FAQ – Frequently Asked Questions - Veelgestelde Vragen (VERSIE 1 oktober 2014) Nuffic, Europees Platform, CINOP en het Nederlands Jeugdinstituut vormen het Nederlands Nationaal Agentschap Erasmus+. Ze voeren samen het Europese subsidieprogramma Erasmus+ uit. Dit document is opgesteld door CINOP Erasmus+, onderdeel van CINOP. Binnen Erasmus+ is CINOP verantwoordelijk voor de subsidieprojecten die op het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en de volwasseneneducatie (ve) betrekking hebben. Deze FAQ is geschreven om subsidieontvangers en toekomstige aanvragers uit het mbo en de ve te informeren over het subsidieprogramma Erasmus+. Als u een vraag heeft die het primair, voortgezet of hoger onderwijs dan wel de jeugdsector betreft, dan verwijzen we u naar onderstaande websites van onze partners binnen het Nationale Agentschap. Europees Platform: primair en voortgezet onderwijs Nuffic: hoger onderwijs Nederlands Jeugdinstituut: jeugd In de FAQ wordt waar mogelijk verwezen naar Europese brondocumenten. Er kunnen geen rechten worden ontleend aan de informatie te vinden in de FAQ. De informatie zoals te vinden in de Europese brondocumenten is leidend. De FAQ is opgesteld op basis van onderstaande versies van de Europese documenten. Eventuele wijzigingen in nieuwe versies zijn nog niet verwerkt in de FAQ. Voor meer informatie verwijzen we u ook naar: • Programmagids – versie 3: 09/04/2014. • Aanvraagformulieren • Technical guidelines for completing application eForms • Op www.erasmusplusmbo.nl en www.erasmusplusve.nl onder ‘Erasmus+ subsidiemogelijkheden’ vindt u in de rechterkantlijn bij de verschillende Key Actions presentaties (powerpoint/prezi’s) waarin de belangrijkste informatie voor u op een rij is gezet. Aan de FAQ zijn bijlagen toegevoegd, één bijlage over het mbo-formulier en één bijlage over het ve-formulier. Hierin staan een aantal secties uit het aanvraagformulier toegelicht. Zit uw vraag er niet bij? Stuur uw vraag dan naar [email protected] onder vermelding van “FAQ - sector (mbo of ve) - actielijn (Mobiliteit of Strategische Partnerschappen)” 1 Indeling FAQ: Hoofdstuk 1 FAQ Algemeen Erasmus+ Hoofdstuk 2 FAQ Mobiliteit van studenten en professionals in het mbo Hoofdstuk 3 FAQ Mobiliteit van professionals in de ve Hoofdstuk 4 FAQ Strategische Partnerschappen in het mbo en de ve Hoofdstuk 5 FAQ Afronding Leven Lang Leren programma 2 Inhoudsopgave 1 FAQ Algemeen Erasmus+ .............................................................................. 8 1.1 Hoe is Erasmus+ opgebouwd? ......................................................................... 8 1.2 Waar kan ik subsidie aanvragen ...................................................................... 8 1.3 Wat is de looptijd van projecten? ..................................................................... 8 1.4 Wanneer moet ik mijn aanvraag indienen?........................................................ 9 1.5 Waar vind ik de aanvraagformulieren ............................................................... 9 1.6 Waar vind ik informatie over de mogelijkheden binnen Erasmus+ voor de verschillende onderwijsvelden?........................................................................ 9 1.7 Hoe kan ik een aanvraag indienen? Wat is de URF/PIC/PI-code? .......................... 9 1.8 Moet ik de aanvraag nog op papier opsturen? ................................................. 10 1.9 Kan ik bijlagen toevoegen aan mijn aanvraag? ................................................ 10 1.10 Hoe laat ik de aanvraag ondertekenen als de aanvraag digitaal gesubmit wordt? .... .............................................................................................................. 10 1.11 Hoe weet ik of mijn aanvraag gesubmit is? ..................................................... 11 1.12 Wat is een financial capacity check? ............................................................... 11 1.13 Hoe moet ik de kosten van mijn project aan het einde verantwoorden? .............. 11 1.14 Is het mogelijk om als individu een aanvraag in te dienen? ............................... 11 1.15 Moeten partners ook een PI-Code aanvragen? (PI-code = personal identification code) ......................................................................................................... 11 1.16 Kan ik de PI-code voor alle programmaonderdelen van Erasmus+ gebruiken? ..... 12 1.17 Ik heb al eerder een PI-code aangevraagd voor Horizon 2020 is deze geldig? ..... 12 1.18 Zijn de kosten voor voorbereidende bezoeken (preparatory visits) subsidiabel binnen E+? ................................................................................................. 12 1.19 Wat is het budget voor mbo en ve voor Call 2015 in Nederland?........................ 12 1.20 Waar vind ik meer informatie over het onderdeel Sport van Erasmus+? ............. 12 1.21 Welke organisaties vormen het Nationaal Agentschap Erasmus+ in Nederland? ... 13 1.22 Welke landen nemen deel aan het programma?............................................... 13 1.23 Is het ook mogelijk om met niet-programmalanden samen te werken? .............. 13 1.24 Wat is een mandaat? ................................................................................... 14 2 FAQ Mobiliteit van studenten en professionals in het mbo – KA1 ................ 15 2.1 Hoe ziet transnationale mobiliteit er uit in Erasmus+? ...................................... 15 2.2 Hoe vaak mag een student of professional in heb mbo gebruik maken van subsidie in Erasmus+? .............................................................................................. 15 3 2.3 Mag een student na afstuderen nog gebruik maken van subsidie in Erasmus+? ... 15 2.4 Wat zijn minimum- en maximumverblijfsduren in KA1? .................................... 15 2.5 Hoeveel aanvragen kan ik per instelling indienen? ........................................... 15 2.6 Wanneer moet ik de aanvraag indienen? ........................................................ 16 2.7 Zijn Letters of Intent verplicht bij Mobiliteitsaanvragen? ................................... 16 2.8 Wanneer kan ik de uitslag KA1 – Mobiliteit call 2014 verwachten? ..................... 16 2.9 Wanneer start mijn mobiliteitsproject call 2014? ............................................. 16 2.10 Is er een lijst met vergoedingstabellen voor mobiliteit van studenten en professionals in het mbo? ............................................................................. 16 2.11 Kan een student ook een talencursus in het buitenland volgen? ......................... 17 2.12 Wat verandert er op het vlak van taalvoorbereiding bij mobiliteit van studenten in het mbo? .................................................................................................... 17 2.13 Wordt taalvoorbereiding vergoed? ................................................................. 17 2.14 Is de online taalvoorbereiding die door de EU aangeboden wordt branche-specifiek? 17 2.15 Wat ziet de student als resultaat van het taalassessment? ................................ 17 2.16 In welke taal laat je een student het assessment maken? ................................. 17 2.17 Mag een student of professional die al een gebruik heeft gemaakt van een mobiliteit in het Leonardo da Vinci programma (2007-2013) ook weer mee in het Erasmus+ programma (2014-2020)? ............................................................. 18 2.18 Kunnen praktijkopleiders, experts uit het bedrijfsleven ook gebruikmaken van VETPro (LdV) en mobiliteit voor professionals (Erasmus+)? .............................. 18 2.19 Mogen buitenlandse partners in een mobiliteitsaanvraag mbo ook hoger onderwijs/universiteit zijn? ........................................................................... 18 2.20 Welke landen mogen deelnemen en naar welke landen kunnen studenten en professionals op stage? ................................................................................ 18 2.21 Mobiliteit in het mbo - Mag een student of professional ook buiten Europa op stage? ........................................................................................................ 18 2.22 Kan een student uit het mbo met Erasmus+ op stage naar de Nederlandse Antillen? ..................................................................................................... 18 2.23 Kan ik als student subsidie aanvragen bij CINOP Erasmus+, het Nationaal Agentschap voor Erasmus+ (voorheen Leonardo da Vinci)? .............................. 19 2.24 Mag je, als je dit jaar een 2-jarige mobiliteitsaanvraag doet, dat volgend jaar weer doen?......................................................................................................... 19 2.25 Wanneer moet ik mijn interimrapportage indienen? ......................................... 19 2.26 Wat is de looptijd van een mobiliteitsproject? .................................................. 19 2.27 Blijven we met de Mobility Tool werken in het Erasmus+ programma? ............... 19 4 2.28 Moet ik de aanvraag nog op papier opsturen? ................................................. 19 2.29 Wat houdt de mbo Charter voor mobiliteit (accreditatie) in? .............................. 19 2.30 Hoe en wanneer kan ik de mbo Charter voor mobiliteit (accreditatie) aanvragen? ... .............................................................................................................. 20 2.31 Hoe lang is de Charter (na toekenning) geldig? ............................................... 20 2.32 Moet ik een Charter (accreditatie) hebben om subsidie aan te vragen voor KA1 – Mobiliteit? Is de Charter verplicht? ................................................................. 20 2.33 Welke kostencategorieën zijn er bij KA1 mobiliteit in het mbo? .......................... 20 2.34 Kan ik met budgetten uit annex II van de overeenkomst schuiven? ................... 