4e verslag 28 februari 2014

Identiek aan het digitaal ingediende verslag
FAILLISSEMENTSVERSLAG
Gegevens onderneming:
Nummer: 4
:
Datum: 28 februari 2014
de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid
FAVEO HUISHOUDELIJKE VERZORGING B.V.
statutair gevestigd te Rotterdam, kantoorhoudende aan de Mathenesserlaan 284
(3021 HV) te Rotterdam
Insolventienummer
:
C/10/13/415 F
Rechtbank
:
Rotterdam
Datum uitspraak
:
25 april 2013
Bewindvoerder
:
mr. J.G. Princen
Rechter-commissaris
:
mr. W.J. Roos – van Toor
Activiteiten onderneming
:
Het verstrekken van diensten bestaande uit
thuiszorg. Faveo HV is actief op het gebied van
huishoudelijke verzorging.
Omzetgegevens
:
Omzet 2011: nihil
Omzet 2012: EUR 11.829.000
Omzet 2013 (tot 22 april 2013): EUR 4.471.907
Personeel gemiddeld aantal
:
663
Verslagperiode
:
26 november t/m 28 februari 2014
Vorige verslagen
:
1.
24 mei 2013
2.
19 augustus 2013
3.
25 november 2013
Het faillissement is voorafgegaan door een
surseance van betaling welke op 19 december
2012 voorlopig was verleend aan Faveo HV
(S. 10.12/20). In de surseance is op 24 januari
2013 een verslag verschenen over de periode
19 december 2012 t/m 17 januari 2013.
1
Identiek aan het digitaal ingediende verslag
Bestede uren in verslagperiode
:
6,3 uur
Bestede uren totaal
:
625,8 uur
Aantal bijlagen
:
1.
Tussentijds financieel verslag
2.
Crediteurenlijst
________________________________________________________________________
In lijn met de uitspraak van Hoge Raad van 21 januari 2005 (JOR 2005/104) wordt opgemerkt dat dit verslag niet beoogt om verantwoording af te leggen over de stand van
de boedel of een volledig inzicht te geven. Individuele schuldeisers kunnen geen rechten ontlenen aan dit verslag.
1.
Inventarisatie
1.1
Directie en organisatie
De vennootschap is op 18 april 2011 opgericht. Aandeelhouder en bestuurder van
de vennootschap is Zorgwerk B.V. Van deze laatste vennootschap is ADG Personeelsdiensten B.V. (onderdeel van Asito) enig aandeelhouder. Bestuurders van
Zorgwerk B.V. zijn ADG Personeelsdiensten B.V. en mevrouw D.M. van der Burg.
Faveo HV heeft – kort gezegd – bij overeenkomst van 25 augustus 2011 het
exclusieve recht van Stichting Thuiszorg Rotterdam verkregen om in onderaanneming per 1 januari 2012 tot 22 april 2013 (einde aanbesteding) de huishoudelijke
verzorgingsactiviteiten van Stichting Thuiszorg Rotterdam in de Gemeente Rotterdam samen met zustervennootschap Faveo Zorg B.V. uit te voeren, onder de gehoudenheid van Faveo HV om ook het personeel van Stichting Thuiszorg Rotterdam vanwege ‘overgang van onderneming’ (van rechtswege) over te nemen.
Indien Thuiszorg Rotterdam de nieuwe aanbesteding welke per 22 april 2013 is
ingegaan zou hebben gewonnen, dan was het de bedoeling dat Faveo HV haar
werkzaamheden in onderaanneming zou blijven continueren. Thuiszorg Rotterdam verloor de aanbesteding in de zomer van 2012 echter. Over de gevolgen
daarvan verderop in het verslag meer.
2
Identiek aan het digitaal ingediende verslag
Faveo HV verricht geen werkzaamheden voor andere partijen.
Geplaatst en gestort kapitaal
EUR 18.000
1.2
Winst en verlies
Resultaat na belastingen over 2011
:
EUR 86.000
verlies
Resultaat 2012
:
EUR 2.429.000
verlies
Resultaat tot 22 april 2013
:
Circa EUR 2.000.000 verlies
(wordt later nog definitief vastgesteld)
(het verlies 2012 wordt overigens gecompenseerd met de badwillvergoeding van
Thuiszorg Rotterdam, zie punt 1.8. De interne concept winst-en-verliesrekening
2012 vertoont daarom geen verlies, maar een resultaat van nihil).
1.3
Balanstotaal
Het balanstotaal ultimo 2011
:
EUR 3.244.000
Het balanstotaal ultimo 2012
:
EUR 1.554.000
Het balanstotaal op faillissementsdatum :
1.4
Onbekend.
Eigen vermogen
Het eigen vermogen ultimo 2011
:
EUR 68.000 negatief
Het eigen vermogen ultimo 2012
:
EUR 68.000 negatief
Het eigen vermogen op faillissementsdatum :
1.5
Onbekend.
