Werkinstructies PM-ers - Kinderopvang De Ronde Venen

Werkinstructies PM-ers
(Werkinstructies uit pedagogisch beleidsplan dagopvang en peuteropvang)
Datum: Maart 2014
1
Inhoudsopgave
Werkinstructies PM-er emotionele veiligheid. .............................................................................. 5
Werkinstructie 1: Toestemmingsformulier gelijktijdig gebruik 2e stamgroep .................................... 5
Werkinstructie2.a:
Dagindeling dagopvang .................................................................................... 6
Werkinstructie2.b:
Dagindeling peuteropvang ............................................................................... 8
Werkinstructie 3:
Rituelen op de groep .......................................................................................... 9
1. Gezamenlijk starten van de dag met een cracker en drinken. .................................................... 9
2. Het middageten, yoghurt en fruit en sap en koekje eind van de dag starten we met: ............. 9
3. Liedje zingen voor opruimen. ...................................................................................................... 9
4. Verjaardag ritueel ........................................................................................................................ 9
6. Afscheidsritueel ......................................................................................................................... 10
Werkinstructie 4: Regels voor kinderen en PM-ers .......................................................................... 12
Regels voor kinderen ..................................................................................................................... 12
Regels voor leidsters...................................................................................................................... 13
Regels voor veilig, hygiënisch en gezellig spelen .......................................................................... 14
Zwembad regels ............................................................................................................................ 15
Werkinstructie 5:
Wenprocedure.................................................................................................. 16
Werkinstructie 6: Eenkennigheid, afscheid nemen.......................................................................... 18
Werkinstructie 7:
Aandacht voor baby`s in de verticale groep ..................................................... 19
Huilbaby`s ...................................................................................................................................... 20
Werkinstructie 8:
Wat krijgen kinderen te eten ........................................................................... 21
Werkinstructie 9:
Gebruik van observatie formulieren welbevinden........................................... 23
Werkinstructie 10:
Activiteiten buiten de opvang ........................................................................ 24
Werkinstructie 11:
Zelfstandig in de tuin spelen. ......................................................................... 25
Werkinstructie 12:
Beleid rondom slapen..................................................................................... 26
Veilig slapen................................................................................................................................... 27
Buiten bedjes ................................................................................................................................. 27
2
Inbakeren....................................................................................................................................... 28
Werkinstructie PM-er persoonlijke competenties ....................................................................... 30
Werkinstructie 13: Werken met thema`s en aftekenlijst .............................................................. 30
Invullen jaaragenda ....................................................................................................................... 30
Voorbereiden Thema..................................................................................................................... 30
Welke onderdelen moeten terugkomen in de thema activiteiten: .............................................. 30
Introduceren Thema...................................................................................................................... 30
Einde Thema .................................................................................................................................. 31
Gebruik van de t.v/dvd als onderdeel van een activiteiten. ......................................................... 31
Werkinstructie 14:
Boekenpret kist als Thema ............................................................................. 32
Voorbereiding boekenpret thema................................................................................................. 32
Logeerbeer .................................................................................................................................... 32
Werkinstructie 15:
Verzorgen van dieren en moestuin ................................................................ 33
Werkinstructie 16: ·Gebruik van fopspeen ....................................................................................... 34
Weetjes over gebruik van de speen .............................................................................................. 34
Werkinstructie 17: Afspraken overdracht logopediste ..................................................................... 35
Werkinstructie 18: Zindelijkheidstraining ......................................................................................... 36
Werkinstructie 19:
omgangsregels seksualiteit............................................................................ 37
Werkinstructie PM-er sociale competenties ................................................................................ 39
Werkinstructie 20: Gezamenlijke eet en drink momenten met de groep ........................................ 39
Sociale regels tijdens de maaltijd .................................................................................................. 39
Wat als kinderen niet willen eten/drinken.................................................................................... 39
Hoe stimuleren we de kinderen om te eten/drinken zonder de strijd aan te gaan ..................... 40
Regels voor veilig, hygiënisch eten/ drinken ................................................................................. 40
Werkinstructie PM-er normen en waarden ( cultuur) .................................................................. 41
Werkinstructie 21:
Corrigeren van kinderen/ kinderen helpen conflict op te lossen................... 41
Werkinstructie PM-er samenwerken met ouders........................................................................ 43
3
Werkinstructie 22:
Gebruik van bitcare ........................................................................................ 43
Werkinstructie 23: Inplannen van de oudergesprekken ................................................................. 44
Oudergesprek voorbereiden/kind observeren ............................................................................. 44
Plannen tijdstip oudergesprek ...................................................................................................... 44
Werkinstructie 24:
Gebruik overdrachtsformulieren basisschool ................................................ 45
Invullen overdrachtsformulier basisschool ................................................................................... 45
Werkinstructie PM-er aankleding ruimtes en spelmateriaal ......................................................... 46
Werkinstructie 25: Onderhoud spelmateriaal ............................................................................... 46
Werkinstructie 26:
Checklist aanwezigheid speelgoed ................................................................. 47
4
Werkinstructies PM-er emotionele veiligheid.
Werkinstructie 1: Toestemmingsformulier gelijktijdig gebruik 2e stamgroep
Ouders onderstaand formulier laten ondertekenen, als hun kind incidenteel gelijktijdig gebruik maakt
van een 2e stamgroep. Zonder ondertekend formulier mag dit niet. Deze wettelijke maatregel is ter
bescherming van het kind.
Toestemmingsformulier: Gelijktijdig gebruik 2e stamgroep
Bij Kinderopvang De Ronde Venen heeft ieder kind zijn- of haar eigen groep. Deze groep noemen wij
‘DE STAMGROEP’. Een kind mag, met schriftelijke toestemming van ouders, gelijktijdig in maximaal 2
verschillende stamgroepen geplaatst worden. (Bepaald in de wet kinderopvang kwaliteitsregels)
Soms komt het voor dat kind een dagje gebruik wil/moet maken van opvang in een tweede
stamgroep. Bijvoorbeeld als er (tijdelijk ) een extra dag nodig is, maar er is geen plaats op de eigen
groep van het kind. De ouder en de houder van het kindercentrum spreken af hoelang de opvang in
de andere groep uiterlijk kan duren. Gaat dit om een lange periode, dan wordt dit contractueel
vastgelegd. Gaat het om een dagdeel of een paar dagen, dan wordt gebruik gemaakt van dit
formulier.
Door het ondertekenen van dit formulier geeft u toestemming voor gelijktijdig gebruik van een 2 e
stamgroep.
Naam kind: ………………………………………………………………………………………………………………………..
Gaat spelen bij:…………………………………………………………………………………………………………………….
Dag: maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag (doorstrepen wat niet van toepassing is)
Duur van de opvang in 2e stamgroep: datum………………………… tot…………………………………………..
Datum…………………………………………………………………………………………………………………………………………
Naam en handtekening ouder: ………………………………………………………………………………………………….
5
Werkinstructie2.a:
Dagindeling dagopvang
De baby’s volgen zo veel mogelijk hun eigen slaap/eet ritme door de dag heen. Vraag aan ouders hoe
laat hun kind gegeten heeft als ze geen vast ritme hebben. Deze informatie kunnen ouders ook in het
schriftje schrijven of zelf overdragen. De dagindeling van de baby`s word daarom niet specifiek
vermeld. (uitzondering tijdstip van fruithapje)
Vaste afspraken en bijzonderheden over eetgewoontes en slaapgewoontes worden genoteerd op het
infobord op de groep.
 7:30: Kinderdag verblijf gaat open voor de kinderen die verlengde opvang afnemen. ( bij
de stal is dit de standaard openingstijd)
 7:45 tot 9:00: De kinderen worden gebracht. Ouders kunnen de bijzonderheden over
hun kind doorgeven. Die worden genoteerd op de presentielijst. Na het uitzwaaien van
de ouders, kan het kind vrij gaan spelen.
 8:50: Alvast beginnen met het gezamenlijk opruimen van het speelgoed.
 9:00: De laatste ouders worden uitgezwaaid. Collega start met werken. Starten met
verschoonronde voor dreumesen en peuters
 9:15/9:20: We gaan aan tafel om een cracker/ontbijtkoek te eten en sap te drinken. De
baby`s krijgen een fruithapje. We zingen liedjes of er wordt een verhaal voorgelezen. We
vertellen de kinderen wat we gaan doen die ochtend.
 9:40/ 9:45: We gaan van tafel. De grote kinderen kunnen zelf hun handen en mond
schoonmaken met een snoeten poetser of washand, de kleintjes worden geholpen.
 10:10: Tijd om een activiteit te doen. b.v. buitenspelen en/ of knutselen.
 11:20: Gezamenlijk opruimen van het speelgoed. Daarna handen wassen voor het
middageten.
 11:45/12.00: We gaan aan tafel voor het middageten.
 12:30/12.45: kinderen omkleden voor het middagslaapje. De grote kinderen kunnen
naar het toilet en daarna zichzelf uit kleden. De kleinere kinderen worden hiermee
geholpen. door de leidsters. Als er nog tijd over is kan er nog even gespeeld worden.
 12:45: De kinderen gaan naar bed. De kinderen die niet meer slapen gaan eerst een
rustige activiteit doen. B.v. een boekje lezen of een werkblad maken. Tijd om schoon te
maken, en Bitcare bij te werken. Vanaf 13:00 kun je om de beurt pauze gaan houden.
 14:30/14:45: De eerste kinderen beginnen wakker te worden en komen uit bed. Ze gaan
naar het toilet en kleden zichzelf daarna aan. De kleinere kinderen worden hiermee
geholpen.
 15:00: We gaan aan tafel om yoghurt en fruit te eten. We zingen liedjes of er wordt een
verhaal voorgelezen.
6
 15:30: De kinderen kunnen vrij spelen. Ook kan er nog een activiteit gedaan worden.
 16:20: Verschoonronde. Er wordt aan de grote kinderen gevraagd of ze naar het toilet
moeten. Bij de kleinere kinderen worden de luiers gecontroleerd en zo nodig
verschoond.
 16:30/17.00: We gaan aan tafel om wat sap te drinken en iets lekkers te eten.
Bijvoorbeeld een biscuitje, rozijntjes of een soepstengel.
 16.45/17.15: Kinderen kunnen nog even aan tafel blijven zitten om b.v. een puzzel te
maken, te kleuren, voorgelezen te worden of liedjes te zingen. Daarna kunnen ze vrij
spelen tot ze worden opgehaald.
 18:15: Het kinderdagverblijf sluit.
7
Werkinstructie2.b:
Dagindeling peuteropvang
Vaste afspraken en bijzonderheden over eetgewoontes en slaapgewoontes worden genoteerd op het
info bord op de groep.
 8.30 tot 9:00: De kinderen worden gebracht. Ouders kunnen de bijzonderheden over
hun kind doorgeven. Die worden genoteerd op de presentielijst. Na het uitzwaaien van
de ouders, kan het kind nog even vrij gaan spelen.
 9:00: Gezamenlijk opruimen van het speelgoed en verschoonronde
 9:15: Kring, we vertellen wat we gaan doen die ochtend. Zingen liedjes, doen een
spelletje, en kinderen kunnen zelf ook vertellen wat hen bezig houd.
 9:30: Activiteit
 10:00: Aan tafel om wat te eten en te drinken
 10:20 We gaan van tafel. De kinderen mogen zelf hun handen en mond schoonmaken
met een snoeten poetser of washand. Dit wordt nog even gecontroleerd door de pm-er.
 10:30 Activiteit, buitenspelen of nog even vrij spelen
 11:30: Ophalen
8
Werkinstructie 3:
Rituelen op de groep
1. Gezamenlijk starten van de dag met een cracker en drinken.
Als we aan tafel gaan zitten om fruit te eten wordt de dag gestart met een versje. Er kan gekozen
worden uit 2 versjes:
"Luister goed
ik heb een vraag
wat voor dag is het vandaag
is het maandag, dinsdag, woensdag,
is het donderdag ja of nee?
is het vrijdag, zaterdag of zondag.
wie heeft er een idee?"
PM-er wijst een kind aan die mag zeggen welke dag het is. En vervolgens worden alle kinderen
opgenoemd die er die dag zijn.
1. “Goedemorgen ( naam kind) wat leuk je weer te zien. Wie zit er naast je, weet je dat
misschien.”
kind mag naam noemen van het kindje dat naast hem zit. Andere kinderen mogen helpen als het
kindje het niet weet, of nog niet kan zeggen. PM-er gaat weer opnieuw zingen, maar gebruikt nu de
naam van het kindje wat net genoemd werd, zo gaan ze alle kinderen af.
2. Het middageten, yoghurt en fruit en sap en koekje eind van de dag starten we met:
“Smakelijk eten, smakelijk drinken
Hap, hap, hap, slok, slok, slok
Dat zal goed smaken, dat zal lekker smaken.
Eet maar op, drink maar op.
Eet en drink smakelijk allemaal”.
Daarna kan iedereen gaan eten of drinken
3. Liedje zingen voor opruimen.
Om het gezamenlijk opruimen duidelijk te laten beginnen wordt er een liedje gezongen.
“Op gaan ruimen, op gaan ruimen, ruim maar op, ruim maar op, alles in de kasten, alles in de kasten,
ruim maar op, ruim maar op.”( melodie: vader Jacob)
4. Verjaardag ritueel
Als een kind jarig is vieren we dat natuurlijk ook met een klein verjaardagsfeestje.
Voorbereiding
 Je prikt een datum om het feestje te vieren. En geeft ouders de datum door. Ouders hoeven
geen traktatie te regelen, daar zorgen wij voor ( zie werkinstructie nr 8: wat krijgen kinderen
te eten)
9


