129. Vrijheid van de Wet? - Eleutheria apo tou nomou?

129. Vrijheid van de Wet? - - pagina 1
129. Bijbelstudie over
VRIJHEID VAN DE WET?
ELEUTHERIA APO TOU NOMOU?

Deel 1: Wat zegt Yeshua hierover?
In de meeste kerken wordt helaas de verkeerde leer verkondigd, dat wij vrij zouden zijn van de
Wet. Altijd, als men het met christenen over de Tora heeft, krijgt men het standaard antwoord:
“Wij zijn niet meer onder de Wet maar onder de genade en wij hoeven ons niet opnieuw een
slavenjuk te laten opleggen!” Einde discussie! Het lijkt wel voorgeprogrammeerd, net alsof je
een CD afdraait! Maar weet men eigenlijk wel waar men het over heeft? Laten we even kijken
wat die term inhoudt. De term ‘onder de Wet’, in het Grieks  upo nomon komt tien
maal voor in B’rit haChadasha [het Nieuwe Testament], en wel in de brieven aan de Romeinen,
aan de Galaten en aan de Korinthiërs. Maar uit Romeinen 6:15-16 blijkt wel duidelijk dat Paulus
de Wet zeker niet als iets negatiefs beschouwde: “Wat dan? Zullen wij zondigen, omdat wij niet
onder de Wet, maar onder de genade zijn? Volstrekt niet! Weet gij niet dat gij Hem, in wiens
dienst gij u stelt als slaven ter gehoorzaamheid, ook moet gehoorzamen als slaven, hetzij dan
van de zonde tot de dood, hetzij van de gehoorzaamheid tot gerechtigheid?” In hoofdstuk 7:7
gaat hij verder: “Wat zullen wij dan zeggen? Is de Wet zonde? Volstrekt niet! Ja, ik zou de
zonde niet hebben leren kennen, tenzij door de Wet”. In vers 12 komt hij tot de conclusie: “Zo is
dan de Wet heilig, en ook het gebod is heilig en rechtvaardig en goed!” Ik kom daar straks nog
uitgebreid op terug. Je zou dus zeggen dat deze teksten toch duidelijk genoeg zijn, maar
desondanks wordt er nog steeds beweerd dat gelovigen uit de volken mogen eten wat ze willen
omdat volgens hen ook de spijswetten zouden zijn afgeschaft. Er wordt beweerd, dat de sabbat
alleen maar voor de Joden zou zijn en dat de zondag nu de dag des Heren is. Er wordt
beweerd dat de bijbelse feestdagen alleen voor de Joden zouden zijn, maar niet voor de
christenen en men noemt ze daarom ook ‘Joodse feestdagen’. Wat zegt de Bijbel over de vraag
of G'ds Wetten en inzettingen niet meer van toepassing zou zijn? Wat zegt Yeshua hierover?
Dat zullen wij in deze tweedelige bijbelstudie nader onder de loep nemen.
Mattheüs 5:17
“Meent niet, dat Ik gekomen ben om de Wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen
om te ontbinden, maar om te vervullen!” (NBG-vertaling)
Op grond van deze uitspraak, waarin Yeshua duidelijk aangeeft dat Hij de geldigheid van de
Wet met al haar geboden volledig erkent, kan niemand beweren dat Yeshua de Tora zou
hebben afgeschaft zonder Hem daarin tegen te spreken. Dat men desalniettemin toch blijft
volhouden, dat de Wet voor christenen niet meer van toepassing zou zijn komt door de
Statenvertaling en de NBG-vertaling, waarin Yeshua zegt: “Ik ben niet gekomen om te
ontbinden, maar om te vervullen.” Met het woordje ‘vervullen’ worden de lezers op een verkeerd
spoor gezet, want ze denken dan automatisch: als Hij ze vervuld heeft, dan hoeven wij dat niet
meer te doen! Maar dat vind ik te kort door de bocht, want de logica hiervan ontgaat mij. Dat
zou hetzelfde zijn dat, als je met twee auto’s de weg op gaat, de eerste zich keurig aan de
verkeersregels zou houden en de tweede zou zeggen dat hij dat niet meer hoeft te doen omdat
de eerste het al gedaan heeft. Kunt u mij volgen? Dat Yeshua de Wet vervult heeft wil zeggen
dat Hij het heeft voorgedaan om ons te laten zien hoe het moet, maar niet met de bedoeling dat
het daarna niet meer hoeft. Met het Griekse woord  pleroō, dat dus gewoonlijk met
‘vervullen’ vertaald wordt, bedoelde Yeshua dus niet, dat Hij de Wet en de Profeten afgerond en
voltooid heeft en zodoende als afgedaan mag worden beschouwd, maar wat Hij daarmee wilde
zeggen is, dat de woorden van de Tora en de Profeten pas door Hem hun volle betekenis
hebben gekregen ofwel dat wij de Tora en de profetische boeken alleen op correcte wijze
129. Vrijheid van de Wet? - - pagina 2
kunnen snappen als we beseffen, dat deze Geschriften over Hem gaan. Een goed voorbeeld is
de viering van de Bijbelse feesten, die we pas echt tot in het kleinste detail kunnen bevatten en
meevieren als Yeshua daarin centraal staat. Pas als wij inzien dat Yeshua het Licht der wereld
is heeft Chanuka voor ons allen de volle betekenis als feest van het licht. Pas als wij erkennen
dat Yeshua het Lam is dat voor ons geslacht is, kan Pesach voor ons allen een persoonlijk
bevrijdingsfeest zijn en niet alleen een herdenkingsfeest. Op deze wijze dient elk gebod en elke
onderwijzing van de Tora, maar ook elke voorzegging van de profeten met Hem in verband
gebracht te worden en is het onze taak deze teksten te onderzoeken en na te gaan op welke
wijze Yeshua daarin geopenbaard wordt. Daarom is Zijn verklaring, dat Hij niet gekomen is om
de Wet en de Profeten te ontbinden, maar om ze te vervullen volledig in overeenstemming met
hetgeen Hij na Zijn opstanding tegen de Emmaüsgangers gezegd heeft: “En Hij begon bij
Mozes en bij al de profeten en legde hun uit, wat in al de Schriften op Hem betrekking had. - Hij
zeide tot hen: Dit zijn Mijn woorden, die Ik tot u sprak toen Ik nog bij u was, dat alles wat over
Mij geschreven staat in de Wet van Mozes en de profeten en de psalmen moet vervuld worden.