Lopende procedures
Faveo HV was op surseancedatum niet betrokken bij enige procedure. Gedurende
de surseance zijn wel een drietal procedures gevoerd.
3
Identiek aan het digitaal ingediende verslag
Aafje I (kort geding op 12 maart 2013)
Eén en ander betrof ten eerste een door Aafje jegens Faveo HV en haar bewindvoerder aangespannen kort gedingprocedure waarin Aafje – kort gezegd – afgifte
vorderde van de naw-gegevens van het personeel van Faveo HV ten einde deze te
kunnen aanschrijven om hen een voorstel te doen bij haar in dienst te treden
vanaf 22 april 2013. De vakbond Abvakabo FNV heeft zich in die procedure aan de
zijde van Faveo HV en haar bewindvoerder gevoegd.
Faveo HV en de bewindvoerder hebben geconcludeerd tot het niet-ontvankelijk
verklaren van Aafje in haar vorderingen en hebben in reconventie gevorderd Aafje
te veroordelen aan de werknemers van Faveo HV, werkzaam in de door Aafje bij
de aanbesteding gewonnen gebieden, een arbeidsovereenkomst aan te bieden
onder de huidige Cao-arbeidsvoorwaarden zoals die laatstelijk op de werknemer
van toepassing waren bij Faveo HV.
Op 12 maart 2013 is onder leiding van de kantonrechter in kort geding van de
Rechtbank Rotterdam een regeling tussen partijen tot stand gekomen. Deze regeling houdt in – kort gezegd - dat Aafje voormelde werknemers per 22 april 2013 in
dienst zou nemen tegen vooralsnog dezelfde Cao-arbeidsvoorwaarden, met uitzondering van de inschaling. De werknemers, met uitzondering van hen die ingeschaald waren op FWG 10, zouden per 22 april 2013 ingeschaald worden op FWG
15. Afgesproken werd dat een functiewaarderingsspecialist van zowel Aafje als de
vakbond in de periode 22 april 2013 tot 15 juli 2013 samen een eensluidend advies zouden opstellen over de weging van de functies (en dus in inschaling) per 15
juli 2013.
Thuiszorg Rotterdam (kort geding op 22 maart 2013)
Op 22 maart 2013 heeft er een door Stichting Thuiszorg Rotterdam aangespannen
kort geding plaatsgevonden waarin Thuiszorg Rotterdam – kort gezegd – heeft
gevorderd dat zowel Faveo HV, als haar zustervennootschap Faveo Zorg B.V., als
haar enig aandeelhouder en bestuurder B.V. Zorgwerk, als enig aandeelhouder en
bestuurder van die laatste vennootschap ADG Personeelsdiensten B.V. veroor-
4
Identiek aan het digitaal ingediende verslag
deeld zou worden tot levering van huishoudelijke zorg vanaf 22 april 2013 in de
Deelgemeente Feijenoord. Voormelde vier vennootschappen hebben verweer gevoerd tegen deze vordering.
Een en ander heeft ertoe geleid dat bij vonnis van 3 april 2013 de vordering is afgewezen met veroordeling van Thuiszorg Rotterdam in de proceskosten.
Aafje II (kort geding op 10 april 2013)
Aafje is na voormeld kort geding van 12 maart 2013 de werknemers van Faveo HV
in de door haar gegunde gebieden gaan benaderen en heeft hen een nieuwe arbeidsovereenkomst aangeboden. Weliswaar bood Aafje deze mensen een
arbeidsovereenkomst aan met een salaris conform FWG 15, maar niet met periodiek 8 – welke periodiek verreweg de meeste werknemers van Faveo HV hadden –
maar met periodiek 4. Een en ander leidde tot een lager uurloon.
Op 10 april 2013 heeft een door Faveo HV en de vakbonden Abvakabo FNV en
CNV Publieke Zaak jegens Aafje aangespannen kort geding plaatsgevonden waarin
– kort gezegd – gevorderd werd dat Aafje de huidige periodiek van de werknemers van Faveo HV zou respecteren. Op 15 april 2013 heeft de Voorzieningenrechter vonnis gewezen waarbij Aafje is veroordeeld tot het aanbieden van arbeidsovereenkomsten in FWG 15 met behoud van de periodiek.
1.6
Verzekeringen
De gebruikelijke verzekeringen voor de bedrijfsvoering waren ook gedurende de
surseance aanwezig. Inmiddels zijn de verzekeringen vanwege het faillissement
opgezegd.
Tweede verslag
Het opzeggen van de verzekeringen heeft nog tot premierestituties van de Goudse
Schadeverzekering geleid van EUR 7.348,19.
5
Identiek aan het digitaal ingediende verslag
1.7
Huur
Op surseancedatum was er sprake van één huurovereenkomst ten aanzien van
het pand aan de Mathenesserlaan 284 te Rotterdam. Dit pand werd inclusief inboedel gehuurd van LETO Investments B.V. voor EUR 4.970,87 incl. BTW per
maand. Hiervoor was een bankgarantie ter grootte van drie maanden verstrekt.