Je maakt een verjaardagsmuts (troetels).
Je zet in de agenda dat de dag voor het feestje slingers opgehangen moeten worden en de
feestplaat met naam van het kind
Het verjaardags feestje vieren
 Vieren tijdens het eten en drinken in de ochtend. Drinken en de crackers staan al op tafel. Dit
eten we eerst op. Dan gaan we het feestje vieren
 De jarige wordt mag boven op de tafel staan. (je houdt het kind goed vast) En krijgt de
verjaardagsmuts opgezet.
 We vertellen wie er jarig is en gaan dan verjaardagsliedjes zingen.
 Na het zingen van de liedjes mag het kind trakteren.
 De jarige mag na het trakteren een cadeautje uit de cadeautjes doos kiezen. Daarna is het is
het feestje voorbij.
6. Afscheidsritueel
Als kinderen 4 jaar worden of om een andere reden ons kinderdagverblijf verlaten vieren we een
afscheidsfeestje.
Voorbereiding
 Je geeft ouders ongeveer drie weken van te voren een brief mee met uitleg over het
afscheid.
 Spreek met ouders de afscheidsdatum af. Spreek regelmatig met het kind over het
komende afscheid en de nieuwe basisschool of e.v.t. het andere dagverblijf.
 Maak een afscheidskalender, zodat het kind iedere keer als het naar het dagverblijf komt
een sticker kan plakken en zo goed kan zien hoeveel keer nog tot het afscheid.
 (Dagopvang) Afscheidsmap maken met verzamelde knutsel werkjes en foto`s van het
kind. Iedere leidster maakt ook een a 4 tje met een afscheidsgroet voor het kind.
(Peuteropvang) Afscheidscadeau maken met afscheidsgroet van de kinderen en de pmers
 Afscheidsmuts maken (troetels)
 (dagopvang )Vraag aan het kind wat het wil eten als afscheidslunch.(tosti, knakworst,
poffertjes) en zorg dat dit op tijd besteld word bij de boodschappen.
 Je zet in de agenda dat de dag voor het feestje slingers opgehangen moeten worden en
de feestplaat met naam van het kind
Het afscheidsfeestje vieren:
 Als het kind s`ochtends gebracht wordt, krijgt het de feestmuts op.
 Tijdens het middageten eten we wat het kind gekozen heeft.
 Het afscheidsfeestje is bij de peuteropvang van 10:45 tot 11:15 . Bij de dagopvang van
15.15 tot 16.00. Ouders zijn hierbij aanwezig.
 We eten eerst sap/cracker of yoghurt & fruit met de kinderen.
 Het kind dat afscheid neemt mag boven op de tafel staan. (je houdt het kind goed vast)
En krijgt de verjaardagsmuts opgezet.
10







We vertellen wie er afscheid neemt en gaan dan afscheidsliedjes en verjaardagsliedjes
zingen.
Na het zingen van de liedjes mag het kind trakteren. En de kinderen mogen de traktatie
opeten.
De jarige mag na het trakteren een cadeautje uit de cadeautjes doos kiezen en krijgt zijn
afscheidsmap.
Leidsters nemen afscheid van de ouders.
Ouders gaan spullen verzamelen van het kind en krijgen zo nodig hulp van een PM-er
Alle kinderen en leidsters nemen afscheid van het kind.
We zwaaien met zijn allen het kind en zijn ouders uit.
Iedere groep kan daarnaast nog eigen rituelen toevoegen, zolang maar duidelijk waarom het ritueel
gedaan wordt, het past binnen het pedagogisch beleidsplan en iedereen het toepast.
11
Werkinstructie 4: Regels voor kinderen en PM-ers
De regels die ons belangrijk zijn, zijn te herleiden uit de verschillende beleidstukken, zoals het
pedagogisch beleidsplan, het hygiëne plan en het voedingsbeleid. Ook zijn er regels te herleiden uit
de ri & e veiligheid en gezondheid. Het zijn veel regels. Om de regels zo overzichtelijk mogelijk op te
schrijven zijn de regels die met elkaar te maken hebben zoveel mogelijk bij elkaar gezet. Zo zijn in het
slaapbeleid de regels voor veilig, hygiënisch slapen te vinden, in het hygiëne beleid de regels voor
veilig en hygiënisch verschonen opgenomen en in de werkinstructie ‘gezamenlijke eet en
drinkmomenten’, de regels voor veilig, hygiënisch eten. Daarnaast zijn er een aantal algemene regels
opgesteld. Deze zijn in deze Werkinstructie te vinden samen met de regels voor veilig, hygiënisch en
gezellig spelen.
Regels voor kinderen
Algemeen







Niet gooien met speelgoed
Elkaar geen pijn doen
Netjes praten (Geen scheld- of vloek woorden gebruiken)
Het weer goed maken als je ruzie hebt gehad
Helpen met het opruimen van speelgoed
Niet spelen met de deuren/stoeien in de buurt van ruiten
Handen wassen na het plassen, en voor het eten, na het buitenspelen, dieren aaien
Regels voor binnen spelen



Alleen in de groepsruimte spelen met een bal (rollen)
Niet op tafels en kasten klimmen of op de leuning van de bank zitten of klimmen
Niet rennen binnen.
Regels voor buiten spelen
 Er mag niet met zand gegooid worden.
 Niet met de scheppen en harken zwaaien.
 1 voor 1 op de glijbaan.
 Geen speelgoed meenemen op de glijbaan.
12
Regels voor leidsters
Veiligheid
 Mogelijk gevaarlijke voorwerpen (scherpe, giftige, kleiner dan 3,5 cm (klein speelgoed enz)
voor kinderen altijd zo opbergen dat kinderen er niet zelf bij kunnen.
 Altijd alert zijn op kleine voorwerpen die in de mond gestopt kunnen worden. Deze direct
opruimen, buiten bereik van de kinderen of weggooien. ( controleer b.v tijdens
schoonmaken en opruimen, verschonen)
 Kinderen altijd onder toezicht houden ( binnen en buiten), tenzij er toestemming is van
ouders. B.v. door ondertekening formulier ’ Zelfstandig in de tuin spelen’
 Open deuren altijd voorzichtig en let er op of er geen kinderen achter staan.
 Sluit alle deuren en hekjes achter je.
 In alle ruimtes alert zijn op loshangende snoeren van apparaten. Apparaten en snoeren direct
zo neerzetten/hangen dat kinderen er niet bij kunnen.
 Schoonmaak middelen, lotions, alcohol 70 % altijd hoog of buiten direct bereik van kinderen
opbergen/wegzetten.
 Zet nooit voorwerpen of spullen zo neer dat ze de nooduitgangen of vluchtwegen blokkeren.
( om die reden mogen ouders alleen in overleg kinderwagens in de hal laten staan)
 Nat schoonmaken van de vloeren, zo regelen dat er geen kinderen bij zijn, of bij het natte
gedeelte kunnen komen, i.v.m uitglijden. Deel dan b.v de ruimte in 2e en zet kruipers in de
box. Grote kids kunnen b.v ook even op de bank een boekje lezen. Moeten er toch kinderen
over het natte gedeelte lopen, begeleid hen dan hierbij i.v.m uitglijden.
 Plakband, buddie of knijpers gebruiken om tekeningen/knutsels van kinderen op te hangen
 Niet opendoen voor mensen zonder (doorgegeven) afspraak. Nabellen bij leiding gevende.
 Als niet bekend is dat een ander dan ouders het kind op komt halen, niet opendoen en
nabellen bij ouders.
 De kinderen altijd begeleiden bij het traplopen, waarbij we de kinderen aanleren om met hun
gezicht naar de trap toe, en handen op de treden, de trap op en af te lopen.
Troetels: Op het moment dat we trap gaan lopen, gaat het hekje dicht boven aan de
trap. Kids verzamelen, in de hal, hekje open en trap af lopen. Is Iedereen beneden,
dan gaat het hekje onderaan de trap dicht. Dit blijft dicht totdat we weer naar boven
gaan. Als de kinderen boven zijn, gaat het traphekje boven aan de trap dicht.
Hygiëne
 Er worden binnen geen schoenen gedragen door leidsters, kinderen en ouders, maar b.v.
sloffen, binnen schoenen of overschoentjes gedragen,.
 let op handen was hygiëne van de kinderen en jezelf
 Natte plekken door b.v. knoeien direct opruimen.
 Bij kinderen vanaf twee jaar extra opletten dat ze geen speelgoed in de mond stoppen.
 Slabbetjes, washandjes, zakdoeken, snoetenpoetsers enz. per kind gebruiken
Sociaal
Goede voorbeeld geven in gedrag en taalgebruik. Niet schelden en vloeken, niet schreeuwen tegen
de kinderen.
13
Regels voor veilig, hygiënisch en gezellig spelen

Speelgoed controleren en schoonmaken volgens schoonmaaklijst en afspraken uit
pedagogisch beleid ( hoofdstuk 6)
Binnen spelen








Met klein speelgoed (b.v kralen) alleen onder toezicht laten spelen aan de hoge tafel of een
afgeschermde hoek van de ruimte. Na afloop controleren of er niets op de grond ligt.
Geen speelgoed in de box dat als opstapje gebruikt kan worden door kinderen.
Box tussenschot direct terugzetten in de box, als het tijdens het spelen eruit gehaald is.
Rustig en druk spel zo mogelijk gescheiden houden.
Speelgoed gezamenlijk opruimen met de kinderen voordat begonnen wordt met een nieuwe
activiteit.
Kinderen leren om zelf veilig in en uit de stoel te klimmen ( klimles geven)
Knutselmaterialen die niet op kindvriendelijke basis gemaakt zijn, alleen gebruiken tijdens 1
op 1 begeleiding.
Kinderen alleen laten spelen met een slap om met een sluiting van klitteband of drukknopen.
Buiten spelen















Kinderen mogen niet op het hek klimmen
Geen opstapmogelijkheden in de buurt van het hek zetten. (zoals glijbaan en stoelen)
Kinderen mogen niet alleen in de schuur. De deur van de schuur op slot doen, nadat het
speelgoed is gepakt.
Speelgoed in valbaan van een speeltoestel opruimen.
Groot speelgoed, waar niet meegespeeld wordt, aan de kant zetten
Speelgoed waar kinderen op kunnen klimmen of af kunnen vallen staan altijd op het gras.
Binnenspeelgoed dat buiten gebruikt is, eerst goed schoonmaken voordat er binnen weer
meegespeeld mag worden.
Deel de tuin op in een deel voor rustig spel en een deel voor druk spel ( fietsen), om ook de
kleinste de kans te geven veilig en prettig te kunnen spelen.
Aan het eind van de dag zand in de zandbak en het net erover heen.
Speelgoed netjes opruimen in de schuur na afloop van het spelen en de tuin netjes
achterlaten.
Zwerfvuil in de tuin en op de parkeerplaats direct opruimen en weggooien
Maak bij sneeuw altijd een pad vrij. ( in de tuin en op het parkeerterrein). Dit i.v.m. latere
bevriezing. Ruimte voor de deur moet sneeuw en ijsvrij zijn, en een pad van de parkeerplaats
naar de voordeur. ( bij troetels kunnen hier evt rubberen stap matten neergelegd worden. Bij
de Stal vragen of Adriaan met de trekker sneeuw wil schuiven.)
Gladheid/ijzel in de tuin bestrijden door te strooien met strooizout
Zon en warmte beleid volgen ( dit hangt op kastje keukendeur)
.
Locatie de Stal: kinderen bezoeken alleen onder toezicht de dieren op het erf, de stallen of
halen het konijn uit het hok.
14




Ze klimmen op de zwarte balen.
Zet het schrikdraad uit als je bij de dieren gaat kijken. (schakelaar zit in de schuur bij
binnenkomst hoog aan de linkerkant.
Plaats het gele slow poppetje als er kinderen spelen op het erf. De kinderen mogen niet
verder dan dat het poppetje aangeeft.
Laat de kinderen niet klimmen in of over de hekken op het erf.
Zwembad regels






Altijd direct toezicht houden als er zwembadjes of waterbakken neergezet worden. (Stoel
met leidster er naast.) Bij kinderen vanaf 3,5 jaar die zonder toezicht in de tuin mogen
spelen, geen waterbakken/ badje neerzetten.
Kinderen hebben altijd een luier of zwembroekje aan als zij in het zwembadje gaan
Niet eten drinken in (van) het badwater.
Zwemwater verschonen nadat het in contact is gekomen met ontlasting.
Zwemwater verschonen dat zichtbaar verontreinigd is.
Minimaal twee badjes (waterbakken )neerzetten. Eén voor de peuters en één voor de baby`s
en dreumesen
15
Werkinstructie 5:
Wenprocedure
Wenschema dagopvang
Kinderen komen minimaal 4 keer wennen, waarbij het aantal wen uren langzaam wordt opgebouwd.
De wenafspraken worden na het intake gesprek gemaakt op de groep samen met de PM-er.




