Vragen en antwoorden afspraken regio’s en Bureaus Jeugdzorg Op welke periode moeten de afspraken tussen regio’s en het Bureau Jeugdzorg betrekking hebben? In de bestuurlijke afspraken van 19 december 2013 tussen Rijk, VNG en IPO is opgenomen dat de afspraken tussen Bureau Jeugdzorg en regio’s betrekking hebben op de continuïteit van functies en zorg en de daarvoor benodigde infrastructuur in het jaar 2015. Vanzelfsprekend is het mogelijk ook voor de jaren daarna afspraken te maken; dit draagt bij aan de helderheid voor het Bureau Jeugdzorg en de transitie- en transformatie opgave die er ligt voor 2016 en verder. Welke eisen worden er gesteld aan de afspraken die regio’s en Bureaus Jeugdzorg moeten maken op basis van de bestuurlijke afspraken van 19 december jl.? In de bestuurlijke afspraken van 19 december 2013 is opgenomen dat gemeenten uiterlijk 28 februari 2014 in regionaal verband en in overleg met het Bureau Jeugdzorg een besluit nemen, gericht op het garanderen van de continuïteit van de functies van het huidige Bureau Jeugdzorg (AMK, toegang, crisis, JB en JR), evenals de infrastructuur die hiervoor noodzakelijk is. Daarbij geldt ook dat de continuïteit van zorg door dezelfde aanbieder als bedoeld in het overgangsrecht, ook van toepassing is op de uitvoering van maatregelen jeugdbescherming en jeugdreclassering door de Bureaus Jeugdzorg. De afspraken moeten deze continuïteit van zorg garanderen. Tevens is opgenomen dat gemeenten maximaal ruimte moeten krijgen om lokaal of regionaal passende oplossingen te realiseren. Dit betekent dat regio’s en het Bureau Jeugdzorg in onderling overleg tot wederzijdse afspraken moeten komen die de continuïteit van functies en de zorg en de daarvoor benodigde infrastructuur (waaronder de continuïteit van zorg voor de op 31-12-2014 aanwezige cliënten jeugdbescherming en jeugdreclassering) waarborgt. Dit kan in uiteenlopende vormen die kunnen variëren van een harde toezegging op continuïteit van de organisatie of op het budget tot aan gedetailleerde afspraken over budget of aantallen fte per functie. Het volstaat wanneer de afspraken door zowel Bureau Jeugdzorg als de regio ondertekend zijn. Er wordt vanuit gegaan dat de gemeenten en de Bureaus Jeugdzorg door ondertekening van de afspraken gezamenlijk garant staan voor de continuïteit van functies en infrastructuur (inclusief de uitvoering van het overgangsrecht). De afspraken zullen daarom niet verder inhoudelijk worden getoetst. Vanuit de Bureau Jeugdzorg moeten de afspraken ondertekend worden door de bestuurder. Vanuit de regio’s moeten de afspraken ondertekend worden door de verantwoordelijk portefeuillehouder of de verantwoordelijke wethouders. Volstaat het wanneer er met het oog op de afspraken die uiterlijk 28 februari 2014 gemaakt moeten worden, verwezen wordt naar het Regionaal Transitiearrangement? Mogelijk kan gebruik worden gemaakt van het (zo nodig verder geconcretiseerd) Regionaal Transitiearrangement, mits duidelijk is dat de daarin opgenomen afspraken ook door het Bureau Jeugdzorg en de gemeenten ondertekent worden. Ja, er kan mogelijk verwezen worden naar het (verder geconcretiseerde) Regionaal Transitiearrangement, mits de daarin opgenomen (en eventueel verder uitgewerkte) afspraken door het Bureau Jeugdzorg en de gemeenten worden ondertekend. De Regionaal Transitiearrangementen zijn na oplevering op 31 oktober 2013 in veel regio’s immers nog verder uitgewerkt, mede naar aanleiding van het feit dat veel Transitiearrangementen nog niet als voldoende beoordeeld werden door de TSJ. Daarnaast zijn de Regionaal Transitiearrangementen in veel regio’s pas na 31 oktober 2013 geaccordeerd door het College en/of de gemeenteraden. Moeten de afspraken gemaakt worden tussen Bureau Jeugdzorg en de gezamenlijke regio’s in het werkgebied van het Bureau