Op zondag 21 september 2014 mocht ik op uitnodiging van het ‘Pietengilde’ iets vertellen over de geschiedenis van het sinterklaasfeest, met name over de rol van de zwarte piet, aan de hand van Sinterklaasliederen. Samenvatting. Overzicht: 1 2 3 4 5 6 Wat is de kern van het sinterklaasfeest? Traditioneel kinderzorg, een keer per jaar kinderen verwennen (6 – 28 december, van sinterklaas tot onnozele kinderen). Daar kwam in de 16de eeuw de schoen bij en in de 17de eeuw de schoorsteen, schoorstenen van Amsterdamse koopmanshuizen. Verval. In de 17e / 18de eeuw werd vooral de moraal een onderdeel van het feest. Dat ontaarde in een dreigen, schrik aanjagen en pas op het einde belonen. Dit leidt tot kritiek. De roep om het feest af te schaffen (einde 18 de en begin 19de eeuw) wordt steeds luider. Redding. In 1850 publiceert Jan Schenkman zijn 20 pagina’s tellende ‘Sint Nikolaas en zijn knecht’. Daarin geeft hij Sint Nikolaas een nieuwe gestalte. In plaats van een kabouter wordt Sint Nikolaas afgebeeld als een prelaat. Bovendien geeft Schenkman hem een knecht. Andere nieuwe elementen zijn: Aankomst/vertrek, Spanje, stoomboot en boek. Verval . De knecht krijgt een gedaanteverwisseling, oorspronkelijk, 1850, is hij een modieuze donkere jongeman uit Algerije, vanaf 1863 is afgebeeld als kind, negertje in slavenpakje. De Nederlandse victoriaanse mentaliteit maakt van het feest een karikatuur: infantilisering, cabaret, lolbroekerij. Redding: door een intocht 1934 te organiseren komt de burgerij uit de huiselijke beslotenheid, staat langs de kant van de weg om de stoet te zien voorbijtrekken. De Zwarte Piet als heraut speelt een zeer grote rol. Verval. Door de steeds groeiende rol van de Zwarte Pieten (pepernoten rondstrooiend en acrobatische figuren uitbeeldend) wordt de Sinterklaas naar de achtergrond gedrukt. Nu beschouwt men de Zwarte Piet als discriminerend omdat hij zwart geschminkt is en een ondergeschikte rol speelt ten opzicht van Sinterklaas. Daarbij vergeet men dat het een spel is, een volkstheater, en daarin zijn rollen en vermommingen een gegeven. Binnen het theater wordt volop geslagen, geschopt en gediscrimineerd. Dat hoort er nu eenmaal bij. Na afloop doet men zijn schmink af en zijn theaterpak (pofbroek en soutane) uit. En dan blijkt al dat geschop en gediscrimineer maar theater geweest te zijn. Helaas bemoeilijken oppervlakkigheid en conformisme de discussie zeer. 2 We beginnen met een lied vóór Schenkman, een lied uit 1845: Hierin is van een zwarte piet of een paardrijdende bisschop geen sprake. Het lied is oorspronkelijk driestemmig. Door de aanpassingen zijn er maatwisselingen nodig. Zowel de driestemmige versie als de versie hierboven gegeven met pianobegeleiding zijn te vinden mijn mijn ‘Sint-Nicolaasliederen’ (Kemper Conseil 2009), maar daar staat een verkeerde illustratie bij. Geschikter zou zijn decor-ontwerp van Schinkel voor Mozarts Zauberflöte: Ags;oi g[oipqweoriv wpqoqpoillk[qwoetupoeuhtr qph qtpqt8erqyapojg a[pgau yq-89h aiWar is ZwWadf;ak De tuin van Sarastro Decor: Karl Friedrich Schinkel 1815 Deutsches Teatermuseum, München Tussen Kerktraditie en Volkstraditie stond een enorme kloof. De twee lagen niet in elkaars verlengde en hadden met de uitoefening van hun tradities niets met elkaar te maken: Pas aan het einde van de 19de eeuw beweerde Joës à Leydis (pseud) dat de wereldlijke sinterklaas wel eens dezelfde zou kunnen zijn als Sint Nicolaas uit Bari. Dat werd als