20 2.35 Ik heb minder subsidie toegekend gekregen dan ik heb aangevraagd, wat betekent dat voor het aantal mobiliteiten dat ik dien te realiseren? ................................. 21 2.36 Hoe ga ik om met de minimum-maximum rates for individual support (betreft alleen studentmobiliteit)? ............................................................................. 21 3 FAQ Mobiliteit van professionals in de volwasseneneducatie (KA1 – staff mobility).......................................................................................................... 23 3.1 Hoe ziet transnationale mobiliteit er uit in Erasmus+? ...................................... 23 3.2 Kun je als individu een mobiliteitsaanvraag (KA1) doen? .................................. 23 3.3 Hoe vaak mag je gebruik maken van subsidie in Erasmus+? ............................. 23 3.4 Wat zijn minimum- en maximumverblijfsduren in KA1? .................................... 23 3.5 Hoeveel aanvragen kan ik per instelling indienen? ........................................... 23 3.6 Wanneer moet ik de aanvraag indienen? ........................................................ 23 3.7 Wanneer kan ik de uitslag KA1 – Mobiliteit verwachten? ................................... 24 3.8 Wanneer start mijn mobiliteitsproject? ........................................................... 24 3.9 Is er een lijst met vergoedingstabellen voor mobiliteit van staf en vrijwilligers in de volwasseneneducatie? .................................................................................. 24 3.10 Mogen buitenlandse partners in een mobiliteitsaanvraag ook hoger onderwijs/universiteit/ scholen zijn? .............................................................. 24 3.11 Welke landen mogen deelnemen en naar welke landen kunnen vrijwilligers en stafleden uit de ve op mobiliteit? ................................................................... 24 3.12 Mag je, als je dit jaar een 1- of 2-jarige mobiliteitsaanvraag doet, dat volgend jaar weer doen? ................................................................................................. 24 3.13 Wanneer moet ik mijn interimrapportage indienen? ......................................... 24 3.14 Wat is de looptijd van een mobiliteitsproject? .................................................. 24 3.15 Welke kostencategorieën zijn er bij KA1 mobiliteit in de ve?.............................. 25 3.16 Waar vind ik geschikte nascholingscursussen voor onder KA1 mobiliteit? ............ 25 5 4 FAQ Strategische Partnerschappen MBO/VE (KA2) ..................................... 26 4.1 Wat zijn strategische partnerschappen?.......................................................... 26 4.2 Wat is het budget voor strategische partnerschappen? ..................................... 26 4.3 Welke kosten zijn subsidiabel? ...................................................................... 26 4.4 Welke kosten vallen er onder de categorie projectmanagement? ....................... 26 4.5 Wat wordt er bedoeld met intellectuele output? ............................................... 27 4.6 Welke kosten vallen er onder de categorie intellectuele output? ........................ 27 4.7 Wanneer komt iets in aanmerking voor exceptional costs? ................................ 27 4.8 Mogen de multiplier bijeenkomsten (conferenties, seminars e.d.) plaatsvinden in een van de partnerlanden? ........................................................................... 27 4.9 Bestaan er vergoedingen voor multiplier bijeenkomsten? .................................. 27 4.10 Is er mobiliteit mogelijk binnen een Strategisch Partnerschap? .......................... 28 4.11 Is er een minimum aantal partners? .............................................................. 28 4.12 Kan het project nog doorgaan als er partners afvallen? .................................... 28 4.13 Zijn er maximale bedragen verbonden aan de subsidiabele kostenposten? .......... 28 4.14 Hoe zit het met co-financiering in Strategische Partnerschappen? ...................... 28 4.15 Beleidsrijke invulling en nationale thema’s voor mbo en ve: wat betekenen ze voor mij als aanvrager? ....................................................................................... 29 4.16 Hoe is het aanvraagformulier opgebouwd? ...................................................... 31 4.17 Wat zijn de beoordelingscriteria? ................................................................... 31 4.18 Wie beoordeelt de aanvragen? ...................................................................... 31 4.19 Wat betekent een cross-sectoraal partnerschap? ............................................. 32 4.20 Welke landen kunnen deelnemen aan een strategisch partnerschap? ................. 32 4.21 Kan mijn organisatie meerdere aanvragen indienen of als partner deelnemen in meerdere strategische partnerschappen ......................................................... 32 4.22 Wat zijn ontvankelijkheidscriteria? ................................................................. 32 4.23 Waar kan ik voorbeelden vinden van Strategische Partnerschappen en de mogelijke activiteiten? ................................................................................................ 32 4.24 Wanneer kan ik de uitslag verwachten? .......................................................... 33 4.25 Wanneer starten de projecten?...................................................................... 33 4.26 Moet ik de resultaten van mijn project beschikbaar stellen? .............................. 33 4.27 In welke taal kan ik mijn aanvraag schrijven? ................................................. 33 4.28 Welke bijlagen moet ik toevoegen aan mijn aanvraag? ..................................... 33 4.29 Het aanvraagformulier & transnational projectmeetings .................................... 34 6 5 Afronding van lopende projecten Leven Lang Leren programma (Call 2010 t/m Call 2013) ........................................................................................................ 35 5.1 Wat gebeurt er met de Leonardo da Vinci- en Grundtvig-projecten die nog lopen onder het Leven Lang Leren programma? (call 2011, call 2012 en call 2013) ...... 35 BIJLAGE 1: toelichting aanvraagformulier KA1 – Mobiliteit MBO ..................... 36 BIJLAGE 2: toelichting aanvraagformulier KA1 – Mobiliteit VE ........................ 42 7 1 FAQ Algemeen Erasmus+ 1.1 Hoe is Erasmus+ opgebouwd? Erasmus+ is opgebouwd uit de volgende Key Actions. Deze zijn identiek voor alle onderwijsvelden en jeugd. • • • • KA1: Learning mobility of individuals – Mobility for learners and staff – Joint master degrees – Master student loan guarantee KA2: Cooperation and innovation for good practices – Strategic partnerships – Knowledge and sector skills alliances – Capacity Building – IT support platforms (such as E-twinning) KA3: Support for policy reform – Knowledge in the fields of education, training and youth – Prospective initiatives – Support to European policy tools – Cooperation with international organisations – Stakeholder dialogue, policy and programme promotion Jean Monnet • Sport Terug naar begin>> 1.2 Waar kan ik subsidie aanvragen Voor de volgende kunt u terecht bij de Nationale Agentschappen (decentraal): • KA1: Learning mobility of individuals • KA2: Cooperation and innovation for good practices – Strategic partnerships De overige acties worden uitgevoerd door de Executive Agency/Europese Commissie. De Sector Skills Alliances en Knowledge Alliances worden vanuit het Executive Agency centraal aangestuurd en het NA zal met EA EAC nauw samenwerken bij het voorlichten, verbreden van partnerschappen en het vergroten van de impact in de nationale context. Terug naar begin>> 1.3 Wat is de looptijd van projecten? Voor mobiliteit geldt een looptijd van één of twee jaar. Voor strategische partnerschappen geldt een looptijd van twee of drie jaar. Terug naar begin>> 8 1.4 Wanneer moet ik mijn aanvraag indienen? De deadlines in 2015 voor het indienen van aanvragen zijn nog niet bekend, zodra bekend zie onze website: KA1 – Mobiliteit verwacht voorjaar 2015 KA1 – Charter voor mobiliteit mbo verwacht late voorjaar 2015 KA2 – Strategische Partnerschappen verwacht voorjaar 2015 KA2 – Sector Skills Alliances ntb KA2 – Knowledge Alliances ntb Let op, aanvragen dienen voor 12:00 ingediend te zijn, Bij indiening om 12.01 uur ’s middags is uw aanvraag niet ontvankelijk. Er is slechts één deadline per jaar. De deadlines voor 2015 zijn nog niet bekend, we verwachten dat deze zullen liggen rond januari/februari/maart 2015. Exacte data volgen zodra deze bekend zijn. Terug naar begin>> 1.5 Waar vind ik de aanvraagformulieren De aanvraagformulieren Call 2015 verwachten we begin oktober 2015 als de Call 2015 gepubliceerd wordt. Om alvast een idee te krijgen kunt u de aanvraagformulieren van Call 2014 ter inspiratie inzien (deze kunnen niet meer gebruikt worden!). Aanvraagformulier KA1 Individuele leermobiliteit mbo Call 2014 Aanvraagformulier KA1 Individuele leermobiliteit ve Call 2014 Aanvraagformulier KA2 Strategische Partnerschappen mbo Call 2014 Aanvraagformulier KA2 Strategische Partnerschappen Cross sectoraal Call 2014 Terug naar begin>> 1.6 Waar vind ik informatie over de mogelijkheden binnen Erasmus+ voor de verschillende onderwijsvelden? Via de website http://www.erasmusplus.nl/aanvragen-subsidie/oproep-2014/ is informatie te vinden voor alle velden en vindt u ook een link naar de specifieke onderwijsvelden. Per actielijn is er een toelichting met links naar bijvoorbeeld aanvraagformulier en de Europese programmagids. Het Europese brondocument is de programmagids, hier is alle informatie over het programma en de voorwaarden te vinden. Terug naar begin>> 1.7 Hoe kan ik een aanvraag indienen? Wat is de URF/PIC/PI-code? (PI-code = personal identification code) Voordat u aan de slag kunt met het indienen van uw aanvraag dient uw organisatie zich te registreren in de ‘participants portal’. Alle organisaties die in een aanvraag opgevoerd worden (dus ook de partnerorganisaties) dienen zich hier eerst eenmalig te registreren. 