19. Antibioticabeleid kinderen 3 december 2014

ANTIBIOTICABELEID VOLWASSENEN
VU medisch centrum
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 1
Colofon
Uitgave
Werkgroep Antibioticabeleid van de Commissie Geneesmiddelenbeleid, januari 2008
Onder redactie van:
Dr M.A. van Agtmael
Mw. dr Y.J. Debets-Ossenkopp
Prof. dr A.R.J. Girbes
Mw. T.A.M. Hekker
Prof.dr. P.A.M. van Leeuwen
Mw.dr. E.L. Swart (eindredactie)
Mw. Prof. dr C.M.J.E. Vandenbroucke-Grauls
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 2
Voorwoord
Voor u ligt de vijfde uitgave van de handleiding "Antibioticabeleid volwassenen" van het VU medisch
centrum. Het antibioticabeleid kinderen is in een aparte uitgave ondergebracht.
De redactie heeft allereerst getracht de indeling praktisch te houden. Uitgangspunt is het klinisch beeld: de
meest waarschijnlijke verwekkers (zowel bacteriële, virale, schimmel- als parasitaire verwekkers) en de
therapie van eerste keus zijn hiernaar gegroepeerd. Bij de keuze van antimicrobiële middelen is rekening
gehouden met gevoeligheidspatronen (specifiek zoals deze zich in het VU medisch centrum voordoen), met
werkzaamheid, met farmacokinetische eigenschappen en met toxiciteit. Tot slot zijn ook de kosten
meegewogen. De werkgroep heeft ook indien noodzakelijk een toelichting opgenomen op de gemaakte
keuze en een overzicht van de geraadpleegde literatuur.
Dit antibioticabeleid poogt niet een handboek infectieziekten te zijn: slechts de meest voorkomende
ziektebeelden, met meest waarschijnlijke verwekker en standaard therapie van eerste keus zijn
weergegeven. Voor iedere individuele patiënt zal afgewogen dienen te worden of de hier weergegeven
therapie van toepassing is. Deze handleiding is als leidraad bedoeld en pretendeert niet alle problemen op
te lossen. De opgegeven doseringen gelden voor gemiddelde patiënten van 60-80 kg. Wanneer diverse
middelen vermeld worden geeft a, b, c de volgorde van keuze aan.
Bij twijfel of bij situaties waarin niet voorzien wordt, is overleg met een van de arts-microbiologen of internistinfectiologen aangewezen.
Deze handleiding is tot stand gekomen dankzij de inzet van velen: de voorstellen van de redactiecommissie
zijn aan de betrokken medische afdelingen voorgelegd, met hen besproken en waar wenselijk aangepast.
Wij hopen dat hiermee dit beleid een stevig draagvlak heeft gekregen. Wij zijn iedereen erkentelijk die aan
dit antibioticabeleid heeft bijgedragen.
Deze uitgave is tevens te vinden op het intranet onder de schriftelijke uitgaven van de apotheek.
Januari 2008,
Prof. dr. C.M.J.E. Vandenbroucke-Grauls
Voorzitter Werkgroep Antibioticabeleid
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 3
Inleiding
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Voordat antimicrobiële middelen worden toegediend dient materiaal voor microbiologisch onderzoek te
worden afgenomen. In ernstige gevallen zal men niet willen wachten tot de (voorlopige) uitslag bekend
is.
Wanneer de toestand van de patiënt het toelaat, verdient het aanbeveling de resultaten van het
onderzoek af te wachten. In een aantal gevallen kan het Grampreparaat van het materiaal belangrijke
informatie verschaffen over de keuze van de therapie.
Indien een microbiële infectie wordt vastgesteld of vermoed dient het geven van antimicrobiële
middelen te worden afgewogen tegen de te verwachten bijwerkingen.
De klinische toestand is doorslaggevend, niet de geïsoleerde micro-organismen. Voor de meeste
infecties geldt een minimale behandelingsduur van 5-7 dagen, met dien verstande dat tenminste wordt
doorgegaan tot minimaal 2 dagen na het verdwijnen van de koorts en/of andere tekenen van infectie.
Bij het maken van een keuze voor een antimicrobieel middel zijn de volgende factoren van belang:
goede activiteit ten opzichte van de verwekker, niet te breed spectrum, goede penetratie op de plaats
van infectie, weinig of geen effect op de eigen flora, géén of geringe toxiciteit, geringe kans op
sensibiliteit, ontbreken van overgevoeligheidsreacties, toedieningsroute, orgaanfunctiestoornissen (in
het bijzonder van de nieren), empirische gegevens betreffende de behandeling van soortgelijke infecties
en tenslotte de prijs.
Denk aan overgevoeligheidsreacties. Het bestaan van vermeende allergieën moet goed uitgezocht en
gedocumenteerd worden voordat tot een tweede keuze middel wordt overgegaan.
Tussen de cefalosporines en penicillines kunnen bij 10% van de patiënten
kruisovergevoeligheidsreacties optreden. In het bijzonder bij het "immediate type" overgevoeligheid voor
penicillinederivaten dient hiermee rekening te worden gehouden.
Over antimicrobiële middelen bij volwassenen met een granulocytopenie is een speciaal hoofdstuk
opgenomen.
Ook voor zeer ernstig zieke patiënten (Intensive Care) kan het beleid afwijken van het standaard beleid.
De intensivist bepaalt in overleg met de arts-microbioloog de gewenste antimicrobiële therapie voor de
individuele patiënt.
De nierfunctie speelt een belangrijke rol bij de indicatiestelling. Dit geldt vooral voor de aminoglycosiden
(amikacine, gentamicine en tobramycine) die bij gestoorde nierfunctie kunnen cumuleren, waardoor de
kans op oto- en nefrotoxiciteit groter wordt.
De renaal uitgescheiden antimycotica amfotericine B en flucytosine zullen bij nierfunctiestoornissen
slechts bij uitzondering en met aanpassing van de dosering in aanmerking komen. Bij ernstig gestoorde
nierfunctie moet ook dosisaanpassing van andere middelen (o.a. co-trimoxazol, aciclovir) plaatsvinden.
Zie verder onder "Doseringsaanpassing bij nierinsufficiëntie".
De ziekenhuisapotheek bepaalt op aanvraag de serumconcentraties van aminoglycosiden (amikacine,
gentamicine en tobramycine) en vancomycine. In overleg kunnen ook de serumconcentraties van
chlooramfenicol, flucytosine, isoniazide, azolon en HIV-middelen worden bepaald. Met de uitslag
ontvangt u een doseeradvies voor de betreffende patiënt. Voor informatie over dosering bij
orgaanfunctiestoornissen, interacties, toxicologie en referentiewaarden wordt verwezen naar de
intranetpagina’s van de apotheek.
De duur van de therapie is in het algemeen vermeld als het micro-organisme bekend is. Voor blinde
therapie is meestal geen duur vermeld, omdat het beleid zo nodig aangepast zal worden naar een meer
specifieke therapie voor het gekweekte micro-organisme.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 4
—> Wijzigingen
Aan het handboek gewijzigd:
Per 1 december 2014:
B Centraal zenuwstelsel infecties
E Intra-abdominale infecties
I Luchtweginfecties
J Ooginfecties
Q Overige infecties
R Systemische schimmelinfecties
S Switchtherapie
2 Chirurgische ingrepen
12 Plastisch chirurgische ingrepen
Antibioticabeleid bij patienten met een granulocytopenie (hematologische patienten)
Doseringsaanpassing bij nierinsufficientie
Reserve-antibiotica
Per 1 november 2014:
I Luchtweginfecties
P Wondinfecties
Reserve-antibiotica
Per 1 september 2014:
B Centraal zenuwstelsel infecties
D Hart & thorax
M Sepis
O Urineweginfecties
Doseringsaanpassing bij nierinsufficientie
Per 1 juli 2014:
C Darminfecties
Per 1 mei 2014:
I Luchtweginfecties
Per 1 februari 2014:
I Luchtweginfecties
Doseringsaanpassing bij nierinsufficientie
Per 1 december 2013:
H Keel-, neus- en oorinfecties
6 Keel-, neus en oorchirurgische ingrepen
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 5
—> Nieuw
Aan het handboek toegevoegd:
Per 1 mei 2014:
Antibioticabeleid bij patiënten met een granulocytopenie (hematologische patiënten)
Antibioticabeleid bij patiënten met febriele neutropenie (niet-hematologische patiënten)
Per 1 juli 2013:
R Systemische schimmelinfecties
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 6
—> Verwijderd
Uit het handboek verwijderd:
Per 1 mei 2014:
Antibioticabeleid bij patiënten met een granulocytopenie
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 7
Antibioticabeleid voor volwassenen
A Bot- en gewrichtsinfecties
A.1
Septische arthritis
De behandeling van septische arthritis bestaat uit toediening van hoge doses intraveneuze antimicrobiële
middelen. Bloedkweken worden afgenomen vóór start van de therapie en een diagnostische punctie van het
gewricht wordt verricht voor bacteriologisch onderzoek.
Chirurgische drainage is in principe geïndiceerd bij septische arthritis van heup en schouder (met spoed).
Tevens bij een arthritis van andere gewrichten als dit een proces betreft dat langer bestaat dan 48 uur en bij
onvoldoende reactie op het conservatieve beleid. In het algemeen geen antibiotica in het gewricht
toedienen.
1.1
Arthritis, Lyme
Therapie na uitsluiten neuroborreliose:
a. doxycycline (2 dd 100 mg or) gedurende 30 dagen
b. amoxicilline (3 dd 500 mg or) gedurende 30 dagen
c. ceftriaxon (1 dd 2 g iv) gedurende 2 weken
Toelichting
Literatuur: CBO richtlijn Lymeborreliose 2004
1.2
Arthritis, septisch – onbekende verwekker
flucloxacilline (6 dd 1 g iv) gedurende 6 weken
+ gentamicine (1 dd 5 mg/kg iv) gedurende 3 dagen
Bij bestaande gewrichtsaandoening, diabetes mellitus, immuunsuppressie, nosocomiale infectie,
etc:
amoxicilline-clavulaanzuur (6 dd 1200 mg iv) gedurende 6 weken
+ gentamicine (1 dd 5 mg/kg iv) gedurende 3 dagen
Bij penicilline overgevoeligheid:
clindamycine (3 dd 600 mg iv) gedurende 6 weken
+ gentamicine (1 dd 5 mg/kg iv) gedurende 3 dagen
Opmerkingen
Informeer of patient risicofactoren heeft voor MRSA (o.a. opname in buitenlands ziekenhuis, contact
met vee (veehouder, dierenarts)).
Na 2 weken evaluatie van iv behandeling met arts-microbioloog en/of internist-infectioloog om
eventueel te switchen naar clindamycine (3 dd 600 mg or)
1.3
Arthritis, septisch - Enterobacteriaceae
ceftriaxon (1 dd 2 g iv) gedurende 6 weken
Na 2 weken evaluatie van iv behandeling met arts-microbioloog en/of internist-infectioloog om
eventueel te switchen naar ciprofloxacine (2 dd 750 mg or)
1.4
Arthritis, septisch – Gonokokken
ceftriaxon (1 dd 2 g iv) gedurende 14 dagen
Na 1 week evaluatie van iv behandeling met arts-microbioloog en/of internist-infectioloog om
eventueel te switchen naar ciprofloxacine (2 dd 500 mg or)
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 8
1.5
Arthritis, septisch – Pseudomonas spp.
piperacilline (3 dd 4 g iv)
+ tobramycine (1 dd 5 mg/kg) gedurende 2 weken
Na 2 weken evaluatie van iv behandeling met arts-microbioloog en/of internist-infectioloog om
eventueel te switchen naar ciprofloxacine (2 dd 750 mg or) (totale behandelingsduur minimaal 6
weken)
1.6
Arthritis, septisch – S. aureus
flucloxacilline (6 dd 1 g iv) gedurende 6 weken
+ gentamicine (1 dd 5 mg/kg iv) gedurende 3 dagen
Na 2 weken evaluatie van iv behandeling met arts-microbioloog en/of internist-infectioloog en
eventueel switchen naar clindamycine (3 dd 600 mg or)
Opmerkingen
Informeer of patient risicofactoren heeft voor MRSA (o.a. opname in buitenlands ziekenhuis, contact
met vee (veehouder, dierenarts))
1.7
Arthritis, septisch - Streptokokken
benzylpenicilline (6 dd 1 ME iv) gedurende 4 weken
Na 2 weken evaluatie van iv behandeling met arts-microbioloog en/of internist-infectioloog om
eventueel te switchen naar amoxicilline (4 dd 500 mg or).
Bij penicilline overgevoeligheid:
clindamycine (3 dd 600 mg or/iv) gedurende 4 weken
A.2
Osteomyelitis
2.1
Osteomyelitis – chronisch met onbekende verwekker
Primair chirurgisch; antibiotica op geleide van kweek
2.2
Osteomyelitis acuta – onbekende verwekker
flucloxacilline (6 dd 2 g iv) gedurende 6 weken
+ gentamicine (1 dd 5 mg/kg iv) gedurende 7 dagen
Na 2 weken evaluatie van iv behandeling met arts-microbioloog en/of internist-infectioloog om
eventueel te switchen naar clindamycine (3 dd 600 mg or)
Bij penicilline overgevoeligheid:
clindamycine (3 dd 600 mg iv) gedurende 6 weken
+ gentamicine (1 dd 5 mg/kg iv) gedurende 7 dagen
Na 2 weken evaluatie van iv behandeling met arts-microbioloog en/of internist-infectioloog om
eventueel te switchen naar clindamycine (3 dd 600 mg or)
Opmerkingen
Bij hemoglobinopathie: houd rekening met Salmonella.
2.3
Osteomyelitis acuta – gr. A streptokokken
benzylpenicilline (6 dd 2 ME iv of 12 ME continu per 24 uur) gedurende 4 weken
Na 2 weken evaluatie van iv behandeling met arts-microbioloog en/of internist-infectioloog om
eventueel te switchen naar amoxicilline (4 dd 500 mg or)
Bij penicilline overgevoeligheid:
clindamycine (3 dd 600 mg or/iv) gedurende 4 weken
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 9
2.4.
Osteomyelitis acuta – S.aureus
flucloxacilline (6 dd 2 g iv) gedurende 6 weken
Na 2 weken evaluatie van iv behandeling met arts-microbioloog en/of internist-infectioloog om
eventueel te switchen naar clindamycine (3 dd 600 mg or)
Bij penicilline overgevoeligheid:
clindamycine (3 dd 600 mg iv) gedurende 6 weken
Opmerkingen
Informeer of patient risicofactoren heeft voor MRSA (o.a. opname in buitenlands ziekenhuis, contact
met vee (veehouder, dierenarts)).
2.5
Osteomyelitis acuta – Salmonella spp.
ceftriaxon (1 dd 2 g iv) gedurende 6 weken
Na 2 weken evaluatie van iv behandeling met arts-microbioloog en/of internist-infectioloog om
eventueel te switchen naar ciprofloxacine per os (2 dd 750 mg or)
2.6
Kunstgewrichtinfecties
Antibiotische therapie gaat uit van adequate drainage en correct chirurgisch orthopedisch beleid
(spoelen, nettoyage met behoud van de prothese, “one-stage exchange”, “two stage exchange”)
Antimicrobiele behandeling:
Algemeen: (spoelen, behoud en “one stage exchange”)
Starten met antibiotica, 2 weken intraveneus.
Na 2 weken evaluatie van intraveneuze behandeling met arts-microbioloog en/of internistinfectioloog om eventueel te switchen naar oraal.
“Two-stage exchange”:
Na het verwijderen van de geïnfecteerde prothese wordt gerichte antimicrobiële therapie gegeven
gedurende 6 weken, vervolgens 2 weken voor het plaatsen van de nieuwe prothese (“two-stage”),
antibiotica gebruik stoppen ten behoeve van het verkrijgen van representatieve peroperatief af te
nemen kweken. Na het afnemen van deze kweken worden de antibiotica gericht tegen de in eerste
instantie gekweekte micro-organismen herstart in afwachting van de kweekuitslagen. Bij negatief
blijven van deze kweken worden de antibiotica gestopt, bij persisterende infectie worden de
antibiotica gecontinueerd.
LET OP:
Bij chirurgische interventie de voorgeschreven standaard profylaxe met antibiotica toedienen na het
afnemen van adequate kweken. Minimaal 3 kweken, liefst 5 afnemen (bij voorkeur weefselkweken).
Onbekende verwekker(s)
vancomycine (2 dd 1 gram iv) + ciprofloxacine (3 dd 400 mg iv)
na 2 weken beoordelen of geswitcht kan worden naar oraal
clindamycine (3 dd 600 mg or) + ciprofloxacine (2 dd 750 mg or)
Bij allergie voor ciproflaxacine: cotrimoxazol
Bij allergie voor clindamycine: flucloxacilline of doxycycline
vancomycine dosering op geleide spiegels
Bekende verwekker(s)
Staphylococcus aureus of coagulase-negatieve stafylokokken
Methicilline-gevoelig:
flucloxacilline (6 dd 2 g iv) + rifampicine (2 dd 450 mg or/iv) gedurende 2 weken
Switch naar oraal:
a. ciprofloxacine (2 dd 750 mg or) + rifampicine (2 dd 450 mg or)
b. cotrimoxazol (2 dd 960 mg or) + rifampicine (2 dd 450 mg or)
c. clindamycine (3 dd 600 mg or)
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 10
Methicilline-resistent:
vancomycine (2 dd 1 g iv) + rifampicine (2 dd 450 mg or/iv) gedurende 2 weken
Switch na 2 weken iv op oraal:
orale antibiotica kiezen op geleide van de gevoeligheid van de stam
Streptokokken
benzylpenicilline (6 dd 4 ME of 24 ME continu per 24 uur iv) gedurende 2-4 weken
Na 2-4 weken evaluatie van iv behandeling met arts-microbioloog en/of internist-infectioloog om
eventueel te switchen:
amoxicilline (3 dd 1 g or)
Enterokokken
amoxicilline (6 dd 2 g of 12 g continu per 24 uur iv) duur 4 weken
+ gentamicine (1 dd 3 mg/kg iv) gedurende 2 weken
Na 4 weken switch:
amoxicilline (3 dd 1 g or)
Enterobacteriaceae
ciprofloxacine (3 dd 400 mg iv)
Na 2 weken ciprofloxacine (2 dd 750 mg or)
Pseudomonas aeruginosa
piperacilline (3 dd 4 g iv) + tobramycine (5 mg/kg 1 dd iv) gedurende 2 weken
Na 2 weken evaluatie van iv behandeling met arts-microbioloog en/of internist-infectioloog om
eventueel te switchen naar ciprofloxacine (2 dd 750 mg or)
Anaeroben
a. clindamycine (3 dd 600 mg iv/or) duur eerste 2 weken iv en daarna over op oraal
b. metronidazol (3 dd 500 mg iv) (let op: niet bij Propionibacterium)
duur eerste 2 weken iv en daarna over op oraal (cave neuropathie na maand)
Toelichting:
Literatuur:
Zimmerli et al. Prosthetic joint infections NEJM 2004;351:1645-54
SWAB antibioticaboekje, juni 2006
Matthews et al. Diagnosis and management of prosthetic joint infection. BMJ 2009;338:1773
Geipel U. Pathogenic organisms in hip joint infections. Int J Med Sci. 2009;Sep 2;6(5):234-40
Review.
Zimmerli. Prosthetic-joint-associated infections. Best Practice & Research Clinical Rheumatology
Vol.20;6:1045-1063,200
Rodriquez D et al. Acute Hematogenous Prosthetic Joint Infection: Prospective Evaluation of
Medical and Surgical Management CMI 2010;doi:10.1111/j.1469-0691.2009.03157.x
Del Pozo JL. Infection Associated with Prosthetic Joints. NEJM 2009;361:787-794
Vilchez F et al. Outcome and predictors of treatment failure in early post-surgical prosthetic joint
infections due to Staphylococcus aureus treated with debridement CMI 2011;17:439-444
Puhto AP et al. Short-course antibiotics for prosthetic joint infections treated with prosthesis
retention. CMI 2011; on line gepubliceerd op 09-11-2011.
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: 01-11-2012
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 11
Overzicht wijzigingen 'A
Bot- en gewrichtsinfecties'
Datum
Wijziging
01-09-2011
A.1 1.2. Arthritis, septisch-onbekende verwekker: Bij bestaande
gewrichtsaandoening, diabetes mellitus, immuunsuppressie,etc: amoxicillineclavulaanzuur (6 dd 1200 mg iv) gedurende 6 weken etc.
01-08-2012
A.2 2.6 Infectie van kunstgewrichten. Methicilline-resistent: vancomycine
dosering verhoogd naar 3 dd 1 gram. Bij patiënten met goede nierfunctie
blijkt met 2 dd 1 gram vaak geen adequate spiegel te worden bereikt.
01-11-2012
A.2 2.6. Kunstgewrichtinfecties: is voor een groot gedeelte vervangen.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 12
B Centraal zenuwstelsel infecties
Bij verdenking op een bacteriële infectie van het centrale zenuwstelsel moet men na de lumbaal punctie zo
spoedig mogelijk starten met antimicrobiële therapie. Indien de lumbaal punctie wordt uitgesteld eventueel
bloedkweken afnemen en toch starten met therapie. Bij verdenking op een meningokokken sepsis of
herpes encefalitis eveneens direct starten. De behandeling wordt voortgezet op geleide van kweek en
gevoeligheidspatroon. De duur van de therapie is gewoonlijk 10-14 dagen iv. Hersenabces minimaal 6
weken, op geleide van het klinisch beeld en aanvullende diagnostiek.
B.1
Meningitis
1.1
Primaire meningitis met onbekend micro-organisme
amoxicilline (6 dd 2 g iv) + ceftriaxon (2 dd 2 g iv)
Toelichting
Keuze amoxicilline: Listeria spp, die vooral bij ouderen (> 50 jaar) en bij gestoorde immuniteit
voorkomt, wordt gedekt. Pneumokokken en meningokokken zijn gevoelig voor amoxicilline.
Keuze ceftriaxon: Ook resistente Haemophilus spp. worden gedekt. De penetratie in het centrale
zenuwstelsel is goed.
Literatuur:
Gorbach DL, Mensa J, Gatell JM. Infections of the central nervous system. In: Pocketbook of
antimicrobial therapy and prevention. 1999
1.2
Secundaire meningitis met onbekend micro-organisme
1.2.1
In het ziekenhuis verworven na operatie
flucloxacilline (6 dd 2 g iv) + ceftazidim (3 dd 2 g iv)
1.2.2
Post-traumatisch
flucloxacilline (6 dd 2 g iv) + ceftazidim (3 dd 2 g iv)
1.2.3
Bij shuntinfecties
vancomycine (2 dd 1 g iv) + ceftazidim (3 dd 2 g iv)
Toelichting
Keuze i.v.m. mogelijk coagulase negatieve stafylokokken. De shunt moet zo mogelijk verwijderd
worden, anders externaliseren. Eventueel kan lokaal vancomycine (1 dd 20 mg it in 2 ml NaCl 0,9%)
worden gegeven om de bacterieload te verminderen.
1.3
Meningitis met bekend micro-organisme
1.3.1
Meningokokken
a. benzylpenicilline (oplaaddosis 4 ME gevolgd door 12 ME/24 uur als continu infuus) gedurende
7 dagen + rifampicine (2 dd 600 mg iv/or) gedurende 2 dagen
b. ceftriaxon (2 dd 2 g iv) gedurende 10 dagen
(Voor profylaxe zie hoofdstuk III.8 Meningokokkeninfecties)
Opmerkingen:
- Chemoprofylaxe van contacten kan geïndiceerd zijn, met als doel voorkoming van ziekte door
eliminatie van dragerschap bij contacten van de indexpatiënt.
- Zie bij profylaxe en/of LCI protocol: http://www.infectieziekten.info/index.php3.
- Meldingsplichtige ziekte groep B.
Pneumokokken
a. benzylpenicilline (oplaaddosis 4 ME, daarna 12 ME/24 uur als continu infuus) gedurende 10
dagen
Antibioticabeleid Volwassenen geprint op 25 november 2014
pagina 13
1.3.2
b. ceftriaxon (2 dd 2 g iv) gedurende 10 dagen
Bij verdenking penicilline-resistente pneumokokken vancomycine in overleg artsmicrobioloog/internist-infectioloog
1.3.3
Stafylokokken
1.3.3.1 Staphylococcus aureus
a. flucloxacilline (oplaaddosis 2 g, gevolgd door 12 g/24 uur als continu infuus) gedurende 3 weken
b. vancomycine (3 dd 1 g iv) gedurende 2-3 weken
1.3.3.2 Staphylococcus epidermidis
Meticilline resistent
Bij shuntinfecties:
vancomycine (3 dd 1 g iv) + rifampicine (2 dd 600 mg iv) gedurende 3 weken
De geïnfecteerde shunt zo mogelijk verwijderen, anders externaliseren. Eventueel kan lokaal
vancomycine (1 dd 20 mg it in 2 ml NaCl 0,9%) worden gegeven om de bacterieload te
verminderen.
Meticilline gevoelig
flucloxacilline (oplaaddosis 2 g, gevolgd door 12 g/24 uur als continu infuus)
1.3.4
Haemophilus influenzae
a. ceftriaxon (2 dd 2 g iv) gedurende 7 dagen
b. amoxicilline (6 dd 2 g iv) gedurende 7 dagen
1.3.5
Pseudomonas aeruginosa
a. piperacilline (3 dd 4 g iv) + tobramycine (1 dd 5 mg/kg iv + indien mogelijk 1 dd 4 mg in 2 ml
NaCl 0,9% it) gedurende 2 weken
b. ceftazidim (3 dd 2 g iv) + tobramycine (1 dd 5 mg/kg iv + indien mogelijk 1 dd 4 mg in 2 ml
NaCl 0,9% it) gedurende 2 weken
1.3.6
Cryptococcus neoformans
liposomaal amfotericine B (3 mg/kg/d iv) + flucytosine (4 dd 25 mg/kg iv), gedurende 2 weken of tot
e
negatieve kweek, vervolgens fluconazol (1 dag: 1 dd 800 mg gevolgd door 1 dd 400 mg or),
minimaal 10 weken.
Opmerkingen:
- Bij HIV-patiënten onderhoudsbehandeling fluconazol (1 dd 200 mg or) tot CD4> 100-200/microl.
gedurende 6 maanden.
Toelichting
Literatuur:
Saag MS, Graybill RJ, Larsen RA et al. Practice guidelines for the management of cryptococcal
disease. Infectious diseases society of America. Clin Infect Dis 2000;30:710-8.
Van der Horst CM, Saag MS, Cloud GA et al. Treatment of cryptococcal meningitis associated with
the acquired immunodeficiency syndrome. N Engl J Med 1997;337:15-21.
1.3.7
Mycobacterium tuberculosis
Basisbehandeling (gedurende 9 maanden)
isoniazide (5 mg/kg/d in 1 dosis or, max. 300 mg, bij voorkeur 's avonds)
+ rifampicine (zwaarder dan 50 kg: 600 mg/d; lichter dan 50 kg: 450 mg/d in 1 dosis or)
+ pyrazinamide (30 mg/kg/d in 1 of 2 doses or, max 2 g/d) gedurende de eerste 2 maanden
+ ethambutol (beginfase 20-25 mg/kg/d or max 1600 mg in 1 dosis, na 2 maanden 15-20 mg/kg/d
or)
+ ethambutol (20 mg/kg/d or, max 1600 mg in één dosis gedurende 2 maanden, daarna 15
mg/kg/d)
+ pyridoxine (1 dd 20 mg or) bij risicogroepen (alcoholisten, zwangere vrouwen en bij borstvoeding,
ouderen, diabeten, HIV-geïnfecteerden, ondervoede patiënten en bij nierfunctiestoornissen) ter
vermindering van de kans op neuropathie door isoniazide
Na drie dagen controle van de leverfunctie.
(Profylaxe tuberculose zie hoofdstuk III 9 Mycobacterium tuberculosis)
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 14
1.3.8
Listeria monocytogenes
amoxicilline (6 dd 2 g iv) gedurende 3 weken (bij ICH 6 weken)
Bij penicilline overgevoeligheid cotrimoxazol (3 dd 1920 mg iv) gedurende 3 weken, daarna oraal.
1.3.9
Candida species
e
fluconazol (1 dag: 1 dd 800 mg iv gevolgd door 1 dd 400 mg iv)
Opmerkingen:
- Bij verdenking fluconazolresistentie: overleg met arts-microbioloog/internist-infectioloog.
B.2
Herpes encephalitis
aciclovir (3 dd 10 mg/kg iv) gedurende 10 dagen
B.3
Hersenabces of subduraal empyeem
3.1.