je reinste blasfemie opgevat, en de arme man moest verder onder pseudoniem. In Karl Meisens studie ‘Nikolaus Kult un Nikolaus Brach im Abendlande’ (Düsseldorff 1931) prijst Meisen eerst Joës à Leydis. Dan onderzoekt hij grondig de relatie kerk en wereldlijk feest. Dat komt hem duur te staan: de nazis verboden zijn boek want het zou geen recht doen aan de Germaanse mythologie. Wie was Sinterklaas? S.A.KrSS.A.Krausz. ca. 1810 Sinterklaas was in de 19de eeuw een toneel spelende man met een must op en kleden om, die als mantel diens deden. Hij moest er afschrikwekkend, als een uit het bos komende geestesverschijning uitzien. Hij sprak de kleine kinderen toe met een moraalpraatje en had dan allerlei geschenken bij zich die hij uitdeelde op voorwaarde dat het kind gehoorzaamheid, liefzijn en beterschap beloofde. Uit: ‘Kinderlust’ van W.Hey (Gotha 1877) Ook in Duitsland kende men zo’n Typ. Het was Knecht Ruprecht, een equivalent dus van Sinterklaas (niet zoals sommigen beweren een Duitse versie van Zwarte Piet). Ook in Frankrijk kende men zo’n equivalent: Pere Fouétard. (Ook Pere Fouétard is niet een voorbode van de Nederlandse zwarte Piet. Hij is iemand met dezelfde opdrachten als Sinterklaas, maar niet zo machtig.) In Nederland bleef men op zoek naar de identiteit van Sinterklaas. Kannewet suggereert dat het misschien een kruisridder is geweest. Onderstaande afbeelding is de oudste waar Sinterklaas op een paard wordt afgebeeld. Op zijn helm heeft hij kruis, waaruit men zou kunnen afleiden dat hij tot de kruiridders behoorde (zie onder). Ferdinand Graf von Pocci beeldde in 1850 de paashaas uit als een dwerg die kinderen in zijn zak heeft (zie onder Kannewet): Kannewet (eind 18de eeuw) Uit: ‘Der Osterhas’ F.Graf van Pocci (1850) Hoe Sinterklaas er uitzag is en blijft onduidelijk. In de Rotterdamse Courant wordt reklame gemaakt voor chocoladeletters (1847). Dit chabloon is genomen uit het boekje ‘De beminnelijke Gerrit’ van R.G.Rijkens. In dit boekje vindt u het verhaal van Dhr Pieter, die twee zonen heeft en die zijn knecht de opdracht geeft de kinderen de stuipen op het lijf te jagen en ze dan te ‘belonen’ met lekkers en geschenken. De knecht zegt erbij: ‘Deze roe geef ik aan je vader, hij kan jullie ermee kastijden als jullie ongehoorzaam zijn.’ Links: Sjabloon in een advertentie voor chocoladeletters en –figuren in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 6 december 1847 (in spiegelbeeld). Rechts: Beminnelijke Gerrit 1846 Literatuur vinden we ook aanwijzingen over wie nu eigenlijk die Sinterklaas is, zijn karakter, zijn functie. In Duisland schrijft Christoph Martin Wieland zijn ‘Oberon’ 1780. Hierin, geschreven in dichtvorm, wordt de geschiedenis van de ridder Hüon verteld. Deze Hüon doodt per ongeluk het zoontje van Karel de Grote. Hij moet daarom een queeste vervullen: hij moet de dochter van de kalief van Bagdad schaken. Op zijn tocht naar het oosten komt hij voor een schier ondoordringbaar bos te staan. Hij gaat er toch dwars doorheen en middenin ontwaart hij een kasteel waar net een rijtuig uitkomt waarin een ‘Kobolt’ zit, een dwerg, een kabouter. Dit is de Oberon. Hüon is eerst bang, maar de Oberon zegt: ik ben er om je te helpen, ik heb toverkracht en die kan je inzetten op je zoektocht. Het lukt Hüon de dochter, Rezia, te veroveren en wil met haar terugkeren. Echter de Oberon heeft ook gezegd: ‘niet neuken voor het huwelijk’. Zo’n huwelijk kan alleen gesloten