐ ting, na een korte beweging wordt automatisch gewisseld naar de ijking van de eindpositie DICHT E.I.E.c. E.I.E.c. IJking van de eindpositie DICHT aangevraagd (in dodemansbedrijf of stootbedrijf, wanneer de decimale punten knipperen) E.I.E.o. E.I.E.o. IJking van de eindpositie OPEN aangevraagd (in dodemansbedrijf of stootbedrijf, wanneer de decimale punten knipperen) E.I.E.I. E.I.E.I. IJking van gedeeltelijke opening E1 (in dodemansbedrijf) E.I.E.S. E.I.E.S. IJking van de vooreindschakelaarpositie sluitkantbeveiliging (SKS) (in zelfvergrendeling, wan‐ neer sluitkantbeveiliging in orde is, anders dodemansbedrijf) E.I.E.b. E.I.E.b. IJking van de grondpositie (in dodemansbedrijf) E.I.E.L. E.I.E.L. IJking van de vooreindschakelaar uitschakeling fotocel (LS) (in dodemansbedrijf) E.I.E.r. E.I.E.r. IJking van de eindschakelaarpositie rook-/warmteafzuiging (RWA) (in dodemansbedrijf) Statusmeldingen dodemansbedrijf Deze statusmeldingen worden ook gebruikt bij dodemansbedrijf tijdens een storing. Na korte tijd verschijnt bij stilstand echter de actieve storingsmelding permanent. 38 Duits Engels Beschrijving Hd.cL Hd.cL Dodeman-DICHT-beweging (flexibele toets: DICHT) Hd.oP Hd.oP Dodeman-OPEN-beweging (flexibele toets: OPEN) Hd.Ec Hd.Ec Eindpositie DICHT bereikt, geen verder dodeman-dichtlopen mogelijk Hd.Eo Hd.Eo Eindpositie OPEN bereikt, geen verder dodeman-openlopen mogelijk ‚Hd‘ ‚Hd‘ HD.ru Hd.Jo Hand -> dodemansbedrijf in beide richtingen, kan via P.980 worden ingesteld en verschijnt in plaats van STOP. Stootbedrijf -> stootbedrijf in beide richtingen, kan via P.980 worden ingesteld en verschijnt in plaats van STOP. Algemene ingangen in de diagnosemodus Duits Engels Beschrijving n n Cyclusaanduiding openlopen u u Aanduiding onderhoudscyclus Sx.xx Sx.xx HiSt HiSt SEy.x SEy.x Γy.x Γy.x Aanduiding softwareversie Historie foutmeldingen Veiligheidsingang y heeft toestand x (x=0..1) Ingang y heeft toestand x (x=0..1) voorbeeld Γ01.1 ingang FE1 is actief Foutmeldingen Opgelet Eerst moet de oorzaak van de fout worden verholpen, voordat de desbetreffende melding wordt bevestigd. De foutmelding en bedekken de algemene meldingen en zijn in 3 groepen verdeeld: Aanduiding Beschrijving F.xxx Ernstige fout. De poortaandrijving beweegt niet meer. Snel knipperen van de dekseltoetsen. E.xxx Lichte fout. De poortaandrijving beweegt alleen nog in dodemansbedrijf (evt. afhankelijk van richting). Langzaam knipperen van de dekseltoetsen. I.xxx Informatie. Afzonderlijke poortfuncties zijn gestoord, bijv. bij ontbrekende instelling van parameters of bij nood‐ zakelijk onderhoud x.xxx. Actieve fout. Wanneer deze werd verholpen, dan moet door lang drukken op de Draai-Druk-Toets worden beves‐ tigd. x.xxx Actieve fout. Wanneer deze werd verholpen, hoeft niet te worden bevestigd. xxxx. Verholpen fout. Er moet worden bevestigd. Actieve nog niet verholpen fouten worden aangegeven door decimale punt 1 (bijv. F.211.). Fouten/meldingen die nog moeten wor‐ den bevestigd, worden aangegeven door decimale punt 4 (bijv. F211.). Om te bevestigen moet een ingreep door de bediener plaatsvinden, bijv. DDT lang indrukken. Fouten kunnen in de historie verder worden nagekeken. De fout met de hoogste prioriteit en het laagste foutnummer moet eerst worden verholpen, deze verschijnt als actieve fout op het display. Foutcode Beschrijving Oorzaak/verhelpen F.000 Poortpositie buiten bewegingsgebied Geprogrammeerd bewegingsgebied +10° per eindstand bij elektronische eindschakelaar Veiligheidsschakelaar bij MLS Mechanische rem defect of verkeerd ingesteld Poort door noodhandbediening van de aandrijving in het geldige bewegings‐ gebied brengen of eindposities opnieuw programmeren F.185 Bevestiging na nieuwe start van de besturing Geen beweging mogelijk, zolang niet werd bevestigd met de Draai-DrukToets. 