Toen opende Hij hun verstand, zodat zij de Schriften begrepen.” (Lucas 24:27 en 44-45). Dat is
het dus, wat Yeshua bedoelde met het woord ‘vervullen’: er de volle betekenis aan geven!
Laten wij Mt 5:17 daarom nu in de Groot Nieuws Bijbel lezen. Daar hebben ze de woorden van
Yeshua op een heel duidelijke en heel ondubbelzinnige manier vertaald: “Denk niet dat Ik
gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om ze af te
schaffen, maar om ze hun volle betekenis te geven!” Ook in Het Boek wordt de strekking van dit
vers op de juiste wijze weergegeven: “Denk niet dat Ik ben gekomen om de Wetten van Mozes
en de woorden van de profeten opzij te schuiven. Ik ben juist gekomen om er de volle betekenis
aan te geven!” Om de verdenking, dat Yeshua een nieuwe leer zou verkondigden en de
verkeerde opvatting dat Zijn offer de Tora overbodig zou maken in de kiem te smoren
beklemtoonde Hij in het volgende vers nadrukkelijk de eeuwige geldigheid van G’ds Wet:
Mattheüs 5:18
“Ik verzeker u: zolang hemel en aarde bestaan, zal niet één lettertje of streepje uit de Wet
geschrapt worden totdat alles gebeurd is.” (Groot Nieuws Bijbel). In Het Boek staat het als volgt:
“Ik zeg u met nadruk: Tot de hemelen en de aarde vergaan, zal nog geen letter van de Wet
afgedaan hebben! Alles moet eerst volbracht zijn.”
Sommigen denken bij de zinsnede “Alles moet eerst volbracht zijn” aan de woorden die Yeshua
in ]nxvy Yochanan [Johannes] 19:30 aan het kruis gezegd heeft: “Het is volbracht!” en ze zijn
daarom van mening dat de Tora vanaf dat moment ontbonden zou zijn. Klopt dat? Nee, want
Yeshua noemt in Mt 5:18 een termijn van geldigheid: “Zolang de hemel en de aarde bestaan.”
Wel, de hemel en de aarde zijn tot op heden nog niet vergaan en de Tora dus evenmin! We
mogen daarom niet zomaar klakkeloos alles aannemen wat ons door allerlei theologen wordt
aangeleerd, maar we behoren de Schriften zelf te onderzoeken. In 2 Timotheüs 3:14-17 schrijft
Sha’ul niet voor niets: “Maar jij, blijf bij alles wat je geleerd hebt en met overtuiging hebt
aangenomen. Je weet wie je leraren waren en bent van kindsbeen af vertrouwd met de Heilige
Geschriften die je wijsheid kunnen geven, zodat je wordt gered door het geloof in Mashiach
Yeshua. Elke Schrifttekst is door G’d geïnspireerd en kan gebruikt worden om onderricht te
geven, om dwalingen en fouten te weerleggen, en om op te voeden tot een deugdzaam leven,
zodat een dienaar van G’d voor zijn taak berekend is en voor elk goed doel volledig is
toegerust.” (NBV). Elke Schrifttekst wil zeggen: ook de teksten die vele christenen doorgaans
overslaan omdat ze van mening zijn dat die alleen voor de Joden van toepassing zijn. Maar
niets is voor de gelovigen onbelangrijk in de Schriften, ook niet voor de gelovigen uit de volken!
Daarom zegt Yeshua, dat elke jota en elke titel in de Tora van kracht zal blijven zolang de
hemel en de aarde bestaan. Met de jota en de titel benadrukt Hij, dat de Tora tot in de kleinste
details van kracht blijft tot aan het einde van de wereld zoals beschreven in ]vyzx Chizayon
[Openbaring] 20:11 en 21:1, ja zelfs op de nieuwe aarde zal G’ds Wet nageleefd worden. G’ds
Wet, waarin Hij ons Zijn wil bekend gemaakt heeft, is dus zo belangrijk, dat zelfs het kleinste
letterteken niet gemist kan worden. Zolang Yeshua nog niet teruggekomen is en deze wereld in
haar huidige vorm nog steeds bestaat, blijft elk woord, elk letterteken van de Wet van kracht! Er
staat immers geschreven: “Gij zult aan wat Ik u gebied, niet toedoen en daarvan niet afdoen,
129. Vrijheid van de Wet? - - pagina 3
opdat gij de geboden van de Eeuwige, uw G’d, onderhoudt, die Ik u opleg!” (,yrbd D’varim
[Deuteronomium] 4:2) en nogmaals: “Al wat Ik u gebied, zult gij naarstig onderhouden; gij zult
daarvan niet toedoen, noch daarvan afdoen!” (,yrbd D’varim [Deuteronomium] 12:32).
Mattheüs 5:19
“Wie dus een van deze geboden afschaft, al is het nog zo klein, en anderen leert hetzelfde te
doen, zal de kleinste genoemd worden in het hemelse koninkrijk. Maar wie zich aan de
geboden houdt en anderen leert hetzelfde te doen, die zal een grote naam hebben in het
hemelse koninkrijk.” (Groot Nieuws Bijbel). “Wie dus ook maar één van de kleinste van deze
geboden afschaft en aan anderen leert datzelfde te doen, zal als de kleinste worden beschouwd
in het Koninkrijk van de hemel. Maar wie ze onderhoudt en dat aan anderen leert, zal in het
Koninkrijk van de hemel in hoog aanzien staan.” (NBV).