Betaling van de huur over februari, maart en april 2013 heeft onder de bankgarantie plaatsgevonden.
Inmiddels heeft in het faillissement op 29 april 2013 een lege en bezemschone oplevering van het pand aan de verhuurder plaatsgevonden.
1.8
Oorzaak faillissement
Begin 2011 is Faveo HV in overleg getreden met Thuiszorg Rotterdam over de
overname van de huishoudelijke activiteiten van Thuiszorg Rotterdam.
Thuiszorg Rotterdam had deze activiteiten sedert april 2009 voor een periode van
vier jaar te verrichten op basis van de door haar gewonnen aanbesteding van de
Gemeente Rotterdam.
Thuiszorg Rotterdam worstelde echter al jaren met het probleem dat de
activiteiten van deze huishoudelijke zorg verlieslatend waren. De werknemers zijn
relatief hoog ingeschaald qua salaris en beschikken over een te hoge
FWG kwalificatie ten opzichte van de tarieven die de overheid in het algemeen en
de Gemeente Rotterdam in het bijzonder daarvoor willen vergoeden. Daarnaast
kampte Thuiszorg Rotterdam met een omvangrijke overhead.
Faveo HV was van mening dat zij binnen drie jaar deze activiteiten op een
financieel gezonde wijze kon gaan exploiteren. Een en ander zou volgens Faveo
HV te realiseren zijn door (1) beperking van de overheadkosten (2) optimaliseren
van de planning (3) verhogen productiviteit personeel (4) beperken ziekteverzuim
en (5) het gefaseerd laten uitstromen van werknemers naar ander werk of een opleiding ten einde een gezondere mix aan personeel te creëren.
6
Identiek aan het digitaal ingediende verslag
Met vorenstaande actiepunten in gedachten, is Faveo HV de activiteiten per 1 januari 2012 in onderaanneming gaan uitvoeren en is het personeel van Thuiszorg
Rotterdam wegens ‘overgang van onderneming’ in dienst gekomen bij Faveo HV.
Ten einde de voorzienbare exploitatieverliezen tot de nog te vergeven (en te verwerven) nieuwe aanbesteding per 22 april 2013 te dekken, heeft Thuiszorg Rotterdam voorts aan Faveo HV een badwill vergoeding betaald.
Faveo HV is in januari 2012 en de daarop volgende maanden in overleg getreden
met haar personeel en de vakbonden om te bezien of loonsvermindering mogelijk
zou zijn om daarmee toe te werken naar meer marktconforme salarissen die nodig waren om ook in de toekomst op een rendabele wijze de huishoudelijke zorg
te kunnen blijven aanbieden. Een en ander is niet gelukt.
Daarnaast werd in juli 2012 duidelijk dat het bestek voor de aanbesteding die per
22 april 2013 in moest gaan, zeer nadelig zou gaan uitpakken voor Thuiszorg Rotterdam en haar onderaannemer Faveo HV. Zowel het tarief per uur werd teruggebracht tot EUR 21 per uur (het huidige tarief van EUR 22 per uur ligt al onder de
kostprijs van EUR 23 per uur), als de indicatieruimte per cliënt. Daar bovenop
kwam nog dat de sterk gedaalde indicatieruimte niet uitsluitend ingevuld mocht
worden met de (reeds in dienst zijnde) professionele krachten, maar dat de Gemeente Rotterdam verwachtte dat langdurig werklozen een deel van de taken van
deze beroepsgroep zou gaan overnemen. Een en ander is voor een bestaande exploitant met een personeelsbestand geënt op de te verrichte activiteiten, uiteraard niet mogelijk. Tenslotte besloot de gemeente te gaan aanbesteden per
deelgemeente en niet voor de hele stad.
Een en ander maakte dat voor Thuiszorg Rotterdam en Faveo HV, met een personeelsbestand van relatief gezien oudere werknemers met contracten voor onbepaalde tijd tegen een uurloon boven het uurloon wat de Gemeente Rotterdam wil
vergoeden, de toekomst weinig rooskleurig was. Faveo HV kon ook geen mensen
uit de bijstand aantrekken ten nadele van haar eigen personeel. Faveo HV verloor
dus de aanbestedingsprocedure voor alle deelgemeenten behalve deelgemeente
7
Identiek aan het digitaal ingediende verslag
Feijenoord. Per 22 april 2013 zou 94% van het werkaanbod vervallen voor Faveo
HV.
Faveo HV is vanaf oktober 2012 gaan onderzoeken of de winnaars van de aanbesteding op basis van de aanbestedingsdocumentatie, de CAO of de wet gehouden
zouden kunnen zijn of, indien nodig, gedwongen konden worden, om het personeel van Faveo HV over te nemen. Ook is in overleg met het UWV en de vakbonden geprobeerd om tot het sluiten van vaststellingsovereenkomsten met het voltallig personeel te komen om op die wijze tot een minnelijke beëindiging van de
arbeidsovereenkomsten per 22 april 2013 te komen. Dit is door verschillende omstandigheden niet gelukt. Het volgens de CAO verplichte reorganisatieplan zou
EUR 3,5 mio kosten, dat door Faveo HV niet viel op te brengen. Daarom heeft het
bestuur van Faveo HV besloten om op 19 december 2012 over te gaan tot aanvragen van voorlopige surseance.