Jeugdzorg? Of tussen het Bureau Jeugdzorg en iedere afzonderlijke regio? In beginsel kunnen de afspraken worden gemaakt tussen het Bureau Jeugdzorg en iedere afzonderlijke regio. Daarbij is het wel van belang te realiseren dat de continuïteit van de functies van het huidige Bureau Jeugdzorg afhankelijk is van de optelsom van de afspraken met alle regio’s gezamenlijk die vallen binnen het werkgebied van dat Bureau Jeugdzorg. Dit kan dus betekenen dat het Bureau Jeugdzorg haar handtekening voor de ene regio, gelet op die continuïteit, laat afhangen van de afspraken die met andere regio’s gemaakt kunnen worden. Gaat het bij de afspraken over de continuïteit van de functies die nu worden uitgevoerd door het Bureau Jeugdzorg of om de continuïteit van de organisatie Bureau Jeugdzorg? Het gaat om de continuïteit van functies en de daarvoor benodigde infrastructuur, alsmede de continuïteit van zorg op grond van het overgangsrecht. Daarvoor is een infrastructuur nodig, die op dit moment in belangrijke mate is geborgd binnen het Bureau Jeugdzorg. Het overgangsrecht vraagt tenminste om continuïteit van de infrastructuur in 2015 voor de uitvoering van zorg voor zittende cliënten door het Bureau Jeugdzorg. Echter, het in de lucht houden van de ‘organisatie’ Bureau Jeugdzorg is geen doel op zich en in de afspraken die uiterlijk 28 februari 2014 gemaakt moeten zijn, staat de continuïteit van functies en zorg voorop. Om deze continuïteit te waarborgen is een beheerste transitie van het Bureau Jeugdzorg van belang. Voor cliënten die op 31 december 2014 al jeugdbescherming of jeugdreclassering hebben, geldt overigens conform de Jeugdwet, dat zij die zorg in 2015 bij dezelfde aanbieder moeten kunnen krijgen en dus dat gemeenten er verantwoordelijk voor zijn dat die zorg kan worden gecontinueerd door de Bureaus Jeugdzorg. Wanneer komt er duidelijkheid over de wijze waarop wordt omgegaan met resterende frictiekosten voor de Bureaus Jeugdzorg? Uitgangspunt bij de Regionale Transitiearrangementen en in het bijzonder de afspraken met de Bureaus Jeugdzorg is dat partijen zich maximaal inspannen om de frictiekosten zoveel mogelijk te beperken. In de bestuurlijke afspraken is opgenomen dat het Rijk na 28 februari 2014 het initiatief neemt voor een afspraak met IPO en VNG om te bespreken hoe om moet worden gegaan met eventuele resterende frictiekosten voor de Bureaus Jeugdzorg. Dit betekent dat er na 28 februari 2014 duidelijkheid komt over de wijze waarop wordt omgegaan met eventuele resterende frictiekosten. Moet er bij het maken van de afspraken rekening worden gehouden met frictiekosten? In de bestuurlijke afspraken van 19 december 2013 is opgenomen dat gemeenten zich maximaal zullen inspannen om de deskundigheid, die nu bij medewerkers van de Bureaus Jeugdzorg aanwezig is, te behouden voor die taken die straks onder verantwoordelijkheid van gemeenten vallen. Onder meer op deze manier kunnen de gemeenten bijdragen aan het beperken van de frictiekosten. Tevens is opgenomen dat het Rijk na 28 februari 2014 het initiatief neemt om te bespreken hoe moet worden omgegaan met de eventuele resterende frictiekosten. Wanneer sprake is van eventuele resterende frictiekosten, worden regio’s en Bureau Jeugdzorg gevraagd dit expliciet in beeld te brengen en op te nemen in de afspraken die onderling worden gemaakt. Moeten er op 28 februari 2014 ook afspraken met de Landelijk Werkende Instellingen zijn gemaakt? De bestuurlijke afspraken die op 19 december 2013 zijn gemaakt, hebben betrekking op de regio’s en de Bureaus Jeugdzorg. Het is de verantwoordelijkheid van gemeenten om vanaf 2015 een dekkend jeugdzorgaanbod te hebben, inclusief zorg voor specifieke doelgroepen. Het is dus aan gemeenten om ervoor te zorgen dat deze zorg geleverd kan worden, hetzij door rechtstreeks dergelijke