De eerste dag: 2 uur wennen. Ouder en kind komen samen een uurtje langs. Leidster en
ouder nemen samen infolijst door en maken afspraken voor de verdere wenperiode als die
nog niet gemaakt zijn. Daarna gaat de ouder een uurtje weg.
De tweede dag: 3 uur wennen ( tijdstip in overleg)
De derde dag: 5 uur wennen ( tijdstip in overleg)
De vierde wendag: van 9.00 tot 16.00
Na iedere wendag met de ouders doorspreken hoe het is gegaan.
Tijdstip voor het wennen wordt samen met ouders afgesproken. De eerste keer wordt meestal rond
13:00/13:30 afgesproken , omdat het dan rustig is op de groep. Andere tijden worden in overleg
afgesproken. Voorkeur gaat uit naar wennen vanaf 9:00 uur. Maar als ouders andere voorkeuren
hebben dan kan daar zo mogelijk rekening mee gehouden worden.
Wenschema peuteropvang
Kinderen komen minimaal 2 keer wennen, waarbij het aantal wen uren wordt opgebouwd.
De wenafspraken worden na het intake gesprek gemaakt op de groep samen met de PM-er.



De eerste dag: 1,5 uur wennen. Ouder mag er de eerste 45 minuten bij blijven. leidster en
ouder nemen dan samen de infolijst . Daarna gaat de ouder nog even weg..
De tweede dag: 2 tot 3 uur wennen Ouder mag er het eerste half uur bij blijven. Totale
wentijd die dag is afhankelijk van hoe het wennen de eerste keer ging.
Als het nodig is kunnen na deze 2 wendagen, extra wendagen in gepland worden.
Na iedere wendag met de ouders doorspreken hoe het is gegaan.
Tijdstip voor de eerste wendag is 9:30 tot 11:00, omdat het kindje het spitsmoment bij halen en
brengen dan nog even mist. Het kan dan eerst aan de kinderen in de groep wennen. De wentijden
voor de 2e wendag zijn in overleg te bepalen.
Wat moet er op de groep gebeuren als er een nieuw kindje komt




Mentor aan het kind koppelen (die regelt ook gelijk onderstaande punten)
Naamkaartje maken voor op het mandje/kastje en op de kapstok.
Kindje indelen in een bedje
Luizenzak klaarleggen.
16

Eerste oudergesprek adh van welbevinden inplannen ( eerste gesprek binnen een half jaar,
nadat kindje naar de opvang is gekomen)
Wengesprek op de groep ( door mentor als die die dag op de groep werkt, anders door collega)




Infolijst met ouders doornemen
Toestemmingsformulier doornemen. Welke punten zijn niet ondertekend? Vragen om uitleg
als een punt niet is ondertekend. Leidinggevende wil graag de reden weten.
Verzorgingsgegevens noteren op overzicht op de groep.
Gegevens van het kind opbergen in de info map.
Belangrijk tijdens de wenperiode




Extra aandacht voor het kindje dat komt wennen.
Tijd nemen voor de ouders, e.v.t. geruststellen. Ouders mogen altijd bellen om te vragen hoe
het gaat.
Veel uitleggen over de manier van werken en waarom we dingen op een bepaalde manier
doen.
Duidelijk afscheid nemen tussen ouders en kind. Ouder mag niet onopgemerkt weggaan.
Rekening met elkaar houden
Je legt aan ouders uit wat kan en niet kan bij het halen en brengen in verband met de
verantwoordelijkheid voor de kinderen. Op het moment dat een kind afscheid heeft genomen ligt de
verantwoordelijkheid voor het kind bij de leidster. Op het moment dat een ouder het kind komt
halen en het kind heeft de ouder begroet, dan ligt de verantwoordelijkheid voor het kind weer bij de
ouder. Haal en breng momenten zijn vaak druk en dit helpt om het overzichtelijk te houden. Ook kun
je aan de ouder uitleggen dat er weinig tijd is voor het begroeten van de ouder en het kind als het
kind later gebracht wordt dan negen uur. Het dag programma is dan al van start gegaan en het is
storend voor de andere kinderen als er dan nog uitgebreid overgedragen wordt. Als het voor ouders
structureel lastig is om op tijd te brengen, dan mag je daar individuele afspraken over maken.
17
Werkinstructie 6: Eenkennigheid, afscheid nemen
Eenkennigheid
In de eenkennigheidsfase wordt een kind zich meer bewust van anderen om zich heen en wie
daarvan vertrouwd is. ( meer informatie over eenkennigheid)
http://www.opvoedadvies.nl/eenkennig.htm of Ronde venen TV)
Onderstaande punten kunnen het kind helpen om zich veiliger te voelen:
 Afscheid voor het kind benoemen, gevoelens van het kind benoemen,
 Een veilig plekje bieden aan kinderen die steeds gaan huilen als er ouders binnen komen.
B.v. op schoot nemen, in de kinderstoel dicht bij de leidster of in de box.
 Geef regelmatig even aandacht aan het kind, zodat het kindje weet dat je er nog bent voor
hem/haar.
 Tegen andere ouders zeggen dat kindje eenkennig is, dus dat zij het niet hoeven te troosten.
Dat maakt het vaak moeilijker voor het kindje omdat die ouders juist niet vertrouwd zijn en
soms de oorzaak van het huilen.
Afscheid nemen
Een kind dat altijd gemakkelijk afscheid neemt, kan daar ineens moeite mee krijgen.
Dat kan verschillende oorzaken hebben. Bijvoorbeeld:
 Het kind kan bang zijn geworden voor een ander kind of een `onzichtbare` ruzie hebben.
 Gewoon een keer geen zin hebben om naar de opvang te komen.
 Moeite hebben om zich s`ochtends te moeten haasten om op tijd op de opvang te komen.
Als ze dan vervolgens afscheid moeten nemen van de ouder kan dat moeilijk zijn.
 Kind komt in eenkennigheidperiode
Het is van belang dat het kind weet dat de ouder vertrekt en dat dit niet onopgemerkt blijft. (gevoel
van veiligheid bij het kind) Laat een ouder daarom nooit onopgemerkt vertrekken zonder gedag te
zeggen.
Als een kind moeite heeft met afscheid nemen, dan proberen we samen met de ouders te
achterhalen waar dat aan kan liggen. Dan kan er gekeken worden naar een manier om het afscheid
nemen prettiger te laten verlopen, of om iets te doen aan de oorzaak.
Een manier om het afscheid prettiger en overzichtelijker te laten verlopen voor het kind is het
inbouwen van een afscheidsritueel. Dit doe je in overleg met de ouder. B.v samen spullen in
kastje/mandje doen, even kort boekje lezen, puzzel maken en daarna kort afscheid nemen door
samen met het kind de ouder uit zwaaien.
Als het afscheid nemen niet prettig verlopen is, dan mogen ouders altijd even bellen om te vragen
hoe het met hun kind gaat.
18
Werkinstructie 7:
Aandacht voor baby`s in de verticale groep
Uitgangspunten
Het slaap en eet ritme van thuis, wordt zo veel mogelijk aangehouden
Kan dit niet, omdat het kind op de opvang nu eenmaal anders kan reageren dan thuis, (b.v. meer
slaapbehoefte, of er juist niet aan toe willen geven) leg dit dan uit aan de ouders.
Per dag vaste leidster toewijzen
De late dienst coördineert de zorg voor de baby`s en verzorgt de baby`s zo veel als mogelijk. Dit i.v.m.
de overdracht aan het eind van de dag.
Verzorgingsmomenten
Tijdens de verzorgingsmomenten kun je even individuele aandacht geven aan de baby. Deze
momenten zijn dus belangrijk tijdens een dag opvang.
Geven van de fles:
Ga zo mogelijk op een rustige plek zitten, zodat de baby ongestoord de fles leeg kan drinken. Baby`s
die binnen 15 minuten de fles leeggedronken hebben, nog even wat langer op schoot houden.
Uitgangspunt is om het flessenschema van de baby zo veel mogelijk aan te houden. Baby`s die slapen
op het moment dat ze de fles moeten hebben maken we hiervoor niet wakker. Tenzij op uitdrukkelijk
verzoek van de ouders. De ervaring is dat de baby vaak chagrijnig wakker word, of al heel snel weer
moe is. We laten de baby tot uiterlijk een uur na flestijd slapen. Na dat uur maken we ze wel wakker,
omdat ze anders te veel van hun schema af gaan wijken. De volgende fles kan dan een half uurtje
eerder gegeven worden, zodat er weer wat ingehaald kan worden qua schema. Als de baby dan
opgehaald word kunnen ouders de baby weer voeden volgens schema. We geven de flessen zo veel
mogelijk van 9.00 tot 16.30, omdat je dan de baby rustig de fles kan geven. Je houdt hier rekening
mee bij het plannen van de flessen. Als een kind buiten die tijden de fles moet krijgen, dan moet dat
natuurlijk wel gebeuren. Het gaat dan om incidentele flessen. Als kinderen structureel voor 9 uur, of
na 16.45 een fles moeten krijgen, dan ga je in overleg met de ouders om het tijdstip van de fles te
bespreken. Dit is in het belang van de baby. Het is niet prettig om steeds gestoord te worden als je je
flesje drinkt, omdat de leidster in gesprek moet met de ouder van een kindje dat gebracht of gehaald
wordt.
Verschonen:
1 baby tegelijk op de verschoontafel, zodat alle aandacht naar de baby uit kan gaan. Verschonen voor
het slapen: ontspannen sfeer creëren door B.V. rustige muziek aan te zetten. Aandacht geven door
o.a. babymassage, praten, slaapliedje zingen enz.
Verschonen na het slapen: Spelletje doen met de baby, B.V. vingers/tenen tellen, kiekeboe en/of er
komt een muisje aangelopen, enz.
Baby`s die huilen
19
Er naar streven om baby`s niet langer dan 10 min te laten huilen, zonder er aandacht aan te geven.
(aandacht geven houd niet alleen in dat een baby opgepakt moet worden. Een praatje maken met
een baby, even kort lichamelijk contact (door b.v. wangetje aaien), iets benoemen is ook aandacht
geven)
Huilbaby`s