Gezien het feit dat er op 22 april 2013 geen werk meer zou zijn voor de ruim zeshonderd werknemers en Faveo HV daarnaast een bestand had van circa 60 langdurig zieken, was een faillissement op enig moment onontkoombaar. Doel tijdens
de surseance werd dus te trachten de zorg tot 22 april 2013 te continueren en
alsnog proberen zoveel mogelijk werknemers over te laten gaan naar de winnaars
van de aanbesteding.
Nadat over de periode 19 december 2012 t/m 21 april 2013 Faveo HV in samenspraak met de bewindvoerder haar activiteiten heeft gecontinueerd, is op 25 april
2013 de surseance van betaling ingetrokken onder gelijktijdige uitspraak van het
onvermijdelijke faillissement.
2.
Personeel
2.1
Aantal ten tijde van voorlopige surseance
663.
8
Identiek aan het digitaal ingediende verslag
De maandelijkse loonkosten exclusief af te dragen belastingen en premies bedragen circa EUR 565.000.
2.2
Aantal in jaar vóór voorlopige surseance
Geen
2.3
Datum ontslagaanzegging
Het personeel dat uiteindelijk niet in dienst kon treden bij één van de winnaars
van de aanbesteding is op 25 april 2013 ontslag aangezegd door de curator. Dat
betroffen circa 150 personeelsleden. De overige personeelsleden zijn voorwaardelijk ontslagen voor zover op enig moment zou blijken dat zij na 22 april 2013
(overgang naar winnaar) toch nog in dienst van Faveo HV zouden zijn geweest.
De bewindvoerder heeft tijdens het intakegesprek op 19 december 2012 in overleg met het bestuur besloten om de salarissen en eindejaarsuitkering van het personeel over december 2012 ad circa EUR 1 mio te betalen nu daarvoor voldoende
financiële middelen voor handen waren.
Met het UWV heeft uitvoerig contact plaatsgevonden over het verloop van de
voorlopige surseance, de vooruitzichten, haar positie als vermoedelijk op enig
moment grootste schuldeiser (bij faillissement) en de wijze waarop de bewindvoerder en het bestuur meende dat de voorlopige surseance voortgezet moest
worden, met inachtneming van alle betrokken belangen. Het UWV had begrip
voor de voortzetting van deze verlieslatende surseance in het belang van de
werknemers en de Rotterdammers die zo zorg ontvangen.
Met de vakbonden is veelvuldig gesproken over de ontstane situatie en de gevolgen voor het personeel. Zowel de vakbonden als de bewindvoerder hebben onderzoek verricht naar de mogelijkheid van het bepleiten van het standpunt dat er
sprake is van overgang van onderneming, waardoor het personeel onderdak zou
kunnen vinden bij de winnaars van de aanbesteding. Uiteindelijk bleek vooral de
9
Identiek aan het digitaal ingediende verslag
toepasselijke CAO mogelijkheden te bieden om te betogen dat de winnaars van de
aanbesteding gehouden waren het personeel van Faveo HV over te nemen.
Met alle winnaars van deze aanbesteding – maar vooral met Aafje, Humanitas en
TZorg – is uitvoerig gesproken en onderhandeld over de overname van personeel.
Daarbij was een inventarisatie van het personeelsbestand gemaakt ten einde vast
te kunnen stellen wie in welk deelgebied voor hoeveel uur werkzaam was, hoeveel verlofuren er nog openstonden, wat men verdiende, hoeveel langdurig zieken
er waren (circa 60) en hoe lang mensen in dienst waren. Een en ander om indien
nodig op enig moment snel te kunnen schakelen bij overname en/of ontslag van
personeel.
Uiteindelijk is het gelukt om van de 613 op 21 april 2013 nog in dienst zijnde
werknemers:
-
Er 462 onder te brengen bij de winnaars van de aanbestedingen in de diverse
deelgemeentes in Rotterdam. Grotendeels overigens met (voorlopig) behoud
van salaris;
-
42 werknemers hebben een hen gedaan aanbod om hun moverende redenen
geweigerd;
-
58 werknemers zijn zonder aanbod gebleven of van hen is dit onbekend;
-
51 werknemers zijn langdurig ziek en zijn ingestroomd bij het UWV.
Met alle werknemers van Faveo HV heeft medio april 2013 een financiële eindafrekening plaatsgevonden waarbij salaris is betaald over de laatst gewerkte periode, vakantiegeld is uitbetaald, opgebouwd verlof is uitbetaald en de eindejaarsuitkering is pro
rata uitbetaald. Financieel is dus alles met de werknemers tot 22 april 2013 afgewikkeld.