39 Foutcode 40 Beschrijving Oorzaak/verhelpen F.211 NA1 NOODSTOP geactiveerd ▪ ▪ ▪ ▪ F.212 NA2 NOODSTOP geactiveerd ▪ NOODSTOP-toets geactiveerd ▪ Riembreukbewaking geactiveerd ▪ Alternatief wordt NA2 als regelmatige uitschakelaar gebruikt F.214 Loopdeur werd geopend Loopdeur werd tijdens de poortbeweging geopend F.216 Poortvergrendelingspen komt niet los ▪ Poortvergrendelingspen is geblokkeerd ▪ Geen beweging mogelijk F.217 Loopdeurvergrendelingspen komt niet los ▪ Loopdeurvergrendelingspen is geblokkeerd ▪ Geen beweging mogelijk F.330 Slappe kabel/overbelastingsschake‐ laar geactiveerd ▪ Slappe kabel geactiveerd ▪ Overbelastingsschakelaar geactiveerd F.336 Negatieve test van de elektromagne‐ Defecte loopdeurschakelaar tisch te testen loopdeurschakelaar F.700 Eindschakelaars OPEN en DICHT te‐ gelijkertijd bezet Een ongeldige combinatie van 2 actieve eindschakelaars F.701 Eindschakelaars Gedeeltelijke ope‐ ning en Gesloten tegelijkertijd bezet Door terugzetten van de eindschakelaar Gedeeltelijke opening of van de eindschakelaar Gesloten of deactivering van de functie voor gedeeltelijke opening via parameter. F.750 Rapport overbrengingsfouten van de absolute encoder Defecte hardware of sterk gestoorde omgeving F.752 Overbrengingsfout naar de absolute encoder van de aandrijving ▪ Interfacekabel foutief ▪ Controleren of aansluitstekker van de stuurkabel in de eindschakelaarbe‐ huizing van de aandrijving goed vast zit ▪ Analyse-elektronica van de absolute encoder foutief ▪ Analyse-elektronica van de besturing foutief F.850 Ingang verzamelstoring Het op de ingang aangesloten apparaat meldt een probleem F.922 Noodstop-transistor defect Defecte hardware F.927 Hardware testen van de transistors Open, Dicht of Veiligheid mislukt Defecte hardware F.931 Besturingsinterne fout bij de ROMtest Defecte hardware F.932 Besturingsinterne fout bij de RAMtest Defecte hardware F.970 Interne toegangsfout tot niet vluchtig Defecte hardware geheugen (EEPROM) E.020 Looptijdoverschrijding in sluitrichting ▪ Actuele motorlooptijd heeft ingestelde maximale looptijd, P.415 (DICHTlopen), P.419 (dodemansbedrijf) overschreden ▪ Poort loopt zwaar of is geblokkeerd ▪ Bij toepassing van mechanische eindschakelaars heeft een van de eind‐ schakelaars niet geactiveerd E.021 Looptijdoverschrijding in openenrichting ▪ Actuele motorlooptijd heeft ingestelde maximale looptijd, P.410 (OPENlopen), P.419 (dodemansbedrijf) overschreden ▪ Poort loopt zwaar of is geblokkeerd ▪ Bij toepassing van mechanische eindschakelaars heeft een van de eind‐ schakelaars niet geactiveerd E.031 Draairichting van aandrijving wijkt af van de verwachte draairichting Motordraairichting werd t.o.v. ijking verwisseld E.080 Onderhoud is noodzakelijk ▪ Onderhoudsteller is afgelopen E.115 Commando Stop te lang bezet ▪ Defecte toets ▪ Stop, geen beweging mogelijk Thermoschakelaar van de aandrijving geactiveerd Handkrukschakelaar van de aandrijving geactiveerd Veiligheidsschakelaar geactiveerd Externe NOODSTOP-toets geactiveerd Foutcode