Correctionele rechtbank Antwerpen, 27 februari 2014

N. nr. : AN53.99.558-12
DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG
TE ANTWERPEN
VAN 27 FEBRUARI 2014
in zake van HET OPENBAAR MINISTERIE:
en waarbij zich heeft aangesloten als burgerlijke partij
D. B. Dennis,
geboren te Gent op (…),
wonende te 2060 Antwerpen, (…),
voor en namens wie verschijnt mr. Kelly L. kantoorhoudende te 2000 Antwerpen,
(…), woonstkiezend ten kantore van voormeld advocaat,
bij akte verleden door onderzoeksrechter C. V. W. te Antwerpen, op 24 juli 2012, het
onderzoek geopend zijnde ingevolge deze aanstelling als burgerlijke partij;
- ter zitting vertegenwoordigd door meester K. L., advocaat bij de balie te Antwerpen,
TEGEN:
M. Abdelmalek
Chauffeur
Geboren te Bni Sadden (Marokko), op (…)
Wonende te 2140 Antwerpen, (…)
Marokkaan
Beticht van:
Te Antwerpen, op 4 juni 2012,
In de omstandigheden genoemd in artikel 444 van het Strafwetboek, namelijk hetzij in
openbare bijeenkomsten of plaatsen, hetzij in tegenwoordigheid van verscheidene
personen, in een plaats die niet openbaar is, maar toegankelijk voor een aantal
personen die het recht hebben er te vergaderen of ze te bezoeken, hetzij in om het
even welke plaats, in tegenwoordigheid van de beledigde en voor getuigen, hetzij
door geschriften, al dan niet gedrukt, door prenten of zinnebeelden, die aangeplakt,
verspreid of verkocht, te koop geboden of openlijk tentoongesteld worden, hetzij
tenslotte door geschriften, die niet openbaar gemaakt, maar aan verscheidene
personen toegestuurd of meegedeeld worden, te hebben aangezet tot haat of geweld
jegens een persoon wegens diens leeftijd, seksuele geaardheid, burgerlijke staat,
geboorte, vermogen, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, syndicale
overtuiging, taal, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, een
fysieke of genetische eigenschap, sociale afkomst, en dit, zelfs buiten de in artikel 5
van de Discriminatiewet d.d. 10 mei 2007 bedoelde domeinen;
***
Gezien de stukken van het onderzoek;
Gehoord de burgerlijke partij in haar middelen en besluiten, ontwikkeld door meester
K. L., advocaat bij de balie te Antwerpen ;
Gehoord het Openbaar Ministerie in zijn vordering;
Aangezien beklaagde, hoewel behoorlijk gedagvaard, heden niet verschijnt, noch
iemand voor hem ;
1.op strafgebied :
Tenlastelegging
Beklaagde wordt vervolgd wegens het aanzetten tot haat of geweld jegens een
persoon wegens diens geaardheid.
De feiten zijn bewezen op basis van de gedetailleerde verklaring van het slachtoffer
D. B. en van de verklaring van de baliemedewerker L. en van de manager van H. C.
S..
Straftoemeting
Beklaagde verschijnt niet ter zitting zodat niet kan worden gepeild naar de huidige
levenssituatie en de intenties van beklaagde.
De feiten geven blijk van een gebrek aan normbesef en van een agressieve en
onverdraagzame ingesteldheid.
Zulke feiten kunnen niet worden getolereerd in een beschaafde samenleving.
2
De hierna bepaalde bestraffing is passend gelet op de aard en de ernst van de feiten,
de omstandigheden waarin de feiten werden gepleegd en het strafregister waaruit
blijkt dat beklaagde reeds bij herhaling werd veroordeeld.
2. op burgerlijk gebied
Dennis D. G. vordert van beklaagde een schadevergoeding van 1.500 EUR ex aequo
et bono hoofdens materiële en morele schade vermengd.
In billijkheid herleid de rechtbank deze schade op 250 EUR.