9 U dient eerst een ECAS (European Commission Authentication Service) account aan te maken. Zodra u hier geregistreerd bent kunt u gebruik maken van diverse online services van de Europese Commissie. Zonder ECAS heeft u bijvoorbeeld geen toegang tot de online aanvraagformulieren. Het aanmaken van een ECAS account kan hier. Na uw registratie in ECAS kunt u een PI-code aanvragen. Deze code dient u in te vullen in het aanvraagformulier waarna een aantal gegevens vooraf ingevuld zal worden. Het aanvragen van een PI-code kan hier. Voordat u aan de slag gaat met het invullen van uw aanvraagformulier is het van belang dat u op de hoogte bent van de voorwaarden en criteria waaraan u moet voldoen. Het is mogelijk om uw projectideeën te toetsen bij het Nationaal Agentschap. We raden u aan een projectopzetformulier in te vullen. Het is op deze manier mogelijk om via een (telefonisch) adviesgesprek feedback te ontvangen op uw projectideeën. Meer informatie over aanvragen van de PI-code vindt u ook op www.erasmusplusmbo.nl of www.erasmusplusve.nl Terug naar begin>> 1.8 Moet ik de aanvraag nog op papier opsturen? Nee, vanaf Erasmus+ geldt totale digitalisering van de aanvraag middels een e-form. U vindt meer (technische) informatie over hoe dit e-form werkt aan het eind van deze faq en / of in de Technical guidelines for completing application e-forms op onze website www.erasmusplusmbo.nl of www.erasmusplusve.nl. Terug naar begin>> 1.9 Kan ik bijlagen toevoegen aan mijn aanvraag? Ja, dit is mogelijk tot maximaal 2 mb. De minimaal vereiste bijlagen bij KA1 zijn de Declaration of honour (ondertekend, te vinden in de aanvraag) en (alleen in het geval van een nationaal consortium) een mandaat. U vindt het mandaat via de website www.erasmusplusmbo.nl of www.erasmusplusve.nl. Zie voor het totaaloverzicht ook sectie ‘K’ van het aanvraagformulier. Terug naar begin>> 1.10 Hoe laat ik de aanvraag ondertekenen als de aanvraag digitaal gesubmit wordt? Als de aanvraag volledig is, print u alleen de pagina waar de handtekening gezet dient te worden. U laat de tekenbevoegde ondertekenen, scant de pagina vervolgens in en voegt deze als bijlage toe bij de aanvraag. De aanvraag mag pas daarná gesubmit worden. Terug naar begin>> 10 1.11 Hoe weet ik of mijn aanvraag gesubmit is? In sectie ‘O’ van het aanvraagformulier kunt u de aanvraag, inclusief bijlagen submitten. Als u bij ‘submission summary’ de submission code ziet staan inclusief datum en tijd, dan is uw aanvraag gesubmit. Dit ziet u ook in de voetnoot van elke pagina van de aanvraag. Zoals in sectie ‘K’ te lezen is, dient u uw gesubmitte aanvraag onder een nieuwe naam op uw eigen computer op te slaan. 1.12 Wat is een financial capacity check? Private aanvragers die een project indienen boven de € 60.000 kunnen een financial capacity check krijgen. Dit houdt in dat uw organisatie wordt gecontroleerd op financiële draagkracht. Indien de financiële draagkracht onvoldoende wordt beoordeeld kan het Nationaal Agentschap vragen om een bankgarantie. In plaats van een bankgarantie kan ook een ‘joint third-party guarantee’ akkoord bevonden worden, hierbij staat of staan één of meerdere projectpartners garant. Naast financiële draagkracht speelt overigens ook operationele draagkracht een rol bij de beoordeling. Terug naar begin>> 1.13 Hoe moet ik de kosten van mijn project aan het einde verantwoorden? Hiervoor verwijzen we u naar de grant agreement (de subsidieovereenkomst) en de bijbehorende bijlagen. 1.14 Is het mogelijk om als individu een aanvraag in te dienen? Nee, aanvragen binnen Erasmus+ kunnen alleen ingediend worden door rechtspersonen. Terug naar begin>> 1.15 Moeten partners ook een PI-Code aanvragen? (PI-code = personal identification code) Ja, alle organisaties die willen deelnemen in Erasmus+ moeten een pi-code aanvragen (ook wel PIC/URF). De code moet worden ingevoerd in het aanvraagformulier en zorgt ervoor dat aantal velden dan al vooraf ingevuld zijn. Voor KA1 (Mobiliteit) geldt: hosting partners (dus buitenlandse ‘ontvangende’ partners) die u in uw Nederlandse aanvraag opneemt dienen wél een pi-code te hebben maar de code hoeft niet gevalideerd te worden. Hosting partners die niet in de aanvraag worden meegenomen maar tijdens het project wel ingezet worden dienen ten tijde van de eindrapportage alsnog een PI-code te hebben om juist te kunnen rapporteren. Op dit moment is helaas nog niet precies duidelijk of de daadwerkelijke hosting partner (het bedrijf waar de student/professional) de PI-code moet hebben of dat, indien van toepassing, de partnerschool volstaat als partner en dus diens PI-code. We hopen u op korte termijn duidelijkheid te verschaffen. 11 Terug naar begin>> 1.16 Kan ik de PI-code voor alle programmaonderdelen van Erasmus+ gebruiken? Ja, de PI-code is voor alle actielijnen van Erasmus+. Elke deelnemende organisatie heeft een eigen PI-code nodig. Terug naar begin>> 1.17 Ik heb al eerder een PI-code aangevraagd voor Horizon 2020 is deze geldig? Ja, de PI-code is geldig voor alle EU onderzoek, innovatie, onderwijs en culturele programma’s. Via http://ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop/en/organisations/register.html kunt u controleren of uw organisatie of een partnerorganisatie al een PI-code heeft. Terug naar begin>> 1.18 Zijn de kosten voor voorbereidende bezoeken (preparatory visits) subsidiabel binnen E+? Nee, de actielijn voorbereidende bezoeken is binnen Erasmus+ komen te vervallen. Nationale Agentschappen zullen wel contactseminars en/of thematische seminars organiseren waarbij u de gelegenheid heeft om nieuwe partners te leren kennen. Terug naar begin>> 1.19 Wat is het budget voor mbo en ve voor Call 2015 in Nederland? Op dit moment is de exacte hoogte van de budgetten nog niet bekend. Zodra deze beschikbaar zijn wordt dit aangevuld. KA 1 KA 2 Middelbaar Volwassen- beroepsonderwijs educatie Mobiliteit van studenten € in afwachting Nvt Mobiliteit van professionals € in afwachting € in afwachting Strategische Partnerschappen € in afwachting € in afwachting Totalen € € Terug naar begin>> 1.20 Waar vind ik meer informatie over het onderdeel Sport van Erasmus+? De subsidies voor Sport worden door het Executive Agency uitgezet. Voor meer informatie zie pagina 179-191 van de programmagids of ga naar de website van de Executive Agency. Terug naar begin>> 12 1.21 Welke organisaties vormen het Nationaal Agentschap Erasmus+ in Nederland? In Nederland vormen Nuffic, Europees Platform, en CINOP het Nationaal Agentschap Erasmus+ Onderwijs & Training. Nuffic is verantwoordelijk voor het hoger onderwijs, Europees Platform voor het primair en voortgezet onderwijs en CINOP voor het middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie. Het Agentschap werkt nauw samen met het Nationaal Agentschap Erasmus+ Jeugd, dat is ondergebracht bij het Nederlands Jeugdinstituut. Terug naar begin>> 1.22 Welke landen nemen deel aan het programma? Europese lidstaten België Frankrijk Letland Portugal Bulgarije Griekenland Litouwen Roemenië Cyprus Hongarije Luxemburg Slovenië Denemarken Ierland Malta Slowakije Duitsland Italië Nederland Tsjechië Estland Spanje Oostenrijk Verenigd Finland Kroatië Polen Koninkrijk Zweden Niet Europese lidstaten Voormalig Joegoslavië Liechtenstein Macedonië Noorwegen Turkije IJsland Terug naar begin>> 1.23 Is het ook mogelijk om met niet-programmalanden samen te werken? Voor de actielijn KA1 mobiliteit voor het mbo en de ve is dit niet mogelijk. Bij KA2 strategische partnerschappen voor het mbo en de ve is het alleen mogelijk om met zogenaamde partnerlanden samen te werken indien er sprake is van het ‘importeren’ van kennis ten behoeve van het project. U dient in uw aanvraag aannemelijk te maken dat het gaat om unieke inbreng of kennis die niet in Europa aanwezig is. Implementatie van projectresultaten vindt plaats in de programmalanden. Capaciteitsopbouw is niet mogelijk en alleen beschikbaar voor hoger onderwijs en de jeugdsector. Zwitserland: Let op! Voor Zwitserland geldt een verminderde deelname aan Erasmus+. Onder KA1 is geen samenwerking met Zwitserland mogelijk, binnen KA2 zal het alleen als ‘partnerland’ aangemerkt worden. Terug naar begin>> 13 1.24 Wat is een mandaat? Voor het aanvragen van mobiliteit binnen een consortium en voor strategische partnerschappen dient u als bijlage een mandaat toe te voegen aan de aanvraag. Een mandaat is een bilaterale overeenkomst tussen de coördinerende organisatie en elk van de partners. In het geval van een consortium bij mobiliteit dient u alleen een mandaat op te stellen met de (Nederlandse) partners die onderdeel zijn van het consortium. Bij KA2 moet het mandaat ondertekent zijn door de coördinatoren én de partners. Een mandaatformulier is beschikbaar via de website www.erasmusplusmbo.nl of www.erasmusplusve.nl. 14 2 FAQ Mobiliteit van studenten en professionals in het mbo – KA1 2.1 Hoe ziet transnationale mobiliteit er uit in Erasmus+? In Erasmus+ komen de activiteiten voor individuele mobiliteit te vallen onder Key Action 1: Learning mobility of individuals. De studentenmobiliteit en mobiliteit van professionals zijn onderdeel van het Erasmus+ programma. Voorheen in het Lifelong Learning Programme (2007-2013) bekend onder IVT en VETPro. De subsidie voor afgestudeerden, werkzoekenden en werkenden (People on the Labour market) zal als zodanig geen onderdeel meer zijn van het mbo-budget binnen Erasmus+. Hiervoor wordt verwezen naar ESF-gelden. Wat wel kan binnen het Erasmus+ programma, is dat afgestudeerden tot één jaar na de afstudeerdatum gebruik kunnen maken van subsidies voor studentenmobiliteit. Zie programmagids Erasmus+ pagina’s 47-53 en 219-223 (versie april 2014). Terug naar begin>> 2.2 Hoe vaak mag een student of professional in heb mbo gebruik maken van subsidie in Erasmus+? Hier zit geen beperking aan. Wel stimuleert en adviseert het NA om hier beleid op te maken waarin de keuzes van de instelling verantwoord worden. Terug naar begin>> 2.3 Mag een student na afstuderen nog gebruik maken van subsidie in Erasmus+? Een afgestudeerde kan tot een jaar na de afstudeerdatum gebruik maken van subsidie in Erasmus+. Terug naar begin>> 2.4 Wat zijn minimum- en maximumverblijfsduren in KA1? De verblijfsduur is als volgt: KA1 - mobiliteit van studenten minimaal 2 weken, maximaal 12 maanden KA1 - mobiliteit van professionals minimaal 2 dagen, maximaal 2 maanden (exclusief reistijd) Terug naar begin>> 2.5 Hoeveel aanvragen kan ik per instelling indienen? U kunt voor mobiliteit (KA1) één aanvraag per call per instelling indienen. Indien u studenten- én professionalmobiliteit aanvraagt dient u dit beide in dezelfde aanvraag op te nemen. 