RELIGIEUS BESEF, WATERSTAAT EN DE DAGELIJKSE BESLOMMERIN. GEN HET DAGBOEK VAN LANDBOUWER JAN LENSEN, 1877 .1879 (Drs. A.M.J. de Kraker en H.P. de Jonge) I. INLEIDING* 1. Het belang van het dagboek Een van de oudste vorïnen van geschiedschrijving is de kroniek, een opsomming van gebeurtenissen in chronologische volgorde, meestal per jaar. De..kroniekschrijvers beíchreven veelal de periode waarin ze zelf leefden en traden daarbij vaak in bijzonderheden. De periode voór hen beschreven zij in grote trekken en werd vaak van oudere kroniekschrijvers overgeschreven. Dergelijke kronieken zijn dan ook alleen voor de periode die de króniekschrijver zelf heeft meegemaakt betrouwbaar. Wanneer nu de gebeurtenissen per week of pei dag werden opgeschreven, spreken we van een dagboek.Zo'n docupersoonlijk en niet voor derden bedoeld. -".rt (ego-document gènaamd) is meestal erg Daardoor ontglipt er een belangrijke bron Een dag-boek werd dan ook niet gepubliceerd. dergelijk dagboek werd dit wel van een de schrijver van de dood Na uun oní" aandacht. eens uitgegeven, de auteur kon dan ook niet meer gecompromitteerd worden of in bepaalde g?uátt"n gerechtelijk worden vervolgd. Uiteindelijk werd het uitgeven van dag|oekenèen normale zaak, al beperkte zich dat aanvankelijk tot dagboeken met een specifieke inhoud. De eerste uitgegeven dagboeken hadden vrijwel altijd betrekking op belangrijkg episoden uit de geicÉiedenis,Toals de Tweede Wereldoorlog of de gebeurtenissen tijdens de Nederlandse Opstand.' Aan deze ego-documenten wordt over het algemeen een grote historisch" ,"autd" toegekend, daar zij eenprimaire bron vormen voor het desbetreffend gebeuren en motieven onthullen van groepen die bij de opstand betrokken zijn geweest. óergelijke dagboeken hadden de functie die nu door de media, radio, televisie en kranten vervuld wordt. Ook worden dagboeken uitgegeven van personen uit bepaalde beroepsgroepen, daar deze documenten meer bijzonderheden over het beroep in kwestie prijsgeven.' Andere dagboeken worden gepubficeerd, omdat z\j vele belangrijke gegevens oveÍ de locale geschiedenis bevatten.3 In een aantal gevallen echter worden ego-documenten uitgegeven om andere en vaak heel speciale ódenen. Deze dagboeken geven eeí zeer persoonlijk beeld van het ge- voelslêven van schrijver zelf. Dáar dit gevoelsleven vele zijden kan hebben, varieert de inhoud van een dergelijk ego-document dan ook sterk.o Zelden gaat een schrijver in zljn dagboek echter in op zijn intieme mijmeringe.n over godsdienstzaken. Dergelijke documenten zijn voor velen wellicht onlosmakelijk verfionden met de tijd vàn de grote kloosterorden, het geestelijk élan dat tot de stichting van de orde varr Cluny en Cïteaux heeft geleid en de bloeiperiode van die orden. Kortom, de tijd van St. Bernardus, Abelard en Héloise, e.a. De tijd waarin diep over geestelijke tuk"n werd nagedacht. Een eventueel dagboek van bijvoorbeeld Luther of Óalvijn"- indien deze bestaán hadden - zouden ook in de categorie religieuze ego-documentón passen. Als dit soort dagboeken typerend zijn voor een bepaalde socio-culturele stromin!, zljnhet belangrijke bronnen voor de zogeheten mentaliteitsgeschiedenis. De * De inleiding werd geschreven door Adrie de Kraker. Het merendeel der gegevens en alle illustraties werden u.rro.:gd door"Herman de Jonge aan wie ook dank is verschuldigd voor het beschikbaar stellen van het dagboek. 