Onbekende verwekker, onbekende focus
ceftriaxon (2 dd 2 g iv) + metronidazol (3 dd 500 mg iv) gedurende minimaal 6 weken
3.2.
Dentogene oorsprong
benzylpenicilline (6 dd 2 ME iv) + metronidazol (3 dd 500 mg iv) gedurende minimaal 6 weken
3.3.
Oorsprong in KNO-gebied
ceftriaxon (2 dd 2 g iv) + metronidazol (3 dd 500 mg iv) gedurende minimaal 6 weken
B.4
Borrelia burgdorferi (neuroborreliose)
ceftriaxon (1 dd 2 g iv) gedurende 2 weken
B.5
Treponema pallidum (neurolues)
a. benzylpenicilline 4ME als loading dose gevolgd door 12 ME/24 uur als continu infuus
gedurende 2 weken
b. ceftriaxon (1 dd 2 g iv) gedurende 2 weken
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: 01-12-2014
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen 'B
Centraal zenuwstelsel infecties'
Datum
Wijziging
01-09-2010
B.3 (Hersenabces of subduraal empyeem) is onderverdeeld in 3.1 Dentogene
oorsprong en 3.2. Oorsprong in KNO-gebied.
01-03-2011
1.1. Bij zwangeren, ouderen (>50 jaar) en immuungecompromitteerde
patiënten amoxicilline (6 dd 2 iv) + ceftriaxon (2 dd 2 g iv)
01-08-2012
B.1 1.2.2. Bij shuntinfecties, 1.3.3.1. Staphylococcus aureus en 1.3.3.2.
Staphylococcus epidermidis: vancomycine dosering verhoogd naar 3 dd 1
gram. Bij patiënten met goede nierfunctie blijkt met 2 dd 1 gram vaak geen
adequate spiegel te worden bereikt.
01-05-2013
1.1. Primaire meningitis met onbekend mico-organisme: amoxicilline (6 dd 2 g
iv) + ceftriaxon (2 dd 2 g iv). 1.2.2. Post-traumatisch: ceftriaxon (2 dd 2 g
iv). 1.2.3. Bij shuntinfecties: vancomycine (2 dd 2 g iv) + ceftazidim (3 dd 2
g iv). 1.3.7. + ethambutol (20 mg/kg/d or, max 1600 mg in een dosis
gedurende 2 maanden, daarna 15 mg/kg/d) + pyridoxine (1 dd 20 mg or) bij
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 15
risicogroepen (alcoholisten, zwangere vrouwen en bij borstvoeding, ouderen,
diabeten, HIV-geinfecteerden, ondervoede patiënten en bij
nierfunctiestoornissen) ter vermindering van de kans op neuropathie door
isoniazide. 3.1. benzylpenicilline (6 dd 2 ME iv) etc.
01-09-2013
B.1 1.2.2. Post-traumatisch: flucloxacilline (6 dd 2 g iv) + ceftazidim (3 dd 2 g
iv). 1.3.7. Mycobacterium tuberculosis toegevoegd: + ethambutol (beginfase
20-25 mg/kg/d or max 1600 mg in 1 dosis, na 2 maanden 15-20 mg/kg/d
or). B.3 Hersenabces of subduraal empyeem toegevoegd: 3.1. Onbekende
verwekker, onbekende focus. ceftriaxon (2 dd 2 g iv) + metronidazol (3 dd
500 mg iv) gedurende minimaal 6 weken.
01-09-2014
B.1.2.3. Bij shuntinfecties: vancomycine (2 dd 1 g iv) + ceftazidim (3 dd 2 g
iv)
01-12-2014
1.3.6. Cryptococcus neoformans: liposomaal amfotericine B (3 mg/kg/d iv)
+ flucytosine etc.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 16
C Darminfecties
C.1
Darminfectie met onbekend micro-organisme
Bij ongecompliceerde infectie en reizigersdiarree geen behandeling tenzij systemische
verschijnselen en/of immuungecompromitteerd:
a. ceftriaxon 1 dd 2 g + erytromycine (4 dd 500 mg iv)
e
b. indien oraal: azitromycine (1 dag 1 g, dan 1 dd 500 mg or)
Nosocomiale diarree: zie Clostridium
C.2
Tyfus en paratyfus
a. ceftriaxon (1 dd 2 g iv) gedurende 2 weken
e
b. azitromycine (1 dag 1 g, dan 1 dd 500 mg or) gedurende 6 dagen
C.3
Andere salmonellosen (gastro-enteritis)
Deze infectie is meestal zelfbeperkend. Geen behandeling tenzij systemische verschijnselen en/of
immuungecompromitteerd:
a. ciprofloxacine (2 dd 400 mg iv/2 dd 500 mg or) gedurende 7 dagen
b. co-trimoxazol (2 dd 960 mg iv/or) gedurende 7 dagen
e
c. Bij patiënten uit het buitenland azitromycine (1 dag 1 g, dan 1 dd 500 mg or) gedurende 6
dagen.
C.4
Shigella dysenteriae (Sh. sonnei, Sh. flexneri)
Deze infectie is meestal zelfbeperkend. Geen behandeling tenzij systemische verschijnselen en/of
immuungecompromitteerd:
a. co-trimoxazol (2 dd 960 mg iv/or) gedurende 3 dagen
b. ciprofloxacine (1000 mg or) eenmalig
e
c. azitromycine (1 dag 1 dd 500 mg or, vervolgens 1 dd 250 mg or) gedurende 5 dagen
Bij immuungecompromitteerden:
a. co-trimoxazol (2 dd 960 mg or/iv) gedurende 7 dagen
b. ciproflxacine (2 dd 500 mg or) gedurende 7 dagen
C.5
Yersinia enterocolitica
Deze infectie is meestal zelfbeperkend. Geen behandeling tenzij systemische verschijnselen en/of
immuungecompromitteerd:
a. co-trimoxazol (2 dd 960 mg iv/or) gedurende 5 dagen
b. ciprofloxacine (2dd 400 mg iv of 2 dd 500 mg or) gedurende 5 dagen
C.6
Campylobacter jejuni
Deze infectie is meestal zelfbeperkend. Geen behandeling tenzij systemische verschijnselen en/of
immuungecompromitteerd:
a. azitromycine (1 dd 500 mg or) gedurende 3 dagen
b. erytromycine (2 dd 500 mg iv) gedurende 5 dagen
C.7
E. coli spp
Bij Shiga-toxin producerende E. Coli (STEC O157) geen behandeling.
Bij enterotoxische E. Coli (ETEC), enteropathogene E. Coli (EPEC), enteroinvasieve E. Coli (EIEC)
of enteroaggregatieve E. Coli (EAEC) bij een ernstige infectie:
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 17
a. cotrimoxazol (2 dd 960 mg or/iv) gedurende 5 dagen
b. ciprofloxacine (2 dd 400 mg iv of 2 dd 500 mg or) gedurende 3 dagen of 1000 mg eenmalig.
C.8
Vibrio cholerae
Deze infectie is meestal zelfbeperkend. Geen behandeling tenzij systemische verschijnselen en/of
immuungecompromitteerd:
a. doxycycline (300 mg or) eenmalig
b. co-trimoxazol (2 dd 960 mg or) gedurende 3 dagen
c.
ciprofloxacine (1000 mg or) eenmalig
C.9
Clostridium difficile (pseudomembraneuze colitis)
Milde CDI / geen verdenking ribotype 027:
a. stop overige antibiotica en maagzuurremmers indien mogelijk.
b. indien antibiotische therapie gewenst: start metronidazol (3 dd 500 mg or) gedurende 10 dagen
Ernstige CDI of verdenking 027 stam:
ernstige CDI: een of meer van volgende kenmerken
Koorts (temp >38,5 graden C)
Leukocytose (L >15.10 9/l)
Linksverschuiving (neutrofielen >20% van leukocyten)
Leeftijd >65 jaar
Hypoalbuminaemie (Alb <30 g/L)
Nierfalen (kreatinine >50% boven baseline)
Pseudomembraneuze colitis of toxisch megacolon
IC patiënten
a. vancomycine (4 dd 250 mg or) gedurende 10 dagen
b. bij ileus: metronidazol (3 dd 500 mg iv) met vancomycine per maagsonde of klysma
Eerste relapse:
a. vancomycine (4 dd 250 mg) gedurende 10 dagen
of
Overweeg fidaxomicine i.o.m. de arts-microbioloog bij aanwezigheid van een of meer van de
volgende risicofactoren:
Leeftijd > 65 jaar
Patiënten met kanker of gebruik van immunosuppressieve medicatie
Noodzaak tot voortzetten van antibiotica profylaxe of antibiotica voor een andere infectie
Hypoalbuminemie (alb <30 g/L)
Nierinsuffieicntie (kreatinine >50% boven baseline)
b. fidaxomine (2 dd 200 mg) gedurende 10 dagen
De hoge kosten van fidaxomycine ten opzichte van vancomycine zullen moeten worden afgewogen
tegen de klinische voordelen en de mogelijk uitgespaarde kosten door vermeden recidieven.
Meerdere relapsen:
a. fidaxomicine (2 dd 200 mg) gedurende 14 dagen (i.o.m. arts-microbioloog)
e
b. vancomycine (4 dd 250 mg po) gedurende 14 dagen, waarna afbouwschema (1 week na
e
e
therapie 4 dd 250 mg or, 2 week 2 dd 250 mg, 3 week 1 dd 250 mg, vervolgens nog 1-2
weken tweemaal per week vancomycine 250 mg or).
C.10 Helicobacter pylori
Claritromycine (2dd 500 mg or) + amoxicilline (2 dd 1 g or) + protonpompremmer (2 dd esomeprazol
20 mg of pantoprazol 40 mg or) gedurende 7 dagen.
Bij penicilline-overgevoeligheid:
Claritromycine (2 dd 500 mg or) + metronidazol (3 dd 500 mg or) + protonpompremmer gedurende
7 dagen.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 18
C.11 Giardia lamblia
Metronidazol (1 dd 2 g or) gedurende 3 dagen of metronidazol (3 dd 500 mg) gedurende 7 dagen
Bij onvoldoende effect of relapse: albendazol (1 dd 400 mg or) gedurende 7 dagen, hele gezin mee
behandelen
C.12 Entamoeba histolytica
Symptomatische darmamoebiasis:
a. metronidazol (3 dd 750 mg or) gedurende 5 dagen
b. tinidazol (1 dd 2 g or) gedurende 3 dagen
Behandeling altijd gevolgd door:
clioquinol (3 dd 250 mg or) gedurende 10 dagen
Dragerschap:
ciprofloxacine (2 dd 500 mg or) gedurende 6 weken
Amoebenabces:
a. tinidazol (1 dd 2 g or) gedurende 5 dagen, gevolgd door suspensie FNA 100 mg/ml (3 dd 250
mg or) gedurende 10 dagen (contact)
b. metronidazol (3 dd 750 mg or/iv) gedurende 5 dagen, gevolgd door clioquinol suspensie FNA
100 mg/ml (3 dd 250 mg or) gedurende 10 dagen (contact)
C.13 Dientamoeba fragilis
a.
b.
clioquinol suspensie FNA 100 mg/ml (3 dd 250 mg or) gedurende 7 dagen
metronidazol (3 dd 750 mg) gedurende 10 dagen
C.14 Ascaris lumbricoïdes, Trichuris trichiura en mijnworminfecties
a.
b.
mebendazol (2 dd 100 mg or) gedurende 3 dagen
albendazol (400 mg) eenmalig
C.15 Strongyloïdes stercoralis
a.
b.
ivermectine (0,2 mg/kg or) eenmalig
albendazol (2 dd 400 mg or) gedurende 3 dagen
Na 4 weken fecescontrole. Kuur zo nodig herhalen
Bij gestoorde afweer ivermectine (0,2 mg/kg or) gedurende 3 dagen of langer
C.16 Enterobius vermicularis
mebendazol (eenmalig 100 mg or), na 14 dagen herhalen, hele gezin
C.17 Taenia saginata, Taenia solium
a.
niclosamide (eenmalig 2 g or). Bij T. solium infectie, 2 uur na inname laxeren met
magnesiumsulfaat ter voorkoming van auto-infecties
b. praziquantel (eenmalig 10 mg/kg). Bij T. solium infectie, 2 uur na inname laxeren met
magnesiumsulfaat
Bij obstipatie zowel bij T. solum als T. saginata voor inname laxeren
C.18 Cryptosporidien
Alleen bij gestoorde afweer is behandeling nodig:
paromomycine (3 dd 500 mg or) gedurende 7 dagen
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 19
C.19 Cyclospora
co-trimoxazol (2 dd 960 mg or) gedurende 7 dagen
Bij immuungecompromitteerden:
co-trimoxazol (2 dd 960 mg or) gedurende 10 dagen, gevolgd door levenslange secundaire
profylaxe (960 mg or) 3x per week
C.20 Isospora belli
Geen antibiotische therapie.
Bij immuungecompromitteerden:
co-trimoxazol (2 dd 960 mg or) gedurende 10 dagen, gevolgd door levenslange secundaire
profylaxe (960 mg or) 3x per week
Toelichting
Literatuur:
SWAB-richtlijn Acute infectieuze diarree 2005
The Medical Letter Drugs for Parasitic Infections 2007
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: 01-07-2014
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen 'C
Darminfecties'
Datum
Wijziging
01-12-2008
Hele hoofdstuk C. Darminfecties is aangepast.
01-05-2011
C.9 a. (3 dd 500 mg or/iv). C.9 b. vancomycine en Toelichting: infectieuze.
01-12-2011
Nieuw: C11 t/m C20. Toegevoegd Literatuur: The Medical Letter Drugs for
Parasitic Infections 2007.
01-07-2014
C.9 Clostridium difficile: aangepast.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 20
D Hart & thorax
Duur van de behandeling 4-6 weken, aminoglycosiden 2 weken.
Behandeling van endocarditis is individueel, afhankelijk van het micro-organisme en verloop. De keuze van
het antibioticum, alternatieven bij penicilline-overgevoeligheid en duur behandeling altijd in overleg met de
arts-microbioloog/internist-infectioloog
(Voor profylaxe zie hoofdstuk III,3 Endocarditis)
D-A
Endocarditis
D-A.1 Natieve kleppen
1.1.
Onbekend micro-organisme
1.1.1. Onbekend micro-organisme, subacuut beloop
amoxicilline (6 dd 2 g iv) + gentamicine (1 dd 3 mg/kg iv)
Bij penicilline overgevoeligheid:
vancomycine (3 dd 1 g iv) + gentamicine (1 dd 3 mg/kg iv)
1.1.2
Bij sterke verdenking op Staphylococcus aureus (bekende bron met S. aureus, acuut fulminant
beloop, iv-drugsgebruiker)
flucloxacilline (6 dd 2 g iv) + gentamicine (1 dd 3 mg/kg iv)
Bij penicilline overgevoeligheid:
vancomycine (3 dd 1 g iv) + gentamicine (1 dd 3 mg/kg iv)
1.2.
Bekend micro-organisme
1.2.1. Streptococcus viridans
Doseringen benzylpenicilline afhankelijk van gevoeligheid
Natieve klep MIC < 0,125 mg/l
benzylpenicilline (6 dd 2 ME iv) gedurende 4 weken.
Bij penicilline-overgevoeligheid
a. ceftriaxon (1 dd 2 g iv) gedurende 4 weken
b. vancomycine (3 dd 1 g iv) gedurende 4 weken
Indien geen contra-indicaties of hoge resistentie voor aminoglycosiden, geen cardiovasculaire
risicofactoren zoals hartfalen, aortaklep insufficiëntie of geleidingsstoornissen, geen thromboembolische complicaties, geen vegetaties > 5 mm, klinische respons binnen 7 dagen, duur klinische
symptomen < 3 maanden en geen relapse endocarditis:
benzylpenicilline (6 dd 2 ME) + gentamicine (1 dd 3 mg/kg iv) gedurende 2 weken
Natieve klep MIC 0.125-2 mg/l
benzylpenicilline (6 dd 4 ME iv) gedurende 4 weken + gentamicine (1 dd 3 mg/kg iv) gedurende 2
weken
Bij penicilline overgevoeligheid vancomycine (3 dd 1 g iv) + gentamicine (1 dd 3 mg/kg iv)
gedurende 2 weken.
Natieve klep MIC > 2 mg/l
vancomycine (3 dd 1 g iv) gedurende 4 weken + gentamicine (1 dd 3 mg/kg iv) gedurende 2 weken.
1.2.2
Enterococcus faecalis
amoxicilline (6 dd 2 g iv) + gentamicine (1 dd 3 mg/kg iv) beide gedurende 4-6 weken(!)
Bij penicilline-overgevoeligheid vancomycine (3 dd 1 g iv) gedurende 4 weken + (afhankelijk van de
gevoeligheid) gentamicine (1 dd 3 mg/kg iv)
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 21
1.2.3
Staphylococcus aureus
linkszijdige infectie:
flucloxacilline (6 dd 2 g iv) gedurende 6 weken + gentamicine (1 dd 3 mg/kg iv) gedurende 5 dagen
rechtszijdige infectie:
flucloxacilline (6 dd 2 g iv) gedurende 4 weken + gentamicine (1 dd 3 mg/kg iv) gedurende 5 dagen
1.2.4
HACEK-bacteriën
ceftriaxon (1 dd 2 g iv) gedurende 4 weken
D-A.2 Kunstkleppen
2.1
Onbekend micro-organisme
vancomycine (3 dd 1 g iv) + gentamicine (1 dd 3 mg/kg iv)
2.2.
Bekend micro-organisme
2.2.1. Streptococcus viridans
Kunstklep MIC < 0,125 mg/l
a. benzylpenicilline (6 dd 4 ME iv) gedurende 6 weken
b. ceftriaxon (1 dd 2 g iv) gedurende 6 weken
Kunstklep MIC > 0,125-2 mg/l
benzylpenicilline (6 dd 4 ME iv) gedurende 6 weken + gentamicine (1 dd 3 mg/kg iv) gedurende 2
weken
Kunstklep MIC > 2 mg/l
vancomycine (3 dd 1 g iv) gedurende 6 weken + gentamicine (1 dd 3 mg/kg iv) gedurende 2 weken
2.2.2
Enterococcus faecalis
amoxicilline (6 dd 2 g iv) + gentamicine (1 dd 3 mg/kg iv) beide gedurende 6 weken(!)
2.2.3
Staphylococcus aureus
flucloxacilline (6 dd 2 g iv) + rifampicine (2 dd 600 mg or/iv) gedurende 6 weken + gentamicine (1 dd
3 mg/kg iv) gedurende 2 weken
MRSA: vancomycine (3 dd 1 g iv) + rifampicine (2 dd 600 mg or/iv) gedurende 6 weken +
gentamicine (1 dd 3 mg/kg iv) gedurende 2 weken
2.2.4
Coagulase negatieve stafylokokken
meticilline gevoelig:
flucloxacilline (6 dd 2 g iv) + rifampicine (2 dd 600 mg or/iv) gedurende 6 weken + gentamicine (1 dd
3 mg/kg iv) gedurende 2 weken
meticilline resistent:
vancomycine (3 dd 1 g iv) + rifampicine (2 dd 600 mg or/iv) gedurende 6 weken + gentamicine (1 dd
3 mg/kg iv) gedurende 2 weken
2.2.5
HACEK-bacteriën
ceftriaxon (1 dd 2 g iv) gedurende 4 weken
Toelichting
In een aantal gevallen wordt gentamicine toegevoegd afhankelijk van de MIC (gevoeligheid) van het
micro-organisme. Gentamicine wordt vooral gegeven vanwege het synergistische effect bij betalactam antibiotica en wordt lager gedoseerd dan bij bijvoorbeeld sepsis. Hoewel in de literatuur niet
volledig duidelijk is of gentamicine 1 of 3 dd gedoseerd moet worden is uit praktische overwegingen
gekozen voor 1 maal daagse dosering. De toxiciteit is geringer dan met een meerdaags regime en
op deze wijze is er uniformiteit in doseringsregimes. In verband met de geringe therapeutische
breedte wordt aanbevolen minimaal één maal per week de plasmaspiegels te laten controleren.
Antibioticabeleid Volwassenen geprint op 25 november 2014
pagina 22
Literatuur:
Baddour LM et al. Infective endocarditis. Diagnosis, antimicrobial therapy and management of
complications. AHA guidelines Circulation 2005;111:394-433.
Graham JC, Gould FK. Role of aminoglycosides in the treatment of bacterial endocarditis. J
Antimicrob Chemotherapy 2002;49:437-44.
Habib G, et al. Guidelines on the prevention, diagnosis, and treatment of infective endocardits (new
version 2009) ESC guidelines Eur Heart J 2009;30:2369-2413.
Tam VH, Preston SL, Briceland LL. Once-daily aminoglycosides in the treatment of Gram-positive
endocarditis. Ann Pharmacother 1999;33:600-6.
Tam VH, McKinnon PS, Levine DP, Brandel SM, Rybak MJ. Once-daily aminoglycoside in the
treatment of Enterococcus faecalis endocarditis: case report and review. Pharmacotherapy
2000;20:1116-9.
Rybak MJ, Abate BJ, Kang SL, Ruffing MJ, Lerner SA, Drusano GL. Prospective evaluation of the
effect of an aminoglycoside dosing regimen on rates of observed nephrotoxicity and ototoxicity. J
Antimicrob Chemotherapy 1999;43:1549-55.
Rice LB, Calderwood SB, Eliopoulos GM, Farber BF, Karchmer AW. Enterococcal endocarditis: a
comparison of prosthetic and native valve disease. Rev Inf Dis 1991;13:1-7.
Tuazon CU, Gill V, Gill F. Streptococcal endocarditis: single vs combination antibiotic therapy and
role of various species. Rev Inf Dis 1986;8:54-60.
Tablan OC, Reyes MP, Rintelman WF, Lerner AM. Renal and auditory toxicity of high-dose,
prolonged therapy with gentamicin and tobramycin in Pseudomonas endocarditis. J Inf Dis
1984;149:257-63.
Verhagen DWM, Feltz M van der, Plokker HWM, Buiting AGM, Tjoeng MM, Meer JTM van der.
Optimisation of the antibiotic guidelines in the Netherlands. VII. SWAB guidelines for antimicrobial
therapy in adult patients with infectious endocarditis. Neth J Med 2003;61:421-9.
D-B
Mediastinitis
Empirische antibiotische behandeling van mediastinitis
D-B.1 Mediastinitis vanuit de bovenste tractus digestivus
a. Vanuit mond-/kaak-/halsabces en het syndroom van lemièrre:
amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv) gedurende 14 dagen, afhankelijk van het beloop
langer.
Bij bewezen penicilline-overgevoeligheid:
clindamycine (3 dd 600 mg iv)
b. Ten gevolge van iatrogene oesofagusperforatie of naadlekkage na gastro-intestinale chirurgie
(dus bij gehospitaliseerde patiënten):
amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv) gedurende 6 weken + gentamicine (1 dd 6 mg/kg
e
iv) gedurende 2 weken + fluconazol (1 dag 1x 800 mg iv, daarna 1 dd 400 mg iv) gedurende 6
weken.
Bij bewezen penicilline-overgevoeligheid:
ceftriaxon (1 dd 2 g iv) gedurende 6 weken + metronidazol (3 dd 500 mg iv) gedurende 6 weken
e
+ fluconazol (1 dag 1x 800 mg iv, daarna 1 dd 500 mg iv) gedurende 6 weken
c. Ten gevolge van spontane oesophagusperforatie (o.a. graat, kippenbotje, Boerhaave) bij
voordien gezonde patiënten:
amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv) gedurende 2-6 weken
Bij bewezen penicilline-overgevoeligheid:
ceftriaxon (1 dd 2 g iv) + metronidazol (3 dd 500 mg iv) gedurende 2-6 weken
D-B.2 Mediastinitis na sternotomie / cardiothoracale chirurgie
ceftriaxon (1 dd 2 g iv) + vancomycine (3 dd 1 g iv) beiden gedurende 2-6 weken
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: 01-09-2014
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 23
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen 'D
Hart & thorax'
Datum
Wijziging
01-12-2008
Wijzigingen bij 1.2.1., 1.2.2 en 1.2.3. Bij 2.2.3 en 2.2.4 toegevoegd:
rifampicine (2 dd 600 mg or/iv).
01-09-2010
Wijzigingen bij 1.2.1., 1.2.2., 1.2.3., 2.2.1., 2.2.3., en 2.2.4. + toevoeging
literatuur Baddour LM en Habib G.
01-11-2010
Wijzigingen bij 1.2.1 Natieve klep MIC > 2 mg/l en bij 1.2.3 Staphylococcus
aureus gentamicine (1 dd 3 mg/kg iv) gedurende 5 dagen.
01-03-2012
D.1 1.1.1. Onbekend micro-organisme, 1.1.2. Bij sterke verdenking op
Staphylococcus aureus etc, 1.2.1. Streptococcus viridans, 1.2.2. Enterococcus
faecalis, D.2 2.1 Onbekend micro-organisme, 2.2.1 Streptococcus viridans,
2.2.3. Staphylococcus aureus en 2.2.4. Coagulase negatieve stafylococcen:
vancomycine dosering verhoogd naar 3 dd 1 gram. Bij patiënten met goede
nierfunctie blijkt met 2 dd 1 gram vaak geen adequate spiegel te worden
bereikt.
01-11-2012
Nieuw 1.2.4. en 2.2.5. HACEK-bacteriën ceftriaxon (1 dd 2 g iv) gedurende 4
weken. 2.2.3. MRSA: vancomycine (3 dd 1 g iv) + rifampicine (2 dd 600 mg
or/iv) gedurende 6 weken + gentamicine (1 dd 3 mg/kg iv) gedurende 2
weken.
01-09-2014
Nieuwe naam hoofdstuk: D Hart & thorax. Onderverdeling: D-A Endocarditis
en D-B Mediastinitis (= nieuw).
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 24
E Intra-abdominale infecties
E.1
Acute cholecystitis
Behandeling geschiedt primair chirurgisch, bij voorkeur geen antibiotische therapie. Indien de patiënt
niet geopereerd wordt en ziek is:
amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1100 mg iv) gedurende 10 dagen
E.2
Cholangitis
a.
b.
ceftriaxon (1 dd 2 g iv) gedurende 10 dagen
amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv) gedurende 10 dagen + gentamicine (1 dd 5
mg/kg iv) gedurende 5 dagen
Toelichting
Keuze ceftriaxon i.v.m. het feit dat 30-40 % van de gekweekte E. coli in het VUmc ongevoelig is
voor piperacilline.
e
2 Keuze amoxicilline-clavulaanzuur + gentamicine in verband met kans op enterococcen.
Bij goede drainage (ERCP) na 24 uur antibiotica stoppen.
E.3
Acute diverticulitis
amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv) gedurende 10 dagen
E.4
Pancreatitis
Bij voorkeur geen antibiotische therapie. Bij acute necrotiserende pancreatitis overleg artsmicrobioloog/internist-infectioloog.
E.5
Peritonitis
5.1
Primaire peritonitis (spontaan bacterieel)
ceftriaxon (1 dd 2 g iv) gedurende 5-10 dagen
5.2.
Secundaire peritonitis (perforatie)
ceftriaxon (1 dd 2 g iv) + metronidazol (3 dd 500 mg iv) gedurende 5-10 dagen + eventueel
gentamicine (1 dd 5 mg/kg iv)
Ook te starten indien tijdens darmoperatie contaminatie met faeces in de buikholte heeft
plaatsgevonden.
Toelichting
Omdat in het VUmc 30-40 % van de E. coli stammen ongevoelig is gebleken voor piperacilline wordt
geadviseerd met deze triple therapie te starten. Deze wordt aangepast op geleide van
kweekresultaten. De behandelduur is afhankelijk van de ernst van de infectie 5-10 dagen.
Bij faecale en gallige peritonitis bij ernstig zieke patiënten overwegen om amoxicilline (6 dd 1 g iv)
toe te voegen in verband met de kans op enterokokken.
Bij patiënten die direct voorafgaande aan de peritonitis > 7 dagen met breedspectrum antibiotica zijn
behandeld dient de mogelijkheid van een infectie met gisten te worden overwogen; behandeling in
eerste instantie met fluconazol (1 dd 400 mg iv).
E.6
Peritonitis bij patiënten met CAPD of CCPD
CAPD: rifampicine 50 mg/l in iedere zak intraperitoneaal + gentamicine 20 mg/l in de nachtzak
CCPD: rifampicine 50 mg/l in iedere zak intraperitoneaal + gentamicine 20 mg/l de eerste nacht in
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 25
de eerste nachtzak. Vanaf de tweede dag 20 mg/l in de dagzak.