15 Het is belangrijk om (als contactpersoon/coördinator) goed te inventariseren hoe groot de vraag is binnen uw instelling zodat alle wensen meegenomen kunnen worden in de aanvraag. Terug naar begin>> 2.6 Wanneer moet ik de aanvraag indienen? Zie hoofdstuk 1. Terug naar begin>> 2.7 Zijn Letters of Intent verplicht bij Mobiliteitsaanvragen? Nee, in tegenstelling tot de berichtgeving tijdens de voorlichting op 10 december 2013 en 21 januari 2014 is het bijvoegen van Letters of Intent niet verplicht. Uiteraard bent u vrij als instelling om afspraken die u maakt met ontvangende partners vast te leggen en dit bij de aanvraag te voegen. Indien u met ECVET gaat werken is het zeer aan te raden te een Memorandum of Understanding op stellen, zie pagina 215/216 van de programmagids. Terug naar begin>> 2.8 Wanneer kan ik de uitslag KA1 – Mobiliteit call 2014 verwachten? U kunt de uitslag 2e helft juni 2014 verwachten. Terug naar begin>> 2.9 Wanneer start mijn mobiliteitsproject call 2014? Er zijn meerdere startmomenten mogelijk voor uw Mobiliteitsproject. In EU-documenten kunt u lezen dat starten mogelijk is tussen 1 juni 2014 en 31 december 2014. Voor Nederland geldt dat wij voor mbo en ve de startdatum houden op 1 juli 2014. De einddatum is 30 juni 2015 of 30 juni 2016. Vanaf call 2015 zal de startdatum van mobiliteitsprojecten weer op 1 juni zijn. Terug naar begin>> 2.10 Is er een lijst met vergoedingstabellen voor mobiliteit van studenten en professionals in het mbo? Ja, deze is te vinden in de programmagids op pagina 51-53. Let op dat voor studenten (learners, p.53) geldt dat in Nederland het maximum per dag 60% is van het bedrag dat in de tabellen staat. Voor professionals (staff) gelden de bedragen zoals ze in de tabel genoemd zijn. Terug naar begin>> 16 2.11 Kan een student ook een talencursus in het buitenland volgen? Het volgen van een taalcursus alleen is niet voldoende om in aanmerking te komen voor een Erasmus+ subsidie. De mobiliteit moet namelijk ook praktijkleren (work-based learning) bevatten. Terug naar begin>> 2.12 Wat verandert er op het vlak van taalvoorbereiding bij mobiliteit van studenten in het mbo? De taalvoorbereiding krijgt een grotere rol in het nieuwe programma. Voorafgaand aan de mobiliteit en bij terugkomst is het de bedoeling om taalniveaus te meten en daarmee de groei in taalontwikkeling. Hoe dat precies gedaan gaat worden, is nog niet bekend. Voor de taalvoorbereiding zullen online cursussen beschikbaar komen voor de vijf meest gebruikte Europese talen in mobiliteit te weten: Engels, Duits, Frans, Spaans en Italiaans. Voor de Call 2014 is de taaltool niet NIET beschikbaar voor het mbo. Dit is pas vanaf Call 2015 het geval. Terug naar begin>> 2.13 Wordt taalvoorbereiding vergoed? Er is alleen budget voor taalvoorbereiding beschikbaar als de instructietaal van de stage NIET Engels, Spaans, Italiaans, Duits of Frans betreft én de student langer dan één maand in het buitenland verblijft. Maximale taalvergoeding per student per mobiliteit bedraagt 150 euro. Dit geldt ook voor Call 2014 waarin de tool nog niet gereed is. Wel gemaakte voorbereidingskosten dienen uit de organisational costs vergoed te worden. Terug naar begin>> 2.14 Is de online taalvoorbereiding die door de EU aangeboden wordt branchespecifiek? Nee, het zal een algemene taalvoorbereiding betreffen. Terug naar begin>> 2.15 Wat ziet de student als resultaat van het taalassessment? De instelling en de student hebben inzicht in het resultaat van het taalassessment. Terug naar begin>> 2.16 In welke taal laat je een student het assessment maken? Het gaat om de instructietaal van de stage, dus de taal die de student tijdens de mobiliteit gebruikt. Daarbij zijn de assessments alleen beschikbaar in Engels, Duits, Frans, Spaans en Italiaans. Een student hoeft alleen een assessment te maken als de mobiliteit langer dan één maand duurt. Terug naar begin>> 17 2.17 Mag een student of professional die al een gebruik heeft gemaakt van een mobiliteit in het Leonardo da Vinci programma (2007-2013) ook weer mee in het Erasmus+ programma (2014-2020)? Ja, dat kan. Een student kan niet twee keer mee in het Leonardo da Vinci programma (dit is nog relevant voor call 2012 en call 2013). Terug naar begin>> 2.18 Kunnen praktijkopleiders, experts uit het bedrijfsleven ook gebruikmaken van VETPro (LdV) en mobiliteit voor professionals (Erasmus+)? Ja, praktijkopleiders kunnen gebruikmaken van de mobiliteiten voor professionals. Mensen uit het bedrijfsleven en de regio (regionale overheid) kunnen betrokken worden in mobiliteit voor professionals indien deze mensen actief betrokken zijn bij het initieel mboonderwijs van de aanvragende instelling. Terug naar begin>> 2.19 Mogen buitenlandse partners in een mobiliteitsaanvraag mbo ook hoger onderwijs/universiteit zijn? Ja, dat is geen probleem. Zolang de opbrengsten van de mobiliteiten ten goede komen aan het initieel middelbaar beroepsonderwijs. Terug naar begin>> 2.20 Welke landen mogen deelnemen en naar welke landen kunnen studenten en professionals op stage? Zie hoofdstuk 1. Terug naar begin>> 2.21 Mobiliteit in het mbo - Mag een student of professional ook buiten Europa op stage? Nee, daar is binnen Erasmus+ voor het mbo geen gelegenheid toe. Overzeese gebieden van EU-landen tellen wel mee. Terug naar begin>> 2.22 Kan een student uit het mbo met Erasmus+ op stage naar de Nederlandse Antillen? Nee, de Nederlandse Antillen maken onderdeel uit van het Nederlands Koninkrijk en om die reden wordt dit niet als een mobiliteit naar een ander programmaland gezien. Je kunt dus niet op stage naar de Nederlandse Antillen met een subsidie van het Erasmus+ programma. Terug naar begin>> 18 2.23 Kan ik als student subsidie aanvragen bij CINOP Erasmus+, het Nationaal Agentschap voor Erasmus+ (voorheen Leonardo da Vinci)? Nee, je kunt als individu (student) geen subsidie aanvragen bij ons. Je school moet de subsidie aanvragen en die kan dan de subsidie aan jou verstrekken. Je kunt het beste navragen aan je mentor/stagebegeleider/opleidingsmanager of jouw school Erasmus+ subsidie ontvangt en of jij daar gebruik van kan maken. Terug naar begin>> 2.24 Mag je, als je dit jaar een 2-jarige mobiliteitsaanvraag doet, dat volgend jaar weer doen? Ja, dat mag. Terug naar begin>> 2.25 Wanneer moet ik mijn interimrapportage indienen? Voor mobiliteit (KA1) is het de keuze van het NA of uw project een interimrapportage in moet dienen, het NA informeert u tijdig indien dit van u verwacht wordt. Terug naar begin>> 2.26 Wat is de looptijd van een mobiliteitsproject? Zie hoofdstuk 1. Terug naar begin>> 2.27 Blijven we met de Mobility Tool werken in het Erasmus+ programma? Ja. Er is een nieuwe versie genaamd Mobility Tool+. Voor LLP (Leonardo da Vinci) blijft de oude Mobility Tool in gebruik. Terug naar begin>> 2.28 Moet ik de aanvraag nog op papier opsturen? Zie hoofdstuk 1. Terug naar begin>> 2.29 Wat houdt de mbo Charter voor mobiliteit (accreditatie) in? In Erasmus+ krijgen aanvragende instellingen voor mobiliteit in het mbo de mogelijkheid om zich te laten accrediteren, oftewel een Charter aan te vragen. De Charter is van toepassing op studenten- en professionalmobiliteit in het mbo (KA1) en voor instellingen die bewezen kwaliteit, resultaat, beleid en ambitie hebben ten aanzien van internationalisering. Bezitters van de Charter kunnen vereenvoudigd mobiliteitsgelden aanvragen en rapporteren. Terug naar begin>> 19 2.30 Hoe en wanneer kan ik de mbo Charter voor mobiliteit (accreditatie) aanvragen? Om de Charter (accreditatie) aan te vragen, dien je als organisatie deel te nemen aan de call die daarvoor uitgezet wordt. De eerste Erasmus+ VET Charter Call verschijnt vermoedelijk in december 2014, met een deadline 1e helft 2015 en zal dan van toepassing zijn vanaf KA1 aanvragen Call 2016. Voor exacte deadlines, zie hoofdstuk 1. De deadline is niet parallel met KA1 aanvragen voor mobiliteit. Terug naar begin>> 2.31 Hoe lang is de Charter (na toekenning) geldig? De Charter wordt in principe afgegeven voor de duur van het Erasmus+ programma, dus tot en met 2020. Terug naar begin>> 2.32 Moet ik een Charter (accreditatie) hebben om subsidie aan te vragen voor KA1 – Mobiliteit? Is de Charter verplicht? De Charter (accreditatie) is niet verplicht om subsidie aan te kunnen vragen. Zonder Charter kan een organisatie ook altijd een KA1-aanvraag indienen. Terug naar begin>> 2.33 Welke kostencategorieën zijn er bij KA1 mobiliteit in het mbo? De kostencategorieën vallen uiteen in reiskosten, verblijfkosten, management/organisatiekosten, taalvoorbereidingskosten en kosten voor mensen met specifieke behoeften. Cursusgelden worden niet apart gesubsidieerd. Zie ook programmagids pagina 51-52. Terug naar begin>> 2.34 Kan ik met budgetten uit annex II van de overeenkomst schuiven? In paragraaf I.3.2 van de overeenkomst staat vermeld welke wijzigingen zonder amendement op de overeenkomst toegepast kunnen worden. Daarbij nog het volgende over de budgetverdeling in annexII: Het budget zal achteraf altijd bijgesteld worden op basis van het aantal gerealiseerde mobiliteiten. Als u meer mobiliteiten realiseert dan waar het budget voor organisational support (Annex II) nu op gebaseerd is, zal het bedrag dat u hiervoor ontvangt achteraf bijgesteld worden op basis van het aantal gerealiseerde mobiliteiten. De bijstelling van budgetten op basis van gerealiseerde mobiliteiten, geldt voor alle budgetcategorieën. Uiteraard is en blijft de toegekende aanvraag leidend. Uiteindelijk wordt gekeken naar het gerealiseerde aantal mobiliteiten en wordt het budget daarop bijgesteld. Indien u gebruik maakt van het schuiven van subsidie tussen de budgetten (paragraaf I.3.2), zal het NA dit controleren op basis van het aantal uiteindelijk gerealiseerde mobiliteiten (en dus niet op de huidige bedragen in Annex II). 