FAQ - Leonardo da Vinci

FAQ – Frequently Asked Questions - Veelgestelde Vragen
(VERSIE 1 oktober 2014)
Nuffic, Europees Platform, CINOP en het Nederlands Jeugdinstituut vormen het Nederlands
Nationaal Agentschap Erasmus+. Ze voeren samen het Europese subsidieprogramma
Erasmus+ uit.
Dit document is opgesteld door CINOP Erasmus+, onderdeel van CINOP. Binnen Erasmus+
is CINOP verantwoordelijk voor de subsidieprojecten die op het middelbaar
beroepsonderwijs (mbo) en de volwasseneneducatie (ve) betrekking hebben. Deze FAQ is
geschreven om subsidieontvangers en toekomstige aanvragers uit het mbo en de ve te
informeren over het subsidieprogramma Erasmus+.
Als u een vraag heeft die het primair, voortgezet of hoger onderwijs dan wel de
jeugdsector betreft, dan verwijzen we u naar onderstaande websites van onze partners
binnen het Nationale Agentschap.
Europees Platform:
primair en voortgezet onderwijs
Nuffic:
hoger onderwijs
Nederlands Jeugdinstituut:
jeugd
In de FAQ wordt waar mogelijk verwezen naar Europese brondocumenten. Er kunnen geen
rechten worden ontleend aan de informatie te vinden in de FAQ. De informatie zoals te
vinden in de Europese brondocumenten is leidend. De FAQ is opgesteld op basis van
onderstaande versies van de Europese documenten. Eventuele wijzigingen in nieuwe
versies zijn nog niet verwerkt in de FAQ.
Voor meer informatie verwijzen we u ook naar:
•
Programmagids – versie 3: 09/04/2014.
•
Aanvraagformulieren
•
Technical guidelines for completing application eForms
•
Op www.erasmusplusmbo.nl en www.erasmusplusve.nl onder ‘Erasmus+
subsidiemogelijkheden’ vindt u in de rechterkantlijn bij de verschillende Key Actions
presentaties (powerpoint/prezi’s) waarin de belangrijkste informatie voor u op een rij
is gezet.
Aan de FAQ zijn bijlagen toegevoegd, één bijlage over het mbo-formulier en één bijlage
over het ve-formulier. Hierin staan een aantal secties uit het aanvraagformulier toegelicht.
Zit uw vraag er niet bij?
Stuur uw vraag dan naar [email protected] onder vermelding van
“FAQ - sector (mbo of ve) - actielijn (Mobiliteit of Strategische Partnerschappen)”
1
Indeling FAQ:
Hoofdstuk 1
FAQ Algemeen Erasmus+
Hoofdstuk 2
FAQ Mobiliteit van studenten en professionals in het mbo
Hoofdstuk 3
FAQ Mobiliteit van professionals in de ve
Hoofdstuk 4
FAQ Strategische Partnerschappen in het mbo en de ve
Hoofdstuk 5
FAQ Afronding Leven Lang Leren programma
2
Inhoudsopgave
1 FAQ Algemeen Erasmus+ .............................................................................. 8
1.1
Hoe is Erasmus+ opgebouwd? ......................................................................... 8
1.2
Waar kan ik subsidie aanvragen ...................................................................... 8
1.3
Wat is de looptijd van projecten? ..................................................................... 8
1.4
Wanneer moet ik mijn aanvraag indienen?........................................................ 9
1.5
Waar vind ik de aanvraagformulieren ............................................................... 9
1.6
Waar vind ik informatie over de mogelijkheden binnen Erasmus+ voor de
verschillende onderwijsvelden?........................................................................ 9
1.7
Hoe kan ik een aanvraag indienen? Wat is de URF/PIC/PI-code? .......................... 9
1.8
Moet ik de aanvraag nog op papier opsturen? ................................................. 10
1.9
Kan ik bijlagen toevoegen aan mijn aanvraag? ................................................ 10
1.10
Hoe laat ik de aanvraag ondertekenen als de aanvraag digitaal gesubmit wordt? ....
.............................................................................................................. 10
1.11
Hoe weet ik of mijn aanvraag gesubmit is? ..................................................... 11
1.12
Wat is een financial capacity check? ............................................................... 11
1.13
Hoe moet ik de kosten van mijn project aan het einde verantwoorden? .............. 11
1.14
Is het mogelijk om als individu een aanvraag in te dienen? ............................... 11
1.15
Moeten partners ook een PI-Code aanvragen? (PI-code = personal identification
code) ......................................................................................................... 11
1.16
Kan ik de PI-code voor alle programmaonderdelen van Erasmus+ gebruiken? ..... 12
1.17
Ik heb al eerder een PI-code aangevraagd voor Horizon 2020 is deze geldig? ..... 12
1.18
Zijn de kosten voor voorbereidende bezoeken (preparatory visits) subsidiabel
binnen E+? ................................................................................................. 12
1.19
Wat is het budget voor mbo en ve voor Call 2015 in Nederland?........................ 12
1.20
Waar vind ik meer informatie over het onderdeel Sport van Erasmus+? ............. 12
1.21
Welke organisaties vormen het Nationaal Agentschap Erasmus+ in Nederland? ... 13
1.22
Welke landen nemen deel aan het programma?............................................... 13
1.23
Is het ook mogelijk om met niet-programmalanden samen te werken? .............. 13
1.24
Wat is een mandaat? ................................................................................... 14
2 FAQ Mobiliteit van studenten en professionals in het mbo – KA1 ................ 15
2.1
Hoe ziet transnationale mobiliteit er uit in Erasmus+? ...................................... 15
2.2
Hoe vaak mag een student of professional in heb mbo gebruik maken van subsidie
in Erasmus+? .............................................................................................. 15
3
2.3
Mag een student na afstuderen nog gebruik maken van subsidie in Erasmus+? ... 15
2.4
Wat zijn minimum- en maximumverblijfsduren in KA1? .................................... 15
2.5
Hoeveel aanvragen kan ik per instelling indienen? ........................................... 15
2.6
Wanneer moet ik de aanvraag indienen? ........................................................ 16
2.7
Zijn Letters of Intent verplicht bij Mobiliteitsaanvragen? ................................... 16
2.8
Wanneer kan ik de uitslag KA1 – Mobiliteit call 2014 verwachten? ..................... 16
2.9
Wanneer start mijn mobiliteitsproject call 2014? ............................................. 16
2.10
Is er een lijst met vergoedingstabellen voor mobiliteit van studenten en
professionals in het mbo? ............................................................................. 16
2.11
Kan een student ook een talencursus in het buitenland volgen? ......................... 17
2.12
Wat verandert er op het vlak van taalvoorbereiding bij mobiliteit van studenten in
het mbo? .................................................................................................... 17
2.13
Wordt taalvoorbereiding vergoed? ................................................................. 17
2.14
Is de online taalvoorbereiding die door de EU aangeboden wordt branche-specifiek?
17
2.15
Wat ziet de student als resultaat van het taalassessment? ................................ 17
2.16
In welke taal laat je een student het assessment maken? ................................. 17
2.17
Mag een student of professional die al een gebruik heeft gemaakt van een
mobiliteit in het Leonardo da Vinci programma (2007-2013) ook weer mee in het
Erasmus+ programma (2014-2020)? ............................................................. 18
2.18
Kunnen praktijkopleiders, experts uit het bedrijfsleven ook gebruikmaken van
VETPro (LdV) en mobiliteit voor professionals (Erasmus+)? .............................. 18
2.19
Mogen buitenlandse partners in een mobiliteitsaanvraag mbo ook hoger
onderwijs/universiteit zijn? ........................................................................... 18
2.20
Welke landen mogen deelnemen en naar welke landen kunnen studenten en
professionals op stage? ................................................................................ 18
2.21
Mobiliteit in het mbo - Mag een student of professional ook buiten Europa op
stage? ........................................................................................................ 18
2.22
Kan een student uit het mbo met Erasmus+ op stage naar de Nederlandse
Antillen? ..................................................................................................... 18
2.23
Kan ik als student subsidie aanvragen bij CINOP Erasmus+, het Nationaal
Agentschap voor Erasmus+ (voorheen Leonardo da Vinci)? .............................. 19
2.24
Mag je, als je dit jaar een 2-jarige mobiliteitsaanvraag doet, dat volgend jaar weer
doen?......................................................................................................... 19
2.25
Wanneer moet ik mijn interimrapportage indienen? ......................................... 19
2.26
Wat is de looptijd van een mobiliteitsproject? .................................................. 19
2.27
Blijven we met de Mobility Tool werken in het Erasmus+ programma? ............... 19
4
2.28
Moet ik de aanvraag nog op papier opsturen? ................................................. 19
2.29
Wat houdt de mbo Charter voor mobiliteit (accreditatie) in? .............................. 19
2.30
Hoe en wanneer kan ik de mbo Charter voor mobiliteit (accreditatie) aanvragen? ...