Beschrijving Oorzaak/verhelpen E.117 Verplaatsingscommando Openen te lang bezet ▪ Defecte toets ▪ Sluiten van poort niet mogelijk E.320 Hindernis blokkeert beweging Poort of aandrijving is geblokkeerd E.335 Loopdeurschakelaar ongelijkmatig geschakeld ▪ Fout loopdeurschakelaar E.341 Intrekbeveiliging openen 1 geacti‐ veerd Intrekbeveiliging openen 1 geactiveerd E.342 Intrekbeveiliging openen 2 geacti‐ veerd Intrekbeveiliging openen 2 geactiveerd E.343 Intrekbeveiliging sluiten geactiveerd Intrekbeveiliging sluiten geactiveerd E.350 Sluitkantbeveiliging SE1 is in de eind‐ ▪ Defecte sluitkantbeveiliging positie OPEN of in de eindpositie GE‐ ▪ Sluitkantbeveiliging is bediend DEELTELIJK OPEN geschakeld E.352 Negatieve test van ingang SE1 E.360 Sluitkantbeveiliging SE2 is in de eind‐ ▪ Defecte sluitkantbeveiliging positie OPEN of in de eindpositie GE‐ ▪ Sluitkantbeveiliging is bediend DEELTELIJK OPEN geschakeld E.362 Negatieve test van ingang SE2 E.364 Geen schakelimpuls van de sluitkant‐ ▪ Eventueel DW-contact bijstellen beveiliging in de onderste eindpositie ▪ Eventueel vooreindschakelaar voor sluitkantbeveiliging corrigeren – testen mislukt (DW) E.374 Vooreindschakelaar sluitkantbeveili‐ gingtest te hoog ingesteld ▪ Vooreindschakelaar sluitkantbeveiligingtest te hoog ingesteld (MLS) ▪ VES positie te hoog geprogrammeerd (AE) E.408 Communicatiestoring met uitbrei‐ dingsmodule Communicatie tussen hoofdbedradingsplaat en uitbreidingsbedradingsplaat gestoord E.801 Negatieve test van fotocel 1 ▪ Fotocel 1 werd foutief getest ▪ Het op de ingang aangesloten apparaat functioneert niet E.802 Negatieve test van fotocel 2 ▪ Fotocel 2 werd foutief getest ▪ Het op de ingang aangesloten apparaat functioneert niet E.803 Negatieve test van intrekbeveiliging openen 1 ▪ De test was geen succes ▪ Het op de ingang aangesloten apparaat is defect ▪ De kabel tussen aangesloten apparaat en besturing is onderbroken E.804 Negatieve test van intrekbeveiliging openen 2 ▪ De test was geen succes ▪ Het op de ingang aangesloten apparaat is defect ▪ De kabel tussen aangesloten apparaat en besturing is onderbroken E.805 Negatieve test van intrekbeveiliging sluiten ▪ De test was geen succes ▪ Het op de ingang aangesloten apparaat is defect ▪ De kabel tussen aangesloten apparaat en besturing is onderbroken E.806 Negatieve test van sluitkantbeveili‐ ging SE1 ▪ Sluitkantbeveiliging SE1 werd foutief getest ▪ Het op de ingang aangesloten apparaat functioneert niet E.807 Negatieve test van sluitkantbeveili‐ ging SE2 ▪ Sluitkantbeveiliging SE2 werd foutief getest ▪ Het op de ingang aangesloten apparaat functioneert niet E.810 Draadloze sluitkantbeveiliging kon niet worden geactiveerd. ▪ De draadloze sluitkantbeveiliging kan niet worden geactiveerd ▪ Het op de ingang aangesloten apparaat functioneert niet E.851 Ingang verzamelstoring Het op de ingang aangesloten apparaat meldt een probleem I.043 Storing van de vooreindschakelaar voor de fotocel De vooreindschakelaar voor de fotocel blijft ook in de positie voor gedeeltelij‐ ke opening of in de bovenste eindpositie bezet. I.081 Afloop van onderhoudsinterval Onderhoudsteller loopt af I.111 Draadloze toets kanaal 1 te lang be‐ zet ▪ Defecte draadloze toets ▪ Ingang wordt genegeerd Fout op de printplaat van de besturing Fout op de printplaat van de besturing 41 Foutcode Beschrijving Oorzaak/verhelpen I.112 Draadloze toets kanaal 2 te lang be‐ zet ▪ Defecte