20 We raden u aan te monitoren hoeveel mobiliteiten u daadwerkelijk realiseert en wat dat met de verschillende budgetten doet, zodat u bij afronding van het project niet voor verrassingen staat. Terug naar begin>> 2.35 Ik heb minder subsidie toegekend gekregen dan ik heb aangevraagd, wat betekent dat voor het aantal mobiliteiten dat ik dien te realiseren? Het NA verwacht niet dat u, indien u (aanzienlijk) minder subsidie toegekend heeft gekregen dan u heeft aangevraagd, alsnog het aantal aangevraagde mobiliteiten realiseert. De ervaring leert het volgende: U heeft wellicht 50% van de aangevraagde subsidie toegekend gekregen, in de meeste gevallen leidt dat niet direct tot het kunnen realiseren van een navenant deel van de geplande mobiliteiten. Meestal ligt het aantal gerealiseerde mobiliteiten hoger dan je zou verwachten, dat komt omdat de uitgaven per mobiliteit lager zijn dan waar in de aanvraag mee gerekend is (daar is met maximale dagvergoedingen gerekend). Wellicht kunt u met 50% van de subsidie dus wel 80% van de mobiliteiten uitvoeren. Dit is uiteraard afhankelijk van de bestemming en de duur van de mobiliteiten. Het NA zal bij afronding van het project erop toezien dat doelen uit de aanvraag gerealiseerd zijn, en dat de subsidie verantwoord is besteed ondanks mogelijk lagere toekenning. Terug naar begin>> 2.36 Hoe ga ik om met de minimum-maximum rates for individual support (betreft alleen studentmobiliteit)? In Erasmus+ zijn er voor de vergoeding die de student ontvangt (individual support) Europese tabellen met minimale en maximale dagvergoedingen. Per land verschillen de vergoedingen. De tabellen zijn te vinden in Annex III van uw overeenkomst (te vinden op onze website). Soms krijgen studenten een stagevergoeding, is kost en inwoning inbegrepen of zijn er andere vergoedingen/tegemoetkomingen waardoor de student de formele minimumdagvergoeding niet in zijn geheel nodig heeft om wel de reële kosten te kunnen dekken. Indien dit het geval is, kunt u de student in de Mobility Tool+ voor een deel (of het geheel) van de stage invoeren als ‘zero-grant student’. Een zero-grant student is een student die voor de betreffende dagen dat hij/zij als zero-grant student in de Mobility Tool+ staat dan geen vergoeding vanuit Erasmus+ ontvangt, maar wel onder de vlag van Erasmus+ op stage gaat. Voorbeeld: Een student die 10 weken op stage gaat heeft voldoende aan een minimumdagvergoeding van 4 weken (28 dagen). Deze student komt voor 10 weken in de Mobility Tool+ te staan. Hiervan ontvangt de student 4 weken de minimale dagvergoeding, en wordt hij/zij 6 weken als ‘zero-grant student’ ingevoerd. 21 Het Nationaal Agentschap mag deze methode voor Nederland toepassen, onder voorwaarde dat studenten niet benadeeld worden. Hiermee bedoelen we dat studenten onvoldoende vergoeding ontvangen om gemaakte kosten te dekken. We zullen als NA dan ook gaan toezien dat indien er gebruik wordt gemaakt van deze methode, dit niet ten nadelen van de student (te lage vergoeding om uit de kosten te komen) zal zijn. Terug naar begin>> 22 3 FAQ Mobiliteit van professionals in de volwasseneneducatie (KA1 – staff mobility) 3.1 Hoe ziet transnationale mobiliteit er uit in Erasmus+? In Erasmus+ komen de activiteiten voor individuele mobiliteit te vallen onder Key Action 1: Learning mobility of individuals. De mobiliteit van staf en vrijwilligers zijn onderdeel van het Erasmus+ programma. Voorheen in het Lifelong Learning Programma (2007-2013) bekend onder Nascholing en Bezoeken & Uitwisselingen. De voormalige lijn Assistentschappen is nu terug te vinden onder KA2. Terug naar begin>> 3.2 Kun je als individu een mobiliteitsaanvraag (KA1) doen? Nee. Alleen organisaties met een juridische status (b.v. een stichting) mogen een aanvraag indienen onder Erasmus+. Terug naar begin>> 3.3 Hoe vaak mag je gebruik maken van subsidie in Erasmus+? Hier zit geen beperking aan. Wel stimuleert het NA om hier beleid op te maken waarin de keuzes van de instelling verantwoord worden. Terug naar begin>> 3.4 Wat zijn minimum- en maximumverblijfsduren in KA1? KA1 - mobiliteit van professionals minimaal 2 dagen, maximaal 2 maanden (exclusief reistijd) Terug naar begin>> 3.5 Hoeveel aanvragen kan ik per instelling indienen? U kunt voor mobiliteit (KA1) één aanvraag per call per instelling indienen. Het is belangrijk om (als contactpersoon / coördinator) goed te inventariseren hoe groot de vraag is binnen uw instelling zodat alle wensen meegenomen kunnen worden in de aanvraag. Er is één call per kalenderjaar, voor KA1 ligt deze in het eerste kwartaal van het jaar, houdt hiervoor onze website in de gaten. Terug naar begin>> 3.6 Wanneer moet ik de aanvraag indienen? Zie hoofdstuk 1. Terug naar begin>> 23 3.7 Wanneer kan ik de uitslag KA1 – Mobiliteit verwachten? Dat is uiteraard afhankelijk van de deadline van de betreffende call, maar de uitslag zal meestal rond juni/juli bekend zijn. Terug naar begin>> 3.8 Wanneer start mijn mobiliteitsproject? Er zijn meerdere startmomenten mogelijk voor uw Mobiliteitsproject. In EU-documenten kunt u lezen dat starten mogelijk is tussen 1 juni en 31 december in het jaar dat u de aanvraag gedaan heeft. Terug naar begin>> 3.9 Is er een lijst met vergoedingstabellen voor mobiliteit van staf en vrijwilligers in de volwasseneneducatie? Ja, deze is te vinden in de programmagids op pagina’s 65 en 66. Terug naar begin>> 3.10 Mogen buitenlandse partners in een mobiliteitsaanvraag ook hoger onderwijs/universiteit/ scholen zijn? Ja, dat is geen probleem. Zolang de opbrengsten van de mobiliteiten ten goede komen aan de volwasseneneducatie. Terug naar begin>> 3.11 Welke landen mogen deelnemen en naar welke landen kunnen vrijwilligers en stafleden uit de ve op mobiliteit? Zie hoofdstuk 1. Terug naar begin>> 3.12 Mag je, als je dit jaar een 1- of 2-jarige mobiliteitsaanvraag doet, dat volgend jaar weer doen? Ja, dat mag. Terug naar begin>> 3.13 Wanneer moet ik mijn interimrapportage indienen? In een éénjarig project is geen interimrapportage nodig. Voor tweejarige projecten kan het NA dit vragen van het project en zal dat na één jaar zijn, u wordt tijdig geïnformeerd. Terug naar begin>> 3.14 Wat is de looptijd van een mobiliteitsproject? Zie hoofdstuk 1. Terug naar begin>> 24 3.15 Welke kostencategorieën zijn er bij KA1 mobiliteit in de ve? De kostencategorieën vallen uiteen in reiskosten, verblijfkosten, management/organisatiekosten, individuele kosten, cursuskosten en kosten voor mensen met specifieke behoeften. Zie ook programmagids pagina 65-66. Terug naar begin>> 3.16 Waar vind ik geschikte nascholingscursussen voor onder KA1 mobiliteit? De Comenius / Grundtvig cursusdatabase uit het LLL programma bestaat niet meer. U moet zelf op zoek naar een geschikte nascholingscursus in een ander land. In november 2014 komt EPALE online, dit Europese platform voor volwasseneneducatie kan u hierin ook tegemoet komen. Meer informatie volgt later. Terug naar begin>> 25 4 FAQ Strategische Partnerschappen MBO/VE (KA2) 4.1 Wat zijn strategische partnerschappen? Strategische partnerschappen zijn internationale samenwerkingsprojecten binnen de onderwijs-, training- en jeugdsector gericht op het ontwikkelen, transfereren en implementeren van innovatieve aanpakken op organisatie, lokaal, regionaal, nationaal en/of Europees niveau. Strategische Partnerschappen dienen aan te sluiten bij en een bijdrage te leveren aan Europese en nationale (beleids-)thema’s zoals verbeteren van de kwaliteit van onderwijs of de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven. Terug naar begin>> 4.2 Wat is het budget voor strategische partnerschappen? Zie hoofdstuk 1. Terug naar begin>> 4.3 Welke kosten zijn subsidiabel? Het budget is modulair opgebouwd. Afhankelijk van de doelstellingen en resultaten van uw project kunt u budget aanvragen voor: • Projectmanagement & implementatie • Transnationale projectbijeenkomsten • Intellectuele output • Multiplier bijeenkomsten • Exceptionele kosten • Special needs • Mobiliteiten lerenden Meer informatie over de opbouw van het budget is te vinden in de programmagids pag. 103-108 (versie april 2014). Terug naar begin>> 4.4 Welke kosten vallen er onder de categorie projectmanagement? Onder deze categorie vallen kosten die te maken hebben met projectmanagement (planning, financiën, opstellen van interim- / eindrapportages), lokale project activiteiten, informatie, promotie en disseminatie (denk aan foldermateriaal of een projectwebsite) 26 4.5 Wat wordt er bedoeld met intellectuele output? Dit moet iets tastbaars zijn wat door een partnerschap wordt geproduceerd, zoals werk- of lesmateriaal, IT Tools, modules, curricula, analyses, studies, Open Education Resources e.d. Om voor deze budgetpost in aanmerking te komen dient het te gaan om substantiële output, kwalitatief en kwantitatief. 