.............................................................................................................. 20
2.31
Hoe lang is de Charter (na toekenning) geldig? ............................................... 20
2.32
Moet ik een Charter (accreditatie) hebben om subsidie aan te vragen voor KA1 –
Mobiliteit? Is de Charter verplicht? ................................................................. 20
2.33
Welke kostencategorieën zijn er bij KA1 mobiliteit in het mbo? .......................... 20
2.34
Kan ik met budgetten uit annex II van de overeenkomst schuiven? ................... 20
2.35
Ik heb minder subsidie toegekend gekregen dan ik heb aangevraagd, wat betekent
dat voor het aantal mobiliteiten dat ik dien te realiseren? ................................. 21
2.36
Hoe ga ik om met de minimum-maximum rates for individual support (betreft
alleen studentmobiliteit)? ............................................................................. 21
3 FAQ Mobiliteit van professionals in de volwasseneneducatie (KA1 – staff
mobility).......................................................................................................... 23
3.1
Hoe ziet transnationale mobiliteit er uit in Erasmus+? ...................................... 23
3.2
Kun je als individu een mobiliteitsaanvraag (KA1) doen? .................................. 23
3.3
Hoe vaak mag je gebruik maken van subsidie in Erasmus+? ............................. 23
3.4
Wat zijn minimum- en maximumverblijfsduren in KA1? .................................... 23
3.5
Hoeveel aanvragen kan ik per instelling indienen? ........................................... 23
3.6
Wanneer moet ik de aanvraag indienen? ........................................................ 23
3.7
Wanneer kan ik de uitslag KA1 – Mobiliteit verwachten? ................................... 24
3.8
Wanneer start mijn mobiliteitsproject? ........................................................... 24
3.9
Is er een lijst met vergoedingstabellen voor mobiliteit van staf en vrijwilligers in de
volwasseneneducatie? .................................................................................. 24
3.10
Mogen buitenlandse partners in een mobiliteitsaanvraag ook hoger
onderwijs/universiteit/ scholen zijn? .............................................................. 24
3.11
Welke landen mogen deelnemen en naar welke landen kunnen vrijwilligers en
stafleden uit de ve op mobiliteit? ................................................................... 24
3.12
Mag je, als je dit jaar een 1- of 2-jarige mobiliteitsaanvraag doet, dat volgend jaar
weer doen? ................................................................................................. 24
3.13
Wanneer moet ik mijn interimrapportage indienen? ......................................... 24
3.14
Wat is de looptijd van een mobiliteitsproject? .................................................. 24
3.15
Welke kostencategorieën zijn er bij KA1 mobiliteit in de ve?.............................. 25
3.16
Waar vind ik geschikte nascholingscursussen voor onder KA1 mobiliteit? ............ 25
5
4 FAQ Strategische Partnerschappen MBO/VE (KA2) ..................................... 26
4.1
Wat zijn strategische partnerschappen?.......................................................... 26
4.2
Wat is het budget voor strategische partnerschappen? ..................................... 26
4.3
Welke kosten zijn subsidiabel? ...................................................................... 26
4.4
Welke kosten vallen er onder de categorie projectmanagement? ....................... 26
4.5
Wat wordt er bedoeld met intellectuele output? ............................................... 27
4.6
Welke kosten vallen er onder de categorie intellectuele output? ........................ 27
4.7
Wanneer komt iets in aanmerking voor exceptional costs? ................................ 27
4.8
Mogen de multiplier bijeenkomsten (conferenties, seminars e.d.) plaatsvinden in
een van de partnerlanden? ........................................................................... 27
4.9
Bestaan er vergoedingen voor multiplier bijeenkomsten? .................................. 27
4.10
Is er mobiliteit mogelijk binnen een Strategisch Partnerschap? .......................... 28
4.11
Is er een minimum aantal partners? .............................................................. 28
4.12
Kan het project nog doorgaan als er partners afvallen? .................................... 28
4.13
Zijn er maximale bedragen verbonden aan de subsidiabele kostenposten? .......... 28
4.14
Hoe zit het met co-financiering in Strategische Partnerschappen? ...................... 28
4.15
Beleidsrijke invulling en nationale thema’s voor mbo en ve: wat betekenen ze voor
mij als aanvrager? ....................................................................................... 29
4.16
Hoe is het aanvraagformulier opgebouwd? ...................................................... 31
4.17
Wat zijn de beoordelingscriteria? ................................................................... 31
4.18
Wie beoordeelt de aanvragen? ...................................................................... 31
4.19
Wat betekent een cross-sectoraal partnerschap? ............................................. 32
4.20
Welke landen kunnen deelnemen aan een strategisch partnerschap? ................. 32
4.21
Kan mijn organisatie meerdere aanvragen indienen of als partner deelnemen in
meerdere strategische partnerschappen ......................................................... 32
4.22
Wat zijn ontvankelijkheidscriteria? ................................................................. 32
4.23
Waar kan ik voorbeelden vinden van Strategische Partnerschappen en de mogelijke
activiteiten? ................................................................................................ 32
4.24
Wanneer kan ik de uitslag verwachten? .......................................................... 33
4.25
Wanneer starten de projecten?...................................................................... 33
4.26
Moet ik de resultaten van mijn project beschikbaar stellen? .............................. 33
4.27
In welke taal kan ik mijn aanvraag schrijven? ................................................. 33
4.28
Welke bijlagen moet ik toevoegen aan mijn aanvraag? ..................................... 33
4.29
Het aanvraagformulier & transnational projectmeetings .................................... 34
6
5 Afronding van lopende projecten Leven Lang Leren programma (Call 2010 t/m
Call 2013) ........................................................................................................ 35
5.1
Wat gebeurt er met de Leonardo da Vinci- en Grundtvig-projecten die nog lopen
onder het Leven Lang Leren programma? (call 2011, call 2012 en call 2013) ...... 35
BIJLAGE 1: toelichting aanvraagformulier KA1 – Mobiliteit MBO ..................... 36
BIJLAGE 2: toelichting aanvraagformulier KA1 – Mobiliteit VE ........................ 42
7
1 FAQ Algemeen Erasmus+
1.1
Hoe is Erasmus+ opgebouwd?
Erasmus+ is opgebouwd uit de volgende Key Actions. Deze zijn identiek voor alle
onderwijsvelden en jeugd.
•
•
•
•
KA1: Learning mobility of individuals
–
Mobility for learners and staff
–
Joint master degrees
–
Master student loan guarantee
KA2: Cooperation and innovation for good practices
–
Strategic partnerships
–
Knowledge and sector skills alliances
–
Capacity Building
–
IT support platforms (such as E-twinning)
KA3: Support for policy reform
–
Knowledge in the fields of education, training and youth
–
Prospective initiatives
–
Support to European policy tools
–
Cooperation with international organisations
–
Stakeholder dialogue, policy and programme promotion
Jean Monnet
•
Sport
Terug naar begin>>
1.2
Waar kan ik subsidie aanvragen
Voor de volgende kunt u terecht bij de Nationale Agentschappen (decentraal):
•
KA1: Learning mobility of individuals
•
KA2: Cooperation and innovation for good practices
–
Strategic partnerships
De overige acties worden uitgevoerd door de Executive Agency/Europese Commissie. De
Sector Skills Alliances en Knowledge Alliances worden vanuit het Executive Agency centraal
aangestuurd en het NA zal met EA EAC nauw samenwerken bij het voorlichten, verbreden
van partnerschappen en het vergroten van de impact in de nationale context.
Terug naar begin>>
1.3
Wat is de looptijd van projecten?
Voor mobiliteit geldt een looptijd van één of twee jaar.
Voor strategische partnerschappen geldt een looptijd van twee of drie jaar.
Terug naar begin>>
8
1.4
Wanneer moet ik mijn aanvraag indienen?
De deadlines in 2015 voor het indienen van aanvragen zijn nog niet bekend, zodra bekend
zie onze website:
KA1 – Mobiliteit
verwacht voorjaar 2015
KA1 – Charter voor mobiliteit mbo
verwacht late voorjaar 2015
KA2 – Strategische Partnerschappen
verwacht voorjaar 2015
KA2 – Sector Skills Alliances
ntb
KA2 – Knowledge Alliances
ntb
Let op, aanvragen dienen voor 12:00 ingediend te zijn, Bij indiening om 12.01 uur ’s
middags is uw aanvraag niet ontvankelijk.
Er is slechts één deadline per jaar. De deadlines voor 2015 zijn nog niet bekend, we
verwachten dat deze zullen liggen rond januari/februari/maart 2015. Exacte data volgen
zodra deze bekend zijn.
Terug naar begin>>
1.5
Waar vind ik de aanvraagformulieren
De aanvraagformulieren Call 2015 verwachten we begin oktober 2015 als de Call 2015
gepubliceerd wordt. Om alvast een idee te krijgen kunt u de aanvraagformulieren van Call
2014 ter inspiratie inzien (deze kunnen niet meer gebruikt worden!).
Aanvraagformulier KA1 Individuele leermobiliteit mbo Call 2014
Aanvraagformulier KA1 Individuele leermobiliteit ve Call 2014
Aanvraagformulier KA2 Strategische Partnerschappen mbo Call 2014
Aanvraagformulier KA2 Strategische Partnerschappen Cross sectoraal Call 2014
Terug naar begin>>
1.6
Waar vind ik informatie over de mogelijkheden binnen Erasmus+ voor de
verschillende onderwijsvelden?
Via de website http://www.erasmusplus.nl/aanvragen-subsidie/oproep-2014/ is informatie
te vinden voor alle velden en vindt u ook een link naar de specifieke onderwijsvelden. Per
actielijn is er een toelichting met links naar bijvoorbeeld aanvraagformulier en de Europese
programmagids.
Het Europese brondocument is de programmagids, hier is alle informatie over het
programma en de voorwaarden te vinden.
Terug naar begin>>
1.7
Hoe kan ik een aanvraag indienen? Wat is de URF/PIC/PI-code?
(PI-code = personal identification code)
Voordat u aan de slag kunt met het indienen van uw aanvraag dient uw organisatie zich te
registreren in de ‘participants portal’. Alle organisaties die in een aanvraag opgevoerd
worden (dus ook de partnerorganisaties) dienen zich hier eerst eenmalig te registreren.
9
U dient eerst een ECAS (European Commission Authentication Service) account aan te
maken. Zodra u hier geregistreerd bent kunt u gebruik maken van diverse online services
van de Europese Commissie. Zonder ECAS heeft u bijvoorbeeld geen toegang tot de online
aanvraagformulieren. Het aanmaken van een ECAS account kan hier.
Na uw registratie in ECAS kunt u een PI-code aanvragen. Deze code dient u in te vullen in
het aanvraagformulier waarna een aantal gegevens vooraf ingevuld zal worden. Het
aanvragen van een PI-code kan hier.
Voordat u aan de slag gaat met het invullen van uw aanvraagformulier is het van belang
dat u op de hoogte bent van de voorwaarden en criteria waaraan u moet voldoen. Het is
mogelijk om uw projectideeën te toetsen bij het Nationaal Agentschap. We raden u aan
een projectopzetformulier in te vullen. Het is op deze manier mogelijk om via een
(telefonisch) adviesgesprek feedback te ontvangen op uw projectideeën.
Meer informatie over aanvragen van de PI-code vindt u ook op www.erasmusplusmbo.nl of
www.erasmusplusve.nl
Terug naar begin>>
1.8
Moet ik de aanvraag nog op papier opsturen?
Nee, vanaf Erasmus+ geldt totale digitalisering van de aanvraag middels een e-form. U
vindt meer (technische) informatie over hoe dit e-form werkt aan het eind van deze faq en
/ of in de Technical guidelines for completing application e-forms op onze website
www.erasmusplusmbo.nl of www.erasmusplusve.nl.
Terug naar begin>>
1.9
Kan ik bijlagen toevoegen aan mijn aanvraag?
Ja, dit is mogelijk tot maximaal 2 mb. De minimaal vereiste bijlagen bij KA1 zijn de
Declaration of honour (ondertekend, te vinden in de aanvraag) en (alleen in het geval van
een nationaal consortium) een mandaat. U vindt het mandaat via de website
www.erasmusplusmbo.nl of www.erasmusplusve.nl. Zie voor het totaaloverzicht ook sectie
‘K’ van het aanvraagformulier.
Terug naar begin>>
1.10 Hoe laat ik de aanvraag ondertekenen als de aanvraag digitaal gesubmit
wordt?
Als de aanvraag volledig is, print u alleen de pagina waar de handtekening gezet dient te
worden. U laat de tekenbevoegde ondertekenen, scant de pagina vervolgens in en voegt
deze als bijlage toe bij de aanvraag. De aanvraag mag pas daarná gesubmit worden.