62 mentaliteitsgeschiedenis bestudeert overwegend de houding van de mens ten opzichte van verschijnselen in de samenleving, zoals de dood, op sexualiteit, de geboorte, de positie van het kind en de vrouw. Het gaat daarbij tevens om de collectieve houding van bepaalde sociale- en beroepsgroepen op bovengenoemde verschijnselen.' Meer dan ieder andere auteur, geeft de schrijver van een sterk religieus getint dagboek een persoonlijke mening over de waarden en normen in zijn tijd. In bepaalde gevallen legt de schrijver als het ware zelfs zijn ziel bloot, de angsten en zorgel die hij heeft, de intiemste wensen die hij koestert, de blijdschap die hij beleeft, etc. Het dagboek van Jan Lensen is ook een soort religieus ego-document. De schrijver is overtuigd calvinist en konstant met zijn gemoedstoestand bezig. Voor hem is het elke dag opnieuw van belang dat hij met zlln Schepper in het reine komt. Zljn er moeilijkheden op zijn dagelijkse weg dan laat hij zich door een bijbeltekst inspireren. Ook heeft hij een vrij groot verantwoordelijkheidsgevoel ten opzichte van zijn naasten, vooral ten opzichte van zljn geloofsgenoten. Hij tracht elke week, indien mogelijk zelfs elke dag opnieuw het bijbelwoord in praktijk te brengen. Een vergelijking met de drang van de middeleeuwer de werken van barmhartigheid in praktijk te brengen is hier zeker op zljn plaats. Zo bezoekt hij mensen, brengt hen troost en "helpt" hen zelfs begraven. De geloofsovertuiging waarmee hij dit doet blijkt op vele plaatsen in zljn dagboek. Zeer type' rend is zijn berusting bij een begrafenis van een medemens, waar hij de opmerking plaatst dat het "goed" was. De dood vormde de verlossing van het aardse bestaan van de mens, van de kwelling van het dagelijkse leven. De reis naar de hemelse beloning was eindelijk begonnen. Ook hier weer een parallel met de middeleeuse geloofsbeleving. De opstelling van Lensen ten opzichte van de medemens werd binnen zijn kerkelijke kring zeer gewaardeerd. Dit blijkt uit zijn kerkelijke functies. (Ziehierna) Uit het dagboek van Jan Lensen spreekt een vertegenwoordiger van de calvinistische overtuiging van het zuiverste in zijn soort. Een overtuiging die zeer algemeen was in het protestantse Land van Axel (gebied rondom Axel, Terneuzen, Hoek, Zaamslag en Biervliet). De gewoonten en gebruiken die Lensen beschrijft zijn welhaast even karakteristiek voor het protestantse gebied, bijvoorbeeld het nieuwjaarswensen. Het dagboek vormt een levend bewijs hoe sterk bepaalde gebieden van de oude Vier Ambachten sedert eind zestiende eeuw uit elkaar waren gegroeid. Enerzijds het oorspronkelijk roomskatholiek gebleven Hulsterambacht met Hulst en anderzijds het herdijkte en geprotestantiseerde Land van Axel. Verder geeft het dagboek een beeld van de landbouw in de negentiende eeuw, het verbouwen van commerciële landbouwgewassen vààr de komst van de kunstmest, sproeimiddelen en de mechanisatie (die eind die eeuw begon). Dat betekent dat de invloed van met name het weer op de groei van de gewassen van groot belang was. Zeer nauwkeurig noteerde Lensen in ztjn