Een huilbaby is een baby die meer dan drie uur per dag, drie dagen per week en al langer dan
drie weken lang huilt.
Een huilbaby huilt niet 'echt' maar krijst oorverdovend en aanhoudend. Bijna niets helpt om
de baby rustig te krijgen.
Als je denkt dat je te maken hebt met een huilbaby, ga dan een aantal dagen bij houden , hoe vaak,
hoe lang, en op welke momenten het kindje huilt. Overleg met de ouders, of de baby thuis ook vaak
huilt en wat de aanpak van ouders is. Misschien hebben zij tips en adviezen.
Bespreek je zorgen over het kindje en de mogelijke aanpak van het kindje tijdens de team
vergadering.
Meer informatie over huilbaby`s
http://www.ncj.nl/bibliotheek/richtlijnen/details/40/multidisciplinaire-richtlijn-excessief-huilen-bijbaby-39-s
20
Werkinstructie 8:
Wat krijgen kinderen te eten
Gezonde voeding is belangrijk voor de gezondheid van het kind. Bruin brood, vers fruit en
zuivelproducten maken daarom deel uit van wat we de kinderen aanbieden. Variatie in voeding is
ook van belang. Zowel voor de voedingstoffen, als voor de ontwikkeling van smaak. Daarom hebben
we verschillende extraatjes waar de kinderen uit kunnen kiezen.
We bieden kinderen voeding aan waarbij gelet is op de hoeveelheid (en soorten) suikers en zouten.
Daarom geven we de kinderen geen snoep. Wel kan dit erbij horen als we een feestje hebben, b.v bij
een traktatie, of de sinterklaasviering.
9.15: De kinderen krijgen één cracker of rijst wafel en een beker water. De baby`s krijgen een
fruithap.
De kinderen krijgen ontbijtkoek of een volkoren cracker /rijst wafel met hartig beleg. De fruithapjes
worden vers gemaakt. We gebruiken hiervoor appels, peren en of bananen. (of ander fruit wat zacht
is voor de spijsvertering, (geen kiwi)
11.30: Lunch.
We eten bruin( volkoren) brood. Kinderen mogen zelf kiezen wat ze er op willen, maar niet twee keer
achter elkaar het zelfde beleg. Stimuleer de kinderen om ook hartig beleg te kiezen. De kinderen
kunnen kiezen uit: roomkaas, kaas, kipfilet, achterham, gekookte worst, jam, appelstroop, gekleurde
hagel, chocolade hagelslag puur, honing ( kinderen beneden een jaar mogen dit niet)
Zet 4 tot 5 soorten beleg tegelijk op tafel om te zorgen dat kinderen gevarieerd eten. Bied af en toe
ook komkommer, tomaat, worteltjes of een gekookt eitje aan.
Kinderen eten hun brood met korstjes op, daarna mogen ze een tweede boterham en /of nog een
extraatje. B.v. een cracker, of stukje ontbijt koek.
Bij de lunch kunnen kinderen water of thee met een beetje melk krijgen.
(alleen theïne vrije thee geven en geen suiker toevoegen)
15.00: Yoghurt en fruit
De kinderen krijgen volle Yoghurt het liefst zonder diksap of roosvicee. Er is voor volle yoghurt
gekozen, omdat dit milder van smaak is, waardoor er eigenlijk geen diksap of roosvicee nodig is.
Kinderen die echt geen yoghurt willen/lusten, die kunnen water of melk krijgen. Het fruit wordt aan
tafel gesneden. Kinderen kunnen kiezen welk fruit ze willen eten. Ze worden gestimuleerd om
minimaal een paar stukjes eten. We hebben standaard appel, peer en banaan. Daarnaast vaak nog
seizoensfruit zoals kiwi, meloen, druiven aardbei enz.
16.30/17.00
Sap met een biscuittje, rozijntjes of een soepstengel.
Baby`s houden hun eigen eetritme aan. Ouders nemen zelf flessenvoeding/borstvoeding mee.
Ouders geven de tijden door waarop het kindje eten moet krijgen, via bitcare of mondeling. Dit geld
ook voor wijzigingen in tijden of hoeveelheden van eten. Er wordt alleen in overleg met ouders
begonnen met het geven van fruithap, brood, extraatjes e.d.
21
We hebben er voor gekozen om bij de lunch water of thee (met een beetje melk) te geven. De reden
hiervoor is de hoeveelheid zuivelproducten die een kind ( 0 tot 4 jr.) gemiddeld per dag nodig heeft
(300cc). Wij gaan ervan uit dat kinderen thuis 1 of 2 keer een zuivelproduct krijgen. Dit aangevuld
met de yoghurt of melk die de kinderen om 15.00 uur krijgen, zorgt voor de dagelijkse behoefte van
300 cc. Een andere reden is dat we de hoeveelheid suikers die kinderen op een dag binnen krijgen
willen beperken. Als kinderen geen of slecht thee of water drinken, maar wel goed melk. Dan kun je
melk geven. Uitgangspunt is dan dat het belangrijker is dat een kind wat drinkt. Dit geld ook als een
kind geen water wil drinken. Overleg dan met ouders of het kind dan toch een minimaal beetje
roosvicee door het water heen mag.
Roosvicee of diksap wordt sterk verdund gegeven. Als kinderen een tweede keer iets te drinken
willen, dan kunnen ze water krijgen.
Gedurende de dag mogen kinderen altijd om water vragen of extra water drinken.
Als kinderen slecht gegeten hebben moet je dit doorgeven aan de ouders. Blijkt dat een kind
structureel slecht eet en het ten koste gaat van de gezondheid, dan kan er met ouders een
individuele afspraak gemaakt worden over hoe we het kind stimuleren om goed te eten, of b.v alleen
dingen geven waarvan ouders weten dat het kind ze op eet. Dit kunnen ze dan van huis meegeven als
wij het niet hebben.
Bij afscheid van kinderen hebben we iets speciaals bij de lunch. Het kind (of leidster/stagiaire) die
afscheid neemt mag kiezen wat er gegeten wordt. Dit kan zijn: Pannenkoeken, poffertjes,
knakworstjes of een tosti.
Bij een thema lunch (pasen, kerst of een ander thema) kan er ook iets speciaals bij de lunch zijn.
Beperk dit tot maximaal 1 x pmnd, en denk eraan dat wat je aanbied, ook iets gezonds kan zijn/ of
een gezonde variant.
Traktaties
Als een kind jarig is dan zorgen wij voor een kleine traktatie.
Dit kan een fruit, groente, of worst en kaas spiesje zijn.
Als kinderen afscheid nemen dan mogen ouders de traktatie verzorgen.
We adviseren ouders om een kleine traktatie mee te geven. Het gaat om het idee. Ouders mogen
verder zelf kiezen wat ze hun kind willen laten trakteren alleen geen chips in verband met het tijdstip
van de traktatie. Als een kind een dieet heeft dan zorgen ouders in principe zelf voor vervangende
producten. Maar in overleg kan wel gekeken worden waar we in tegemoet kunnen komen. Het kan
handig zijn om bij traktaties een klein eigen trommeltje met extraatjes te hebben staan.
22
Werkinstructie 9:
Gebruik van observatie formulieren welbevinden
Welbevinden zou je kunnen omschrijven als een algemene toestand waarin een kind of een
volwassenen verkeert. Alledaagse uitdrukkingen als “lekker in je vel zitten”, “het naar je zin
hebben” of “je op je gemak voelen” benaderen het begrip nog het beste.
7 kenmerken van welbevinden.
1. Openheid. Het kind staat open voor en heeft plezier in de wereld om hem heen. Neemt
gebeurtenissen met belangstelling in zich op, zonder dat dit betekent dat hij steeds wordt
afgeleid.
2. Nieuwsgierigheid. Het kind is actief gericht op zijn omgeving. Nieuwsgierige kinderen
zijn uit op nieuwe ervaringen, kennis en vaardigheden. De wereld is een uitdaging voor
hen.
3. Levenslust. Een levenslustig kind straalt uit dat het “er zin in heeft” en geniet zichtbaar
van de dingen die gebeuren en die het zelf doet.
4. Tevredenheid. Een tevreden kind accepteert zichzelf en de omgeving. Het kind vertoont
weinig tekenen van frustratie, boosheid of weerzin. Natuurlijk laat ook een tevreden kind
af en toe merken waarmee hij het niet eens is. Ontevreden kinderen tonen hun frustratie
door tegendraadsheid, onredelijke en overdreven boosheid en dwingend gedrag.
5. Ontspannenheid. Een ontspannen kind straalt rust uit. Het heeft zijn aandacht bij de
omgeving en reageert zonder schrik op gebeurtenissen, het laat zich goed kalmeren of
troosten. Dit betekent niet dat het kind niet ingespannen bezig kan zijn. Integendeel, juist
de kinderen die gespannen zijn, komen hier vaak niet aan toe, omdat ze hiervoor niet de
rust kunnen opbrengen.
6. Zelfvertrouwen. Kinderen met zelfvertrouwen ondernemen dingen met een rotsvast
vertrouwen dat het allemaal wel zal lukken. Ze wekken de indruk zeker van hun zaak te
zijn, en laten zich niet snel uit het veld staan. Kinderen met weinig zelfvertrouwen zijn
afwachtend, soms zelfs angstig, nemen geen risico, en hebben steeds een duwtje nodig
van buitenaf om tot iets (nieuws) te komen.
7. Evenwichtigheid. Een evenwichtig kind reageert met voor de buitenwereld begrijpelijke
emoties op situaties. De emoties (zoals vreugde, affectie, verdriet, boosheid) zijn niet
overdreven of extreem ingehouden en goed afgestemd op de situatie.
Ieder kind wordt jaarlijks geobserveerd met behulp van de welbevinden lijsten. Deze zijn te vinden bij
locatie documenten in Bitcare of kopieer ze uit het boek welbevinden.
Er zijn twee soorten lijsten waarmee je het welbevinden van een kind kunt observeren.
1. Wa (observatielijst Welbevinden Algemeen)
2. Wis ( observatielijst Welbevinden In Situaties) voor 0-2 jr, 2-4 jr, 4-12 jr
Kijk voor je gaat observeren welke van de lijsten het meest toepasselijk is. Overleg met
leidinggevende als je niet weet welke je moet kiezen.
Lees voor je gaat observeren de zeven kenmerken van welbevinden door. (Zie boven aan deze
werkinstructie.) Lees de gedragsbeschrijvingen die horen bij de WA of de Wis goed door, zodat je
weet waar je op moet letten. Ga dan observeren. Vul ook de score formulieren en de vragen lijst voor
leidsters in.
23
Werkinstructie 10:
Activiteiten buiten de opvang
Voor activiteiten die buiten de opvang gehouden worden geldt het volgende:
 Controleren of ouders toestemming gegeven hebben om hun kind mee te nemen op uitjes.
Toestemmingsformulier zit in de info map van het kind.
 Maximaal 4 kinderen per begeleidster (dit kan ook een stagiaire zijn als 2e begeleidster, maar
niet alleen) ongeacht de leeftijd van het kind. Wandel met het evacuatie touw en /of zet een
aantal kinderen in de kinderwagens. Bij gebruik van de bye bye buggy kan 1 leidster 6
kinderen meenemen.
 Als je naar de dijk wandelt, mogen er maximaal 6 kinderen mee met 1 leidster, maar alleen
als deze kinderen allemaal goed kunnen lopen. De kinderen lopen aan het evacuatie touw
naar de dijk. Eenmaal op de dijk mogen de kinderen los lopen.
 Bij activiteiten waarbij met de auto gereisd moet worden, geld dat de kinderen alleen
vervoerd mogen worden in goedgekeurde auto stoeltjes. Vraag of ouders hun eigen stoeltjes
achter willen laten op het KDV.
 Als je buiten het kinderdagverblijf op pad gaat met de kinderen neem je je mobiel mee en
een doosje met ehbo spulletjes. (Troetels: staat in de commode, Stal: in de bus)
 Zorg ervoor dat alle kinderen een kaartje bij zich hebben met de gegevens van de
kinderopvang.
 Een stagiaire mag zonder begeleiding van een gediplomeerde leidster, met maximaal twee
kinderen een wandeling maken. Dit gebeurt echter altijd in overleg met een gediplomeerde
leidster.
 Ongeacht het maximale aantal kinderen dat per leidster mee mag, moet er per situatie
gekeken worden of het aantal kinderen ook verantwoord is gezien de samenstelling van de
groep, het individuele kind en het soort uitje. Bij twijfel, overleggen met Diana.
24
Werkinstructie 11:
Zelfstandig in de tuin spelen.
Vanaf 3,5 jaar mogen kinderen alleen in de tuin spelen.
Dit moet altijd met ouders overlegd worden. Ouders moeten hiervoor het toestemmingsformulier
ondertekenen. Geef het toestemmingsformulier mee naar huis en vraag of beide ouders het willen
ondertekenen.
Zonder direct toezicht in de tuin spelen mag onder de volgende voorwaarden:







Nooit meer dan 4 kinderen tegelijk
Glijbaan, en grote fietsjes staan in de schuur of buiten het hek (plaatsen kinderen deze tegen
het hek, dan kunnen ze er mogelijk overheen klimmen)
Geen loopklossen of ander speelgoed met een touw in de tuin ( i.v.m. verstikking bij
gevaarlijk spel)
Bij warm weer geen water in het badje (i.v.m. verdrinking)
Tuindeur zo mogelijk openhouden en regelmatig (om de 10 minuten) even gaan kijken.
Bij locatie Troetels geld dat de kinderen mogen spelen in de tuin aan de achterkant van het
pand. Het speelgedeelte naast het pad is afgezet met een hek. Op die manier is beter
overzicht te houden op de kinderen.
Bij Locatie de Stal geld dat kinderen schoenen, laarzen of sandalen dragen als ze in de tuin
spelen. Ook in de zomer ( i.v.m bemoeilijken klimmen in het hek)
Het toestemmingsformulier is te vinden bij locatie documenten in Bitcare.
25
Werkinstructie 12:
Beleid rondom slapen
Een kind doet veel indrukken en ervaringen op bij de opvang. Over het algemeen zijn de kinderen
daarom sneller moe, of hebben meer behoefte aan slaap, dan in een thuissituatie. Maar het kan ook
voorkomen dat kinderen door de onrust om hen heen de rust niet kunnen vinden om te slapen.
Voldoende slaap is belangrijk. Uitgeruste kinderen hebben meer energie om te spelen en zich te
ontwikkelen.
We kijken naar de individuele slaapbehoefte van het kind. Zo mogelijk houden we het slaapritme van
thuis aan. Lukt dit niet, dan passen we in overleg met ouders het slaapritme aan.
Om een goed zicht te krijgen op hoe het slapen thuis gaat, kun je o.a. de volgende vragen stellen:
 Heeft het kind thuis een duidelijk slaapritme
 Waar slaapt het kind thuis ( bed/ box)
 Is het overdag donker in de slaapkamer
 Is er een ritueel bij het naar bed brengen
 Heeft het kind een knuffel mee
 Enz.
Slapen in de box , hangwieg, baby schommel of kinderwagen
Kinderen slapen bij voorkeur allemaal in bed (wiegendood protocol). Als een kind ergens anders in
slaap valt, dan kijk je of je het kindje zonder wakker te maken over kan leggen zijn bedje. Is het een
kindje dat snel wakker wordt, dan laat je het kindje slapen. (voldoende slaap is belangrijk). Slaapt een
kind structureel op een andere plaats dan in bed, dan overleg je hierover met ouders. Kinderen die
zelf kunnen gaan zitten of zwaarder zijn dan 9 kilo, mogen niet meer in de hangwieg schommel of
kinderwagen slapen.
Afbouwen van het slapen op het KDV
Vanaf 3,5 jaar gaan we afbouwen met slapen. Dit in verband met de voorbereiding op de basis
school. Afbouwen van het slapen kan op verschillende manieren in overleg met de ouders.