Terug naar begin>>
10
1.11
Hoe weet ik of mijn aanvraag gesubmit is?
In sectie ‘O’ van het aanvraagformulier kunt u de aanvraag, inclusief bijlagen submitten.
Als u bij ‘submission summary’ de submission code ziet staan inclusief datum en tijd, dan
is uw aanvraag gesubmit. Dit ziet u ook in de voetnoot van elke pagina van de aanvraag.
Zoals in sectie ‘K’ te lezen is, dient u uw gesubmitte aanvraag onder een nieuwe naam op
uw eigen computer op te slaan.
1.12 Wat is een financial capacity check?
Private aanvragers die een project indienen boven de € 60.000 kunnen een financial
capacity check krijgen. Dit houdt in dat uw organisatie wordt gecontroleerd op financiële
draagkracht. Indien de financiële draagkracht onvoldoende wordt beoordeeld kan het
Nationaal Agentschap vragen om een bankgarantie. In plaats van een bankgarantie kan
ook een ‘joint third-party guarantee’ akkoord bevonden worden, hierbij staat of staan één
of meerdere projectpartners garant. Naast financiële draagkracht speelt overigens ook
operationele draagkracht een rol bij de beoordeling.
Terug naar begin>>
1.13 Hoe moet ik de kosten van mijn project aan het einde verantwoorden?
Hiervoor verwijzen we u naar de grant agreement (de subsidieovereenkomst) en de
bijbehorende bijlagen.
1.14 Is het mogelijk om als individu een aanvraag in te dienen?
Nee, aanvragen binnen Erasmus+ kunnen alleen ingediend worden door rechtspersonen.
Terug naar begin>>
1.15 Moeten partners ook een PI-Code aanvragen? (PI-code = personal
identification code)
Ja, alle organisaties die willen deelnemen in Erasmus+ moeten een pi-code aanvragen
(ook wel PIC/URF). De code moet worden ingevoerd in het aanvraagformulier en zorgt
ervoor dat aantal velden dan al vooraf ingevuld zijn.
Voor KA1 (Mobiliteit) geldt: hosting partners (dus buitenlandse ‘ontvangende’ partners) die
u in uw Nederlandse aanvraag opneemt dienen wél een pi-code te hebben maar de code
hoeft niet gevalideerd te worden.
Hosting partners die niet in de aanvraag worden meegenomen maar tijdens het project wel
ingezet worden dienen ten tijde van de eindrapportage alsnog een PI-code te hebben om
juist te kunnen rapporteren.
Op dit moment is helaas nog niet precies duidelijk of de daadwerkelijke hosting partner
(het bedrijf waar de student/professional) de PI-code moet hebben of dat, indien van
toepassing, de partnerschool volstaat als partner en dus diens PI-code. We hopen u op
korte termijn duidelijkheid te verschaffen.
11
Terug naar begin>>
1.16 Kan ik de PI-code voor alle programmaonderdelen van Erasmus+
gebruiken?
Ja, de PI-code is voor alle actielijnen van Erasmus+. Elke deelnemende organisatie heeft
een eigen PI-code nodig.
Terug naar begin>>
1.17 Ik heb al eerder een PI-code aangevraagd voor Horizon 2020 is deze
geldig?
Ja, de PI-code is geldig voor alle EU onderzoek, innovatie, onderwijs en culturele
programma’s. Via
http://ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop/en/organisations/register.html
kunt u controleren of uw organisatie of een partnerorganisatie al een PI-code heeft.
Terug naar begin>>
1.18 Zijn de kosten voor voorbereidende bezoeken (preparatory visits)
subsidiabel binnen E+?
Nee, de actielijn voorbereidende bezoeken is binnen Erasmus+ komen te vervallen.
Nationale Agentschappen zullen wel contactseminars en/of thematische seminars
organiseren waarbij u de gelegenheid heeft om nieuwe partners te leren kennen.
Terug naar begin>>
1.19 Wat is het budget voor mbo en ve voor Call 2015 in Nederland?
Op dit moment is de exacte hoogte van de budgetten nog niet bekend. Zodra deze
beschikbaar zijn wordt dit aangevuld.
KA 1
KA 2
Middelbaar
Volwassen-
beroepsonderwijs
educatie
Mobiliteit van studenten
€ in afwachting
Nvt
Mobiliteit van professionals
€ in afwachting
€ in afwachting
Strategische Partnerschappen
€ in afwachting
€ in afwachting
Totalen
€
€
Terug naar begin>>
1.20 Waar vind ik meer informatie over het onderdeel Sport van Erasmus+?
De subsidies voor Sport worden door het Executive Agency uitgezet. Voor meer informatie
zie pagina 179-191 van de programmagids of ga naar de website van de Executive
Agency.
Terug naar begin>>
12
1.21 Welke organisaties vormen het Nationaal Agentschap Erasmus+ in
Nederland?
In Nederland vormen Nuffic, Europees Platform, en CINOP het Nationaal Agentschap
Erasmus+ Onderwijs & Training. Nuffic is verantwoordelijk voor het hoger onderwijs,
Europees Platform voor het primair en voortgezet onderwijs en CINOP voor het middelbaar
beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie. Het Agentschap werkt nauw samen met het
Nationaal Agentschap Erasmus+ Jeugd, dat is ondergebracht bij het Nederlands
Jeugdinstituut.
Terug naar begin>>
1.22 Welke landen nemen deel aan het programma?
Europese lidstaten
België
Frankrijk
Letland
Portugal
Bulgarije
Griekenland
Litouwen
Roemenië
Cyprus
Hongarije
Luxemburg
Slovenië
Denemarken
Ierland
Malta
Slowakije
Duitsland
Italië
Nederland
Tsjechië
Estland
Spanje
Oostenrijk
Verenigd
Finland
Kroatië
Polen
Koninkrijk
Zweden
Niet Europese lidstaten
Voormalig Joegoslavië
Liechtenstein
Macedonië
Noorwegen
Turkije
IJsland
Terug naar begin>>
1.23 Is het ook mogelijk om met niet-programmalanden samen te werken?
Voor de actielijn KA1 mobiliteit voor het mbo en de ve is dit niet mogelijk. Bij KA2
strategische partnerschappen voor het mbo en de ve is het alleen mogelijk om met
zogenaamde partnerlanden samen te werken indien er sprake is van het ‘importeren’ van
kennis ten behoeve van het project. U dient in uw aanvraag aannemelijk te maken dat het
gaat om unieke inbreng of kennis die niet in Europa aanwezig is. Implementatie van
projectresultaten vindt plaats in de programmalanden. Capaciteitsopbouw is niet mogelijk
en alleen beschikbaar voor hoger onderwijs en de jeugdsector.
Zwitserland:
Let op! Voor Zwitserland geldt een verminderde deelname aan Erasmus+. Onder KA1 is
geen samenwerking met Zwitserland mogelijk, binnen KA2 zal het alleen als ‘partnerland’
aangemerkt worden.
Terug naar begin>>
13
1.24 Wat is een mandaat?
Voor het aanvragen van mobiliteit binnen een consortium en voor strategische
partnerschappen dient u als bijlage een mandaat toe te voegen aan de aanvraag. Een
mandaat is een bilaterale overeenkomst tussen de coördinerende organisatie en elk van de
partners. In het geval van een consortium bij mobiliteit dient u alleen een mandaat op te
stellen met de (Nederlandse) partners die onderdeel zijn van het consortium. Bij KA2 moet
het mandaat ondertekent zijn door de coördinatoren én de partners. Een mandaatformulier is beschikbaar via de website www.erasmusplusmbo.nl of
www.erasmusplusve.nl.
14
2 FAQ Mobiliteit van studenten en professionals in het
mbo – KA1
2.1
Hoe ziet transnationale mobiliteit er uit in Erasmus+?
In Erasmus+ komen de activiteiten voor individuele mobiliteit te vallen onder Key Action 1:
Learning mobility of individuals.
De studentenmobiliteit en mobiliteit van professionals zijn onderdeel van het Erasmus+
programma. Voorheen in het Lifelong Learning Programme (2007-2013) bekend onder IVT
en VETPro.
De subsidie voor afgestudeerden, werkzoekenden en werkenden (People on the Labour
market) zal als zodanig geen onderdeel meer zijn van het mbo-budget binnen Erasmus+.
Hiervoor wordt verwezen naar ESF-gelden. Wat wel kan binnen het Erasmus+ programma,
is dat afgestudeerden tot één jaar na de afstudeerdatum gebruik kunnen maken van
subsidies voor studentenmobiliteit.
Zie programmagids Erasmus+ pagina’s 47-53 en 219-223 (versie april 2014).
Terug naar begin>>
2.2
Hoe vaak mag een student of professional in heb mbo gebruik maken van
subsidie in Erasmus+?
Hier zit geen beperking aan. Wel stimuleert en adviseert het NA om hier beleid op te
maken waarin de keuzes van de instelling verantwoord worden.
Terug naar begin>>
2.3
Mag een student na afstuderen nog gebruik maken van subsidie in
Erasmus+?
Een afgestudeerde kan tot een jaar na de afstudeerdatum gebruik maken van subsidie in
Erasmus+.
Terug naar begin>>
2.4
Wat zijn minimum- en maximumverblijfsduren in KA1?
De verblijfsduur is als volgt:
KA1 - mobiliteit van studenten
minimaal 2 weken, maximaal 12 maanden
KA1 - mobiliteit van professionals
minimaal 2 dagen, maximaal 2 maanden
(exclusief reistijd)
Terug naar begin>>
2.5
Hoeveel aanvragen kan ik per instelling indienen?
U kunt voor mobiliteit (KA1) één aanvraag per call per instelling indienen. Indien u
studenten- én professionalmobiliteit aanvraagt dient u dit beide in dezelfde aanvraag op te
nemen.
15
Het is belangrijk om (als contactpersoon/coördinator) goed te inventariseren hoe groot de
vraag is binnen uw instelling zodat alle wensen meegenomen kunnen worden in de
aanvraag.
Terug naar begin>>
2.6
Wanneer moet ik de aanvraag indienen?
Zie hoofdstuk 1.
Terug naar begin>>
2.7
Zijn Letters of Intent verplicht bij Mobiliteitsaanvragen?
Nee, in tegenstelling tot de berichtgeving tijdens de voorlichting op 10 december 2013 en
21 januari 2014 is het bijvoegen van Letters of Intent niet verplicht. Uiteraard bent u vrij
als instelling om afspraken die u maakt met ontvangende partners vast te leggen en dit
bij de aanvraag te voegen.
Indien u met ECVET gaat werken is het zeer aan te raden te een Memorandum of
Understanding op stellen, zie pagina 215/216 van de programmagids.