4.6 Welke kosten vallen er onder de categorie intellectuele output? Onder deze categorie kunt u staff kosten declareren om output / tastbare resultaten van het project te produceren. Denk hierbij aan het ontwikkelen van curricula, pedagogische materialen, vergelijkende studies etc. Let op: u kunt hier dus geen uren declareren voor projectmanagement (bijvoorbeeld opstellen interim- of eindrapportages) of het maken van een projectwebsite. Deze kosten vallen onder de categorie projectmanagement. Let op! Staff kosten voor managers en administratief personeel vallen in principe onder de post projectmanagement. Indien u deze staff kosten opvoert onder deze categorie dient dit goed onderbouwd te worden. Indien dit niet gedaan is zullen deze kosten worden afgekeurd. Terug naar begin>> 4.7 Wanneer komt iets in aanmerking voor exceptional costs? Dit is gerelateerd aan de huur of aanschaf van iets of het inhuren van iemand voor een specifieke service die niet geleverd kan worden door een van de deelnemende organisaties. Het betreft hier nooit reguliere kantoorartikelen en/of materialen. Terug naar begin>> 4.8 Mogen de multiplier bijeenkomsten (conferenties, seminars e.d.) plaatsvinden in een van de partnerlanden? Het onderscheid tussen programmalanden en partnerlanden is hierbij van belang. Multiplier bijeenkomsten mogen alleen plaatsvinden in programmalanden en niet in partnerlanden (derde landen). De bijeenkomst mag dus wel plaatsvinden in de landen van de partners indien dit een programmaland is. Terug naar begin>> 4.9 Bestaan er vergoedingen voor multiplier bijeenkomsten? Ja. Er zijn vergoedingen mogelijk in de kosten voor lokale en internationale deelnemers aan de bijeenkomst (€ 100 per lokale dlnr en € 200 per internationale deelnemer). Zie ook p. 104 van de Programme Guide. Deze vergoeding is bedoeld als tegemoetkoming in de organisatiekosten van de disseminatiebijeenkomst. Let op, deze unit cost kan alleen worden aangevraagd voor bijeenkomsten die tot doel hebben de projectresultaten (de intellectuele output van uw project) te promoten en verder te verspreiden. Een project zonder grant support voor intellectuele output kan dus geen vergoeding voor mulitplier bijeenkomsten ontvangen. Terug naar begin>> 27 4.10 Is er mobiliteit mogelijk binnen een Strategisch Partnerschap? Ja, maar mobiliteit is geen doel op zich. Het moet in de aanvraag goed worden onderbouwd waarom bepaalde mobiliteitsactiviteiten plaatsvinden. De mobiliteit dient duidelijk bij te dragen aan de te behalen doelstellingen van het Strategisch Partnerschap. De hier bedoelde mobiliteit (VET) valt onder Transnational Training, Teaching & Learning Activities en wordt omschreven op p. 105 en verder en p. 243-245 van de Programmagids. Terug naar begin>> 4.11 Is er een minimum aantal partners? Een Strategisch Partnerschap in het mbo en de ve bestaat uit minimaal 3 partners uit 3 programmalanden. De uitzondering hierop in de fiche betreft alleen het voortgezet onderwijs. Verder is er budget voor projectmanagement voor maximaal 10 partners. U mag wel meer partners opnemen in uw projectvoorstel. Terug naar begin>> 4.12 Kan het project nog doorgaan als er partners afvallen? Binnen Erasmus+ Strategische Partnerschappen kunnen er geen partners wegvallen in verband met te weinig budget. Dit was in het LLP bij Partnerschappen soms wel aan de orde, omdat de budgetten toen uit de betrokken landen kwamen. Als uw SP toegekend wordt komt het gehele budget uit Nederland en daardoor kunnen en om die reden geen partners afvallen. Terug naar begin>> 4.13 Zijn er maximale bedragen verbonden aan de subsidiabele kostenposten? Meer informatie over de subsidiehoogtes is te vinden in de programmagids pag. 101-107. Terug naar begin>> 4.14 Hoe zit het met co-financiering in Strategische Partnerschappen? In Erasmus+ zijn er geen vastgestelde bedragen of percentages voor co-financiering opgenomen. Wel is het zo dat de vergoedingen voor ‘staff-costs’ met 25% zijn gedaald en dus veelal niet kostendekkend zijn. Op die manier zal een subsidieaanvrager dus een eigen bijdrage leveren aan de kosten van het project. Sowieso moet de subsidie worden gezien als een stimulans en bijdrage aan de kosten. Aanvragers en partners moeten er rekening mee houden dat deze subsidie niet altijd kostendekkend is. Het grote verschil met de Erasmus+, ten opzichte van LLP, is dat co-financiering niet apart onderbouwd hoeft te worden. Terug naar begin>> 28 4.15 Beleidsrijke invulling en nationale thema’s voor mbo en ve: wat betekenen ze voor mij als aanvrager? Het is van belang dat projecten passen bij de doelstellingen die uw organisatie nastreeft en uw eigen beleidsagenda. Daarnaast dient een project aansluiting te hebben bij de nationale en Europese beleidsthema’s. Onderstaand schema geeft weer hoe uw project aansluiting dient te vinden bij deze drie niveaus. Terug naar begin>> Om invulling te geven aan deze beleidsrijke invulling van het programma heeft het Nationaal Agentschap in afstemming met het ministerie van OCW en diverse stakeholders een aantal thema’s benoemd die op zowel Europees als nationaal niveau van belang zijn en in het midden van deze drie cirkels passen. Voor het MBO gaat het om de volgende thema’s: 1 Kwaliteit van onderwijs en kwaliteitszorg: kwalitatief goed onderwijs. Opleidingsteams centraal. Cultuur van Kwaliteitszorg. Focus op vakmanschap. EQAVET. Aantrekkelijkheid van beroepsonderwijs. 2 Curriculum en examinering: certificeerbare leereenheden en het valideren van leereenheden. Flexibele individuele leerwegen. Kwalificatiestructuur en doelmatigheid van het opleidingsaanbod. Flexibeler onderwijs dat aansluit bij behoeften van bedrijfsleven, valideren van werkervaring. 3 BPV en work-based learning: drie componenten: inhoud van opleidingen, vorm en doelmatigheid. Arbeidsmarktrelevante leerinhouden, kwaliteit van (internationale) beroepspraktijkvorming. Bedrijven aanspreken voor stagiaires en ook inkomende mobiliteit. European Alliance for Apprenticeships. Monitoring. 4 Voorkomen voortijdig schoolverlaten 29 5 Doorlopende leerlijn vmbo-mbo-hbo: aansluiting vmbo-mbo. VM2 experimenten. Associate degree. Loopbaanbegeleiding & professionalisering van loopbaanbegeleiders. Beschikbaarheid informatie studiekeuze. 6 Professionalisering docenten en trainers: HRM beleid, lerarenbeleid, lerarenregister, professioneel statuut, de docent centraal. Kwaliteit. 7 Internationale mobiliteit: accreditatie en inbedding internationalisering. Inkomende en uitgaande mobiliteit. Grensmobiliteit. Internationale diplomawaardering. Richtlijn erkenning beroepskwalificaties. Meeneembare studiefinanciering. 8 Regionale samenwerking en positionering in de regio naar bedrijven, overheid en andere partners in onderwijs en samenleving 9 Opening up Education 10 Ondernemerschap Voor de volwasseneneducatie gaat het om de volgende thema’s: 1 Scholing van basisvaardigheden en transversale vaardigheden Hierbij kan gedacht worden aan het versterken van vaardigheden van laagopgeleiden en migranten op het terrein van lezen, schrijven en rekenen. Maar ook activiteiten gericht op digitale vaardigheden, vreemde talen, sleutelvaardigheden/basic skills en algemene werknemersvaardigheden kunnen vallen binnen dit thema. 2 Scholing van specifieke groepen Hierbij kan gedacht worden aan programma’s die zijn toegesneden op specifieke groepen, zoals zieken, mensen met een arbeidsbeperking of gevangenen. De context voor het scholen en ontwikkelen van vaardigheden voor deelnemers uit deze doelgroep is vaak anders dan voor andere groepen laagopgeleiden. 3 Scholing van beroepsvaardigheden Hierbij kan gedacht worden aan de scholing of training van lager-opgeleiden gericht op een beroep of functie. De scholing kan zowel betrekking hebben op het vergroten van de mogelijkheden een startkwalificatie te verwerven, als op het bereiken van beroepsof functiegerichte kwalificaties onder het niveau mbo-2 (niveau 1 en 2 van het NLQF). 4 Waarderen en valideren van leeropbrengsten Hierbij kan gedacht worden aan het in beeld brengen van de reeds aanwezige kennis, vaardigheden en eigenschappen van lager-opgeleiden en migranten. Het gaat dan niet alleen om opbrengsten die via formele leerroutes zijn verworven, maar ook via nonformeel en informeel leren. Het ontwikkelen van standaarden en het valideren van de aanwezige leeropbrengsten kan de participatie van volwassenen vergroten en biedt mogelijkheden gerichte kortere educatieprogramma’s op maat te realiseren. 5 Professionalisering van docenten en vrijwilligers Hierbij kan gedacht worden aan de bevordering van deskundigheid van docenten voor het leren van specifieke doelgroepen, maar ook aan deskundigheidsbevordering van vrijwilligers in educatieve programma’s. Het ontwikkelen van en werken met standaarden of richtlijnen en het certificeren van vrijwilligers of professionals zouden hieraan kunnen bijdragen. Terug naar begin>> 30 4.16 Hoe is het aanvraagformulier opgebouwd? Zie www.erasmusplus.nl voor de aanvraagformulieren. Terug naar begin>> 4.17 Wat zijn de beoordelingscriteria? Uw project wordt beoordeeld op vier criteria: 1 De relevantie van het project (30 punten) Hierbij gaat het om de relevantie voor EU beleid, eventuele nationale beleidsdoelstellingen en uw eigen instellingsbeleid, de mate waarin er een behoefte aan is, de doelstellingen concreet en realistisch zijn, de mate waarin er sprake is van een innovatief project. 2 Kwaliteit van de projectopzet en implementatie (20 punten) Denk hierbij aan de kwaliteit van het werkprogramma, de consistentie tussen projectdoelstellingen en beoogde activiteiten en de ‘kosteneffectiviteit’, een goed evaluatiesysteem. 