dagboek de weersomstandigheden. Zo stond het op 9 aprll 1877 gezaatde vlas een maand later te dun en werd het op 31 mei uigeploegd. Op 9 juni stond het vlas er slecht bij, zodat Lensen het elke week ging bezien. Na een flinke onweersbui op 22juni trok het goed bij. Eveneens was het weer van belang voor de kustverdediging; storm en hoge golfslag beschadigden de dijkwerken. Het dagboek getuigt van hoog water eind januari ISll waardoor er gaten in de dijken van de Nieuw-Neuzenpolder vielen en van een storm op 20 iuh 1811 waardoor een zinkstuk niet geplaatst kon worden. Een belangrijk deel van het leven van Lensen bestond uit een niet aflatende strijd tegen de elementen, waarin hij steeds de vinger van God zag. 2.Het dagboek Het dagboek in zijn oorspronkelijke vorm is verloren gegaan. Het heeft er alle schijn van dat het op dezelfde minutieuze wijze ook heel wat jaren voor l87J heeft beschreven. Wat hier wordt gepubliceerd is Lensen's beschrijving van de laatste twee jaar dat 63 in é,én deeltje gehij geleefd heeft. Deze beschrijving heeft naar alle waarschijntljtngj$ 'Wolfert overgeschrestáan en is korte tijd later dooi zijn kleindochter Maria Geertruida Slechts enkóle bladzijden uit de oorspronketijke versie zijn bewaard gebleven. Voor de tekstweergave is dan ook voor de in cahiervorm bewaarde tweede versie gekozen. Een vergelijking met de oorspronkelijke versie wijst uit, dat het afschrrft daataan vrijwel identiek ir. ft"t is in een tamelijk cursief (lagere school) handschrift geschreven en gemakkelijk leesbaar. Het cahier (160 x 200 mm) telt in totaal 155 blz. waarvan de eerste 109 ztjn gepagineerd. opmerking over de in het dagboek gebezigde taal. Lensen is duideTenslotte "og "ntètà Axelse dialect. In dit dialect wordt de "h" niet uitgesproken. Dat het van een rpt"f"r lijk lóidt tot Àamengetrokken woorden zoals "geat'i.p.v. "gehad", "geeel'. i.p.v. "geheel".o Daar Lensen in zijn dagboek geen leestekens gebruikt dan hooguit enkele komma's en punten, hebben *"" d" gebruikelijke leestekens die een in dialectschrift gestelde bron ïereist, achterwege gelaten. Ook het te pas en te onpas gebruik van hoofdletters is volledig conform de bron overgenomen. Alleen de datering is door ons consequent met een hoofdletter begonnen. Op diverse pláatsen hebben we noten toegevoegd indien er een doorhaling in de tekst vóorkwam, è"n *oord of zinsdeel ontbrak of een onduidelijkheid enige toelichting ver- ven. eiste. 3. De persoonlijke en maatschappelijke context a. personalia Jan Lensen werd op 26 oktober 1815 te Axel geboren. Als boerenknecht ging htj op "Het hof van Maltá" te Zaamslag werken. Deze boerderij werd in 1837 door Adriaan van Liere gekocht.' Adriaan was met Maria de Kraker gehuwd, lt: Ji"! haar op 24 januari 1838 ali weduwe achter. Maria, 38 jaar oud, huwde de toen 23-jarige Jan Lensen op 4 juli 1839. Hun dochter Cornelia werd op 17 januari 1841 geboren. In 1852 verhuisde het gezin naar de hoeve in de Nieuw-Neuzenpolder.s In een acte van 1854 is er sprake uunïi3f kinderen.n Uit het eerste huwelijk bracht Maria de Kraker vier kinderen mede: Maria, die met ene Haak huwde; Janneke die met Hubrecht Tollenaar was gehuwd;_Adriana van Liere was met Jan den Hamer getrouwd en als vierde