Terug naar begin>>
2.8
Wanneer kan ik de uitslag KA1 – Mobiliteit call 2014 verwachten?
U kunt de uitslag 2e helft juni 2014 verwachten.
Terug naar begin>>
2.9
Wanneer start mijn mobiliteitsproject call 2014?
Er zijn meerdere startmomenten mogelijk voor uw Mobiliteitsproject. In EU-documenten
kunt u lezen dat starten mogelijk is tussen 1 juni 2014 en 31 december 2014. Voor
Nederland geldt dat wij voor mbo en ve de startdatum houden op 1 juli 2014. De
einddatum is 30 juni 2015 of 30 juni 2016. Vanaf call 2015 zal de startdatum van
mobiliteitsprojecten weer op 1 juni zijn.
Terug naar begin>>
2.10 Is er een lijst met vergoedingstabellen voor mobiliteit van studenten en
professionals in het mbo?
Ja, deze is te vinden in de programmagids op pagina 51-53. Let op dat voor studenten
(learners, p.53) geldt dat in Nederland het maximum per dag 60% is van het bedrag dat in
de tabellen staat. Voor professionals (staff) gelden de bedragen zoals ze in de tabel
genoemd zijn.
Terug naar begin>>
16
2.11 Kan een student ook een talencursus in het buitenland volgen?
Het volgen van een taalcursus alleen is niet voldoende om in aanmerking te komen voor
een Erasmus+ subsidie. De mobiliteit moet namelijk ook praktijkleren (work-based
learning) bevatten.
Terug naar begin>>
2.12 Wat verandert er op het vlak van taalvoorbereiding bij mobiliteit van
studenten in het mbo?
De taalvoorbereiding krijgt een grotere rol in het nieuwe programma. Voorafgaand aan de
mobiliteit en bij terugkomst is het de bedoeling om taalniveaus te meten en daarmee de
groei in taalontwikkeling. Hoe dat precies gedaan gaat worden, is nog niet bekend.
Voor de taalvoorbereiding zullen online cursussen beschikbaar komen voor de vijf meest
gebruikte Europese talen in mobiliteit te weten: Engels, Duits, Frans, Spaans en Italiaans.
Voor de Call 2014 is de taaltool niet NIET beschikbaar voor het mbo. Dit is pas vanaf Call
2015 het geval.
Terug naar begin>>
2.13 Wordt taalvoorbereiding vergoed?
Er is alleen budget voor taalvoorbereiding beschikbaar als de instructietaal van de stage
NIET Engels, Spaans, Italiaans, Duits of Frans betreft én de student langer dan één
maand in het buitenland verblijft. Maximale taalvergoeding per student per mobiliteit
bedraagt 150 euro.
Dit geldt ook voor Call 2014 waarin de tool nog niet gereed is. Wel gemaakte
voorbereidingskosten dienen uit de organisational costs vergoed te worden.
Terug naar begin>>
2.14 Is de online taalvoorbereiding die door de EU aangeboden wordt branchespecifiek?
Nee, het zal een algemene taalvoorbereiding betreffen.
Terug naar begin>>
2.15 Wat ziet de student als resultaat van het taalassessment?
De instelling en de student hebben inzicht in het resultaat van het taalassessment.
Terug naar begin>>
2.16 In welke taal laat je een student het assessment maken?
Het gaat om de instructietaal van de stage, dus de taal die de student tijdens de mobiliteit
gebruikt. Daarbij zijn de assessments alleen beschikbaar in Engels, Duits, Frans, Spaans
en Italiaans. Een student hoeft alleen een assessment te maken als de mobiliteit langer
dan één maand duurt.
Terug naar begin>>
17
2.17 Mag een student of professional die al een gebruik heeft gemaakt van een
mobiliteit in het Leonardo da Vinci programma (2007-2013) ook weer mee
in het Erasmus+ programma (2014-2020)?
Ja, dat kan. Een student kan niet twee keer mee in het Leonardo da Vinci programma (dit
is nog relevant voor call 2012 en call 2013).
Terug naar begin>>
2.18 Kunnen praktijkopleiders, experts uit het bedrijfsleven ook gebruikmaken
van VETPro (LdV) en mobiliteit voor professionals (Erasmus+)?
Ja, praktijkopleiders kunnen gebruikmaken van de mobiliteiten voor professionals. Mensen
uit het bedrijfsleven en de regio (regionale overheid) kunnen betrokken worden in
mobiliteit voor professionals indien deze mensen actief betrokken zijn bij het initieel mboonderwijs van de aanvragende instelling.
Terug naar begin>>
2.19 Mogen buitenlandse partners in een mobiliteitsaanvraag mbo ook hoger
onderwijs/universiteit zijn?
Ja, dat is geen probleem. Zolang de opbrengsten van de mobiliteiten ten goede komen aan
het initieel middelbaar beroepsonderwijs.
Terug naar begin>>
2.20 Welke landen mogen deelnemen en naar welke landen kunnen studenten en
professionals op stage?
Zie hoofdstuk 1.
Terug naar begin>>
2.21 Mobiliteit in het mbo - Mag een student of professional ook buiten Europa
op stage?
Nee, daar is binnen Erasmus+ voor het mbo geen gelegenheid toe. Overzeese gebieden
van EU-landen tellen wel mee.
Terug naar begin>>
2.22 Kan een student uit het mbo met Erasmus+ op stage naar de Nederlandse
Antillen?
Nee, de Nederlandse Antillen maken onderdeel uit van het Nederlands Koninkrijk en om
die reden wordt dit niet als een mobiliteit naar een ander programmaland gezien. Je kunt
dus niet op stage naar de Nederlandse Antillen met een subsidie van het Erasmus+
programma.
Terug naar begin>>
18
2.23 Kan ik als student subsidie aanvragen bij CINOP Erasmus+, het Nationaal
Agentschap voor Erasmus+ (voorheen Leonardo da Vinci)?
Nee, je kunt als individu (student) geen subsidie aanvragen bij ons. Je school moet de
subsidie aanvragen en die kan dan de subsidie aan jou verstrekken. Je kunt het beste
navragen aan je mentor/stagebegeleider/opleidingsmanager of jouw school Erasmus+
subsidie ontvangt en of jij daar gebruik van kan maken.
Terug naar begin>>
2.24 Mag je, als je dit jaar een 2-jarige mobiliteitsaanvraag doet, dat volgend
jaar weer doen?
Ja, dat mag.
Terug naar begin>>
2.25 Wanneer moet ik mijn interimrapportage indienen?
Voor mobiliteit (KA1) is het de keuze van het NA of uw project een interimrapportage in
moet dienen, het NA informeert u tijdig indien dit van u verwacht wordt.
Terug naar begin>>
2.26 Wat is de looptijd van een mobiliteitsproject?
Zie hoofdstuk 1.
Terug naar begin>>
2.27 Blijven we met de Mobility Tool werken in het Erasmus+ programma?
Ja. Er is een nieuwe versie genaamd Mobility Tool+.
Voor LLP (Leonardo da Vinci) blijft de oude Mobility Tool in gebruik.
Terug naar begin>>
2.28 Moet ik de aanvraag nog op papier opsturen?
Zie hoofdstuk 1.
Terug naar begin>>
2.29 Wat houdt de mbo Charter voor mobiliteit (accreditatie) in?
In Erasmus+ krijgen aanvragende instellingen voor mobiliteit in het mbo de mogelijkheid
om zich te laten accrediteren, oftewel een Charter aan te vragen. De Charter is van
toepassing op studenten- en professionalmobiliteit in het mbo (KA1) en voor instellingen
die bewezen kwaliteit, resultaat, beleid en ambitie hebben ten aanzien van
internationalisering. Bezitters van de Charter kunnen vereenvoudigd mobiliteitsgelden
aanvragen en rapporteren.
Terug naar begin>>
19
2.30 Hoe en wanneer kan ik de mbo Charter voor mobiliteit (accreditatie)
aanvragen?
Om de Charter (accreditatie) aan te vragen, dien je als organisatie deel te nemen aan de
call die daarvoor uitgezet wordt. De eerste Erasmus+ VET Charter Call verschijnt
vermoedelijk in december 2014, met een deadline 1e helft 2015 en zal dan van toepassing
zijn vanaf KA1 aanvragen Call 2016. Voor exacte deadlines, zie hoofdstuk 1.
De deadline is niet parallel met KA1 aanvragen voor mobiliteit.
Terug naar begin>>
2.31 Hoe lang is de Charter (na toekenning) geldig?
De Charter wordt in principe afgegeven voor de duur van het Erasmus+ programma, dus
tot en met 2020.
Terug naar begin>>
2.32 Moet ik een Charter (accreditatie) hebben om subsidie aan te vragen voor
KA1 – Mobiliteit? Is de Charter verplicht?
De Charter (accreditatie) is niet verplicht om subsidie aan te kunnen vragen. Zonder
Charter kan een organisatie ook altijd een KA1-aanvraag indienen.
Terug naar begin>>
2.33 Welke kostencategorieën zijn er bij KA1 mobiliteit in het mbo?
De kostencategorieën vallen uiteen in reiskosten, verblijfkosten,
management/organisatiekosten, taalvoorbereidingskosten en kosten voor mensen met
specifieke behoeften. Cursusgelden worden niet apart gesubsidieerd.
Zie ook programmagids pagina 51-52.
Terug naar begin>>
2.34 Kan ik met budgetten uit annex II van de overeenkomst schuiven?
In paragraaf I.3.2 van de overeenkomst staat vermeld welke wijzigingen zonder
amendement op de overeenkomst toegepast kunnen worden.
Daarbij nog het volgende over de budgetverdeling in annexII:
Het budget zal achteraf altijd bijgesteld worden op basis van het aantal gerealiseerde
mobiliteiten. Als u meer mobiliteiten realiseert dan waar het budget voor organisational
support (Annex II) nu op gebaseerd is, zal het bedrag dat u hiervoor ontvangt achteraf
bijgesteld worden op basis van het aantal gerealiseerde mobiliteiten. De bijstelling van
budgetten op basis van gerealiseerde mobiliteiten, geldt voor alle budgetcategorieën.
Uiteraard is en blijft de toegekende aanvraag leidend. Uiteindelijk wordt gekeken naar het
gerealiseerde aantal mobiliteiten en wordt het budget daarop bijgesteld.
Indien u gebruik maakt van het schuiven van subsidie tussen de budgetten (paragraaf
I.3.2), zal het NA dit controleren op basis van het aantal uiteindelijk gerealiseerde
mobiliteiten (en dus niet op de huidige bedragen in Annex II).
20
We raden u aan te monitoren hoeveel mobiliteiten u daadwerkelijk realiseert en wat dat
met de verschillende budgetten doet, zodat u bij afronding van het project niet voor
verrassingen staat.