worden door de paus in Rome en zolang houden Hüon en Rezia het niet vol. Rezia wordt zwanger en krijgt een kind. Nu straft de Oberon. Ze verdwalen op zee, lijden schipbreuk en belanden op een onbewoond eiland. Na enige tijd wordt Rezia geroofd door een groep zeerovers die haar verkopen aan de Sultan van Algiers. Hüon die uiteindelijk ook van het eiland wegkomt moet haar nu uit de harem bevrijden. Dat lukt. Eind goed al goed. Wielands invloed kan niet onderschat worden. Goethe noemde hem zijn leraar. Mozarts ‘Die Entführung aus dem Serail’ en ‘Die Zauberflöte’ waren ondenkbaar zonder de Oberon. In Londen hadden ze natuurlijk hun Oberon in ‘The Mid Summernights Dream’ van Shakespeare. Van uit Londen krijgt de componist Carl Maria von Weber de opdracht er een hele opera van te maken. Parallellen tussen Sinterklaas en de Oberon liggen voor de hand: beide zijn machtig, beide prediken de moraal, beide straffen en belonen. De Oberon in Dresden en Londen vervult eigenlijk de taak van onze Sinterklaas. De Oberon verschijnt ’s nachts bij maanlicht, zowel bij Shakespeare als bij Wieland. Jan Pieter Heie schrijft ‘Zie de maan schijnt door de boomen’, een rechtstreekse verwijzing naar de Oberon. 3 Wat gebeurt er nu bij Schenkman in 1850. Vergeet dus niet dat vóór Schenkman de sinterklaas geen smoel heeft zoals wij die kennen. De sinterklaas is een bosgeest, een kabouter, een gnom of een toneelgespeelde persoon voor de kindertjes thuis. In Frankrijk leeft de legende van de drie kinderen in het pekelvat sinds Wace ‘La vie de Saint Nicolas’ (Normandië 12de eeuw). Uit een franse publicatie neemt een adverteerder een illustratie en bewerkt die tot een reclamesjabloon in het Algemeen Handelsblad, in meerdere kranten, o.a. 5 dec. 1846. Schenkman ziet in dit sjabloontje zijn nieuwe Sint Nikolaas. Zie hieronder de beide afbeeldingen tegenover elkaar(en zie hoe die baard gegroeid is): Schenkman 4 december 1850 Reclamesjabloon 5 dec. 1846 Oké, we hebben nu dus de uiterlijke verschijning van Sinterklaas. Ik benadruk: ‘nieuw bij Schenkman’. Nu Zwarte Piet. Waar komt die vandaan? Ik heb sterke aanwijzingen dat ook de zwarte Piet een literaire bron heeft in de ‘Ivanhoe’ van Walter Scott, verschenen in 1819, vertaald in het Nederlands, meerdere malen, vanaf 1824. Scotts boek speelt zich af in Yorshire en gaat over de thuiskomst in Engeland na de kruistocht van de kruisridder Brian de Bois Gilbert (en van Ivanhoe die in het gevolg van Richard Coeur de Lion in Jeruzalem gevochten heeft). Deze Brian heeft in zijn gevolg twee Saraceense knechten die er prachtig uit zien: zijden kleding, gouden armbanden, blote armen en benen. Zij zijn volstrekt loyaal aan hun meester. Deze Brian is dodelijk verliefd op Rebecca. Hij vertrouwt zijn knecht meer dan zichzelf en laat deze saraceen haar redden uit gevaarlijk oorlogsgeweld (zie het schilderij van Cogniet). Het boek eindigt met een prachtig dilemma: Ivanhoe raakt al in het begin van het boek tijdens een toernooi gewond en wordt gedurende 300 pagina’s verpleegd door Rebecca. Rebecca is de dochter van een rijke jood uit York en wordt door het hoofd van de Engelse afdeling van de kruisridders als Jodin en heks ter dood veroordeeld, tenzij een ridder het opneemt voor haar in een gevecht tegen Brian. Zij kiest daarvoor Ivanhoe, maar die is nog te zwak en valt van zijn paard. Maar Brian wil niet, want zijn overwinning zou de brandstapel voor zijn geliefde betekenen. Hij valt in