3 Kwaliteit van het projectteam en de samenwerking (20 punten) Denk hierbij aan de samenstelling van het partnerschap; past dit bij de beoogde doelstellingen, zijn de juiste partijen betrokken en op welke manier bent u van plan de samenwerking vorm te geven, balans in de takenverdeling en of er nieuwkomers bij betrokken zijn. 4 Impact en disseminatie (30 punten) Denk hierbij aan de potentiële impact van het project op de deelnemers en deelnemende organisaties en organisaties buiten het project en de mate waarin er sprake is van een duurzaam projectresultaat De minimumscore voor projecten is 60 van de 100 punten waarbij u op elk van de criteria min. 50% van de maximumscore dient te behalen. Sta stil bij wat u wilt bereiken met het project en wat de toegevoegde waarde is op Europees niveau. Zorg dat u helder formuleert en expliciet bent. Op de website www.erasmusplusmbo.nl of www.erasmusplusve.nl vindt u een Guide for Experts waarin u uitgebreider kunt lezen hoe de beoordelingsprocedure verloopt en waar u op beoordeeld wordt. Dit is het ‘handboek’ voor de beoordelaar (expert) van de aanvragen. Met name het assesment grid is interessant om te bekijken. Terug naar begin>> 4.18 Wie beoordeelt de aanvragen? De subsidieaanvraag wordt beoordeeld door twee experts. Afhankelijk van de hoogte van uw aanvraag zijn dit twee externe experts of is dat één externe expert en één expert van het NA. De experts zijn geselecteerd en getraind door het Nationaal Agentschap Erasmus+. Zij maakt daarbij gebruik van Europese documenten, handboeken en beoordelingstools. 31 De Gids voor experts is openbaar en vindt u op de website www.erasmusplusmbo.nl. Terug naar begin>> 4.19 Wat betekent een cross-sectoraal partnerschap? Dit heeft betrekking op een project waarin verschillende onderwijssectoren of onderwijs (po-vo-mbo-ho-ve) en jeugd samen werken en deelnemen. Terug naar begin>> 4.20 Welke landen kunnen deelnemen aan een strategisch partnerschap? Organisaties uit zowel programmalanden als partnerlanden (zie 1.20 en 1.21) kunnen als partner worden opgenomen. Het alleen mogelijk om met partnerlanden samen te werken indien er sprake is van het ‘importeren’ van kennis ten behoeve van het project. U dient in uw aanvraag aannemelijk te maken dat het gaat om unieke inbreng of kennis die niet in Europa aanwezig is. Implementatie van projectresultaten vindt plaats bij de programmalanden. Terug naar begin>> 4.21 Kan mijn organisatie meerdere aanvragen indienen of als partner deelnemen in meerdere strategische partnerschappen Ja, dit is mogelijk. Maar let op: eenzelfde consortium van partners mag slechts één aanvraag indienen bij één Nationaal Agentschap. Indien blijkt dat éénzelfde aanvraag meerdere malen is ingediend bij het NA (bijvoorbeeld bij Europees Platform én CINOP), worden alle aanvragen van dit strategisch partnerschap direct afgewezen. Terug naar begin>> 4.22 Wat zijn ontvankelijkheidscriteria? Voordat uw project inhoudelijk beoordeeld wordt, wordt er gecheckt of uw project voldoet aan de ontvankelijkheidscriteria. Denk hierbij aan is het project tijdig ingediend en voldoet uw partnerschap aan de voorwaarden. Een overzicht met de ontvankelijkheidscriteria is te vinden op pag. 97-98 van de programmagids. Neem vooraf ook de checklist in het aanvraagformulier goed door; daarin wordt onder andere vermeld welke documenten aanwezig moeten zijn als bijlage bij het aanvraagformulier. Terug naar begin>> 4.23 Waar kan ik voorbeelden vinden van Strategische Partnerschappen en de mogelijke activiteiten? In de programmagids vindt u verschillende voorbeeldactiviteiten per onderwijsveld en verschillende voorbeelden van een Strategisch Partnerschap, zowel specifiek voor een bepaalde sector als sectoroverstijgend (pag. 240-249, versie april 2014). Terug naar begin>> 32 4.24 Wanneer kan ik de uitslag verwachten? U kunt de uitslag rond augustus verwachten van het jaar waarin u de aanvraag heeft ingediend, dit is echter afhankelijk van de deadline. Terug naar begin>> 4.25 Wanneer starten de projecten? De eerst mogelijke startdatum voor projecten is 1 september van het jaar waarin u de aanvraag heeft ingediend. Terug naar begin>> 4.26 Moet ik de resultaten van mijn project beschikbaar stellen? De impact die het Strategisch Partnerschap heeft buiten het partnerschap is van groot belang en is ook onderdeel van de beoordeling. In dat kader is het de bedoeling resultaten breed te dissemineren en mogelijk ook te exploiteren zijn (zie pag. 250-256 programmagids versie april 2014 ). Daarnaast geldt in principe een open acces requirement voor onderwijsgerelateerde documenten en stukken die tijdens het project zijn geproduceerd. (zie pag. 12 programmagids). “Erasmus+ promotes the open access to materials, documents and media that are useful for learning, teaching, training, youth work and are produced by projects funded by the Programme. Beneficiaries of Erasmus+ grants producing any such materials, documents and media in the scope of any funded project should make them available for the public, in digital form, freely accessible through the Internet under open licences. Beneficiaries are nonetheless allowed to define the most appropriate level of open access, including limitations (e.g. interdiction of commercial exploitation by third parties) if appropriate in relation to the nature of the project and to the type of material. The open access requirement is without prejudice to the intellectual property rights of the grant beneficiaries.” (programmagids pag. 12). Terug naar begin>> 4.27 In welke taal kan ik mijn aanvraag schrijven? In principe mag een aanvraag strategische partnerschappen geschreven worden in elke officiële EU taal. Wij raden u echter aan om de aanvraag te schrijven in de taal die gebruikt wordt in het partnerschap. Voor elke aanvraag geldt dat er een Engelse samenvatting gegeven moet worden. 4.28 Welke bijlagen moet ik toevoegen aan mijn aanvraag? U dient als bijlage bij uw aanvraag minimaal de volgende documenten te uploaden: - Declaration of honour (getekend door de tekenbevoegde) 33 - Mandaten met alle partners ondertekend door zowel partner als coördinator (zie 1.24 voor toelichting wat is een mandaat) - Tijdslijn met projectactiviteiten en outputs (format is hier te vinden) 4.29 Het aanvraagformulier & transnational projectmeetings H.2: Bij total number of participants dient u het totaal aantal deelnemers aan alle internationale bijeenkomsten in te vullen. Dus indien er 3 internationale bijeenkomsten zijn waarbij er per keer 2 medewerkers deelnemen dan vult u het getal 6 in bij total number of participants. 34 5 Afronding van lopende projecten Leven Lang Leren programma (Call 2010 t/m Call 2013) 5.1 Wat gebeurt er met de Leonardo da Vinci- en Grundtvig-projecten die nog lopen onder het Leven Lang Leren programma? (call 2011, call 2012 en call 2013) De projecten van het LLL-programma blijven gewoon doorlopen en het kan dus zijn dat u straks parallel projecten in het ‘nieuwe’ en ‘oude’ programma heeft lopen. Alle informatie over het LLP-programma is te vinden op de website www.leonardodavinci.nl onder ‘LLP Leonardo da Vinci t/m 2013 Projectmanagement’. Alle informatie over het LLP-programma is te vinden op de website www.grundtvig.nl onder ‘LLP Grundtvig t/m 2013 Projectmanagement’. Terug naar begin>> 35 BIJLAGE 1: toelichting aanvraagformulier KA1 – Mobiliteit MBO Hieronder treft u een beknopte uitleg aan van een aantal hoofdstukken in het aanvraagformulier. In welke taal mag ik mijn aanvraag invullen? Dit mag in het Nederlands, echter de summary dient wél in het Engels te worden geschreven. B.1 Startdatum/einddatum: alleen voor de Call 2014 geldt een startdatum van 1 juli 2014 en een einddatum van 30 juni 2015 of 2016 (afhankelijk van de duur van uw project). B.2 Het is van belang hier ‘NL01 Nederland’ te selecteren. Als u dit niet doet zullen er geen financiële gegevens zichtbaar worden. C.1 Hier vult u uw eigen PI-Code in en klikt vervolgens op check PIC. Vervolgens verschijnen automatisch de NAW gegevens. Dit geldt tevens voor de gegevens van uw host organisaties die u als partner opvoert. Indien u namens een consortium de aanvraag indient, vult u ook de overige consortiumpartners in als reguliere partner. Indien u wilt aangeven dat het om een consortiumaanvraag gaat, kunt u dat in de bijlage aangeven, u kunt de bijlage uploaden bij het aanvraagformulier. C.1.1. Type of organisation in het aanvraagformulier: dit dient tijdens het aanvraagproces van de PI-code ingevoerd te zijn. U dient voor Erasmus+ te kiezen (zie rode cirkel). 36 Er verschijnt vervolgens een extra tabblad EAC waar u middels een keuzemenu uw ‘type of organisation’ kunt invullen. Vervolgens klikt u op Update your data. C.1.2. Heeft uw organisatie een Certificate for Mobility in het Leonardo da Vinci programma? Indien ja, deze is voor Call 2014 geldig. In het aanvraagformulier onder hoofdstuk C.1.2. klikt u op het plus-teken (indien nog niet ingevuld op pagina 4) en kiest u vervolgens voor de 2e optie: VET Mobility certificate (LLP-VET-MOB-CERT) (deze ‘+’ ziet u snel over het hoofd, hij staat direct boven de kop van sectie ‘ C.1.3. Background and Experience’) C.1.4. Indien uw organisatie meerdere locaties heeft, zorgt u er dan voor dat de juiste adressering aangegeven wordt in het formulier indien u zelf op een andere locatie werkzaam bent. 37 Let u er daarnaast op dat het e-mailadres correct is ingevuld. Vanaf het nieuwe programma zal alle te voeren correspondentie digitaal gebeuren en is het dus noodzakelijk dat e-mails tijdig gelezen worden. E.1. Indien u gebruik maakt van Europass Mobility (of andere Europass-documenten) of ECVET dient u dat hier via de ‘+’ aan te geven, er verschijnt dan een uitrolmenu waar je aan kan geven welke precies, meerdere kan ook door nogmaals ‘+’ te klikken. In het onderste vakje licht je dan toe hoe je deze inzet. G.1. Indien u een gecombineerde aanvraag doet voor zowel studenten als docenten, kunt u dat onder dit hoofdstuk aangeven. Door een + onderdaan deze sectie kunt u een nieuwe doelgroep en type activiteit toevoegen. U zult zien dat er vier activiteiten zijn, voor uitleg zie onder. Per ‘activiteit’ moet u een aparte sectie aanmaken waarin meerdere flows gezet kunnen worden. De vier activiteiten zijn: 1 Staff training abroad (professionals) 2 Training/teaching assignments abroad (professionals) 3 VET learners in companies (studenten) 4 VET learners in vocational