Terug naar begin>>
2.35 Ik heb minder subsidie toegekend gekregen dan ik heb aangevraagd, wat
betekent dat voor het aantal mobiliteiten dat ik dien te realiseren?
Het NA verwacht niet dat u, indien u (aanzienlijk) minder subsidie toegekend heeft
gekregen dan u heeft aangevraagd, alsnog het aantal aangevraagde mobiliteiten
realiseert. De ervaring leert het volgende:
U heeft wellicht 50% van de aangevraagde subsidie toegekend gekregen, in de meeste
gevallen leidt dat niet direct tot het kunnen realiseren van een navenant deel van de
geplande mobiliteiten. Meestal ligt het aantal gerealiseerde mobiliteiten hoger dan je zou
verwachten, dat komt omdat de uitgaven per mobiliteit lager zijn dan waar in de aanvraag
mee gerekend is (daar is met maximale dagvergoedingen gerekend).
Wellicht kunt u met 50% van de subsidie dus wel 80% van de mobiliteiten uitvoeren. Dit is
uiteraard afhankelijk van de bestemming en de duur van de mobiliteiten.
Het NA zal bij afronding van het project erop toezien dat doelen uit de aanvraag
gerealiseerd zijn, en dat de subsidie verantwoord is besteed ondanks mogelijk lagere
toekenning.
Terug naar begin>>
2.36 Hoe ga ik om met de minimum-maximum rates for individual support
(betreft alleen studentmobiliteit)?
In Erasmus+ zijn er voor de vergoeding die de student ontvangt (individual support)
Europese tabellen met minimale en maximale dagvergoedingen. Per land verschillen de
vergoedingen. De tabellen zijn te vinden in Annex III van uw overeenkomst (te vinden op
onze website).
Soms krijgen studenten een stagevergoeding, is kost en inwoning inbegrepen of zijn er
andere vergoedingen/tegemoetkomingen waardoor de student de formele
minimumdagvergoeding niet in zijn geheel nodig heeft om wel de reële kosten te kunnen
dekken. Indien dit het geval is, kunt u de student in de Mobility Tool+ voor een deel (of
het geheel) van de stage invoeren als ‘zero-grant student’. Een zero-grant student is een
student die voor de betreffende dagen dat hij/zij als zero-grant student in de Mobility
Tool+ staat dan geen vergoeding vanuit Erasmus+ ontvangt, maar wel onder de vlag van
Erasmus+ op stage gaat.
Voorbeeld: Een student die 10 weken op stage gaat heeft voldoende aan een
minimumdagvergoeding van 4 weken (28 dagen). Deze student komt voor 10 weken in de
Mobility Tool+ te staan. Hiervan ontvangt de student 4 weken de minimale dagvergoeding,
en wordt hij/zij 6 weken als ‘zero-grant student’ ingevoerd.
21
Het Nationaal Agentschap mag deze methode voor Nederland toepassen, onder
voorwaarde dat studenten niet benadeeld worden. Hiermee bedoelen we dat studenten
onvoldoende vergoeding ontvangen om gemaakte kosten te dekken. We zullen als NA dan
ook gaan toezien dat indien er gebruik wordt gemaakt van deze methode, dit niet ten
nadelen van de student (te lage vergoeding om uit de kosten te komen) zal zijn.
Terug naar begin>>
22
3 FAQ Mobiliteit van professionals in de
volwasseneneducatie (KA1 – staff mobility)
3.1
Hoe ziet transnationale mobiliteit er uit in Erasmus+?
In Erasmus+ komen de activiteiten voor individuele mobiliteit te vallen onder Key Action 1:
Learning mobility of individuals.
De mobiliteit van staf en vrijwilligers zijn onderdeel van het Erasmus+ programma.
Voorheen in het Lifelong Learning Programma (2007-2013) bekend onder Nascholing en
Bezoeken & Uitwisselingen. De voormalige lijn Assistentschappen is nu terug te vinden
onder KA2.
Terug naar begin>>
3.2
Kun je als individu een mobiliteitsaanvraag (KA1) doen?
Nee. Alleen organisaties met een juridische status (b.v. een stichting) mogen een
aanvraag indienen onder Erasmus+.
Terug naar begin>>
3.3
Hoe vaak mag je gebruik maken van subsidie in Erasmus+?
Hier zit geen beperking aan. Wel stimuleert het NA om hier beleid op te maken waarin de
keuzes van de instelling verantwoord worden.
Terug naar begin>>
3.4
Wat zijn minimum- en maximumverblijfsduren in KA1?
KA1 - mobiliteit van professionals
minimaal 2 dagen, maximaal 2 maanden
(exclusief reistijd)
Terug naar begin>>
3.5
Hoeveel aanvragen kan ik per instelling indienen?
U kunt voor mobiliteit (KA1) één aanvraag per call per instelling indienen.
Het is belangrijk om (als contactpersoon / coördinator) goed te inventariseren hoe groot de
vraag is binnen uw instelling zodat alle wensen meegenomen kunnen worden in de
aanvraag. Er is één call per kalenderjaar, voor KA1 ligt deze in het eerste kwartaal van het
jaar, houdt hiervoor onze website in de gaten.
Terug naar begin>>
3.6
Wanneer moet ik de aanvraag indienen?
Zie hoofdstuk 1.
Terug naar begin>>
23
3.7
Wanneer kan ik de uitslag KA1 – Mobiliteit verwachten?
Dat is uiteraard afhankelijk van de deadline van de betreffende call, maar de uitslag zal
meestal rond juni/juli bekend zijn.
Terug naar begin>>
3.8
Wanneer start mijn mobiliteitsproject?
Er zijn meerdere startmomenten mogelijk voor uw Mobiliteitsproject. In EU-documenten
kunt u lezen dat starten mogelijk is tussen 1 juni en 31 december in het jaar dat u de
aanvraag gedaan heeft.
Terug naar begin>>
3.9
Is er een lijst met vergoedingstabellen voor mobiliteit van staf en
vrijwilligers in de volwasseneneducatie?
Ja, deze is te vinden in de programmagids op pagina’s 65 en 66.
Terug naar begin>>
3.10 Mogen buitenlandse partners in een mobiliteitsaanvraag ook hoger
onderwijs/universiteit/ scholen zijn?
Ja, dat is geen probleem. Zolang de opbrengsten van de mobiliteiten ten goede komen aan
de volwasseneneducatie.
Terug naar begin>>
3.11 Welke landen mogen deelnemen en naar welke landen kunnen vrijwilligers
en stafleden uit de ve op mobiliteit?
Zie hoofdstuk 1.
Terug naar begin>>
3.12 Mag je, als je dit jaar een 1- of 2-jarige mobiliteitsaanvraag doet, dat
volgend jaar weer doen?
Ja, dat mag.
Terug naar begin>>
3.13 Wanneer moet ik mijn interimrapportage indienen?
In een éénjarig project is geen interimrapportage nodig. Voor tweejarige projecten kan het
NA dit vragen van het project en zal dat na één jaar zijn, u wordt tijdig geïnformeerd.
Terug naar begin>>
3.14 Wat is de looptijd van een mobiliteitsproject?
Zie hoofdstuk 1.
Terug naar begin>>
24
3.15 Welke kostencategorieën zijn er bij KA1 mobiliteit in de ve?
De kostencategorieën vallen uiteen in reiskosten, verblijfkosten,
management/organisatiekosten, individuele kosten, cursuskosten en kosten voor mensen
met specifieke behoeften. Zie ook programmagids pagina 65-66.
Terug naar begin>>
3.16 Waar vind ik geschikte nascholingscursussen voor onder KA1 mobiliteit?
De Comenius / Grundtvig cursusdatabase uit het LLL programma bestaat niet meer. U
moet zelf op zoek naar een geschikte nascholingscursus in een ander land. In november
2014 komt EPALE online, dit Europese platform voor volwasseneneducatie kan u hierin ook
tegemoet komen. Meer informatie volgt later.
Terug naar begin>>
25
4 FAQ Strategische Partnerschappen MBO/VE (KA2)
4.1
Wat zijn strategische partnerschappen?
Strategische partnerschappen zijn internationale samenwerkingsprojecten binnen de
onderwijs-, training- en jeugdsector gericht op het ontwikkelen, transfereren en
implementeren van innovatieve aanpakken op organisatie, lokaal, regionaal, nationaal
en/of Europees niveau. Strategische Partnerschappen dienen aan te sluiten bij en een
bijdrage te leveren aan Europese en nationale (beleids-)thema’s zoals verbeteren van de
kwaliteit van onderwijs of de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven.
Terug naar begin>>
4.2
Wat is het budget voor strategische partnerschappen?
Zie hoofdstuk 1.
Terug naar begin>>
4.3
Welke kosten zijn subsidiabel?
Het budget is modulair opgebouwd. Afhankelijk van de doelstellingen en resultaten van uw
project kunt u budget aanvragen voor:
•
Projectmanagement & implementatie
•
Transnationale projectbijeenkomsten
•
Intellectuele output
•
Multiplier bijeenkomsten
•
Exceptionele kosten
•
Special needs
•
Mobiliteiten lerenden
Meer informatie over de opbouw van het budget is te vinden in de programmagids pag.
103-108 (versie april 2014).
Terug naar begin>>
4.4
Welke kosten vallen er onder de categorie projectmanagement?
Onder deze categorie vallen kosten die te maken hebben met projectmanagement
(planning, financiën, opstellen van interim- / eindrapportages), lokale project activiteiten,
informatie, promotie en disseminatie (denk aan foldermateriaal of een projectwebsite)
26
4.5
Wat wordt er bedoeld met intellectuele output?
Dit moet iets tastbaars zijn wat door een partnerschap wordt geproduceerd, zoals werk- of
lesmateriaal, IT Tools, modules, curricula, analyses, studies, Open Education Resources
e.d. Om voor deze budgetpost in aanmerking te komen dient het te gaan om substantiële
output, kwalitatief en kwantitatief.
4.6
Welke kosten vallen er onder de categorie intellectuele output?
Onder deze categorie kunt u staff kosten declareren om output / tastbare resultaten van
het project te produceren. Denk hierbij aan het ontwikkelen van curricula, pedagogische
materialen, vergelijkende studies etc. Let op: u kunt hier dus geen uren declareren voor
projectmanagement (bijvoorbeeld opstellen interim- of eindrapportages) of het maken van
een projectwebsite. Deze kosten vallen onder de categorie projectmanagement.
Let op! Staff kosten voor managers en administratief personeel vallen in principe onder de
post projectmanagement. Indien u deze staff kosten opvoert onder deze categorie dient dit
goed onderbouwd te worden. Indien dit niet gedaan is zullen deze kosten worden
afgekeurd.
Terug naar begin>>
4.7
Wanneer komt iets in aanmerking voor exceptional costs?
