Zin en onzin van de gevaren van kernenergie. Een kritische reflectie Universiteit Derde leeftijd N. Severijns – 11 februari 2014 Bij de splijting van uranium komt er zeer veel energie vrij. Meer dan een miljoen keer meer dan bij de verbranding van steenkool of aardgas. Dat is omdat de energie die bij de splijting van uranium vrijkomt het gevolg is van de welbekende formule van Einstein, E = mc2, energie (E) is gelijk aan massa (m) maal de lichtsnelheid (c) in het kwadraat. Om dat de lichtsnelheid zo groot is (ongeveer 300.000 km/s) levert het kleine beetje massa dat vrijkomt bij de splijting van uranium een grote hoeveelheid energie. Verbranding van steenkool of (aard)gas, daarentegen, is een chemisch proces, waarbij veel minder energie vrijkomt. Ons land produceerde in 2012 ongeveer 6 GW (GigaWatt; 6 miljard Watt) elektriciteit via kernenergie. Daarmee staat het op de 13de plaats wereldwijd. Deze 6 GW vertegenwoordigen 51% van de elektriciteitsproductie in ons land. Enkel Frankrijk (75%) en Slowakije (54%) gaan ons daarin voor. Door de kernramp in Fukushima in 2011 is kernenergie in het Westen erg onder druk komen te staan. Duitsland besliste om volledig uit kernenergie te stappen. In ons land werd al in 2003 beslist om tegen 2025 alle kerncentrales te sluiten. Of dat haalbaar zal zijn, zal nog moeten blijken. De meeste andere landen beslisten echter om door te gaan met kernenergie. Op dit ogenblik zijn er wereldwijd een 35-tal nieuwe reactoren in aanbouw, vooral in China. Kernenergie vereist erg strikte veiligheidsmaatregelen. Bij het smelten van de brandstof van een kernreactor zijn de gevolgen voor de bevolking in de wijde omgeving immers potentieel erg groot. De meeste reactoren van de huidige generatie (zoals ook deze die in ons land gebruikt worden) zijn voorzien van zodanige veiligheidsmaatregelen dat een fataal incident (kernsmelt) statistisch gezien maar eens in de 10.000 jaar zou optreden. Omdat een reactor maar typisch ongeveer 40 jaar gebruikt wordt lijkt dat een veilige marge. Maar intussen zijn er wereldwijd ongeveer 440 kernreactoren operationeel zodat je dan statistisch gezien één zwaar incident om de 23 jaar verwacht. Sinds het begin van de kernenergie, in het begin van de jaren 1970, dus bijna 45 jaar geleden, zijn er twee zeer ernstige incidenten geweest, in 1986 in Tsjernobyl (Rusland) en in 2011 in Fukishima (Japan) … Toch hadden beide incidenten kunnen vermeden worden. De kernramp in Tsjernobyl was het gevolg van een menselijke fout. Verder was de reactor van een verouderd en onveilig type waarover internationaal afspraken waren gemaakt om dit niet langer te gebruiken. Rusland had deze afspraken echter naast zich neer gelegd. De kernramp in Fukishima was het gevolg van een constructiefout. De dieselgeneratoren die voor noodstroom moesten zorgen nadat de centrale door het water overspoeld was (de vloedgolf na de aardbeving was 14 meter hoog, terwijl de beveiliging voorzien was op 10 meter) stonden opgesteld in de kelderverdieping, waardoor ze onmiddellijk onbruikbaar werden, met alle gevolgen van dien. In Doel is de centrale gebouwd op een hoogte van 4 meter boven het extreme Scheldewaterpeil van de grote storm in 1953. Bij een vloedgolf zullen de polders rond de centrale onder water lopen en niet de terreinen van de centrale zelf. Verder staan de noodgeneratoren op 60 meter boven de begane grond. Het aantal dodelijke slachtoffers van kernenergie is beperkt. Geschat wordt dat ongeveer 4.000 van de 650.000 personen die in Tsjernobyl en omgeving woonden, in een periode van 50 jaar na de ramp zullen sterven ten gevolge van de opgelopen straling. Voor