Cornelis. Cornelia Lensen huwde op 12 februari 1857 met Hendrik Wolfert en stierf in 1916.'0 Hun dochter Maria Geertruida Wolfert heeft het dagboek van grootvader Jan Lensen overgeschreven. Tenslotte had Jan Lensen nog een tweóde dochter, Saartje. Zlj ovetleed op jeugdige leeftijd te ZaamsLag. Lensen overleJd op 29 mei 1879 te Temeuzen in de ouderdom van 63 jaren en zeven maanden. In zijn dàgboek is hij bijzonder mededeelzaam over zijn gezondheidstoestand. Zljn mededelingen it"ll"tr ons zelfs in staat in grote lijnen zijn ziektebeeld te volgen. Oántzi; de hulp van dhr. E. Klop (huisarts te Axel) hebben we een mogelijke doodsoorzaak kunnen analyseren. Behalve mededelingen over roze (10.04.1871 - 14.04.1877 wellicht een bindvliesontsteking van het oog) Jn ktu-p, maakt hij op 15 november l87l de volgende zeet belangrijkË opmerkingi'ik ontdekie van mor[rn een liggaamsgebrek aan mij z_elven, daar ik de g"evotgen niet ían weet... Tijdens de volgende daggn plaste hij bloed. Lensen was in de ïu" ii3nOenpolder in het open veld toen hij zljn hchaamsgebrek zonder aan- of inleiding vàststelàe. De rode kleur moet derhalve duidelijk zichtbaat zijn geweest. Hij meldt echïer geen pijn, dus is er mogelijkerwijze sprake van een nier- of blaascarcinoom (pijlloze blóed-bï1p.in"-lozing) ten-gevolge van een gezwel in deze oÍganen. De crisis in ztjn gezondhóidstoestand duurde óa. tien dagen. Een maand later (20.12.1811) herhaalt zich-de crisis en houdt enkele weken aan. Nu gaat het bloedplassen met koorts gepaard. 64 Afb. 1. JAN LENSEN, 1812-1879. (privé-collectie) AÍb.2. MARIA DE KRAKER, ISOO - 1890 echtgenote van Lensen (privé-collectie ) De situatie vereÍgert zodanig dat Lensen tussen 10 en 25 februari 1878 (ca. zeven weken) zijn dagboek niet kan bijhouden. Na deze tweedé crisis gaat het goed tot hij op 5 september dat jaar tijdens zwaar fysiek werk opnieuw lastkrijgt uantlin 'oude kwaal'. De urine is in dergelijke gevallen sterker gecbncentreerd wáàrdoor een rode verkleuring door een veÍrnening met bloed eerder op,rílt. Zo stelde Lensen opnieuw bloedplassen vast. Gezien hij geen melding van hevige pijnen maakt, is het lozen van niersteentjes e.d. praktisch uitgesloten' De prostaat alí oóráaak van de klachten blijkt onwaarschijnlijk, daar hij verder geen urine klachten heeft. Tenslotte worden eind 1878, begin 1879 de mededelingen over de 'oude kwaal' frequenter en moet hij op 6 april dat jaár het schrijven aan zrjn dagl,'oek-stopzetten. Acht *"Ë"n later overlijdt"Lêns"n. D" dèrde langdurige crisis is hem dus fataal geworden. Het gedurige bloedverlies heeft hem steeds verder doen verzwakken. Vooizichtl!'treiOsnalve opperen we de mogelijkheid dat Lensen tussen 15 november Igll en2í mei 1879 in Àteeds ernstiger mate te lijden had van een blaascarcinoom. Het gezwel in dit orgaan moet in ruim acÉttien maanden dusdanig zijn uitgegroeid dat het in Ëet kleine bekká tot fatale complicaties heeft geleid met als gevolg het overlijden. b. beroep Jan Lensen was van beroep landbouwer en had een boerderij in de Nieuw-Neuzenpolder. De boerderij had de toèpasselijke naam: "Niet Zonder Zorgen" . Deze boerderij was 65 eigendom van J. Leunis en moet later door Lensen of zijn schoonzoon Hendrik Wolfert zijn gekocht. Het