De dwazen Ze lopen allemaal voor aap Stuk voor stuk in

De dwazen
Ze lopen allemaal voor aap
Stuk voor stuk in winterslaap
Ze gooien ruiten in en eigen glazen
De dwazen, de dwazen
En bijna allemaal zijn ze verminkt
Met navels vol zilver en ruggen vol inkt
Je weet het al lang, maar je blijft je verbazen
Over de dwazen, de dwazen
En die is een steenbok en die is een kreeft
En een dag niks gekocht is een dag niet geleefd
En maar toeteren en maar bellen en blazen
De dwazen, de dwazen
En het gaat over ziektes en over het weer
En als ik hier druk, dan doet het daar zeer
’t Is jaren geleden dat ze iets lazen
De dwazen, de dwazen
En de één is te mager en de ander te vet
Maar dat gaat dan dus wel met z’n tweetjes naar bed
Dus dat blijft mekaar maar nieuw leven in blazen
De dwazen, de dwazen
Maar ’t is een soort van kamikaze
Want God loopt nou al eeuwen te azen
En het duurt niet meer lang of hij neemt ze te grazen
Ze zullen vluchten als wezels en rennen als hazen
Ik verheug me nu al, dat wordt lachen geblazen
De dwazen, de dwazen
De dwazen