Dit is gerelateerd aan de huur of aanschaf van iets of het inhuren van iemand voor een
specifieke service die niet geleverd kan worden door een van de deelnemende
organisaties. Het betreft hier nooit reguliere kantoorartikelen en/of materialen.
Terug naar begin>>
4.8
Mogen de multiplier bijeenkomsten (conferenties, seminars e.d.)
plaatsvinden in een van de partnerlanden?
Het onderscheid tussen programmalanden en partnerlanden is hierbij van belang.
Multiplier bijeenkomsten mogen alleen plaatsvinden in programmalanden en niet in
partnerlanden (derde landen). De bijeenkomst mag dus wel plaatsvinden in de landen van
de partners indien dit een programmaland is. Terug naar begin>>
4.9
Bestaan er vergoedingen voor multiplier bijeenkomsten?
Ja. Er zijn vergoedingen mogelijk in de kosten voor lokale en internationale deelnemers
aan de bijeenkomst (€ 100 per lokale dlnr en € 200 per internationale deelnemer). Zie ook
p. 104 van de Programme Guide. Deze vergoeding is bedoeld als tegemoetkoming in de
organisatiekosten van de disseminatiebijeenkomst. Let op, deze unit cost kan alleen
worden aangevraagd voor bijeenkomsten die tot doel hebben de projectresultaten (de
intellectuele output van uw project) te promoten en verder te verspreiden. Een project
zonder grant support voor intellectuele output kan dus geen vergoeding voor mulitplier
bijeenkomsten ontvangen. Terug naar begin>>
27
4.10 Is er mobiliteit mogelijk binnen een Strategisch Partnerschap?
Ja, maar mobiliteit is geen doel op zich. Het moet in de aanvraag goed worden
onderbouwd waarom bepaalde mobiliteitsactiviteiten plaatsvinden. De mobiliteit dient
duidelijk bij te dragen aan de te behalen doelstellingen van het Strategisch Partnerschap.
De hier bedoelde mobiliteit (VET) valt onder Transnational Training, Teaching & Learning
Activities en wordt omschreven op p. 105 en verder en p. 243-245 van de Programmagids.
Terug naar begin>>
4.11 Is er een minimum aantal partners?
Een Strategisch Partnerschap in het mbo en de ve bestaat uit minimaal 3 partners uit 3
programmalanden. De uitzondering hierop in de fiche betreft alleen het voortgezet
onderwijs. Verder is er budget voor projectmanagement voor maximaal 10 partners. U
mag wel meer partners opnemen in uw projectvoorstel.
Terug naar begin>>
4.12 Kan het project nog doorgaan als er partners afvallen?
Binnen Erasmus+ Strategische Partnerschappen kunnen er geen partners wegvallen in
verband met te weinig budget. Dit was in het LLP bij Partnerschappen soms wel aan de
orde, omdat de budgetten toen uit de betrokken landen kwamen. Als uw SP toegekend
wordt komt het gehele budget uit Nederland en daardoor kunnen en om die reden geen
partners afvallen.
Terug naar begin>>
4.13 Zijn er maximale bedragen verbonden aan de subsidiabele kostenposten?
Meer informatie over de subsidiehoogtes is te vinden in de programmagids pag. 101-107.
Terug naar begin>>
4.14 Hoe zit het met co-financiering in Strategische Partnerschappen?
In Erasmus+ zijn er geen vastgestelde bedragen of percentages voor co-financiering
opgenomen. Wel is het zo dat de vergoedingen voor ‘staff-costs’ met 25% zijn gedaald en
dus veelal niet kostendekkend zijn. Op die manier zal een subsidieaanvrager dus een eigen
bijdrage leveren aan de kosten van het project. Sowieso moet de subsidie worden gezien
als een stimulans en bijdrage aan de kosten. Aanvragers en partners moeten er rekening
mee houden dat deze subsidie niet altijd kostendekkend is. Het grote verschil met de
Erasmus+, ten opzichte van LLP, is dat co-financiering niet apart onderbouwd hoeft te
worden.
Terug naar begin>>
28
4.15 Beleidsrijke invulling en nationale thema’s voor mbo en ve: wat betekenen
ze voor mij als aanvrager?
Het is van belang dat projecten passen bij de doelstellingen die uw organisatie nastreeft en
uw eigen beleidsagenda. Daarnaast dient een project aansluiting te hebben bij de nationale
en Europese beleidsthema’s. Onderstaand schema geeft weer hoe uw project aansluiting
dient te vinden bij deze drie niveaus.
Terug naar begin>>
Om invulling te geven aan deze beleidsrijke invulling van het programma heeft het
Nationaal Agentschap in afstemming met het ministerie van OCW en diverse stakeholders
een aantal thema’s benoemd die op zowel Europees als nationaal niveau van belang zijn
en in het midden van deze drie cirkels passen.
Voor het MBO gaat het om de volgende thema’s:
1
Kwaliteit van onderwijs en kwaliteitszorg: kwalitatief goed onderwijs. Opleidingsteams
centraal. Cultuur van Kwaliteitszorg. Focus op vakmanschap. EQAVET.
Aantrekkelijkheid van beroepsonderwijs.
2
Curriculum en examinering: certificeerbare leereenheden en het valideren van
leereenheden. Flexibele individuele leerwegen. Kwalificatiestructuur en doelmatigheid
van het opleidingsaanbod. Flexibeler onderwijs dat aansluit bij behoeften van
bedrijfsleven, valideren van werkervaring.
3
BPV en work-based learning: drie componenten: inhoud van opleidingen, vorm en
doelmatigheid. Arbeidsmarktrelevante leerinhouden, kwaliteit van (internationale)
beroepspraktijkvorming. Bedrijven aanspreken voor stagiaires en ook inkomende
mobiliteit. European Alliance for Apprenticeships. Monitoring.
4
Voorkomen voortijdig schoolverlaten
29
5
Doorlopende leerlijn vmbo-mbo-hbo: aansluiting vmbo-mbo. VM2 experimenten.
Associate degree. Loopbaanbegeleiding & professionalisering van loopbaanbegeleiders.
Beschikbaarheid informatie studiekeuze.
6
Professionalisering docenten en trainers: HRM beleid, lerarenbeleid, lerarenregister,
professioneel statuut, de docent centraal. Kwaliteit.
7
Internationale mobiliteit: accreditatie en inbedding internationalisering. Inkomende en
uitgaande mobiliteit. Grensmobiliteit. Internationale diplomawaardering. Richtlijn
erkenning beroepskwalificaties. Meeneembare studiefinanciering.
8
Regionale samenwerking en positionering in de regio naar bedrijven, overheid en
andere partners in onderwijs en samenleving
9
Opening up Education
10 Ondernemerschap
Voor de volwasseneneducatie gaat het om de volgende thema’s:
1
Scholing van basisvaardigheden en transversale vaardigheden
Hierbij kan gedacht worden aan het versterken van vaardigheden van laagopgeleiden
en migranten op het terrein van lezen, schrijven en rekenen. Maar ook activiteiten
gericht op digitale vaardigheden, vreemde talen, sleutelvaardigheden/basic skills en
algemene werknemersvaardigheden kunnen vallen binnen dit thema.
2
Scholing van specifieke groepen
Hierbij kan gedacht worden aan programma’s die zijn toegesneden op specifieke
groepen, zoals zieken, mensen met een arbeidsbeperking of gevangenen. De context
voor het scholen en ontwikkelen van vaardigheden voor deelnemers uit deze doelgroep
is vaak anders dan voor andere groepen laagopgeleiden.
3
Scholing van beroepsvaardigheden
Hierbij kan gedacht worden aan de scholing of training van lager-opgeleiden gericht op
een beroep of functie. De scholing kan zowel betrekking hebben op het vergroten van
de mogelijkheden een startkwalificatie te verwerven, als op het bereiken van beroepsof functiegerichte kwalificaties onder het niveau mbo-2 (niveau 1 en 2 van het NLQF).
4
Waarderen en valideren van leeropbrengsten
Hierbij kan gedacht worden aan het in beeld brengen van de reeds aanwezige kennis,
vaardigheden en eigenschappen van lager-opgeleiden en migranten. Het gaat dan niet
alleen om opbrengsten die via formele leerroutes zijn verworven, maar ook via nonformeel en informeel leren. Het ontwikkelen van standaarden en het valideren van de
aanwezige leeropbrengsten kan de participatie van volwassenen vergroten en biedt
mogelijkheden gerichte kortere educatieprogramma’s op maat te realiseren.
5
Professionalisering van docenten en vrijwilligers
Hierbij kan gedacht worden aan de bevordering van deskundigheid van docenten voor
het leren van specifieke doelgroepen, maar ook aan deskundigheidsbevordering van
vrijwilligers in educatieve programma’s. Het ontwikkelen van en werken met
standaarden of richtlijnen en het certificeren van vrijwilligers of professionals zouden
hieraan kunnen bijdragen.
Terug naar begin>>
30
4.16 Hoe is het aanvraagformulier opgebouwd?
Zie www.erasmusplus.nl voor de aanvraagformulieren.
Terug naar begin>>
4.17 Wat zijn de beoordelingscriteria?
Uw project wordt beoordeeld op vier criteria:
1 De relevantie van het project (30 punten)
Hierbij gaat het om de relevantie voor EU beleid, eventuele nationale beleidsdoelstellingen
en uw eigen instellingsbeleid, de mate waarin er een behoefte aan is, de doelstellingen
concreet en realistisch zijn, de mate waarin er sprake is van een innovatief project.
2 Kwaliteit van de projectopzet en implementatie (20 punten)
Denk hierbij aan de kwaliteit van het werkprogramma, de consistentie tussen
projectdoelstellingen en beoogde activiteiten en de ‘kosteneffectiviteit’, een goed
evaluatiesysteem.
3 Kwaliteit van het projectteam en de samenwerking (20 punten)
Denk hierbij aan de samenstelling van het partnerschap; past dit bij de beoogde
doelstellingen, zijn de juiste partijen betrokken en op welke manier bent u van plan de
samenwerking vorm te geven, balans in de takenverdeling en of er nieuwkomers bij
betrokken zijn.
4 Impact en disseminatie (30 punten)
Denk hierbij aan de potentiële impact van het project op de deelnemers en deelnemende
organisaties en organisaties buiten het project en de mate waarin er sprake is van een
duurzaam projectresultaat
De minimumscore voor projecten is 60 van de 100 punten waarbij u op elk van de criteria
min. 50% van de maximumscore dient te behalen.
Sta stil bij wat u wilt bereiken met het project en wat de toegevoegde waarde is op
Europees niveau. Zorg dat u helder formuleert en expliciet bent. Op de website
www.erasmusplusmbo.nl of www.erasmusplusve.nl vindt u een Guide for Experts waarin u
uitgebreider kunt lezen hoe de beoordelingsprocedure verloopt en waar u op beoordeeld
wordt. Dit is het ‘handboek’ voor de beoordelaar (expert) van de aanvragen. Met name het
assesment grid is interessant om te bekijken.