draadloze toets ▪ Ingang wordt genegeerd I.113 Draadloze toets kanaal 3 te lang be‐ zet ▪ Defecte draadloze toets ▪ Ingang wordt genegeerd I.114 Draadloze toets kanaal 4 te lang be‐ zet ▪ Defecte draadloze toets ▪ Ingang wordt genegeerd I.116 Verplaatsingscommando Sluiten te lang bezet ▪ Defecte toets ▪ Ingang wordt genegeerd I.118 Toets verplaatsingscommandovolg‐ orde te lang bezet ▪ Defecte toets ▪ Ingang wordt genegeerd I.119 Toets verplaatsingscommandovolg‐ orde te lang bezet ▪ Defecte toets ▪ Ingang wordt genegeerd I.220 RWA-ingang geactiveerd ▪ Aanlopen van de RWA-positie, alle andere ingangen, behalve NA1/NA2, worden genegeerd ▪ Geen beweging in RWA-positie mogelijk I.351 Sluitkantbeveiliging SE1 is bij 5 op elkaar volgende DICHT-bewegingen geactiveerd Automatisch sluitcommando heeft de poort 5 keer achter elkaar op een hin‐ dernis laten lopen, poortbereik vrijmaken I.361 Sluitkantbeveiliging SE2 is bij 5 op elkaar volgende DICHT-bewegingen geactiveerd Automatisch sluitcommando heeft de poort 5 keer achter elkaar op een hin‐ dernis laten lopen, poortbereik vrijmaken I.852 Ingang verzamelstoring Het op de ingang aangesloten apparaat meldt een probleem I.905 Dekseltoetsenbord niet opgestoken ▪ Draai-Druk-Toets, dekseltoetsen kunnen niet worden bediend ▪ Kabel TA is niet ingestoken Interne door systeem veroorzaakte fouten F.9xx Bij deze fouten gaat het om interne fouten die niet door de bediener kunnen worden verholpen. Als een dergelijke fout mocht optreden, neem dan onmiddellijk contact op met de klantenservice. 42 Positie van de klemmen en algemeen overzichtsschema: P.991: 0 Mechanische eindschakelaar Buismotor met mechanische eindschakelaar Buismotor S3F S1F S4F PE 1 2 3 S5 S2F 5 4 S6 6 S7 7 S8 8 9 10 11 S1F S2F S3F S4F S5 S6 S7 S8 Veiligheidsschakelaar OPEN Veiligheidsschakelaar DICHT Veiligheidsschakelaar noodbediening Thermoschakelaar Bedrijfseindschakelaar OPEN Bedrijfseindschakelaar DICHT ooreindschakelaar (VES) Functie-eindschakelaar ½ poorthoogte 12 3 2 1 7 6 8 5 11 9 4 10 DRAADLOOS EXTRA MODULE X4 ON Verplaatsingscommando OPEN Relais/veiligheidsschakelaar Verplaatsingscommando DICHT Verplaatsingscommando STOP 2,5 AT X2 NOODSTOP 1 AT Fotocel Spanningsuitgang 24 V DC max. 0,5 A Slappe kabel overbelasting X3 X1 Poort Poort gesloten geöffnet OSE 1 Pot.-vrije relaisuitgangen Spanningsuitgang 5 8K2 3 x 400 V AC / 50 - 60 Hz 8K2 OSE groen = SE1 / FE1 wit = 0V bruin = 12V Elektrische sluitkantbeveiliging 1 Loopdeur De functie van SE1 Opto-elektronische sluitkantbeveiliging of Elektrische sluitkantbeveiliging wordt bij de eerste ingebruikname vastgelegd. 43 Positie van de klemmen en algemeen overzichtsschema: P.991: 1 Mechanische eindschakelaar Buismotor met mechanische eindschakelaar Buismotor S3F S1F S4F PE 1 2 3 S5 S2F 5 4 S6 6 S7 7 S8 8 9 10 11 S1F S2F S3F S4F S5 S6 S7 S8 Veiligheidsschakelaar OPEN Veiligheidsschakelaar DICHT Veiligheidsschakelaar noodbediening Thermoschakelaar Bedrijfseindschakelaar OPEN Bedrijfseindschakelaar DICHT Vooreindschakelaar (VES) Functie-eindschakelaar ½ poorthoogte 12 3 2 1 7 6 8 5 11 9 4 10 DRAADLOOS EXTRA MODULE X4 ON Verplaatsingscommandovolgorde OPEN/STOP/DICHT Verplaatsingscommando OPEN Keuzeschakelaar automatisch weer dichtlopen Relais/veiligheidsschakelaar 2,5 AT X2 NOODSTOP 1 AT Fotocel Spanningsuitgang 24 V DC max. 0,5 A Slappe kabel overbelasting X3 X1 Poort Poort gesloten geopend OSE 1 Pot.