grondbezit van Lensen strekte zich echter ook tot buiten deze polder unt. Zo bezat hij wat land in de Vlooswijkpolder en ook bij het Hellegat, waarschijnlijk in de Van Lijndenpolder waar hij vaak naar toe ging. In 1814 werd er door landmeter A. Visser van zljn boerderij een kaart getekend." De percelen rondom de gebouwen bestonden voornamelijk uit weiden ter grootte van ca. 30 gemeten. Ten noorden van deze weiden lagen ruim 103 gemeten bouwland. Zobezat Jan Lensen alleen al in de Nieuw-Neuzenpolder ca. I33 gemeten land. Het land in de Vlooswijkpolder moet ook eigendom van Lensen z1n geweest, het land in de Van Lijndenpolder werd hoogstwaarschijnlijk gehuurd. Zijn bedrtjf was een typisch akkerbouwbedrijf dat groter was dan het gemiddelde bedrijf in zljn tijd. Dit leiden we af uit de kohieren die voor onder meer de grondbelasting werden opgesteld. In het kohier van deze belasting werd Jan Lensen onder nummeÍ 15 met nog 2I andere Terneuzenaars in de eerste klasse ingedeeld.'' In 1865 werd hij reeds als nummer J in de eerste klasse van de hoofdelijke omslag ingedeeld." Omstreeks 1876 moet Lensen in Temeuzenzijn gaan wonen. Op zijn boerderij in de Nieuw-Neuzenpolder kwam De Braal. Deze bleef kasteleíjn, d.w.z. zetboer tot 3 mei 1878 toen Hendrik Wolfert met Cornelia Lensen vanuit de Koegorspolder op "Niet Zonder Zorgen" kwam wonen. Op zijn beurt vertrok L. de Koeyer, buurman van Lensen in de Nieuw-Neuzenpolder naar de Koegorspolder. Lensen zat kennelijk ook in een landbouworganisatie, want - volgens zijn dagboek - was hij op 11 juni 1877 op een vergadering van de landbouw te Hulst aanwezig. c. waterstaat Op 28 februari 1855 werd Jan Lensen als gezwoÍene van de Nieuw-Neuzenpolder beëdigd. Hij kreeg toen een jaarwedde van f 75,-.'o Op 29 augustus 1873 werd hij geïnstalleerd als voorzitter van de "Dijkraad" van genoemde polder en bleef dit tot aan zrjn dood.'t In deze functie was hij eerst verantwoordelijke voor de aanbesteding van de herstelwerkzaamheden aan de zeedijk van de Nieuw-Neuzenpolder. Naast Lensen fungeerde Sturm als ontvanger-griffier en Visser als waterbouwkundig ambtenaar van de polder. Bij statenbesluit van 9 november 1872 werd de polder dan ook calamiteus verklaard.'u De kustverdediging van deze polder vormde regelmatig grote problemen.'t Een calamiteuze polder kon rekenen op een financiële bijdrage uit de provinciale geldmiddelen. Het ging daarbij om reparaties en verbeteringen aan de zeewering. Dit waren zulke dure werken dat dit de financiële draagkracht van de ingelanden te boven ging. Er werd toen ook een apart bestuur gevormd om dergelijke waterstaatszaken te regelen. Dit was het zogenaamde "Buitenbeheer" waarvan Jan Lensen de eerste voorzitter werd. Het "Binnenbeheer" bleef een zaak van het gewonen polderbestuur met als voorzitter de dijkgraaf en de gezworenen. Zo werden regelmatig stukken dijk aanbesteed en zinkstukken gezonken. Op 23 maart 1877 moest er zelfs even een watermolen worden rngezet om het overtollige water te lozen. Op 17 juli van dat jaar deed zich een val voor bij de Braakman. In het dagboek wordt in totaal ca. 160 maal melding gemaakt van activiteiten die met polderzaken te maken hebben. d. politiek Naast zljnbezígheden op het gebied van de waterstaat