Terug naar begin>>
4.18 Wie beoordeelt de aanvragen?
De subsidieaanvraag wordt beoordeeld door twee experts. Afhankelijk van de hoogte van
uw aanvraag zijn dit twee externe experts of is dat één externe expert en één expert van
het NA. De experts zijn geselecteerd en getraind door het Nationaal Agentschap
Erasmus+. Zij maakt daarbij gebruik van Europese documenten, handboeken en
beoordelingstools.
31
De Gids voor experts is openbaar en vindt u op de website www.erasmusplusmbo.nl.
Terug naar begin>>
4.19 Wat betekent een cross-sectoraal partnerschap?
Dit heeft betrekking op een project waarin verschillende onderwijssectoren of onderwijs
(po-vo-mbo-ho-ve) en jeugd samen werken en deelnemen.
Terug naar begin>>
4.20 Welke landen kunnen deelnemen aan een strategisch partnerschap?
Organisaties uit zowel programmalanden als partnerlanden (zie 1.20 en 1.21) kunnen als
partner worden opgenomen. Het alleen mogelijk om met partnerlanden samen te werken
indien er sprake is van het ‘importeren’ van kennis ten behoeve van het project. U dient in
uw aanvraag aannemelijk te maken dat het gaat om unieke inbreng of kennis die niet in
Europa aanwezig is. Implementatie van projectresultaten vindt plaats bij de
programmalanden.
Terug naar begin>>
4.21 Kan mijn organisatie meerdere aanvragen indienen of als partner
deelnemen in meerdere strategische partnerschappen
Ja, dit is mogelijk. Maar let op: eenzelfde consortium van partners mag slechts één
aanvraag indienen bij één Nationaal Agentschap. Indien blijkt dat éénzelfde aanvraag
meerdere malen is ingediend bij het NA (bijvoorbeeld bij Europees Platform én CINOP),
worden alle aanvragen van dit strategisch partnerschap direct afgewezen.
Terug naar begin>>
4.22 Wat zijn ontvankelijkheidscriteria?
Voordat uw project inhoudelijk beoordeeld wordt, wordt er gecheckt of uw project voldoet
aan de ontvankelijkheidscriteria. Denk hierbij aan is het project tijdig ingediend en voldoet
uw partnerschap aan de voorwaarden. Een overzicht met de ontvankelijkheidscriteria is te
vinden op pag. 97-98 van de programmagids. Neem vooraf ook de checklist in het
aanvraagformulier goed door; daarin wordt onder andere vermeld welke documenten
aanwezig moeten zijn als bijlage bij het aanvraagformulier.
Terug naar begin>>
4.23 Waar kan ik voorbeelden vinden van Strategische Partnerschappen en de
mogelijke activiteiten?
In de programmagids vindt u verschillende voorbeeldactiviteiten per onderwijsveld en
verschillende voorbeelden van een Strategisch Partnerschap, zowel specifiek voor een
bepaalde sector als sectoroverstijgend (pag. 240-249, versie april 2014).
Terug naar begin>>
32
4.24 Wanneer kan ik de uitslag verwachten?
U kunt de uitslag rond augustus verwachten van het jaar waarin u de aanvraag heeft
ingediend, dit is echter afhankelijk van de deadline.
Terug naar begin>>
4.25 Wanneer starten de projecten?
De eerst mogelijke startdatum voor projecten is 1 september van het jaar waarin u de
aanvraag heeft ingediend.
Terug naar begin>>
4.26 Moet ik de resultaten van mijn project beschikbaar stellen?
De impact die het Strategisch Partnerschap heeft buiten het partnerschap is van groot
belang en is ook onderdeel van de beoordeling. In dat kader is het de bedoeling resultaten
breed te dissemineren en mogelijk ook te exploiteren zijn (zie pag. 250-256
programmagids versie april 2014 ). Daarnaast geldt in principe een open acces
requirement voor onderwijsgerelateerde documenten en stukken die tijdens het project
zijn geproduceerd. (zie pag. 12 programmagids).
“Erasmus+ promotes the open access to materials, documents and media that are useful
for learning, teaching, training, youth work and are produced by projects funded by the
Programme. Beneficiaries of Erasmus+ grants producing any such materials, documents
and media in the scope of any funded project should make them available for the public, in
digital form, freely accessible through the Internet under open licences. Beneficiaries are
nonetheless allowed to define the most appropriate level of open access, including
limitations (e.g. interdiction of commercial exploitation by third parties) if appropriate in
relation to the nature of the project and to the type of material. The open access
requirement is without prejudice to the intellectual property rights of the grant
beneficiaries.” (programmagids pag. 12).
Terug naar begin>>
4.27 In welke taal kan ik mijn aanvraag schrijven?
In principe mag een aanvraag strategische partnerschappen geschreven worden in elke
officiële EU taal. Wij raden u echter aan om de aanvraag te schrijven in de taal die
gebruikt wordt in het partnerschap. Voor elke aanvraag geldt dat er een Engelse
samenvatting gegeven moet worden.
4.28 Welke bijlagen moet ik toevoegen aan mijn aanvraag?
U dient als bijlage bij uw aanvraag minimaal de volgende documenten te uploaden:
-
Declaration of honour (getekend door de tekenbevoegde)
33
-
Mandaten met alle partners ondertekend door zowel partner als coördinator (zie
1.24 voor toelichting wat is een mandaat)
-
Tijdslijn met projectactiviteiten en outputs (format is hier te vinden)
4.29 Het aanvraagformulier & transnational projectmeetings
H.2: Bij total number of participants dient u het totaal aantal deelnemers aan alle
internationale bijeenkomsten in te vullen. Dus indien er 3 internationale bijeenkomsten zijn
waarbij er per keer 2 medewerkers deelnemen dan vult u het getal 6 in bij total number of
participants.
34
5 Afronding van lopende projecten Leven Lang Leren
programma (Call 2010 t/m Call 2013)
5.1
Wat gebeurt er met de Leonardo da Vinci- en Grundtvig-projecten die nog
lopen onder het Leven Lang Leren programma? (call 2011, call 2012 en call
2013)
De projecten van het LLL-programma blijven gewoon doorlopen en het kan dus zijn dat u
straks parallel projecten in het ‘nieuwe’ en ‘oude’ programma heeft lopen.
Alle informatie over het LLP-programma is te vinden op de website www.leonardodavinci.nl
onder ‘LLP Leonardo da Vinci t/m 2013 Projectmanagement’.
Alle informatie over het LLP-programma is te vinden op de website www.grundtvig.nl
onder ‘LLP Grundtvig t/m 2013 Projectmanagement’.
Terug naar begin>>
35
BIJLAGE 1: toelichting aanvraagformulier KA1 –
Mobiliteit MBO
Hieronder treft u een beknopte uitleg aan van een aantal hoofdstukken in het
aanvraagformulier.
In welke taal mag ik mijn aanvraag invullen?
Dit mag in het Nederlands, echter de summary dient wél in het Engels te worden
geschreven.
B.1
Startdatum/einddatum: alleen voor de Call 2014 geldt een startdatum van 1 juli 2014
en een einddatum van 30 juni 2015 of 2016 (afhankelijk van de duur van uw project).
B.2
Het is van belang hier ‘NL01 Nederland’ te selecteren. Als u dit niet doet zullen er geen
financiële gegevens zichtbaar worden.
C.1
Hier vult u uw eigen PI-Code in en klikt vervolgens op check PIC. Vervolgens verschijnen
automatisch de NAW gegevens. Dit geldt tevens voor de gegevens van uw host
organisaties die u als partner opvoert.
Indien u namens een consortium de aanvraag indient, vult u ook de overige
consortiumpartners in als reguliere partner. Indien u wilt aangeven dat het om een
consortiumaanvraag gaat, kunt u dat in de bijlage aangeven, u kunt de bijlage uploaden
bij het aanvraagformulier.
C.1.1.
Type of organisation in het aanvraagformulier: dit dient tijdens het aanvraagproces van de
PI-code ingevoerd te zijn. U dient voor Erasmus+ te kiezen (zie rode cirkel).
36
Er verschijnt vervolgens een extra tabblad EAC waar u middels een keuzemenu uw ‘type of
organisation’ kunt invullen. Vervolgens klikt u op Update your data.
C.1.2.
Heeft uw organisatie een Certificate for Mobility in het Leonardo da Vinci programma?
Indien ja, deze is voor Call 2014 geldig. In het aanvraagformulier onder hoofdstuk C.1.2.
klikt u op het plus-teken (indien nog niet ingevuld op pagina 4) en kiest u vervolgens voor
de 2e optie: VET Mobility certificate (LLP-VET-MOB-CERT)
(deze ‘+’ ziet u snel over het hoofd, hij staat direct boven de kop van sectie ‘ C.1.3.
Background and Experience’)
C.1.4.
Indien uw organisatie meerdere locaties heeft, zorgt u er dan voor dat de juiste
adressering aangegeven wordt in het formulier indien u zelf op een andere locatie
werkzaam bent.
37
Let u er daarnaast op dat het e-mailadres correct is ingevuld. Vanaf het nieuwe
programma zal alle te voeren correspondentie digitaal gebeuren en is het dus noodzakelijk
dat e-mails tijdig gelezen worden.
E.1.
Indien u gebruik maakt van Europass Mobility (of andere Europass-documenten) of ECVET
dient u dat hier via de ‘+’ aan te geven, er verschijnt dan een uitrolmenu waar je aan kan
geven welke precies, meerdere kan ook door nogmaals ‘+’ te klikken. In het onderste
vakje licht je dan toe hoe je deze inzet.
G.1.
Indien u een gecombineerde aanvraag doet voor zowel studenten als docenten, kunt u dat
onder dit hoofdstuk aangeven. Door een + onderdaan deze sectie kunt u een nieuwe
doelgroep en type activiteit toevoegen. U zult zien dat er vier activiteiten zijn, voor uitleg
zie onder. Per ‘activiteit’ moet u een aparte sectie aanmaken waarin meerdere flows gezet
kunnen worden.
De vier activiteiten zijn:
1
Staff training abroad
(professionals)
2
Training/teaching assignments abroad
(professionals)
3
VET learners in companies
(studenten)
4
VET learners in vocational institutes
(studenten)
Indien u beide doelgroepen in deze aanvraag meeneemt dient u in de toelichting ook
steeds helder uiteen te zetten wat er voor de doelgroepen van toepassing is.