-vrije relaisuitgangen Spanningsuitgang 5 8K2 3 x 400 V AC / 50 - 60 Hz 8K2 OSE groen = SE1 / FE1 wit = 0V bruin = 12V Elektrische sluitkantbeveiliging 1 Loopdeur De functie van SE1 Opto-elektronische sluitkantbeveiliging of Elektrische sluitkantbeveiliging wordt bij de eerste ingebruikname vastgelegd. 44 Positie van de klemmen en algemeen overzichtsschema: P991: 2 Absolute encoder 3~230 V 3~230 V Buismotor 3~400 V 3~230 V 3 2 1 8 7 9 6 1011 4 5 DRAADLOOS EXTRA MODULE X4 ON Keuzeschakelaar automatisch weer dichtlopen Verplaatsingscommandovolgorde OPEN/STOP/DICHT Keuzeschakelaar gedeeltelijke opening Verplaatsingscommando OPEN Relais/veiligheidsschakelaar Verplaatsingscommando DICHT Verplaatsingscommando STOP 2,5 AT X2 NOODSTOP 1 AT Fotocel Spanningsuitgang 24 V DC max. 0,5 A Slappe kabel overbelasting X3 X1 Poort Poort gesloten geopend OSE 1 Pot.-vrije relaisuitgangen Spanningsuitgang 5 8K2 3 x 400 V AC / 50 - 60 Hz 8K2 OSE groen = SE1 / FE1 wit = 0V bruin = 12V Elektrische sluitkantbeveiliging 1 Loopdeur De functie van SE1 Opto-elektronische sluitkantbeveiliging of Elektrische sluitkantbeveiliging wordt bij de eerste ingebruikname vastgelegd. 45 Aansluitschema uitbreidingskaart BDC-i440 M1 DRAADLOOS EXTRA MODULE X4 ON Relais/veiligheidsschakelaar 2,5 AT 1 AT X2 X3 X1 46 Aansluitschema uitbreidingskaart BDC-i440 M2 DRAADLOOS EXTRA MODULE X4 ON Relais/veiligheidsschakelaar 2, 5 AT 1 AT X2 X3 X1 47 Onderhoud Deze besturing is onderhoudsvrij. Schoonmaken Maak de behuizing alleen aan de buitenkant met een geschikte doek schoon. Gebruik geen schoonmaakmiddel, omdat dit het kunststof kan aantasten. Technische gegevens Type Afmetingen besturing (B x H x D): ca. 200 x 400 x 155 mm incl. montagestrips ca. 200 x 400 x 184 mm incl. montagestrips en hoofdschakelaar Montage verticaal Voedingsspanning via L1, L2, L3, N, PE: 230/400 VAC ±10%, 50...60 Hz Afzekering: over alle polen 10 A Eigen verbruik van de besturing: max. 30 W bij volledige uitrusting Spanningsuitgang T1 / N (230 V): komt overeen met voedingsspanning, afgezekerd via zekering 2,5A Spanningsuitgang 24 VDC ongeregeld (±10% bij nominale spanning 230 V) Basisbedradingsplaat relais: max. 200 mA Basisbedradingsplaat veiligheidsschakelaar: max. 500 mA Ingangen (FE 1 – FE 8): typ. 24 VDC / <10mA +/- 20% alle ingangen moeten potentiaalvrij worden aangesloten: min. signaalduur voor ingangsbesturingscommando's: > 100 ms Veiligheidsketen/NOODSTOP Alle ingangen moeten absoluut potentiaalvrij worden aangesloten Contactbelastbaarheid: 200 mA / 30 VDC Veiligheidsingang SE1 en SE2 Voor elektrische sluitkantbeveiligingen met 8,2 kΩ / 1,2 kΩ afsluitweerstand en voor dynamische optische systemen Relais Rel1 en Rel2 Bij inductieve schakelbelastingen moet geschikte ontstoringsmaatregelen worden voorzien Wisselcontact potentiaalvrij 3 A / 250 VAC; 3 A / 30 VDC Relais Rel3 Maakcontact potentiaalvrij 0,5 A / 24 VDC Aandrijvingsuitgang Relais: U: 400 VAC P: 2,0 kVA Veiligheidsschakelaar: Temperatuurbereik U: 3 x 230 VAC U: 400 VAC P: 2,5 kVA P: 4,5 kVA Werking: -10...+40°C Opslag: -20...+70°C Luchtvochtigheid tot 95% zonder condensvorming Trillingen Trillingsarme montage, bijv. op een gemetselde muur Beschermklasse IP54 (als optie 65) Gewicht Ca. 3,5 kg 48 Opgelet Eenmaal voor vermogensschakeling gebruikte contacten kunnen geen kleine stromen meer schakelen. 49 Conformiteitsverklaring 50 51 52 53 4041 630 004 0 4-4-2014
© Copyright 2025 ExpyDoc