katzwijm. De roman van Ivanhoe was overal, ook in Amsterdam onvoorstelbaar populair. Er waren Ivanhoe-avondjes, er waren Ivanhoe-toneelstukken en -opera’s. 1819 1824 Leon Cogniet ‘Rebecca en Brian de Bois Guilbert’ 1828 Zowel Christoph Wieland als Walter Scott staan sterk onder invloed van het Oriëntalisme, wat toen zeer in de mode was. De uit Frankrijk afkomstige ‘Duizend en één nacht’ werd gretig verkocht. Ook in de schilderkunst was Oriëntalisme een thema bij uitstek. Het boek ‘The Orient in western art’ (Parijs 2000) van Gérard-Georges Lemaire en de tentoonstellingscatalogus ‘Van Delacroix tot Kandinsky’ Parijs 2010 tonen vele schilderijen waarop oriëntaalse jongens zijn afgebeeld. Zie hieronder een paar voorbeelden, let op de kledij, wit met een rood accent: Detail van het Franse Leger in Egypte, Schilderij van Jean Charles Tardieu, 1812 Musée National du Chateau, Versailles Syrische Arabieren op reis (detail) Prosper Marilhat, 1844 Musée Condé, Chantilly Karel Knip (NRC) wees me er op dat ook Napoleon een zwarte knecht had, de mameluk Roustam Raza. Napoleon sliep op een veldbed, de knecht aan zijn voeteneind op de grond. Iemand die Napoleon wilde benaderen moest altijd eerst langs deze Roustan. Studies van Algerijnse autochtonen. Louis Anselme Longa, 1841 Paris, Bibliotèque du Muséum national d’Histoire naturelle Het is zo’n Algerijnse autochtoon, Syrische arabier, of Marrokaanse prins (Ivanhoe) die voor model heeft gestaan voor de knecht van Sint Nikolaas in Schenkmans boekje. Hieronder het eerste plaatje, dus de allereerste afbeelding van de knecht van Sint Nikolaas. Kijk naar zijn kleding, wit, rood afgebiesd. In zijn rechterhand zwaait hij met de roe, in zijn linker met iets lekkers. ‘Zijn knecht staat te lachen en roept ons reeds toe: wie zoet is krijgt lekker, wie stout is de roe.’ Let op: het hanteren of dreigen met de roe doet alléén Sinterklaas. Hij heeft de macht, hij is de baas. Ook het uitdelen van geschenken is voorbehouden uitsluitend aan Sinterklaas. Zijn knecht heeft slechts een dienende rol. De versjes van Schenkman werden pas in 1912 op muziek gezet. De melodie is een Duits volkslied uit ca. 1870 ‘In Märzen die Bauer die Rösslein einspannt’. De dingen hangen samen: de nieuwe verschijning van Sint Nicolaas als een franse bisschop die kan paardrijden. De zwarte knecht, de stoomboot (zie hieronder de advertentie van de rederij ‘Levingson Houwens’ in het Algemeen Handelsblad. De nieuwe stoomboot heette de ‘Ivanhoe’). 4 oktober 1850 Algemeen Handelsblad Waarom kwam die stoomboot van Sint Nikolaas uit Spanje? Robert Irwin geeft een duidelijk antwoord in zijn ‘Spanje, Poort tot de Oriënt’ (In de bovengenoemde cathalogus 2010 Parijs). Adolf Seel, Alhambra 1886 Düsseldorf, Stiftung Museum Kunst Palast De dingen hangen samen: de nieuwe sinterklaas met zijn zwarte knecht, de stoomboot met Spanje, het boek en het paard: Waar komt het Boek van Sinterklaas vandaan? Lees deze column van Arnon Grunberg: Volkskrant 14 september 2013-12-02 Sint Nikolaas houdt boek Couplet 7 1850 Hoe komt Sint Nikolaas aan die wijsheid? Couplet 6 1850 The steeds (de paarden) Scott: Couplet 5 1850 ‘De zak’ om kinderen mee te nemen in een zak als straf is van oorsprong een Duits grapje, een loos dreigement om kinderen te plagen. Veel voorkomend in alle jaargetijden. Schenkman rekent hiermee af. De ouders zeggen tegen Sinterklaas: ‘O bisschop vergeef hun, zij zullen het nooit meer doen. Sinterklaas