E.7
Leverabces
a. ceftriaxon (1 dd 2 g iv) gedurende 6 weken + metronidazol (3 dd 500 mg iv) gedurende 2 weken.
b. ciprofloxacine (3 dd 400 mg iv) + clindamycine (3 dd 600 mg iv) gedurende 6 weken
Overweeg na 2 weken switchtherapie in overleg met arts-microbioloog
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: 01-12-2014
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen 'E
Intra-abdominale infecties'
Datum
Wijziging
01-08-2009
E.5 onderverdeeld in 5.1 primaire peritonitis en 5.2. secundaire peritonitis +
toegevoegd E.7.
01-12-2009
E.2 toegevoegd 2e keuze met amoxicilline-clavulaanzuur
01-11-2012
E.2 b. ….gentamicine (1 dd 5 mg/kg iv) gedurende 5 dagen. E.7 toegevoegd:
Overweeg na 2 weken switchtherapie in overleg met arts-microbioloog.
01-12-2014
E3 Acute diverticulitis: amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv)
gedurende 10 dagen.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 26
F Gynaecologische/obstetrische infecties en
sexueel overdraagbare aandoeningen
Bij verdenking SOA partner(s) meebehandelen/waarschuwen. Eventueel via GGD partnerwaarschuwing
F.1
Vulvovaginale pyogene infecties
Bij bartholinitis geen antibiotica, primair drainage.
F.2
Vaginitis
2.1
Trichomonas vaginalis
metronidazol (2 g or) éénmalig
Partner altijd meebehandelen. Infecties worden tijdens zwangerschap in het algemeen niet
behandeld, zeker niet in het eerste trimester.
Bij reinfectie/onvoldoende behandeling metronidazol (2 dd 500 mg or) gedurende 7 dagen.
Toelichting
Literatuur:
Gulmezoglu AM. Intervention for treating trichomoniasis in women/in pregnancy. Cochrane review.
In Cochrane Library, issue 3, 1999. Oxford.
Klebanoff MA, Carey JC, Hauth JC, Hillier SL, Nugent RP et al. Failure of metronidazole to prevent
preterm delivery among pregnant women with asymptomatic Trichomonas vaginalis infections. N
Engl J Med 2001;345:487-93.
2.2
Candida albicans
a. miconazol (1 dd 400 mg vaginaal) gedurende 3 dagen of 1200 mg (vaginaal, éénmalig)
b. fluconazol (150 mg or) éénmalig
Infecties tijdens de zwangerschap worden in het algemeen niet behandeld.
Bij vulvitis toevoegen: miconazol crème gedurende 3 dagen
Toelichting
Conform NHG-standaard
2.3
Gardnerella vaginalis
metronidazol (2 g or) éénmalig
Indien onvoldoende effect: metronidazol (2 dd 500 mg or) gedurende 7 dagen.
Infecties tijdens de zwangerschap worden in het algemeen niet behandeld, eventueel clindamycine
(2 dd 300 mg or) gedurende 7 dagen.
2.4.
Condylomata acuminata
Geen behandeling met antivirale middelen.
F.3.1 Chlamydia trachomatis
a.
b.
azitromycine (1 g or éénmalig), ook bij menginfectie met Neisseria gonorrhoeae
doxycycline (2 dd 100 mg or) gedurende 7 dagen
Infecties tijdens de zwangerschap:
a. azitromycine (1 g or) éénmalig
b. amoxicilline (3 dd 500 mg or) gedurende 7 dagen
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 27
Toelichting
Literatuur:
Miller JM, Martin DH. Treatment of Chlamydia trachomatis infections in pregnant women. Drugs
2000;60:597-606.
Richtlijn NVDV 2008/2009.
F.3.2 Lymfogranuloma venereum (LGV) = Chlamydia trachomatis type LGV
a.
b.
doxycycline (2 dd 100 mg or) gedurende 3 weken
erytromycine (4 dd 500 mg or) gedurende 3 weken
Toelichting
Literatuur:
Miller JM, Martin DH. Treatment of Chlamydia trachomatis infections in pregnant women.
Drugs 2000;60:597-606.
Richtlijn NVDV 2008/2009
F.4
Endometritis puerperalis
a.
b.
F.5
amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv) gedurende 7 dagen
ceftriaxon (1 dd 2 g iv) + metronidazol (3 dd 500 mg iv) gedurende 7 dagen
Adnexitis, salpingitis, pelvic inflammatory disease (PID)
levofloxacine (1 dd 500 mg or) + metronidazol (3 dd 500 mg or) gedurende 14 dagen
Bij verdenking gonorroe toevoegen: ceftriaxon 500 mg im eenmalig
F.6
Mastitis puerperalis
flucloxacilline (4 dd 500 mg or) gedurende 7 dagen
Bij overgevoeligheid: clindamycine (3 dd 600 mg or) gedurende 7 dagen
F.7
Toxoplasmosis tijdens de zwangerschap
Bij bewezen primaire infectie:
e
1 trimester sulfadiazine (4 dd 1 g or) + spiramycine (3 dd 1 g or) als 2 kuren van 3 weken met een
interval van 2 weken
e
e
e
2 en 3 trimester: sulfadiazine (4 dd 1 g or) + pyrimethamine (1 dag 200 mg, gevolgd door 1 dd 25
mg) + folinezuur (1 dd 15 mg or)
F.8
Epididymitis
levofloxacine (1 dd 500 mg or) gedurende 10 dagen + ceftriaxon (500 mg im eenmalig)
F.9
Neisseria gonorrhoeae
anogenitaal of faryngeaal
a. ceftriaxon (500 mg im) éénmalig.
e
b. cefuroxim axetil (1 g or + 2 gift na 6 uur)
Bij faryngitis met persisterende klachten behandeling zo nodig herhalen
Bij zwangeren:
a. ceftriaxon (500 mg im) éénmalig
Bij penicilline overgevoeligheid:
ciprofloxacine (500 mg or) eenmalig (op geleide van kweek en resistentiebepaling)
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 28
Gedissimineerde gonorroe:
ceftriaxon (1 dd 1000 mg iv) gedurende 10 dagen
Bij gebleken gevoeligheid na 3 dagen switchen naar ciprofloxacine (2 dd 500 mg or) gedurende 7
dagen
Toelichting
Een menginfectie met Chlamydia trachomatis komt in 10-15% van de gevallen voor.
Neisseria gonorrhoeae is vaak resistent voor ciprofloxacine
Literatuur:
NVDV richtlijn Gonorroe & Syndromic Management urethritis man 2006.
CBO-richtlijn Seksueel Overdraagbare Aandoeningen en Herpes Neonatorum 2002
Kolader M, Peerbooms PGH, Voorst Vader PC van, Bergen JEAM van, Fennema JSA, Vries HJC
de. Toename van fluorochinolonresistentie bij Neisseria gonorrhoeae onder bezoekers van de soapolikliniek in Amsterdam; cefotaxim nu als eerste keus aanbevolen voor ongecompliceerde
gonorroe. NTVG 2004;148:2129-32.
Richtlijn NVDV 2008/2009.
F.10 Treponema pallidum (lues, syfilis)
10.1
Syfilis vroeg (d.w.z. acquisitie korter dan 1 jaar geleden; primair, secundair en latens recens):
a. benzathinebenzylpenicilline (2,4 ME im (1,2 ME in elke bil)) éénmalig (1,2 ME oplossen in 2 ml
lidocaine 20 mg/ml + 2 ml NaCl 0,9%, in elke bil).
10.2
Syfilis laat latent (d.w.z. bij acquisitiedatum langer dan 1 jaar geleden: of latent van onbekende
duur):
a. benzathinebenzylpenicilline (2,4 ME im (1,2 ME in elke bil)) op dag 1, 8 en 15 (1,2 ME oplossen
in 2 ml lidocaine 20 mg/ml + 2 ml NaCl 0,9%, in elke bil).
Bij zwangeren en HIV co-infectie bij voorkeur behandelen met penicilline. Bij penicilline
overgevoeligheid: overleg internist-infectioloog of arts-microbioloog, eventueel desensibilisatie.
Neuro-lues (kan bij elk stadium voorkomen):
benzylpenicilline (6 dd 4 ME iv of 24 ME continu iv) gedurende 14 dagen.
Bij penicilline overgevoeligheid: overweeg desensibilisatie
a. ceftriaxon (1 dd 2 g iv) gedurende 2 weken
b. doxycycline (2 dd 200 mg or) gedurende 4 weken
Toelichting
Literatuur:
Richtlijn NVDV 2008/2009.
F.11 Haemophilus ducreyi (ulcus molle)
a.
b.
c.
azitromycine (1 g or) éénmalig
ceftriaxon (250 mg im) éénmalig
erytromycine (4 dd 500 mg or) gedurende 7 dagen
Toelichting
Literatuur:
Gulmezoglu AM. Intervention for treating trichomoniasis in women/in pregnancy. Cochrane review.
In Cochrane Library, issue 3, 1999. Oxford.
Klebanoff MA, Carey JC, Hauth JC, Hillier SL, Nugent RP et al. Failure of metronidazole to prevent
preterm delivery among pregnant women with asymptomatic Trichomonas vaginalis infections. N
Engl J Med 2001;345:487-93.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 29
F.12 Herpes genitalis
Primo-infectie:
valaciclovir (2 dd 500 mg or) gedurende 7 dagen
Recidief infectie:
valaciclovir (2 dd 500 mg or) gedurende 5 dagen
Bij ernstige infecties:
aciclovir (3 dd 5 mg/kg iv) gedurende 5 dagen
Zwangeren:
aciclovir (5 dd 200 mg or) gedurende 5 dagen
Bij > 6 recidieven per jaar:
valaciclovir (1 dd 500 mg or) gedurende maximaal 12 maanden
Bij immuungecompromiteerde (o.a. HIV patiënten met CD4 positieve T lymfocyten < 250 per µ)
valaciclovir (2 dd 500 mg or)
Bij < 6 recidieven per jaar en veel klachten
overweeg valaciclovir (1 dd 500 mg or) gedurende 2-4 maanden
Toelichting
Literatuur:
Richtlijn NVDV 2008/2009
F.13 Proctitis
doxycycline (2 dd 100 mg or) gedurende 7 dagen + ceftriaxon (500 mg im) eenmalig.
Bij Chlamydia trachomatis type LGV:
doxycycline (2 dd 100 mg or) gedurende 3 weken
Toelichting
Literatuur:
Richtlijn NVDV 2008/2009.
F.14 Schaamluis
a. permetrine 5% crème aanbrengen gedurende 10 minuten, daarna uitwassen. Na 1 week
herhalen.
b. malathron 0,5% lotion, aanbrengen op droog haar en 12 uur laten zitten. Na 1 week herhalen.
F.15 Septische abortus
a.
b.
amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv) gedurende 10 dagen
ceftriaxon (1 dd 2 g iv) + metronidazol (3 dd 500 mg iv) gedurende 10 dagen
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: 01-08-2009
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 30
Overzicht wijzigingen 'F Gynaecologische/obstetrische infecties en sexueel overdraagbare
aandoeningen en sexueel overdraagbare aandoeningen'
Datum
Wijziging
01-08-2009
Hoofdstukken F en N zijn samengevoegd.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 31
G Huid en weke delen infecties
G.1
Impetigo
In het algemeen geen antibiotica.
Eventueel:
a. fusidinezuur 2% crème lokaal
b. mupirocine 2% zalf lokaal
Bij ernstige impetigo:
a. flucloxacilline (4 dd 500 mg or) gedurende 7 dagen
b. claritromycine (2 dd 500 mg or) gedurende 7 dagen
G.2
Erysipelas
Afhankelijk van de ernst van de aandoening:
feneticilline (4 dd 500 mg or) of benzylpenicilline (6 dd 1 ME iv) gedurende 2 weken
Bij penicilline-overgevoeligheid: clindamycine (3 dd 600 mg or/iv) gedurende 2 weken
Bij verdenking s.aureus: flucloxacilline (4 dd 500 mg or) gedurende 2 weken.
G.3
Weke delen infecties
G.3.1 Cellulitis
Afhankelijk van de ernst van de aandoening:
flucloxacilline (4 dd 500 mg or of 6 dd 1 g iv) gedurende 10 dagen
Bij penicilline-overgevoeligheid: clindamycine (3 dd 600 mg or/iv) gedurende 10 dagen
Bij verdenking op fasciitis necroticans: benzylpenicilline (6 dd 1 ME iv) + clindamycine (3 dd 600 mg
iv) gedurende 10 dagen
G.3.2 Fasciitis necroticans, groep A streptococcen
Zie tevens hoofdstuk M sepsis 1.5
Fasciitis necroticans
Community acquired
amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv) + clindamycine (3 dd 600 mg iv)
Nosocomiaal
amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv) + clindamycine (3 dd 600 mg iv) + gentamicine (1
dd 6 mg/kg iv)
Bij verdenking groep A streptococcen
benzylpenicilline (6 dd 1 ME iv) + clindamycine (3 dd 600 mg iv) gedurende 10 dagen
G.3.3 Fournier gangreen, multibacteriële fasciitis
amoxicilline-clavulaanzuur (6 dd 1200 mg iv) + clindamycine (3 dd 600 mg iv) + eventueel
gentamicine (1 dd 5 mg/kg iv) gedurende minstens 7 dagen
G.4
Furunkel
In het algemeen geen antibiotica.
Alleen bij furunkel in het gelaat: flucloxacilline (4 dd 500 mg or) gedurende 7 dagen
Bij penicilline-overgevoeligheid: clindamycine (3 dd 600 mg or) gedurende 7 dagen
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 32
G.5
Borreliose
G.5.1 Erythema chronicum migrans
doxycycline (1 dd 200 mg or) gedurende 14 dagen
Bij zwangeren: amoxicilline (3 dd 500 mg or) gedurende 14 dagen
Bij contra-indicatie doxycycline en amoxicilline: azitromycine (1 dd 500 mg or) gedurende 5 dagen.
G.5.2 Acrodermatitis chronica atroficans
docycyline (1 dd 200 mg or) gedurende 30 dagen
G.6
Primaire Herpes simplex infectie
Bij niet ernstige infectie:
aciclovir 5% crème lokaal
Bij ernstige infectie in blaasjesstadium:
valaciclovir (2 dd 500 mg or) gedurende 5 dagen
Bij patiënten met immunodeficiëntie:
a. aciclovir (3 dd 5 mgkg iv) tot genezing
b. valaciclovir (3 dd 500 mg or) tot genezing
Recidiverende infecties Herpes simplex type 1 (koortslip) uitsluitend lokaal behandelen.
Recidiverende infecties Herpes simplex type 2 worden profylactisch behandeld bij > 6 recidieven per
jaar valaciclovir (1 dd 500 mg or) gedurende maximaal 12 maanden.
G.7
Waterpokken
Bij patiënten met ernstige infectie of immunodeficiëntie:
a. aciclovir (3 dd 10 mg/kg iv) gedurende 10 dagen
b. valaciclovir (3 dd 1000 mg or) gedurende 7 dagen
G.8
Gordelroos
Bij ernstige Herpes zoster:
a. valaciclovir (3 dd 1000 mg or) gedurende 7 dagen
b. aciclovir (3 dd 10 mg/kg iv) gedurende 10 dagen
Bij Herpes zoster ophtalmicus
a. aciclovir (3 dd 10 mg/kg iv) gedurende 10-14 dagen + aciclovir 3% oogzalf (5 dd lokaal)
b. valaciclovir (3 dd 1000 mg or) gedurende 7 dagen + aciclovir 3% oogzalf (5 dd lokaal)
G.9
Brandwonden
Bij een vermoeden van een wondinfectie moet een wondkweek worden afgenomen.
Bij S. aureus: fusidinezuur 2% crème of zalf
Bij Ps. aeruginosa: zilversulfadiazine 1% crème
9.1
Staphylococcus aureus
flucloxacilline (4 dd 1 g iv of 4 dd 500 mg or) gedurende 7 dagen
Bij penicilline-overgevoeligheid: clindamycine (3 dd 600 mg or/iv) gedurende 7 dagen
9.2
Groep A of B beta-hemolytische streptokokken
benzylpenicilline (6 dd 1 ME iv) of feneticilline (4 dd 500 mg or) gedurende 7 dagen
Bij penicilline-overgevoeligheid: clindamycine (3 dd 600 mg or/iv) gedurende 7 dagen
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 33
9.3
Gram-negatieve staven
Gram-negatieve staven in wonden behoeven gewoonlijk geen antimicrobiële therapie. Eventueel
behandelen na overleg op geleide van het klinisch beeld en het gevoeligheidspatroon.
9.4
Clostridium spp.
benzylpenicilline (6 dd 2 ME iv) gedurende 7 dagen
Bij penicilline-overgevoeligheid: metronidazol (3 dd 500 mg iv/or) gedurende 7 dagen
G.10 Roodvonk
feneticilline (4 dd 500 mg or) gedurende 7 dagen
G.11 Scabiës
e
permetrine 5% crème eenmalig lokaal gedurende 8-12 uur (1 keus bij kinderen < 3 jr)
Bij scabies norvegica:
ivermectine (2 mg/kg or: 51-65 kg 12 mg, 66-79 kg 15 mg en > 80 kg 18 mg) eenmalig. Na 2 weken
herhalen bij nieuwe laesies + lokale behandeling
G.12 Toxic streptococcen syndroom
zie necrotiserende fasciitis
G.13 Schimmelinfecties van de huid
Bij de behandeling van gist- en schimmelinfecties dient het cosmetisch effect afgewogen te worden
tegen de, soms ernstige, bijwerkingen van therapie.
G.13.1 Tinea Corporis, Capitis, Unguium
Tinea Corporis
a. miconazol 2% creme (2 dd lokaal) gedurende 4 weken of volledige klinische genezing
b. itraconazol (1 dd 100 mg or) gedurende 4 weken of volledige klinische genezing
c. terbenafine (1 dd 250 mg or) gedurende 4 weken of volledige klinische genezing
Tinea Capitis
a. itraconazol (1 dd 100 mg or) gedurende 4 weken of volledige genezing
b. terbenafine (1 dd 250 mg or) gedurende 4 weken of volledige genezing
Tinea Unguium
a. terbenafine (1 dd 250 mg or) gedurende 12 weken of langer tot volledige uitgroei aangedane
nagel.
b. itraconazol (1 dd 200 mg or) gedurende 12 weken of pulstherapie (2 dd 200 mg or) gedurende
1 week, gevolgd door 3 medicatie vrije weken. In totaal 3 pulsen geven.
G.13.2 Candida
Indien niet uitgebreid:
miconazol 2% creme lokaal gedurende 5-14 dagen
Indien gegeneraliseerd:
e
fluconazol (1 dag 200 mg, vervolgens 1 dd 100 mg or) gedurende 14 dagen
G.13.3 Pityriasis versicolor
a.
b.
ketoconazol 2% creme (1 dd lokaal) gedurende 14 dagen
itraconazol (1 dd 200 mg or) gedurende 7 dagen
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 34
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: 01-04-2012
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen 'G
Huid en weke delen infecties'
Datum
Wijziging
01-08-2009
Wijzigingen bij G.2, G3 (nieuw G.3.2. en G.3.3.), G.5 (nieuw G.5.2). Nieuw
G.9 en G.10.
01-10-2009
Wijzigingen bij G.1, G.6., G.8. (Herpes zoster ophtalmicus) en toegevoegd
G.10., G.11. en G.12. (Schimmelinfecties staat nu bij G.13.)
01-12-2009
Bij G.3.2. toegevoegd Groep A streptococcen en bij G.3.3. multibacteriele
fasciitis.
01-02-2012
G.3.3 Fournier gangreen, multibacteriele fasciitis: gentamicine dosering moet
zijn 5 mg/kg iv.
01-04-2012
Naam hoofdstuk gewijzigd in “Huid en weke delen infecties”. Wijzigingen
G.3.2. en G.9.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 35
H Keel-, neus- en oorinfecties
Algemene opmerking: indien mogelijk kweken afnemen voor het starten van antimicrobiële therapie
H.1
Keel
1.1
Laryngitis
Betreft meestal een virusinfectie
1.2.
Laryngo-tracheo-bronchitis
amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv of 3 dd 625 mg or) gedurende 7 dagen
1.3
Epiglottitis
amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv of 3 dd 625 mg or) gedurende 10 dagen
1.4
Faryngitis/cervicale lymfadenitis
Betreft meestal een virusinfectie
Bij verdenking streptokok:
feneticilline (4 dd 500 mg or) gedurende 10 dagen
Bij penicilline-overgevoeligheid:
azitromycine (1 dd 500 mg or) gedurende 3 dagen
1.5
Stomatitis
1.5.1. Stomatitis (gisten)
a. nystatine suspensie (4 dd 500.000 IE or) gedurende 10 dagen
b. amfotericine B suspensie 100 mg/ml (4 dd 200 mg or) gedurende 10 dagen
Indien lokale therapie faalt:
fluconazol (1 dd 100 mg or) gedurende 7 dagen
1.5.2. Stomatitis Herpes Simplex
valaciclovir (2 dd 500 mg or) gedurende 5 dagen
1.6
Tonsillitis
Indien behandeling noodzakelijk is:
feneticilline (4 dd 500 mg or) gedurende 10 dagen
Bij penicilline-overgevoeligheid:
azitromycine (1 dd 500 mg or) gedurende 3 dagen
1.7
Peritonsillair abces
Bij operatieve drainage:
amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv) te starten voor de ingreep, vervolgens (3 dd 625 mg
or) gedurende 5 dagen (totaal)
Bij poliklinische drainage:
amoxicilline-clavulaanzuur (3 dd 625 mg or) gedurende 7 dagen
Bij penicilline-overgevoeligheid:
clindamycine (3 dd 600 mg or/iv)
1.8
Suppuratieve jugularis tromboflebitis (syndroom van Lemierre)
Benzylpenicilline 12 miljoen eenheden per 24 uur continue infusie (alternatief 6 dd 2 miljoen
eenheden) + metronidazol (3 dd 500 mg iv) dan wel
Bij penicilline-overgevoeligheid:
clindamycine (3 dd 600 mg iv)
Therapieduur in overleg met internist-infectioloog of microbioloog
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 36
H.2
Neus en bijholten
2.1
Furunkel
flucloxacilline (4 dd 1 g iv) gedurende 7 dagen
Bij penicilline-overgevoeligheid:
clindamycine (3 dd 600 mg or) gedurende 7 dagen
2.2
Sinusitis maxillaris
amoxicilline-clavulaanzuur (3 dd 625 mg or) gedurende 7 dagen
Bij penicilline-overgevoeligheid:
azitromycine (1 dd 500 mg or) gedurende 3 dagen
H.3
Speekselklieren
3.1
Sialadenitis
a. flucloxacilline (4 dd 1000 mg iv of 4 dd 500 mg per os) gedurende 7 dagen
b. clindamycine (3 dd 600 mg or/iv) gedurende 7 dagen
H.4
Oor
4.1
Otitis externa
Bij niet voorbehandelde patient:
triamcinolon 0,1% zure oordruppels (3 dd 3 gtt) gedurende 1-2 weken
Bij voorbehandelde patient:
a. dexamethsaon/chlooramfenicol/polymyxine B oordruppels FNA (3 dd 2-3 gtt)
b. polymyxine B/trimethoprim 10000 IE/l mg per ml
c
ofloxacine 3 mg/ml
Bij gist/schimmelinfectie
miconazol oordruppels
Bij falen miconazol of aangetoonde Aspergillus:
zo nodig dagelijkse reiniging van het oor en (inbrengen van tampon gedrenkt in) amfotericine B
oordruppels 1%
Bij ernstige infectie toevoegen:
itraconazol (oral solution) suspensie (2 dd 200 mg) gedurende 2 weken
4.1.1
Otitis externa necroticans met onbekende verwekker
Neem eerst kweken af en start vervolgens met:
piperacilline (3 dd 4 g iv) + tobramycine (1 dd 5 mg/kg iv)
Op basis van kweken kan in overleg met de microbioloog/infectioloog snel geswitcht worden naar
een oraal antibioticum met goede biologische beschikbaarheid, bij negatieve kweken kiezen voor:
ciprofloxacine (2 dd 750 mg or). Behandelduur in overleg met internist-infectioloog en/of
microbioloog en afhankelijk van kliniek, laboratoriumuitslagen en beeldvorming
4.2
Otitis media
Antibiotica zijn in het algemeen niet geïndiceerd tenzij leeftijd < 3-6 maanden of 48-72 uur
persisterend.
Pas in tweede instantie antibiotisch behandelen indien otitis persisteert ondanks decongestiva:
amoxicilline-clavulaanzuur (3 dd 625 mg or) gedurende 7 dagen
Bij overgevoeligheid: azitromycine (1 dd 500 mg or) gedurende 3 dagen
Bij een bestaande trommelvliesperforatie/paracentese bestaat de behandeling niet uit systemische
antibiotica, maar uit lokale therapie zoals bij otitis externa.
4.3
Mastoïditis
Bij (dreigende) abcederende mastoiditis met onbekende verwekker:
amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv) gedurende 2 weken, bij goed klinisch herstel eerder
over op oraal.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 37
Bij verslechtering mastoidectomie
Bij overgevoeligheid (niet bij ernstige penicilline-allergie i.v.m. kruisovergevoeligheid):
ceftriaxon (1 dd 2 g iv) gedurende 2 weken
4.4
Sudden deafness
Bij vermoeden van herpes infectie:
valaciclovir (2 dd 500 mg or) gedurende 7 dagen
H.5
Wondinfecties
Eerste keuze:
flucloxacilline (4 dd 500 mg or of 4 dd 1000 mg iv).
Bij penicilline-allergie:
clindamycine (3 dd 600 mg or/iv)
Indien de wond een directe verbinding heft met de neus, mondholte/farynx, het mastoïd of zich
hierin bevindt:
amoxicilline-clavulaanzuur (3 dd 625 mg or of 4 dd 1200 mg iv).
Bij penicilline-allergie:
clindamycine (3 dd 600 mg or/iv)
Toelichting
Literatuur:
Garnier M, Blayau C, Fulgencio JP, Baujat B, Arlet G, Bonnet F, et al. Rational approach of
antibioprophylaxis: Systematic review in ENT cancer surgery. Ann Fr Anesth Reanim. 2013
May;32(5):315-24.
Georgiou I, Farber N, Mendes D, Winkler E. The role of antibiotics in rhinoplasty and septoplasty: a
literature review. Rhinology. 2008 Dec;46(4):267-70.
Skitarelic N, Morovic M. Manestar D. Antibiotic prophylaxis in clean-contaminated head and neck
oncological surgery. J Craniomaxillofac Surg. 2007 Jan;35(1):15-20.
Callender DL. Antibiotic prohylaxis in head and neck oncologic surgery: the role of Gram-negative
coverage. Int J of Antimicrobial Agents. Elsevier:1999 Aug 1;12:S21-7.
Johnson JT, Wagner RL, Schuller DE, Gluckman J, Suen JY, Snyderman NL. Prophylactic
antibiotics for head and neck surgery with flap reconstruction. Arch Otolaryngol Head Neck Surg.
1992 May;118(5):488-90.
Phan M, Auwera P van der, Andry G, Aoun M, Chantrain G, Deraemaecker R, et al. Antimicrobial
prophylaxis for major head and neck surgery in cancer patients: sulbactam-ampicillin versus
clindamycin-amikacin. Antimicrobial Agents and Chemotherapy. Am Soc Microbiol.
1992;36(9):2014-9.
Yoder MG, Weimert TA. Antibiotics and topical surgical preparation solution in septal surgery.
Otolaryngol Head Neck Surg. 1992 Mar;106(3):243-4.
John DG, Carlin WV, Lesser TH, Carrick DG, Fielder C. Tympanoplasty surgery and prophylactic
antibiotics: surgical results. Clin Otolaryngol Allied Sci. 1988 Jun;13(3):205-7.
Uptodate: pagina’s over chronische otitis media, Lemierre en antimicrobiële profylaxe bij surgical
site infections.
Sanford Guide to Antimicrobial Therapy, on Lemierre’s syndrome.
Fleskens AJHM, Scheltinga MRM, Eerten PV van, Verhoef LHM, Pasmans HLM en Vreugdenhil G.
Keelpijn en een gezwollen hals: syndroom van Lemierre totdat het tegendeel is bewezen. Ned
Tijdschr Geneeskd. 2006;150:2461-6.
Georgiou, Faber, Mendes, Winkler. The role of antibiotics in rhinoplasty and septoplasty: a literature
review. Rhinology 2008;dec;46(4):267-70.