In tegenstelling tot de herders die de Tora onderwijzen, zullen de herders die ook maar één van
de kleinste geboden van de Tora als niet meer van toepassing verklaren en hun schaapjes
leren hetzelfde te doen zeer klein heten in G’ds Koninkrijk, als ze daar tenminste nog binnen
mogen, want dat is volgens vers 20 nog maar zeer de vraag. Over deze herders zegt de
Eeuwige namelijk verontwaardigd: “Wee de herder die niet deugt, die de schapen in de steek
laat!” (hyrkz Zechar’ya [Zacharia] 11:17). “Ik zal de herders straffen en Mijn schapen van hen
terugeisen!” (laqzxy Yechez’q’el [Ezechiël] 34:10). De Bijbel is tijdloos en natuurlijk is deze
aankondiging van de Eeuwige een duidelijke waarschuwing voor de herders van nu, de herders
die alleen maar op de tienden azen, maar hun pastorale taken nauwelijks nakomen en hun
schaapjes bovendien wijsmaken dat G’ds wetten en geboden niet meer nageleefd hoeven te
worden omdat wij volgens hen vrij zijn van de Wet. Velen van hun schapen hebben zij op deze
doodlopende weg meegesleurd. Juist voor hen geldt: “Wee die herders!” De Eeuwige eist Zijn
schapen van hen terug en heeft gezegd dat Hijzelf voortaan Zijn kudde zal weiden, maar voor
de schapen geldt dan wel dat ze naar hun Herder moeten luisteren en Zijn geboden naleven.
De Goede Herder zelf heeft immers in Mt 5:19 gezegd: “Wie tegen de mensen zegt dat het niet
zo nauw luistert en zelfs maar het kleinste gebod afschaft, zal de kleinste zijn in het Koninkrijk
van de hemelen. Maar wie zich aan G’ds wetten houdt en anderen leert dat ook te doen, zal
groot zijn in dat Koninkrijk.” (Het Boek). Nog vlak voor Zijn hemelvaart herinnerde Yeshua Zijn
leerlingen hieraan, want Hij zei: “Gaat dan henen, maakt al de volken tot Mijn discipelen en
doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen
onderhouden al wat Ik u bevolen heb!” (vhyttm Matityahu [Matthéüs] 28:19). Wat moeten zij
hen leren te onderhouden? De Wet! Yeshua heeft immers nooit iets gepredikt wat niet in de
Tora terug te vinden was. Evangelieprediking sluit de Wetsverkondiging dus niet uit! Dat gaat
hand in hand met elkaar. We gaan nu naar hoofdstuk 7. Daar maakt Yeshua korte metten met
degenen die zeggen Hem wel te willen volgen, maar blijven weigeren de Tora na te leven.
Mattheüs 7:21
“Niet alle mensen die ‘Here, Here’ tegen Mij zeggen, komen in het hemelse Koninkrijk. Want
daar komt u alleen als u doet wat Mijn hemelse Vader wil!” (Het Boek). “Niet iedereen die ‘Heer,
Heer’ tegen Mij zegt, zal het Koninkrijk van de hemel binnengaan, alleen wie handelt naar de wil
van Mijn hemelse Vader!” (NBV).
Wat is de wil van de Vader? Hoe Weten wij wat G’ds wil is? Door het bestuderen van Tora. In
alle 613 geboden en verboden heeft de Eeuwige Zijn wil via Israël aan de mensheid bekend
gemaakt. Wat is dus zonde in de ruimste zin van het woord? Als men G’ds wil niet doet, dus
met andere woorden: zonde is als men doet wat G’d verboden heeft of juist niet doet wat Hij
opgedragen heeft. Yeshua heeft gezegd, dat alléén wie de wil van Zijn Vader doet, het hemelse
Koninkrijk binnengaat. Als men zegt dat we vrij zijn van de Wet, dan bedoelt men in feite dat we
G’ds wil niet meer hoeven te doen en dat is dus precies het tegenovergestelde van wat Yeshua
gezegd heeft. Dat is een gevaarlijke gedachte. Als men namelijk zegt dat de Tora, waarin G’ds
wil staat geschreven, voor de kerk niet meer van toepassing zou zijn en men zich daar dus ook
niet meer in verdiept, dan is men niet meer op de hoogte van wat G’d ons bevolen of verboden
129. Vrijheid van de Wet? - - pagina 4
heeft. Als men ervan uitgaat dat men vrij is van de Wet, dan is men wetteloos en dan mist men
een Bijbels verantwoord zondebesef. Vandaar dat er tegenwoordig in een groeiend aantal
traditionele kerken homohuwelijken worden ingezegend. Homorelaties ziet men daar immers
niet meer als zonde maar als door G’d gewilde echtelijke verbintenissen. Ook het niet houden
van de Shabat en de Bijbelse feestdagen ziet men zelfs in evangelische kringen niet als zonde
en wordt derhalve ook niet als zodanig beleden. Het blijven dus collectieve onbeleden zonden,
want men gaat er gewoon van uit dat men helemaal niet gezondigd heeft! Het overtreden van
de Wet is dus de zonde. Heeft Yeshua de zonde weggehaald? Neen, want in 1 Johannes 1:8
lezen wij juist dat we liegen als we zeggen dat we geen zonde meer hebben. Leert de Bijbel ons
dat we dan maar de Wet moeten vergeten? Als er geen Wet meer is, dan kunnen we immers
ook niet meer zondigen door de overtreding daarvan. Neen, want in Romeinen 2:12 en 13
schrijft Sha’ul: “Allen, die zonder Wet gezondigd hebben, zullen ook zonder Wet verloren gaan;
en allen, die onder de Wet gezondigd hebben, zullen door de Wet geoordeeld worden; want niet
de hoorders der Wet zijn rechtvaardig bij G’d, maar de daders der Wet zullen gerechtvaardigd
worden.” Yeshua is dus niet aan het kruis genageld om de Tora uit ons leven te verwijderen,
maar om de straf op Zich te nemen voor het overtreden daarvan! Nooit heeft Hij gezegd dat de
Tora voor ons door Zijn offer niet meer van toepassing zou zijn. Integendeel! Juist omdat Hij