was Lensen lid van de Gemeenteraad van Terneuzen. Op 15 september 1851 nam hij zijn verkiezing tot lid van de Gemeenteraad aan.tt Op 7 september 1860 werd naast Grenu ook Jan Lensen tot wethouder gekozen.'e Tot aan zijn dood in 1879 bleef Lensen praktisch doorlopend deel uitmaken 66 van de Gemeenteraad van Terneuzen. Toen burgemeester Van Boven in 1876 een jubileumtoespraak hield refereerde hij aan Lensen als een man met een praktische blik en een heldór oordeel, die zich met grote ijver voor het algemeen belang inzette en niet voor een botsing en gevoelsverschillen met mederaadsleden terugdeinsde. Naast zijn lidmaatschup uuá de ráad was hij ook nog jarenlang voorzitter van het Burgerlijk Armbestuur. In Ëet dagboek wordt dit armbestuur maar driemaal vermeld. De burgemeester was van mening áat Temeuzen met het overlijden van Lensen é,én van haar sieraden verloren had.to Jan Lensen was ook meer dan eens kandidaat voor de Provinciale Staten. Zo blijkt hij in 1876 bij herstemming voor een vacante plaats als tweede te zljn geëindigd met 245 stemmei." In lSll wérd hij opnieuw door een aantal kiezers kandidaat gesteld. Door de vervanging van H.J. van Eck was er een plaats in het hoofddistrict Hulst vacant. Lensen werd uáoát door zijn eigen "standgenoten" naar voren geschoven. In een advertentie vanZJ januari 181í uoná"n Vele landbouwende kiezers te Neuzen dat de de landbouwersstand in de Provinciale Staten was ondervertegenwoordigd." Bij uitslag van de verkiezing werd Lensen tweede.23 Daar niemand de volstrekte meerderheid haalde was een hersteáming noodzakelijk. Deze ging tussen Lensen en de als eerste geplaatste Onqhena, maar"ondanks de vele adhesie-advertenties van de landbouwende kiezers, trok Lensen zich op 4 met 1877 terug.'o e. kerk Op 31 december 1864 telde de Terneuzense bevolking 3424 z_ielen. Daarvan waren er tO+O NeOerlands Hervormd, 616 Roomskatholiek, 26 Joods, 5 Evangelisch-Luthers en 129 mensen behoorden tot de Christelijk Afgescheidenen.t' Jan Lensen was lidmaat van het laatstgenoemd kerkgenootschap. Sedert de grondwetswijziging van 1848 was de beweging dér Afgescheidénen legaaf geworden. De inhoud en de ganse geest van het dagUoJt< ademt dJretgieuze toewijding van Lensen. Hij bekleedde dan ook een vooÍaanstaande plaats in dé kerk. Hij was van 1852 tot aan zijn dood_doorlopend ouderling. Andere Ëerkeraadsleden waren onder meeÍ Tazelaar en Tholens die als "Broeders" veelvuldig in het dagboek worden aangeduid. Daatnaast werd Lensen regelmatig vo91 de g"*"ént" naar dé classicale en provinciale vergaderingen afgevaardigd. Zo was hij in ïSOq op de synode te Middelbuig en - volgens zijn dagboek - w11 hij in januari en in lSil op b" Provinciale Synode te Goes aanwezig.'o Ook werd I ensen naar de Landelijke Synàde van de Afgescheiden Gereformeerde Gemeenten in Nederland afgevaardigá. Zo"bezocht hij de synode in juni 1812 te Gorinchem." Ook was hij p1elelt-op q" syïode in 1875 die gehouden werdin 's-Hertogenbosch." Het dagboek beschrijft de reis naar de synode die in Utrecht werd gehouden. Lensen vertrok op 13 augustus l8l7 vanuit Terneu zen naaf Utrecht. Hij verbleef daar bij een broeder en keerde de 23e weer via Vlissingen naar huis terug. Het spóekt voor zich da7 Lensen