institutes (studenten) Indien u beide doelgroepen in deze aanvraag meeneemt dient u in de toelichting ook steeds helder uiteen te zetten wat er voor de doelgroepen van toepassing is. Uitleg verschillende ‘Activity Type’ (zie ook ‘fiche’ op onze website): 38 Bij ‘is this a long term activity’ vult u nee in. Dit moet in éérst invullen voordat u het aantal dagen bij de flow in kunt vullen. Omdat u voor een short term activity gaat, kunt u alleen bij ‘dagen’ een getal invullen en niet bij ‘maanden’. Bij Flow vult u vervolgens het aantal dagen in. U kunt de distance calculator (zie www.erasmusplusmbo.nl) gebruiken om de juiste afstand te berekenen. Bij ‘country of origin’ zit Nederland bovenin het uitrolmenu, daar waar alle EUprogrammalanden staan. I.1 Als bij sectie G de flows zijn ingevuld vult deze tabel zich vanzelf en kun je hier daarna zelf de ‘distance band’ invullen per flow. I. 3 Het veld Organisational support vult zich vanzelf als u alle velden (getallen) met aantal deelnemers heeft ingevuld. Dus ook het cijfer ‘0’ als er iets niet van toepassing is. I.4 Let op: dit vak vul je alleen in voor studenten die langer dan één maand weggaan. Hier kunt u aangeven hoeveel studenten (geldt niet voor professionals) langer dan een maand gaan en gebruik zullen moeten maken van het taalassessment en hoeveel studenten gebruik willen maken van de online taalcursus. Dit betreft dan studenten die de volgende instructietaal hebben tijdens hun verblijf: EN, ES, IT, FR of DE. 39 Indien u studenten heeft die langer dan één maand verblijven én niet één van bovengenoemde talen als instructietaal heeft tijdens het verblijf, dan kunt u bij ‘group 2’ taalvoorbereidingskosten aanvragen. We adviseren u dit dan in sectie F.3 toe te lichten, zodat helder wordt dat dit nodig is en het budget niet afgekeurd wordt. J.2.1 Hier komt de totale berekening te staan op basis van maximale vergoedingen. Dit betreft de maximale EU-vergoedingen. Voor professionals worden EU-tabellen aangehouden. Handmatige bijstelling is alleen hier mogelijk (niet in andere tabellen, die vullen vanzelf). Om u te helpen inzicht te krijgen in het daadwerkelijk en realistisch benodigde budget hebben we een calculator voor u gemaakt (zie www.erasmusplusmbo.nl). Indien uw instelling niet elke student of professional de maximale vergoeding geeft (in geval van studenten verstaan we onder het maximale dus 60% van de EU-max), kunt u hier handmatig bij ‘Grant Requested’ aangeven hoeveel u daadwerkelijk wilt aanvragen. In het kader van past performance adviseren we u om dit, zoals aangegeven tijdens voorlichtingen, in lijn te doen met uw realisatie van de afgelopen jaren. K. In deze checklist is het volgende punt alleen van toepassing op aanvrager die een consortium zijn: • ‘the mandates of each partner to the applicant signed by both parties’ Indien u niet als consortium aanvraagt, is dit punt niet van toepassing op uw aanvraag. Indien u wel als consortium aanvraagt; het formulier hiervoor wordt binnenkort verwacht. Ondertekening U kunt de aanvraag ondertekenen op de volgende wijze: Na het invullen van de aanvraag print u alleen de pagina waar de handtekening moet komen te staan, deze laat u invullen en ondertekenen door de tekenbevoegde en vervolgens scant u deze pagina in. U kunt de handtekening vervolgens uploaden als bijlage en geeft in de ‘file name’ aan dat het de ondertekening betreft. Bijlagen (annexes) U kunt maximaal 5 bijlagen toevoegen. Dit zal in elk geval zijn: • Ondertekening van de aanvraag • In geval van consortium: getekend mandaat Verder kunt u denken aan: • Memorandum of Understanding (in geval van ECVET) • Internationaliseringsstrategie/beleid Bedenk daarbij dat het belangrijk is in uw aanvraag gericht te verwijzen naar deze documenten, de expert ( beoordelaar) zal alleen bij gericht opgenomen verwijzingen de bijlagen meenemen in de beoordeling. 40 Verder Er is ook een ‘Guide for Experts’ beschikbaar die u kan helpen bij het aanscherpen van uw aanvraag. Indien u een vraag heeft die hier niet bij staat, laat het ons gerust weten via [email protected] o.v.v. aanvraagformulier Mobiliteit mbo 41 BIJLAGE 2: toelichting aanvraagformulier KA1 – Mobiliteit VE Hieronder treft u een beknopte uitleg aan van een aantal hoofdstukken in het aanvraag formulier. In welke taal mag ik mijn aanvraag invullen? Dit mag in het Nederlands, echter de summary dient wél in het Engels te worden geschreven. B.1 Startdatum/einddatum: alleen voor de Call 2014 geldt een startdatum van 1 juli 2014 en een einddatum van 30 juni 2015 of 2016 (afhankelijk van de duur van uw project, dit kan 1 of 2 jaar zijn). B.2 Het is van belang hier ‘NL01 Nederland’ te selecteren. Als u dit niet doet zullen er geen financiële gegevens zichtbaar worden. C.1 Hier vult u uw eigen PI-Code in en klikt vervolgens op check PIC. Vervolgens verschijnen automatisch de NAW gegevens. Dit geldt tevens voor de gegevens van uw host organisaties die u als partner opvoert. Indien u namens een consortium de aanvraag indient, vult u ook de overige consortiumpartners in als reguliere partner. Indien u wilt aangeven dat het om een consortiumaanvraag gaat, kunt u dat in de bijlage aangeven, u kunt de bijlage uploaden bij het aanvraagformulier. C.1.1. Type of organisation in het aanvraagformulier: dit dient tijdens het aanvraagproces van de PI-code ingevoerd te zijn. U dient voor Erasmus+ te kiezen (zie rode cirkel). 42 43 Er verschijnt vervolgens een extra tabblad EAC waar u middels een keuzemenu uw ‘type of organisation’ kunt invullen. Vervolgens klikt u op Update your data. C.1.4. Indien uw organisatie meerdere locaties heeft, zorgt u er dan voor dat de juiste adressering aangegeven wordt in het formulier indien u zelf op een andere locatie werkzaam bent. Let u er daarnaast op dat het e-mailadres correct is ingevuld. Vanaf het nieuwe programma zal alle te voeren correspondentie digitaal gebeuren en is het dus noodzakelijk dat e-mails tijdig gelezen worden. F.1. Indien u gebruik maakt van Europass Mobility (of andere Europass-documenten) dient u dat hier via de ‘+’ aan te geven, er verschijnt dan een uitrolmenu waar je aan kan geven welke precies, meerdere kan ook door nogmaals ‘+’ te klikken. In het onderste vakje licht je dan toe hoe je deze inzet. H.1. De volwasseneneducatie onderscheidt twee activiteiten binnen KA1. 1 Staff training abroad (alleen voor staff/professionals in de ve) 2 Training/teaching assignments abroad (alleen voor staff/professionals in de ve) Voor lerenden in de ve is geen subsidie beschikbaar binnen KA1 44 Door een + onderdaan deze sectie kunt u een type activiteit toevoegen. Per ‘activiteit’ moet u een aparte sectie aanmaken waarin meerdere flows gezet kunnen worden. Bij ‘is this a long term activity’ vult u nee in. Dit moet in éérst invullen voordat u het aantal dagen bij de flow in kunt vullen. Omdat u voor een short term activity gaat, kunt u alleen bij ‘dagen’ een getal invullen en niet bij ‘maanden’. Bij Flow vult u vervolgens het aantal dagen in. U kunt de distance calculator (zie www.erasmusplusmbo.nl) gebruiken om de juiste afstand te berekenen. Bij ‘country of origin’ zit Nederland bovenin het uitrolmenu, daar waar alle EUprogrammalanden staan. J.1. Als bij sectie G de flows zijn ingevuld vult deze tabel zich vanzelf en kun je hier daarna zelf de ‘distance band’ invullen per flow. J.3 Het veld Organisational support vult zich vanzelf als u alle velden (getallen) met aantal deelnemers heeft ingevuld. Dus ook het cijfer ‘0’ als er iets niet van toepassing is. K.2.1 Hier komt de totale berekening te staan op basis van maximale vergoedingen. Dit betreft de maximale EU-vergoedingen. Voor professionals worden EU-tabellen aangehouden. Handmatige bijstelling is alleen hier mogelijk (niet in andere tabellen, die vullen vanzelf). Om u te helpen inzicht te krijgen in het daadwerkelijk en realistisch benodigde budget hebben we een calculator voor u gemaakt (zie www.erasmusplusmbo.nl). Indien uw instelling niet elke student of professional de maximale vergoeding geeft (in geval van studenten verstaan we onder het maximale dus 60% van de EU-max), kunt u hier handmatig bij ‘Grant Requested’ aangeven hoeveel u daadwerkelijk wilt aanvragen. 45 In het kader van past performance adviseren we u om dit, zoals aangegeven tijdens voorlichtingen, in lijn te doen met uw realisatie van de afgelopen jaren. L. In deze checklist is het volgende punt alleen van toepassing op aanvrager die een consortium zijn: • ‘the mandates of each partner to the applicant signed by both parties’ Indien u niet als consortium aanvraagt, is dit punt niet van toepassing op uw aanvraag. Indien u wel als consortium aanvraagt; het formulier hiervoor wordt binnenkort verwacht. Ondertekening U kunt de aanvraag ondertekenen op de volgende wijze: Na het invullen van de aanvraag print u alleen de pagina waar de handtekening moet komen te staan, deze laat u invullen en ondertekenen door de tekenbevoegde en vervolgens scant u deze pagina in. U kunt de handtekening vervolgens uploaden als bijlage en geeft in de ‘file name’ aan dat het de ondertekening betreft. Bijlagen (annexes) U kunt maximaal 5 bijlagen toevoegen. Dit zal in elk geval zijn: • Ondertekening van de aanvraag • In geval van consortium: getekend mandaat Verder kunt u denken aan: • Internationaliseringsstrategie/beleid/European Development Plan Bedenk daarbij dat het belangrijk is in uw aanvraag gericht te verwijzen naar deze documenten, de expert ( beoordelaar) zal alleen bij gericht opgenomen verwijzingen de bijlagen meenemen in de beoordeling. • Optioneel: samenwerkingsovereenkomst tussen partners/intentieverklaring Verder De ‘Guide for Experts’ zal ook beschikbaar gesteld worden en kan u helpen in het aanscherpen van uw aanvraag. Indien u een vraag heeft die hier niet bij staat, laat het ons gerust weten via [email protected] o.v.v. aanvraagformulier Mobiliteit volwasseneneducatie. 46
© Copyright 2024 ExpyDoc