zorg (waaronder jeugdbescherming en jeugdreclassering) in te kopen bij hiervoor toegeruste LWI’s, hetzij door (in geval van jeugdbescherming en jeugdreclassering) dergelijke zorg bij de LWI’s in te kopen via het Bureau Jeugdzorg. Zijn de kosten voor trajecten die worden uitgevoerd door de LWI’s onderdeel van de 80%afspraak? Nee. Nu loopt de financiering van de LWI’s via het penvoerderschap van drie Provincies/ Stadsregio’s. Vanaf 2015 gaan deze middelen naar gemeenten, die zorg moeten dragen voor een dekkend jeugdzorgaanbod. Wanneer gemeenten ervoor kiezen de zorg bij het LWI in te kopen via het Bureau Jeugdzorg, maakt het Bureaus Jeugdzorg verdere afspraken over de uitvoering van die zorg door een LWI (hoofd- en onderaannemerschap). De financiële middelen die nodig zijn voor het bekostigen van de trajecten die worden ingekocht bij de LWI’s vormen daarom een aanvulling op de financiering van de functies die door het Bureau Jeugdzorg uitgevoerd (blijven) worden. Daarmee vallen deze middelen buiten de 80%afspraak. Bij de te maken afspraken over de financiering van de LWI’s geldt overigens ook het wettelijke overgangsrecht voor cliënten jeugdbescherming en jeugdreclassering. Cliënten jeugdbescherming en jeugdreclassering bij de LWI’s op 31-12-2014, moeten dit bij het betreffende LWI kunnen voorzetten. Waar moeten de afspraken heen worden gestuurd? De afspraken die worden gemaakt door regio’s en het Bureau Jeugdzorg kunnen worden gestuurd naar [email protected]. Via dit emailadres worden alle afspraken doorgeleid naar het Rijk. In de bestuurlijke afspraken is opgenomen dat gemeenten die op 28 februari 2014 geen afspraken hebben met het Bureau Jeugdzorg, in een overgangsregeling worden opgenomen. Deze houdt in dat voor 2015 een budgetgarantie van minimaal 80% wordt gegeven van het budget van 2014. Waarop is deze 80% van toepassing? De ministeries VWS en VenJ werken deze regeling momenteel uit. De 80%-afspraak heeft betrekking op het budget dat provincies in 2014 voor de wettelijke BJZ-functies (toegang, crisis, AMK, JB, JR) beschikbaar hebben gesteld. Bij het bepalen van het budget wordt in ieder geval de structurele provinciale subsidie uit de doeluitkering van de provincie aan het Bureau Jeugdzorg betrokken en blijven inkomsten die Bureaus Jeugdzorg uit andere bronnen dan de provincie (bijvoorbeeld gemeenten) hebben buiten beschouwing. Er vindt tussen VNG, IPO en Rijk nog overleg plaats over de vraag of ook incidentele subsidie van de provincie uit de doeluitkering en provinciale subsidie uit het provinciefonds (z.g. autonome middelen) worden betrokken bij het bepalen van het budget waarop de 80%-afspraak van toepassing is. Gemeenten worden geadviseerd om hierover alvast in gesprek te gaan met provincies. Bij de uitvoering van de 80%-afspraak kan het gaan om budget dat gegarandeerd wordt in de vorm van euro’s, maar gemeenten kunnen in overleg met het bureau jeugdzorg ook voor een deel van dit budget medewerkers van het Bureau Jeugdzorg overnemen. Het budget dat hiermee gemoeid is, telt mee in het realiseren van de 80%-afspraak. Een en ander laat onverlet dat in dergelijke gevallen de gemeenten wel moeten garanderen dat met het resterende budget Bureau Jeugdzorg de infrastructuur kan realiseren die noodzakelijk is om het overgangsrecht voor cliënten jeugdbescherming en jeugdreclassering volledig uit te voeren en de continuïteit op de overige functies te waarborgen. Wanneer wordt een gemeente opgenomen in de overgangsregeling? In de bestuurlijke afspraken van 19 december 2013 is opgenomen dat er afspraken moeten komen tussen regio en Bureau Jeugdzorg. Wanneer er op 28 februari 2014 geen wederzijds ondertekende afspraken liggen, worden alle gemeenten die onderdeel uitmaken van deze regio, opgenomen in de overgangsregeling.
© Copyright 2024 ExpyDoc