voor ons de straf op zich heeft genomen voor onze zonden, zouden we er nu des te meer naar
moeten streven om gehoorzaam te zijn aan G’ds geboden en inzettingen. De Mashiach komt
spoedig en Hij wil Zijn bruid klaar maken voor Zijn komst! Wij mogen daarom Zijn geboden niet
langer negeren en wij moeten terugkeren naar G’ds altoosdurende inzettingen, want dat is het
wat G’d wil! Als wij een verschrikkelijk gericht willen voorkomen, moeten wij G’ds geboden
opvolgen en bijbelgetrouwe gezinnen stichten. G’ds normen liggen hoog en zijn niet altijd
makkelijk te vervullen, maar zij dienen er niet alleen toe om gelukkige en harmonieuze gezinnen
op aarde te krijgen, maar ook om de gemeente, die het lichaam van Yeshua is, goed te laten
functioneren en zij bereiden ons tevens voor op de abh ,lvi Olam Haba [het toekomende
leven] in het duizendjarige vrederijk! Het is derhalve van groot belang om zich juist in deze
huidige tijd waarin zoveel onwetendheid heerst, te verdiepen in G’ds Wet, de Tora! De
Almachtige gaf daarin aan deze wereld een concept voor een leefbare samenleving. Maar
wanneer gemeend wordt dat men zich daaraan in het gezin of in de kerk niet meer hoeft te
houden omdat wij niet meer onder de Wet maar onder de genade leven, dan moet men
rekening houden met de consequenties. Onze westerse maatschappij is in opstand tegen G’d,
want de wereld wordt langzaam maar zeker klaargemaakt voor de komst van de antichrist. Als
wij bij de wegname van de Gemeente niet achter willen blijven, dan moeten wij alle uitingen van
de tijdgeest, alle opstandigheid en heidense invloeden uit onze harten en uit onze gemeenten
verwijderen en terugkeren naar de basis van ons geloof: de Bijbel, het Woord van G’d inclusief
de Tora, de Wet met al haar geboden en inzettingen! Begrijp me goed: Wij worden door de Wet
absoluut niet behouden, want onze behoudenis is uitsluitend door het verzoenende offer van
Yeshua mogelijk: er is geen andere weg! Maar in de Tora wordt de wil van G’d aan ons
bekendgemaakt, want hoe zouden wij anders weten wat zonde is? De juiste definitie van
‘zonde’ is namelijk, dat men de wil van G’d niet doet. Zonder de Tora zijn wij niet in staat om de
wil van G’d te kennen, want die staat duidelijk omschreven in alle 613 geboden en verboden.
Juist de misvatting dat wij vrij zouden zijn van de Wet, dat wij niet meer onder de Wet zijn en de
Wet als het ware afgeschaft zou zijn, heeft ervoor gezorgd dat men zich niet meer in de Tora
verdiept en men derhalve G’ds wil niet meer kent en het Joodse, bijbelse denken helaas moest
wijken voor het Griekse, heidense denken, waardoor onder andere de kerstboom en de
paaseitjes de kerk binnenkwamen en de zondag de plaats heeft ingenomen van de door G’d
zelf ingestelde Shabat. Het zijn juist deze mensen die ‘Here, Here’ zeggen, maar het dringt niet
tot hen door dat Yeshua daar niet op zit te wachten, maar hen nadrukkelijk erop wijst, dat alleen
degenen die de wil van de Vader doen, Zijn Koninkrijk mogen binnengaan.
Mattheüs 7:22-23
“Op die dag zullen velen tegen Mij zegen: ‘Heer, Heer, hebben wij niet in Uw naam
geprofeteerd, hebben wij niet in Uw naam demonen uitgedreven, en hebben wij niet vele
wonderen verricht in Uw naam?’ En dan zal Ik hun rechtuit zeggen: Ik heb jullie nooit gekend!
Weg met jullie, wetsverkrachters!” (Nieuwe Bijbelvertaling). “Velen zullen Mij op die dag zeggen:
129. Vrijheid van de Wet? - - pagina 5
‘Heer! Heer! Hebben we niet in Uw naam geprofeteerd, hebben we niet in Uw naam demonen
uitgedreven, en hebben we niet in Uw naam veel machtige daden gedaan? Maar dan zal Ik hun
openlijk zeggen: Nooit heb Ik u gekend! Verdwijn uit Mijn ogen, overtreders van G’ds Wet!”
(Willibrord-vertaling).
Heeft Hij het hier tegen ongelovigen? Neen! Hij zegt dit tegen gelovigen, want deze mensen
zeggen immers: “Here, Here!” Zij hebben in Zijn naam geprofeteerd (wat meestal begint met
“Mijn kind…”) en in Zijn naam (dat is dan over het algemeen de langgerekte Engelse versie
‘Jeeeeeesus!’) boze geesten uitgedreven en in Zijn naam vele krachten gedaan. Ik zou daar
nog even zijdelings bij willen vermelden dat ze daar een aardige duit mee verdiend hebben,
want bij zulke gelegenheden gaan meestal de emmers rond voor de gulle gaven, want de
arbeider is zijn loon waard zeggen ze). Zij geloven dus in Hem, want anders zouden zij al deze
dingen niet in Zijn naam gedaan hebben, en in de kerken wordt toch geleerd dat geloof alleen
voldoende is om behouden te worden. Waarom zegt Yeshua dan tegen hen: “Ik ken u niet”?
Om twee redenen: ten eerste omdat ze het vaak doen om zich daarmee zelf te verrrijken en ten
tweede omdat zij de wil van Zijn Vader niet doen! Yeshua heeft al voorzegd dat de verleiders en
valse profeten tekenen en wonderen zouden doen in Zijn naam (Mt 24:4-5 en 24:11-12 alsook
Mc 13:21-23). Hij waarschuwt ons met de woorden: “Wacht u voor de valse profeten, die in
schapenvacht tot u komen, maar van binnen zijn zij roofgierige wolven!” (Mt 7:15). Waarom
komen deze valse profeten in schapenvacht? Omdat zij sluw infiltreren in de kudde van de
Goede Herder en zich door de naam ‘Jezus’ te gebruiken voordoen als echte christenen!