stopt die kinderen in de zak, niet de knecht. Sinterklaas is de rechter, niet de knecht. zie onder: Couplet 15 (1850) Vertrek in de luchtbal (Couplet 16 (1850): 4 Het gaat fout in de tweede druk (na Schenkmans dood) 1863. De knecht wordt een klein ventje afgebeeld in 16e eeuwse traditionele kledij, zoals de Zwitserse Garde. Het pofbroekje doet zijn intrede. Daarmede verdwijnt de oriëntaalse knecht. Eén van de grootste kwaliteiten van de oriëntaalse knecht was zijn door en door betrouwbaarheid. Als zijn meester zegt ‘sla die vrouw’ dan doet hij dat. Als de meerster zegt ‘begraaf me na mijn dood en pleeg daarna zelfmoord’ dan doet hij dat. In Nederland houdt men niet van dit soort discipline. Bij dienaren hoort verantwoordelijkheidsbesef en zelfstandigheid. Wij houden niet van kadaverdiscipline. Komt bij dat de interesse in het Oriëntalisme tanende was na 1850. Dus de saraceen wordt vervangen door herkenbaar een negerknaapje, veer op zijn hoed, pofbroekje, maillootje aan. Dat is strijdig met de hele opzet van Schenkmans boek. Bijvoorbeeld een kind draagt geen geldkist. In die tweede druk is de geldkist afgedrukt als een hutkoffer, veel te groot. Daar kunnen de cadeautjes in of die zit vol met munten. 1850 1863 2de druk Aan het eind van de 19de eeuw wordt de interesse van Sinterklaas met de mythologie belangrijk. Het paard wordt een schimmel, Sinterklaas wordt als Wodan een paard dat vliegen kan, met 8 benen, Sleipnir berijdende. Als tegenwicht beweert Joës à Leydis dat de sinterklaas als dezelfde als Sint Nicolaas beschouwd moet worden. Er ontstaat een felle, onaangename discussie. En in deze strenge victoriaanse periode raakt de Nederlander zijn sinterklaasfeest eigenlijk kwijt. Het feest infantiliseert. Niemand neemt het nog serieus. De lolbroeken krijgen de overhand. Dit is ook te merken in de teksten van de nieuwe Sinterklaasliederen. Bijvoorbeeld Katharina Leopold, die samenwoonde met de kinderboekenschrijfster Henriëtte Dietz in Groningen, dicht op de melodie van Santa Lucia (https://www.youtube.com/watch?v=xX4SzE_GDRE) haar vijfdecemberlied vol met stoplappen en verkleinwoorden: Zie ook onderstaande afbeelding, een mooi voorbeeld van hoe het sinterklaasfeest afglijdt naar de speelgoed marge. ‘Sinterklaas – Kapoentje’ van Freddie Langeler. Eerste druk 1928, met tekst van Ab van Tienhoven. Imitatio Rie Cramer Jean Louis Pisuisse achtige cabaretteksten werden populair. Tenslotte zingen we gezamenlijk drie liederen. A. Abrams: ‘Toen Sinterklaas bij Willem kwam’ mel. ‘Io vivat’(1919) B. Abrams: ‘Op de hooge, hooge daken’ (1920) C. Onbekend: Hoor de wind waait door de boomen (Pelt en Boon 1926) 5 Het is de werkelijke intocht van Sint Nicolaas als een carnavalsoptocht met veel Zwarte Pieten die opnieuw het feest redden. Het is een groot toneelstuk met vele rollen. De zwarte Pieten zijn natuurlijk geen echte zwarte Pieten, zij spelen voor zwarte Piet. Sinterklaas is natuurlijk niet een echte kerkelijke functionaris. Hij speelt voor Sinterklaas. Na afloop van het feest doen de zwarte pieten hun pofbroekje weer uit, en Sinterklaas hangt zijn rode mantel aan de kapstok voor een volgende keer als hij weer voor Sinterklaas mag spelen. Sommigen zijn uit het oog verloren dat het hier om een spel gaat. Zij denken dat de spelverhoudingen echt zijn. Zij denken ook dat er sprake is van echte discriminatie. Gelukkig weten wij wel beter. Henk van Benthem, 22 september 2014
© Copyright 2024 ExpyDoc