Beheergegevens
Beheerder:
Eerste versie:
Laatste wijziging:
Noortje Swart
01-04-2008
01-12-2013
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 38
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen 'H
Keel-, neus- en oorinfecties'
Datum
Wijziging
01-05-2010
Aanvullingen/wijzigingen bij 1.6, 3.1, 3.1.1, 3.2 en 3.3.
01-03-2012
H.1 Keel: nieuw 1.2.1, 1.4 en 1.5.3. + enkele aanvullingen/wijzigingen.
01-12-2013
Hoofdstuk H is vrijwel geheel aangepast.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 39
I
Luchtweginfecties
I.1
Bronchitis
1.1
Acute bacteriële bronchitis
Na afname van sputum voor Grampreparaat en kweek:
a. amoxicilline (3 dd 750 mg or) gedurende 5 dagen
e
b. doxycycline (1 dag 200 mg, daarna 1 dd 100 mg or) gedurende 7 dagen
1.2
Exacerbatie van chronische bronchitis
a. amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv of 3 dd 625 mg or) gedurende 7 dagen
b. ceftriaxon (1 dd 2 g iv) gedurende 7 dagen
I.2
Pneumonie
2.1
Pneumonie buiten het ziekenhuis verworven
2.1.1
Niet-ernstige of matige pneumonie (AMB65)
a. amoxicilline (4 dd 1000 mg iv of 3 dd 750 mg or)
b. bij niet IgE gemedieerde (lees niet-anafylactische) penicilline-allergie: ceftriaxon (1 dd 2000 mg
iv), bij IgE (anafylactische) penicilline-overgevoeligheid: levofloxacine (2 dd 500 mg or/iv)
c. bij verdenking op penicilline-resistente pneumokok*: ceftriaxon (1 dd 2000 mg iv) +
azitromycine (1 dd 500 mg or) / erytromycine (4 dd 1000 mg iv), bij contra-indicaties
monotherapie met levofloxacine (2 dd 500 mg oraal/iv)
d. bij verdenking op Legionella**: azitromycine (1 dd 500 mg or) of erytromycine (4 dd 1000 mg iv)
toevoegen. Verricht een Legionella urine antigeen-test, bij een positieve uitslag switchen naar
levofloxacine (2 dd 500 mg iv)
e. bij verdenking aspiratie: amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv)
Therapieduur bij goede klinische respons: 5 dagen. Legionella 7-10 dagen. Zie voor switchen van
intraveneuze naar orale therapie het hoofdstuk switchtherapie. Verricht bij AMB65>1 een
Legionella-urineantigeen test.
*Bij recent bezoek aan land met hoge prevalentie penicilline-resistente pneumokokken
(www.ecdc.eu zoek op ears maps)
**Bij recent buitenlandbezoek, Legionella-epidemie, of falen van bèta-lactam therapie.
2.1.2
Ernstige pneumonie (AMB65) op verpleegafdeling
a. ceftriaxon (1 dd 2000 mg iv) + azitromycine (1 dd 500 mg or) / erytromycine (4 dd 1000 mg iv)
b. bij contra-indicatie voor een middel genoemd bij a: monotherapie met levofloxacine (2 dd 500
mg iv/or)
Doe altijd een Legionella urine antigeen-test. Bij positieve test switchen naar levofloxacine (2 dd 500
mg or/ov). Therapieduur bij goede klinische respons: 7 dagen. Zie voor switchen van intraveneuze
naar orale therapie het hoofdstuk switchtherapie. Gebruik de pneumokokken antigeen test om te
versmallen naar amoxicilline oraal.
Overweeg oseltamivir (2 dd 75 mg or) bij pneumonie in influenzaseizoen i.o.m. internistinfectioloog/medisch microbioloog.
2.1.3
Ernstige pneumonie op intensive care
a. ceftriaxon (1 dd 2000 mg iv) + ciprofloxacine (3 dd 400 mg iv bij verdenking op Pseudomonas
spp 3 dd 400 mg iv)
Doe altijd een Legionella urine antigeen-test. Overweeg oseltamivir (2 dd 75 mg or) bij pneumonie in
influenzaseizoen i.o.m. internist-infectioloog/medisch microbioloog
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 40
2.2
Pneumonie in het ziekenhuis verworven (d.w.z. langer dan 3 dagen opgenomen)
ceftriaxon (1 dd 2 g iv). Bij ernstig zieke patiënten toevoegen gentamicine (1 dd 5 mg/kg iv)
2.3
Pneumonie met bekend micro-organisme
2.3.1
Staphylococcus aureus
flucloxacilline (6 dd 1 g iv) gedurende 2 weken + gentamicine (1 dd 5 mg/kg iv) gedurende 3 dagen
Bij penicilline-overgevoeligheid: clindamycine (3 dd 600 mg or/iv) monotherapie gedurende 2 weken
2.3.2
Pneumokokken
benzylpenicilline (6 dd 1 ME iv) gedurende 7 dagen
Bij penicilline-overgevoeligheid:
claritromycine (2 dd 500 mg or) of erytromycine (4 dd 500 mg iv) gedurende 7 dagen
2.3.3
Gram-negatieve staven
ceftriaxon (1 dd 2 g iv) gedurende 2 weken
Bij verdenking op Pseudomonas spp.:
piperacilline (3 dd 4 g iv) + tobramycine (1 dd 5 mg/kg iv) gedurende 2 weken
2.3.4
Mycoplasma pneumoniae
a. claritromycine (2 dd 500 mg or) of erytromycine (4 dd 500 mg iv) gedurende 2 weken
e
b. doxycycline (1 dag 200 mg daarna 1 dd 100 mg or/iv) gedurende 2 weken
2.3.5
Chlamydia spp.
a. claritromycine (2 dd 500 mg or) of erytromycine (4 dd 500 mg iv) gedurende 2 weken
e
b. doxycycline (1 dag 200 mg daarna 1 dd 100 mg or/iv) gedurende 2 weken
2.3.6. Legionella spp.
a. levofloxacine (2 dd 500 mg or/iv) gedurende 2 weken.
b. erytromycine (4 dd 1 g iv) gedurende 2 weken
Toelichting
Literatuur:
American Thoracic Society. Guidelines for the management of adults with community-acquired
pneumonia. Am J Respir Crit Care Med 2001;163:1730-54
SWAB richtlijn Community acquired pneumonie 2011
2.3.7
Aspergillus spp.
Zie hoofdstuk R Systemische schimmelinfecties
2.3.8
Candida spp
a. liposomaal amfotericine B (1 dd 3 mg/kg iv) gedurende 2 weken
b. fluconazol (1 dd 800 mg gedurende 2 dagen, vervolgens 1 dd 400 mg or/iv) gedurende 2
weken
e
c. op geleide van kweek: anidulafungin (1 dag 1 dd 200 mg iv, vervolgens 1 dd 100 mg iv)
gedurende 2 weken
2.3.9
Pneumocystis carinii
a. co-trimoxazol (3 dd 36 mg/kg, max 3 dd 1920 mg or/iv) gedurende 3 weken
b. bij ernstige infectie: pentamidine (1 dd 4 mg/kg iv) gedurende 3 weken
bij matig ernstige infectie: trimethoprim (3 dd 6 mg/kg or) + dapson (1 dd 100 mg or)
gedurende 3 weken.
c. atovaquone (2 dd 750 mg or) gedurende 3 weken
Toelichting
Bij HIV-geïnfecteerden met een arteriële zuurstofspanning PaO2< 70 mmHg bij presentatie dienen
corticosteroiden te worden toegevoegd:
prednisolon or dag 1-5: 2 dd 40 mg, dag 6-10: 1 dd 40 mg, dag 11-20: 1 dd 20 mg
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 41
Bij niet-HIV-geïnfecteerden kan toediening van corticosteroiden overwogen worden, maar er bestaat
hierover geen consensus.
2.4
Aspiratiepneumonie
Therapie bij voorkeur instellen na afname van materiaal voor een Gram-preparaat en kweek. Een
afwachtend beleid is veelal gerechtvaardigd. Indien de pneumonie in het ziekenhuis is verworven is
het zinvol eerdere kweken na te gaan.
amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv) gedurende 7 dagen
Bij penicilline-overgevoeligheid: clindamycine (3 dd 600 mg or/iv) gedurende 7 dagen
Zoetwateraspiratie
piperacilline (3 dd 4 g iv) + tobramycine (1 dd 5 mg/kg iv) gedurende 7 dagen
Toelichting
Literatuur:
Marik PE. Primary Care: Aspiration Pneumonitis and Aspiration Pneumonia. N Engl J Med 2001;
344:665-671.
2.5
Virale pneumonie
2.5.1
Influenza
Antivirale middelen zijn geïndiceerd bij risico patiënten met:
emfyseem, astma, ernstige neuromusculaire stoornissen
ernstig hartfalen
diabetes mellitus
chronische nierinsufficiëntie
beenmerg- of orgaantransplantatie
HIC-infectie
gestoorde afweer
personen > 60 jaar
zwangeren in het derde trimester
Onbekend is of starten van de therapie > 48 uur na begin van de symptomen nog zinvol is. Bij twijfel
overleg infectioloog of arts-microbioloog.
a. Oseltamivir (2 dd 75 mg or) gedurende 5 dagen
b. Zanamivir (2 dd 600 mg iv) gedurende 5 dagen
2.5.2
Herpes simplex virus (HSV)
De klinische betekenis van HSV-1 in bronchiale secreties en de waarde van therapie zijn niet
duidelijk. Behandeling kan eventueel met:
aciclovir 3 dd 10 mg/kg iv gedurende 7-10 dagen
2.5.3
Varicella zoster virus (VZV)
aciclovir 3 dd 10 mg/kg iv gedurende 7-10 dagen
2.5.4
Cytomegalovirus (CMV)
In overleg met hematoloog, infectioloog of arts-microbioloog
ganciclovir 2 dd 5 mg/kg gedurende 10-14 dagen
Bij patiënten die een beenmergtransplantatie hebben ondergaan moet ganciclovir in combinatie met
IVIG worden gegeven.
I.3
Cystic fibrosis
Antimicrobiële therapie alleen geïndiceerd op basis van klinische toestand, X-thorax, kweek en
gevoeligheid. Behandelen altijd in overleg met longarts/arts-microbioloog
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 42
I.4
Longabces en thoraxempyeem
Primair drainage en dagelijks spoelen, antibiotica op geleide van kweek en gevoeligheidspatroon.
Meestal wordt 6 weken behandeld.
I.5
Infecties met Mycobacterium tuberculosis
5.1.1
Basisbehandeling (gedurende 6 maanden)
overleg met arts-microbioloog/internist-infectioloog/longarts
isoniazide (1 dd 5 mg/kg or, max 300 mg)
+
rifampicine (> 50 kg 1 dd 600 mg or, < 50 kg 1 dd 450 mg or)
+
pyrazinamide (30 mg/kg/d in 1 of 2 doses or, max 2 g/d) gedurende de eerste 2 maanden
+
ethambutol (1 dd 25 mg/kg or, max 1,2 g) gedurende 2 maanden, daarna 15 mg/kg/d
+
pyridoxine (1 dd 25 mg or) alleen tijdens isoniazidegebruik bij patiënten met risico op
voedingsdeficiënties of symptomen (paresthesieën)
Toelichting
In een aantal gevallen, (bijv. een hoge “bacterieload”, vermoeden van resistente stammen) dient
e
een 5 middel te worden toegevoegd.
5.1.2
Bij zeer ernstige vormen van tuberculose (miliaire tbc)
Overleg met arts-microbioloog/internist-infectioloog/longarts
5.1.3
In geval van tuberculose contact (blootstelling)
In geval van tuberculose contact binnen het gezin wordt alleen bij kinderen < 5 jaar direct gestart
met isoniazide en rifampicine tot is aangetoond dat de patiënt niet geïnfecteerd is (= negatieve PPD
na 3 maanden) en de bron afdoende is behandeld. Bij personen > 5 jaar wordt de Mantoux reactie
afgewacht alvorens te starten met tuberculostatica.
5.1.4
In geval van positieve PPD zonder klinische verschijnselen
isoniazide (1 dd 5 mg/kg or, max 300 mg)
Bij vermoeden isoniazide resistentie: rifampicine (1 dd 450-600 mg or) gedurende 6 maanden
Toelichting
Literatuur:
Landelijke Coördinatiestructuur Infectieziektebestrijding. Protocol tuberculose, mei 1999
http://www.infectieziekten.info/index.php3
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: 01-12-2014
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen 'I
Luchtweginfecties'
Datum
Wijziging
01-10-2009
Toegevoegd I.6. Influenza
01-12-2009
Bij 2.3.7. en 2.3.8. toegevoegd anidulafungin (1e dag 1 dd 200 mg iv,
vervolgens 1 dd 100 mg iv) gedurende 2 weken. Bij amoxicillineclavulaanzuur: 1100 mg iv gewijzigd in 1200 mg iv.
01-11-2011
Toegevoegd 2.5 Virale pneumonie, hiermee is I.6. Influenza vervallen.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 43
01-10-2012
I.5. Infectie met Mycobacterium tuberculosis 5.1.1 verwijderd “bij voorkeur ’s
nachts”. De absorptie is beter op een lege maag, maar dit veroorzaakt vaak
maagklachten. In de praktijk inname veelal bij het ontbijt.
01-11-2012
I.2. 2.3.6. a. levofloxacine (2 dd 500 mg or/iv) gedurende 2 weken. b.
erytromycine (4 dd 1 g iv) gedurende 2 weken. Toegevoegd bij literatuur:
SWAB richtlijn Community acquired pneumonie 2011.
01-08-2013
I.2. 2.1. Pneumonie buiten het ziekenhuis verworven: is in zijn geheel
aangepast.
01-02-2014
2.1.1 en 2.1.2 PSI5, AMBU65/AMB65 gewijzigd in AMB65. 2.1.3 a.
ciprofloxacine (3 dd 400 mg etc). 2.3.7 Aspergillus spp.: Zie hoofdstuk R
Systemische schimmelinfecties.
01-05-2014
2.3.9. Pneumocystis carinii: c. atovaquone (2 dd 750 mg or) gedurende 3
weken.
01-11-2014
2.4. Aspiratiepneumonie: amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv)
gedurende 7 dagen
01-12-2014
2.3.8. Candida spp: a. liposomaal amfotericine B (1 dd 3 mg/kg iv)
gedurende 2 weken.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 44
J Ooginfecties
J.1
Blefaritis
1.1
Niet ernstige vorm:
ooglidranden schoonmaken met wattenstokje in oplossing van babyshampoo
1.2
Ernstige vormen:
flucloxacilline (4 dd 500 mg or) gedurende 7 dagen
1.3
Recidiverende vormen, antibiotica op geleide van kweek en gevoeligheidspatroon:
fusidinezuur 1% ooggel 4 dd (lokaal) gedurende 7 dagen
indien systemische therapie noodzakelijk is: minocycline (1 dd 100 mg or) gedurende 1 maand,
vervolgens onderhoudsbehandeling (1 dd 50 mg) gedurende 2 maanden.
J.2
Hordeolum
Warme compressen 4 dd gedurende 10 min.
Eventueel fusidinezuur 1% ooggel 4 dd (lokaal) gedurende 7 dagen
Bij cellulitis flucloxacilline (4 dd 500 mg or) gedurende 5 dagen
J.3
Purulente conjunctivitis
3.1
Conjunctivitis met onbekend micro-organisme
a. uitspoelen met fysiologische zoutoplossing
b. povidonjood 0,3% oogdruppels 6 dd (lokaal) gedurende 7 dagen
c.
chlooramfenicol 0,5% oogdruppels of oogzalf 6 dd (lokaal) gedurende 7 dagen
d. fusidinezuur 1% ooggel 3 dd (lokaal) gedurende 7 dagen
Zonodig 's nachts een overeenkomstige oogzalf gebruiken
3.2
Conjunctivitis met bekend micro-organisme
3.2.1
Neisseria gonorrhoeae
benzylpenicilline oogdruppels 50.000 E/ml (lokaal) elk half uur gedurende 7 dagen
Als systemische therapie nodig is:
ceftriaxon (250 mg im) éénmalig of ciprofloxacine (1500 mg or) éénmalig
3.2.2
Chlamydia trachomatis
a. azitromycine (1 g or) éénmalig
b. doxycyline (2 dd 100 mg or) gedurende 7 dagen
Bij LGV stam doxycycline (2 dd 100 mg) gedurende 3 weken
Toelichting
Literatuur:
Bowman RJC, Sillah A, Van Dehn C, Goode VM et al. Operational comparison of single-dose
azithromycin and topical tetracycline for trachoma. Invest Ophthalmol Vis Sci 2000;41:4074-9.
Pacifico L, Chiesa C. Azithromycin in children: a critical review of the evidence. Curr Ther Res Clin
Exp 2002;63:54-76.
Salopek-Rabatic J. Chlamydial conjunctivitis in contact lens wearers: succesfull treatment with
single dose azithromycin. CLAO J 2001;27:209-11.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 45
J.4
Keratitis
4.1.
Altijd overleg oogarts.
vancomycine 5% oogdruppels (lokaal) ieder uur + ceftazidim 5% oogdruppels (lokaal) ieder uur
gedurende 1-2 weken
4.2.
Acanthamoeben keratitis
Bij contactlensdragers en/of na trauma: propamidine 0,1% oogdruppels + chloorhexidine 0,02%
oogdruppels lokaal ieder uur
4.3.
Candida albicans keratitis
amfotericine B 0,15% oogdruppels (lokaal) ieder uur + bij diepe infectie of
immuungecompromitteerd: fluconazol (1 dd 400 mg iv/or)
Toelichting
Literatuur:
Burger DM, Eggink CA, Beckers P, Jansen JTG. Acanthamoeben-keratitis. Pharm Weekbl
1996;131:72-7.
J.5
Herpes zoster ophthalmicus
a. valaciclovir (3 dd 1000 mg or) gedurende 7-10 dagen
b. aciclovir (3 dd 10 mg/kg iv) gedurende 7-10 dagen
aciclovir 3% oogzalf (lokaal) 5 dd
J.6
Herpes simplex keratitis
aciclovir 3% oogzalf (lokaal) 5 dd tot 3 dagen na klinische genezing
J.7
Acute dacryocystitis
amoxicilline-clavulaanzuur (3 dd 625 mg or) gedurende 7 dagen
J.8
8.1
8.2
Endophthalmitis
Altijd overleg arts-microbioloog/internist-infectioloog.
Bacteriële infectie
Intra-vitreaal
vancomycine 1 mg/0,1 ml
ceftazidim 2,25 mg/0,1 ml
dexamethason 0,4 mg/0,1 ml
Lokaal
ofloxacine 3 mg/ml oogdr (6 dd 1 dr) + oogzalf (a.n)
prednisolon 1% (forte) (6 dd 1 dr)
atropine 1% (2 dd 1 dr)
Oraal
moxifloxacine (1 dd 400 mg or) gedurende 3 dagen als niet direct intra-vitreaal behandeld kan
worden
Schimmelinfectie
Intra-vitreaal
amfotericine B 0,005 mg/0,1 ml
Lokaal
amfotericine B 0,15% oogdr (6 dd 1 dr)
prednisolon 1% (forte) (6 dd 1 dr)
atropine 1% oogdr (2 dd 1 dr)
Oraal
e
fluconazol (1 dag 2 dd 400 mg, vervolgens 1 dd 200 mg or) gedurende minimaal 6 weken
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 46
Bij fluconazol resistentie liposomaal amfotericine B (1 dd 3 mg/kg iv) gedurende minimaal 6 weken
+ flucytocine (4 dd 25 mg/kg or/iv) gedurende minimaal 2 weken
J.9
Orbita cellulitis
amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv of 3 dd 625 mg or)
Alleen oraal bij preseptale infectie
Bij postseptale infectie ook drainage
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: 01-12-2014
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen 'J
Ooginfecties'
Datum
Wijziging
01-04-2012
J1: nieuw 1.2. Ernstige vormen: flucloxacilline (4 dd 500 mg or) gedurende 7
dagen. Gewijzigd: 1.3 (was 1.2) Recidiverende vormen, antibiotica op geleide
van kweek en gevoeligheidspatroon, verwijder: b. tetracycline 1% oogzalf etc.
J2 toegevoegd: Bij cellulitis flucloxacilline (4 dd 500 mg or) gedurende 5
dagen. J3 3.1. verwijderd: tetracycline 1% oogdruppels. 3.2.2. b. 7 dagen en
toegevoegd: Bij LGV stam doxycycline (2 dd 100 mg) gedurende 3 weken. J4:
nieuw: 4.3. Candida albicans keratitis Amfotericine B 0,15% oogdruppels
(lokaal) ieder uur + bij diepe infectie of immuungecomprommitteerd:
fluconazol (1 dd 400 mg iv/or) J5: aciclovir 7-10 dagen. J8 8.1. toegoevoegd
Oraal: gedurende 3 dagen als niet direct intra-vitreaal behandeld kan worden.
8.2. Oraal: gedurende minimaal 6 weken. Toegevoegd Bij fluconazol
resistentie amfotericine B (1 dd 1 mg/kg iv) gedurende minimaal 6 weken +
flucytocine (4 dd 25 mg/kg or/iv) gedurende minimaal 2 weken. Nieuw J9.
Orbita cellulitis: amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv of 3 dd 625 mg
or). Alleen oraal bij preseptale infectie. Bij postseptale infectie ook drainage.
01-11-2012
J.8 Endophthalmitis. Altijd overleg arts-microbioloog/internist-infectioloog.
Verwijderd: Behandeling gedurende 6 weken. Bij 8.1. Bacteriele infectie
Oraal: moxifloxacine (1 dd 400 mg or) gedurende 3 dagen als niet direct
intra-vitreaal behandeld kan worden.
01-12-2014
8.2. Schimmelinfectie Oraal: Bij fluconazol resistentie liposomaal
amfotericine B (1 dd 3 mg/kg iv) gedurende minimaal 6 weken etc.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 47
K Oro-faciale infecties
K.1
Diepe loge abcessen
Afhankelijk van de ernst primair chirurgisch
a. benzylpenicilline (6 dd 2 ME iv) + metronidazol (3 dd 500 mg iv) gedurende 5 dagen
b. feneticilline (4 dd 500 mg or) + metronidazol (3 dd 500 mg or/1000 mg supp) gedurende 5
dagen
K.2
Acute osteomyelitis
a.
b.
K.3
amoxicilline-clavulaanzuur (6 dd 1200 mg iv) gedurende 2 weken, daarna (3 dd 625 mg or)
gedurende 4-6 weken
clindamycine (3 dd 600 mg or/iv) gedurende 4-6 weken
Odontogene sinusitis maxillaris
In beginsel geen antibiotica, alleen bij langdurige, ernstige infectie:
amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv of 3 dd 625 mg or) gedurende 5 dagen
K.4
Parotitis
a.
b.
K.5
flucloxacilline (4 dd 1000 mg iv of 4 dd 500 mg or) gedurende 2 weken
clindamycine (3 dd 600 mg or/iv) gedurende 2 weken
Beginnend infiltraat in de kaak
In beginsel geen antibiotica, alleen bij langdurige, ernstige infectie ter voorkoming van uitbreiding
van de ontsteking:
amoxicilline-clavulaanzuur (3 dd 625 mg or) gedurende 5 dagen
K.6
Falende implantaten
Metronidazol (3 dd 500 mg or) gedurende 10 dagen
K.7
Mondflegmone
Amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv) gedurende 14 dagen afhankelijk van het beloop
Bij penicilline-overgevoeligheid:
clindamycine (3 dd 600 mg or/iv)
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: 01-03-2012
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen 'K
Oro-faciale infecties'
Datum
Wijziging
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 48
01-03-2012
K.2: a. (6 dd 1200 mg iv). K.3 (4 dd 1200 mg iv etc.). K.4: Parotitis ipv
Bacteriele infectie van de speekselklier, a en b omgewisseld en Toelichting
verwijderd. Nieuw: K.7: Mondflegmone.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 49
M Sepsis
M.1
Sepsis met onbekend micro-organisme
Definitie nosocomiale infectie, infect bij:
patiënten die > 2 dagen zijn opgenomen
recente ziekenhuisopname
verpleeghuis patiënten
hemodialyse patiënten
patiënten met permanente intravasculaire toegangspoorten
1.1
Sepsis zonder duidelijk focus
Community acquired
ceftriaxon (1 dd 2 g iv)
Nosocomiaal
ceftriaxon (1 dd 2 g iv) + gentamicine (1 dd 6 mg/kg iv)
Alternatief bij verminderde nierfunctie
ceftriaxon (1 dd 2 g iv) + ciprofloxacine (3 dd 400 mg iv, dosering aanpassen op geleide van
nierfunctie)
Infectie met als mogelijk focus:
1.2.
Tractus respiratorius
Community acquired
amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv) + erytromycine (4 dd 1 g iv)
Nosocomiaal
ceftriaxon (1 dd 2 g iv) + gentamicine (1 dd 6 mg/kg iv) gedurende 2 weken
Alternatief bij verminderde nierfunctie
ceftriaxon (1 dd 2 g iv) + ciprofloxacine (3 dd 400 mg iv, dosering aanpassen op geleide van
nierfunctie)
1.3.
Tractus digestivus
Community acquired
ceftriaxon (1 dd 2 g iv) + metronidazol (3 dd 500 mg iv)
eventueel + gentamicine (1 dd 6 mg/kg iv) gedurende 2 weken
Nosocomiaal
ceftriaxon (1 dd 2 g iv) + metronidazol (3 dd 500 mg iv) + gentamicine (1 dd 6 mg/kg iv) gedurende 2
weken
Alternatief bij verminderde nierfunctie
ceftriaxon (1 dd 2 g iv) + ciprofloxacine (3 dd 400 mg iv, dosering aanpassen op geleide van
nierfunctie)
1.4
Tractus urogenitalis
ceftriaxon (1 dd 2 g iv)
Bij catheter a demeure of complexe pathologie
ceftriaxon (1 dd 2 g iv) + gentamicine (1 dd 6 mg/kg iv)
Voor specifieke gynaecologische infecties: zie hoofdstuk F
1.5
Huid
Ongecompliceerd (bijv. erysipelas, cellulitis)
Community acquired en nosocomiaal
flucloxacilline (6 dd 1 g iv)
Gecompliceerd (diepe weke delen infecties, grote abcessen, brandwonden waarbij tevens
chirurgisch ingrijpen noodzakelijk is)
Community acquired
Antibioticabeleid Volwassenen geprint op 25 november 2014
pagina 50
-
-
amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv)
Nosocomiaal
amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv) +
gentamicine (1 dd 6 mg/kg iv) gedurende 2 weken
Bij verdenking Pseudomonas (brandwonden!)
piperacilline (3 dd 4 g iv) + tobramycine (1 dd 6 mg/kg iv) gedurende 2 weken
Fasciitis necroticans
Community acquired
amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv) +
clindamycine (3 dd 600 mg iv)
Nosocomiaal
amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv) +
clindamycine (3 dd 600 mg iv) + gentamicine (1 dd 6 mg/kg iv)
Bij verdenking groep A streptococcen
benzylpenicilline (6 dd 1 ME iv) + clindamycine (3 dd 600 mg iv) gedurende 10 dagen
1.6
"Lijn"sepsis
Bij koorts bij patiënten met een lijn indien tromboflebitis, tunnelinfectie of pus (uit catheterpoort
gecomprimeerd), puskweken en perifere- en bloedkweken uit alle lijnen afnemen, lijn verwijderen en
starten met flucloxacilline (6 dd 1 g iv). Als er geen pus is en er er is geen ander aanwijsbaar focus
alleen de lijn verwijderen (geen antibiotica starten). Als de lijn er niet uit kan, bloedkweken uit de lijn
en perifeer afnemen en starten met flucloxacilline (6 dd 1 g iv). Verder beleid op geleide van
kweken. Voor het kweken van cathetertips zie http://intranet/kmzh/bacteriologie.htm
Toelichting:
Literatuur:
Polderman KH, Girbes ARJ. Central venous catheter use. Part 2: infectious complications. Intensive
Care Med 2002;28:18-28.
M.2
Sepsis met bekend micro-organisme
Op geleide kweek en gevoeligheidspatroon gedurende 1-2 weken iv behandelen.