Korter laten slapen: De kinderen gaan tegelijk met de anderen om 12.30 uur naar bed, maar
worden na een uur tot 1,5 uur wakker gemaakt, of uit bed gehaald.
Om en om laten slapen: De ene dag wel, de andere dag niet.
Het kind alleen laten slapen als het echt moe is.
Als ouders aangeven dat ze willen dat hun kind al eerder begint met afbouwen van het slapen op de
opvang, is dit in overleg mogelijk. Het kind moet dan wel met minder rust/slaap toe kunnen op de
opvang. Ook moet het wakker maken van het kind, niet voor te veel onrust in de slaapkamer zorgen.
(andere kinderen worden er wakker van) Mocht dit zo zijn, dan kan voorgesteld worden het kind op
de stretcher op de groep te laten rusten.
Kinderen vanaf 2,5 jaar, mogen op een stretcher op de groep slapen/rusten. Geef dit wel door aan de
ouders.
26
Rust op de slaapkamer
Het is belangrijk dat er rust heerst op de slaapkamer. (wiegendoodprotocol) Daarom zul je soms de
afweging moeten maken om een kind dat niet in slaap kan komen en daardoor anderen wakker
houdt, uit bed te halen en op een ander tijdstip weer naar bed te brengen.
Als de grote kinderen gaan slapen en het erg onrustig is op de slaapkamer, waardoor ze niet in slaap
komen, dan je op de slaapkamer totdat de meeste kinderen slapen, of totdat het rustig is op de
slaapkamer.
Rustmoment
De peuters die niet slapen hebben wel een rustmoment tussen 13.00 en 14.30. Ook voor hen blijft
het belangrijk om even tot rust te komen. Dit houdt in dat er rustige activiteiten gedaan worden. Dit
varieert van een boekje lezen, een puzzeltje maken tot een gezamenlijk spelletje aan tafel. Ook
kunnen er dan b.v werkbladen gedaan worden, of andere activiteiten die de kinderen voorbereiden
op school. Als kinderen dit moeilijk vinden of toch erg veel energie hebben, dan kunnen ze ( met
toestemming van ouders) buiten spelen. Zo blijft het rustig op de groep.
Veilig slapen









Volg ten allen tijden het wiegendood protocol
Geen elastiekjes of haarspeldjes in bed ( inslikken/ stikgevaar)
Geen tuigjes of koordjes aan spenen mee naar bed
Kinderen nooit aan de armen het bed uit tillen ( zondagsarmpje)
Veiligheid en deugdelijkheid bedjes nalopen aan de hand van checklist bedjes ( hangt in de
slaapkamer ) Leidinggevende geeft aan wanneer dat moet gebeuren.
Gebruik alleen lakens om een bedje aan de zijkanten dicht te maken, als je een kindje wat
meer rust wilt geven in het bedje
Gebruik van trapje om in bovenste bedje te klimmen alleen onder begeleiding van leidsters.
Kinderen die klimgevaarlijk zijn krijgen een bedje met een dakje.
Zet de kookwekker op een half uur als reminder om, om het half uur even te kijken in de
slaapkamer.
Buiten bedjes
Kinderen tot 1,5 jaar mogen in de buitenbedjes slapen. Bij stormachtig weer mogen de bedjes niet
gebruikt worden. Anders zouden ze om kunnen waaien. Bedjes moeten met de dichte kant tegen de
wind in gezet worden. dit i.v.m. tocht. Zorg dat kinderen voldoende aangekleed en toegedekt zijn,
passend bij het jaargetijde. ( b.v.dun toedekken in de zomer, muts en handschoenen aan in de
winter) Controleer of kinderen niet te dik zijn toegedekt door in de nek te voelen. Voelt het klam en
zweterig dan is het kind te dik aangekleed.
Ook als het erg koud is, de buitenbedjes niet gebruiken. Op de groep zijn verdere instructies voor het
gebruik van het bedje aanwezig. Ieder jaar worden de bedjes omgewisseld voor onderhoud en
krijgen we er een nieuw bedje voor terug. Bedjes zijn gehuurd via lutje potje (tel: 0595-491983/
www.lutjepotje.nl )
27
Inbakeren
Inbakeren is het in doeken wikkelen van een baby van schouders tot en met voetjes om zijn eigen
bewegingen te beperken zodat hij zich gemakkelijker kan overgeven aan de slaap.
Inbakeren kan een middel zijn om kinderen die moeite hebben om zelf in slaap te vallen, alleen
hazeslaapjes doen of snel overprikkeld zijn, te helpen ontspannen.
Inbakeren doen we alleen in overleg met ouders, of op verzoek van ouders. Zorg dat je kennis hebt
van het op de juiste manier inbakeren en waar je rekening mee moet houden.
Voordat er gestart word met inbakeren moet er eerst gekeken worden of:



Medische oorzaak voor de onrust of het huilen uitgesloten kan worden (voor zover mogelijk).
Er een medische reden is waarom je je kind niet mag inbakeren.
De voeding geen oorzaak kan zijn van het huilen of de onrust.
We bakeren de kinderen alleen in met goedgekeurde doeken, dus niet inbakeren met:







Molton, te klein, te stug en te warm
Hydrofiel luiers, veel te klein!
Handdoek, te stug en te warm
Badcape, te klein
Beddenlaken, te glad
Dekentje, te warm
Fleece, te warm
Checklist veilig inbakeren











Gebruik veilig materiaal en bevestigingsmateriaal
(bijv. kinderveiligheidsspelden of klittenband).
Gebruik de juiste maat, passend bij het postuur van je baby
(groot genoeg maar niet té groot).
Vanaf schouders tot en met voeten ingepakt.
Onderkant gesloten, voetjes mogen niet uitsteken.
Bij losse doeken altijd 2 doeken gebruiken.
Armen moeten vrijwel gestrekt zijn.
Geen armen of benen kunnen loswurmen.
Niet in de doek kunnen zakken, de stof mag niet voor het mondje kunnen opstropen.
Voldoende ruimte voor de benen (‘kikkerstand’).
Leg een ingebakerde baby altijd op zijn rug.
Baby’s ouder dan 6 maanden niet (meer) inbakeren.
Let er op warmte stuwing. Een slapend kind mag geen rood gestuwd hoofd hebben. Dit is een
teken van slechte warmteverdeling over het lijfje.
In de zomer kan het te warm zijn om een kindje in te bakeren. Dit kan een moment zijn om af te
gaan bouwen met inbakeren. Is het toch nodig om in te bakeren, let op warme dagen dan op
onderstaande punten.

Houd de slaapkamer zo koel mogelijk, zodat het kind zijn warmte via het hoofd kwijt kan aan
de omgeving (let wel op andere richtlijnen voor pasgeboren en kinderen met astma).
28







Het kind bloot inbakeren.
Blijf het kind onderstoppen met een royaal (dun) laken. Dit verhoogt het inbakereffect en de
veiligheid. Door onderstoppen kan het kind namelijk minder makkelijk op de buik rollen.
Meet bij twijfel over de warmte de lichaamstemperatuur op als het kind heeft geslapen en je
de doeken losmaakt. Tot 37.5 is normaal. Een lichaamstemperatuur van 37.6 of hoger
betekent dat het kind ziek is of dat het te warm gekleed of toegedekt is of in een te warme
omgeving verkeert.
Bij koorts (en 24 uur na vaccinaties) niet inbakeren.
Op warme zomerdagen kan een kind zweten ook al ligt het te slapen, maar een slapend kind
mag geen rood gestuwd hoofd hebben!
Geef een hevig huilend kind eerder voordeel van de twijfel. Hevig huilen, kan de
lichaamstemperatuur doen stijgen. Als je twijfelt over wel of niet laten huilen, kun je op
tropische dagen beter het kind uitpakken, wat te drinken geven en bij slaapsignalen opnieuw
inbakeren en in bedje leggen.
Maak de doeken tijdens het slapen niet los, losse doeken in bed zijn onveilig omdat het kind
er in verstrikt kan raken.
Redenen om een baby niet (meer) in te bakeren:







(Verhoogde kans op een) dysplastische heupontwikkeling
Koorts
Eerste 24 uur na een vaccinatie
Ernstige luchtweginfectie en/of benauwdheid (bijvoorbeeld het RS virus)
Voorkeurshouding (scoliose) door een afwijking in de wervelkolom
Als je ingebakerde baby - ondanks alle tips - pogingen blijft doen om naar de buik te draaien.
Als de baby eczeem heeft of spuugt, is het raadzaam ouders van te voren te laten overleggen
met een arts of een deskundige. Eczeem en spugen kunnen namelijk vele
verschijningsvormen hebben. Bij de ene vorm kan het geen kwaad om in te bakeren, bij een
andere weer wel.
Op de site http://www.inbakeren.nl/ kun je veel informatie vinden over inbakeren.
29
Werkinstructie PM-er persoonlijke competenties
Werkinstructie 13: Werken met thema`s en aftekenlijst
Invullen jaaragenda
Zet in januari (locatie troetels samen met de andere groep) de thema blokken ( en
voorbereidingsweken) voor een heel jaar in de agenda. Hierdoor kan rekening gehouden worden met
de jaarlijks terugkerende feesten en bijzondere dagen, zoals Pasen, Moederdag, dierendag,
Sinterklaas, Kerst, boekenpret enz. Tijdens de zomervakantieperiode werken we niet met thema`s.
Voorbereiden Thema
Een thema periode duurt 4 weken. Na iedere thema periode zijn er twee weken rust. Die tijd moet
gebruikt worden om het volgende thema te bedenken en voor te bereiden.
Voor iedere leeftijdscategorie moeten activiteiten bedacht worden. Je kunt een activiteit geschikt
maken voor meerdere leeftijdscategorieën, door er verschillende moeilijkheidsgradaties in te
verwerken. (differentiëren) Op die manier kun je ook rekening houden met de kinderen in de groep
die meer uitdaging nodig hebben. Door sommige activiteiten aan te bieden in kleine leeftijdsgerichte
groepjes, kun je nog meer inspelen op het niveau en interesse van het kind.
Kijk in de buurt naar activiteiten die met het thema te maken hebben, of misschien kun je iets
bezoeken. ( b.v echt naar een winkel, bieb, dokter enz gaan als dit in het thema zou passen. Of
misschien kan er iemand op locatie komen om een activiteit met de kinderen te doen. Het kan in dat
geval heel ook heel handig zijn om onderwerpen voor thema`s al vooruit te weten. b.v. als je de hulp
in wilt roepen van ouders, of andere ideeën hebt die meer planning nodig hebben.
Vul de activiteiten die bedacht zijn in op de activiteiten planner. ( voorbeeld in locatie documenten in
bitcare) En zorg dat de materialen voor het doen van de activiteiten ( en eventueel de uitleg)
aanwezig zijn voor de start van de thema periode.
Bij ziekte of verlof van je collega, kunnen de activiteiten dan gewoon doorgaan.
Welke onderdelen moeten terugkomen in de thema activiteiten:
Muziek, liedjes, (voor)lezen, nieuwe woorden (taalstimulering) creatief ( knutselen, verkleden,
drama,) beginnende rekenvaardigheden, bewegen, zintuigen, ontdekken, experimenteren, natuur.
Introduceren Thema



Aankondiging Thema ophangen. Vertel ouders over het nieuwe thema.
Ruimte aankleden in thema sfeer
Vertelkoffer vullen met attributen die met het thema te maken hebben. De eerste week van
het thema kun je de vertelkoffer gebruiken om het thema bij de kinderen te introduceren.
Na de eerste week kunnen de spullen uit de vertelkoffer op de thema tafel. Kinderen mogen
spelen met de dingen die op de thematafel liggen.
30
Einde Thema




Knutselwerkjes meegeven met de kinderen of in de mappen opbergen
Raam schildering verwijderen
Thema aankondiging weghalen
Thematafel en vertelkoffer opruimen
Gebruik van de t.v/dvd als onderdeel van een activiteiten.
Als het onderwerp van een t.v. programma of dvd bij het thema past, is het geen probleem als er als
activiteit naar gekeken wordt. Maak dit t.v. kijken dan wel interactief. Zet de t.v af en toe stil en stel
vragen over wat ze gezien hebben. Stel na afloop vragen. Laat de kinderen een knutsel maken die
met het t.v. programma te maken heeft enz.
De activiteiten die gedaan worden zijn vrijblijvend, maar probeer de kinderen wel te stimuleren om
mee te doen in het kader van ontdekken en beleven. Probeer te achterhalen waarom een kind niet
mee wil doen.
31
Werkinstructie 14:
Boekenpret kist als Thema
Drie keer per jaar krijgen we een boekenpret kist die we twee maanden mogen houden. Binnen deze
2 maanden moeten we aan de slag met boekenpret als thema. De data waarop de boekenpret kisten
beschikbaar gesteld worden, wordt ieder jaar rond juli, voor een heel (school) jaar bekend gemaakt.
Omdat boekenpret een programma is speciaal voor de taalstimulering is het belangrijk dat het op de
juiste manier aangepakt wordt, om het effect zo groot mogelijk te maken.
Voorbereiding boekenpret thema