Fukushima zullen dat slechts enkele personen zijn. Dat staat in schril contrast met de vele tienduizenden mijnwerkers die al zijn omgekomen bij de ontginning van steenkool voor steenkoolcentrales (en jaarlijks vallen er nog verschillende honderden doden, vooral in China); of met de ongeveer 1.000 verkeersslachtoffers per jaar in eigen land... Een kernramp heeft echter mogelijk gevolgen voor een groot gebied en voor een groot aantal personen, en daarom moet de veiligheid hier een absolute prioriteit zijn. Na de kernramp in Fukushima werden al onze kernreactoren aan “stress tests” uitgevoerd. Als er aan een reactor problemen of gebreken worden vastgesteld moet die onmiddellijk worden stilgelegd en het probleem grondig worden onderzocht, zoals gebeurd is toen de ‘scheurtjes’ werden opgemerkt. Absolute veiligheid kan men echter nooit en nergens garanderen. Momenteel zijn de drie belangrijkste bronnen van elektriciteit in ons land kernenergie, gas- en stoomcentrales en wind- en zonne-energie. In het ideale scenario wekken we al de elektriciteit die nu van kerncentrales komt met windmolens of zonnepanelen op. Maar in België laten zon en wind het te vaak afweten zodat een teveel van dergelijke installaties tot tekorten in de stroomvoorziening zou kunnen leiden. In principe kunnen we dan wel terecht bij Frankrijk, voor nucleaire stroom … (OK ?). Gas- en stoomcentrales hebben het grote voordeel dat ze, afhankelijk van de vraag naar elektriciteit, erg flexibel kunnen worden ingeschakeld en weer worden stilgelegd. Maar ze draaien op aardgas en produceren daardoor nog steeds de helft aan CO2 in vergelijking met een steenkoolcentrale. Kerncentrales zijn CO2-vrij en produceren een constante hoeveelheid stroom, maar hebben een hoger veiligheidsrisico. Misschien is de beste oplossing een mix van hernieuwbare energie, gas- en stoomcentrales en kerncentrales, waarbij men op basis van de zojuist geformuleerde voor- en nadelen tracht de CO2-emissie zo beperkt mogelijk en de prijs voor elektriciteit zo redelijk mogelijk te houden. Om de fractie hernieuwbare energie zo groot mogelijk te maken is echter een aanpak op Europese schaal nodig (bv. invoer van windenergie uit Denemarken en zonne-energie uit de landen aan de Middellandse Zee). De productie van hernieuwbare energie in ons land is nog veel te laag: vorig jaar zijn er in gans België maar 38 nieuwe windmolens geplaatst en slechts 70 van de 550 geplande windmolens op zee zijn al operationeel. De overheid zou ook meer geld moeten vrijmaken voor onderzoek en ontwikkeling rond hernieuwbare energie; onder andere voor windmolens met een hogere efficiëntie, en mogelijkheden om elektriciteit op te slaan en te transporteren (zie hierboven). Op termijn kunnen we de veiligheidsproblemen met kerncentrales misschien wel oplossen. We kunnen nu al kerncentrales bouwen die van een nog veiliger ontwerp zijn dan de huidige en een hoger rendement hebben. Daarnaast wordt in het Studiecentrum voor Kernenergie in Mol onderzoek verricht naar een ‘hybride’ kernreactor, die gekoppeld is aan een deeltjesversneller. Hierdoor wordt een kernsmelt onmogelijk én tegelijk kan het langlevend kernafval van uraniumreactoren als brandstof gebruikt worden, waardoor het wordt omgezet in afval dat nog maar 300 jaar radioactief blijft. Zo wordt kernenergie veel meer aanvaardbaar. Ten slotte kunnen we op langere termijn (tweede helft van deze eeuw) misschien overschakelen op kernfusie van waterstof, wat ook CO2-vrij is, geen kernafval produceert en ook vrij is van de risico’s van kernsplijting. De ideale energiebron voor de (verre) toekomst?
© Copyright 2024 ExpyDoc