2.1
E.coli
ceftriaxon (1 dd 2 g iv)
2.2
Andere Enterobacteriaceae
a. ceftriaxon (1 dd 2 g iv) + gentamicine (1 dd 6 mg/kg iv)
b. co-trimoxazol (2 dd 1440 mg iv)
2.3
Pseudomonas aeruginosa
piperacilline (3 dd 4 g iv) + tobramycine (1 dd 6 mg/kg iv)
Afhankelijk van het gevoeligheidspatroon versmallen naar monotherapie met
piperacilline of ceftazidim
2.4
Salmonella typhi
ceftriaxon (1 dd 2 g iv)
2.5
Staphylococcus aureus
meticilline-gevoelig, ongecompliceerd:
flucloxacilline (6 dd 1 g iv) gedurende 2 weken
bij verdenking gecompliceerde infectie (strooihaarden, endocarditis, kunstmateriaal):
flucloxacilline (6 dd 2 g iv) gedurende minimaal 2 weken
Aanvullende diagnostiek i.o.m. arts-microbioloog/infectioloog
meticilline-resistent: vancomycine (3 dd 1 g iv) gedurende 2 weken
2.6
Pneumokokken
benzylpenicilline (6 dd 1 ME iv)
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 51
2.7
Groep A beta-hemolytische streptokok
benzylpenicilline (6 dd 1 ME iv)
Bij fasciitis necroticans clindamycine (3 dd 600 mg iv) toevoegen
2.8
Enterococcus faecalis
amoxicilline (6 dd 1000 mg iv)
2.9
Candida spp.
Zie hoofdstuk R systemische schimmelinfecties
M.3
Empirisch ‘switchen’ van iv antibiotica naar oraal alternatief
Bij patiënten die een goede klinische respons hebben op ceftriaxon iv en waarbij de kweken negatief
zijn of ontbreken (zie voor klinische criteria voor iv-orale switch en voor iv-orale switch bij andere
indicaties het hoofdstuk S Switchtherapie).
3.1
Stop de antibiotica indien de verdenking op een bacteriële infectie laag of afwezig is.
Indien er wel een indicatie voor continueren van de therapie bestaat dan behandelen op basis van
het meest waarschijnlijke focus van de infectie.
3.2
(Verdenking op) luchtweginfectie/pneumonie
3.2.1. Pneumonie buiten het ziekenhuis verworven
Mild/matig ernstig:
amoxicilline (3 dd 750 mg) totale behandelduur 7 dagen
Ernstig:
bij sterke klinische verdenking Legionella of Mycoplasma 14 dagen behandelen volgens antibioticaboekje
Anders
amoxicilline (3 dd 750 mg) totale behandelduur 7 dagen
3.2.2. Nosocomiale pneumonie
amoxicilline-clavulaanzuur (3 dd 625 mg) totale behandelduur 7 dagen
3.3.
(Verdenking op) urineweginfectie
Indien pyelonefritis bij prememopauzale vrouw <50 jaar zonder relevante co-morbiditeit (niet
immuungecompromitteerd, geen urologische aandoeningen):
a. amoxicilline-clavulaanzuur (3 dd 625 mg) totale behandelduur 10 dagen
Anders:
b. amoxicilline-clavulaanzuur (3 dd 625 mg) totale behandelduur 14 dagen
3.4.
(Verdenking op) huidinfectie
Flucloxacilline (4 dd 500 mg) totale behandelduur 7-10 dagen
Toelichting
Literatuur:
Antibiotica-richtlijnen Vumc van werkgroep antibioticabeleid VUmc
SWAB Guieline Complicated Urinary Tractinfections 2013, Geerlings et. All
NHG-standaard urineweginfecties 2013
Wiersinga et all. Guidelines on the management of community-acquired pneumonia
The Neterlands Journal of Medicine; Feb/March 2012, Col 70 no 2.
SWAB-richtlijnen voor antimicrobiële therapie bij volwassen patiënten met sepsis, december 2010.
Beheergegevens
Beheerder:
Antibioticabeleid Volwassenen
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: 01-09-2014
geprint op 25 november 2014
Noortje Swart
pagina 52
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen 'M
Sepsis'
Datum
Wijziging
01-12-2009
2.11 bij invasieve candidiasis: anidulafungin. Bij toelichting verwijzing naar
SWAB-richtlijnen toegevoegd.
01-11-2011
M1: 1.1, 1.2., 1.3., 1.4. en 1.5. vrijwel geheel gewijzigd. Bij 1.6.: Als de lijn
er niet uit kan, bloedkweken uit de lijn en perifeer afnemen en starten etc..
M2: bij 2.3. toegevoegd: Afhankelijk van het gevoeligheidspatroon versmallen
naar monotherapie met piperacilline of ceftazidim. 2.5. gewijzigd: meticillinegevoelig, ongecompliceerd: flucloxacilline (6 dd 1 g iv) gedurende 2 weken.
Bij verdenking gecompliceerde infectie (strooihaarden, endocarditis,
kunstmateriaal: flucloxacilline (6 dd 2 g iv) gedurende minimaal 2 weken.
Aanvullende diagnostiek i.o.m. arts-microbioloog/infectioloog. 2.9. gewijzigd:
Candida spp. candida albicans: fluconazol (1 dd 800 mg gedurende 2 dagen
gevolgd door 1 dd 400 mg iv). Ernstig zieke patient of candida non albicans:
anidulafungin (1e dag 1 dd 200 mg iv, vervolgens 1 dd 100 mg iv). 2.10 en
2.11. zijn verwijderd. Toelichting: Literatuur gewijzigd: SWAB-richtlijnen voor
de behandeling van invasieve schimmelinfecties, september 2008. SWABrichtlijnen voor antimicrobiële therapie bij volwassen patiënten met sepsis,
december 2010.
01-08-2012
M.2 2.5. Staphylococcus aureus: vancomycine dosering verhoogd naar 3 dd 1
gram. Bij patiënten met goede nierfunctie blijkt met 2 dd 1 gram vaak geen
adequate spiegel te worden bereikt.
01-07-2013
M.2 2.9. Candida spp. Zie hoofdstuk R systemische schimmelinfecties.
01-09-2014
Toegevoegd: M3 Empirisch ‘switchen’ van iv antibiotica naar oraal alternatief.
Tevens literatuur aangevuld.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 53
O Urineweginfecties
Algemeen:
Bij de keuze van de middelen en de duur van de behandeling dient onderscheid gemaakt te worden
tussen gecompliceerde en ongecompliceerde urineweginfecties.
Bij empirisch starten van antibiotica, beleid vervolgens aanpassen op geleide van de kweekuitslag.
Voor switch therapie, van intraveneus naar orale toediening, komen alle urineweginfecties in
aanmerking.
Bij switchen naar orale therapie (o.g.v. antibiogram): amoxicilline-clavulaanzuur 3 dd 625 mg oraal.
Bij beta-lactam overgevoeligheid: ciprofloxacine (2 dd 500 mg) gedurende 10 dagen.
Ter voorkoming van recidiverende pyolonefritis wordt dezelfde onderhoudsbehandeling als bij
recidiverende cytstitis (zie verder) gekozen.
Definities:
Ongecompliceerde cystitis, cystitis bij de ongecompliceerde patiënt, hieronder wordt verstaan een
niet zwangere vrouw, die niet immuun gecompromitteerd is en geen anatomische of functionele
afwijkingen aan de tractus urogenitalis heeft en waarbij er geen tekenen van weefselinvasie en
systemische infectie zijn.
Gecompliceerde cystitis, cystitis bij de gecompliceerde patiënt, hieronder wordt verstaan alle
patiënten (vanaf 12 jaar) met een verhoogd risico op een gecompliceerd beloop:
- Mannen
- Zwangeren
- Patienten met diabetes mellitus
- Patienten met verminderde weerstand
- Patienten met afwijkingen aan de nieren of urinewegen
- Patienten met neurologische blaasstoornissen
- Patienten met een verblijfskatheter
Ongecompliceerde acute pyelonefritis, pyelonefritis bij de ongecompliceerde patiënt, de
premenopauzale, niet-zwangere vrouw zonder urologische afwijkingen of co-morbiditeit.
Gecompliceerde pyelonefritis, pyelonefritis bij de gecompliceerde patiënt, hieronder wordt verstaan
pyelonefritis bij patiënten (vanaf 12 jaar) met een verhoogd risico op een gecompliceerde beloop:
- Mannen
- Zwangeren’
- Patienten met diabetes mellitus
- Patienten met verminderde weerstand
- Patienten met afwijkingen aan de nieren of urinewegen
- Patienten met neurlogische blasstoornissen
- Patienten met een verblijfskatheter
O.1
Cystitis
1.1
Ongecompliceerde cystitis
a. nitrofurantoine (2 dd 100 mg CR / 4 dd 50 mg per os) gedurende 5 dagen
b. fosfomycine (eenmalig 3 gram) (< 50 kg: 2 gram) per os
c. trimethoprim (1 dd 300 mg per os) gedurende 3 dagen
Bij recidieven van de infectie dient in elk geval urinekweek en urologisch en bacteriologisch
onderzoek te worden verricht.
1.2
Gecompliceerde cystitis
a. nitrofurantoine (2 dd 100 mg CR / 4 dd 50 mg per os) gedurende 7 dagen
b. trimethoprim (1 dd 300 mg per os) gedurende 7 dagen
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 54
1.3
Cystitis tijdens graviditeit
a. nitrofurantoine (2 dd 100 mg CR tablet of 4 dd 50 mg or) gedurende 7 dagen.
Niet rond de bevalling!
b. amoxicilline-clavulaanzuur (3 dd 625 mg or) gedurende 5 dagen
O.2
Pyelonefritis
2.1
Pyelonefritis ongecompliceerd
a. ciprofloxacine (2 dd 500 mg per os) gedurende 7 dagen (bij mannen 14 dagen)
b. amoxicilline-clavulaanzuur (3 dd 625 mg per os) gedurende 10 dagen
2.2
Pyelonefritis gecompliceerd
Afhankelijk van de kliniek start iv of oraal:
a. ceftriaxon (1 dd 2 gram iv) gedurende 10 dagen (bij mannen 14 dagen) (komt in aanmerking
voor iv naar oraal switch therapie)
b. ciprofloxacine (2dd 500 mg per os) gedurende 10 dagen (bij mannen 14 dagen)
c. amoxicilline-clavulaanzuur (3 dd 625 mg per os) gedurende 10 dagen (bij mannen 14 dagen)
2.3
Pyelonefritis bij zwangeren
a. ceftriaxon (1 dd 2 gram iv) gedurende 10-14 dagen (komt in aanmerking voor IV naar oraal
switch therapie)
O.3
Urineweginfectie bij cystenieren
Bij geïnfecteerde cyste
a. ciprofloxacine (2 dd 500 mg or) gedurende 4-6 weken
b. co-trimoxazol (2 dd 960 mg or) gedurende 4-6 weken
O.4
(Cysto-)Prostatitis
4.1.
Acute (cysto-) prostatitis
afhankelijk van de kliniek start iv dan wel oraal, totale duur 14 dagen
a. ceftriaxon (1 dd 2 gram iv)
b. ciprofloxacin (2 dd 500 mg per os / 2 dd 400 mg iv)
c. co-trimoxazol (2 dd 960 mg per os/iv)
4.2.
Chronische bacteriële prostatitis
op geleide van een positieve kweekuitslag en resistentiepatroon, gedurende tenminste 4 weken,
maximaal 6 weken
a. ciprofloxacine (2 dd 500 mg or)
b. co-trimoxazol (2 dd 960 mg or)
O.5
Epididymitis/orchitis
5.1.
Niet venerisch
a. levofloxacine (1 dd 500 mg or) gedurende minimaal 14 dagen
5.2.
Venerisch
a. levofloxacine (1 dd 500 mg or) gedurende minimaal 14 dagen
en
b. eenmalig ceftriaxon (500 mg im)
NB: bij hoge verdenking SAO, ook partner behandelen
O.6
Urethritis (bij de man)
a. azitromycine eenmalig (100 mg or)
en
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 55
b. ceftriaxon eenmalig (500 mg im)
O.7
Urosepsis
a. ceftriaxon (1 dd 2 g iv)
b. ceftriaxon (1 dd 2 g iv) + gentamicine 6 mg/kg, bij vermoeden op ceftriaxon-resistente gram
negatieve micro-organismen
b. imipenem (4 dd 500 mg iv) als een ESBL-producerende micro-organisme wordt verwacht
Duur behandeling 10-14 dagen, komt in aanmerking voor iv naar oraal switch therapie.
O.8
Recidiverende urineweginfecties
Als >3x/jaar: onderhoudstherapie; op geleide van kweek komen o.a. in aanmerking:
a. nitrofurantoine (2 dd 50 mg per os a.n. of post-coitum)
b. trimethoprim (1 dd 100 mg per os a.n. of post-coitum)
Gedurende 6 maanden
O.9
Urineweginfectie bij katheter a demeure
Antibiotica alleen geïndiceerd bij ernstige lokale symptomen en/of systemische symptomen. Bij
voorkeur alleen antibiotisch behandelen na en op geleide van kweek indien de klinische situatie dit
toelaat (NB: een symptomatische urineweginfectie bij katheter a demeure is een diagnose per
exclusionem! Bij een katheter a demeure is de a-priori kans op bacteriurie groter dan 80%).
Als onderdeel van de behandeling katheter verwisselen
a. ceftriaxon (1 dd 2 g iv) gedurende 5 dagen
b. amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv of 3 dd 625 or) gedurende 5 dagen
Bij vrouwen onder 65, ongecompliceerd na verwijderen katheter is 3 dagen voldoende
Toelichting
Literatuur:
SWAB richtlijn Gecompliceerde urineweginfecties 2013
NHG standaard urineweginfecties 2013
NVU richtlijn 2009
SOA richtlijn Ned Ver voor dermatologie en venereologie (NVDV versie 2008/2009)
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: 01-09-2014
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen 'O
Urineweginfecties'
Datum
Wijziging
01-09-2010
Het gehele hoofdstuk O. Urineweginfectie is aangepast.
01-05-2011
O.2 2.1. b. en O.3 a. Nitrofurantoine 100 mg CR niet beschikbaar.
01-08-2012
2.2. Pyelonefritis a. en b. toegevoegd: gedurende 10 dagen. Toegevoegd: Bij
beta-lactam overgevoeligheid: ciprofloxacine (2 dd 500 mg or of 2 dd 400 mg
iv) gedurende 10 dagen. 2.7. Urosepsis toegevoegd: Literatuur SWAB richtlijn
Gecompliceerde urineweginfecties 2006.
01-11-2012
O.2 2.1. b. nitrofurantoine (2 dd 100 mg CR tablet of 4 dd 50 mg or). 2.2.
Bij switchen naar orale therapie: amoxicilline-clavulaanzuur 3 dd 625 mg oraal
etc.
01-03-2013
O.2 2.1. verwijderd: Bij switchen naar orale therapie ciprofloxacine (2 dd 500
mg or) totale behandelduur 7-14 dagen. Ter voorkoming van etc.
01-09-2014
Gehele hoofdstuk is aangepast.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 56
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 57
P Wondinfecties
P.1
Chirurgische wonden
Bij wondinfecties na een chirurgische ingreep is behandeling primair chirurgisch. Antimicrobiële
middelen meestal niet geïndiceerd.
Indien behandeling noodzakelijk: flucloxacilline (6 dd 1 g iv) gedurende 7 dagen
Bij penicilline-overgevoeligheid: clindamycine (3 dd 600 mg iv) gedurende 7 dagen
P.2
Traumatische wonden
Geïnfecteerde wond na trauma met en zonder botlaesie en na slagersverwonding: amoxicillineclavulaanzuur (3 dd 625 mg or) gedurende 7 dagen
Bij penicilline-overgevoeligheid: clindamycine (3 dd 600 mg po)
NB. tetanusprofylaxe
P.3
Bijtwonden
amoxicilline-clavulaanzuur (3 dd 625 mg or) gedurende 7 dagen
Bij penicilline-overgevoeligheid:
e
a. doxycycline (1 dag 200 mg, daarna 1 dd 100 mg or) gedurende 7 dagen
b. claritromycine (2 dd 500 mg or) gedurende 7 dagen
NB. tetanusprofylaxe
Post expositie profylaxe rabies (overleg arts-microbioloog en dienstdoende apotheker)
Indien niet gevaccineerd: totaal 5 doses rabiesvaccin (2,5 IE) op dag 0, 3, 7, 14 en 28. Bij categorie
III blootstellingen gecombineerd met rabies immunoglobuline (20 IE/kg) op dag 6.
Indien wel gevaccineerd (ooit volledige vaccinatie gehad): totaal 2 doses rabiesvaccin (2,5 IE) op
dag 0 en 3.
Toelichting
Literatuur:
Medeiros I, Saconato H. Antibiotic prophylaxis for mammalian bites (Cochrane Review). In: The
Cochrane Library, Issue 1, 2002. Oxford: Update software.
P.4
Decubitus
Primair conservatief, zie verpleegkundige richtlijn decubitusbeleid. Eventueel therapie op geleide
van de kweek.
P.5
Diabetische voet
Behoeft in het algemeen geen antibiotische behandeling.
Oppervlakkig ulcus met infectie:
flucloxacilline (4 dd 500 mg or) gedurende 10 dagen
Diep ulcus met infectie:
flucloxacilline (4 dd 1 g iv) + ceftazidim (3 dd 2 g iv)
op geleide van kweek eventueel switchen naar
clindamycine (3 dd 600 mg iv) + ceftazidim (3 dd 2 g iv)
Na 14 dagen switchen naar orale therapie:
flucloxacilline (4 dd 500 mg or) + ciprofloxacine (2 dd 750 mg or) of
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 58
clindamycine (3 dd 600 mg or) + ciprofloxacine (2 dd 750 mg or)
Ernstige systemische verschijnselen:
Aanpassen aan kweek
flucloxacilline (4 dd 1 g iv) + ceftazidim (3 dd 2 g iv)
Alternatief clindamycine (3 dd 600 mg iv) + tobramycine (1 dd 5 mg/kg iv)
Toelichting
Literatuur:
Mason J, O’Keeffe C, Hutchinson A, McIntosh A, Young R, Booth A. A systematic review of foot
ulcer in patients with Typ 2 diabetes mellitus II: treatment. Diabetic Medicine 1999;16:889-909
CBO-Richtlijn diabetische voet, 2006
P.6
Brandwonden
Bij een vermoeden van een wondinfectie moet een wondkweek worden afgenomen
Afhankelijk van de uitslag kan het lokale therapeuticum worden aangepast
6.1
Staphylococcus aureus
a. fusidinezuur 2% crème of zalf
b. nitrofural 0,2% zalf
6.2
Pseudomonas
a. zilversulfadiazine 1% creme
b. flammacerium creme
c.
povidonjood 10% zalf
P.7
Wondinfecties met bekende verwekkers
7.1
Staphylococcus aureus
flucloxacilline (4 dd 1 g iv of 4 dd 500 mg or) gedurende 7 dagen
Bij penicilline-overgevoeligheid: clindamycine (3 dd 600 mg or/iv) gedurende 7 dagen
7.2
Groep A of B beta-hemolytische streptokokken
benzylpenicilline (6 dd 1 ME iv) of feneticilline (4 dd 500 mg or) gedurende 7 dagen
Bij penicilline-overgevoeligheid: clindamycine (3 dd 600 mg or/iv) gedurende 7 dagen
7.3
Gram-negatieve staven
Gram-negatieve staven in wonden behoeven gewoonlijk geen antimicrobiële therapie. Eventueel
behandelen na overleg op geleide van het klinisch beeld en het gevoeligheidspatroon.
7.4
Clostridium spp.
benzylpenicilline (6 dd 2 ME iv) gedurende 7 dagen
Bij penicilline-overgevoeligheid: metronidazol (3 dd 500 mg iv/or) gedurende 7 dagen
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: 01-11-2014
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen 'P
Wondinfecties'
Datum
Wijziging
01-09-2010
Toevoeging bij P.3 Bijtwonden: post expositie profylaxe rabies.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 59
01-04-2012
P.5 toegevoegd: Oppervlakkig ulcus met infectie:flucloxacilline (4 dd 500 mg
or) gedurende 10 dagen. Diep ulcus met infectie:flucloxacilline (4 dd 1 g iv) +
ceftazidim (3 dd 2 g iv) op geleide van kweek eventueel switchen naar
clindamycine (3 dd 600 mg iv) + ceftazidim (3 dd 2 g iv). Na 14 dagen
switchen naar orale therapie:flucloxacilline (4 dd 500 mg or) + ciprofloxacine
(2 dd 750 mg or) of clindamycine (3 dd 600 mg or) + ciprofloxacine (2 dd
750 mg or). Ernstige systemische verschijnselen: Aanpassen aan kweek
flucloxacilline (4 dd 1 g iv) + ceftazidim (3 dd 2 g iv). Alternatief clindamycine
(3 dd 600 mg iv) + tobramycine (1 dd 5 mg/kg iv). Literatuur: CBO-Richtlijn
diabetische voet, 2006. P6 is P7 geworden en P6 is nu: Brandwonden. Bij een
vermoeden van een wondinfectie moet een wondkweek worden afgenomen.
Afhankelijk van de uitslag kan het lokale therapeuticum worden aangepast 6.1
Staphylococcus aureus a.fusidinezuur 2% crème of zalf b.nitrofural 0,2% zalf
6.2 Pseudomonasa.zilversulfadiazine 1% crème b.flammacerium crème
c.povidonjood 10% zalf
01-11-2014
P.2 toegevoegd: Bij penicilline-overgevoeligheid: clindamycine (3 dd 600 mg
po).
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 60
Q Overige infecties
Q.1
Malaria
1.1
Behandeling van malaria
Altijd overleg arts-microbioloog/internist-infectioloog
1.1.1
Plasmodium falciparum (Malaria tropica)
Niet-ernstige malaria d.w.z. < 2% van de erythrocyten geïnfecteerd en geen complicaties:
a. atavaquone-proguanil (1 dd 1000-400 mg or (= 4 tabletten Malarone)) gedurende 3 dagen
b. artemether-lumefantrine (2 dd 80-480 mg or (= 4 tabletten Riamet) gedurende 3 dagen
Bij braken, zwangerschap of ernstige ziekte overweeg kinine iv.
Ernstige malaria d.w.z. > 2 % van de erythrocyten geïnfecteerd en/of complicaties:
a. artesunaat (2,4 mg/kg iv, dag 1 2 dd, dag 2 en 3 1 dd). Hierna orale vervolgbehandeling, zie
niet ernstige malaria
b. kinine oplaaddosis (20 mg/kg iv, max 1800 mg, in 4 uur, gevolgd door 30 mg/kg/24 uur, max
1800 mg gedurende 7 dagen continu).
Wekelijks controle dikke druppel tot 4 weken na start therapie.
Toelichting
Overweeg arteether bij malaria uit Zuidoost-Azië.
Overweeg wisseltransfusie bij parasitemie > 10%.
Als na 2-3 dagen iv behandeling verbetering is opgetreden kan worden overgegaan op orale
therapie genoemd onder de niet-ernstige infectie.
1.1.2
Plasmodium vivax, P. ovale (Malaria tertiana)
a. chloroquine (dag 1 en 2: 10 mg/kg base or, dag 3: 5 mg/kg), gevolgd door primaquine (1 dd 30
mg base or) gedurende 2 weken
b. mefloquine (10 mg/kg or) éénmalig, gevolgd door primaquine (1 dd 30 mg base or) gedurende
4 weken
Toelichting
Bij chloroquine resistente P. vivax (vooral voorkomend in Zuidoost-Azië): mefloquine (15 mg/kg or)
eenmalig, gevolgd door primaquine.
Geen primaquine geven bij G6PD-deficiëntie (G6PD gehalte < 10 %).
1.1.3
Plasmodium malariae (Malaria quartana)
chloroquine (dag 1 en 2 10 mg/kg base or, dag 3: 5 mg/kg)
Q.2
Toxoplasmosis (orgaanlokalisatie)
2.1
Bij immuuncompetente patiënt
geen antimicrobiële behandeling, eventueel therapie bij ernstige ziekte of persisterend beeld.
a.
b.
2.2.
e
sulfadiazine (4 dd 1 g or) + pyrimethamine (1 dag 200 mg, gevolgd door 1 dd 50 mg or) +
folinezuur (1 dd 15 mg or) gedurende 6 weken
e
clindamycine (3 dd 600 mg or/iv) + pyrimethamine (1 dag 200 mg, gevolgd door 1 dd 50 mg
or) + folinezuur (1 dd 15 mg or) gedurende 6 weken
Bij zwangere met bewezen primaire infectie
e
1 trimester sulfadiazine (4 dd 1 g or) + spiramycine (3 dd 1 g or)
e
e
e
2 en 3 trimester: sulfadiazine (4 dd 1 g or) + pyrimethamine (1 dag 200 mg, gevolgd door 1 dd 25
mg) + folinezuur (1 dd 15 mg or)
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 61
Q.3
Amoebenabces (Entamoeba histolytica)
a.
b.
tinidazol (1 dd 2 g or) gedurende 5 dagen, gevolgd door diloxanide (3 dd 500 mg or) gedurende
10 dagen
metronidazol (3 dd 500 mg or/iv) gedurende 5 dagen, gevolgd door diloxanide (3 dd 500 mg or)
gedurende 10 dagen
Toelichting
Indien diloxanide niet verkrijgbaar is vervangen door clioquinol (3 dd 250 mg or)
Q.4
Schistosomiasis (Schistosoma spp.)
praziquantel (40 mg/kg or) éénmalig.
Q.5
Echinococcosis (Echnococcus granulosus)
albendazol (2 dd 400 mg or) gedurende 3 maanden.
Toelichting
Hondenlintworm.
Geen therapie voor verkalkte cysten.
Cave hepatotoxiciteit, pancytopenie.
Overweeg aspiratie cyste na 1 week therapie.
Q.6
Cysticercosis (neuro-) (Taenia solium)
a.
b.
albendazol (2 dd 400 mg or) + dexamethason (2 dd 4 mg or) gedurende 14 dagen
praziquantel (50 mg/kg/dag in 3 giften or) + dexamethason (2 dd 4 mg or) gedurende 14 dagen
Toelichting
Vóór therapie consult oogarts.
Voor oculaire en spinale vormen geen behandeling, neurocysticercosis klinisch behandelen.
Q.7
Fascioliasis (Fasciola hepatica)
a.
b.
tiabendazol (10 mg/kg or) éénmalig met een vette maaltijd
bithionol (30-50 mg/kg or om de dag) gedurende 10-15 dagen
Toelichting
Leverbot
Niet geregistreerde geneesmiddelen, via bewustheidsverklaring aanvragen.
Q.8
Loaiasis (loa loa)
a.
b.
ivermectine (0,2 mg/kg or) éénmalig + diethylcarbamazine (DEC) (dag 1: 3 dd 25 mg, dag 2: 3
dd 50 mg, dag 3: 3 dd 75 mg, dag 4: 3 dd 100 mg, dag 5 t/m 21:3 dd 2 mg/kg) + prednisolon (3
dd 5 mg) gedurende 5 dagen
ivermectine (0,2 mg/kg or) éénmalig + albendazol (2 dd 400 mg or) gedurende 3 weken +
prednisolon (3 dd 5 mg) gedurende 5 dagen.
Toelichting
Niet geregistreerde geneesmiddelen, via bewustheidsverklaring aanvragen.
Overweeg plasmaferese bij hoge microfilaremie.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 62
Q.9
Filariasis (Wuchereria bancrofti, Brugia malayi)
a.
b.
ivermectine (0,2 mg/kg or) éénmalig + diethylcarbamazine (DEC) (dag 1: 3 dd 25 mg, dag 2: 3
dd 50 mg, dag 3: 3 dd 75 mg, dag 4: 3 dd 100 mg, dag 5 t/m 21:3 dd 2 mg/kg) + prednisolon (3
dd 5 mg) gedurende 5 dagen
ivermectine (0,2 mg/kg or) éénmalig + albendazol (2 dd 400 mg or) gedurende 3 weken +
prednisolon (3 dd 5 mg) gedurende 5 dagen.
Toelichting
Bij lymfoedeem, lymfadenitis, lymfangitis geen behandeling.
Q.10 Onchocerciasis (Onchocerca volvolus)
ivermectine (0,2 mg/kg or) éénmalig
Toelichting
Rivierblindheid.
Voor therapie consult oogarts.
Indien microfilariën in de voorste oogkamer: voorbehandelen met prednisolon (1 dd 1 mg/kg)
Q.11 Leishmaniasis
11.1
Viscerale leishmaniasis (kala-azar)
a. natriumstibogluconaat (1 dd 20 mg/kg iv/im) gedurende 3 weken (Middellandse Zee gebied) of
4 weken (elders)
b. liposomaal amfotericine B (1 dd 3 mg/kg iv) gedurende 5 dagen
11.2
Cutane leishmaniasis
a. natriumstibogluconaat (1 dd 20 mg/kg iv/im) tot 10 dagen na klinische genezing
b. itraconazol (2 dd 200 mg or) gedurende max 2 maanden.