Yeshua zegt echter dat wij hen niet moeten geloven, want zij vallen door de mand omdat zij de
Tora afwijzen en Hij noemt hen daarom ook “werkers der wetteloosheid” of in de nieuwe
vertaling “wetsverkrachters!” Zij verkondigen de valse leer dat de gelovigen nu vrij zouden zijn
van de Wet, maar de apostel Petrus schreef reeds over deze dwaalleraars: “Vrijheid spiegelen
zij hun voor, hoewel zij zelf slaven des verderfs zijn; immers, door wie men overmeesterd is,
diens slaaf is men. Want indien zij, aan de bezoedelingen der wereld ontvloden door de
erkentenis van de Heer en Verlosser Yeshua haMashiach, toch weer erin verstrikt raken en
erdoor overmeesterd worden, dan is hun laatste toestand erger dan de eerste. Het zou immers
beter voor hen geweest zijn, geen kennis verkregen te hebben van de weg der gerechtigheid,
dan met die kennis zich af te keren van het heilige gebod dat hun overgeleverd is!” (2 Petrus
2:19-21). Toch vinden zij met hun leer om G’ds Wet los te laten alom gehoor want in Mt 24:11
lezen wij dat de Wetsverachting toeneemt waardoor de liefde van de meesten zal verkillen,
terwijl er in 1 Joh 5:3 over de ware gelovigen precies het tegenovergestelde geschreven staat:
“Hieraan onderkennen wij, dat wij de kinderen G’ds liefhebben, wanneer wij G’d liefhebben en
Zijn geboden doen. Want dit is de liefde G’ds, dat wij Zijn geboden bewaren!” Dus ondanks het
feit dat deze dwaalleraars naar eigen zeggen “in Jezus naam” profeteren en “in Jezus naam”
boze geesten uitdrijven en “in Jezus naam” vele krachten en wonderen doen zegt Yeshua
openlijk tegen hen: “Ik heb u nooit gekend! Gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid!”
Mattheüs 12:50
“Want ieder die de wil van Mijn Vader in de hemel doet, is Mijn broer en zuster en moeder!”
(Nieuwe Bijbelvertaling)
Ik heb de vraag al eerder gesteld: Hoe weten wij wat de wil van Zijn Vader is? Wel, die staat in
de Tora! Dus hoezo “Vrij van de Wet?” Wij moeten goed beseffen dat de Wet niet iets is wat
Moshe [Mozes] zelf verzonnen heeft, maar door G’d heeft ontvangen om door te geven. De
Tora is echter geen weg om daardoor de behoudenis te kunnen verkrijgen - want de enige weg
is Yeshua - maar slechts een leidraad voor onze relatie met de Eeuwige en een richtsnoer, een
gebruiksaanwijzing voor een betere samenleving. In de Wet met alle geboden en verboden wil
G’d ons laten weten wat Hij van ons vraagt en wat Hij ons verbiedt, wat Hem behaagt en wat Hij
haat, waar Hij van houdt en waar Hij verafschuwt, wat wij mogen of moeten doen en wat wij
juist niet mogen doen. Ook als nieuwtestamentische gelovigen kunnen wij G’ds wil, die in de
Wet is vastgelegd, niet zomaar negeren met het excuus: “wij zijn toch vrij van de Wet!” Dat
Yeshua ons door Zijn offer op Golgotha heeft vrijgemaakt van de straf die volgt op het niet
nakomen van de Wet (als wij ons tenminste hiervoor op Hem beroepen!) wil nog niet zeggen
dat wij met de Wet helemaal niets meer te maken hebben. Integendeel! Yeshua zegt zelf: “Want
129. Vrijheid van de Wet? - - pagina 6
al wie doet de wil Mijns Vaders, die in de hemelen is, die is Mijn broeder en zuster en moeder!”
In de Studiebijbel vond ik hierop een opmerkelijk commentaar: “Jezus ziet in elke gelovige Zijn
familie. Zijn volgelingen staat dichter bij Hem dan Zijn naaste familie. Ja meer nog. Zijn
volgelingen nemen de plaats in van Zijn aardse familie. Het kenmerk van deze geestelijke
familie is dat zij de wil van G’d doet. Het wordt benadrukt dat alleen diegene, die de wil van de
Vader doet, het recht heeft om zo’n diepe familierelatie met Jezus te hebben. Het gaat hier niet
om doen in tegenstelling tot horen, maar om een horen dat leidt tot daden.” Dat komt in Lucas
8:21 duidelijk naar voren, waar Yeshua zegt: “Mijn moeder en Mijn broers zijn degenen, die
naar het Woord van G’d luisteren en ernaar handelen!” (NBV). “Mijn moeder en Mijn broeders
zijn dezen, die het Woord G’ds horen en doen!” (NBG). Dan heb ik nu een vraag aan u: Zijn alle
joden en christenen door hun geloof onze broeders en zusters? Ik zou daar maar niet zo snel
‘ja’ op zeggen, maar mij eerder beroepen op de woorden van Yeshua: “Wie de wil doet van Mijn
Vader in de hemel, die is Mijn broer en zuster en moeder!”
Mattheüs 19:17
Yeshua zei: “Als u het eeuwige leven wilt hebben, moet u zich houden aan de geboden!” (Het
Boek). “Als u het eeuwige leven wilt binnengaan, houd u dan aan de geboden!” (Groot Nieuws
Bijbel).
Yeshua leert ons dus: wie de Tora in acht neemt zal daardoor leven! Uit alle in bijbelstudie 124
(over de Schuilplaats) geciteerde Schriftplaatsen valt duidelijk te concluderen, dat Yeshua
zowel de gelovigen uit Israël alsook de gelovigen uit de volken naar een veilige schuilplaats zal
evacueren, voordat de antichrist zijn schrikbewind over de aarde zal uitoefenen en de Eeuwige
terzelfder tijd Zijn volle toorn over de wereld zal uitstorten. Wij zullen ons gedurende de 3 ½ jaar
van de Grote Verdrukking dan ook geborgen weten, zoals destijds het volk Israël in die
noodlottige nacht, toen de Engel des doods door Egypte ging. De vraag is alleen wat wij kunnen
doen om erbij te mogen horen? Aan welke voorwaarden moeten wij voldoen om de schuilplaats
te mogen binnengaan en aan de vervolging en de dood te ontkomen? Yeshua heeft het in vers
17 reeds gezegd: “Indien gij het leven binnen wilt gaan, onderhoud de geboden!” Pas daarna, in
vers 21, voegde Hij er nog aan toe: “Volg Mij!” In die volgorde dus: G’ds geboden onderhouden
en Hem volgen! Velen willen Hem wel volgen, maar niet Zijn geboden onderhouden. Van buiten
lijken ze dus ware volgelingen van Yeshua te zijn, maar in werkelijkheid verachten ze G’ds Wet.