Uitleg verschillende ‘Activity Type’ (zie ook ‘fiche’ op onze website):
38
Bij ‘is this a long term activity’ vult u nee in. Dit moet in éérst invullen voordat u het
aantal dagen bij de flow in kunt vullen. Omdat u voor een short term activity gaat, kunt u
alleen bij ‘dagen’ een getal invullen en niet bij ‘maanden’. Bij Flow vult u vervolgens het
aantal dagen in.
U kunt de distance calculator (zie www.erasmusplusmbo.nl) gebruiken om de juiste
afstand te berekenen.
Bij ‘country of origin’ zit Nederland bovenin het uitrolmenu, daar waar alle EUprogrammalanden staan.
I.1
Als bij sectie G de flows zijn ingevuld vult deze tabel zich vanzelf en kun je hier daarna zelf
de ‘distance band’ invullen per flow.
I. 3
Het veld Organisational support vult zich vanzelf als u alle velden (getallen) met aantal
deelnemers heeft ingevuld. Dus ook het cijfer ‘0’ als er iets niet van toepassing is.
I.4
Let op: dit vak vul je alleen in voor studenten die langer dan één maand weggaan.
Hier kunt u aangeven hoeveel studenten (geldt niet voor professionals) langer dan een
maand gaan en gebruik zullen moeten maken van het taalassessment en hoeveel
studenten gebruik willen maken van de online taalcursus. Dit betreft dan studenten die de
volgende instructietaal hebben tijdens hun verblijf: EN, ES, IT, FR of DE.
39
Indien u studenten heeft die langer dan één maand verblijven én niet één van
bovengenoemde talen als instructietaal heeft tijdens het verblijf, dan kunt u bij ‘group 2’
taalvoorbereidingskosten aanvragen. We adviseren u dit dan in sectie F.3 toe te lichten,
zodat helder wordt dat dit nodig is en het budget niet afgekeurd wordt.
J.2.1
Hier komt de totale berekening te staan op basis van maximale vergoedingen. Dit
betreft de maximale EU-vergoedingen. Voor professionals worden EU-tabellen
aangehouden. Handmatige bijstelling is alleen hier mogelijk (niet in andere tabellen, die
vullen vanzelf).
Om u te helpen inzicht te krijgen in het daadwerkelijk en realistisch benodigde budget
hebben we een calculator voor u gemaakt (zie www.erasmusplusmbo.nl).
Indien uw instelling niet elke student of professional de maximale vergoeding geeft (in
geval van studenten verstaan we onder het maximale dus 60% van de EU-max), kunt u
hier handmatig bij ‘Grant Requested’ aangeven hoeveel u daadwerkelijk wilt aanvragen.
In het kader van past performance adviseren we u om dit, zoals aangegeven tijdens
voorlichtingen, in lijn te doen met uw realisatie van de afgelopen jaren.
K.
In deze checklist is het volgende punt alleen van toepassing op aanvrager die een
consortium zijn:
•
‘the mandates of each partner to the applicant signed by both parties’
Indien u niet als consortium aanvraagt, is dit punt niet van toepassing op uw aanvraag.
Indien u wel als consortium aanvraagt; het formulier hiervoor wordt binnenkort verwacht.
Ondertekening
U kunt de aanvraag ondertekenen op de volgende wijze:
Na het invullen van de aanvraag print u alleen de pagina waar de handtekening moet
komen te staan, deze laat u invullen en ondertekenen door de tekenbevoegde en
vervolgens scant u deze pagina in. U kunt de handtekening vervolgens uploaden als bijlage
en geeft in de ‘file name’ aan dat het de ondertekening betreft.
Bijlagen (annexes)
U kunt maximaal 5 bijlagen toevoegen. Dit zal in elk geval zijn:
•
Ondertekening van de aanvraag
•
In geval van consortium: getekend mandaat
Verder kunt u denken aan:
•
Memorandum of Understanding (in geval van ECVET)
•
Internationaliseringsstrategie/beleid
Bedenk daarbij dat het belangrijk is in uw aanvraag gericht te verwijzen naar deze
documenten, de expert ( beoordelaar) zal alleen bij gericht opgenomen verwijzingen
de bijlagen meenemen in de beoordeling.
40
Verder
Er is ook een ‘Guide for Experts’ beschikbaar die u kan helpen bij het aanscherpen van uw
aanvraag.
Indien u een vraag heeft die hier niet bij staat, laat het ons gerust weten via
[email protected] o.v.v. aanvraagformulier Mobiliteit mbo
41
BIJLAGE 2: toelichting aanvraagformulier KA1 –
Mobiliteit VE
Hieronder treft u een beknopte uitleg aan van een aantal hoofdstukken in het aanvraag
formulier.
In welke taal mag ik mijn aanvraag invullen? Dit mag in het Nederlands, echter de
summary dient wél in het Engels te worden geschreven.
B.1
Startdatum/einddatum: alleen voor de Call 2014 geldt een startdatum van 1 juli 2014
en een einddatum van 30 juni 2015 of 2016 (afhankelijk van de duur van uw project, dit
kan 1 of 2 jaar zijn).
B.2
Het is van belang hier ‘NL01 Nederland’ te selecteren. Als u dit niet doet zullen er geen
financiële gegevens zichtbaar worden.
C.1
Hier vult u uw eigen PI-Code in en klikt vervolgens op check PIC. Vervolgens verschijnen
automatisch de NAW gegevens. Dit geldt tevens voor de gegevens van uw host
organisaties die u als partner opvoert.
Indien u namens een consortium de aanvraag indient, vult u ook de overige
consortiumpartners in als reguliere partner. Indien u wilt aangeven dat het om een
consortiumaanvraag gaat, kunt u dat in de bijlage aangeven, u kunt de bijlage uploaden
bij het aanvraagformulier.
C.1.1.
Type of organisation in het aanvraagformulier: dit dient tijdens het aanvraagproces van de
PI-code ingevoerd te zijn. U dient voor Erasmus+ te kiezen (zie rode cirkel).
42
43
Er verschijnt vervolgens een extra tabblad EAC waar u middels een keuzemenu uw ‘type of
organisation’ kunt invullen. Vervolgens klikt u op Update your data.
C.1.4.
Indien uw organisatie meerdere locaties heeft, zorgt u er dan voor dat de juiste
adressering aangegeven wordt in het formulier indien u zelf op een andere locatie
werkzaam bent.
Let u er daarnaast op dat het e-mailadres correct is ingevuld. Vanaf het nieuwe
programma zal alle te voeren correspondentie digitaal gebeuren en is het dus noodzakelijk
dat e-mails tijdig gelezen worden.
F.1.
Indien u gebruik maakt van Europass Mobility (of andere Europass-documenten) dient u
dat hier via de ‘+’ aan te geven, er verschijnt dan een uitrolmenu waar je aan kan geven
welke precies, meerdere kan ook door nogmaals ‘+’ te klikken. In het onderste vakje licht
je dan toe hoe je deze inzet.
H.1.
De volwasseneneducatie onderscheidt twee activiteiten binnen KA1.
1
Staff training abroad
(alleen voor staff/professionals in de ve)
2
Training/teaching assignments abroad
(alleen voor staff/professionals in de ve)
Voor lerenden in de ve is geen subsidie beschikbaar binnen KA1
44
Door een + onderdaan deze sectie kunt u een type activiteit toevoegen. Per ‘activiteit’
moet u een aparte sectie aanmaken waarin meerdere flows gezet kunnen worden.
Bij ‘is this a long term activity’ vult u nee in. Dit moet in éérst invullen voordat u het
aantal dagen bij de flow in kunt vullen. Omdat u voor een short term activity gaat, kunt u
alleen bij ‘dagen’ een getal invullen en niet bij ‘maanden’. Bij Flow vult u vervolgens het
aantal dagen in.
U kunt de distance calculator (zie www.erasmusplusmbo.nl) gebruiken om de juiste
afstand te berekenen.
Bij ‘country of origin’ zit Nederland bovenin het uitrolmenu, daar waar alle EUprogrammalanden staan.
J.1.
Als bij sectie G de flows zijn ingevuld vult deze tabel zich vanzelf en kun je hier daarna zelf
de ‘distance band’ invullen per flow.
J.3
Het veld Organisational support vult zich vanzelf als u alle velden (getallen) met aantal
deelnemers heeft ingevuld. Dus ook het cijfer ‘0’ als er iets niet van toepassing is.
K.2.1
Hier komt de totale berekening te staan op basis van maximale vergoedingen. Dit
betreft de maximale EU-vergoedingen. Voor professionals worden EU-tabellen
aangehouden.
Handmatige bijstelling is alleen hier mogelijk (niet in andere tabellen, die vullen vanzelf).
Om u te helpen inzicht te krijgen in het daadwerkelijk en realistisch benodigde budget
hebben we een calculator voor u gemaakt (zie www.erasmusplusmbo.nl).
Indien uw instelling niet elke student of professional de maximale vergoeding geeft (in
geval van studenten verstaan we onder het maximale dus 60% van de EU-max), kunt u
hier handmatig bij ‘Grant Requested’ aangeven hoeveel u daadwerkelijk wilt aanvragen.
45
In het kader van past performance adviseren we u om dit, zoals aangegeven tijdens
voorlichtingen, in lijn te doen met uw realisatie van de afgelopen jaren.
L.
In deze checklist is het volgende punt alleen van toepassing op aanvrager die een
consortium zijn:
•
‘the mandates of each partner to the applicant signed by both parties’
Indien u niet als consortium aanvraagt, is dit punt niet van toepassing op uw aanvraag.
Indien u wel als consortium aanvraagt; het formulier hiervoor wordt binnenkort verwacht.
Ondertekening
U kunt de aanvraag ondertekenen op de volgende wijze:
Na het invullen van de aanvraag print u alleen de pagina waar de handtekening moet
komen te staan, deze laat u invullen en ondertekenen door de tekenbevoegde en
vervolgens scant u deze pagina in. U kunt de handtekening vervolgens uploaden als bijlage
en geeft in de ‘file name’ aan dat het de ondertekening betreft.
Bijlagen (annexes)
U kunt maximaal 5 bijlagen toevoegen. Dit zal in elk geval zijn:
•
Ondertekening van de aanvraag
•
In geval van consortium: getekend mandaat
Verder kunt u denken aan:
•
Internationaliseringsstrategie/beleid/European Development Plan
Bedenk daarbij dat het belangrijk is in uw aanvraag gericht te verwijzen naar deze
documenten, de expert ( beoordelaar) zal alleen bij gericht opgenomen verwijzingen
de bijlagen meenemen in de beoordeling.
•
Optioneel: samenwerkingsovereenkomst tussen partners/intentieverklaring
Verder
De ‘Guide for Experts’ zal ook beschikbaar gesteld worden en kan u helpen in het
aanscherpen van uw aanvraag.
Indien u een vraag heeft die hier niet bij staat, laat het ons gerust weten via
[email protected] o.v.v. aanvraagformulier Mobiliteit volwasseneneducatie.
46