Boek zelf lezen
Handleiding lezen die in de boekenpret kist zit
Kopiëren van overzicht lijst om namen te noteren van de kids die een boekje mee hebben.
(bij het nummer van het boekje, de naam noteren van het kind die het boekje mee heeft)
Kopiëren van de handleiding voor ouders en meegeven bij het boekje en tasje.
Maak gebruik van de voorbeeld activiteiten die in de handleiding zitten. Interactief voorlezen in
kleine groepjes is belangrijk. Pak de uitwerking van het boekenpret thema verder net zo aan als bij de
andere thema`s. ( zie werkinstructie 13)
Deel de boekjes bij de start van het boekenpret thema uit aan kinderen vanaf 2 jaar. Per gezin 1
boekje. (ook de peuteropvang) Als er voldoende boekjes zijn, dan mogen de kinderen vanaf 1,5 ook
een boekje mee. De boekjes mogen een week mee naar huis. Zijn er te weinig boekjes, dan kun je de
kinderen die nog geen boekje mee gekregen hebben, een boekje meegeven zodra er boekjes
teruggekomen zijn. Zorg dat de boekenpret kist weer compleet is aan het eind van het thema.
Logeerbeer
Onderdeel van boekenpret is de logeerbeer. Op momenten dat er geen boekenpret kist is mag er
steeds een kind het tasje met de logeerbeer mee naar huis nemen. Het kind mag een boekje van ons
uitzoeken en daarna de logeerbeer een week mee naar huis nemen. In het tasje met de logeerbeer
zitten 7 kleine stoffen boekjes die in een `boekenkast` zitten. Het is de bedoeling dat de ouders thuis
ieder dag het meegegeven boek voorlezen. Als het boek is voorgelezen gaat er een boekje uit de
boekenkast in het tasje. Zo kan het kind precies zien wanneer het weer tijd is om de logeerbeer mee
te nemen naar het KDV. Een ander kind is dan aan de beurt.
32
Werkinstructie 15:
Verzorgen van dieren en moestuin
Boerderij dieren voeren/ aaien
In het najaar, de winter en een gedeelte van het voorjaar, kunnen de kinderen met de Boer mee om
de dieren te voeren. Dat is dagelijks rond 16.15. Er moet altijd een leidster mee als extra begeleiding.
(je mag ook vragen of er wat grotere kinderen mee mogen met de bso, als zij met de boer meegaan
en het komt uit)
Leer de kinderen hoe ze veilig de dieren kunnen voeren. Ze mogen bij de koeien nooit met hun
handen door het hek. Dit omdat de koeienkop onverwachts kan bewegen en daarmee kan het
kinderhandje klem komen tussen het koeienhoofd en het hek. Ook moeten de kinderen leren dat ze
uit moeten kijken voor het stroomdraad. Het is mogelijk de stroom eraf te halen als we met de
kinderen de dieren gaan voeren.
In overleg met de boer kunnen de kinderen de pony aaien/borstelen of een stukje rijden. Let er
hierbij op dat de kinderen niet achter de pony lopen.
Kinderen van troetels kunnen als uitje naar de Stal gaan om de dieren te aaien/voeren
Konijnen
De konijnen in de tuin moeten dagelijks gevoerd en 2 x pw verschoond worden. Op ma en woe
zorgen de Pinken voor het konijn ( ma voeren en verschonen, woensdag voeren) op di, do en vrijdag
doet de hooizolder dat (di en do voeren en vrij voeren en verschonen ) Laat de kinderen helpen bij de
verzorging. Leer de kinderen voorzichtig om te gaan met de konijnen, leg uit waarom goede
verzorging belangrijk is, dat de dieren afhankelijk zijn van de mensen enz.
Moestuin
De (BSO) kinderen onderhouden samen met de leidsters de moestuin. Groente, kruiden, bloemen
enz, planten, onkruid wieden, water geven en oogsten.. Hierdoor leren de kinderen dat uit zaadjes
planten en of bloemen groeien, wat onkruid is en wat niet, dat je dus niet zomaar alle plantjes kunt
plukken, dat je sommige plantjes kunt eten enz. Ook leren de kinderen hierdoor dat ze niet zomaar
aan de plantjes kunnen komen, of bloemetjes kunnen plukken.
33
Werkinstructie 16: ·Gebruik van fopspeen
Kinderen krijgen hun speen alleen als ze naar bed gaan. Uitzonderingen zijn de baby`s die vanwege
hun zuigbehoefte ook buiten de slaaptijden om wel eens een speentje krijgen (als baby`s huilen eerst
kijken of ze te troosten zijn zonder speen.) en kinderen die in hun wenperiode zijn.
Bij sommige oudere kinderen kan de speen soms gebruikt worden als troost b.v. bij het afscheid
nemen of bij verdriet na het vallen. Maar ook hier kijk je eerst of het kind op een andere manier
getroost kan worden. En laat het kind daarna niet te lang met de speen lopen. Leg de speen samen
weer weg.




In bed geen speen aan een ketting. (wiegendoodprotocol)
De speen moet schoon en heel zijn. Als de speen kapot is, dan geef je dit door aan de ouders.
De speen moet voorzien zijn van een naam. En opgeborgen zijn in een eigen plastic bakje, of
zakje ook voorzien van een naam.
Als de fopspeen vuil word of door een ander kind in de eigen mond gedaan wordt, spoelt je
de speen af met heet water.
Weetjes over gebruik van de speen
Na 6 maanden heeft de baby z`n mond nodig om de wereld te verkennen. Kluiven op speelgoed,
brabbelen, vast voedsel ontdekken. Baby`s die constant een speen in de mond hebben, leren minder
snel praten.
Bij veelvuldig gebruik van een speen kan:



Het kind verkeerd gaan slikken.
Het kind gaan slissen waardoor spraakproblemen ontstaan.
Een verkeerde ademhalingsgewoonte ontstaan: door de mond ademen in plaats van door de
neus. Met als gevolg een grotere kans op infecties en cariës.
Daarom word na tien maanden aangeraden het gebruik van een fopspeen af te bouwen.
34
Werkinstructie 17: Afspraken overdracht logopediste
Een aantal x per jaar komt de logopediste langs op de groepen. De data wordt doorgegeven door de
leidinggevende, zodat het in de agenda gezet kan worden.
In de week dat de logopediste langskomt hang je een briefje op, waarop staat dat de logopediste
deze week langskomt.
Ouders kunnen dan bij jullie aangeven of ze willen dat de logopediste ergens op let. Zelf kun je ook
vragen of de logopediste wil kijken naar de taalontwikkeling van een kind als je daar vragen over
hebt.
Na ieder bezoek neemt de logopediste even kort de bijzonderheden door. Zijn er bijzonderheden of
punten waar wij op moeten letten, dan geeft ze dit door. Als je zelf vragen hebt, stel ze dan.
De ouders die adviezen krijgen voor de spraak- /taalstimulering van hun kind, wordt gevraagd om
contact op te nemen met de logopediste voor verdere uitleg. Bij adviezen over het mondgedrag van
een kind wordt een folder meegegeven via het mandje/kastje. De stukjes die betrekking hebben op
het kind zijn gearceerd. Ze zal aan jullie uitleggen, waarom een kind een foldertje heeft
meegekregen.
Specifieke vragen van ouders over hoe het gaat met spraakontwikkeling van hun kind kun je
doorverwijzen naar de logopediste. Zij kunnen haar bellen of mailen voor meer informatie.
Kinderen die gezien moeten worden door de logopediste, maar geen opvang hebben op de dag dat
ze langskomt, mogen even extra komen, zodat ze toch geobserveerd kunnen worden.
35
Werkinstructie 18: Zindelijkheidstraining
Maak geen strijd van de zindelijkheidstraining. Als het erg lang duurt voordat een kind zindelijk
wordt, of als er een terugval is, dan kan het nodig zijn om te kijken welke factoren een rol kunnen
spelen. Zijn er bijvoorbeeld ingrijpende veranderingen in de thuissituatie? (broertje of zusje op
komst/geboren, verhuizing enz) Ook kan ouders geadviseerd worden om de huisarts te raadplegen.
Zindelijkheidstraining
Laat het kind dat interesse krijgt in het poep-en-plas-gebeuren, rustig kennismaken met het potje
(thuis) of de wc! ( opvang) Vraag meerdere keren per dag of hij moet plassen of zet hem op het
potje/wc als je ziet dat hij staat te wiebelen of naar zijn kruis grijpt.
Laat het kind niet te lang op het potje, of de wc zitten. Als er na vijf minuten niets is gebeurd,
probeer het dan later gewoon nog een keer. Zo voorkom je het kind een hekel krijgt aan z’n potje/
wc. Zet je er te veel druk achter, dan zal een kind zich gaan verzetten en kan het lang duren voordat
het zindelijk wordt.
Luier uit
Heb je de luier van een kind echter eenmaal ingewisseld voor een onderbroekje, laat die luier dan
uit. Een keer een ongelukje is niet erg. Hoe consequenter je bent, hoe sneller een kind zindelijk
wordt', meent pedagoog Thessa Gerritsen. 'Problemen met zindelijk worden, ontstaan vaak doordat
ouders hun kind, in lastige situaties, toch weer een luier om doen. Natuurlijk is het vervelend als je
kind middenin de supermarkt ineens moet plassen. Toch zit er weinig anders op, dan op zo’n
moment even een wc te gaan zoeken.' Neem een potje mee als je met de auto op pad gaat, zo kun je
een kind er onderweg altijd even op zetten.
Doe een luier dus pas uit als een kind minimaal 2 uur achter elkaar een droge luier heeft. Gaat het
toch te vaak fout? (meerdere ongelukjes op een dag) Trek gewoon die luier weer aan en probeer het
over een paar weken weer opnieuw zonder luier. Het kind was er ws nog niet aan toe.
Geef complimenten
Leg het kind uit dat naar de wc gaan net zo normaal is als ademhalen, of op je eten kauwen. Word
niet boos, als het kind onverrichter zaken van het potje/wc komt, maar hang ook niet de vlag uit, als
hij wel een plas of een hoopje produceert. Het is overigens wel belangrijk dat je het kind prijst, als hij
een plas of een poep op het potje/wc doet. Rustig zeggen dat je kind het prima heeft gedaan, of een
klein stickertje op een beloningskaart, is meer dan genoeg.
Belonen
Prik een groot vel papier aan de muur. Elke keer dat het goed is gegaan, mag het kind een sticker
kiezen en plakken. Gaat het een tijdje goed? Dan kunnen ouders een klein kadootje kopen. B.v leuke
onderbroeken.
Kleding
Trek makkelijke kleding aan, een trainingsbroek kan het kind zelf snel naar beneden trekken..
Doortrekken eng
Doortrekken kan iets engs zijn; er verdwijnt toch iets van jezelf in een gat. Leg uit wat er gebeurt.
Blijft het kind bang? Maak er eens een verhaaltje van: elke keer als je doortrekt krijgt een visje te
eten…
36
Werkinstructie 19:
omgangsregels seksualiteit
Deze omgangsregels hebben betrekking op het omgaan met seksualiteit en wat daar mee te maken
heeft, binnen de kinderopvang. Deze regels zorgen voor duidelijkheid en transparantie over dit
thema. En zullen daardoor mede kunnen voorkomen dat kinderen en leidsters in onbedoeld nare
situaties terecht komen.
Omdat iedereen zijn persoonlijke opvattingen heeft over wat wel en niet kan in de opvoeding voor
wat betreft seksueel gedrag en wat daar mee te maken heeft, is het belangrijk dat wij binnen onze
kinderopvang een kader aangeven.
Over onderstaande onderwerpen die te maken hebben met het begrip seksualiteit zijn afspraken
gemaakt.

De onderlinge sfeer die PM-ers met elkaar neerzetten: Onderlinge erotiserende of seksuele
boodschappen of grappen zijn verboden op de werkvloer. De PM-er ( en overige
personeelsleden) bekleden een voorbeeldfunctie

Seksuele toenaderingspogingen van een kind: Op seksuele toenaderingspogingen van een
kind wordt nooit ingegaan. Dit wordt altijd besproken met de leidinggevende

Verbod op seksueel contact: Seksuele handelingen en intieme relaties zijn onder geen beding
geoorloofd en worden beschouwd als seksueel misbruik

Vragen van kinderen over seksualiteit: We luisteren naar vragen die kinderen stellen over
seksualiteit. Deze vragen kunnen serieus beantwoord worden, of de PM-er kan aangeven dat
het goed is om dezelfde vraag met een van de ouders te bespreken. Er zijn boeken aanwezig
die kunnen helpen bij het beantwoorden van de vragen van de kinderen.

Uitdagende vragen over het privéleven van de PM-er op het gebied van seksualiteit: De
PM-er gaat niet mee in de persoonlijke en uitdagende sfeer en geeft aan dat een serieus
antwoord mogelijk is of geeft aan dat de vraag niet gewenst is.

Vieze woorden die kinderen of PM-ers gebruiken: De PM-er geeft aan dat we geen vieze
woorden gebruiken en kan ervoor kiezen hier een serieuze draai of grens aan te geven of niet
op het onderwerp in te gaan. De PM-er zelf gebruikt geen vieze woorden.

Benamingen van de geslachtsdelen van de kinderen: De PM-er gebruikt de woorden piemel,
penis of plasser(tje) en vagina om de geslachtsdelen van de kinderen aan te duiden. Andere
benamingen worden door de PM/ers niet gebruikt

Kinderen op schoot nemen en kinderen knuffelen: Wij vinden dat kinderen op schoot
moeten kunnen zitten. B.v bij het voorlezen van een boek, of als een kind getroost moet
worden. Ook kan een kind het gewoon gezellig vinden om even bij je te komen zitten. Dat
geld ook voor knuffelen. Voor de BSO kinderen geld dat het initiatief hiervoor van hen uit
moet gaan. 8 + kinderen kunnen wel even bij de PM-er komen `hangen` maar worden niet op
schoot genomen.
37

Kinderen helpen de billen af te vegen: De PM-er begeleidt kinderen om zelf de billen af te
vegen door uitleg te geven hoe dat moet, en zondig hulp aan te bieden.

Verschonen van peuters en baby`s: Zowel mannen als vrouwen verschonen de kinderen

Opmerkingen die het kind maakt over het privé leven van het kind met betrekking tot
ouders en seksualiteit: PM-ers vragen in dit geval niet door, uit respect voor het privé leven
van de ouders, de PM-er zal het gesprek een andere wending geven, uit respect en om een
eventuele lading weg te nemen.