Mensen kunnen ze daarmee voor de gek houden, maar niet de Eeuwige, want Hij ziet het hart
aan en dan vallen ze door de mand. Tegen deze mensen zegt Yeshua ronduit:
Mattheüs 23:28
“Zo lijkt ook u van buiten wel rechtvaardig, maar van binnen zit u vol huichelarij en verachting
voor de Wet! (Groot Nieuws Bijbel) en in de NBV: “Zo lijken ook jullie voor de mensen uiterlijk
op rechtvaardigen, terwijl jullie innerlijk vol huichelarij en wetsverachting zijn.”
In de goed bedoelde vertaling van Het Boek wordt men helaas eventjes op een verkeerd spoor
gezet. Daar lezen we dit vers als volgt: “U doet u heel vroom en oprecht voor, maar in uw hart
bent u huichelachtig en slecht!” Op zich klopt het natuurlijk wel wat hier staat, maar wat hierbij
ontbreekt, is het verwijt, dat deze mensen vol wetsverachting zijn. De letterlijke vertaling van het
hier gebruikte Griekse woord  anomias is ‘wetteloosheid’, ‘overtreding van de wet’ en
‘verachting van de wet’. Als Yeshua de Farizeeën, dus juist de wetsgeleerden ervan beschuldigt
dat zij de Wet die ze behoren uit te leggen, overtreden en verachten, hoe veel te meer zal Hij dit
niet zeggen tegen mensen die de geldigheid van de Wet niet eens erkennen? Waarom zou Hij
zoiets zeggen als de Tora niet meer van toepassing zou zijn? Hetzelfde geldt voor de volgende
uitspraak van Yeshua, die betrekking heeft op de eindtijd, waarin we nu leven:
Mattheüs 24:12
“En omdat de verachting voor de Wet toeneemt, zal de liefde bij de meesten verkoelen!” (Groot
Nieuws Bijbel). “En doordat de wetteloosheid toeneemt, zal bij velen de liefde bekoelen!” (NBV).
Let op dat de toename van de wetsverachting rechtstreeks volgt op de komst van de vele valse
profeten in vers 11, die velen zullen misleiden of, zoals in de Willibrord-vertaling en in de Groot
129. Vrijheid van de Wet? - - pagina 7
Nieuws Bijbel staat, op een dwaalspoor zullen brengen. Welk dwaalspoor? Welke misleiding?
Dat we vrij zouden zijn van de Wet met het gevolg dat de wetteloosheid toeneemt.
Marcus 7:8
“De Wet van G’d legt u naast u neer, maar aan de traditie van mensen houdt u vast!” (Groot
Nieuws Bijbel).
Het is typisch, dat veel christenen, die prefereren vrij te zijn van de Wet, geen enkele moeite
hebben met het strikt navolgen van wetten, die door mensen gemaakt zijn! Elke kerk, of ze nu
rooms-katholiek, protestants of evangelisch is, heeft haar eigen wetten en regels, haar eigen
kerkorde, haar eigen statuten, waarvan het de normaalste zaak is, dat men zich daar zonder te
morren aan houdt. Voor de Joden geldt dat net zo! Halachische voorschriften zoals het ritueel
wassen van de handen en het kasjeren van voorwerpen waarover Yeshua het hier heeft, zijn
voor orthodoxe Joden in praktijk vaak belangrijker dan de Tora! U begrijpt wel, dat Yeshua geen
onderscheid maakt. Als Hij het prefereren van menselijke geboden en inzettingen boven de Wet
van G’d door Zijn eigen volk afkeurt en hen daarop aanspreekt, dan zal Hij vanzelfsprekend de
afwijzende houding van christenen ten opzichte van G’ds geboden beslist niet goedkeuren en
daarom geldt Zijn verwijt ook voor hen: “De geboden van G’d geeft u op, maar aan tradities van
mensen houdt u vast!” (NBV).
Marcus 7:9
“Hoe vindingrijk weet u de Wet van G’d buiten werking te stellen om uw eigen traditie in stand te
kunnen houden!” (Groot Nieuws Bijbel).
Wij zien hier evenals in vers 8, dat Yeshua bepaald niet positief stond tegenover de rabbijnse
geboden en leringen die wij weliswaar in de Talmud tegen komen, maar die vaak in strijd zijn
met Tora. Dat in de voorafgaande verzen slechts enkele voorbeelden genoemd zijn van een
veel groter geheel blijkt uit de toevoeging: “En dergelijke dingen doet gij vele.” Opnieuw kan
men de verwijtende woorden van Yeshua ook op christenen toepassen die enerzijds zeggen
dat ze alles mogen eten wat ze willen en ook de Shabat niet hoeven te houden omdat ze vrij
zijn van de Wet, maar anderzijds wel heidense tradities zoals o.a. de kerstboom en sinterklaas
met zijn zwarte pieten koesteren en in ere houden. Ook tegen hen zegt Hij: “Mooi is dat, hoe u
G’ds geboden ongeldig maakt om uw eigen tradities overeind te houden!” en ook hier voegt Hij
er aan toe: “En u doet nog veel meer van dit soort dingen!” (NBV). Veel traditionele christenen
kan men het niet kwalijk nemen omdat ze niet beter weten. Als ze nooit iets anders gehoord
hebben dan de leer die verkondigd wordt in de kerk waarin ze zijn opgegroeid, dan handelen zij
in goeder trouw en kan men ze niets verwijten tot het moment dat ze de waarheid hebben
gehoord en dan toch ervoor kiezen om liever hun tradities te blijven volgen. Voor evangelische
christenen ligt dat anders. In die kringen komt men veel ‘shoppers’ tegen die de ene gemeente
om de haverklap inruilen tegen de andere en steeds weer op zoek zijn naar een voorganger of
evangelist die hun visie deelt en dat predikt wat hun aanspreekt. Ze horen maar al te graag dat
ze vrij zijn van de Wet en zoeken zelf de gemeentes op waar deze leer verkondigd wordt.