krachtens deze functie een enorm prestige binnen de kerkgèmeente van Terneuzen had. In zijn praktische levenswandel maakte hij dit genoten óspect ook op alle mogelijke wrjzen waar. Bovendien moeten al die bezoeken die de preáikanten Lènsen braóhten zeker hoger worden aangeschreven dan pure beleefdheiàsbezoekjes. Lensen kenden deze predikanten praktisch allemaal persoonlijk en kon ook inhoudelijk over vele godsdienstzaken meepraten. mei f. onderwijs en andere bezigheden Op grond van zijn vooraanstaande positie binnen_de Christelijk Afgescheiden Kerk te Tórnéuzen, was i"nren in 1858 mede-stichter van het bijzonder onderwijs te Terneuzen. 61 Het dagboek maakt tienmaal melding van schoolzaken, waaronder vergaderingen en aanstelling van onderwijzers. Kennelijk moet Lensen in het schoolbestuur hebben gezeten of was hij daaraan als ouderling van de kerk verbonden als een soort "toezichthouder". Tenslotte was Lensen ook nog bestuurslid van de Vereniging tot bevordering van Nijverheid etc., waarvan hij op 25 aprtl1877 ontslag nam. 4. Besluit Met de onverkorte uitgave van het dagboek van Jan Lensen wordt er een unieke bron onder de aandacht gebracht. De bijzonderheid ontleent deze bron vooral aan de zeer persoonlijke notities die Lensen oveÍ zijn geestelijke gesteldheid heeft gemaakt. Het dagboek is een doorlopende strijd tegen de eigen tekortkomingen in het aardse leven. Maar tevens vormt dit ego-document het verhaal van een strijd tegen de natuurlijke elementen die steeds de materiële basis van het bestaan bedreigen. In alles wat de schrijver doet minimaliseert hij zijn eigen ro1. Het goede gebeuren is een lofbetuiging aan zijn Schepper, de tegenslagen worden weliswaar diep gevoeld, maar aanvaard. Tenslotte vormt de uitgave van het overwegend in dialect geschreven dagboek een belangrijke bijdrage tot beter begrip van het Axelse dialect. NOTEN 1. B. DE JONGHE, Ghendtsche Geschiedenissen of Chroycke van de beroerten en ketterije....van Ghendt (1566 - l5S4). (Gent 1752),2 dln. R. VAN ROOSBROECK (ed.), De kroniek van Godevaert yan Haecht over de troebelenvan 1565 tot 1574 te Antwerpen en elders. (Antwerpen 1933), 2 dln. Cf. ook de kroniek van Walter Morgan die werd uitgegeven en bewerkt door DUNCAN CALDECOTTBAIRD, Huurling in de Lage Landen, I572 - I574. Een episode uit de Tachtigiarige Oorlog (Unieboek, Bussum 1971). 2. C. BAARS, Boekhoudingen van landbowvbedrijven in de Hoekse Waard uit de zeventiende en achttiende eeuw. In Afdeting Agrari-sche Geschiedenis Landbouwhogeschool (AAG Bijdrage 19), (Wageningen 1975). WIEBE BERGSMA, De wereld volgens Ahel Eppens, een ommelander boer uit de ze s tiende e euw. (Wolters Noordhoff, Groningen/Leeuwarden 1 988). 3. A. DE MUL en B.A.Th.M. TRUFFINO , Kroniek van Axel en omgeving tot 1525 in uittreksels uit een handschrift van Jacob de Hont. In: Jaarboek van de Oudheidk. Kring "De Vier Ambachten" (1938). 4. Cf. Samuel Papys dagboek 1660 - 1669. Een selecíie uit het volledige Dagboek, (Uitgave van Fibula- Van Dishoeck Haarlem 1981). 5. Zie daarover PHILIPPE ARLES, L'histoire des mentalités, rn'. Jacques Le Goff (ed.) La nouvelle histoire, (Paris 1978),pp.167 - lgl.Zie ook: R. MANDROU, Histoíre sociale sensibilités collectives et mentalités. Mélanges Robert Mandrou (Paris 1985). Cï. ook het themanummer 1985 van het Regionaal historisch tijdschrift Holland, (1985), 2,pp. 67 - I30. 