Kinderen die onderling op een uitdagende manier over seks praten: Kinderen mogen op een
gewone manier over seks praten. De Pm-er kan de kinderen helpen om het gesprek uit de
beladen sfeer te halen, zodat ze er normaal over kunnen praten. Als dit niet gebeurd dan
stopt de PM-er het gesprek.

Doktertje spelen: Kinderen mogen doktertje spelen, maar de kleren blijven aan

Kinderen die elkaar bloot laten zien: Dit wordt niet bestraft, maar er wordt door de PM-er
uitgelegd dat dat hier niet de bedoeling is. Belangrijk is om dit ook aan ouders door te geven.

Kinderen spelen niet in hun blootje: Als kinderen met water (of verf) spelen, spelen ze niet
bloot. Een onderbroek of luier blijft minimaal aan

De PM-er heeft geen bikini ( of zwembroek ) aan: Bij warm weer wordt er veel naar buiten
gegaan. PM-ers houdt dan minimaal een hemdje/t shirt en een korte broek of rok aan.
Uitzondering wordt gemaakt als er een uitstapje naar het strand zwembad of de plassen is.

Zwemmen: Het helpen verkleden en afdrogen van kinderen bij het zwemmen, gebeurt door
een vrouw.
Overdracht aan ouders: Situaties uit bovengenoemde punten worden gecommuniceerd met de
ouders als de PM-er hier de noodzaak toe ziet, of de leidinggevende hiertoe besluit. Het is goed om
de ouders op de hoogte te stellen, ook als er niet direct een zorg is. Met gevoelige situaties wordt
zowel naar ouders als op de werkvloer discreet omgegaan.
38
Werkinstructie PM-er sociale competenties
Werkinstructie 20: Gezamenlijke eet en drink momenten met de groep
De eet en drink momenten zijn duidelijke afgebakende momenten van de dag. Naast het feit dat de
kinderen de nodige voedingstoffen binnen krijgen, zorgen deze momenten ook voor regelmaat en
rust.
De gezamenlijke eet- en drink momenten zijn momenten waarop er nadruk gelegd wordt op sociale
behoeften en vaardigheden van kinderen. Je zit daarom samen met de kinderen aan tafel. Het doel is
een gezellige sfeer te creëren o.a. door een gesprek aan te gaan met de kinderen over verschillende
onderwerpen. Je eet mee en hebt in die zin een voorbeeldfunctie voor de kinderen. De kinderen
hebben geen vaste plaats aan tafel, maar mogen voor zover mogelijk gaan zitten naast wie ze willen.
Soms kan het beter zijn om dit bij te sturen als de keuze van het kind van invloed is op de sfeer aan
tafel.
Sociale regels tijdens de maaltijd






Plassen en handen wassen voor het eten
Op elkaar wachten. Beginnen met eten/drinken als iedereen wat heeft en we een liedje
gezongen hebben (smakelijk eten/smakelijk drinken)
Niet spelen onder het eten. ( er moet aandacht zijn voor het eten en voor elkaar ) Dus er mag
geen speelgoed aan tafel.
We eten zoveel mogelijk met de mond dicht
De kinderen eten van hun eigen bordje en drinken uit hun eigen beker
We praten niet door elkaar heen
De gezamenlijke eet en drink momenten duren ongeveer ± 30 minuten. Daarna mogen de kinderen
van tafel. Na afloop worden de handen en gezichten schoongemaakt met een washand/
snoetenpoetser. De grotere kinderen mogen zelf hun handen gaan wassen in de verschoonruimte.
Wat als kinderen niet willen eten/drinken.
Vanaf één jaar groeit een kind minder snel. Daardoor heeft hij minder trek. Jonge
kinderen voelen dat zelf goed aan. Zolang een kind goed groeit, gaat het goed.
Een andere reden voor het niet willen eten kan zijn dat een kind te moe is.
Ook kan de `peuterpuberteit` er voor zorgen dat het kind NEE zegt tegen zijn bordje eten.
Belangrijk is om geen ander eten aan te bieden, maar dring het eten ook niet op.
We gaan geen strijd aan om een kind te laten eten of te laten drinken. Dat heeft een negatieve
invloed op de sfeer aan tafel. Het is belangrijk om te zorgen dat eten een plezierige bezigheid is.
Kinderen zullen dan veel sneller mee eten. Als kinderen worden gedwongen te eten gaat de PM-er
over de grenzen van het kind heen.
39
Het kind kan in deze machtsstrijd nooit winnen en de grenzen van het kind gaan
letterlijk aan diggelen. Elke vorm van dwang vernietigt het gevoel van eigenwaarde. Het kind raakt
hierdoor uit contact met zichzelf want het moet doen wat de volwassene wil. Verliezen van contact
met je eigen gevoel zorgt ervoor dat je op den duur niet meer weet wie je bent.
Kinderen dwingen om te eten wat ze niet willen leidt mogelijk tot eetproblemen.
Een kind B.V. geen tweede boterham geven omdat zijn of haar drinken nog niet op is, valt ook onder
dwang.
Als PM-er moet je niet bang zijn om controle of overzicht te verliezen.
Vaak doet de PM-er het gedoe rondom eten zichzelf aan. Zij start de machtsstrijd.
Natuurlijk wordt de sfeer er naar van (en uiteindelijk is het kind hier de grote verliezer in,
het is een ongelijke strijd). Als je bovenstaande leest is er dus geen enkele reden om de
machtsstrijd aan te gaan met een kind. Zeker niet als het om eten gaat. Veel regels
rondom eten zijn gebaseerd op routine (omdat je het gewoon altijd al zo doet) of op
angst om de controle te verliezen (over het kind, op de groep).
Uit het vakblad ‘kinderopvang’ en ‘Het ongedwongen kind’ van A. Solter
Blijkt dat kinderen structureel slecht eten en dat het ten koste kan gaan van de gezondheid van het
kind, dan kunnen er individuele afspraken met ouders over gemaakt worden.
Hoe stimuleren we de kinderen om te eten/drinken zonder de strijd aan te gaan



Regelmatig even zeggen dat er een hapje of een slokje genomen moet worden, of bij de
kleinere kinderen, door hen het eten/ drinken steeds even voor te houden.
Zeggen dat het erg lekker is, andere kinderen het ook opeten, duidelijk zichtbaar een klein
stukje afbreken en dat aan het kind aanbieden, daarna zeggen dat het kind dat kleine stukje
mag proeven, en de rest mag laten liggen.
We zitten ongeveer een half uur aan tafel. Kinderen die treuzelen of slecht gegeten hebben
mogen ( moeten) daarna van tafel. Het kind zal dan moeten wachten tot het volgende
moment waarop we weer wat gaan eten. Mocht het kind honger/trek krijgen in de tussen
tijd, dan kan je hem/haar erop wijzen dat er dan beter gegeten had moeten worden en dat
hij/ zij de volgende keer weer een nieuwe kans krijgt om goed te eten
Regels voor veilig, hygiënisch eten/ drinken














Altijd een tuigje aan in de kinderstoel
Stoel verkleiner in de kinderstoel doen als kindje nog niet goed past en daardoor scheef zit.
Triptrapstoel op de juiste hoogte
Kinderen begeleiden bij het in en uit de stoel klimmen ( klimles geven)
Geen hete dranken drinken met kinderen op schoot.
Hete dranken zo wegzetten dat kinderen er niet bij kunnen.
Hete dranken voor kinderen afgekoeld geven (afkoelen met melk of water)
Kleine gesneden stukjes brood geven aan kinderen onder de 1,5
Alleen zachte stukjes fruit geven aan kinderen onder de 1,5 (zachte peer en banaan)
Alleen eten en drinken in de groepsruimte en de tuin aan de picknicktafels of op een picknick
kleed. ( tijdens pauze tijd mag er ook gegeten en gedronken worden in de pauze ruimte )
Rekje voor het gasfornuis plaatsen als er een gasfornuis is
Ovenrek voor oven plaatsen als die er is en op een plaatst, staat waar kinderen er bij kunnen
Kinderen plaatsen niet zonder toezicht het bakblik in de oven.
Rietje gebruiken bij buiten eten en drinken als het wespen tijd is. Zijn er te veel wespen dan
niet buiten eten en drinken.
40
Werkinstructie PM-er normen en waarden ( cultuur)
Werkinstructie 21:
Corrigeren van kinderen/ kinderen helpen conflict op te lossen
Alle interactievaardigheden heb je nodig als je een kind corrigeert en als je ze helpt bij het oplossen
van conflicten. ( ontwikkelingsstimulering in mindere mate)
Het corrigeren van kinderen gebeurt op een rustige manier, je spreekt het kind op kind hoogte aan
en maakt gebruik van mimiek, gebaren en intonatie van de stem. Maar je gaat niet schreeuwen.
Als een kind iets doet wat niet de bedoeling is. Dan probeer je in eerst de aandacht van het kind te
krijgen door contact te maken. ( ga naar het kind toe, kijk het aan, raak het evt zachtjes aan.)
Als je de aandacht hebt, dan benoem je ( op het niveau van het kind) het niet gewenste gedrag, en
geeft vervolgens aan wat wel gewenst gedrag is. Doe het evt. voor. Bij (hele) kleine kinderen zul je dit
waarschijnlijk vaak moeten herhalen. Ze snappen nog niet dat iets niet mag, en kunnen correctie als
een spelletje zien. Uiteindelijk zal het kind gefrustreerd raken/boos worden en erachter komen dat
het geen spelletje is, maar dat sommige dingen echt niet mogen. Ook hier geld weer dat kinderen
leren door de herhaling.
Kinderen kunnen nog niet altijd goed verwoorden waarom ze boos zijn, of iets niet willen doen, of
anders willen. Je moet actief luisteren om de gevoelens en behoeften van het kind te kunnen
begrijpen en dit voor het kind verwoorden. Zo kun je erachter komen wat de reden kan zijn voor het
gedrag van het kind. Zorg dat duidelijk wordt wat het probleem is. Dit benoem je vervolgens.
Benoem ook wat de reden is waarom iets niet kan. Maar hierbij gebruik van de ik boodschap, omdat
voor het kind dan duidelijk wordt waar de grens ligt voor jou. Samen kun je dan verschillende
oplossingen bedenken. En samen kan beslist worden welke oplossing er gekozen wordt. Je kunt het
kind helpen door ideeën voor oplossingen voor te stellen en te vragen of het kind dit een goed idee
vind. Uitgangspunt is dat hierbij geen macht gebruikt wordt.
Door op deze manier een conflict op te lossen geef je aan dat je het kind respecteert en begrijpt en
dat je geen misbruik maakt van de machtspositie die je als volwassenen hebt over het kind. Het kind
zal gemotiveerd zijn om mee te werken, omdat hij deel heeft genomen aan de oplossing van het
conflict. De behoefte van het kind wordt serieus genomen en belangrijk gevonden. Deze manier kun
je ook gebruiken als er een conflict is tussen kinderen. Je helpt de kinderen dan om samen een
oplossing te vinden.
Het kan gebeuren dat een kind niet wil luisteren en er niet open voor staat om tot gezamenlijke
oplossing te komen. Het kind wordt boos/ blijft boos/wil niet luisteren. Je kunt het kind dan even
boos laten zijn, en het later nog een keer proberen. Zolang het kind hiermee de groep of een ander
kind niet stoort, het geen gevaar is voor zichzelf en de omgeving kun je het kind best even boos laten
zijn. Als ze gekalmeerd zijn, kun je weer in gesprek. Benoem dit ook naar een kind.
41
Consequentie verbinden aan ongewenst gedrag
AIs het gedrag van het kind wel storend is voor de groep, een ander kind, een gevaar voor de
omgeving of een gevaar voor zichzelf, dan kun je een consequentie verbinden aan het ongewenst
gedrag van het kind als het niet lukt om tot een gezamenlijke oplossing te komen.
Laat eerst, d.m.v een ‘ ik boodschap’, door het benoemen van het ongewenste gedrag en de
gevolgen van dat gedrag voor jou of anderen, weten aan het kind dat het iets doet wat niet de
bedoeling is. Benoem wat wel gewenst gedrag is. Als het gewenste gedrag nog niet vertoont wordt,
herhaal je het nog een keer en verbind een consequentie aan het blijven vertonen van het
ongewenste gedrag. Als het kind zijn gedrag dan nog niet verbeterd, dan voer je de consequentie uit.
( dus 3 x gewenst gedrag benoemen, bij de derde x aangeven wat de consequentie is als gedrag niet
verbeterd, en bij de vierde keer consequentie uitvoeren)
Soms kan het nodig zijn om direct in te grijpen, zorg er dan voor dat je dan altijd achteraf uitleg geeft.
De consequentie moet wel in verhouding staan tot de ` overtreding`. B.v:

Kind kan niet stil blijven zitten op de bank en stoort daarbij andere kinderen: consequentie =
in triptrapstoel zetten.