Sha’ul wist blijkbaar toen al dat dit zou gebeuren en drong al vele eeuwen geleden erop aan om
G’ds Woord op de juiste wijze te onderrichten: “Want er komt een tijd, dat de mensen de
heilzame leer niet meer verdragen, maar leraren om zich heen verzamelen die aan hun
verlangens tegemoet komen en hun naar de mond praten. Ze zullen niet meer naar de
waarheid luisteren, maar naar verzinsels!” (2 Timotheüs 4:3-4, NBV) of in de vertaling van Het
Boek: “Want er komt een tijd dat de mensen niet meer naar de waarheid willen luisteren, maar
leraars zoeken die hun vertellen wat zij graag willen horen. Zij zullen niet naar de waarheid
luisteren, maar hun eigen dwaze ideeën volgen!” In deze tijd leven we nu en misschien zit u nu
in een gemeente, waar dit voor u herkenbaar is en u om u heen daadwerkelijk ziet gebeuren.
Van G’ds Wet wordt keihard gezegd dat die afgeschaft is, terwijl elke kerk door middel van de
kerkorde en de statuten haar eigen wet op schrift gesteld heeft, die ieder lid verplicht is na te
leven. Hoezo vrij van de wet? Toch let op: zoals ik reeds eerder heb gezegd worden niet alleen
in christelijke kringen G’ds verordeningen vervangen door menselijke verordeningen. Dat is ook
in het Jodendom het geval. Dat was al zo toen Yeshua hier op aarde was. Niet voor niets heeft
129. Vrijheid van de Wet? - - pagina 8
Hij tegen de Farizeeën gezegd: “U schuift G’ds gebod gewoon aan de kant en zet uw traditie
ervoor in de plaats!” Hij slaat daarmee de spijker op zijn kop, want dit verschijnsel zien wij zowel
in de synagoge alsook in de kerk. Om deze reden geeft Sha’ul ons het dringende advies: “Dit
getuigenis is waar. Daarom, weerleg hen kortweg, opdat zij gezond mogen zijn in het geloof, en
niet het oor lenen aan Joodse verdichtsels en geboden van mensen, die zich van de waarheid
afkeren.” (Titus 1:13-14). De woorden van Jacobus sluiten hierop aan: “Mijn broeders, indien bij
u iemand van de waarheid afdwaalt, en een ander brengt hem tot inkeer, weet dan, dat, wie een
zondaar van zijn dwaalweg terugbrengt, diens ziel van de dood zal behouden en tal van zonden
bedekken.” (bvqiy Ya’aqov [Jacobus] 5:19-20). Een praktische kennis van G’ds Woord om het
verschil te kunnen zien tussen Zijn geboden en rabbinale of kerkelijke inzettingen is daarom van
fundamenteel belang voor een stabiel geloofsleven. Diepgaande Bijbelstudies en het lezen van
de wekelijkse Parasha kunnen daarbij een grote steun zijn. Oppervlakkige studies kunnen tot
verkeerde conclusies leiden. Neem bijvoorbeeld Lucas 16:16. Daar staat: “De wet en de
profeten gaan tot Johannes!” Als je niet verder kijkt dan je neus lang is kom je al gauw tot de
verkeerde conclusie dat de Wet dus met de komst van Johannes ophoudt te bestaan. Wat dat
betreft zijn de vertalers van Het Boek er blijkbaar helemaal in gestonken, want zij durven
Yeshua in vers 16 zelfs woorden in Zijn mond te leggen die Hij helemaal niet gezegd heeft. Zij
schrijven doodleuk: “Voordat Johannes de Doper kwam, moest u zich houden aan wat Mozes
en de profeten hadden gezegd!” Vóórdat Johannes de Doper kwam, daarna dus niet meer? Wel,
dat zou men inderdaad denken als men niet verder leest. Weet u, met de term ‘Wet en
Profeten’ wordt in het Joodse denken altijd de TeNaCH bedoeld, dus het z.g. ‘Oude Testament’.
Dat was de enige Bijbel die men in de dagen van Johannes kende, want het Nieuwe Testament
was natuurlijk nog niet geschreven. Dus is het niet meer dan logisch, dat de Wet en de Profeten
tot Johannes gingen, maar dat wil niets zeggen over de geldigheid van de Wet. Om hierover elk
misverstand te voorkomen, voegde Yeshua er in vers 17 nadrukkelijk aan toe:
Lucas 16:17
“Betekent dit nu dat de Wet van Mozes niet meer geldig is? Helemaal niet! Want nog eerder
zullen de hemel en de aarde verdwijnen, dan dat één letter uit de Wet zou vervallen!” Het
grappige is nu, dat ik ook dit vers uit Het Boek geciteerd heb en het valt me daarbij op dat de
vertalers het volgens mij niet eens doorhebben hoe zeer ze zich zelf in de vertaling van beide
verzen tegen spreken.