Alle werknemers hebben medio mei 2013 ook al hun jaaropgaaf 2013 ontvangen.
De curator heeft na verkregen machtiging van de rechter-commissaris het personeel op
25 april 2013 – voorzover nog nodig – ontslag aangezegd. Op 2 en 3 mei 2013 heeft een
10
Identiek aan het digitaal ingediende verslag
intake met het UWV plaatsgevonden voor de werknemers van Faveo HV welke op dat
moment nog niet elders een nieuwe baan hadden gevonden.
Tweede verslag
Het personeel van curanda is – voorzover van toepassing - nog een getuigschrift
verstrekt. Afgelopen verslagperiode hebben er nog enkele personeelsleden contact
gezocht met de curator over de afwikkeling van hun arbeidsovereenkomst (en de
financiële aspecten daarvan) en het wel of niet verstrekken van een getuigschrift.
Derde verslag
Afgelopen verslagperiode hebben er nog enkele personeelsleden contact gezocht
met de curator over de afwikkeling van hun arbeidsovereenkomst (en de financiële
aspecten daarvan).
3.
Activa
Onroerende zaken
3.1
Beschrijving
Niet aanwezig.
Bedrijfsmiddelen
3.2
Beschrijving
De bedrijfsmiddelen zijn zeer beperkt. Curanda beschikt over enkele computers
en routers. Deze zullen verkocht gaan worden.
Tweede verslag
Voormelde zaken zijn verkocht met toestemming van de rechter-commissaris aan
BV Zorgwerk voor EUR 1.700.
3.3
Verkoopopbrengst
Naar verwachting EUR 1.700.
11
Identiek aan het digitaal ingediende verslag
Tweede verslag
EUR 1.700.
3.4
Bodemvoorrecht fiscus
Niet van toepassing.
Voorraden/onderhanden werk
3.5
Beschrijving voorraad
Niet van toepassing.
3.6
Beschrijving onderhanden werk
Het onderhanden werk ten tijde van de surseance bestond uit het tot 22 april
2013 kunnen verrichten van de huishoudelijke activiteiten bij de circa 3000 klanten van Thuiszorg Rotterdam.
Per datum faillissement was er geen sprake meer van onderhanden werk.
3.7
Overig actief
Tweede verslag
Er is een bedrag aan premierestitutie ontvangen ad EUR 7.348,19 (zie punt 1.6 van
dit verslag) en een teruggaaf van EUR 92,80 van Evides.
4.
Eigendomsvoorbehoud
4.1
Eigendomsvoorbehoud
Niet van toepassing.
4.2
Reclamerechten
Niet van toepassing.
4.3
Retentierechten
Niet van toepassing.
12
Identiek aan het digitaal ingediende verslag
5.
Debiteuren
5.1
Omvang debiteuren
Faveo HV heeft één contractspartij en debiteur en dat is Thuiszorg Rotterdam.
Thuiszorg Rotterdam heeft weer één opdrachtgever voor de huishoudelijke verzorgingsactiviteiten en dat is de Gemeente Rotterdam.
Eenzelfde relatie maar voor andere werkzaamheden bestond ook tussen zusteronderneming Faveo Zorg en Thuiszorg Rotterdam. Om belangenverstrengeling te
voorkomen heeft de bewindvoerder met een door hem ingeschakelde accountant
de betalingstromen en opgave van uitgevoerd werk steeds kritisch gecontroleerd.
De gemeente betaalt na vier weken 90% van de gefactureerde werkzaamheden en
betaalt per kwartaal de resterende maandelijkse 10%. De Gemeente Rotterdam
betaalt rechtstreeks aan haar contractpartij Thuiszorg Rotterdam, die de gelden
dezelfde dag doorbetaalt aan Faveo HV (en Faveo Zorg).
Overleg om de betalingen tijdens de voorlopige surseance van betaling voortaan
rechtstreeks van Gemeente Rotterdam te kunnen ontvangen, hebben plaatsgevonden. Een en ander is uiteindelijk niet gelukt.
Met Thuiszorg Rotterdam, althans de Gemeente Rotterdam, dient de laatste periode 25 maart t/m 21 april 2013 nog afgerekend worden. Met behulp van een accountant is vastgesteld welk bedrag Faveo HV nog toekomt.
Daarnaast bestaat er omtrent in 2012 en 2013 door Faveo HV verrichtte werkzaamheden nog discussie met de Gemeente Rotterdam over de vergoeding hiervan. Een en ander ziet op werkzaamheden voor een bedrag van circa EUR 125.000
Tweede verslag
Op 28 mei 2013 heeft Thuiszorg Rotterdam het nog openstaande WMO voorschot
periode 3 betaald ad EUR 102.975,95.
Op 3 juni 2013 heeft Thuiszorg Rotterdam het nog openstaande WMO voorschot
periode 4 (laatste periode) betaald ad EUR 620.229,64.