Een kind rijdt hard met de kinderwagen door de groep, en botst daarbij steeds tegen andere
kinderen of een meubelstuk aan: consequentie = kind mag niet even niet meer met de
kinderwagen spelen.
Wanneer gebruik je het “afkoelstoeltje”
Als je een kind meerdere malen uitgelegd hebt dat gedrag ongewenst is, je een alternatief hebt
aangeboden, maar het kind vast blijft houden aan het ongewenste gedrag. Als dit gedrag storend is
voor de groep, een ander kind, een gevaar voor de omgeving of een gevaar voor zichzelf, en het
verbinden van een consequentie aan het gedrag, er niet voor zorgt dat het gedrag bijgesteld word,
dan kun je een kind even op het stoeltje zetten.
Dit is dan bedoelt om het kind even een time-out te geven, Zo krijgt het kind de kans om even om te
schakelen, rustig te worden, na te denken. Als het kind rustig op het stoeltje kan zitten, kun je na een
paar minuten vragen waarom het daar zit. Kan het kind hier geen antwoord op geven, dan leg je het
uit. Je herhaalt nog een keer wat het gewenst gedrag is en waarom. Je vraagt of het kindje zich hier
nu aan kan houden. Is het kind nog niet rustig genoeg, dan laat je het kind opnieuw even wachten,
benoem dit dan wel. Daarna kan je opnieuw vragen waarom het kindje daar zit enz. Komt een kind
uit zichzelf van de stoel af, dan breng je het kindje opnieuw naar de stoel terug. Laat het weer even
wachten en vraag weer waarom het daar zit enz.
Het heeft geen zin om kinderen jonger dan 2 jaar op het stoeltje te zetten. Zij kunnen nog
onvoldoende oorzaak en gevolg onderscheiden.
42
Werkinstructie PM-er samenwerken met ouders
Werkinstructie 22:
Gebruik van bitcare
De Bitcare app gebruik je o.a om de aan en afwezigheid, ziek en beter meldingen te registreren.
Activiteiten kunnen ingevoerd worden net als overige bijzonderheden over de kinderen. Ook kun je
persoonlijke berichtjes/ vragen sturen naar ouders. Verder kunnen foto`s gemaakt en toegevoegd
worden. Van ieder kind zijn de persoonlijke gegevens in te zien. Daarnaast kun je de kind planning
zien. ( overzicht over aantal kinderen en wie op welke dag in de groep geplaatst zijn.)
Via bitcare home ( internet) kun je het uitgebreide kind dossier inzien. Hierin staan bijvoorbeeld ook
de mentorverslagen en werkplannen van een kind. Een link naar Bitcare home is ingesteld op de
iPad.
Ouders hebben een eigen inlogaccount, waarmee ze direct de foto`s en berichten kunnen bekijken
die wij registreren, berichtjes kunnen sturen of reageren op de berichtjes die wij sturen, ziek en
verlof melden. Ouders kunnen hun account bereiken via internet, of via een app op hun mobiel.
Bij de baby`s registreer je de eet tijden en hoeveelheid, slaaptijden en activiteit en ongeveer 1 foto
per opvang dag. Ook kun je even kort een persoonlijk stukje over het kind noteren.
Bij de dreumesen en peuters registreer je de slaaptijden als ze nog slapen, activiteiten en ongeveer 1
foto per opvang dag. Ook kun je even kort een persoonlijk stukje over het kind noteren.
Als je een berichtje noteert in Bitcare, zet dan je naam erbij, zodat ouders weten van wie het
berichtje komt. Reageer altijd op een berichtje van een ouder, zodat ze weten dat het gezien is. Is het
berichtje voor de leidinggevende bedoelt, geef dit dan aan de leidinggevende door.
Het is niet de bedoeling dat je de hele tijd met Bitcare in de weer bent, anders gaat het ten koste van
de aandacht en zorg voor de kinderen. Neem een vast moment op de dag waarop je de korte
persoonlijke stukjes per kind noteert. En vul het verder tussendoor aan met een foto, of activiteit.
Bitcare is een aanvulling op de overdracht naar de ouders. Persoonlijk contact bij het halen en
brengen blijft heel belangrijk.
43
Werkinstructie 23: Inplannen van de oudergesprekken
Het is een mentor taak om het jaarlijkse oudergesprek in te plannen. Je kunt voor het plannen van je
mentor gesprekken gebruik maken van de planningslijst oudergesprekken. Deze lijst kun je vinden in
Bitcare home locatie documenten
Vul deze lijst aan het begin van ieder jaar in. Nieuwe mentor kinderen die dat jaar komen kun je dan
later toevoegen.
Het eerste oudergesprek plan je in nadat een kind een half jaar bij ons is. Plan direct een maand in op
de lijst, als het kind komt wennen op de groep. Daarna wordt jaarlijks rond die datum het
oudergesprek gehouden. 1 maand voordat een kind naar de basisschool gaat wordt het exit gesprek
gepland. (zie werkinstructie 24).
v.b. Een kind komt in maart voor het eerst naar de opvang. Een half jaar later, in september wordt
het eerste oudergesprek gepland. De jaren daarop wordt rond september het oudergesprek voor dat
kind gepland. 1 maand voordat het kind naar de basisschool gaat wordt het exit gesprek gepland.
Staan er in september al meer kinderen voor een oudergesprek gepland, dan kun je het eerste
gesprek in augustus plannen. Als het eerste gesprek maar binnen een half jaar gepland wordt.
Als er tussen het laatst te plannen gesprek en het exit gesprek minder dan drie maanden ligt, kan er
in overleg met ouders voor gekozen worden om alleen het exit gesprek in te plannen. Doe dit echter
alleen als er geen speciale aandachtspunten zijn voor het kind.
Oudergesprek voorbereiden/kind observeren
Bekijk per maand welke oudergesprekken je moet doen. Bespreek met je collega`s je ingevulde
welbevinden observatie lijst. Vraag om een mentor gesprek met leidinggevende om de lijst door te
nemen, voordat je een gesprek met de ouders aanvraagt.
Maak een kopie van de observatielijst en geef die aan de ouders. Bewaar het origineel in het dossier (
digitaal of op papier) van het kind. Vraag of ze naar aanleiding van de lijst een gesprek willen. Als wij
het van belang vinden om een oudergesprek te houden, dan geven we aan dat wij graag een gesprek
willen. Als ouders geen gesprek willen, laat leidinggevende dit dan noteren in het digitaal kind
dossier en noteer dit zelf op je planningslijst oudergesprekken.
Plannen tijdstip oudergesprek
Een oudergesprek plan je op de dag dat het kindje naar de opvang komt. Op die manier hoeft de
ouder niet voor extra opvang te zorgen tijdens het gesprek, of is het kindje niet boventallig aanwezig
op de groep. Bij voorkeur binnen de diensttijden van degene die het oudergesprek voert. Er moet
echter wel een leidster (ervaren stagiaire) op de groep achter blijven die zich met de kinderen bezig
kan houden. (of vraag leidinggevende even op de groep te komen) Neem voor het voeren van het
oudergesprek ongeveer een half uur de tijd.
Geef ouders een aantal data en tijdstippen voor het oudergesprek waaruit ze kunnen kiezen.
44
Werkinstructie 24:
Gebruik overdrachtsformulieren basisschool
Niet eerder dan twee maanden voordat een kind naar de basisschool gaat plannen we het exit
gesprek dat we houden aan de hand van het overdrachtsformulier voor de basisschool. (voorbeeld
van deze overdrachtsformulieren zitten in bitcare home: locatie documenten)
Invullen overdrachtsformulier basisschool





Met 3 jaar en 10 mnd moet het overdrachtsformulier basisschool ingevuld worden. Gaat een
kind eerder weg ( door een verhuizing) of andere reden) b.v. met 3 jaar en 6 mnd, dan vullen
we het formulier eerder in. Scholen willen de informatie uit het overdrachtsformulier graag
hebben. Dit is belangrijk voor de doorgaande leerlijn.
Vul de observatielijst in, kijk goed naar het kind, weet je iets niet zeker, probeer het dan uit.
Laat het kind iets doen, waardoor je een goed antwoord op het observatiepunt kunt geven.
Laat de lijst nalezen en eventueel aanvullen door je collega.
Laat het ingevulde overdrachtsformulier aan leidinggevende lezen, na goedkeuring kan het
exitgesprek met ouders gepland worden, waarin het formulier besproken wordt.
Als ouders akkoord gaan met de inhoud van het verslag, moeten ze het ondertekenen. Geef
ouders een kopie mee naar huis. Het origineel aan leidinggevende geven, zodat het
opgestuurd kan worden naar de basisschool van het kind.
Willen ouders geen exitgesprek, vraag dan wel of ze akkoord gaan met de inhoud van het verslag, en
het willen ondertekenen, zodat we het naar de basisschool kunnen sturen.
45
Werkinstructie PM-er aankleding ruimtes en spelmateriaal
Werkinstructie 25:
Onderhoud spelmateriaal
Het binnen speelgoed wordt wekelijks schoongemaakt volgens een schoonmaaklijst ( hygiënebeleid)
Deze lijst zit in de groepsmap. Speelgoed dat kapot is en niet meer gerepareerd kan worden, wordt
weggegooid.
Speelgoed in de tuin wordt maandelijks gecontroleerd op o.a. slijtage of kapotte onderdelen via een
lijst. Deze lijst hangt in de schuur. Bij iedere maand staat de naam van de leidster die die maand zorg
de controle uitvoert. Tevens draagt diegene er zorg voor dat het speelgoed in de schuur netjes word
opgeborgen en spreekt collega`s erop aan als dat niet is gebeurd.
Beide lijsten kun je vinden in Bitcare home: locatie documenten
46
Werkinstructie 26:
Checklist aanwezigheid speelgoed
Twee keer per jaar maken we een inventarisatie voor nieuw aan te schaffen speelgoed.
(voorjaar/najaar) Hierbij maken we gebruik van de checklist aanwezigheid speelgoed, gebaseerd op
onderzoek van het NCKO. Naar aanleiding van de uitkomst, kijken we welk speelgoed vervangen of
gekocht moet worden.
Checklist aanwezigheid speelgoed
o 2 stuks zachte ondergrond ( b.v bank, mat kleed vloerbedekking)
o 10 stuks speelgoed van zacht materiaal waar kinderen gemakkelijk bij kunnen ( knisper
boekje, knuffel, bad boekje enz)
o Er is een knus hoekje, dat afgeschermd is tegen actief spel (rennen, springen) dit hoekje word
gebruikt om voor te lezen of ander rustig spel
Speelgoed voor baby`s ( fijne motoriek)
o Rammelaars
o Babygym
o Kleine knuffels
o Stapelringen
o In elkaar passende bakjes
o Bijtringen
o Speelgoed dat geluid geeft door ergens op te drukken
Dreumesen ( fijne motoriek)
o Grote rijgkralen
o Noppen en bord
o Eenvoudige puzzels
o Duplo
o Wasco/dikke potloden/ papier
o Dikke kwasten/vinger verf
Peuters ( fijne motoriek)
o Duplo/nopper/lego/ houten blokken (kan ook gebruikt worden voor rekenen ( meten/
tellen/bouwen)
o Wasco/potloden/papier
o Kwasten/vingerverf
o Kinderscharen
o Kleinere rijgkralen
o Grote borduurkaarten
o Treinrails/racebaan
o Hamertje tik
Materialen zijn van verschillende moeilijkheidsgraad. Voldoende bouwmaterialen, zodat er 2 of
meer kinderen tegelijk mee kunnen spelen. Bij de blokken staan de accessoires, zoals dieren,
poppetjes voertuige etc. Kinderen kunnen op een speciale plek hiermee spelen, buiten de looproute
om en op een stevige ondergrond
47
Knutselmaterialen
o Verf
o Klei en vormpjes
o Wasco
o Potloden
o Krijt
o Papier
o Scharen
o Kwasten
Muziek
o 1 x pd een muziek activiteit
o 2 muziekinstrumenten die de kinderen zelf kunnen pakken ( b.v tijdens vrij spel moment)
o Gevarieerde soorten muziek: b.v. instrumentale muziek (klassiek, modern), muziek uit
verschillende culturen, dans muziek, kinderliedjes
Rollenspel ( minimaal 8 door kinderen zelf te pakken ):
o Poppen
o Knuffels
o Potten/pannen
o Speelhuizen met accessoires
o Verkleedkleren
o Meubels op kindermaat
o Speelgoed eten
o Speelgoed bestek
o Poppenmeubels
o Speelgoed telefoon
o (Plastic) dieren
o Materialen laten etnische diversiteit zien
.
o Minimaal 3 platen, boeken of speeltjes die de natuur realistisch weergeven ( dus geen
fantasie of dieren uit stripverhalen of tekenfilms)
Rekenen/cijfers Minstens 2 per categorie
o Tellen
o Meten
o Vergelijken van hoeveelheden
o Herkennen van vormen
boeken
o een speciale boekenplek
o inhoud van de boeken is geschikt voor de leeftijd en het ontwikkelingsniveau
o minstens 10 boeken waar kinderen zelf bij kunnen ( dus eigenlijk 10 per ontwikkelingsniveau)
Doelloos/kosteloos materiaal
Verschillende materialen zonder directie functie, die kinderen kunnen gebruiken voor hun eigen
fantasie spel, b.v stukje leer. Kartonnen doos, touw, stokken/takken, enz
48
buitenspeelgoed ( grove motoriek)
o zowel vaste als verplaatsbare materialen voor actief lichamelijk spel
(klimrek/fietsjes)
o het materiaal stimuleert verschillende vaardigheden ( kruipen, balanceren, klimmen,
schommelen, balspel, fietsen.
o Het materiaal stimuleert verschillende vaardigheden op verschillende niveaus ( b.v fietsjes
met en zonder pedalen, ballen van verschillende groottes enz),
o Alle kinderen hebben minimaal 1 x per dag de mogelijkheid om buiten te spelen en minstens
2 x p.w contact met de natuur
49