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: 01-12-2014
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen 'Q
Overige infecties'
Datum
Wijziging
01-06-2008
Q.1 Bij 1.1.1 Ernstige malaria: de eerste keuze (a) is nieuw en a. is de
tweede keuze (b) geworden.
01-09-2011
Q.1 Bij 1.1.2 conform SWAB richtlijn: primaquine (1 dd 30 mg base or).
Toelichting: Bij chloroquine resistente P. vivax (vooral voorkomend in
Zuidoost-Azie): mefloquine (15 mg/kg or) eenmalig, gevolgd door primaquine.
01-12-2014
Q11 Bij 11.1 Viscerale leishmaniasis (kala-azar) b. liposomaal amfotericine B
(1 dd 3 mg/kg iv) gedurende 5 dagen.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 63
R Systemische schimmelinfecties
R.1
Empirische antifungale behandeling
1.1
Algemeen
a. liposomaal amfotericine B (1 dd 3 mg/kg iv)
Indien er geen aanwijzingen zijn voor azool resistentie, systemische schimmelinfectie niet onder
azool therapie ontstaan (m.u.v. fluconazol) of patiënt niet eerder langdurig behandeld is geweest
met azolen en geen verdenking op zygomyceten:
b. voriconazol (eerste dag 2 dd 6 mg/kg iv, daarna 2 dd 4 mg/kg iv)
1.2.
Febriele neutropenische patiënt
Bij neutropene patiënt op de hematologie:
a. voriconazol (eerste dag 2 dd 6 mg/kg iv, daarna 2 dd 4 mg/kg iv)
b. liposomaal amfotericine B (1 dd 3 mg/kg iv)
c. anidulafungin (eerste dag 1 dd 200 mg iv, daarna 1 dd 100 mg iv)
R.2
Gerichte antifungale behandeling
2.1
Aspergillus species
a. voriconazol (eerste dag 2 dd 6 mg/kg iv, daarna 2 dd 4 mg/kg iv) gedurende 6-12 weken
b. liposomaal amfotericine B (1 dd 3 mg/kg iv)
c. anidulafungin (eerste dag 200 mg iv, daarna 1 dd 100 mg iv)
2.2
Zygomyceten
a. liposomaal amfotericine B (1 dd 5 mg/kg iv)
Indien langdurige therapie nodig, in later stadium bij bewezen gevoeligheid van de stam:
posaconazol (4 dd 200 mg or na stabiliseren 2 dd 400 mg or)
2.3
Fusarium species
a. liposomaal amfotericine B (1 dd 3 mg/kg iv)
b. voriconazol (eerste dag 2 dd 6 mg/kg iv, daarna 2 dd 4 mg/kg iv)
Toelichting:
Behandeling aanpassen aan de gevoeligheid van de stam.
Fusarium species kan zowel voor voriconazol als liposomaal amfotericine B als echinocandinen
resistent zijn.
Aspergillus terreus: intrinsiek resistent voor liposomaal amfoterine B.
2.4
Candida species
a. fluconazol (1 dd 800 mg iv gedurende 1 dag gevolgd door 1 dd 400 mg iv)
Ernstige zieke patiënt of candida non albicans: anidulafungin (eerste dag 1 dd 200 mg iv, daarna 1
dd 100 mg iv)
R.3
Behandeling refractaire systemische schimmelinfectie
Na 1 week behandeling met een antifungaal geneesmiddel en géén respons: switch naar andere
antifungaal klasse.
Na nog 1 week en geen respons: combinatietherapie
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 64
Richtlijn geldt ook voor IC-patiënten
Toelichting
Literatuur:
SWAB-richtlijnen voor de behandeling van invasieve schimmelinfecties, september 2008.
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-07-2013
Laatste wijziging: 01-12-2014
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen 'R
Systemische schimmelinfecties'
Datum
Wijziging
01-11-2013
2.4. Candida species. Gewijzigd: a. fluconazol (1 dd 800 mg iv gedurende 1
dag gevolgd door 1 dd 400 mg iv). R.3. Behandeling refractaire systemische
schimmelinfectie. Verwijderd alinea: Bij antifungale behandeling van een
refractaire systemische schimmelinfectie met onbekende verwekker dan wel
bekende verwekker: posaconazol (4 dd 200 mg po, na stabiliseren 2 dd 400
mg po).
01-12-2014
R.2 Bij 2.1. b. liposomaal amfotericine B (1 dd 3 mg/kg iv). Bij
2.3.Toelichting: Fusarium species kan zowel voor voriconazol als liposomaal
amfotericine B als echinocandinen resistent zijn. Aspergillus terreus: intrinsiek
resistent voor liposomaal amfoterine B.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 65
S. IV-orale switchtherapie
Criteria voor switch van intraveneuze naar orale therapie
Indien aan alle in- en exclusiecriteria voldaan wordt is switchtherapie mogelijk.
Inclusiecriteria:
1.
> 24 uur intraveneuze antibiotica
o
2.
> 24 uur koortsvrij (= kerntermperatuur < 38 Celsius)
3.
Klinische verbetering
4.
Orale toediening van vocht is mogelijk
5.
Orale toediening van tabletten is mogelijk
6.
Er is een werkzaam oraal alternatief beschikbaar voor deze infectie (zie ook tabel 1 en 2)
Exlusiecriteria:
1.
Neutropenie met indicatie voor klinische behandeling
(niet zieke/poliklinische patiënten kunnen oraal behandeld worden)
2.
Abces zonder goede drainage, ernstige weke delen infectie, osteomyelitits en/of septische artritis
3.
Staphylococcus aureus bacteriemie
4.
Endocarditis of intravasculaire infectie
5.
Gestoorde gastrointestinale absorptie
Middelen
Middel
amoxicilline
amoxicilline/clavulaanzuur
ciprofloxacine
clindamycine
co-trimoxazol
doxycyline
flucloxacilline
fluconazol
fusidinezuur
metronidazol
rifampicine
voriconazol
Dosering intraveneus
4 dd 1000 mg
4 dd 1200 mg
2 dd 400 mg
3 dd 400 mg*
3 dd 600 mg
2-3 dd 960-1920 mg
1 dd 100-200 mg
4 dd 1000 mg
1 dd 200-400 mg
3 dd 500 mg
3 dd 500 mg
1 dd 600 mg
1-2 dd 200 mg
Dosering oraal
3 dd 500 mg
3 dd 625 mg
2 dd 500 mg
2 dd 750 mg*
3 dd 600 mg
2-3 dd 960-1920 mg
1-2 dd 100-200 mg
4 dd 500-1000 mg
1 dd 200-400 mg
3 dd 500 mg
3 dd 500 mg
1 dd 600 mg
1-2 dd 200 mg
Tabel 1. overzicht van de middelen, die zowel oraal als parenteraal kunnen worden gebruikt.
* voor sommige indicaties, m.n. Pseudomonas infecties, wordt hoger gedoseerd.
Parenteraal middel
aciclovir
benzylpenicilline
ceftriaxon
ceftazidim
erytromycine
Dosering
3 dd 5-10 mg/kg
4-6 dd 1 ME
1 dd 2000 mg
3-4 dd 1000 mg
4 dd 500 mg
Oraal middel
valaciclovir
feneticilline
amoxicilline-clavulaanzuur
ciprofloxacine
claritromycine
Dosering
3 dd 500-1000 mg
4 dd 500 mg
3 dd 625 mg
2 dd 750 mg
2 dd 500 mg
Tabel 2. overzicht van de middelen die van parenterale therapie omgezet kunnen worden naar oraal.
Toelichting
Literatuur:
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 66
Mertz D, Koller M, Haller P, Lampert ML, Plagge H, Hug B, et al. Outcomes of early switching from
intravenous to oral antibiotics on medical wards. Journal of Antimicrobial Chemotherapy.
2009Jul.;64(1):188-99
Engel MF, Postma DF, Hulscher MEJL, van Berkhout FT, Emmelot-Vonk MH, Sankatsing S, et al. Barriers
to an early switch from intravenous to oral antibiotic therapy in hospitalised patients with communityacquired pneumonia. Eur. Respir. J. 2012May31.
Oosterheert JJ, Bonten MJM, Schneider MME, Buskens E., Lammers J-WJ, Hustinx WMN, et al.
Effectiveness of early switch from intravenous to oral antibiotics in severe community acquired pneumonia:
multicentre randomised trial. BMJ. 2006Dec.9:333(7580):1193.
Mertz D, Johnstone J. Modern Management of Community-Acquired Pneumonia: Is It Cost-Effective and
are Outcomes Acceptable? Curr Infect Dis Rep (Internet). 2011Mar.15;13(3):269-77
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: 01-12-2014
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen 'S. IV-orale switchtherapie'
Datum
Wijziging
01-11-2012
Bij Middelen dosering intraveneus amoxicilline-clavulaanzuur gewijzigd in 4 dd
1200 mg.
01-03-2013
Tekst is vrijwel geheel gewijzigd/aangepast.
01-12-2014
S. Switchtherapie is gewijzigd in: S. IV-orale switchtherapie.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 67
Antibiotica profylaxe volwassenen
1
Acuut rheuma
Preventie recidief acuut rheuma gedurende tenminste 5 jaar na de eerste aanval:
benzathinebenzylpenicilline (1,2 ME im) om de 4 weken
NB Bij hartafwijking de gehele puberteit.
Bij penicilline-overgevoeligheid: claritromycine (2 dd 250 mg or)
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: geen
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen '1
Acuut rheuma'
Datum
Wijziging
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 68
2
Chirurgische ingrepen
2.1
Algemene principes
2.1.1
Indicatie
Schone ingrepen
Schone ingrepen met inbrengen van prothesen
Schoon-besmette en besmette ingrepen
Vuile ingrepen
geen perioperatieve profylaxe
perioperatieve profylaxe
perioperatieve profylaxe
therapie
2.1.2
Keuze
Volg onderstaand beleid
Indien patiënt bekend gekoloniseerd is met bijzonder resistente micro-organismen, zoals MRSA of
ESBL positieve Gram-negatieve staven, dan keuze van antibioticum overleggen met artsmicrobioloog/infectioloog
2.1.3
Timing
Antibiotica 30 minuten voor incisie toedienen (acceptabele spreiding 15 tot 60 minuten)
Peroperatief herhalen indien OK langer dan 4 uur duurt en/of er > 2 liter bloedverlies is
NB: bij GFR < 30 geen indicatie voor nieuwe gift bij OK langer dan 4 uur
2.1.4
Dosis
Voor een obese patient (BMI > 35) geeft men een aangepaste dosis. Voor cefazoline en cefuroxim
geldt in principe de dubbele dosis
2.1.5
Duur
Algemeen geldt dat antibiotica profylaxe enkel peroperatief van nut is
Toelichting
Literatuur:
Van Kasteren MEE, Gyssens IC, Kullberg BJ, Bruining HA, Stobberingh EE, Goris RJA.
Optimaliseren van het antibioticabeleid in Nederland. V. SWAB-richtlijnen voor perioperatieve
antibiotische profylaxe. NTvG 2001.
2.2
Traumatologie
Na wondtoilet tetanusprofylaxe:
a. personen van wie bekend was dat zij niet gevaccineerd zijn:
tetanus, immunoglobuline en vaccinatie volgens schema
b. personen van wie bekend is dat zij niet volledig gevaccineerd zijn:
tetanus, immunoglobuline en ontbrekende vaccinaties aanvullen
c. vermoedelijk gevaccineerde personen ouder dan 20 jaar:
dosis tetanus vaccin, waarbij mannen geboren voor 1936 en vrouwen geboren voor 1950
bovendien tetanusimmunoglobuline krijgen
d. volledig gevaccineerde personen bij wie de laatste dosis > 10 jaar geleden werd gegeven:
dosis tetanusvaccin
e. personen die immuungecompromiteerd zijn:
vaccinatie en/of tetanus immunoglobuline in overleg met internist-infectioloog of hematoloog
2.2.1
Gecompliceerde fracturen
Type I:
kleine wonden < 5 cm; minimaal weke delen schade; geen contaminatie (huidperforatie
door de botuiteinden van binnen naar buiten)
Type II:
grotere verwondingen > 5 cm; weinig/geen gedevitaliseerd weefsel; minimale weke
delen schade (huidperforatie door kracht van buiten naar binnen)
Type III:
ernstige weke delen schade
2.2.1.1 Type I en II gecompliceerde fracturen
cefazoline (1000 mg iv) eenmalig
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 69
Bij contaminatie met aarde: toevoegen benzylpenicilline (4 ME iv eenmalig)
Bij penicilline overgevoeligheid: metronidazol (500 mg iv eenmalig)
Toelichting:
Cefazoline heeft de voorkeur vanwege een betere Gram-positieve dekking
2.2.1.2 Type III gecompliceerde fractuur
cefazoline (1000 mg iv) + gentamicine (5 mg/kg iv) voor de ingreep
bij OK > 4 uur peroperatief na 4 uur cefazoline (1000 mg iv) herhalen
Bij contaminatie met aarde: toevoegen benzylpenicilline (4 ME iv eenmalig)
Bij penicilline overgevoeligheid: metronidazol (500 mg iv eenmalig)
Een korte behandeling is geïndiceerd tot 24 uur na sluiten wond of maximaal 72 uur indien men de
wond niet binnen 2 dagen sluit. Zie hoofdstuk wondinfecties
2.2.2
Osteosynthese/implantaten
cefazoline (1000 mg iv) voor de ingreep
bij OK > 4 uur peroperatief na 4 uur (1000 mg iv) herhalen
Literatuur
Hoff WS, Bonadies JA, Cachecho R, Dorlac WC. East Practice Management Guidelines Work
Group: update to practice management guidelines for prophylactic antibiotic use in open fractures. J
Trauma 2011;70:751-4
Nanchahal J et al. Standards for the management of open fractures of the lower limb. Britisch
Association of Plastic, Reconstructive and Aesthetic Surgeons (BAPRAS) and British Orthopaedic
Association (BOA) Ed 1, 2009
LCI-richtlijn 24-10-2011
2.3
Orthopedie
2.3.1
Orthopedische implantaten
cefazoline (1000 mg iv) voor de ingreep
bij OK > 4 uur peroperatief na 4 uur (1000 mg iv) herhalen
2.4
Gastro-enterologische chirurgie
2.4.1
Clean-contaminated ingrepen
(bv maagchirurgie, galwegchirurgie, cholecystectomie, dunne darm chirurgie)
cefuroxim (1500 mg iv eenmalig)
bij OK > 4 uur peroperatief elke 4 uur (750 mg iv) herhalen
2.4.2
Colonchirurgie (incl. niet geperforeerde appendix)
cefuroxim (1500 mg iv eenmalig) + metronidazol (500 mg iv eenmalig)
bij OK > 4 uur peroperatief elke 4 uur cefuroxim (750 mg iv) + metronidazol (500 mg iv) herhalen
Toelichting
OK in het maag-dunne darm-galblaas gebied conform de SWAB-richtlijnen is een breedspectrum
cefalosporine adequaat. Bij colorectale ingrepen moet metronidazol worden toegevoegd
2.5
Vaatchirurgie
2.5.1
Vaatprothesen
cefazoline (1000 mg iv) voor de ingreep
bij OK > 4 uur peroperatief na 4 uur (1000 mg iv) herhalen
Toelichting
Cefazoline heeft de voorkeur vanwege een betere Gram-positieve dekking
2.5.2
Amputaties (wegens oblitererende vaatziekte)
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 70
cefazoline (1000 mg iv) voor de ingreep
bij OK > 4 uur peroperatief na 4 uur (1000 mg iv) herhalen
2.6
Longoperaties
cefuroxim (1500 mg iv) eenmalig
bij veel bloedverlies (> 2 liter) en bij een OK-duur > 4 uur peroperatief na 4 uur (750 mg iv) herhalen
2.7
Cardiochirurgie
2.7.1. Cardiochirurgie profylaxe OK algemeen
cefazolin (1000 mg iv) om de 4 uur herhalen voor de duur van 24 uur
2.7.2. Cardiochirurgische profylaxe bij klepvervanging
cefazolin (1000 mg iv) om de 4 uur herhalen voor de duur van 24 uur
bij aansluiten extracorporele circulatie cefazolin (1000 mg iv) (hart-longmachine)
bij OK > 4 uur cefazolin (1000 mg iv) herhalen peroperatief
(Opmerking: geen vancomycine in hart-longmachine)
2.7.3. Cardiochirurgie profylaxe bij rethoracomotie
e
korter dan 24 uur na 1 operatie:
profylaxe met cefazolin, om de 4 uur (1 gram) tot 24 uur na rethoracotomie
e
langer dan 24 uur na 1 operatie:
profylaxe met vancomycine (1000 mg iv) eenmalig (liefst geven op IC voor vertrek naar OK)
2.7.4. Cardiochirurgie profylaxe postoperatief beleid op intensive care
indien diepe lijn > 5 dagen in situ moet blijven:
start vancomycine (1 gram) om de 12 uur tot verwijderen van lijn
2.8
Endoscopische ingrepen
2.8.1
Inbrengen PEG sonde
cefuroxim (1500 mg iv) eenmalig
2.8.2
ERCP
cefuroxim (1500 mg iv) eenmalig
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: 01-12-2014
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen '2
Chirurgische ingrepen'
Datum
Wijziging
01-03-2012
Hoofdstuk 2. chirurgische ingrepen is voor een groot deel gewijzigd/aangepast
01-12-2014
2.7. Cardiochirurgie is in zijn geheel gewijzigd.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 71
3
Endocarditis
(Zie ook Preventie bacteriële endocarditis, Nederlandse Hartstichting, herziening agustus 2008)
Endocarditis-profylaxe is alleen geïndiceerd bij patiënten met:
1. Eerder doorgemaakte endocarditis
2. Hartklepprothese (inclusief bioprothese, allograft en conduit)
a
3. Bepaalde aangeboren hartafwijkingen :
- onbehandelde cyanotische hartafwijkingen
- met shunts of conduits gepallieerde cyanotische hartafwijkingen
- volledig gecorrigeerde hartafwijking met gebruikmaking van prothese materiaal, alleen
b
gedurende de eerste zes maanden na behandeling
- behandelde aangeboren hartafwijking met restafwijking ter plekke van een patch of device
waardoor endothelialisatie wordt belemmerd.
a
Met uitzondering van beschreven condities wordt antibiotische profylaxe niet meer aanbevolen voor alle overige vormen
van aangeboren hartafwijkingen.
b
Profylaxe aanbevolen omdat endothelialisatie van prothesemateiraal plaastvindt binnen zes maanden na de behandeling
Endocarditis-profylaxe is NIET geïndiceerd bij patiënten met andere hartafwijkingen zoals:
1. Onschuldig (functioneel) geruis
2. Secundum type ASD
3. VSD zonder cyanose
4. Mitralisklepprolaps
5. Mitralisklepinsufficientie of stenose
6. Aortaklepinsufficientie of stenose
7. Aortabuisprothese zonder aortaklep
8. Bicuspide aortaklep
9. Ischaemische hartziekten
10. Status na coronair-interventie, incl,. stent(s), of –chirurgie
11. Pacemaker of geïmplanteerde cardiodefibrillator
12. Hypertrofische cardiomyopathie
Ingrepen en medicatie
(De normale pre-operatieve profylaxe kan in sommige gevallen vervallen. Overleg artsmicrobioloog)
De profylaxe moet in ieder geval aan bovengenoemde patiënten worden gegeven bij:
3.1
Bepaalde ingrepen in de mondholte
Ingrepen in de mondholte waarbij profylaxe is geïndiceerd:
1. Alle tandheelkundige/mondhygiënische behandelingen waarbij het tandvlees wordt
gemanipuleerd
2. Alle wortelkanaalbehandelingen waarbij met het instrumentarium door het foramen apicale
wordt gegaan
3. Alle extracties of verwijdering van wortelresten
4. Alle operatieve ingrepen in de mond
a. kaakchirurgische ingrepen, inclusief abcesincisie
b. parodontale chirurgie
c. operatieve ingrepen ten behoeve van implantaten, inclusief botankers ten behoeve van
orthodontische behandelingen
Endocarditis-profylaxe is NIET geïndiceerd bij:
1. Het geven van locaal anesthesie
2. Het nemen van intra-orale röntgenfoto’s (tandfilms, occlusale opnames)
3. Het aanbrengen, aanpassen of verwijderen van orthodontische apparatuur (plaatapparatuur en
vaste apparatuur)
4
Natuurlijke uitval van (melk)gebitselementen
5. Optreden van bloeding van lippen of orale mucosa door een trauma
amoxicilline (3 g or of 2 g iv) 1 uur vóór de ingreep
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 72
Bij penicilline-overgevoeligheid en bij patiënten die in de 7 dagen voorafgaand aan de profylaxe met
een penicillinepreparaat zijn behandeld: clindamycine (600 mg or/iv) 1 uur voor de ingreep.
3.2
Bepaalde ingrepen aan de bovenste luchtwegen
Ingrepen in de bovenste luchtwegen waarbij profylaxe is geïndiceerd:
1. Tonsillectomie en adenoidectomie
2. Sinusdrainage
Endocarditis-profylaxe is NIET geïndiceerd bij ingrepen zoals:
1. Intubatie
2. Bronchoscopie met of zonder biopt
3. Pleurapunctie
amoxicilline (3 g or of 2 g iv) 1 uur vóór de ingreep
Bij penicilline-overgevoeligheid en bij patiënten die in de 7 dagen voorafgaand aan de profylaxe met
een penicillinepreparaat zijn behandeld: clindamycine (600 mg or/iv) 1 uur voor de ingreep.
3.3
Diagnostische en chirurgische ingrepen in de tractus digestivus
Diagnostische en chirurgische ingrepen in de tractus digestivus waarbij profylaxe is geïndiceerd:
1. Diagnostische of therapeutische endoscopieën ter voorkoming van wondinfecties of sepsis.
Bijvoorbeeld:
- ERCP bij patient met (verdenking) op galwegobstructie
- behandeling van een Zenker’s divertikel
2. Gastrointestinale chirurgie, galwegchirurgie.
Endocarditis-profylaxe is NIET geindiceerd bij ingrepen zoals:
1. Gastroduodenoscopie met of zonder biopt
2. Colonoscopie met of zonder biopt/poliepectomie
3. Dilatatie van de slokdarm
4. Banding van hemorrhoiden
5. Coagulatietherapie
6. Sclerosering
7. ERCP met of zonder sfincterotomie bij patient zonder (verdenking op) galwegobstructie
8. PEG inbrengen
9. Leverbiopt of andere, echogeleide, puncties
10. Endoecho (EUS)
11. Laparotomie (schoon-besmette ingreep met risico op wondinfectie < 15%)
amoxicilline (3 g of of 2 g iv) 60 minuten voor de ingreep.
Bij penicilline overgevoeligheid of bij patiënten die in de 7 dagen voorafgaand aan de profylaxe met
een penicillinepreparaat zijn behandeld: vancomycine (1 g iv in 2 uur) eenmalig 2 uur voor de
ingreep.
3.4
Diagnostische en operatieve ingrepen in de tractus urogenitalis
Instrumentatie aan de tractus urogenitalis, wanneer deze geïnfecteerd is, afhankelijk van de
gevoeligheid van de gekweekte micro-organismen.
Diagnostische en chirurgische ingrepen in de tractus urogenitalis waarbij profylaxe is geïndiceerd:
Alle diagnostische en chirurgische ingrepen waarbij antibiotica worden tegediend ter
voorkoming van wondinfectie of sepsis. Bijvoorbeeld:
- Cystoscopie bij een patient met (verdenking op) een urineweginfectie
Endocarditis-profylaxe is NIET geïndiceerd bij ingrepen zoals:
1. Inbrengen of verwijderen van een IUD
2. Ongecompliceerde bevalling
3. Abortus curettage
4. Inbrengen/verwijderen van blaascatheter
amoxicilline (2 g iv 1 uur voor de ingreep)
Bij penicilline-overgevoeligheid: vancomycine (1 g iv in 2 uur) éénmalig 2 uur vóór de ingreep
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 73
3.5
Ingrepen in geïnfecteerd weefsel
Ingrepen in geïnfecteerd weefsel waarbij profylaxe is geïndiceerd:
Bijvoorbeeld
1. Incisie van huidabces
2. Ontlasten van furunkel
Endocarditis-profylaxe is NIET geïndiceerd bij:
1. Tatoeage
2. Piercing
e
flucloxacilline 1 dosis (2000 mg or/iv) 30-60 min. vóór de ingreep
Bij penicilline-overgevoeligheid: clindamycine (600 mg or/iv) 60 min. vóór de ingreep
3.6
Hartcatheterisatie
Bij patiënten met kunstkleppen < 6 maanden geleden geïmplanteerd:
vancomycine (1 g iv in 2 uur) 2 uur vóór de ingreep
3.7
Infecties
Indien patiënten met een afwijking genoemd onder 3 een infectie hebben, dienen zij vroegtijdig met
antibiotica behandeld te worden. De keuze van de antibiotica en de behandelingsduur wordt in deze
gevallen bepaald door de aard van de vermoedelijke verwekker. Overleg arts-microbioloog.
Toelichting
Literatuur:
Preventie bacteriële endocarditis, Nederlandse Hartstichting, herziening augustus 2008
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: 01-12-2009
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen '3
Endocarditis'
Datum
Wijziging
01-12-2009
Veel aanpassingen naar aanleiding van de door de Nederlandse Hartstichting
uitgegeven Preventie bacteriele endocarditis, herziening augustus 2008
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 74
4
Gynaecologische en obstetrische ingrepen
4.1.
Laparoscopische ingrepen
Geen profylaxe
4.2.
Kleine abdominale ingrepen (adnectomie e.d.)
Geen profylaxe
4.3.
Abdominale en vaginale uterusextirpatie
cefuroxim (1500 mg iv 30-60 minuten voor de ingreep). Bij complicaties, excessief bloedverlies (> 2
liter), langdurige OK (> 6 uur) peroperatief na 6 uur (750 mg iv) herhalen.
4.4.
Oncologische of gecompliceerde ingrepen
cefuroxim (1500 mg iv 30-60 minuten voor de ingreep) + metronidazol (500 mg iv 30-60 minuten
voor de ingreep). Bij complicaties, excessief bloedverlies (>2 liter), langdurige OK (> 6 uur)
peroperatief na 6 uur (750 mg iv) herhalen.
4.5
Sectio caecarea
cefuroxim (1500 mg iv) éénmalig na afnavelen
4.6
Totaal ruptuur
amoxicilline-clavulaanzuur (éénmalig 1200 mg iv)
Bij penicilline-overgevoeligheid clindamycine (600 mg iv) éénmalig
4.7.
Manuele placentaverwijdering
amoxicilline-clavulaanzuur (éénmalig 1200 mg iv)
Bij penicilline-overgevoeligheid clindamycine (600 mg iv) éénmalig
4.8.
Expositie van vliezen bij sec. cerclage bij zwangeren van 12 weken of meer
amoxicilline-clavulaanzuur (éénmalig 1200 mg iv)
Bij penicilline-overgevoeligheid cefuroxim (1500 mg iv) + metronidazol (500 mg iv) éénmalig
4.9
Transcervicale resectie van myomen (TCRM)
cefuroxim (1500 mg iv) éénmalig
4.10
Tubachirurgie (refertilisatie)
geen profylaxe
4.11
Fertiliteitsbevorderende ingrepen bij door eerdere infecties beschadigde tubae
e
doxycycline (1 dag 1 dd 200 mg vervolgens 1 dd 100 mg or) gedurende 7 dagen
Toelichting
Literatuur:
Dobay KJ, Albear P. The absent role of prophylactic antibiotics in low-risk patients undergoing
laparoscopic cholecystectomy. Am Surg 1999;65:226-8.
McDonald PJ, O’Loughin JA. Prophylactic antibiotics and prevention of surgical sepsis. Clin Obstet
Gynaecol 1993;7:219-36.
ACOG educational bulletin: antibiotics and gynecologic infections. Int J Gynecol Obstet
1997;58:333-40.
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: 01-11-2012
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 75
Overzicht wijzigingen '4
Gynaecologische en obstetrische ingrepen'
Datum
Wijziging
01-11-2012
Bij 4.6, 4.7. en 4.8. gewijzigd: amoxicilline-clavulaanzuur (éénmalig 1200 mg
iv).
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 76
5
Kaakchirurgische ingrepen
5.1
Ongecompliceerde fracturen en schone operaties
Geen profylaxe
5.2
Gecompliceerde fracturen
5.2.1
Gecompliceerde fracturen die direct operatief worden behandeld:
cefazoline (1000 mg iv) éénmalig vóór de ingreep
Zie voor osteomyelitis hoofdstuk II.L
5.2.2
Gecompliceerde fracturen die niet direct operatief behandeld worden ter voorkoming van
osteomyelitis behandelen tot OK:
a. amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv of 3 dd 625 mg or)
b. clindamycine (3 dd 600 mg or/iv) + gentamicine (1 dd 5 mg/kg iv)
gentamicine maximaal 10 dagen.