13
Identiek aan het digitaal ingediende verslag
Op 21 juni 2013 heeft Thuiszorg Rotterdam het nog openstaande restant WMO
voorschot periode 4 betaald ad EUR 103.371.61.
Na betaling van voormelde bedragen stond er aan overschrijdingen en ten onrechte afkeur 2012 en 2013 door Gemeente Rotterdam, nog een door curanda
van Thuiszorg Rotterdam (feitelijk de Gemeente Rotterdam) te vorderen bedrag
open van EUR 85.772,11.
Er heeft veelvuldig overleg plaatsgevonden tussen het (voormalig) management
van curanda en de curator omtrent de vaststelling van het nog van Thuiszorg Rotterdam (feitelijk de Gemeente Rotterdam) te vorderen bedrag, het aanleveren
van de uitvoerige en omvangrijke onderbouwing hiervan bij de Gemeente Rotterdam en de reactie vanuit de Gemeente op deze stukken. Het management is de
curator hierbij zeer behulpzaam.
Een en ander heeft ertoe geleid dat er op 8 juli 2013 en 12 augustus 2013 door
Thuiszorg Rotterdam opnieuw betalingen zijn gedaan van in totaal EUR 30.674,76.
Op dit moment staat dus nog een bedrag open van EUR 55.097,35.
Derde verslag
De afgelopen periode heeft er opnieuw veelvuldig contact plaatsgevonden tussen
het (voormalig) management van curanda en de curator over het verder betaald
krijgen van voormelde vordering. Een en ander heeft tot nadere betalingen geleid.
Daarnaast is recent vanuit de Gemeente Rotterdam nog de toezegging gedaan dat
er (ook) nog een bedrag van EUR 32.109,00 zal worden betaald. Na betaling van
dit bedrag, zou er volgens de administratie van curanda nog EUR 13.170,67
betaald dienen te worden.
14
Identiek aan het digitaal ingediende verslag
De Gemeente Rotterdam heeft op 18 oktober 2013 de productie welke leidt tot
voormeld bedrag van EUR 13.170,67 definitief aangemerkt als afgekeurde productie en aangegeven dat voor haar het dossier is gesloten. Nadere betalingen zullen
niet meer gedaan worden.
Na bestudering van de onderbouwing van de gemeente voor afwijzing van het
restant en overleg met het (voormalig) management van curanda, is met instemming van de rechter-commissaris besloten de verdere incasso te laten rusten.
Vierde verslag
Afgelopen verslagperiode heeft er nog een urenverantwoording jegens de
Gemeente Rotterdam moeten plaatsvinden over de gewerkte uren in 2013.
Een en ander is grotendeels door B.V. Zorgwerk en haar accountant KPMG ten behoeve van curanda uitgezocht en opgesteld. De rol van de curator is daarin beperkt kunnen blijven.
6.
Bank/zekerheden
6.1
Vordering van de bank
Faveo HV heeft een bankrekening bij ABN AMRO Bank NV welke op surseancedatum een creditstand vertoonde van EUR 2.014.074,68.
Het bestuur had aanvankelijk aangegeven dat Faveo HV stand alone gefinancierd
zou worden. Uit nader onderzoek is gebleken dat dit toch niet het geval was.
Faveo HV was partij bij de financieringsovereenkomst, wel hoofdelijk aansprakelijk
maar geen kredietnemer, welke haar (uiteindelijk) aandeelhouder Asito Dienstengroep SE – kort gezegd – voor haarzelf en haar dochtervennootschappen met ABN
AMRO BANK NV en ING Bank N.V. op 16 december 2011 is overeengekomen. De
bank en Asito Dienstengroep SE is door de bewindvoerder verzocht Faveo HV uit
deze financieringsovereenkomst te halen. Faveo HV is tijdens de surseanceperiode op verzoek van de bewindvoerder uit voormelde financieringsovereenkomst
gehaald en van eventuele hoofdelijke aansprakelijkheden ontslagen.
15
Identiek aan het digitaal ingediende verslag
Op faillissementsdatum vertoonde de bankrekening van curanda na betaling van
surseancecrediteuren en met name de slotbetaling aan het personeel nog een beperkt creditsaldo van circa EUR 19.000 (zie verder paragraaf 7 van dit verslag).
De bank is gevraagd dit bedrag over te boeken naar de boedelrekening.
Tweede verslag
Het creditsaldo ad EUR 21.448,34 is op de boedelrekening ontvangen.
Lease
Niet van toepassing.
6.2
Beschrijving zekerheden
Op basis van de omvangrijke financieringsovereenkomst waar Faveo HV (toch) bij
betrokken was, had ook Faveo HV bepaalde zekerheden afgegeven. Zo was Faveo
HV hoofdelijk verbonden jegens de financieringsmaatschappij tot nakoming van
de betalingsverplichtingen van alle schuldenaren tegenover de financieringsmaatschappij en had zij een (stil) pandrecht op haar vorderingen verleend.