Vers 17 is dus een reactie op vers 16, waarin Yeshua gezegd heeft, dat de Wet en de Profeten
tot Yochanan haMat’bil [Johannes de Doper] gingen, toch daarmee wilde Hij niet zeggen dat ze
vanaf Yochanan niet meer van toepassing zouden zijn, maar dat er met diens optreden een
heel nieuwe tijd aanbrak. Deze dwaling is ontstaan doordat men niet alleen de eerste helft van
vers 16 eeuwenlang totaal verkeerd begrepen heeft, maar ook de tweede helft, waarin Yeshua
zegt: “De Wet en de profeten gaan tot Johannes; sinds die tijd wordt het Evangelie gepredikt
van het Koninkrijk G’ds.” Dit heeft bij velen het misverstand opgeroepen dat sinds de komst van
Johannes de Wet niet meer van kracht zou zijn en daardoor van ondergeschikt belang zou zijn
ten opzichte van het Evangelie. Daarom spreekt men in de prediking meestal in de verleden tijd:
“De Joden deden dit of dat; de Joden hielden dit of dat, de Joden vierden dit of dat.” Daarom
verdwenen ook de Bijbelse feestdagen van de liturgische kalender. Maar niets is minder waar,
want na vers 16 komt vers 17, en daarin herhaalt Yeshua nog een keer wat Hij reeds in
Mattheüs 5:18 gezegd heeft: “Gemakkelijker zouden hemel en aarde vergaan, dan dat er van
de Tora één tittel zou vallen!” of in de vertaling van de Groot Nieuws Bijbel: “Maar gemakkelijker
kunnen hemel en aarde vergaan dan dat ook maar één letter uit de Wet kan vervallen!” In de
Studiebijbel lezen wij met betrekking tot vers 17 het volgende commentaar: “De Wet en en
profeten gaan tot Johannes…, zo zei de Here Jezus tegen de Farizeeën in vers 16. Dit kon bij
hen het misverstand oproepen, dat Hij van mening was dat de Wet sinds de komst van
Johannes niet meer van kracht zou zijn. Om dat te voorkomen liet Jezus er dadelijk het woord
uit dit vers op volgen. Met nadruk verklaarde Hij tegenover de Farizeeën, dat de hemel en de
aarde gemakkelijker vergaan dan dat er van de Wet één tittel zou vallen. Deze uitspraak doet
ons sterk denken aan wat we lezen in Matt. 5:18. Het gaat daar om hetzelfde woord van Jezus,
maar gezegd in een ander verband, waardoor het ook een ander accent krijgt. Bij de aanduiding
129. Vrijheid van de Wet? - - pagina 9
‘de hemel en de aarde’ greep Jezus hier terug op een paar passages uit het Oude Testament
(Job 14:12; Jesaja 51:6). Beide grootheden, hemel en aarde, zijn het toonbeeld van
onwankelbaarheid. Toch zullen zij eerder voorbijgaan dan dat er één tittel van de Wet ongeldig
zou worden. - Met andere woorden: sinds de komst van het Koninkrijk van G’d heeft zelfs het
meest onbetekenende detail van de Wet nog niets van zijn geldigheid verloren.” Tot zover het
commentaar van de Studiebijbel, waar ik het helemaal mee eens ben! Dat de Wet ook voor ons
nog steeds van toepassing is wil echter niet zeggen dat we naar de wet moeten leven omwille
van de Wet, want dat was en is nooit G’ds bedoeling. Wij hoeven en mogen natuurlijk niet
wettisch te gaan leven want wij leven wel onder de genade, begrijp me goed, maar in al Zijn
liefde verwacht onze hemelse Vader nog steeds gehoorzaamheid van Zijn kinderen, zoals elke
vader dat doet! Niet uit vrees maar uit liefde! Yeshua heeft het zelf overduidelijk gezegd:
Johannes 14:15
“Wie van Mij houdt zal altijd volgens Mijn geboden leven!” (Het Boek). “Als je Mij liefhebt, houd
je dan aan Mijn geboden!” (NBV).
Dat lijkt mij dus niet meer dan logisch, want hoe kunnen we zeggen dat we van Hem houden
terwijl wij Zijn geboden zomaar opzij schuiven en als niet meer van toepassing beschouwen? In
vers 21 zegt Hij het nog eens om het extra te benadrukken zodat we het niet vergeten:
Johannes 14:21
“Wie Mijn geboden kent en zich eraan houdt, die heeft Mij lief!” (Groot Nieuws Bijbel). “Wie Mijn
geboden kent en zich eraan houdt, heeft Mij lief!” (NBV).
De liefde voor Yeshua en het zich houden aan Zijn geboden zijn dus onlosmakelijk met elkaar
verbonden. Het één is niet mogelijk zonder het ander. Ja, maar wacht even, zult u misschien
wel zeggen, wat heeft dit nu met de Wet te maken? Yeshua heeft het hier toch over Zijn
geboden en niet over de geboden van Zijn Vader? Wel, laten we eerst de volgende tekst lezen,
waarin Yeshua voor de derde keer zegt:
Johannes 15:10
“Als jullie je aan Mijn geboden houden, blijven jullie in Mijn liefde, zoals Ik Mij aan de geboden
van Mijn Vader houd en blijf in Zijn liefde!” (Groot Nieuws Bijbel). “Je blijft in Mijn liefde als je je
aan Mijn geboden houdt, zoals ook Ik Mij aan de geboden van Mijn Vader gehouden heb en in
Zijn liefde blijf!” (NBV).
Nu zullen een paar slimmeriken zeer zeker zeggen: “Zie je wel, Hij maakt hier nu zelf een
onderscheid! Als Jezus het heeft over Zijn geboden waaraan wij ons moeten houden, dan zijn
dat dus niet dezelfde geboden als die van Zijn Vader waaraan Hij zich heeft gehouden. Yeshua
heeft het dus helemaal niet over de Wet, maar over Zijn eigen geboden!” O ja? Laten we dan
maar vers 24 lezen van Johannes 14. Daar zegt Hij heel duidelijk: “Maar wie Mij niet liefheeft,
houdt zich niet aan wat Ik zeg, en wat jullie Mij horen zeggen, zijn niet Mijn woorden, maar de
woorden van de Vader door wie Ik gezonden ben!” (NBV) en in Het Boek: “Maar wie niet van
Mij houdt, trekt zich niets van Mijn woorden aan. Wat Ik tegen u allen zeg, komt niet van Mijzelf
maar van Mijn Vader, Die Mij gestuurd heeft!” Als Yeshua dus zegt, dat wij zijn geboden houden
als we Hem liefhebben, dan heeft Hij het wel degelijk over de geboden van Zijn Vader, want Hij
heeft immers zelf gezegd: “De Vader en Ik zijn één!” (Johannes 10:30). Wij komen daarom tot
de conclusie, dat Yeshua op geen enkele wijze de indruk gewekt heeft in Zijn uitspraken, dat we
door Zijn verzoenend lijden en sterven en de overwinning die Hij vervolgens behaald heeft, vrij
zouden zijn van de Wet. Integendeel! De Eeuwige heeft ons geheiligd door het bloed van
Yeshua, Hij geeft ons wijding door Zijn geboden en geeft ons deel aan Zijn Tora, want Yeshua
is de levende Tora gelijk geschreven staat: “In het beginne was het Woord en het Woord was bij
G’d en het Woord was G’d. Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en
wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders,
vol van genade en waarheid!” (Johannes 1:1 en 14).
Werner Stauder