Voor OK: amoxicilline-clavulaanzuur (1200 mg iv) 30-60 minuten voor de ingreep. Bij operaties > 6
uur éénmalig (1100 mg iv) herhalen.
5.3
Schoon-gecontamineerde ingrepen
amoxicilline-clavulaanzuur (1200 mg iv) éénmalig 30-60 minuten voor de ingreep. Bij operatie > 6
uur éénmalig herhalen
5.4
Ingrepen in bestraald gebied
amoxicilline-clavulaanzuur (1200 mg iv) éénmalig 30-60 minuten voor de ingreep. Bij operatie > 6
uur éénmalig herhalen
5.5
Kaakosteotomieën
amoxicilline (2 g iv) éénmalig 30-60 minuten voor de ingreep
5.6
Implantatologie
amoxicilline (2 g iv) éénmalig 30-60 minuten voor de ingreep
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: 01-11-2012
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen '5
Kaakchirurgische ingrepen'
Datum
Wijziging
01-11-2012
Bij 5.2.2., 5.3. en 5.4. alle behandelingen met amoxicilline-clavulaanzuur
(1200 mg iv)
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 77
6
Keel-, neus- en oorchirurgische ingrepen
Antibioticabeleid peri-operatieve profylaxe
6.1
Oncologische ingrepen
Bij transcervicale benaderingen waarbij een verbinding ontstaat tussen mondholte/farynx en hals.
(RRI/RBR) Profylaxe gedurende 24 uur:
cefazoline (4 dd 1000 mg iv) + metronidazol 500 mg (3 dd 500 mg iv)
6.2
Ingrepen met kraakbeentransplantatie
Middenoorchirurgie: geen profylaxe
Neus: enkel bij gecompliceerde revisie rhinoplastieken (zie ref)
6.3
Benige resectie (bv. maxillectomie)
Geen profylaxe
Bij langdurige (> 3 dgn.) tamponnade overweeg vroegbehandeling sinusitis met:
amoxicilline-clavulaanzuur (3 dd 625 mg oraal)
6.4
Zenkers’ divertikel
Bij de Stapler techniek geen profylaxe
Bij de lasertechniek wel profylaxe:
cefazoline (1000 mg iv) + metronidazol (500 mg iv) éénmalig
6.5
Thyreoplastiek
cefazoline (1000 mg iv) éénmalig
6.6.
Cochleair implantaat
cefazoline (1000 mg iv) éénmalig
(bij bekende kolonisatie met Pseudomonas spp. tevens éénmalig anti-pseudomonas middel geven
op basis van kweek)
6.7.
Oblitererende oorchirurgie (incl. subtotale petrosectomie)
In verband met inbedding van steriel materiaal in al geïnfecteerde holte is gekozen voor 1 preoperatieve profylaxe-gift, gevolgd door 7 dagen nabehandeling. In verband met vaak eerdere
antibioticakuren keuze van profylaxemiddelen op basis van kweek.
Bij negatieve kweken kiezen voor:
cefazoline (100 mg iv) pre-operatief en amoxicilline-clavulaanzuur (3 dd 625 mg oraal) postoperatief
6.8
Sanerende oorchirurgie i.v.m. cholesteatoom/COM
Geen profylaxe
6.9
Overige KNO-ingrepen
Geen profylaxe
Beheergegevens
Beheerder:
Eerste versie:
Laatste wijziging:
Noortje Swart
01-04-2008
01-12-2013
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen '6
Keel-, neus- en oorchirurgische ingrepen'
Datum
Wijziging
01-08-2009
Toegevoegd 6.5. Mastoid obliteratie en gewijzigd bij 6.2 en 6.3 (1200 mg iv)
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 78
01-03-2013
Toegevoegd 6.2. Bij de Stapler techniek geen profylaxe. Bij de lasertechniek
wel profylaxe.
01-12-2013
Hoofdstuk 6 is volledig vervangen.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 79
7
Malaria
Altijd overleg over de actuele situatie met de GGD of arts-microbioloog/internist-infectioloog. In veel
gebieden is er voorkeur voor atovaquon/proguanil (Malarone) (1 dd 250/100 mg) starten 1 dag
voor aankomst in endemisch gebied en doorgaan tot 1 week na vertrek uit het endemisch gebied.
Uitgebreide preventiemaatregelen voor reizen naar de tropen is te vinden op de landenlijst van het
Landelijk Coördinatiecentrum voor Reizigers op http://www.lcr.nl/.
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: geen
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen '7
Malaria'
Datum
Wijziging
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 80
8
Meningokokkeninfecties
Bij huisgenoten en mond op mond beademingscontacten, zowel voor patiënt als betrokkene (niet
aan patiënt als deze 1 gift ceftriaxon heeft gehad):
rifampicine (2 dd 600 mg or) gedurende 2 dagen
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: geen
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen '8
Meningokokkeninfecties'
Datum
Wijziging
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 81
9
Mycobacterium tuberculosis
Altijd overleg longarts/arts-microbioloog
9.1
Secundaire profylaxe
bij Mantoux omslag, of positieve reactie zonder aanwijzingen voor actieve tuberculose (geldt niet na
BCG) en niet ouder dan 50 jaar: isoniazide (1 dd 5 mg/kg or, max 300 mg) gedurende 6 maanden.
9.2
Langdurig steroiden gebruik bij oudere (>=50 jaar) patiënten
op geleide van een Mantoux-test en thoraxfoto: isoniazide (4-8 mg/kg or; afronden op 50 mg, in 1 of
2 doses) gedurende 6 maanden
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: geen
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen '9
Mycobacterium tuberculosis'
Datum
Wijziging
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 82
10 Neurochirurgische ingrepen
Indien de ingreep langer dan 3 uur duurt, dosis peroperatief herhalen met een interval van 3 uur.
10.1
Schone intradurale ingrepen (bv. craniotomie / openen van de dura)
cefazoline (1000 mg iv éénmalig 1 uur voor OK)
10.2
Schoon-gecontamineerde ingrepen (bv. transfenoïdale of transorale benadering)
amoxicilline-clavulaanzuur (1200 mg iv éénmalig 1 uur voor OK)
cefuroxim (1500 mg iv) + metronidazol (500 mg iv éénmalig 1 uur voor OK)
10.3
Ingrepen in of door geinfecteerd gebied
Op geleide van kweek en gevoeligheidspatroon
10.4
Implantatie interne en externe drains (drainrevisie, LPD, VPD)
flucloxacilline (1000 mg iv éénmalig 1 uur voor OK)
cefazoline (1000 mg iv éénmalig 1 uur voor OK)
10.5
Andere implantaten in het centrale zenuwstelsel (diepe electroden, SC pomp)
cefazoline (1000 mg iv éénmalig 1 uur voor OK)
10.6
Spondylodese met implantaten
cefazoline (1000 mg iv éénmalig 1 uur voor OK)
10.7
Hernia nuclei pulposus
cefazoline (1000 mg iv éénmalig 1 uur voor OK)
10.8
Spinale ingrepen (bv. laminectomie, hemilanectomie, herniotomie, kanaalstenose, recessus
lateralis stenose)
cefazoline (1000 mg iv éénmalig 1 uur voor OK)
Toelichting:
Literatuur:
Barker FG. Efficacy of prophylactic antibiotic therapy in spinal surgery: a meta-analysis.
Neurosurgery 2002;51:391-400.
Van Kasteren MEE, Gyssens IC, Kullberg BJ, Bruining HA, Stobberingh EE, Goris RJA.
Optimaliseren van het antibioticabeleid in Nederland. V. SWAB-richtlijnen voor perioperatieve
antibiotische profylaxe. NTvG 2001.
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: 01-11-2012
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen '10 Neurochirurgische ingrepen'
Datum
Wijziging
01-11-2012
Bij 10.2. gewijzigd amoxicilline-clavulaanzuur (1200 mg iv eenmalig 1 uur
voor OK).
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 83
11 Post-expositie profylaxe (PEP)
Conform richtlijn voor preventie van bloed overdraagbare aandoeningen
(http://intranet/kmzh/zip%20overall.htm) na overleg met de BGD
atazanavir 1 dd 400 mg (2 capsules van 200 mg) gedurende 4 weken
+ lamivudine-zidovudine 150-300 mg (2 dd 150-300 mg or (2 dd 1 tablet)) gedurende 4 weken
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: geen
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen '11 Post-expositie profylaxe (PEP)'
Datum
Wijziging
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 84
12 Plastisch chirurgische ingrepen
12.1
Hand
12.1.1 Implantaten, kunstgewrichten
flucloxacilline (1 g iv) éénmalig 30-60 minuten voor de ingreep
12.1.2 Revascularisatie/re-implantatie
flucloxacilline (1 g iv) éénmalig 30-60 minuten voor de ingreep
12.1.3 Gecompliceerde fracturen die direct operatief worden behandeld:
cefuroxim (1500 mg iv) éénmalig 30-60 minuten voor de ingreep
Gecompliceerde fracturen die niet direct operatief behandeld worden ter voorkoming van
osteomyelitis behandelen tot OK:
a. amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv of 3 dd 625 mg or)
b. clindamycine (3 dd 600 mg or/iv) + gentamicine (1 dd 5 mg/kg iv)
Gentamicine maximaal 10 dagen.
Voor OK: cefuroxim (1500 mg iv) 30-60 minuten voor de ingreep. Bij OK > 6 uur peroperatief elke 6
uur cefuroxim (750 mg iv) herhalen.
12.2
(Re-)implantaten
12.2.1 Mammaprothese
Mammaprothese inbrengen: flucloxacilline (1 g iv) éénmalig 30-60 minuten voor de ingreep
Mammaprothese uithalen: geen profylaxe.
12.2.2 K-draad
flucloxacilline (1 g iv) éénmalig 30-60 minuten voor de ingreep
12.2.3 Osteosynthese
cefazoline (1000 mg iv) voor de ingreep. Bij OK > 6 uur peroperatief na 6 uur (1000 mg iv) herhalen.
12.3
Transsexuele ingreep
cefuroxim (1500 mg iv) + metronidazol (500 mg iv) éénmalig 30-60 minuten voor de ingreep. Bij OK
> 6 uur peroperatief elke 6 uur cefuroxim (750 mg iv) + metronidazol (500 mg iv) herhalen.
12.4
Kaakreconstructies
amoxicilline (2 g iv) éénmalig 30-60 minuten voor de ingreep
12.5
Bijtwonden
Met en zonder botlaesie
amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv of 3 dd 625 mg or) gedurende 7 dagen
zie hoofdstuk Wondinfecties P3
12.6
Traumatische wonden
Zie hoofdstuk Wondinfecties P2
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: 01-12-2014
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 85
Overzicht wijzigingen '12 Plastisch chirurgische ingrepen'
Datum
Wijziging
01-11-2012
Bij 12.5. Bijtwonden gewijzigd: amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv
of 3 dd 625 mg or ) etc.
01-12-2014
12.1.3 a. amoxicilline-clavulaanzuur (4 dd 1200 mg iv of 3 dd 625 mg or).
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 86
13 Primaire en secundaire profylaxe
Pneumocystis carinii
a.
b.
c.
co-trimoxazol (1 dd 480 mg or/iv)
dapson (1 dd 100 mg or)
pentamidine 300 mg vernevelen 1x per maand
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: geen
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen '13 Primaire en secundaire profylaxe Pneumocystis carinii'
Datum
Wijziging
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 87
14 Splenectomie of functionele hypo- of asplenie
14.1
Vaccinaties
Zo mogelijk minimaal 2 weken voor splenectomie vaccineren, anders tenminste 2 weken na
splenectomie. Bij gebruik van immuunmodulerende medicatie vaccinatie uitstellen tot 6 maanden
na het staken van deze medicatie.
14.1.1 Pneumokokkenvaccin
- eerste dosis conjugaatvaccin (Prevenar 13)*
- boosterdosis polysaccharidevaccin (Pneumo 23)* 2 maanden na conjugaatvaccin
- boosterdosis polysaccharidevaccin (Pneumo 23)* na 5 jaar (éénmalig) herhalen **
14.1.2 Haemophilus influenzae B-vaccin
éénmalig
14.1.3 Meningokokken C (NeisVac-C)
- éénmalig
- aanvullend vaccin bij reizen naar risicogebieden (geconjugeerd MenACW135Y)
14.1.4 Influenzavaccin
jaarlijks
14.2
Antibiotica
14.2.1 Profylaxe
- feneticilline (2 dd 250 mg of 1 dd 500 mg) gedurende de eerste 2 jaar na splenectomie
- bij overgevoeligheid:
azitromycine (1 dd 250 mg) of claritromycine (1 dd 500 mg)
14.2.2 On demand (binnen 1 uur thuis starten bij koorts/infectietekenen)
- amoxicilline-clavulaanzuur (3 dd 625 mg or)
- bij overgevoeligheid:
claritomycine (2 dd 500 mg)
indien profylactisch macroliden worden gebruikt: moxifloxacine(1 dd 400 mg)
14.2.3 Bij dierenbeten
- amoxicilline-clavulaanzuur (3 dd 625 mg or) gedurende 7 dagen
- bij overgevoeligheid:
clindamycine (3 dd 600 mg) én ciprofloxacine (2 dd 500 mg) gedurende 5 dagen
* indien beschikbaar dient een meervalent vaccin gegeven te worden.
** advies: raadpleeg de microbioloog of de RIVM-richtlijnen voor actuele adviezen. Er bestaat geen
consensus of alleen na de eerste 5 jaar of vaker geboosterd moet worden omdat:
1. van Pneu 23 is gebleken dat de immuunrespons na herhaalde booster kan uitdoven
2. door de ontwikkeling van steeds hogervalente conjugaatvaccins kan Pneu 23 in de toekomst
mogelijk helemaal komen te vervallen, de richtlijn op de website wordt continu geactualiseerd.
Website: http://www.rivm.nl/Biblotheek/Professioneel Praktisch/Draaiboeken/Infectieziekten/LCI
draaiboeken/Preventie van infecties bij mensen met functionele hypo en asplenie.
Toelichting
Literatuur:
Lammers AJJ, van der Maas NAT, Peters EJG, Meerveld-Effink A, Sanders EAM, Kroon FP.
Voorkómen van ernstige infectie bij patiënten met hypo- of asplenie. Ned Tijdschr Geneesk
2012;156:A4857.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 88
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: 01-11-2013
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen '14 Splenectomie of functionele hypo- of asplenie'
Datum
Wijziging
01-11-2013
Tekst hoofstuk Splenectomie of functionele hypo- of asplenie is in zijn geheel
aangepast.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 89
15 Groep A beta-hemolytische streptokokken
infecties (GAHS)
Bij gezinscontacten van patiënten met ernstige invasieve streptokokkeninfecties (met septische
shock of ernstige necrose leidend tot hospitalisatie), zowel voor patiënt als betrokkene:
feneticilline (4 dd 500 mg or) gedurende 10 dagen + rifampicine (2 dd 600 mg or) gedurende 4
dagen
Bij penicilline-overgevoeligheid: clindamycine (3 dd 600 mg or) gedurende 10 dagen.
Toelichting
Literatuur:
Landelijke coördinatiestructie infectieziektebestrijding. Protocol Streptokokken groep A infecties,
april 1998. http://www.infectieziekten.info/index.php3
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: geen
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen '15 Groep A beta-hemolytische streptokokken infecties (GAHS)'
Datum
Wijziging
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 90
16 Urologische ingrepen
In het algemeen geen profylaxe, tenzij op geleide van positieve kweek ter voorkoming sepsis of bij
zeer specifieke ingrepen.
Geen profylaxe bij kortdurend of langdurig een verblijfskatheter of bij patiënten die zichzelf
intermitterend katheteriseren.
Geen profylaxe bij verwijderen van een verblijfskatheter
16.1
Endo-urologische ingrepen met verhoogde kans op bacteriëmie (TUROP, URS, PNL):
a. cefuroxim (1500 mg iv) eenmalig 30-60 min. voor de ingreep.
Bij penicilline overgevoeligheid en/of bij bekend resistentie:
b. ciprofloxacine (400 mg iv) eenmalig 30-60 min. voor de ingreep
16.2
Profylaxe in geval van congenitale afwijkingen aan de urinewegen:
a. cefuroxim (1500 mg iv) eenmalig 30-60 min. voor de ingreep
16.3
Prostaat biopsie
ciprofloxacine (750 mg or) eenmalig 30-60 min. voor de ingreep
16.4
Ingrepen met vaginale/darm contaminatie
a. cefuroxim (1500 mg iv) en metronidazol (500 mg iv) eenmalig 30-60 min. voor de ingreep
Bij lange ingreep herhalen
16.5
Prothese chirurgie
a. cefuroxim (1500 mg iv) en metronidazol (500 mg iv) eenmalig 30-60 min. voor de ingreep
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: 01-09-2010
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen '16 Urologische ingrepen'
Datum
Wijziging
01-09-2010
Voor een groot gedeelte gewijzigd en aangepast.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 91
17 Zwangeren met groep B beta-hemolytische
streptokokken (GBHS)
17.1
Zwangere met GBHS in urine
feneticilline (3 dd 250 mg or) gedurende 10 dagen
17.2
Zwangere met GBHS in vagina/cervix durante partu
benzylpenicilline (2 ME iv) éénmalig bij bevalling binnen 4 uur
bij langdurige partus benzylpenicilline (6 dd 2 ME iv)
Bij penicilline-overgevoeligheid: clindamycine (600 mg iv) éénmalig
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: geen
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen '17 Zwangeren met groep B beta-hemolytische streptokokken (GBHS)'
Datum
Wijziging
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 92
18 Dragerschap Staphylococcus aureus of MRSA
Behandeling van alle gezinsleden
Chloorhexidinescrub (1 dd gehele lichaam) gedurende 5 dagen + mupirocine neuszalf 2% (3 dd
vóór in de neus) gedurende 5 dagen.
Zie voor verdere hygiënische maatregelen de intranet pagina van de afdeling medische
microbiologie en infectiepreventie.
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: geen
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen '18 Dragerschap Staphylococcus aureus of MRSA'
Datum
Wijziging
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 93
19 Oogheelkundige ingrepen
Cornea transplantatie wegens herpes keratitis
Valacidovir 2 dd 500 mg gedurende 2 weken, gevolgd door acidovir oogzalf.
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: geen
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen '19 Oogheelkundige ingrepen'
Datum
Wijziging
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 94
Antibioticabeleid bij patiënten met een granulocytopenie (hematologische
patiënten)
Antibioticabeleid bij patiënten met een
granulocytopenie (hematologische patiënten)
A. Infectiepreventie
Bij granulocytopenie die naar verwachting langer zal duren dan 7 dagen wordt gebruik gemaakt van partiële
darmdecontaminatie. Deze wordt gestart bij het begin van de chemotherapie en pas gestopt als het aantal
granulocyten groter is dan 0,5 x 10^9/l en bestaat uit de combinatie:
ciprofloxacine (2 dd 500 mg or) of levofloxacine (1 dd 500 mg or)
tobramycine (3 dd 120 mg or) én spoelen!
fluconazol (1 dd 50 mg or) staken bij gestarte antifungale therapie.
Voor streptokokken-profylaxe wordt bij verwachting van ernstige mucositis toegevoegd aan ciprofloxacin:
feneticilline (4 dd 250 mg or) van dag +7 tot +28 zonodig benzylpenicilline G (4 dd 1 ME iv)
Bij streptokok met intermediaire gevoeligheid voor penicilline feneticilline (4 dd 500 mg or) (iv dosering hoeft
niet verhoogd bij verminderde gevoeligheid).
Vóór de start van de infectiepreventie en daarna éénmaal per week worden keelkweken en anuskweken
afgenomen en gekweekt op grampositieve en gramnegatieve aëroben, gisten en schimmels.
Bij het optreden van resistente gram negatieve aëroben worden op geleide van het resistentiepatroon
colistine (3 dd 300 mg or), co-trimoxazol (3 dd 960 mg or/iv) of cefradine (4 dd 1000 mg iv) toegevoegd.
Bij het optreden van fluconazol ongevoelige Candida species zoals C. kruseï en C. glabrata wordt
fluconazol vervangen door amfotericine-B suspensie (4 dd 500 mg = 4 dd 5 ml or) spoelen en doorslikken.
Indien de suspensie niet is in te nemen:
bij voriconazol gevoeligheid: voriconazol (2 dd 200 mg or/iv) geen oplaaddosis nodig
bij voriconazol ongevoeligheid: overwegen geen profylaxe te geven of fluconazol weer te geven voor
profylaxe tegen andere candida species.
Bij Graft versus Host ziekte waarvoor behandeling met prednison nodig is:
levofloxacine (1 dd 500 mg or) in plaats van feneticiline
posaconazol (3 dd 200 mg or)
Te continueren zo lang totale dagdosis prenidson hoger is dan 10 mg. Indien er bijvoorbeeld in het kader
van een intestinale GVHD een slechte resorptie is, wordt imipenem intraveneus gegeven (4 dd 500 mg iv)
en voriconazol (2 dd 4 mg/kg iv).
B. Infectiebestrijding
Patiënten met een granulocytenaantal < 0,5x10^9/l die tenminste 2 uren een axillair gemeten temperatuur
hebben hoger dan 38,5 graden C en/of een koude rilling hebben of tekenen van infectie zonder koorts,
worden beschouwd als lijdende aan een bacteriële infectie.
Het volgende protocol wordt gevolgd:
anamnese, lichamelijk onderzoek
2 bloedkweken, waarvan 1 uit de centrale lijn indien aanwezig. Herhalen vanaf 3 dagen na wijziging
antibacteriële of antifungale therapie, maximaal 1 maal daags en altijd bij koude rilling
X-thorax
op geleide van klinische verschijnselen aanvullende kweken, röntgenopnamen e.d.
elke 24 uur herhaling van het lichamelijk onderzoek
Antibiotisch regime
Start imipenem-cilastatin (4 dd 500 mg iv)
Stop feneticilline of andere vorm van streptokokkenprofylaxe
Antibioticabeleid Volwassenen geprint op 25 november 2014
pagina 95
Stop ciproxine en tobramycine of andere vorm van gram negatieve profylaxe
Alleen indien de keel- en/of anuskweken een micro-organisme tonen dat niet gevoelig is voor imipenem,
wordt gerichte SDD gecontinueerd.
Na 4 x 24 uur evaluatie:
1.
indien koortsvrij: nog 5x 24 uur therapie voortzetten, dan stop indien geen infectiefocus
2.
indien persisterende koorts met aangetoond micro-organisme relevant antibioticum
toevoegen bijv:
- vancomycine (2 dd 1 g iv)
- tobramycine (1 dd 5 mg/kg iv)
3.
indien persisterende koorts zonder aangetoond micro-organisme toevoegen:
- voriconazol: oraal geven, alleen in speciale gevallen, bijvoorbeeld bij ernstige mucositis
met verdenking op verminderde opname intraveneus; doseringen (2 dd 400 mg or/iv),
gedurende 1 dag, daarna (2 dd 200 mg or/iv)
Op indicatie van (vermoeden van) azool resistentie:
- anidulafungin (1e dag 200 mg, daarna 100 mg/dg iv)
- liposomaal amfotericine B (1 dd 3 mg/kg iv)
Bijzondere situaties
Bij imipenem-cilastatin allergie: ceftazidim (3 dd 2 gr iv) cave onvolledige dekking gram positieve coccen en
anaeroben
Bij (verdenking op) Pneumocystis carinii: cotrimoxazol (3 dd 36 mg/kg, maximaal 3 giften van 1920 mg iv of
per os)
Bij (verdenking op) herpes zoster: aciclovir (3 dd 10 mg/kg iv) of valaciclovir (3 dd 1000 mg or)
Bij (verdenking op) herpes simplex: valaciclovir (2 dd 500 mg or) of aciclovir (3 dd 250 mg iv)
Bij klinisch sterke verdenking op aspergillus sinusitis of pneumonie zoals bij heftige pleurapijn zonder
longinfiltraat en/of zeer suspecte röntgenafwijkingen, wordt direct met voriconazol gestart.
C. Infectiebestrijding poliklinisch
Patiënten met een granulocytopenie > 0,5 10^9/l en koorts zonder teken van ernstige infectie na onderzoek
als onder B.
levofloxacine (1 dd 500 mg or)
of, indien onder ciprofloxacin profylaxe, toevoegen:
amoxicilline/clavulaanzuur (4 dd 625 mg or)
Ook bij deze therapie is 24-uurs bereikbaarheid vereist.
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-05-2014
Laatste wijziging: 01-12-2014
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen 'Antibioticabeleid bij patiënten met een granulocytopenie (hematologische
patiënten)'
Datum
Wijziging
01-05-2014
Hoofdstuk “Antibioticabeleid bij patiënten met een granulocytopenie” is
verwijderd. Er zijn twee nieuwe hoofdstukken voor in de plaats gekomen
“Antibioticabeleid bij patiënten met een granulocytopenie
(hematologische patiënten)” en “Antibioticabeleid bij patiënten met
febriele neutropenie (niet-hematologische patiënten)”.
01-12-2014
B. Infectiebestrijding, antibiotisch regime: na 4x 24 uur evaluatie ad. 3
liposomaal amfotericine B (1 dd 3 mg/kg iv).
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 96
Antibioticabeleid bij patiënten met febriele neutropenie (niet-hematologische
patiënten)
Antibioticabeleid bij patiënten met febriele
neutropenie (niet-hematologische patiënten)
Definities
Febriele neutropenie is gedefinieerd als een temperatuur van >38,5 graden C met neutrofiele granulocyten
<0,5x10^9/l. Patiënten met febriele neutropenie dienen binnen een uur na presentatie behandeld te worden
met antibiotica.
Bij presentatie behoren naast de anamnese, lichamlijk onderzoek en laboratoriumonderzoek in ieder geval
2 sets bloedkweken (bij een centraal veneuze lijn of porte-a-cath: ook hieruit bloedkweken afnemen), een
X-thorax en urinescreen met urinekweek te worden verricht. Verder aanvullend onderzoek gebeurt op
indicatie.
Patiënten met febriele neutropenie kunnen bij presentatie worden onderverdeeld in laag of hoog risico
patiënten:
• Laag risico febriele neutropenie: patiënten die klinisch niet ziek zijn met een Multinational
Association of Supportive Care in Cancer (MASCC) risico index score groter of gelijk aan 21 én
waarbij er geen focus voor de koorts wordt gevonden bij presentatie.
Tabel 1. MASCC index:
Criterium:
Symptomen: geen of milde
Symptomen: matig
Symptomen: ernstig
Geen hypotensie (systolisch >90 mmHg)
Geen COPD
Patiënten met een solide tumor of lymfoom zonder een eerdere infectie met schimmels
Geen dehydratie
Ambulant bij het begin van de febriele neutropenie
Leeftijd <60 jaar
Score:
5
3
0
5
4
4
3
3
2
Scores groter of gelijk aan 21 hebben een laag risico op complicaties. De punten toegekend aan de ernst
van de “symptomen” zijn niet cumulatief. De maximale score is dus 26.
•
Hoog risico febriele neutropenie zijn alle overige patiënten of patiënten die voldoen aan tabel 2.