Doordat tijdens de surseance Faveo HV uit de financieringsovereenkomst is gehaald, is er geen sprake meer van een zekerheidspositie van de bank. Een en ander nog los van het feit dat de bank geen vordering heeft op curanda.
7.
Doorstart/voortzetten
Gezien het feit dat tijdens het intakegesprek van de surseance op 19 december
2012 en de daarop volgende dagen is gebleken dat er vooralsnog voldoende
financiële middelen voor handen waren om aan de financiële verplichtingen
ontstaan na datum voorlopige surseance (tot eind februari 2013) te kunnen voldoen, zijn de activiteiten voortgezet. Daarnaast voorkwam voortzetting ook dat de
ruim 3000 afnemers in Rotterdam van deze huishoudelijke verzorging in de problemen kwamen en gaf het tijd onderzoek te doen naar de mogelijkheden om het
personeel van Faveo HV elders onder te brengen.
16
Identiek aan het digitaal ingediende verslag
De bewindvoerder heeft het bestuur van Faveo HV gevraagd een liquiditeitsprognose op te stellen voor de periode vanaf datum voorlopige surseance tot 22 april
2013 om te kunnen beoordelen of het mogelijk is de dienstverlening van Faveo HV
te continueren tot het einde van het aanbestedingscontract waarbij dus aan de
lopende verplichtingen voldaan kan blijven worden. De bewindvoerder heeft deze
liquiditeitsbegroting door een externe accountant laten verifiëren.
Door de verlieslatende situatie nam het boedelactief tijdens surseance altijd af.
Op grond van de wet mag dat tijdens een surseance niet. Na overleg met aandeelhouder Zorgwerk B.V. is een overeenkomst gesloten op grond waarvan Zorgwerk B.V. (1) het exploitatietekort tijdens surseance zal financieren en (2) de presurseance crediteuren ad EUR 153.000 door Zorgwerk zullen worden betaald voor
de crediteurenvergadering van 15 maart 2013, zodat de voorlopig verleende surseance altijd zou kunnen worden omgezet in een definitieve surseance.
In het surseanceverslag van 24 januari 2013 is aangegeven dat wanneer vanaf 22
april 2013 geen werkzaamheden meer zouden kunnen worden uitgevoerd als gevolg van de verloren aanbesteding, de surseance zou worden omgezet in een faillissement. Dan zou continuïteitsperspectief ontbreken, de boedel immers leeg
zijn, maar waren alle crediteuren en werknemers tot en met 21 april 2013 volledig
voldaan. Voornaamste toekomstige crediteur vanaf faillissementsdatum, UWV,
heeft op verzoek van de bewindvoerder uitdrukkelijk met deze gang van zaken tijdens surseance ingestemd om de zorg te waarborgen en in de hoop dat zoveel
mogelijk werkgelegenheid op deze wijze behouden kan blijven wanneer werknemers van Faveo Huishoudelijke Verzorging in dienst zouden kunnen gaan treden
bij de winnaars van de aanbesteding per 22 april 2013.
Voormelde gang van zaken heeft zich ook daadwerkelijk voorgedaan.
Op faillissementsdatum was er nog sprake van een beperkt creditsaldo van circa
EUR 19.000, maar waren alle surseancecrediteuren – voor zover bekend op faillissementsdatum – voldaan, waaronder dus het personeel waarmee volledig is afge-
17
Identiek aan het digitaal ingediende verslag
rekend (zowel salaris als vakantiegeld, eindejaarsuitkering en opgebouwde verlofuren zijn uitbetaald).
Er dient over de surseanceperiode overigens nog wel afgerekend te worden over
periode 4 (25 maart t/m 21 april 2013) met zowel opdrachtgever Thuiszorg Rotterdam uit hoofde waarvan nog circa EUR 720.000 zal worden ontvangen alsmede
met de Belastingdienst waaraan over vermelde periode nog loonbelasting dient te
worden afgedragen van circa EUR 800.000. Zorgwerk heeft tijdens de surseance
op grond van de gesloten overeenkomst EUR 120.000 aan Faveo HV verstrekt en
zal nog een restantbetaling moeten verrichten zodra de omvang van het surseancetekort definitief bekend is.
Het doel om tijdens de surseance te onderzoeken of, en zo ja om, het personeel
per 22 april 2013 elders onder te brengen is ook gehaald. Ruim driekwart van het
personeel (zie paragraaf 2.3 van dit verslag) heeft per 22 april 2013 een nieuwe
baan gekregen bij de winnaars van de aanbesteding. Dit beperkt niet alleen aanzienlijk de boedelvordering van het UWV over de opzegtermijn, maar leidt
uiteraard ook tot maatschappelijk gezien een wenselijk resultaat vanwege het behoud van werkgelegenheid.
8.