6. E.J. VAN DEN BROECKE - DE MAN en M. DIELEMAN, Dialect in het Land van Axel, (Terneuzen 1981). 7. L. RIEMENS, J.J. DE REGT-DEKKER en R. WILLEMSEN, Landbouw beleven in Zaamslag, (Temeuzen 1985), pp.42-43. Boerderij nr.22. 8. L. RIEMENS. J.J. DE REGT-DEKKER en R. WILLEMSEN, Landbouw beleven in Terneuzen, (Temeuzen 1988), pp. 83-87. Boerderij nr.44. 9. Archief van het Waterschap De Drie Ambachten, Vrije Braakmanpolders, 42I. Benoeming tot gezworene van de Nieuw-Neuzenpolder in 1854. Maria de Kraker was op 19 november 1800 te Axel geboren. Zij was eerst met Adriaan van Liere gerouwd geweest bij wie zrj vier kinderen had. 10. Cornelia Lensen trad op dezelfde dag in het huwelijk als haar stiefzus Janneke van Liere; de mannen waren op die dag elkaars getuigen. 11. De kaárt is gedateerd 30 april 1874 en gemaakt naar een ouder exemplaar uit 1826. (Ptivé-collectie van H. de Jonge) 12. Gemeentearchief Terneuzen, Correspondentie stadsbestuur, 1855, A nr. I28. 13. Gemeentearchief Terneuzen, Correspondentie stadsbestuur, 1865, A nr. 200. 68 14. Archief van het Waterschap "De Drie Ambachten", De Verenigde Braakmanpolders, 42I.Zie acten van 23 oktober 1854,19 januari 1855,2 en 28 februari 1855. 15. Ibid., nr. 423; vgl. ook zijn ontslag als gezworene in december 1873. 16. Beschrijving van de provincie Zeeland behorende bij de waterstaatskaart, (Uitgave Rijkswaters- l), p. ll7 M.H. WILDEROM, Tussen Afsluitdammen en Deltadijken. IV Zeeuwsch Vlaanderezz, (Vlissingen taat,'s-Gravenhage I97 11. 197 3), pp. l7 18. 5 -17 6, . 226-228. Gemeentearchief van Terneuzen, Notulen van B. & W., 1851. Op 15 september namen onder meer Nicolaas Bakker, J.C. Steenkamp, J. Lensen en P. de Feyter hun verkiezing tot raadslid aan. A.M.J. DE KRAKER en L. RIEMENS, Nicolaas Bakker, een voornaam Terneuzenoar en zijn tijd (1793 - 1868). Eenvoornamelijk sociografische studie met als uitgangspunt zijn dagboek (1800 - 1846).Tn: Jaarboek van de Oudheidk. Kring "De Vier Ambachten", (1984185), pp. I77 - 262, hiervan pp.246253. 19. Gemeentearchief Terneuzen, Notulen B. & W., 1860. Cf. De Kraker en Riemens (1984/85), p. 25t. 20. 21. 22. 23. J. WESSELING, De geschiedenis van Terneuzen, (Groningen 1962), p. 2Il. Neuzensche Courant, 27 januan 1877. Neuzensche Courant, 27 jarrrtari 1877. Neuzensche Courant, 2 februari 1877 . Totaal aantal uitgebrachte stemmen was 476 op 825 (opkomst ca.587o). Niemand haalde de volstrekte meerderheid van 236 stemmen. H.J.M. Onghena haalde 223 stemmen en Jan Lensen 70. 24. Neuzensche Courant, 5 mei 1877. 25. Gemeentearchief Terneuzen, correspondentie stadsbestuur 1865, A 3-400. 26. Ziehiema het dagboek: 10 januari, 4 april, 16 mei, 21 juni, 18 juli en 3 oktober 1877 29 maarÍ,3 en7 aprll,20 augustus,2 en3 oktober 1878 en 2 aprrl 1879. 27. Handelingen van de Synode der Christelijk Gereformeerde Kerk in Nederland, gehouden van 5 tot 20 Junij lB72 te Gorinchem. ('s Gravenhage 1872), pp. 7-8. 28. Handelingen van de Synode der Christelijk Gereformeerde kerk ín Nederland, gehouden van 26 Mei tot 5 Juni 1875, te 's Hertogenbosch. (Kampen 1875), p. 5. 69
© Copyright 2024 ExpyDoc