Tabel 2. Additionele klinische criteria om patiënten te excluderen van ambulante zorg bij MASCC score
groter of gelijk aan 21
Categorie:
Criteria:
Cardiovasculair
Presyncope/bewezen syncope
Progressieve hypertensie
Nieuwe of progressieve hypotensie
Hartfalen (ongereguleerd), aritmie, of angina
Klinische significante bloeding
Pericardeffusie
Hematologie
Ernstige thrombocytopenie (<10.000/uL)
Anemie (Hb <4.3 mmol/L of Ht <21%)
Neutrofielen (absoluut, <100/uL van verwachte duur groter of gelijk aan 7
dagen)
Diep veneuze thrombose of longembolie
Gastrointestinaal
Onvermogen tot slikken van orale medicatie
Therapierefractaire misselijkheid en/of braken
Nieuwe of progressieve diarree
Antibioticabeleid Volwassenen geprint op 25 november 2014
pagina 97
Lever
Infectieus
Neurologisch
Pulmones/thorax
Renaal
Andere significante
comorbiditeit
Melena, hematochezia (nonhemorrhoidaal), of hematemesis
Buikpijn
Ascites
Lever dysfunctie (aminotransferasen >5x ULN) of klinische relevantie
verergering van aminotransferasen
Bilirubine >2.0 of klinische relevante verhoging van bilirubine
Aanwezigheid van (anatomische) infectiebron (o.m. symptomen van
pneumonie, cellulitis, abdominale infectie, positieve beeldvorming of
microbiologische bevindingen)
Elk bewijs voor ernstige sepsis
Allergie tegen voorgestelde antibiotica voor thuisbehandeling
Antibiotica in laatste 72 uur voor presentatie
Intravasculaire catheter infectie
Veranderde mentale status of insulten
Aanwezigheid of verdenking van CZS infectie of niet-infectieuze meningitis
Aanwezigheid of verdenking van myelumcompressie
Nieuwe of progressieve neurologische uitval
Tachypnoe of hypopnoe
Hypoxemie, hypercapnie
Pneumothorax of pleurale effusie
Aanwezigheid van cavitaties in longnoduli of verdenking van intrathoracaal
proces
Verminderde nierfunctie (creatinine klaring kleiner of gelijk aan 30 mL/min) of
oligurie of klinisch relevante verergering (beoordeeld door arts)
Nieuwe macroscopische hematurie
Obstructie of nefrolithiasis
Klinische significante dehydratie
Klinisch relevante electrolyte afwijking, acidose of alkalose (noodzaak medische
interventie)
Aanwezigheid van grote afwijkingen met betrekking tot: orgaan dysfunctie,
comorbiditeit, vitale parameters, klinische symptomen, laboratorium of
radiologische data
Elke relevante klinische verergering (zoals beoordeeld door behandelaar) in:
orgaan dysfunctie, comorbiditeit, vitale parameters, klinische symptomen,
laboratorium of radiologische data
Zwangerschap of lactatie
Noodzaak van i.v. analgetica
Fracturen, verwondingen of noodzaak voor urgente radiotherapie
Therapie
Therapie laag risico febriele neutropenie:
Ambulant:
Patiënten met een laag risico kunnen ambulant behandeld worden met moxifloxacine (1 dd 400 mg or) (in
noodkast op SEH). Bij contra-indicaties voor moxifloxacine zoals een QTc-tijd groter of gelijk aan 500 ms,
een niet gecorrigeerde hypokaliëmie of aritmieën kan als alternatief amoxicilline/clavulaanzuur (3 dd 625 mg
or) en ciprofloxacine (2 dd 750 mg or) worden gegeven.
Bij penicilline allergie: clindamycine (3 dd 600 mg or) en ciprofloxacine (2 dd 750 mg or).
Voorwaarden voor ambulante behandeling zijn:
o Patiënt is gedurende 4 uur stabiel bij klinische observatie
o Er is continu een familielid/naaste bij patiënt aanwezig thuis
o Patiënt is therapietrouw en in staat om de orale medicatie goed in- en op te nemen
o Patiënt woont binnen <1 uur van het ziekenhuis
o Er wordt dagelijks telefonisch contact gelegd door de oncoloog met patiënt gedurende de febriele
neutropenie
Bij verslechtering of persisterende koorts na 72 uur in principe beschouwen als hoog risico febriele
neutropenie.
Therapie hoog risico febriele neutropenie:
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 98
Imipenem/cilastatine (4 dd 500 mg iv)
Febriele neutropenie met een focus voor de koorts:
De antibiotica dienen te worden aangepast op geleide van het focus en de kweekuitslagen.
Duur antibiotische behandeling:
• Geen verwekker en neutrofiele granulocyten groter of gelijk aan 0,5x10^9/L. Bij 48 uur koortsvrij:
stop
• Geen verwekker en neutrofiele granulocyten kleiner of gelijk aan 0,5x10^9/L. Bij 48 uur
koortsvrij: 5 dg continueren
• Geen verwekker en >3 dagen koorts: herevaluatie (incl. schimmel, virus, niet-infectieus)
Preventie:
In het algemeen worden preventieve antibiotica niet geadviseerd bij een verwachte neutropenie kleiner of
gelijk aan 7 dagen.
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-05-2014
Laatste wijziging: geen
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen 'Antibioticabeleid bij patiënten met febriele neutropenie (niethematologische patiënten)'
Datum
Wijziging
01-05-2014
Hoofdstuk “Antibioticabeleid bij patiënten met een granulocytopenie” is
verwijderd. Er zijn twee nieuwe hoofdstukken voor in de plaats gekomen
“Antibioticabeleid bij patiënten met een granulocytopenie (hematologische
patiënten)” en “Antibioticabeleid bij patiënten met febriele neutropenie
(niet-hematologische patiënten)”.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 99
Antibioticabeleid tijdens zwangerschap en lactatieperiode
Antibioticabeleid tijdens zwangerschap en
lactatieperiode
De meeste geneesmiddelen passeren de placenta en gaan over in de moedermelk. In hoeverre hiervan
schade is te verwachten voor foetus of zuigeling hangt af van het geneesmiddel, toedieningswijze en
omstandigheden. De tabel geeft voor een aantal veelgebruikte antimicrobiële middelen aan of toediening
tijdens zwangerschap en/of lactatie verantwoord is (kolom 3) en welke criteria hieraan ten grondslag liggen
(kolom 1 & 2).
Toelichting
Literatuur:
American Hospital Formulary Service/Drug Information 1993. American Society of Health-System
Pharmacists, Bethesda MD, 2001
Geneesmiddelen tijdens zwangerschap/lactatie. Farmacotherapeutisch Kompas 2002. CVZ Amstelveen,
2002
Geneesmiddelen, zwangerschap en borstvoeding. Stichting Health Base/RIVM, 2000.
Committee on Drugs. The transfer of drugs and other chemicals into human milk. Pediatrics 2001;108:77689.
Briggs GG, Freeman RK, Yaffe SS. Reference guide to fetal and neonatal risk. Drugs in pregnancy and
lactation. Fifth edition, Williams and Williams, 1997.
Toelichting bij de tabel
Zwangerschapscategoriën:
A.
Geen schadelijke effecten waargenomen bij een groot aantal zwangere en vruchtbare vrouwen.
B.
Geen schadelijke effecten waargenomen bij een beperkt aantal zwangere en vruchtbare vrouwen,
alsmede:
B.1
In voortplantingsstudies bij dieren geen schadelijke effecten waargenomen
B.2
Onvoldoende of ontoereikende voortplantingsstudies bij dieren.
B.3
In voortplantingsstudies bij dieren zijn schadelijke effecten waargenomen, waarvan de betekenis
voor de mens niet vaststaat, -doch- waarvan het onwaarschijnlijk wordt geacht dat de foetale
schade bij dieren relevantie voor de mens heeft.
C.
Geneesmiddelen die door hun farmacologische werking schadelijk kunnen zijn voor de foetus,
zonder direct teratogeen te zijn.
D.
Potentieel teratogeen.
O.
Onvoldoende gegevens bekend.
Lactatiecategoriën:
I.
Gaat niet over in de moedermelk.
II.
Gaat over in de moedermelk, zonder de zuigeling te beïnvloeden bij therapeutische doses.
III.
Gaat over in de moedermelk en kan een risico voor de zuigeling inhouden bij therapeutische doses.
IV.
Onbekend of dit geneesmiddel in de moedermelk overgaat.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 100
Behandelingscriteria:
1.
Niet schadelijk gebleken, kan toegepast worden.
2.
Voorzichtig toepasbaar.
3.
Zo mogelijk vermijden, tenzij de voordelen voor de moeder opwegen tegen de risico’s voor de
foetus/zuigeling.
4.
Niet toepassen.
Geneesmiddel
Zwangerschapscategorie
Lactatiecategorie
Behandelingscriteria
abacavir
aciclovir
albendazol
amfotericine B
B3
B3
D
B2
IV
II
IV
IV
amikacine
amoxicilline
amoxicillineclavulaanzuur
atovaquone-proguanil
azitromycine
benzathinebenzylpenicilline
benzylpenicilline
cefazoline
cefotaxim
cefradine
ceftazidim
ceftriaxon
cefuroxim
chlooramfenicol
chloroquine
ciprofloxacine
claritromycine
clindamycine
colistine
D
A
B1
IV
II
II
3
3
4
Lokaal:2-3
Iv: 4.
4
1-2
2
B3
B1
A
IV
IV
II
3
3
1-2
A
B1
B1
B1
B1
B1
A
C
B3
B3
B3
A
B2
II
II
II
II
II
II
II
III
II
III
IV
III
III
co-trimoxazol
didanosine
doxycycline
efavirenz
erytromycine
ethambutol
feneticilline
flucloxacilline
fluconazol
flucytosine
foscarnet
fusidinezuur
ganciclovir
gentamicine
imipenem-cilastatine
indinavir
isoniazide
itraconazol
ketoconazol
kinine
lamivudine
levofloxacine
C
B1
D
D
A
B1
A
A
B3
D
B2
C
D
D
B3
C
A
B3
B3
D
B3
B3
II *
IV
II
IV
II
II
II
II
IV
IV
IV
II
IV
III
IV
IV
II
II
II
II
III
III
1-2
1-2
2
2
2
2
2
4
3
4
3
2-3
Oraal: 2
Iv: 4
3-4*
3
4
3
1-2
2
1-2
1-2
3
4
3-4
3
4
4
3
4
2
3
3
3-4
3-4
4
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 101
Geneesmiddel
Zwangerschapscategorie
Lactatiecategorie
Behandelingscriteria
linezolid
lopinavir-ritonavir
mebendazol
mefloquine
meropenem
metronidazol
miconazol (lokaal)
nelfinacir
neomycine
netilmicine
nevirapine
niclosamide #
nitrofurantoïne
norfloxacine
nystatine
oxamniquine
pentamidine #
piperacilline
piperacillinetazobactam
praziquantel
procainebenzylpenicilline
proguanil
pyrazinamide
pyrimethamine
rifabutine
rifampicine
ritonavir
saquinavir
stavudine
streptomycine
sulfadiazine
teicoplanine
terbinafine
tetracycline
tinidazol
tobramycine
trimethoprim
valaciclovir
vancomycine
voriconazol
zalcitabine
zidovudine
C
C/D
B3
B3
B2
B2
A
B1
D
D
B1
B1
A
B3
A
B3
B2
B1
B1
II
IV
IV
III
II
II
IV
IV
IV
IV
IV
IV
I
IV
I
IV
IV
II
II
3-4
3
2-3
3
3
3
3
3
4
4
3
3
1-2
4
1-2
3
3-4
2
2-3
B1
B1
III
II
3
2
A
B2
B3
C
C
B2
B1
B1
D
C
B3
B1
D
B3
D
B3
C
B2
D
B3
B3
II
II
II
IV
II
IV
IV
IV
III
II
IV
III
III
III
IV
II
IV
IV
III
IV
IV
2-3
2-3
3-4
4
3-4
3
3
3
4
3-4*
3-4 *
3
4
3
4
2
3
3
4
3
3
* Bij neonatale hyperbilirubinemie en G6PD-deficiëntie.
# Niet gebruiken tijdens het eerste trimester van de zwangerschap.
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: geen
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 102
Overzicht wijzigingen 'Antibioticabeleid tijdens zwangerschap en lactatieperiode'
Datum
Wijziging
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 103
Doseringsaanpassing bij nierinsufficientie
Doseringsaanpassing bij nierinsufficientie
Dit overzicht is tot stand gekomen in overleg met de afdeling nefrologie.
Doseringsaanpassing bij nierinsufficiëntie kan plaatsvinden door:
"interval extension" - verlengen van het doseerinterval;
"dosage reduction" - verlagen van de per keer toegediende dosis.
De "interval extension" methode heeft in principe de voorkeur, zeker bij antibiotica die toxische
verschijnselen kunnen veroorzaken bij langdurig hoge serumspiegels. De getallen in de tabel geven het
aangepaste doseringsinterval in uren aan of de dosisreductie in procenten van de oorspronkelijke dosis die
gegeven moet worden. De initiële dosis is gelijk aan die bij normale nierfunctie. Bij normale nierfunctie is de
GFR gelijk aan de creatinineklaring (70-100 ml/min).
Bij de doseringsaanpassingen is uitgegaan van een normale leverfunctie.
De tabellen geven slechts een globale indruk en gaan in het algemeen uit van het normale doseringsinterval
voor intraveneuze toediening. Veel van de vermelde gegevens zijn door complexe farmacokinetische
eigenschappen van de diverse farmaca, door uiteenlopende literatuurgegevens en door ongebruikelijke
aanpassingen moeilijk weer te geven. De tabellen dienen dan ook met beleid gehanteerd te worden. Voor
meer informatie wordt verwezen naar het handboek "Toegepaste farmacokinetiek" of overleg met de
nefroloog.
geneesmiddel
Normaal
dosis
interval
(uur)
Intervalverlenging (uur) en/of
dosisreductie (% van de dosis) bij:
GFR in ml/min
30-50
10-30
< 10
Suppleren na
dialyse
abacavir
aciclovir
12 uur
8 uur
12 uur;
100%
24 uur;
100%
24 uur;
50%
ja
ja
amikacine
24 uur
48 uur
4-6 uur
-
6 uur
-
12 uur
op geleide
spiegels
12 uur;
50%
24 uur; po
500/125
mg iv
500/100
mg
ja
amoxicilline
op geleide
spiegels
12 uur
nee
ja
ja
amoxicillineclavulaanzuur
azitromycine
benzylpenicilline
24 uur
4-6 uur
6 uur
6 uur
caspofungin
cefazoline
24 uur
6 uur
cefotaxim
6-8 uur
12 uur;
500 mg
-
24 uur;
500 mg
-
8 uur ; max
8 miljoen
IE/dag
24-48 uur;
10%
50%
ceftazidim
8-12 uur
12 uur;
1-2 g
24 uur;
1-2 g
24 uur;
0,5-1 g
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
ja
ja
nee
ja
ja
Doseringsaanpassing
CVVH
interval
(% van de
dosis)
geen
24 uur; 50%
Opmerkingen
bij oraal 10-30
ml/min=3 dd
800 mg; < 10
ml/min=2 dd
800 mg
op geleide
spiegels
8 uur
iedere 12 uur
1200 mg
amox/clavula
anzuur icm
iedere 12 uur
1000 mg
amoxicilline
geen
75%
geen
iedere 12 uur
1-2 gram
iedere 12 uur
1-2 gram
8 uur; 1-2 g
verwijzing
SDD protocol
< 5 ml/min: 48
uur; 0,5-1 g
pagina 104
geneesmiddel
Normaal
dosis
interval
(uur)
Intervalverlenging (uur) en/of
dosisreductie (% van de dosis) bij:
GFR in ml/min
30-50
10-30
ceftriaxon
24 uur
-
cefuroxim
8 uur
-
12 uur;
750 mg
ciprofloxacine
8*-12
uur
-
50%
claritromycine
clindamycine
colistine
12 uur
8 uur
6-8 uur
50-75%
co-trimoxazol
12 uur
doxycycline
emtricitabine
erytromycine
ethambutol
24 uur
24 uur
6 uur
24 uur
feneticilline
flucloxacilline
6-8 uur
6-8 uur
fluconazol
24 uur
50%*
50%*
flucytosine
6 uur
12 uur*
foscarnet
12 uur
ganciclovir
12 uur
gentamicine
24 uur
imipenemcilastatine
isoniazide
6 uur
24 uur
-
Suppleren na
dialyse
< 10
Doseringsaanpassing
CVVH
interval
(% van de
dosis)
geen
nee
50%
50-75%
24 uur;
max. 2g
24 uur;
max. 1500
mg
50%
po 250-500
mg à 24
uur. iv max
400
mg/dag
50%
25-30%
12 uur
24 uur OF
50%
24 uur;
50%
ja
48 uur
50%
72 uur
50%
96 uur
50-75%
48 uur
normale
dosis OF
25% elke
24 uur
8-12 uur
1g*
25%*
nee
ja
nee
ja
geen
geen
2 dd 1,5
mg/kg op
basis van
lean body
mass
50% van de
dosering
opnemen
geen
96 uur
geen
geen
nee
nee
geen
geen
ja
24 uur*
op geleide
spiegels
ja
1dd 800 mg
Bij high flow
CVVH (>3
liter/uur) 1 dd
1200 mg
op geleide
spiegels
24 uur;
25%
24 uur;
25%
vermijden
n.v.t.
vermijden
24 uur;
25-50%*
op geleide
spiegels
-
24 uur;
12,5-25%*
op geleide
spiegels
8-12 uur
OF 50%
-
3x p.wk.
12,5-25%*
op geleide
spiegels
12 uur
ja
24 uur; 50%
ja
66-100%
nee
op geleide
van spiegels
6-8 uur; 500
mg
geen
-
-
Antibioticabeleid Volwassenen
-
geprint op 25 november 2014
ja
nee
nee
nee
nee
ja
8 uur; max
1500
mg/keer
50%
Opmerkingen
*8 uur bij
Pseudomona
s
nefrotoxisch
*max 8 g/dag
*eerste 2
dagen
normaal
doseren
*eerste 2
dagen interval
verlengen,
daarna op
geleide van
spiegels
nefrotoxisch,
overleg met
apotheker
*afhankelijk
van indicatie
pagina 105
geneesmiddel
Normaal
dosis
interval
(uur)
Intervalverlenging (uur) en/of
dosisreductie (% van de dosis) bij:
GFR in ml/min
30-50
10-30
itraconazol
12-24
uur
-
-
kinine
lamivudine
8 uur
12-24
uur
24 uur;
150 mg 1
dd
levofloxacine
24 uur
50%
linezolid
liposomaal
amfotericine B
meropenem
12 uur
24 uur
-
8 uur
12 uur
metronidazol
moxifloxacine
8 uur
-
nitrofurantoïne
6 uur
norfloxacine
pentamidine
piperacilline
24 uur;
start
100%
daarna
66%
25%
Suppleren na
dialyse
< 10
-
nee
Doseringsaanpassing
CVVH
interval
(% van de
dosis)
24 uur
Opmerkingen
bij orale
toediening
aanpassing
dosering niet
noodzakelijk
24 uur;
start 100%
daarna
33%
nee
ja
geen
e
1 dosis 150
mg daarna
50 mg
dag 1: 50100% als
oplaaddose
ring
dag 2 en
verder:
50% iedere
24-48 uur
24 uur
ja
24 uur; 50%
nee
nee
geen
geen
24 uur;
50%*
1 dd 400
mg
vermijden
ja
nee
-
8-12 uur;
50%
geen
1 dd 400 mg
*max 2 g/dag
1 dd 400
mg
vermijden
12 uur;
50%
1 dd 400
mg
vermijden
n.v.t.
vermijden
accumulatie;
metabole
neuropathie
12 uur
24 uur
8 uur
6-8 uur;
max 12
g/dag
24 uur
36 uur
12 uur;
max 8
g/dag
24 uur
48 uur
50%
nee
nee
ja
pyrimethamine
24 uur
vermijden
vermijden
vermijden
n.v.t
geen
geen
max 2 g elke
6 uur en 1 g
na elke
dialyse
1 dd 25-100
mg
rifampicine
stavudine
24 uur
12 uur
ja
sulfadiazine
4-6 uur
24 uur;
50%
op geleide
spiegels
24 uur
geen
24 uur; 50%
12 uur
24 uur;
50%
op geleide
spiegels
50%
nee
ja
streptomycine
12 uur;
50%
op geleide
spiegels
-
48-96 uur
min 1 dd
200 mg,
max 2 dd
400 mg
168 uur
op geleide
spiegels
eerste 24
uur: 100%,
daarna 50%
8 uur; 3-10
mg/kg per 48
uur
-
teicoplanine
tenofovir
24 uur
48-96 uur
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
ja
ja
accumulatie
toxische
metabolieten
aanvangdosis
1g
kristalurie
1x /7 dagen
245 mg na
pagina 106
geneesmiddel
Normaal
dosis
interval
(uur)
Intervalverlenging (uur) en/of
dosisreductie (% van de dosis) bij:
GFR in ml/min
30-50
10-30
< 10
Suppleren na
dialyse
Doseringsaanpassing
CVVH
interval
(% van de
dosis)
een dialyse
vermijden
tetracycline
6-12 uur
vermijden
vermijden
vermijden
n.v.t.
tobramycine
24 uur
12 uur
op geleide
spiegels
50%
valaciclovir
8 uur
12 uur;
100%
24 uur;
100%
op geleide
spiegels
24 uur;
50%
24 uur;
50%
ja
trimethoprim
op geleide
spiegels
50%
valganciclovir
12 uur
onbekend
8 uur
12 uur
op geleide
spiegels
vermijden
nee
voriconazol iv
2x/week;
450 mg
op geleide
spiegels
vermijden
84 uur
vancomycine
24 uur;
450 mg
op geleide
spiegels
vermijden
n.v.t
op geleide
spiegels
vermijden
zidovudine
12 uur
24 uur;
300-400
mg/dag
ja
24 uur
-
Beheergegevens
-
Beheerder:
ja
ja
Opmerkingen
alternatief.
doxycycline
op geleide
spiegels
50%
12 uur; 50100% +
spiegels
48 uur
dosering
afhankelijk
van indicatie
accumulatie
oplosmiddel.
Per os 400
mg oplaaddosering
gevolgd door
2 dd 200 mg
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: 01-12-2014
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen 'Doseringsaanpassing bij nierinsufficientie'
Datum
Wijziging
01-06-2008
Amoxicilline en amoxicilline-clavulaanzuur in tabel in de doseringsaanpassing
door intervalverlenging of dosisreductie GFR in ml/min en
doseringsaanpassing CVVH.
01-12-2011
De getallen in de tabel geven het aangepaste doseringsinterval in uren aan of
de dosisreductie in procenten van de oorspronkelijke dosis die gegeven
moet worden.
01-03-2012
Toegevoegd valganciclovir.
01-10-2012
Tabel dosisaanpassing antibiotica bij nierinsufficientie is aangepast. De
middelen cefradine, chlooramfenicol, didanosine en netilmicine zijn niet meer
in het assortiment aanwezig en uit de tabel verwijderd.
01-11-2012
In tabel gewijzigd: ciprofloxacine 8*-12 uur - *8 uur bij Pseudomonas.
Flucloxacilline 8-12 uur 1g* - *max 8 g/dag. Meropenem 24 uur; 50%* *max 2 g/dag. Vancomycine 8 uur. Voriconazol iv.
01-01-2013
Valaciclovir: gewijzigd intervalverlenging (uur) en/of dosisreductie (% van de
dosis) 30-50: 12 uur; 100%. 10-30: 24 uur; 100%. ≤ 10: 24 uur; 50%
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 107
01-02-2014
Ciprofloxacine: toegevoegd bij intervalverlenging (uur) en/of dosisreductie ≤
10: po 250-500 mg a 24 uur. iv max 400 mg/dag. Valganciclovir: 2x per
week à 84 uur.
01-09-2014
In het schema zijn bij 24 middelen wijzigingen aangebracht. Moxifloxacine en
Teicoplanine zijn toegevoegd.
01-12-2014
In het schema amfotericine B gewijzigd in liposomaal amfotericine B
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 108
Reserve-antibiotica
Reserve-antibiotica
Voor zogenoemde “reserve-antibiotica”, die ingezet kunnen worden als een micro-organisme ongevoelig is
(geworden) voor de gebruikelijke antimicrobiële middelen, is toestemming van een arts-microbioloog
noodzakelijk voordat zij door de apotheek worden afgeleverd. Bij het voorschrijven in Medicator krijgt de arts
dit ook op het scherm te zien.
Sommige afdelingen, zoals o.a. de intensive cares, special care en de afdeling hematologie hebben wel
enkele reserve-antibiotica op voorraad. Er is op deze afdelingen dagelijks overleg met een artsmicrobioloog over het gevoerde beleid. Deze afdelingen mogen reserve-antibiotica niet uitlenen aan andere
afdelingen.
Sommige afdelingen hoeven voor een bepaalde middel geen toestemming te hebben; dit is op deze
afdelingen en bij de apotheek bekend. Buiten openingstijden van de apotheek kunnen reserve antibiotica
via de dienstdoende apotheker uit de noodkast worden verkregen, waarbij aangegeven moet worden dat er
toestemming is en voor welke patiënt. Vanzelfsprekend mogen reserve-antibiotica die op naam van een
patiënt zijn afgeleverd niet voor een andere patiënt gebruikt worden.
De volgende middelen zijn reserve-antibiotica:
amikacine
anidulafungin
caspofungine
ceftazidim
ciprofloxacine
fidaxomicine
flucytosine
foscarnet
ganciclovir
imipenem-cilastatine
itraconazol
levofloxacine
linezolide
liposomaal amfotericine B
meropenem
moxifloxacine
mupirocine
niridazol
pentamidine
posaconazol
piperacilline-tazobactam
praziquantel
tiabendazol
SDD pasta- en drank
vancomycine
voriconazol
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: 01-12-2014
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 109
Overzicht wijzigingen 'Reserve-antibiotica'
Datum
Wijziging
01-02-2012
Toegevoegd De volgende middelen zijn reserve-antibiotica: - amfotericine B
liposomaal en lipiden. – anidulafungin. – posaconazol
01-11-2014
Toegevoegd: fidaxomicine.
01-12-2014
Amfotericine B liposomal en lipiden gewijzigd in liposomaal amfotericine B.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 110
Literatuur
Literatuur
-
-
-
-
Boulieu R, Bastien O, Gaillard S, Flamens C. Pharmacokinetics of acyclovir in patients undergoing
continuous venovenous hemodialysis. Ther Drug Monit 1997;19:701-4.
Brugge JF. Pharmacokinetics and drug dosing adjustments during continuous venovenous
hemofiltration or hemodiafiltration in criticlly ill patients. Acta Anaesthesiol Scand 2001;45:929-34.
Capellier G, Cornette C, Boillot A, Guinchard C, Jacques T, Blasco G, Barale F. Removal of piperacillin
in critically ill patients undergoing continuous venovenous hemofiltration. Crit Care Med 1998;26:88-91.
Gabutti L, Taminelli-Beltraminelli L, Marone C. Clearance of ceftriaxone during haemodialysis using
cuprophane, haemophane and plysulfone dialysers, Eur J Clin Pharmacol 1997 ;53 :123-6.
Gussak HM, Rahman S, Bastani B. Administration and clearance of amphotericin B during highefficiency or high-efficiency/high-flux dialysis. Am J Kidney Dis 2001;37:E45.
Khajehdehi P, Jamal JA, Bastani B. Removal of acyclovir during continuous venovenous hemodialysis
and hemodiafiltration with high-efficiency membranes. Clin Nephrol 2000;54:351-5.
Kroh UF. Pharmacokinetic studies in patients on continuous renal replacement therapies. Intensive Care
Med 2001;27:629-30.
Matzke GR, Frye RF, Joy MS, Palevsky PM. Determinants of ceftriaxone clearance by continuous
venovenous hemofiltration and hemodialysis. Pharmacotherapy 2000;20:635-43.
Muhl E, Martens T, Iven H, Rob P, Bruch HP. Influence of continuous venovenous hemodiafiltration and
continuous venovenous haemofiltration on the pharmacokinetics of fluconazole. Eur J Clin Pharmacol
2000;56:671-8.
Tegeder I, Bremer F, Oelkers R, Schobel H, Schüttler J, Brune K, Geisslinger G. Pharmacokinetics of
imipenem-cilastatin in critically ill patients undergoing continuous venovenous hemofiltration. Antimicrob
Agents Chemother 1997;41:2640-5.
Tegeder I, Neumann F, Bremer F, Brune K, Lötsch J, Geisslinger G. Pharmacokinetics of meropenem in
critically ill patients with acute renal failure undergoing continuous venovenous hemofiltration. Clin
Pharmacol Ther 1999;65:50-7.
Wallis SC, Mullany DV, Lipman J, Richard CM, Daley PJ. Pharmacokinetics of ciprofloxacin in ICU
patients on continuous venovenous haemodiafiltration. Intensive Care Med 2001;27:665-72.
Horber FF, Frey FJ, Descoeudres C, Murray AT, Reubi FC. Differential effect of impaired renal function
on the kinetics of clavulanic acid and amoxicillin. Antimicrob Agents Chemother 1986;29:614-9.
Beheergegevens
Beheerder:
Noortje Swart
Eerste versie:
01-04-2008
Laatste wijziging: geen
Een print is alleen geldig indien de datum vermeld na "Laatste wijziging"
gelijk is aan de datum op het intranet.
Overzicht wijzigingen 'Literatuur'
Datum
Wijziging
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 111
Noortje Swart
Indien u opmerkingen en/of vragen heeft over een monografie, kunt u deze e-mailen naar Noortje Swart.
Vermeld in de e-mail s.v.p. duidelijk welke monografie het betreft.
Antibioticabeleid Volwassenen
geprint op 25 november 2014
pagina 112