OM DEZE REDENEN,
DE RECHTBANK,
Gelet op de artikelen 162, 162bis, 185, 186, 194, 195 van het Wetboek van
Strafvordering,
artikelen 1, 3, 7 van het Strafwetboek,
artikelen 11, 12, 14, 31, 32, 34, 35, 36, 37 en 41 der wet van 15 juni 1935, gewijzigd
door de wet van 3 mei 2003
de verordeningen van de Raad van de ministers nr. 974/98 dd. 3/5/1998 en nr.
1103/97 dd. 17/6/1997 en de wetten van 26.06.2000 en 30.3.2000 betreffende de
invoering van de euro
artikelen 28, 29 der wet van 1 augustus 1985, gewijzigd door de wetten van
24.12.1993 en 22.4.2003, het KB van 19.12.2003, de programmawet van 27.12.2004
en het KB van 31.10.2005;
artikelen 3 en 4 der wet van 17 april 1878,
artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek,
artikelen 44 en 45 van het Strafwetboek,
artikelen 22,2° en 25 van de Discriminatiewet dd. 10 mei 2007,
en bij toepassing van de artikelen 25, 38, 40, 444 van het Strafwetboek ;
Rechtdoende op tegenspraak ten aanzien van de burgerlijke partij en bij verstek ten
aanzien van beklaagde
VEROORDEELT
- beklaagde hoofdens het hem ten laste gelegde feit
tot een hoofdgevangenisstraf van ZES MAANDEN
en
tot een geldboete van HONDERD EUR
Verplicht veroordeelde, als bijdrage voor de financiering van het bijzonder fonds tot
hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan occasionele redders, tot
het betalen van een bijdrage van 25 EUR, bij toepassing van artikel 1 van de wet van
3
5 maart 1952, gewijzigd door de wet van 28/12/2011, vermeerderd met 50 decimes en
gebracht op 150 EUR.
Verplicht veroordeelde tot betaling van de kosten van het geding belopende 72,50
EUR en, bij toepassing van Koninklijk Besluit van 28 december 1950, tot een
vergoeding van 51,20 EUR.
Zegt dat bij toepassing van artikel 1 der wet van 5 maart 1952 gewijzigd door de wet
van 28/12/2011 de geldboete van 100 EUR, vermeerderd wordt met 50 decimes, zodat
die geldboete 600 EUR bedraagt.
Bepaalt de duur van de gevangenisstraf waardoor de geldboete vervangen kan
worden, bij gebrek aan betaling binnen een termijn vermeld in artikel 40 van het
strafwetboek, op één maand.
***
Rechtdoende over de vordering van de burgerlijke partij D. B. Dennis:
Verklaart de eis ontvankelijk en gegrond in de volgende mate :
Veroordeelt beklaagde om aan de burgerlijke partij te betalen, als schadevergoeding,
de som van TWEEHONDERDVIJFTIG (250,00) EUR te vermeerderen met de
vergoedende intresten vanaf 4 juni 2012 tot op heden, en vanaf heden met de
gerechtelijke
intresten
en
de
kosten,
waaronder
een
minimumrechtsplegingsvergoeding ten bedrage van 82,50 euro, gelet op het verstek
van beklaagde.
Wijst het meer en/of andersgevorderde af.
***
Alles wat voorafgaat is, overeenkomstig de bepalingen der wet van 15 juni 1935 op
het gebruik der talen in gerechtszaken, in de Nederlandse taal geschied.
Aldus gewezen door de hiernavermelde rechter die de zaak behandeld heeft en die aan
de beraadslaging heeft deelgenomen, en uitgesproken in openbare terechtzitting door
de Voorzitter op zevenentwintig februari tweeduizend veertien in aanwezigheid van
het Openbaar Ministerie en de griffier.
AANWEZIG:
C. C.
A.D. G.
H. W.
voorzitter van de kamer, enig rechter
substituut-procureur des konings,
griffier
4