Administratie
8.1
Toestand administratie
De administratie van Faveo HV was en is op orde. De bewindvoerder heeft een en
ander met een door hem ingeschakelde accountant op meerdere momenten
vastgesteld.
8.2
Goedkeuring verklaring accountant
Niet van toepassing.
9.
Pauliana/verrekening
9.1
Verdachte transacties
Zal – als te doen gebruikelijk – onderzocht worden op het daartoe geëigende moment. Vooralsnog is daarvan niets gebleken.
18
Identiek aan het digitaal ingediende verslag
Tweede verslag
Niet aan de orde.
9.2
Maatregelen
Vooralsnog geen.
Tweede verslag
Geen reden voor nadere maatregelen.
10.
Bestuurdersaansprakelijkheid
10.1 Boekhoudplicht
De boekhouding is op orde.
10.2 Depot jaarrekeningen
De jaarrekening 2011 is volgens de Kamer van Koophandel op 18 juli 2012 tijdig
gedeponeerd.
10.3 Stortingsverplichting aandelen
Wordt onderzocht.
Derde verslag
Aan voldaan.
11.
Fiscus/UWV/overige preferente vorderingen
11.1 Vorderingen van de fiscus
Er is geen achterstand bij de Belastingdienst.
Tweede verslag
De Belastingdienst heeft een vordering ingediend van EUR 803.393 uit hoofde van
Loonheffing vierde periode. Een en ander was voorzien (zie punt 7 van dit verslag).
Vierde verslag
Vanwege een in het Belastingplan 2014 afgesproken teruggaaf WAO/WIA (premie
Arbeidsongeschiktheidsfonds) heeft de belastingdienst aan curanda een teruggaaf
19
Identiek aan het digitaal ingediende verslag
verleend en deze teruggaaf in mindering gebracht op voormelde vordering. Thans
resteert nog een schuld aan de belastingdienst van EUR 760.837,00.
11.2 Vorderingen van het UWV
Er zijn geen achterstanden bij de afdracht van sociale premies.
Tweede verslag
Het UWV heeft wel een boedelvordering ingediend over de opzegtermijn van
EUR 267.967,84.
11.3 Overige preferente crediteuren
Geen.
12.
Crediteuren
12.1 Aantal concurrente crediteuren
Aantal concurrente crediteuren: vooralsnog geen.
Overigens valt niet uit te sluiten dat er nog enkele (beperkte) crediteurenvorderingen ‘binnendruppelen’ , ontstaan tijdens de surseanceperiode omdat er niet
tijdig is gefactureerd. Deze vorderingen zullen afgewikkeld worden.
Tweede verslag
Er is nog een vordering van een energieleverancier ingediend van EUR 1.428,45.
Derde verslag
Er hebben zich vier concurrente crediteuren gemeld met een totale vordering van
EUR 8.102,20.
12.2 Bedrag concurrente crediteuren
Op surseancedatum stond er een bedrag van EUR 19.600 open aan concurrente
vorderingen.
20
Identiek aan het digitaal ingediende verslag
Daarnaast was er op surseancedatum sprake van een rekening-courantvordering
van zustervennootschap Faveo Zorg B.V. van EUR 137.000.
B.V. Zorgwerk heeft voor 15 maart 2013 – de datum waarop werd beslist over het
definitief verlenen van de surseance van betaling aan Faveo HV – alle vorderingen
betaald en overgenomen van de crediteuren. Hierdoor heeft B.V. Zorgwerk als
enige crediteur kunnen stemmen voor verlening van de definitieve surseance van
betaling.
In de regeling zoals getroffen met B.V. Zorgwerk – zie paragraaf 7 – is bepaald dat
deze vordering per datum faillissement komt te vervallen.
13.
Rechtbank
De zitting waarop Faveo HV en haar schuldeisers worden gehoord met betrekking
tot het verzoek van Faveo HV tot het verlenen door de rechtbank aan haar van de
definitieve surseance van betaling, was bepaald op 15 maart 2013 te 10.00 uur.
Op 15 maart 2013 is de definitieve surseance van betaling verleend, welke op 25
april 2013 weer is ingetrokken onder gelijktijdige uitspraak van het faillissement.
Tweede verslag
Op 28 mei 2013 heeft de rechter-commissaris toestemming verleend voor de
onderhandse verkoop van de bedrijfsmiddelen voor EUR 1.700.
13.1 Plan van aanpak
In de komende periode zullen met name de volgende onderwerpen aandacht verkrijgen:
a.
Inventariseren crediteurenpositie en – voorzover deze toch nog ziet op surseanceperiode – afwikkelen;
b.
Opstellen eindafrekening exploitatie en afwikkelen van deze positie met B.V.
Zorgwerk;
21
Identiek aan het digitaal ingediende verslag
Indiening volgend verslag:
Over zes maanden na heden, derhalve 28 augustus 2014.
De verwachting is echter dat dit faillissement voordien al kan worden voorgedragen
voor opheffing.
Rotterdam, 28 februari 2014
mr. J.G. Princen
curator
22